Historisch Archief 1877-1940
AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
"No. 1280
De Venezuelanen avanceerden van 25V't tot
26%.
In de Petroleum-groep schittert de koers der
Gaboes-aand., die van 13 tot 19 pet. stegen. De
oorzaak ? De directeur van de Dordt heeft bericht
dat een 7-tal putten ia aangeboord, waarvan
4 petroleum van uitstekende kwaliteit en in
loonende hoeveelheid produceeren. De be tee
kenis van dit bericht is daarom voor de Gaboes
belangrijk, omdat de bedoelde terreinen waarop
de boringen succes hadden, zeer nabij het
gebied van de Gaboes gelegen zyn. Om deze
reden wordt verwacht dat ook de Gaboes betere
tijd wacht. Het liquidatie-voorstel is daarom
dan ook de vorige week verworpen. Gelukkig
dat dit voorstel op de vorige vergadering niet
kon behandeld worden, omdat een te gering
aantal aandeelhouders was opgekomen.
Lees ik door de regels van de berichten
goed heen, dan schijnt het mij toe, dat einde
lijk plannen tot samenwerking tusschen de
Dordt, de Enim, 'de Shell en de Standard
Oil, allengs meer ernstig worden overwogen.
Dat is de goede weg door de Groene het aller
eerst en voortdurend aangewezen tegenover
bekrompen «industriëele" vaderlandsliefde. De
anarchie in de productie make plaats voor
orde en regelmaat.
Voor geldbeleggers is a.s. Maandag gelegen
heid in te schry'ven op 3'/J pCt. oblig, ten
laste der Gemeente 's Graveniiage. De inschrij
vingen tegen de hoogste koersen zullen worden
aangenomen.
Zouden zij die dit solide papier ernstig wen
schen, niet kunnen inschrijven ^egen 98% ?
D. STIGTER.
B u's s u m, 2 Jan. 1902.
?miiniliiiiiHiiiiHiiiniiHiiiiiiiiiniiiiif
iiiiimtiiiiitiiinimi
BOEKAANKONDIGING.
JOSHUA. SLOCÜM. Alleen in een zeilboot de
Wereld rond. Voor Nederland bewerkt
door C. CBAANDIJK. Haarlem, H. D.
Tjeenk Willink en Zoon.
Een boek van derdehalfhonderd bladzijden
-vol onwaarschijnlijkheden, die we toch voor
goede munt moeten accepteeren? De schryver
zegt op blz. 254 althans zeer serieus: «Zeer
zeker, gevaren zy'n er ter zee zoowel als te
land, naar God gaf verstand en bekwaamheid
aan dea mensch om ze te trotseeren en tot
een minimum te maken."
Kapitein Joshua Slocum, de koene reiziger
die als achtjarige bengel reeds by na verdronk,
»aan beide zy'ien uit eene familie van zeelui,"
>zoon van een man, die by' schipbreuk op een
onbewoond eiland, zy'n weg naar huis wel weer
teruggevonden zou hebber, zoo hy' een zakmes
bij zich had gehad en een boom had kunnen
vinden" (bladz. 2); die meneer Slocum heeft
als oud-zeeman een bizonderen lust in scheeps
bouw en 't is z'n grootst verlangen, ean boot
te maken zóó volmaakt als hy zich deze reeds
jaren lang had gedacht. Een vriend wil hem
zoo'n beetje voor den mal houden en doet hem
een >schip" aan de hand, ean ouderwetsche zeil
boot »uit de tijden van Olim" die al geruimen
tyd op bet land had gezeten. De oud-zeeman
neemt de oude Spray tot verbazing van alle
omstanders onder banden en na zoowat ruim
een jaar van werken en studeeren komt het
wonderwerk klaar, en zelfs walvischvaarders
«ijn van oordeel dat het «best werk" is; zy'
achten de boot «zelfs sterk genoeg voor een
ijsbreker". De beschrijving er van op blz. 5
-en 6 geeft dan ook een zeer solieden indruk i
De vriend die op een proeftochtje meegaat, ia
Verbaasd en verrukt; maar nog meer verbaasd
B ieder die op dea 243ten April '95 den
eenzamen man het anker ziet lichten, weldra
Boston vrr achter zich latende met het doel,
>de wereld rond te reizen".
Deze reis wordt zeer opgewekt beschreven.
Een enkele maal slechts is de wereldreiziger
min of meer ongesteld, doch deze afwijking
van den normalen toestand is meestal een
gevolg van ongekende lekkernijen die hem
door bewonderende menschen op verschillende
landingsplaatsen worden cadeau gedaan.
