Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
No. 1281
tl,
als feesten der kunst het ia toch oak waar dat
Bet programma na dit Toonkunst-feest alleszins
exceptioneel is en daarom ook het feest zelf
aanspraak mag maken op buitengewone belang
stelling. Waar toch drie dagen achtereen com
positiën worden uitgevoerd van Nederlandsche
scheppende kunstenaars, door Nederlandache
uitvoerende kunstenaars, mag men zeker wel
spreken van een nationale gebaortenis op kunst
gebied van groot, ja zeer groot belaag.
Wel heefc de Nederlandsche
ToonkunstenaarsVereeniging reeds zes en twintig jaren lang
het doel nagestreefd, kunstwerken van Neder
landsche meesters uit te voeren en daardoor
den scheppingslust onzer componisten aan te
moedigen. Wel heeft ook die Vereeniging
die inderfjjl is opgericht om een leemte
in de organisatie van de Maatschappij van
Toonkunst aan te vullen vele belangrijke
en gewichtig J muziekfeesten gegeven; ik be
boet slechts te herinneren*aan het feest in
den Haag in 1900 bjj gelegenheid van haar
zilveren jubilee. Ia Amsterdam -echter, merkt
men weinig vaa het bestaan der Nederlandsche
> Toonkunstenaars- Vereeniging en daarom mag
men het van ganscher harte toejuichen dat de
Amsterdamsche Toonkunstafdeeling het plan
heeft willen opvatten en kunnen uitwerken tot
het organlseeren van dit nationaal muziekfeest.
Het prachtig uitgevoerde tekstboek, waarin
men, naast de teksten der uit te voeren
zangwerken, nog vindt toelichtingen met noten
voorbeelden en ook de portretten van alle com
ponisten en uitvoerende kunstenaars wier namen
op het program ma voorkomen, dan nog hunne
beknopte levensbeschrijvingen dit tekstboek
overtreft alles wat tot dusverre op dit gebied,
naar myn weten, gepresteerd is en ik meen
niet te .veel t» beweren als ik zeg dat het een
blijvende waarde bïzit.
Dit tekstboek dan leert ons dat de heer
Mengelberg, directeur der Zang-Vereeniging van
Toonkunst de vader is van het denkbeeld en dat
dit bjj hem is opgekomen, nadat hu met het
Concertgebouw orchest medegewerkt heeft aan
een muziekfeest te Bergen in Noorwegen, alwair
uitsluitend werken van verschillende lerende
Nwrsche componisten zijn uitgevoerd.
0/erigens is het niet alleen ia Noorwegen, dat
dergelqke muziekfeesten gehouden worlen; ook in
Duitschlaod bastaai sinds lang de Tonk
nstlerversamtnlungen des Allgemeinen Deutschen
Mnsik- Vereins" door Franz Liszt voor een
veertigtal jtren reeds opgericht, en waar men
ook hoofdzakelijk (doch niet uitsluitend) werken
opvoert van lerende meesters, miar dan van
alle nationaliteiten. Voorts haeft men in Enge
land muiic fesi als, waar naait de groote
DuitEche klassieke werken ook compositiën van
levende Eigelsche meesters ten gehoore worden
gebracht. Ten slotte heeft men thans reeds
twee j wen achtereen in het kleine Zwitserland
eei muziekfeest gehouien, waar uitsluitend
Zffitsersche toondichfers aan het woord waren,
dus een muziekfeest, op dezelfde wyze ingericht
als thans ons eigen nationaal feest voor de
Nederlandsche kunst is georganiseerd.
Natuurlijk kan ik eerst in het volgende num
mer een bespreking geren van de verschillende
compositiën. Ik wil ze echter thans reeds
iodeelen in groepen, daarmede den lezer tevens
een beeld gevende van hetgeen er ten gehoore
gebracht wordt.
A. Werken voor koor en orchest met of
zonder solo. 1. Voorspelen en Reien uit
Gijsbreght van Aemstel, van Bern. Zweers. 2. Te
Deum laudamus, van A. Diepenbrock. 3. Gebet,
van Jul. Röitgen. 4. Fantasie over een oud Ne
derlandsen Lied, van. Joh. Wagenair. 5.
Matrozenkoor uit Vliegende Hollander, van Rich. Hol.
6. Choeur de jeunes Filles uit Melaenis, van
Gittfr. Mann. 7. Slotkoor, uit Vincentius da
FAolo, van G A Heinze.
B. Werken voor orchest, 1.
Eoninginnemarsch, van £. von Brucken-Fock 2. Cbant
d'amour Fóême symphonfque, van K.. Smulders.
