De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 5 januari pagina 10

5 januari 1902 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. "No. 1280 De Venezuelanen avanceerden van 25V't tot 26%. In de Petroleum-groep schittert de koers der Gaboes-aand., die van 13 tot 19 pet. stegen. De oorzaak ? De directeur van de Dordt heeft bericht dat een 7-tal putten ia aangeboord, waarvan 4 petroleum van uitstekende kwaliteit en in loonende hoeveelheid produceeren. De be tee kenis van dit bericht is daarom voor de Gaboes belangrijk, omdat de bedoelde terreinen waarop de boringen succes hadden, zeer nabij het gebied van de Gaboes gelegen zyn. Om deze reden wordt verwacht dat ook de Gaboes betere tijd wacht. Het liquidatie-voorstel is daarom dan ook de vorige week verworpen. Gelukkig dat dit voorstel op de vorige vergadering niet kon behandeld worden, omdat een te gering aantal aandeelhouders was opgekomen. Lees ik door de regels van de berichten goed heen, dan schijnt het mij toe, dat einde lijk plannen tot samenwerking tusschen de Dordt, de Enim, 'de Shell en de Standard Oil, allengs meer ernstig worden overwogen. Dat is de goede weg door de Groene het aller eerst en voortdurend aangewezen tegenover bekrompen «industriëele" vaderlandsliefde. De anarchie in de productie make plaats voor orde en regelmaat. Voor geldbeleggers is a.s. Maandag gelegen heid in te schry'ven op 3'/J pCt. oblig, ten laste der Gemeente 's Graveniiage. De inschrij vingen tegen de hoogste koersen zullen worden aangenomen. Zouden zij die dit solide papier ernstig wen schen, niet kunnen inschrijven ^egen 98% ? D. STIGTER. B u's s u m, 2 Jan. 1902. ?miiniliiiiiHiiiiHiiiniiHiiiiiiiiiniiiiif iiiiimtiiiiitiiinimi BOEKAANKONDIGING. JOSHUA. SLOCÜM. Alleen in een zeilboot de Wereld rond. Voor Nederland bewerkt door C. CBAANDIJK. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink en Zoon. Een boek van derdehalfhonderd bladzijden -vol onwaarschijnlijkheden, die we toch voor goede munt moeten accepteeren? De schryver zegt op blz. 254 althans zeer serieus: «Zeer zeker, gevaren zy'n er ter zee zoowel als te land, naar God gaf verstand en bekwaamheid aan dea mensch om ze te trotseeren en tot een minimum te maken." Kapitein Joshua Slocum, de koene reiziger die als achtjarige bengel reeds by na verdronk, »aan beide zy'ien uit eene familie van zeelui," >zoon van een man, die by' schipbreuk op een onbewoond eiland, zy'n weg naar huis wel weer teruggevonden zou hebber, zoo hy' een zakmes bij zich had gehad en een boom had kunnen vinden" (bladz. 2); die meneer Slocum heeft als oud-zeeman een bizonderen lust in scheeps bouw en 't is z'n grootst verlangen, ean boot te maken zóó volmaakt als hy zich deze reeds jaren lang had gedacht. Een vriend wil hem zoo'n beetje voor den mal houden en doet hem een >schip" aan de hand, ean ouderwetsche zeil boot »uit de tijden van Olim" die al geruimen tyd op bet land had gezeten. De oud-zeeman neemt de oude Spray tot verbazing van alle omstanders onder banden en na zoowat ruim een jaar van werken en studeeren komt het wonderwerk klaar, en zelfs walvischvaarders «ijn van oordeel dat het «best werk" is; zy' achten de boot «zelfs sterk genoeg voor een ijsbreker". De beschrijving er van op blz. 5 -en 6 geeft dan ook een zeer solieden indruk i De vriend die op een proeftochtje meegaat, ia Verbaasd en verrukt; maar nog meer verbaasd B ieder die op dea 243ten April '95 den eenzamen man het anker ziet lichten, weldra Boston vrr achter zich latende met het doel, >de wereld rond te reizen". Deze reis wordt zeer opgewekt beschreven. Een enkele maal slechts is de wereldreiziger min of meer ongesteld, doch deze afwijking van den normalen toestand is meestal een gevolg van ongekende lekkernijen die hem door bewonderende menschen op verschillende