Overigens blyft de kapitein vry'wel dezelfde:
«én pond zwaarder" en dus «dikker" dan
toen hy Boston verliet, uiterlijk wel tien jaar
jocger, ook naar z'n eigen gevoel, komt hy'
den 27sten Juni '98 om n uur 's namiddags
terug, «na een tocht van zes en veertig duizend
mijlen om de wereld en eene afwezigheid van
drie jaar en twee maanden, met twee dagen
er by' om wat »op te komen,"
't Ly'kt misschien wat vreemd, maar ook de
Spray is by' de thuiskomst in nog beter con
ditie dan tpen zy opgekalefaterd van Boston
vertrok voor de groote reis. De boot is ZOQ
flicht dat de pomp, vóór Australiëslechts
weinig gebruikt, vandaar naar huis niet eens
meer was opgetuigd geweest!
Nieuwe werelddeelen heeft de heer Slocum
niet ontdekt (blz. 246) hoogstwaarschijnlijk
omdat er «geen werelddeelen meer te ontdekken
waren." Toch deed de Spray eene ontdekking,
deze: «dat zelfs de ergste zee niet zoo ver
schrikkelijk is voor een welbestuurd schip.''
En trotsch voegt de verhaler er bij : »Gaen
koning, geen land, geen schatkist werd voor
de reis van de Spray aangesproken en zy
volbracht alles wat zy van plan was geweest
te ondernemen." Daarop volgt eene zeer dui
delijke aanwyzing van wat er aan zoo'n
ondernemii g voor den kapitein vooraf vastzat, waar
by om denken moeit, wat hij niet mocht ver
geten Hij getuigt ten slotte dat hy tevreden
terugziet »op het weinige dat hij volbracht.''
Leuker kan 't al niet, in aar kapitein Slocum
is een leuke .burger van de Veroenigde Staten."
Op z'n «schip" is hy liefst alleen. Ia straat
.Msgellan overwint hij gevaren waarby hy zich
«plotseling herinnerde dat hy niet zwemmen
kon l" Ean »oogenblik van kalme beraadslaging"
met zichzelf helpt hem echter op glorieuse
wy'ze weer geheel er bovenop. Als hij in
Buenos-Ayres te vergeefs naar den man
zoekt, die eens whisky en doodkisten ver
kocht, is hy' eenig. Dat de Vuurlanders hem
niet bizonder bevallen, is te begrijpen. Hit
strooien van karpetspykers op het dek doet
hen echter terugdeinzen nadat zy met hunne
bloote voeljes in die spijkers hebben gedanst
en gehuild «als een koppel jachthonden." Dat
was een staaltje van goei beleid, maar sterk
is die dappere man ook, hoor! Blz. 103 en
104 geven er zoo even terloops een ideeije van !
Op het eiland Juan Fernandez heeft hy veel
schik met de kinderen. Hy vindt het daar
dan ook »het grootste orgemak1' dat er geen
school voor die lieve kleinen i?. Wel zou
eene klasse er maar heel klein zijn, »maar
iemand dis van oiiderw\jzen n van rust houdt,
zou op Juan Fernandez voor een begrensden
tijd een aangenaam leven lijden kunnen."
Samoaansche mannen en vrouwen kunnen
mooi zingen. De wy'fjes doen het voor den
beleefden eenling gaarne en menigeen zou daar
bij Vergeten hebben wat de Spray toekwam,
doch onze kapitein ziet en hoort en merkt
alies, doet alles en vergeet nooit iets. Leer
zame mededeelingen van de leefwy'ze van dat
volk geeft hij in z'n reisverhaal ten beste;
BHtar die draaimolen ? en die zeenimfen ?
Toch kan jong en oud dit boek gerust lezen
want Slocum is een Gantleman in alles. Gaen
wonder dat bij zich overal en ten allen tijde
thuis voelt, ook by de eersten en eielen des
lands. Als hy' wordt uitgenoodigd om voor
volle zalen op te treden, bemerkt hy dat hy
ook al «redevoeren" kan en dat het praten
hem in 't geheel niet onhandig afgaat, al vindt
hy het oneindig prettiger, weer voort te zeilen
in afwachting wat het volgend oogenblik hem
brengen zal. Ze honden hem dan ook nergers
lang, al heeft hy er ook een «leven als in een
sprookje" en wordt hij bewierookt en gevierd
als .geen véór hem l Mr. Stanley «die zelf eens
zeevaarder was" roemt hem als «een voorbeeld
van geduld;" dat scheen «alle hens op dek"
aangenaam te vinden; die beer wist ten minste
wat zoo'n reis beteekendel
Maar genoeg, om onze lezers en lezeressen
tot eene kennismaking met dit boek vol. . . .
waarlijk gebeurde dingen, ieder zal dit toe
stemmen ! uit te lokken, 't Is voor jonge
lieden, voor jongens vooral, een mooie ver
zameling vertellingen, waarvan ik geen zoo
grooten invloed vrees dat zy er hun lust tot
avonturen door zullen voelen grooter worden.