3. Zwei Syoiphonische Sa'ze, van W. de Haan.
4 Twee deelen uit de symphonie No. 1. van
i W. Ees. 5. Elaïae und Lancelot, symphonische
Ballade, van Ant. Averkamp. 6. Suite voor
strijkorchest, harp en hoorn, van Jan Brandts
Bnys. 7. Voorspel tot Melaenis, van Gottfr.
Mann. 8. Voorspel tot J plan the, van Cornelie
van Oosterzee. 9. Piet Hein, Hollandsche
Rhapsodie, van P. G. van Anrooy.
C. Solo-instrumentaal-compositiëa met of
zonder orchest. 1. Rosch Haschana voor violoncel
met orchest van E Saulders. 2. F~est-ouverture
voor orchest en orgel, van M H. van 't Eruya.
3. Vioolconcert, van G. H. Witte. 4, Praeludium
en Fuga en Toccata voor orgel, van C. F. Hen
driks Jr. 5. Elavierconcert in Es, vaa Dirk
Sclafer.
D. Koorwerken zonder orchest. 1. Memorare,
Lentedauw en Morgenwandeling, van Ph. Lopts
\oor gemengd a cappella koor. 3, Morgenlied
van Ph. Loots voor Mannenkoor a cappela. 4.
Einderliedjes, Instantaneetjea uit de kinder
wereld en tweestemmige Miniatuurtjes, van
Catharina van Rennes.
E. Solo-zang met orchest. 1. Ritter Ol'if,
Ballade voor Sopraan-, Alt- en Biritonsolo, van
C. H. Coster.
F. Liederen vóór n zangstem met klavier
begeleiding. 1. Luarin van Hugo Nolthenius.
2. Vier deelen uit den Romeinschen
Liederencyklus" van S. v. Milligen. 3. Jonge liefde van
Gottfr. Mann. 4. Mijn Naam van Ant. Averkamp.
5. Het Ideaal van L. Adr. v. Tetterode.
Ik stel mij voor in het volgende nummer
07er de verschillende compositiSn terefereeren
en wel in de hierboven gegeven classificatie
en dan tevens met vermelding der solisten.
Tot mijn leedwezen was ik verhinderd eenige
concerten van d'n laats'en tijd b\j te wonen.
Het deed mij vooral leed dat ik dtn
kamermuziek-avonl van 4 dezer moest verzuimen,
en dus geen gelegenheid heb gehad de nieuwe
sonate voor piano en violoncel van Julius
Rö'atgen te hooren. Aangezien ik het manus
cript echter ter inzage mocht hebben, kon ik
naj er met vreugde van oveituigen, dat Röntgen
ons wederom een kamermuziekwerk geschonken
heeft van edel gehalte en volkomen in den stijl;
men kan eigenlijk wel zeggen in zijn stijl;
want de laatste wtrken van Ho i'gen hebben
werkelijk een eigen phynonomie. De melodische
Ijjn is streng, maar mist toch niet de
bekoorlyke ronding, welke de charme uitmaakt van
het poëtische der vinding. Overigens streeft
Röntgen er naar, in het gebruik zijner motieven,
, op buitenge rone wyze eenheid aan te wenden.
Het hoofdmotief in a kl. 3, (?an de violoncel)
waarmede het werk begint, drukt als het
ware zy'n stempel op het geheele opus. Zoo
vindt men o. a. eene verkorting van dit motief
als ,üurchfüarungs"-figuur; eene omkeering
er van vindt men in het tweede gedeelte en
aan het slot van dat gedeelte het geheele
motief zelfs in extenso. Zoo biedt het eenigszins
in recitatief karakter gehouden cello-gezaig van
het Adagio het hoofdthema, rbythmisch
gewjjzigd.
Ten slotte verloochent ook het hoofdmotief
van het Finale zyn afkomst niet van de eerste
melodie. Buitendien worden ook nog andere
passages en figuren met merkbare intentie
op verschillende plaatsen van hèc werk gebruikt;
zo adat Röitgen inderdaad er in geslaagd is
veel eenheid te brengen in zjjn violoc cel
sonate. Wat echter van misschien nog grooter
belang is, het werk heeft warmte en gloed en
bjj al de eenheid die het kenmerkt, is er toch
die verecheidenheid en afwisseling in, die de
aandacht van het begin tot het einde gespan
nen honden.