landingsplaatsen worden cadeau gedaan. Overigens blyft de kapitein vry'wel dezelfde: «én pond zwaarder" en dus «dikker" dan toen hy Boston verliet, uiterlijk wel tien jaar jocger, ook naar z'n eigen gevoel, komt hy' den 27sten Juni '98 om n uur 's namiddags terug, «na een tocht van zes en veertig duizend mijlen om de wereld en eene afwezigheid van drie jaar en twee maanden, met twee dagen er by' om wat »op te komen," 't Ly'kt misschien wat vreemd, maar ook de Spray is by' de thuiskomst in nog beter con ditie dan tpen zy opgekalefaterd van Boston vertrok voor de groote reis. De boot is ZOQ flicht dat de pomp, vóór Australiëslechts weinig gebruikt, vandaar naar huis niet eens meer was opgetuigd geweest! Nieuwe werelddeelen heeft de heer Slocum niet ontdekt (blz. 246) hoogstwaarschijnlijk omdat er «geen werelddeelen meer te ontdekken waren." Toch deed de Spray eene ontdekking, deze: «dat zelfs de ergste zee niet zoo ver schrikkelijk is voor een welbestuurd schip.'' En trotsch voegt de verhaler er bij : »Gaen koning, geen land, geen schatkist werd voor de reis van de Spray aangesproken en zy volbracht alles wat zy van plan was geweest te ondernemen." Daarop volgt eene zeer dui delijke aanwyzing van wat er aan zoo'n ondernemii g voor den kapitein vooraf vastzat, waar by om denken moeit, wat hij niet mocht ver geten Hij getuigt ten slotte dat hy tevreden terugziet »op het weinige dat hij volbracht.'' Leuker kan 't al niet, in aar kapitein Slocum is een leuke .burger van de Veroenigde Staten." Op z'n «schip" is hy liefst alleen. Ia straat .Msgellan overwint hij gevaren waarby hy zich «plotseling herinnerde dat hy niet zwemmen kon l" Ean »oogenblik van kalme beraadslaging" met zichzelf helpt hem echter op glorieuse wy'ze weer geheel er bovenop. Als hij in Buenos-Ayres te vergeefs naar den man zoekt, die eens whisky en doodkisten ver kocht, is hy' eenig. Dat de Vuurlanders hem niet bizonder bevallen, is te begrijpen. Hit strooien van karpetspykers op het dek doet hen echter terugdeinzen nadat zy met hunne bloote voeljes in die spijkers hebben gedanst en gehuild «als een koppel jachthonden." Dat was een staaltje van goei beleid, maar sterk is die dappere man ook, hoor! Blz. 103 en 104 geven er zoo even terloops een ideeije van ! Op het eiland Juan Fernandez heeft hy veel schik met de kinderen. Hy vindt het daar dan ook »het grootste orgemak1' dat er geen school voor die lieve kleinen i?. Wel zou eene klasse er maar heel klein zijn, »maar iemand dis van oiiderw\jzen n van rust houdt, zou op Juan Fernandez voor een begrensden tijd een aangenaam leven lijden kunnen." Samoaansche mannen en vrouwen kunnen mooi zingen. De wy'fjes doen het voor den beleefden eenling gaarne en menigeen zou daar bij Vergeten hebben wat de Spray toekwam, doch onze kapitein ziet en hoort en merkt alies, doet alles en vergeet nooit iets. Leer zame mededeelingen van de leefwy'ze van dat volk geeft hij in z'n reisverhaal ten beste; BHtar die draaimolen ? en die zeenimfen ? Toch kan jong en oud dit boek gerust lezen want Slocum is een Gantleman in alles. Gaen wonder dat bij zich overal en ten allen tijde thuis voelt, ook by de eersten en eielen des lands. Als hy' wordt uitgenoodigd om voor volle zalen op te treden, bemerkt hy dat hy ook al «redevoeren" kan en dat het praten hem in 't geheel niet onhandig afgaat, al vindt hy het oneindig prettiger, weer voort te zeilen in afwachting wat het volgend oogenblik hem brengen zal. Ze honden hem dan ook nergers lang, al heeft hy er ook een «leven als in een sprookje" en wordt hij bewierookt en gevierd als .geen véór hem l Mr. Stanley «die zelf eens zeevaarder was" roemt hem als «een voorbeeld van geduld;" dat scheen «alle hens op dek" aangenaam te vinden; die beer wist ten minste wat zoo'n reis beteekendel Maar genoeg, om onze