Zich zelf met dien moedigen kapitein op ne
lijn te durven stellen, is toch wat al te dwaas!
Men koope het gerust voor een geschenk en
geniete er eens een uurtje van mee, als men
niets beters te doen heeft.
De 63 penteekeningen van den vertaler naar
illustraties van Taomas Fogarly en George
Varia"n tusschen den tekst zyn heel aardig,
sommige zelfs bizonder goed.
G. C. STELLINGWERF?JENTINK.
Leeuwarder, 26 Nov. 1901.
Allemansgading. Güillustreerd handboek
voor het practische leven, onder redactie
van J. A. H. JOCKIN, gepensioneerd
kapitein der mariniers. Met medewer
king van dr. Ph. Kooperberg, dr. R. J.
Td. Meurer, dr. M. L. II. S. Menko,
W.Richardson Bannernagel cand-notaris,
mevr. C. J. W. van der Ploeg-Deggeler,
B. Leefson Jzn. Amsterdam, Van
Holkema & Warendorf.
«Aan «Elck wat wils", zoo schrijft de Radactie,
viel tot onze groote voldoening een goede
ontvargst te beurt en vol vertrouwen werd
dus de hand gelegd aan een werkja in den
zelfden geest opgezet en uitgewerkt, dat onder
den raam «Allemansgading" zyn weg zal
moeten vinden in veler huisbibliotheek.
Op volledigheid maakt het geen aanspraak,
doch dat het duizenden een antwoori zal
geven op een vraag van den dag, achten wy
zeer waarscbynlyk.
De redactie zegt hier geen woord te veel.
Allemansgading geeft een schat van wetens
waardigheden, waaraan ieder iets heeft.
Over gezondheidsleer, den thermometer aan het
ziekbed, medicinale gewichten en maten,training,
het bewaren en verkoopen van levensmiddelen,
vorm van de hand, de lynon van het gelaat,
bet dansen, vreemde gezegden en spreek
woorden, de etiquette, den Nederlander tégen
over de Grondwet, wenken uit ons burgerlijk
wetboek, leerplicht, rijksmunten, grondgebied
en bevolking, de Europeesche vorster, sterkte
der oorlogsvloten, de Europeesche grootmach
ten enz. enz, licht dit boekje de lezers in.
Prinsessen van Oranje en hare dochters
in Frankrijk, door Jon. W. A NAUER.
Schrijfster van «Naast de Kroon". Haar
lem H D. Tjeenk Willink & Zoon 1901.
Mejuffrouw Naber, die in samenwerking met
mejuffrouw de Neve »de Vorstinnen van het
Huis van Orar ja-Nassau" schetste, biedt ons
thans aan de levensbeschrijvingen van die
dochters des Zwijgers, welke door den loop der
omstandigheden naar Frankrijk togen en aldaar
zich huwelijkten aan de Tremcïlles, de Bouil
lons en andere voorname geslachten. Derepro
ductie eener photogrsfia van het kasteel Thouars
en een vijftal portretten verhoogen de waarde
van dit boek, hetwelk zeer zeker een
algemeehe belangstelling waard is, vooral omdat
de levens van de bier beschreven vrouwen zoo
weinig bekend is. Blykbaar ontbreekt het der
schrijfster niet aan groote ingenomenheid met
deze princessen, en wellicht is het daaraan
toe te schryven dat d.e portretten hier ons ietwat
geflatteerd schynen.
A. N. J. F.
«Geschiedkundige verzamelingen" I.
De Prinsen van Oranje Nassau in
's Gravenli ige. Penningen, medaillionp,
draagteekens, miniaturen enz. door Jhr.
C II. C. A. VAX SYPESTEYN. 's
Gravenhage, Martinus Njjhiff, 1901.