Men kan moeilijk een preferentie toekennen
aan een der vier deelen, en dat is een bewijs
er voor hoezeer zij by elkander behooren. HU
Allegro heeft een eenigszins elegisch zwevende
stemming; het Vivace (tweede deel) een frisch,
energisch karakter; h:t Adagio ademt rust in
een breed gedeclameerde melodie en, voor zoo
ver het de klavierparty betreft, ook met vol
klinkende accoorden geschraagd; het Finale
ten slotte is vurig, onstuimig en met
schitteterende passages, zoowel voor piano als voor
violoncel doorweven. De laatste compositie van
Jalius Röitgen is een schoon, warm gevoeld
werk, waarmede ik den componist van harte
geluk wensen. Spoedig hoop ik het eens te
hooren.
ANT. AVEBKAMP.
Man Scliier.
Weinig kunstenaars cijn in Nederland zoo
bekend en zoo populair als Joban Schraler, die
den 51en Januari zijn vijftigsten verjaardag
heeft gevierd en tevens zijn v\jf
en-twintigjarige werkzaamheid als zanger heeft herdacht.
Officieel trad Johan Schmier het eerst op
als kerkzanger en ook toen hij al lang vasten
voet had gekregen op de planken, die de
wereld beduiden", is hjj aan de stemmige en
stemmende orgelgalerij getrouw gebleven. De
vele duizenden, die hem in ons land, in Bjlgi
en in Frankrijk, in een zijner glansrollen, die
van den fanatteken Hugenoot Marcel, hebben
bewondead. zijn zeker nog slechts een handvol
tegenover het aantal van hen, die hy als zan
ger in katholieke,kerken of leider van kerke
lijke koren heeft gesticht. Trouwens, indien hij
als Marcel tegen het ware geloof" heeft ge
zondigd, dan heefc hij dat als kardinaal de
Brogny weder goedgemaakt.
Natuurlijk heeft Schmier ook een liedertafel
gedirigeerd. Dat heeft elk Nederlandsen musicus
gedaan, maar er zijn er zeker niet velen ge
weest, die bij hun zangers, al hielden zij die
stevig in de hand en al vosrden zij hen tot de
veelbegeerde concours-triomf en, zoo geliefd en
populair waren ah) onze joviale bassist.
Ojk als componist heeft Johin Schmier zich
doen kennen en waardeeren. Vaa zijne hand
zyn een zevental coapositièn voorde
Roomsen.Eatholieke kerk, alle deze met Kerkelijke
goedkeuring of Imprimatur", maar daarnaast
een aantal «Proeven van Naturalistische Mu
ziek" voor zang en piano, op teksten van
Hieronynus van Alphen (die zich in zyn graf
zou omdraaien als hy kon hooren hoe Sjhmier
met hem solde), van Jacob Cats, van den
Schoolmeester en van Piet Paaltjens. Het hu
moristisch genre naa°t de kerkelijke kunst, en
daartusschen de opera, de combinatie schijnt
vreemd, maar er zyn luisterrijke antecedenten.
Lecorq, da componist van ~ de F Me de Mad.
Angot, i i vele jaren organist geweest in een
katholieke kerk.
Da eerste dszer naturalistische" composities
de Pruimeboom," verscheen onder den naam
J. Peakeln. Die naam is een omzetting van
Pekela, eene mysterieuze hulde aan de toen
malige patroons van den nog onbekenden
musicus, de welbekende firma Catz, wier
elixers Scholier als reiziger trachtte aan den
man te brengen, eloch met weinig succes.
De heeren Catz hebben de proefneming met
hun reiziger niet lang voortgezet en aan de
kunst is dit zeker ten goed gekomen.
Reiziger is Schmier gebleven; zijn kunst
heeft allerminst een sedentair karakter, al keert
de artist na zyn lange en korte zwerf
tochten steeds weer gaarne naar Amsterdam
terug. Wat hij van die zwarftochten weet te
vertellen, vooral ook . als medewerker aan de
gezelschappen van de Groot en Van der Linden,
is dikwijls heel interessant, en de heer Hem i
W. J. Schouten heeft daaruit een aardige
bloemlezing gegeven in z\jn bij Gebr. Cohen
verschenen brochuretje tJohan Schmier, zyn
kunstenaars laopbrnn."
Voor den even verdienstelijken als geliefden
zanger is ds 51e Januari tot een echten feest
dag gemaakt. Mogen hem nog vele zulke
herinneringsdagen in de toekomst wachten!