lezers en lezeressen tot eene kennismaking met dit boek vol. . . . waarlijk gebeurde dingen, ieder zal dit toe stemmen ! uit te lokken, 't Is voor jonge lieden, voor jongens vooral, een mooie ver zameling vertellingen, waarvan ik geen zoo grooten invloed vrees dat zy er hun lust tot avonturen door zullen voelen grooter worden. Zich zelf met dien moedigen kapitein op ne lijn te durven stellen, is toch wat al te dwaas! Men koope het gerust voor een geschenk en geniete er eens een uurtje van mee, als men niets beters te doen heeft. De 63 penteekeningen van den vertaler naar illustraties van Taomas Fogarly en George Varia"n tusschen den tekst zyn heel aardig, sommige zelfs bizonder goed. G. C. STELLINGWERF?JENTINK. Leeuwarder, 26 Nov. 1901. Allemansgading. Güillustreerd handboek voor het practische leven, onder redactie van J. A. H. JOCKIN, gepensioneerd kapitein der mariniers. Met medewer king van dr. Ph. Kooperberg, dr. R. J. Td. Meurer, dr. M. L. II. S. Menko, W.Richardson Bannernagel cand-notaris, mevr. C. J. W. van der Ploeg-Deggeler, B. Leefson Jzn. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. «Aan «Elck wat wils", zoo schrijft de Radactie, viel tot onze groote voldoening een goede ontvargst te beurt en vol vertrouwen werd dus de hand gelegd aan een werkja in den zelfden geest opgezet en uitgewerkt, dat onder den raam «Allemansgading" zyn weg zal moeten vinden in veler huisbibliotheek. Op volledigheid maakt het geen aanspraak, doch dat het duizenden een antwoori zal geven op een vraag van den dag, achten wy zeer waarscbynlyk. De redactie zegt hier geen woord te veel. Allemansgading geeft een schat van wetens waardigheden, waaraan ieder iets heeft. Over gezondheidsleer, den thermometer aan het ziekbed, medicinale gewichten en maten,training, het bewaren en verkoopen van levensmiddelen, vorm van de hand, de lynon van het gelaat, bet dansen, vreemde gezegden en spreek woorden, de etiquette, den Nederlander tégen over de Grondwet, wenken uit ons burgerlijk wetboek, leerplicht, rijksmunten, grondgebied en bevolking, de Europeesche vorster, sterkte der oorlogsvloten, de Europeesche grootmach ten enz. enz, licht dit boekje de lezers in. Prinsessen van Oranje en hare dochters in Frankrijk, door Jon. W. A NAUER. Schrijfster van «Naast de Kroon". Haar lem H D. Tjeenk Willink & Zoon 1901. Mejuffrouw Naber, die in samenwerking met mejuffrouw de Neve »de Vorstinnen van het Huis van Orar ja-Nassau" schetste, biedt ons thans aan de levensbeschrijvingen van die dochters des Zwijgers, welke door den loop der omstandigheden naar Frankrijk togen en aldaar zich huwelijkten aan de Tremcïlles, de Bouil lons en andere voorname geslachten. Derepro ductie eener photogrsfia van het kasteel Thouars en een vijftal portretten verhoogen de waarde van dit boek, hetwelk zeer zeker een algemeehe belangstelling waard is, vooral omdat de levens van de bier beschreven vrouwen zoo weinig bekend is. Blykbaar ontbreekt het der schrijfster niet aan groote ingenomenheid met deze princessen, en wellicht is het daaraan toe te schryven dat d.e portretten hier ons ietwat geflatteerd schynen. A. N. J. F. «Geschiedkundige verzamelingen" I. De Prinsen van Oranje Nassau in 's Gravenli ige. Penningen, medaillionp, draagteekens, miniaturen enz. door Jhr. C II. C. A. VAX SYPESTEYN. 