Terecht merkt de heer van Sijijesteijn inde
voorrede van dit keurig uitgevoerde boekdeel
op, dat zoovele Hollandsche curiosia, vooral de
mooie, naar het buitenland zy'n verhuisd, waar
steeds nieuwe musea verry'zen, terwyl vele
allerbelangrijkste voorwerpen onnaspeurlijk zyn
verdwenen. «Toch valt er nog veel te redden
en te behouden verscheidene der beste in
dit werk genoemde stukken werden op het
buitenland veroverd", en zoo deelen wij vol
komen den wensch van den schrijver, dat dit
werk er iets toe moge bydragen om de liefde
voor onze historischa herinneringen aan te
wakkeren.
De penningen enz., betrekking hebbende op
de Orarje-Vorsten, die men als Hagenaars mag
aanmerken, vormen hier ne sfdeeling van eeu
overzicht, betrtffjnde alles wat op
penningkundig en daaraan verwant gebied merkwaardig
is voor de stal 's Gravenhage, hare inwoners
en instellingen. Van Loon's standaardwerk en
Dirks' repertorium dieuden als gidsen bij de
beschryving van de bijna duizend penningen,
alsmede van de medaillons, draagteekens der
18a eeuw, linten enz.
Meer dan 70 voorwerpen zijn afgebeeld in
i keurige reproducties. Op den omslag prijkt
l een afbeelding naar een onbekend schilderij'ja
j van E. Mutart, het stamslot der Nassau's
voor! stellende.
F.
De DratMwestüin htt Ned.-ltul. leger,
beschouwd o?er het tijdvak 1810?1901,
door J. J. B. FASOY, kapt. inf. P.
Noordhcft', 1901. Groningen.
De heer Funoy wil den strijd tfgen het
alcoholisme voortzetten, grootendeels naar aan
leiding van de »ianklacht" in Dec. 1897 door
den thans overledenen sergeant Waiirooy in
den j C/ir. Geh. Onthouder'' geuit, welke aan
klacht ten gevofge had, dat Dr. A. Kuyper.
weinige dagen later in- de 2e kamer, een drie
tal vragen tot den minister van Koloniën
richtte, die daarop een onderzoek liet instellen.
De heer Fanoy meent dat de resultaten van
dat onderzoek niet zy'n gepubliceerd, doch
niet twijfelachtig kunnen zyn. Waar Wanrooy
sprak op grond van 'een 25-jarigen dienst als
mindere, wil de heer Fanoy getuigen op grond
van een 17-jarigen dienst als officier, en een
daaraan yoorafgaanden 8 jarigen dienst als
minder militair.
«En waarom zal ik spreken?'' vraagt hy.
sTen eerste om verkeerde begrippen weg
te nemen en het kwaad te schetsen zooals het
is, niet erger dan het is.
Ten tweede om aan te toonen, dat men in
gemoede haast alles gedaan heeft, wat men
meende te kunnen doen, om het kwaad te
bestry'dep, met de zeer beperkte middelen,
waarover men kon beschikken en waarmede
men niet veel meer kon bereiken dan eene
bestry'ding »op papier1.
Ten derde dat, en waarom, men zoo dikwerf
mistastte in het uitvaardigen van «de voor
schriften", die de middelen aangaven, waarmede
men bet kwaad moest tegengaan.
T«n vierde om te doen uitkomen, dat het
niet alleen aan de voorschriften, maar bovenal
aan de nalatigheid op het stuk van hare
toepassing moet geweten worden, dat het Indi
sche leger zich nogniet heeft kunnen verheffen
boven het peil der ^onmatige" staande legers".
Het boekje verdient zeker de belangstelling
van velen, al zal htt niet een ieder overtuigen.
Een aanWend woord, flat eipnlijfc niet
meer nooflig is,
De gedenkschriften van den
Wowdseltool' meester, door P. ROSEGGEB, bewerkt door
W. ZAALBEHO. Amst., Van Holkema &
Warandorf.
Wat is het toch een. rein genot, in onzen
tyd van zooveel opgeschroefd kunstleven, en
zooveel literarische prodnktie, die voor kunst
moet doorgaan, een eenvoudig werk van een
echten kunstenaar in zich op te nemen, dat
de kenmerken van echte kunst in elke bladzijde
verraadt. My althans heeft weer dit nieuwe
werk van Rjaegger onweerstaanbaar geboeid,
al is er niets bepaald modems in te vinden.
De werken van Rosegger zyn eenvoudig kern
gezond maar ons ongezond, ziekelyk ge
slacht zoekt liever ook zijn aesthetiek in het
ziekelijke, dan zich te sterken aan den frisschen
levenwekkendt n stroom van zuivere volkspoëzie.