P.
iiiHiiinniiminiiiiiiiiMiitiiiiiiiiiiiiiititiMiiiiitiiiiiiiiitiiiiiifiiiiu
Job, BraaWel,
Het jongste nummer van De Hollandsere
Recue bevat een karakterschets van den alom
bekenden teekenaar Joh. Braakensiek. Frans
Netscher karakteriseert de kenmerketde popu
lariteit van Braakensieks platen in het week
blad op de volgende typische wijze:
De nieuwe G.oene meneer P De nieuwe
Groene.
De krantenjongens loopen op het station langs
den trein, houden hier en daar voor een open
coupéstil, steken hun hand met een exemplaar
van de nieuwe «Groene" naar een heer uit, toonen
het aan menschen die achter den waggouwagen
zitten, noodigen met klem tot koopen.
De nieuwe G'oene meneer ? Juist gekomen
meneer! Uit sommige coupes wordt de
A!iojongen aangeroepen, komen armen te voorschijn,
die een exemplaar verlangen, wordt geld
toegereikt en gewisseld. Het debiet gaat goed. De
exemplaren gaan vlug van de hand. Het is
Zaterdagmiddag en de treinen zijn vol reizigers
die met den Zondag naar huis gaan. Er is
kooplust.
De nieuwe Groene meneer, de nieuwe Groene!
Ea de reiziger die gekocht heeft, zakt weer
in zijn hoekje van de coupéterug, trekt den
groenen omslag van het » Weekblad" en schudt
de plaat van Braakensiek tusschen de pagina's
uit: ddar is 't hem om te doer, die moet hij
't eerst en dadeljk zien, de rest komt later
wel. En de plaat opengevouwen tusschen zijn
gesperde armen, het hoofd er achter, komt er
langzamerhand een lachje van ingenomenheid
met zich zelf over zijn eigen fijn begrijpen in
zijn oogen: J», hij begrijpt 't wel; goed hoor,
heel goed en raak ook hoor!
Da plaat wordt weer dichtgevonwen, de lach
nog op 't gezicht. Maar de overbuurman kijkt
en dadelijk klinkt het:
Heeft u de plaat al gezien meneer? Neen P
Asjeblieft... goed hè? Die kop van John Buil
ha ... ? Waar haalt zoo'a Braakensiek 't elke
week van daau P Je zou toch zeggen ...
Ea de heeren gaan aan het d.skussieeren. Ze
zij u echter de eenige bewonderaars van
Braakensiek's platen niet-,
Ga Zaterdagsaronds miar eens naar een
sociëteit of k ffi;huis.
Ainneme, geef me de plaat van de
Groene eens.
Ia banden meneer.
Z:U js dan voor me bespreken?
Vier, vijf hoofden zitten er aan een ander
tafeltje over gebogen of hij gaat daar van hand
tot hand. Ook vangt men wel eeis brokken
van gesprekken op:
H-jb je de p'aat van Braakensiek al gezien P
Nee, nog nitt.
Gid kerel, die is *an de week weer zoo
goed. Nse, die moet j? zien. Hoe komt de
vent er toch aan.
Zoo, z-gt Netscher, houdt Braakensiek iederen
Zaterdag duizenden menschen in het land bezig,
geeft hij ze enkele oogenblikken van kijkgenot,
vormen hij en de voorstelling van zijn plaat de
onderwerpen van honderden gesprekke», ver
schaft hij ze op reis, in de huiskamer, in de
sociëteit, op straat, en in het ktfihhuis een
kleine ttfludiog voor hunne gedachten, of doet
bij de malligheid onzer publieke personen, de
wreedheid, zotheid, domheid, ijdelheid en onre
delijkheid in hun haudeiigen met striemend
sarcasme even inzien. Op die manier heeft
Netscher volkomen gelijk als hij schrijft dat
Braakemi k twee-ec-vijfïig maal in 't jaar voor
enkde urea de meest besproken Nederlander is.
Als een zeer sympathieke karakttreigenschap
wordt door Netscher in den schets, inzonder
heid Braakensiek's groote bs&cheidenheid a's
zoodinig in het licht gesteld. Bij het publiek,
is hij persoonlijk slechts zeer weinig bekend, en
dat niettegenstaande hij onder het grcote publiek
tallooze bewonderaars heeff.
Kenschetssnd zegt Nitscher dat b.v. in Am
sterdam u duiïenden den ouden Judels kunnen
aanwijzen, dat men u zal aanstooten als
Bouwmeesier voorbijgaa', dat iedereen Wertheim
kende. In den Haag kent een elk Schaf p nar,
en als Heemskerk uit zijn woning naar het
Binnenhof girif, draaiden velen zich op straat
om, tot het dienstmeisje en sinaasappeljoodje.