's Gravenhage, Martinus Njjhiff, 1901. Terecht merkt de heer van Sijijesteijn inde voorrede van dit keurig uitgevoerde boekdeel op, dat zoovele Hollandsche curiosia, vooral de mooie, naar het buitenland zy'n verhuisd, waar steeds nieuwe musea verry'zen, terwyl vele allerbelangrijkste voorwerpen onnaspeurlijk zyn verdwenen. «Toch valt er nog veel te redden en te behouden verscheidene der beste in dit werk genoemde stukken werden op het buitenland veroverd", en zoo deelen wij vol komen den wensch van den schrijver, dat dit werk er iets toe moge bydragen om de liefde voor onze historischa herinneringen aan te wakkeren. De penningen enz., betrekking hebbende op de Orarje-Vorsten, die men als Hagenaars mag aanmerken, vormen hier ne sfdeeling van eeu overzicht, betrtffjnde alles wat op penningkundig en daaraan verwant gebied merkwaardig is voor de stal 's Gravenhage, hare inwoners en instellingen. Van Loon's standaardwerk en Dirks' repertorium dieuden als gidsen bij de beschryving van de bijna duizend penningen, alsmede van de medaillons, draagteekens der 18a eeuw, linten enz. Meer dan 70 voorwerpen zijn afgebeeld in i keurige reproducties. Op den omslag prijkt l een afbeelding naar een onbekend schilderij'ja j van E. Mutart, het stamslot der Nassau's voor! stellende. F. De DratMwestüin htt Ned.-ltul. leger, beschouwd o?er het tijdvak 1810?1901, door J. J. B. FASOY, kapt. inf. P. Noordhcft', 1901. Groningen. De heer Funoy wil den strijd tfgen het alcoholisme voortzetten, grootendeels naar aan leiding van de »ianklacht" in Dec. 1897 door den thans overledenen sergeant Waiirooy in den j C/ir. Geh. Onthouder'' geuit, welke aan klacht ten gevofge had, dat Dr. A. Kuyper. weinige dagen later in- de 2e kamer, een drie tal vragen tot den minister van Koloniën richtte, die daarop een onderzoek liet instellen. De heer Fanoy meent dat de resultaten van dat onderzoek niet zy'n gepubliceerd, doch niet twijfelachtig kunnen zyn. Waar Wanrooy sprak op grond van 'een 25-jarigen dienst als mindere, wil de heer Fanoy getuigen op grond van een 17-jarigen dienst als officier, en een daaraan yoorafgaanden 8 jarigen dienst als minder militair. «En waarom zal ik spreken?'' vraagt hy. sTen eerste om verkeerde begrippen weg te nemen en het kwaad te schetsen zooals het is, niet erger dan het is. Ten tweede om aan te toonen, dat men in gemoede haast alles gedaan heeft, wat men meende te kunnen doen, om het kwaad te bestry'dep, met de zeer beperkte middelen, waarover men kon beschikken en waarmede men niet veel meer kon bereiken dan eene bestry'ding »op papier1. Ten derde dat, en waarom, men zoo dikwerf mistastte in het uitvaardigen van «de voor schriften", die de middelen aangaven, waarmede men bet kwaad moest tegengaan. T«n vierde om te doen uitkomen, dat het niet alleen aan de voorschriften, maar bovenal aan de nalatigheid op het stuk van hare toepassing moet geweten worden, dat het Indi sche leger zich nogniet heeft kunnen verheffen boven het peil der ^onmatige" staande legers". Het boekje verdient zeker de belangstelling van velen, al zal htt niet een ieder overtuigen. Een aanWend woord, flat eipnlijfc niet meer nooflig is, De gedenkschriften van den Wowdseltool' meester, door P. ROSEGGEB, bewerkt door W. ZAALBEHO. Amst., Van Holkema & Warandorf. Wat is het toch een. rein genot, in onzen tyd van zooveel opgeschroefd kunstleven, en zooveel literarische prodnktie, die voor kunst moet doorgaan, een eenvoudig werk van een echten kunstenaar in zich op te nemen, dat de kenmerken van echte kunst in elke bladzijde verraadt. My althans heeft weer dit nieuwe werk van Rjaegger onweerstaanbaar geboeid, al is er niets bepaald modems in te vinden. De werken van Rosegger zyn eenvoudig kern gezond maar ons ongezond, ziekelyk ge slacht zoekt liever ook zijn aesthetiek in het ziekelijke, dan zich te sterken aan den frisschen levenwekkendt n stroom van zuivere volkspoëzie. Gelukkig dat die beoefend wordt, dat er nog dichters zijn bij de gratie Gods, die natuur en menschzijn nog willen en kunnen verheerlyken. Steeds meer, by eiken nieuwen roman aan het Tyroler bergleven gewijd, bevestigt zich Gsertruida Carelsen's woord over Rjsegger. >Aanvankelyk werd men by ons tot zy'n werken aangetrokken door den geur van groen en dennennaalden, maar gaandeweg leerde men