Gelukkig dat die beoefend wordt, dat er nog
dichters zijn bij de gratie Gods, die natuur
en menschzijn nog willen en kunnen
verheerlyken. Steeds meer, by eiken nieuwen roman
aan het Tyroler bergleven gewijd, bevestigt
zich Gsertruida Carelsen's woord over Rjsegger.
>Aanvankelyk werd men by ons tot zy'n werken
aangetrokken door den geur van groen en
dennennaalden, maar gaandeweg leerde men
inzien, met welk een diep voelend
merschenkenner men in dezen romandichter te doen
had.'' Ja, inderdaad, een diepvoelend
menschenkenner, dat is Rosegger. Dat toont hy
niet alleen door zijn bekende schoone en
eigenaardige hoading tegenover de Los van
Rjme-beweging onzer dagen. Maarniet minder
zyn, de prachtbeelden van mensehenkarakters
in zy'n romans Ook hier in deze Gedenk
schriften zyn de natuurbeschrijvingen weder
overweldigend schoon. Doch wie het beeld
van den schoolmeester en den later daar in
het hooggebergte door het volk geliefden
priester weet te leekenen, zooals we bet hier
voor ons hebben, hem is bovenal de gave
geschonken van menschentypen te schetsen.
Zalden heb ik voor mij iets schooners gelezen,
dan het op bl. 142 1G3 voorkomende Antwoord
van de Een samen. Dit bevat het beeld van
een priester, zoo overheerlyk geschetst, als
men van een schrijver slechts verlangen kan.
Roseggers geliefde en ware voorstelling, dat
goddelooze, ruwe menschen alleen door de
zachte kracht van den godsdienst zy'n te be
houden, wordt ook hier weder in allerlei
typische beelden aangetoond.
Wij aarzelen dan ook niet, het nieuwe werk
in ieders handen te wenschen. De heer Zaalberg,
de bewerker, heeft weder een zware en moei
lijke taak verricht. Of het wy's van hem was,
zyn vertaling met een soort
zeliVerontschuldiging te willen goed maken, ik waet het niet
Nu gaat men te meer letten op da fouten niet
alleen van den schoolmeestersty'l, maar ook op
de zijne tegen het Hollandsen taaleigen Helaas!
die zyu nog steeds te veel oni op te noemen.
Dr. Nijuoi'i''.
Mijn Jezus. T ivaalf preeken door dr. Louis
BiiULER 's G.-afenhaga, Drukkary'
»Vrede". 1901.
Voor her», die meenen mochten, dat een
Tolstoiaai1, of, zooals deze prediker zelf zegt,
een christan-anarchist, op den preekstoel ziuh
zal vertoonen in een schrikwekkend kaïakter,
is deze bundel een uitstekend middel tot her
ziening dier raeening. Da voorrede leert, dat
de uitgave juist bedoelt, te laten zien, dat de
christen-anarchist een goede dosis nuchter
verstand kan bezitten, met name aan histori
sche kritische studiën er veel kan doen.
Dat doel is, bij mij althans, volkomen bereikt.
Als dat de gewone preekmanier is der
christenanarchisten, dan kan men zeggen : wel wat dor,
maar dan behoeft niemand zich ongerust te
maken. Wat kan er minder schrik verwekken
dan een istorisch-kritisch onderzoek naar een
woord door Jezus werkelijk gezegd of niet
gezegd V En dat is toch de hout Jinhoud van
al dia twaalf preeken, zelfs van de preek over
Gethsematé, ja zelfs van het woord vooraf
gaande aan de avondmaalsciering. Il
storischkritisch onderzoek voor en met de gemeente,
besloten door een kort vermaan.
Zóó tracht de preiiker «Zijn Jozus", vrucht
van streng historisch onderzobk, te doen
kennen aan zija hoorders. »Zijn Jezus". Ja,
»Z y n". En die hooggeplaatst. Maar ook d e
Jezus ? Ik vrees dat mannen als Ooit en
van Minen de historische kritiek van dr. B.
heel weinig anarchistisch vinden zullen. Ea
wat piof. Tiele van dsrgely'ke »proeken"
zeggen zou, dat zou ik wal eens willen weten.