Ieder kent de kirine grijze figuur van l raëls,
en de wanddaars op dtn Hoogeu Weg Mesdag
enz. Maar Braakensiek kennen er maar weinigen.
Men heeft geen vcrmo3den dat dit EU de man
v>, die »men" week op week zoo veel genot
schenkt. Netscher beweert dat er twee redenen
voor zijn. Ten eerste: wijl Braakensiek niets
artistieker gs of aanstellerigs heeft: ten tweede
wijl hij een hoogst bescheiden man is. Over
eigen werk spreekt hij z Iden of rosit; scheldt
niet op dat van aideren; bluft ea schettert niet
op eigen bekwaamheid en begaafdheid. De
esrste A-nsterdammer moet nog gevonden worden,
zegt Netscher, dia getuigen kan dat Braakensiek
ooit in 't openbaar een tcherp of onaangenaam
oordeel heeft uitgesproken over de platen van
zijn kollega-teekenaars. Daarom wil Nslscher,
afgescheiden nog 'an zijn talen% in de karakter
schets zijn b 'scbeideuheid mee als een zijner
voornaamste karaktereigtnsclappen op den voor
grond plaatsen.
Braakensiek is Neé.lands eerste politieke
teekenaar. Niemand zal hem deze reputatie
durv.n betwisten. Ooi worden we in dit opstel
ingelicht omtrent de jeugd van Braakt nsiek,
want eer hij worden kon wat hij nu is, moest
hij door moeilijkheden vau studie en worstelingen
heen. Tot zijn elfde j<ar bezocht hij de school,
waar bij mede tengevolge van.ongeneeslijke doof
heid zeer achterlijk gebleven was. Ging bet
leeren hem moeilijk, des te grooter was zijn
aanleg voor teekenen. Mj:n zond hem tweemaal
per week Ier teekeaschool bij den kerkschilder
Tetar van Elven, waar echter gebrekkig toezicht
oorzaak was dat de jonge kweekeling geringe
vordeiiagen maakte. Zoo versp 1de hij veel lijd,
zwierf op straa^, nam alles onb.swust in zich op.
Wijl hij vlug ea gemakkelijk teekende, kreeg hij
een baantje aan een modewiakel, waar hij patronen
voor sous-tache en borduurwerk teakende. In
middels smachtte hij naar ander soort
teekenarbeid. Inzonderheid voelde hij zich aangetrokken
tot het teekenen van gevechten, hartroerende
militaire tooneelen op het slagveld, moord en
doodslag. Door brnrddeling van wijlen Martin
Kaiff, den bekenden redakteur van het
Amsterdamsche l'an'Msllad, die een paar teeken:ngen
van Braakensiek te zien kreeg en zeer mooi
vont), er wel talent, in zag, kwam Braakensiek
op de Aiademi ?. Kalft' was n.l. naar den
toenmaligen direkieur der Rijksakademie, den he.'r
Poorter gegaan, had hem de schetsten en
komposit'ën van den teen vijftienjarigen Braakensiek
voorgelegd. Deo1! de direkfceur weigerde te
gelooven dat die rijke oo^st het werk WES van
een jongetje, dat perspektief en anatomie amper
bij naam kende en om wiens opleiding zich
niemand bekommerd had. De direkteur sloot
toen den jeugdigen kunstenaar in een vertrek
op, gaf hem potlooJ, papier ea onderwerp aan
de hand om overtuigd te worden van zijn natuur
lijken aanleg, en de d rekteur werd overtuigd.
Toen kwam Braakensiek op de Akademie. Terwijl
hij daar studeerdp, teekende hij in vrijen tijd
om geld, voor anderen, ten einde zijn vader, die
gaarne alles voor hem zou opgecffrrd hebben,
niet tot te zwaren last te zijn.
Martin Kalff had hem op den goeden weg
geholpen, Justus van Maurik zou hem later
werk geven dat hem Laan deed maken. Evenals
deze heeft Braakensiek groote liefhebberij in
het Amsterdamsche straatleven, en is hij een
scherp opmerker van de komische zijde er van.