inzien, met welk een diep voelend merschenkenner men in dezen romandichter te doen had.'' Ja, inderdaad, een diepvoelend menschenkenner, dat is Rosegger. Dat toont hy niet alleen door zijn bekende schoone en eigenaardige hoading tegenover de Los van Rjme-beweging onzer dagen. Maarniet minder zyn, de prachtbeelden van mensehenkarakters in zy'n romans Ook hier in deze Gedenk schriften zyn de natuurbeschrijvingen weder overweldigend schoon. Doch wie het beeld van den schoolmeester en den later daar in het hooggebergte door het volk geliefden priester weet te leekenen, zooals we bet hier voor ons hebben, hem is bovenal de gave geschonken van menschentypen te schetsen. Zalden heb ik voor mij iets schooners gelezen, dan het op bl. 142 1G3 voorkomende Antwoord van de Een samen. Dit bevat het beeld van een priester, zoo overheerlyk geschetst, als men van een schrijver slechts verlangen kan. Roseggers geliefde en ware voorstelling, dat goddelooze, ruwe menschen alleen door de zachte kracht van den godsdienst zy'n te be houden, wordt ook hier weder in allerlei typische beelden aangetoond. Wij aarzelen dan ook niet, het nieuwe werk in ieders handen te wenschen. De heer Zaalberg, de bewerker, heeft weder een zware en moei lijke taak verricht. Of het wy's van hem was, zyn vertaling met een soort zeliVerontschuldiging te willen goed maken, ik waet het niet Nu gaat men te meer letten op da fouten niet alleen van den schoolmeestersty'l, maar ook op de zijne tegen het Hollandsen taaleigen Helaas! die zyu nog steeds te veel oni op te noemen. Dr. Nijuoi'i''. Mijn Jezus. T ivaalf preeken door dr. Louis BiiULER 's G.-afenhaga, Drukkary' »Vrede". 1901. Voor her», die meenen mochten, dat een Tolstoiaai1, of, zooals deze prediker zelf zegt, een christan-anarchist, op den preekstoel ziuh zal vertoonen in een schrikwekkend kaïakter, is deze bundel een uitstekend middel tot her ziening dier raeening. Da voorrede leert, dat de uitgave juist bedoelt, te laten zien, dat de christen-anarchist een goede dosis nuchter verstand kan bezitten, met name aan histori sche kritische studiën er veel kan doen. Dat doel is, bij mij althans, volkomen bereikt. Als dat de gewone preekmanier is der christenanarchisten, dan kan men zeggen : wel wat dor, maar dan behoeft niemand zich ongerust te maken. Wat kan er minder schrik verwekken dan een istorisch-kritisch onderzoek naar een woord door Jezus werkelijk gezegd of niet gezegd V En dat is toch de hout Jinhoud van al dia twaalf preeken, zelfs van de preek over Gethsematé, ja zelfs van het woord vooraf gaande aan de avondmaalsciering. Il storischkritisch onderzoek voor en met de gemeente, besloten door een kort vermaan. Zóó tracht de preiiker «Zijn Jozus", vrucht van streng historisch onderzobk, te doen kennen aan zija hoorders. »Zijn Jezus". Ja, »Z y n". En die hooggeplaatst. Maar ook d e Jezus ? Ik vrees dat mannen als Ooit en van Minen de historische kritiek van dr. B. heel weinig anarchistisch vinden zullen. Ea wat piof. Tiele van dsrgely'ke »proeken" zeggen zou, dat zou ik wal eens willen weten. Waarom die bundel eeu christely'k-anarchistisch karakter zal dragen, heb ik niet kunnen opdiepen. Rseds voor veertig jaar ward over de evangelietraditie op gelijke manier gehan deld in zoogenaamde bijb llezing, of Hlmatencatechicatie of «lezingen" en werden de zod«ly'ke waarheden, blootgelegd in Jezus woord en daad, beschreven. Zal dat christelijk-anarchisme schuilen vooral in de preek over «Weerwraak en Weerloosheid", het geliefkoosd thema der Tolstoianen, waarin het »geen wet, geen tucht, geen straf, geen meester" als de uitdrukking van Jezus geest wordt aangewezen en ver heerlijkt 1 Ik zou dan willen vragen, of die vereerirg ook zóó ver gaat, dat de prediker de beschermende hand der maatschappij zou afweren van bv. zy'n kind