Waarom die bundel eeu
christely'k-anarchistisch karakter zal dragen, heb ik niet kunnen
opdiepen. Rseds voor veertig jaar ward over
de evangelietraditie op gelijke manier gehan
deld in zoogenaamde bijb llezing, of
Hlmatencatechicatie of «lezingen" en werden de zod«ly'ke
waarheden, blootgelegd in Jezus woord en daad,
beschreven. Zal dat christelijk-anarchisme
schuilen vooral in de preek over «Weerwraak
en Weerloosheid", het geliefkoosd thema der
Tolstoianen, waarin het »geen wet, geen tucht,
geen straf, geen meester" als de uitdrukking
van Jezus geest wordt aangewezen en ver
heerlijkt 1 Ik zou dan willen vragen, of die
vereerirg ook zóó ver gaat, dat de prediker
de beschermende hand der maatschappij zou
afweren van bv. zy'n kind een lief, onschuldig
meisje waar hy zag dat het werd vervolgd
door een »vuil individu", htiü!, en zou beletten
dat de maatschappij de hand lei op dat mensen.,
ter bescherming van hem zelven tegen zich zelf?
Christelijke anarchie ! Welk een zelfbedrog !
Welk een woord - gespeel! Ja, dat men de
maatschappij vry wil van alle gezag en macht
en wel, omdat men enkel de heer
schappij w'' van denJezusgeest,
te mooi. Daarover laat zich veel heerlyks
zeggen. Maar te hopen is het, dat het
christely'k anarchisme werkelijk zal bezitten den
historisch-critischen zin van dezen prediker.
Dan dreigt van dien kant de maatschappij
geen gevaar.
Deventer. Wr. ZAALBERG.
IIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIICIIIII
Den Heer J. W. N.
WelEdd Geboren Heer,
Naar aanleiding van uwe bespreking der
zwarten-wit-tentoonstelling te Uirecht veroorloof ik
my een paar bescheiden opmerkingen.
In de eerste plaats: U spreekt van litho's van
mevr. Baukema. Zijn het geen penteekeningen?
De houtsnede van Vallottoa noemt u een litho.
Tot aanvulling van wat u zegt over den kleuren
druk naar Vincent diene dat het een houtsnede
is van Emil Rudolf Weiss naar V.
Dit zyn kleinigheden, niet waar ? Maar geen
kleinigheid is uw laat ik het maar zacht
noemen curieus oordeel over Dupont's por
tret van Steinlen. U noemt dit »minder goed
geslaagd'' omdat.. . omdat de heer J. W. N.
«den passievollen maker van de vlotte, spontane
teekeningen zich anders had voorgesteld dan
dezen lyzigen, bedaarden man." Inderdaad :
deze kritiek vind ik curieus. Nu kan ik
er nog bijvoegen dat Steinlen werkelijk een
heel-bedaarde, vriendelijke man is »cei homme
au parier lent et doux, aux yeiu: lontains.
Al ia dan ook dio *taci>urne un déatructeur."
U mocht soms eens denken dat Steinlen het
niet plezierig vindt «als zoo Ij'zig, bedaard"
te zy'n vereewigd tot uw geruststelling diene
dat hy' zelf en zyn vrouw zér met dit portret
zyn irgenomen.
Ten slotte wensch. ik iets hachelijks in
deze dagen een Engelschman te verdedigen,
nl. William Nicholson. Maar veiligheidshalve
zal ik het toch maar laten doen door een
Franschman en een Engelschman, doorOctave
Uzanne en Gieeson White.
Ik schiy'f hier af hun oordeel over de por
tretten van Victoria en Whistler.
«Ls portrait de la Queen est, sans contredit,
Ie triomphe de la xylographie par silhouettes.
C'est en Ie rencontrant du regard h Londre?,
en juin dernier, a la vitrine des libraires que
nous nous précipilfmes chez l'éditeur, M.
Heinemanp, fouaillépar l'impatiente curiosit
de ijuelques détails sur ce jaune et tonnant
debutant et de contempler la série de ses
oeuvres primitives. II i'ant voir une bonne
preuvède la gravure sur bois du portrait de
la Raine, pour se rendre compte exactement de
ce que peuvent exprimer quelques ligues et
un ep'.at de noir. Celie que ses sujets appellent,
avec un familier respect, our old lady, se
proirène souvent a pied, aceompagr.ee par son
chien, un t/ci/, tres funny, Ji pattes courtes,
aux longs poüs tombant terre; c'est sous
eet aspect de sortie ii Windsor ou a Balmoral
que l'artiste voulut fixar sur son bois 1'icoEe
de sa souveraine; Ie mys'ère de l'art a voulu
qu'il en no'at l'ane aussi. I/èloquence de la
peinture la plus fouilléa se trouve galée, par
cette modeste image, exacte comme une me
daille, vocatrice comme une esquisse....
Whistler, Ie peintre Ie plus txtraordinaire
de ce temps, se dressa erfii avec sa ii^ure
sarcastlqae de persounage hotfnannefiiue, dans
une attitude combative, tel un ccq sur ses ergots,
et sun visaga d'Américain blagueur semble
défi sr tous les sarcasme»....