Straattypen, straatsccaes, kooplieden, oude wijfje?,
schoenpoetsers, alles e a allen leveren stof voor
zijn vaardige teekenstift. Meer dan eens gebeurt
't dan ook, wanneer hij een 1yps op straat //in
de gaten" krijgt, dat bij zijn weg niet vervolgt,
maar achter den persoon, dien hij opnemen wil,
blijft aanloopen, hem vervolgend van straat tot
straat. Oimiddellijk ziet hij het komische in een
persoon, het humoristische vaa een geval, heeft
daarenboven een uitmuntend geheugen voor het
geziene. Van daar dat hij de schetsen van het
Amsterdamsche straatleven met grcote vaardig
heid als het ware uit zijn mouw schudt. Bij
het werk van Van Maurifc past zijn teekentalent
voortreffelijk, ook naar het algemeen oordeel
vaa het publiek, dat Van Maurik la? en be
wonderde.
Beider werk vulde elkander volkomen aan.
Voortaan bleven hun namen aan elkander vast
gekoppeld. Voor Braakensiek, merkt Netscher
op, ha.d dit nog een ander gelukkig gevolg. Vaa
Maurik behoorde tot de meest gelezen Hol
landsche auteurs. Van Maurik'a boeken gaven
dus tevens een zeer ruime introduktie aan
Braakensiek's illustraties. Zijn teekenwerk had
nu mede een groot publiek. Zoo is het niet
gemakkelijk een overzicht van al het
illuatratiewerk van Braakensiek te geven. In de eerste
plaa's illustreerde hij al de vertellingen van
Marryat, de Algemeene geschiedenis" door
Liuwerse. Ain de jongste prachtuitgave van
Kneppelhout's Klikspaan", heeft Braakensiek ook
zijn medewerking verleend. Aan Eigen Haard
en aadere tijdschriften deelt Braakensiek her
haaldelijk van zijn overvloeiende vruchtbaarheid
mede, en in alles wat zijn teekenstift voortbrengt
erkent men den man van studie en van gaven.
Van later tijd zijn nog zijn illustraties in Jan
Ten Brink's , Brechtje Spieghel", in een
reklameboekje vaa Van Marken's olie te Delft, en ik
voeg er bij, zeer knsppa illustraties, in het
kranige jongensboek: Paljas van A. C. C. de
Vletter. Maar toch meent Netscher dat de man
van dit werk nut is vjor het pub!i:k de
Braakensiek. A's lieveling van het publiek is
er de man van do platen in de ,Groene", en be
kleedt hij een aige phats in ons land. Zoo
komt Netscher er toe Braakensiek'a werk te
vergelijken bij buiteiilandschépolitieke teeke
naars. Zijn' slot s )m is da1. Braakenti k neutrale
kunst geeft; ze staat buiten eenig partijgeidoe.
Zijn karikaturistUche en huuio.i.tische platen
ziju vrij van induvidueelen hartstocht. Zij geven
de bespotting, zegt Netscher, van toestanden
en p:rsjner, van een standpunt van algemeene
beoordeeling en vertolken Biet zoozeer de mee
ning Ta i een gepassionnecrden eenling dan wel
de opinie die onder de menigte leeft. En htt
publiek viuit er meestal zijn e'gen inzicht in
scherper, p>kkender en uumoristischer vorm op
terug.
Verder is zijn kalm overleg dat iu al zijn
teekeningen doorstraalt ook een ge.volg van
zijn temperament, meent de heer Njtscher. Hij
is meer een kind van het Noorden dan van het
Zuiden. Hij is intelltktueeler b.v. dan Steinlen
en Ibels. Hij ooerdrijfl niet. Hij wringt de
lijnen niet als slappe elastiekjes eu hij bewerkt
de koppen niet als gutta-perchaballec. Excessen
van lijn en voorstelling, als bij Caran d'Aoke
zoekt men bij hem tevergeefs. Hij houdt zich
aan de realiteit. Hij laat een measchelijk lichaam
een meisjhelijk lichaam blijven. -Maar door aan
kop en lichaam slechts een kle'.nigheid te ver
anderen, er een ietsje in te legger, komt hij
waar hij wezen wil. B.v. hij neemt den kop van
een bekerd staatsman en legt d lar een uit
drukking van vrees, verwonder n p, blijlschapof
verrassing in. Maar die kop b'ijft altijd ge
lijkend. Twee kenners van zijn werk oordeelen
gelijk Netscher. Rössing schreef: Ben kenmerk
van Braakeiisiek's teekentalent is de groote en
verrassende geiijkeiii zijner personen. Ook
Johan Gram zei: Zijn streven is bovenal het
karakter zijner persmiges krachtig te doen
uitkomen, het type der fVuren scherp te
accentueeren, doch nooit met behulp van gewilde,
voorbedachte misvorming. Ten slotte herinnert
Netscher er aan dat Braakensiek, behalve tetkenaar
en illustrator, ook sc'ülder is. Ook hebben
Braakensiek's teekeningen meermalen de aan
dacht in het buitenland getrokken.