een lief, onschuldig meisje waar hy zag dat het werd vervolgd door een »vuil individu", htiü!, en zou beletten dat de maatschappij de hand lei op dat mensen., ter bescherming van hem zelven tegen zich zelf? Christelijke anarchie ! Welk een zelfbedrog ! Welk een woord - gespeel! Ja, dat men de maatschappij vry wil van alle gezag en macht en wel, omdat men enkel de heer schappij w'' van denJezusgeest, te mooi. Daarover laat zich veel heerlyks zeggen. Maar te hopen is het, dat het christely'k anarchisme werkelijk zal bezitten den historisch-critischen zin van dezen prediker. Dan dreigt van dien kant de maatschappij geen gevaar. Deventer. Wr. ZAALBERG. IIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIICIIIII Den Heer J. W. N. WelEdd Geboren Heer, Naar aanleiding van uwe bespreking der zwarten-wit-tentoonstelling te Uirecht veroorloof ik my een paar bescheiden opmerkingen. In de eerste plaats: U spreekt van litho's van mevr. Baukema. Zijn het geen penteekeningen? De houtsnede van Vallottoa noemt u een litho. Tot aanvulling van wat u zegt over den kleuren druk naar Vincent diene dat het een houtsnede is van Emil Rudolf Weiss naar V. Dit zyn kleinigheden, niet waar ? Maar geen kleinigheid is uw laat ik het maar zacht noemen curieus oordeel over Dupont's por tret van Steinlen. U noemt dit »minder goed geslaagd'' omdat.. . omdat de heer J. W. N. «den passievollen maker van de vlotte, spontane teekeningen zich anders had voorgesteld dan dezen lyzigen, bedaarden man." Inderdaad : deze kritiek vind ik curieus. Nu kan ik er nog bijvoegen dat Steinlen werkelijk een heel-bedaarde, vriendelijke man is »cei homme au parier lent et doux, aux yeiu: lontains. Al ia dan ook dio *taci>urne un déatructeur." U mocht soms eens denken dat Steinlen het niet plezierig vindt «als zoo Ij'zig, bedaard" te zy'n vereewigd tot uw geruststelling diene dat hy' zelf en zyn vrouw zér met dit portret zyn irgenomen. Ten slotte wensch. ik iets hachelijks in deze dagen een Engelschman te verdedigen, nl. William Nicholson. Maar veiligheidshalve zal ik het toch maar laten doen door een Franschman en een Engelschman, doorOctave Uzanne en Gieeson White. Ik schiy'f hier af hun oordeel over de por tretten van Victoria en Whistler. «Ls portrait de la Queen est, sans contredit, Ie triomphe de la xylographie par silhouettes. C'est en Ie rencontrant du regard h Londre?, en juin dernier, a la vitrine des libraires que nous nous précipilfmes chez l'éditeur, M. Heinemanp, fouaillépar l'impatiente curiosit de ijuelques détails sur ce jaune et tonnant debutant et de contempler la série de ses oeuvres primitives. II i'ant voir une bonne preuvède la gravure sur bois du portrait de la Raine, pour se rendre compte exactement de ce que peuvent exprimer quelques ligues et un ep'.at de noir. Celie que ses sujets appellent, avec un familier respect, our old lady, se proirène souvent a pied, aceompagr.ee par son chien, un t/ci/, tres funny, Ji pattes courtes, aux longs poüs tombant terre; c'est sous eet aspect de sortie ii Windsor ou a Balmoral que l'artiste voulut fixar sur son bois 1'icoEe de sa souveraine; Ie mys'ère de l'art a voulu qu'il en no'at l'ane aussi. I/èloquence de la peinture la plus fouilléa se trouve galée, par cette modeste image, exacte comme une me daille, vocatrice comme une esquisse.... Whistler, Ie peintre Ie plus txtraordinaire de ce temps, se dressa erfii avec sa ii^ure sarcastlqae de persounage hotfnannefiiue, dans une attitude combative, tel un ccq sur ses ergots, et sun visaga d'Américain blagueur semble défi sr tous les sarcasme».... En Gleeson White schreef over diezelfde portretten: Tae portrait of Her M^j^ttj the (Jtuen, the first of the now famous seiies published in The New Review, which won instint fame for its author, has beeu the subject of »welldeservod eulogy... It is true that a few worthy people still regard it askance as a earicature, but these sime people adinire many atrocious chromolithographs of the venerable monarch, and are apparently blind to the true vulgariiy of their fnvourite represe&tations of the Qaeen. The simple fact remains that to rnany people not infamiliar with the greatest works of art, this portrait is tha most stately and tha most reverent of as y they have seen. Tae isolatiou of the fi^ure, its dïgnity and its domestieity, reveal the two aspects which have male our lady of Windsor the greatest fL/ure in modern E'.irope.... The portrait of mr. "Whistler shows no less distinctly different qualiiy. It is mr. Wüistler, and it would be hard to add ai.ythirg to that statement. For tha compltx personality that has impressed itself alike on foes and triends is not to be dtti.ied by ar;y statement in words so epigrammatic and complete aa is this coloured print." Wie nu gelijk heeft: U of de beide andere hesren, laat ik in hst midden. Ik vond het alleen noodig tegenover usv geringschatting dezer houtsnedsn het oordeel te stellen van een paar mannen, wien u toch zeker niet geheel en al ge/oel voor knnst zult ontzageen. Mit verschuldigde achticg U ff dw. Zwolle, 2i Dac. N. J. BEVERSEX. Aan den lieer N. J. Bscersen. Geachte Ilecr! Ejn enkel woord over uwe opmerkingen. Ojtmoadig beken ik de zonde, dat ik teakeningea van Mevr. Bjukama litho's heb genoemd ; ik was echter niet in de gelegenheid myn ge heugen to controleeren en den aar l dezer werken besprekende, vond ik ze in myn herinnering als litho's opgeteekend. Wat ik er echter van zeide, zult u wel toestemmen, was niet van het procédéafhankelijk. Dat ik de houtsnede van Valloton een lithografie noemde, zie, dat bezwaart my minder. Aan een. eenvoudige silhouette is het bijna niet te zien of züvan houfsnee of steenteekening afstamt en waar de catalogus zelf van een litho grafie spreekt, blykt het. dat anderen dio, beter dan ik b\j een enkel bezoek, het verschil konden opmerken, ook hierin hebben gefaald. Trouwens pok hier doet het procédéniets af, aan hetgeen ik over dit krappe werk zei. Zeer vriendelyk is uwe aanvulling: dat "de kleuren-druk'' naar Vincent een houtsnede is van Emil Rudolf Wéiss. Ik dank u voor da mededeeling, maar zie niet in, dat door deze reproductie in kleuren een »kleuren-druk" te noemen, wordt uitgesloten, dat het een hout snede is. Erger die domme catalogus, die het weer een lithografie noemt! U moge mijn oordeel over Duponi's portret van Steinlen curieus vinden, omdat ik een beeltenis, die naar myne meening het innerly'k wezen niet weergeeft «minder goed ge slaagd" durf noemen, watneer u mij een betere maatstaf ter beoordeelirjg van een por tret weet te geven, aanvaard ik die zeer gaarne. Zyn dit »Youx lointains ?" Ik kan ze niet anders dan saai vinden en de geheele opvatting van het portret, hoe m e,terlijk van uitvoering ook, vind ik rog orgemotiveerder, .als ik denk aan de levendige kry'tteekening, die Steinlea van Dupont maakte. Ik zou mij wel wachten in gewone gevallen my'n oordeel tegenover dat van een man als Steinlen te stellen, maar waar u zegt, dat hy en zy'ne vrouw zeer met dit portret zijn in genomen, vraag ik u, of zulk eene vriendelijke uitlating van een fijnvoelendartist, daarby' wellevend Franschmar, over zijn eigen portret door een goed vriend gemaakt, wel de zuiver ste toetssteen heeten mag. Uwe vrees om het in deze dagen voor een Engelsnhman op te nemen, wettigt het ver moeden, dat u mijn geringschatting van Nicholson's portretten aan pro- boersheid toe schrijft. Dat is toch heusch het geval niet, al stem ik ook niet in met het citaat van den autoriteit op kunstgebied GJeeson White :*our lady of Windsor the greatest figure in modern Europe..." En mocht ik