En Gleeson White schreef over diezelfde
portretten:
Tae portrait of Her M^j^ttj the (Jtuen, the
first of the now famous seiies published in
The New Review, which won instint fame for
its author, has beeu the subject of
»welldeservod eulogy... It is true that a few worthy
people still regard it askance as a earicature,
but these sime people adinire many atrocious
chromolithographs of the venerable monarch,
and are apparently blind to the true vulgariiy
of their fnvourite represe&tations of the Qaeen.
The simple fact remains that to rnany people
not infamiliar with the greatest works of art,
this portrait is tha most stately and tha most
reverent of as y they have seen. Tae isolatiou
of the fi^ure, its dïgnity and its domestieity,
reveal the two aspects which have male our
lady of Windsor the greatest fL/ure in modern
E'.irope....
The portrait of mr. "Whistler shows no less
distinctly different qualiiy. It is mr. Wüistler,
and it would be hard to add ai.ythirg to that
statement. For tha compltx personality that
has impressed itself alike on foes and triends
is not to be dtti.ied by ar;y statement in words
so epigrammatic and complete aa is this coloured
print."
Wie nu gelijk heeft: U of de beide andere
hesren, laat ik in hst midden. Ik vond het
alleen noodig tegenover usv geringschatting
dezer houtsnedsn het oordeel te stellen van
een paar mannen, wien u toch zeker niet
geheel en al ge/oel voor knnst zult ontzageen.
Mit verschuldigde achticg
U ff dw.
Zwolle, 2i Dac. N. J. BEVERSEX.
Aan den lieer N. J. Bscersen.
Geachte Ilecr!
Ejn enkel woord over uwe opmerkingen.
Ojtmoadig beken ik de zonde, dat ik
teakeningea van Mevr. Bjukama litho's heb genoemd ;
ik was echter niet in de gelegenheid myn ge
heugen to controleeren en den aar l dezer werken
besprekende, vond ik ze in myn herinnering
als litho's opgeteekend. Wat ik er echter van
zeide, zult u wel toestemmen, was niet van
het procédéafhankelijk.
Dat ik de houtsnede van Valloton een
lithografie noemde, zie, dat bezwaart my minder.
Aan een. eenvoudige silhouette is het bijna niet
te zien of züvan houfsnee of steenteekening
afstamt en waar de catalogus zelf van een litho
grafie spreekt, blykt het. dat anderen dio, beter
dan ik b\j een enkel bezoek, het verschil konden
opmerken, ook hierin hebben gefaald. Trouwens
pok hier doet het procédéniets af, aan hetgeen
ik over dit krappe werk zei.
Zeer vriendelyk is uwe aanvulling: dat "de
kleuren-druk'' naar Vincent een houtsnede is
van Emil Rudolf Wéiss. Ik dank u voor da
mededeeling, maar zie niet in, dat door deze
reproductie in kleuren een »kleuren-druk" te
noemen, wordt uitgesloten, dat het een hout
snede is.
Erger die domme catalogus, die het weer
een lithografie noemt!
U moge mijn oordeel over Duponi's portret
van Steinlen curieus vinden, omdat ik een
beeltenis, die naar myne meening het
innerly'k wezen niet weergeeft «minder goed ge
slaagd" durf noemen, watneer u mij een
betere maatstaf ter beoordeelirjg van een por
tret weet te geven, aanvaard ik die zeer
gaarne.
Zyn dit »Youx lointains ?"
Ik kan ze niet anders dan saai vinden en
de geheele opvatting van het portret, hoe m
e,terlijk van uitvoering ook, vind ik rog
orgemotiveerder, .als ik denk aan de levendige
kry'tteekening, die Steinlea van Dupont maakte.
Ik zou mij wel wachten in gewone gevallen
my'n oordeel tegenover dat van een man als
Steinlen te stellen, maar waar u zegt, dat hy
en zy'ne vrouw zeer met dit portret zijn in
genomen, vraag ik u, of zulk eene
vriendelijke uitlating van een fijnvoelendartist, daarby'
wellevend Franschmar, over zijn eigen portret
door een goed vriend gemaakt, wel de zuiver
ste toetssteen heeten mag.
Uwe vrees om het in deze dagen voor een
Engelsnhman op te nemen, wettigt het ver
moeden, dat u mijn geringschatting van
Nicholson's portretten aan pro- boersheid toe
schrijft. Dat is toch heusch het geval niet,
al stem ik ook niet in met het citaat van den
autoriteit op kunstgebied GJeeson White :*our
lady of Windsor the greatest figure in modern
Europe..."
En mocht ik er in het vervolg toe overgaan
mijn oordeel te richten naar dat van toongevende
critici in bet buitenland, dan zou ik toch liever
ter schole gaan bij lieden, die wat meer ge
matigdheid in hun bewondering aan den dag
leggen dan uw waarde Engelschman doet voor
zy'n vereerde koningin. Het kon toch voor
komen, niet waar, dat ook hun waardeering
in kunstzaken aan een kleine overschatting
onderhevig was.
U houde my' ten goede, dat ik vooralsnog
maar op mijn eigen oogen vertrouw; ik van
myn kant gun u als collectionneur dan gaarne
het genoegen by uw kunstschatten ook de
loftuitingen, zwart op wit, in vele talen te
vergaren. Alleen spy't het my', dat ik u
my'nerzijda met den bosten wil in zake Nicholgoa
geen bydrage in dien geest leveren kan.
U ff dw.,
J. W. N.
Naar aanleiding van de bespreking ia
het Weekblad ,,De Amsterdammer"
over een laag uniform poi t-tarief
voor postpakketten.
No. 1278 van 22 December j.l.
Da heer Mansholt houde mjj ten goede, dat
ik zy'n cijfers controleer, cijfers die dienen
moeten om een goede en nuttige aaatregel te
bepleiten maar die niet mogen zijn, orjuist
en onwaar voorgesteld. 3©
Hy zegt: «Ik herinner slechts aan de
Batuwsche meikersen, die in den afgeloopen zomer
aldaar voor n cent per pond werden verkocht,
terwijl alleen voor het vervoer van 8 pond
25 cents betaald moest worden" en verder:
»de heele voorraad kersen der Bstuwe zou in
een ommezien weg zyn, indien een manc'ja
van 5 kilo door het geheele land verzonden
zou kunnen worden voor 10 cent."
Ook dan niet! De meikersen, die juister
moeten heeten maaikersen, omdat ze in den
maaityd typ zijn waren dezen zomer geen geld
waard, omdat er alreeds handen te kort schoten
voor den hocibouw; wat het zwaarste ia moet
het zwaarste wegen.
Als kruidenier kan ik den heer M. verder
verzekeren dat hy met te betalen 35 cent voor
l liter grauwe erwten, slechte en slecht kokende
nog wel ! beet genomen is hetzij dan door
den winkelier of een boodschaploopertja. Da
gemiddelde prijs van erwten en boonen is 15
cent. Dien, prijs wil de heer M. voor den land
bouwer ook bedingen, maar dan komt er nog'
20 cent porto en verpakking bij ! Als de
heer M. bij gelegerhtid eers te Amsterdam
komt, zy 't hem aanbevolen op onderzoek uit
te gaan om zy'n eigen cijfers te controleeren.
Thee kost in den groothandel thans 25 a
40 cent" is eenvoudig belachely'k. Er is van
dat goed in den handel, maar dan zijn aard
appelschillen, die hier dagelijks bij horiderdc
zakken worden verhandeld voor varkensvcör:
aardappelen. Als de heer M. in eenig dorp
beneden een gulden per pond ellendig boctt
als ttee gekocht heeft, dan raad ik hem te
koopen thee ia afgepaste zakjes -van eene der
vele bekende ruma's.
i De heer M. is voorstander van cc operatie,
j ondergeteekende ook; winkeliers
eneenoverI groot deel der middenstand in de burgerij zy'n
i tegenstanders; worden die tegenstanders nu
| met onware voorstellingen overtuigd 't Immers
j neen. 't Ia jammer dat de heer M. om te
betoogen dat verlaging van postpakket'.arief is in
het belang van de schatkist, in het belang van.
de producenten en eindelijk in het belang van
de consumenten, komt tot do conclusie: er
wordt alsdan een groot aantal improductiave
tusschenpersonen onnoodig.
Och kom, allén door dat postpakkettariif 'l
Dan zou het vigeerend tarief ock wel zoo iets
uitgewerkt moeten hebban, zji het in mindere
mate.
Neen, geachte heer M. voor de consumptie
artikelen behoeft u heusch geen verlagirgvan
dat tarief te bepleiten, dat mag ik u verzekeren
als winkelier van jarerlange ondervinding, 't is
zoo eenvoudig niet om het geachte publiek
zijn gewoonten, gebruiken af te leerer, t f te
brengea tot nieuwe idem, in casu et operatie
| en postpakketten. ,Eu allerminst mtt oijuitta
voorstellingen.
JAN EVEKS.