De Figari nam meer dan eens teekeningen van
hjm over. Reoieie ofRuoiews haast iedere maand.
la het plaatwerk V Affaire Dreyfus et timage zijn
zelfs twee van zijn p aten overgenomen. Zoo
eindigt Netscher ziju artikel, dat zich slechts
presenteeit als losse aantee keningen over
Braakensiek's talent, lever, karakter. Bj het
verleden, en een zeer eervol verleden, dat als
artist nu reeds achter hem ligt, heeft hij nog
een toekomst voor zich, die, wie weet, nog
eervoller zal worden.
' Is. QUERIDO. .
Bij Büffa en bij Gonilelet,
De firma Buff» & Zonen gaat voort met het
houden van tentoonstellingen van n enkelen
schilder en geeft na, Hart Nibbrig, nu aan Carl
Breitenstein gelegenheid zijn werk te doen
kennen.
Ware hij een zanger, dan zou Breitenstein
een flinke kracht in het koor zyn, zonder noch
tans al de hoedanigheden van den solozanger
in zich te vereenigen. Maar toch kan het heel
aangenaam aandoen, zulk een stem alleen te
hooren, als het geluid klankrijk en zuiver is.
Zóó is het werk van Breitenstein, die tot
dusver geen naar voren tredende figuur onder
de schilders was, maar wiens nadere kennis
making doet verwachten, dat hij zijn laatste
woord nog lang niet gesproken heeft.
Het sterkst treft wel zyn vrije koene kijk
op de natuur en als gevo'g daarvan de gezonde
pittige kern in zijn werk, daar waar hy' zich
besturen liet door den drang om zuiver en klaar
de impressies van het buiten te geven, zonder
dat zijn verstand hem voorhield, dat het
tchilderyen" moesten worden.
Dat onbevangen zien der dingen geeft zyn
werk een jonge frischheid, de prettige over
eenstemming houdt met de jaren van den
maker, vooral nu we in een tijd leven dat van
betrekkelijk jonge schilders een vroeg-rijp-zijn
en eene verfijning geëischX worden, waartoe
zelfs de grootsten eerst op veel later leeftijd
kwamen. Hoe oud waren Bosboom en Israëls
niet, toen hun werk den vollen wasdom be
reikte? En omdat sommige j ingeren door te
veel contemplatie en neiging tot
geacheveerdheid dikwijls zich zelf te spoedig tot een grens
brengen, die niet te overschrijden is en een
verandering van koers noodzakelijk maakt,
rekenen wy het 't werk van Breit ent tein ten
goede aan, dat het aan voldragenheid nog te
kort schiet, maar by'na overal van een onont
gonnen leefkracht getuigt, die een gestadigen
uitgroei doet verwachten en het eindpunt in
de richting, waarheen zyn streven wyst, nog
in een zeer ver verschiet stelt.
Is dit de tofaïl indruk van zyn werk, enkele
schilderyen bieden ook in dit stadium reeds
een zeer dankbaar re-ultaat. Zoo no. 15 het
krasse wintergezicht met de kleurige haag vol
gele winterblaren op den voorgrond en daar
door en achter het heuvelachtige sneeuwland
schap. Da sterke gewaarwording van het strakke
kraak-heldere, die dit landschap opwekt, gevoelt
men soms in de eerste oogenblikken a's men
's morgens buiten komt, wanneer de eerste
sneeuw gevallen is.
Zonder verder in bizonderheden over zijn
werk te willen treden, wil ik nog wyzen op
het dagklare riviergezicht met kleurige schepen,
niet vrij van modern-Franschen invloed, dat
bij den ingang hangt, op de wijde ruimte
in zyn effen- zee, waar n enkele lichte breker
opkomt in het rimpellooze vlak, alsmede op de
visschemloot in de hayen met de licht be
sneeuwde duinen als achtergrond, een schilde
rijtje, dat uitmunt door mooi vast kleurverband.
Heel opwekkend en verfrisschend als een
heldere vriesdag in lauw-matten wintertijd
werkt deze tentoonstelling in de herinnering
na en de kleine moeite van het
trappenklimmen naar de bovengalerfl wordt ruimschoots
vergoed door het overvloedige licht, dat de
stukken daar hebben en dat ze door hun zui
verheid zoo prachtig verdragen.
By den heeren Goudeket & Co. was ik
binnengegaan_in de hoop de aandacht te mogen
vestigen op een jonge debu'ante mej. Ch.
B juten. Ik zal eciter da onvoorzichtigheid van
deze jonge dame-niet navolgen, waar zij haar
werk, zij het ook op bescheiden wyze, wat al
te vroeg exposeert, en m\ju oordeel opschorten
tot tijd en wijle, dat zy na veel ernstige studie
zich duidelijker vermag uit te spreken.
Km goed begrip van kleur en
toonverhonding in enkele harer proeven doen mij het
beste voor haar toekomst hopen; maar zou
wat minder veelzijdigheid niet aanbevelens
waardig zy'a. Portret, landschap, stadsge
zicht, stilldven, stalinterieur \.. 't is wel wat
veel om te gely'k mee te beginnen.
Een vliegecde kraai vindt overal wat en zoo
ontdekte ik, dat deze firma in 't bezit is van
een mooien Vincent, een tuin met bloeiende
heesters en boomen, een logenstraffing voor hen,
die Vi; cent wel eens van-onhandigheid betichten.
Ook troffan m\j een piar guitige paneeltjes van
Eoppenol en een groote E qua: el vandenzelfden,
een boerenkermis, waar hij zich als knap
fi^uurteekenaar kennen doet, alsmede een ge
vatte krytteekening van een nieuwe stadswijk
door Isaac Lraels.
J. W. N.
iiiHiimntnimmiuiiiiaHiniiiitm
Uit het DaiW yan Van Haitobroel
ii.
Uit de aanteekeniogen van Hendrik Fagel Jr.
hadden wij al iets gehoord over de droevige
figuur van Prins Willem IV, toen hij iu 1748
te Amsterdam werd ingeroepen a's middelaar
tusschen de regenten en de burgerij. Het Dag
boek deelt ons mee wat een militair, die een
kijk had op den po'.itieken toestand, Maleprade,
bij het bericht van 's Prinsen voorgenomen reis
zei: rhij zal van Amsterdam terugkomen met de
krcon, of met de kous op het hoofd 1)." Het
was met de kous. Willem IV was een te on
beduidend en te gemoedelijk man, om de
tijdsgtl genbeid, gunstiger dan oo't voor het fnuiken
van de n gententirannie en het soaverein maken
van dj Oranjes, te begrijpen er, zou hij haaf
begreep, er zijn voordeel mee te doen. Drie
of vier duizend Bijltjes sehefpstimmerlieden,
tevens Oranje klanten haalden hem te Am
sterdam in; op het Oranjevendel, dat voorden
stoet uitgedragen werd, stonden d.e woorden:
j,Voor Oranje en de vrijheid." De beteekenis
van de Vereeniging dier twee leuzen ontging
den Siadhouder; van de eischen der burgerij
werd zoo goed als geen ingewilligd. Bij zijn
(Zie vervolg op pag. 6).
40 cents per regel.
liiiiiiiiiiimli in iiiimiiiiiiiiimiiiiiiniii minimi
TRADEMARK
MARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is
verkrflgbaar bg alle Wflnhandelaars em
büde vertegenwoordigers
KOOPMANS «fc BRFIUriEB,
Wjjnhandelaars te Amsterdam.
PpÜ7PTl Qfl af f O /ifl TIPT UlpCPh
fHJiull Vdll dl J L\N yül DlDSlill.
K AM S T R A's Matrassen-, Bedden- n
Slaapkamer-Meubelfabriek, Snee k.
BED DER TOEEOMST met 10 jaar garan
tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOO
stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratie,
Honderden bewijzen van tevredenheid. ?
Specialiteit inENGELSCHE LEDIEANTEN.
Piano- en Muziekhandel
H. E AHR, te Utrecht
Opgericht 1835. Telephoon No. 443.
Amerikaansche, Duitsche en
Fransche
PIANINO'S en ORGELS.
Groote keuze in:
Oude instrumenten worden ingeruild.
Repftratiën worden in da Fabriek ten spoedigst*
uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in e&
buiten abonnement.
Hoofd-Depöt
VAH
Dr. JAEGER'S ORIG,
Soraaal-ïolartltelen.
E. F. DBUSCHLE-BBNGEB,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel NedeiL
ECHT
VICTORIAWATER.
GRAND MAKMER.
Cordon Jaune & Rouge.
LIQUEUR ROYALE.
Agents GenerauxB. A.RIPPING&Co.,Amsterd.
Piano-, Orpl- ei MuziettaiÉl
MEYROOS & KALSHOVEff{
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Eoop en in Huur.
Rcpareeren Stemmen Ruilen.