er in het vervolg toe overgaan mijn oordeel te richten naar dat van toongevende critici in bet buitenland, dan zou ik toch liever ter schole gaan bij lieden, die wat meer ge matigdheid in hun bewondering aan den dag leggen dan uw waarde Engelschman doet voor zy'n vereerde koningin. Het kon toch voor komen, niet waar, dat ook hun waardeering in kunstzaken aan een kleine overschatting onderhevig was. U houde my' ten goede, dat ik vooralsnog maar op mijn eigen oogen vertrouw; ik van myn kant gun u als collectionneur dan gaarne het genoegen by uw kunstschatten ook de loftuitingen, zwart op wit, in vele talen te vergaren. Alleen spy't het my', dat ik u my'nerzijda met den bosten wil in zake Nicholgoa geen bydrage in dien geest leveren kan. U ff dw., J. W. N. Naar aanleiding van de bespreking ia het Weekblad ,,De Amsterdammer" over een laag uniform poi t-tarief voor postpakketten. No. 1278 van 22 December j.l. Da heer Mansholt houde mjj ten goede, dat ik zy'n cijfers controleer, cijfers die dienen moeten om een goede en nuttige aaatregel te bepleiten maar die niet mogen zijn, orjuist en onwaar voorgesteld. 3© Hy zegt: «Ik herinner slechts aan de Batuwsche meikersen, die in den afgeloopen zomer aldaar voor n cent per pond werden verkocht, terwijl alleen voor het vervoer van 8 pond 25 cents betaald moest worden" en verder: »de heele voorraad kersen der Bstuwe zou in een ommezien weg zyn, indien een manc'ja van 5 kilo door het geheele land verzonden zou kunnen worden voor 10 cent." Ook dan niet! De meikersen, die juister moeten heeten maaikersen, omdat ze in den maaityd typ zijn waren dezen zomer geen geld waard, omdat er alreeds handen te kort schoten voor den hocibouw; wat het zwaarste ia moet het zwaarste wegen. Als kruidenier kan ik den heer M. verder verzekeren dat hy met te betalen 35 cent voor l liter grauwe erwten, slechte en slecht kokende nog wel ! beet genomen is hetzij dan door den winkelier of een boodschaploopertja. Da gemiddelde prijs van erwten en boonen is 15 cent. Dien, prijs wil de heer M. voor den land bouwer ook bedingen, maar dan komt er nog' 20 cent porto en verpakking bij ! Als de heer M. bij gelegerhtid eers te Amsterdam komt, zy 't hem aanbevolen op onderzoek uit te gaan om zy'n eigen cijfers te controleeren. Thee kost in den groothandel thans 25 a 40 cent" is eenvoudig belachely'k. Er is van dat goed in den handel, maar dan zijn aard appelschillen, die hier dagelijks bij horiderdc zakken worden verhandeld voor varkensvcör: aardappelen. Als de heer M. in eenig dorp beneden een gulden per pond ellendig boctt als ttee gekocht heeft, dan raad ik hem te koopen thee ia afgepaste zakjes -van eene der vele bekende ruma's. i De heer M. is voorstander van cc operatie, j ondergeteekende ook; winkeliers eneenoverI groot deel der middenstand in de burgerij zy'n i tegenstanders; worden die tegenstanders nu | met onware voorstellingen overtuigd 't Immers j neen. 't Ia jammer dat de heer M. om te betoogen dat verlaging van postpakket'.arief is in het belang van de schatkist, in het belang van. de producenten en eindelijk in het belang van de consumenten, komt tot do conclusie: er wordt alsdan een groot aantal improductiave tusschenpersonen onnoodig. Och kom, allén door dat postpakkettariif 'l Dan zou het vigeerend tarief ock wel zoo iets uitgewerkt moeten hebban, zji het in mindere mate. Neen, geachte heer M. voor de consumptie artikelen behoeft u heusch geen verlagirgvan dat tarief te bepleiten, dat mag ik u verzekeren als winkelier van jarerlange ondervinding, 't is zoo eenvoudig niet om het geachte publiek zijn gewoonten, gebruiken af te leerer, t f te brengea tot nieuwe idem, in casu et operatie | en postpakketten. ,Eu allerminst mtt oijuitta voorstellingen. JAN EVEKS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl