De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 12 januari pagina 4

12 januari 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No. 1281 tl, als feesten der kunst het ia toch oak waar dat Bet programma na dit Toonkunst-feest alleszins exceptioneel is en daarom ook het feest zelf aanspraak mag maken op buitengewone belang stelling. Waar toch drie dagen achtereen com positiën worden uitgevoerd van Nederlandsche scheppende kunstenaars, door Nederlandache uitvoerende kunstenaars, mag men zeker wel spreken van een nationale gebaortenis op kunst gebied van groot, ja zeer groot belaag. Wel heefc de Nederlandsche ToonkunstenaarsVereeniging reeds zes en twintig jaren lang het doel nagestreefd, kunstwerken van Neder landsche meesters uit te voeren en daardoor den scheppingslust onzer componisten aan te moedigen. Wel heeft ook die Vereeniging die inderfjjl is opgericht om een leemte in de organisatie van de Maatschappij van Toonkunst aan te vullen vele belangrijke en gewichtig J muziekfeesten gegeven; ik be boet slechts te herinneren*aan het feest in den Haag in 1900 bjj gelegenheid van haar zilveren jubilee. Ia Amsterdam -echter, merkt men weinig vaa het bestaan der Nederlandsche > Toonkunstenaars- Vereeniging en daarom mag men het van ganscher harte toejuichen dat de Amsterdamsche Toonkunstafdeeling het plan heeft willen opvatten en kunnen uitwerken tot het organlseeren van dit nationaal muziekfeest. Het prachtig uitgevoerde tekstboek, waarin men, naast de teksten der uit te voeren zangwerken, nog vindt toelichtingen met noten voorbeelden en ook de portretten van alle com ponisten en uitvoerende kunstenaars wier namen op het program ma voorkomen, dan nog hunne beknopte levensbeschrijvingen dit tekstboek overtreft alles wat tot dusverre op dit gebied, naar myn weten, gepresteerd is en ik meen niet te .veel t» beweren als ik zeg dat het een blijvende waarde bïzit. Dit tekstboek dan leert ons dat de heer Mengelberg, directeur der Zang-Vereeniging van Toonkunst de vader is van het denkbeeld en dat dit bjj hem is opgekomen, nadat hu met het Concertgebouw orchest medegewerkt heeft aan een muziekfeest te Bergen in Noorwegen, alwair uitsluitend werken van verschillende lerende Nwrsche componisten zijn uitgevoerd. 0/erigens is het niet alleen ia Noorwegen, dat dergelqke muziekfeesten gehouden worlen; ook in Duitschlaod bastaai sinds lang de Tonk nstlerversamtnlungen des Allgemeinen Deutschen Mnsik- Vereins" door Franz Liszt voor een veertigtal jtren reeds opgericht, en waar men ook hoofdzakelijk (doch niet uitsluitend) werken opvoert van lerende meesters, miar dan van alle nationaliteiten. Voorts haeft men in Enge land muiic fesi als, waar naait de groote DuitEche klassieke werken ook compositiën van levende Eigelsche meesters ten gehoore worden gebracht. Ten slotte heeft men thans reeds twee j wen achtereen in het kleine Zwitserland eei muziekfeest gehouien, waar uitsluitend Zffitsersche toondichfers aan het woord waren, dus een muziekfeest, op dezelfde wyze ingericht als thans ons eigen nationaal feest voor de Nederlandsche kunst is georganiseerd. Natuurlijk kan ik eerst in het volgende num mer een bespreking geren van de verschillende compositiën. Ik wil ze echter thans reeds iodeelen in groepen, daarmede den lezer tevens een beeld gevende van hetgeen er ten gehoore gebracht wordt. A. Werken voor koor en orchest met of zonder solo. 1. Voorspelen en Reien uit Gijsbreght van Aemstel, van Bern. Zweers. 2. Te Deum laudamus, van A. Diepenbrock. 3. Gebet, van Jul. Röitgen. 4. Fantasie over een oud Ne derlandsen Lied, van. Joh. Wagenair. 5. Matrozenkoor uit Vliegende Hollander, van Rich. Hol. 6. Choeur de jeunes Filles uit Melaenis, van Gittfr. Mann. 7. Slotkoor, uit Vincentius da FAolo, van G A Heinze. B. Werken voor orchest, 1. Eoninginnemarsch, van £. von Brucken-Fock 2. Cbant d'amour Fóême symphonfque, van K.. Smulders. 3. Zwei Syoiphonische Sa'ze, van W. de Haan. 4 Twee deelen uit de symphonie No. 1. van i W. Ees. 5. Elaïae und Lancelot, symphonische Ballade, van Ant. Averkamp. 6. Suite voor strijkorchest, harp en hoorn, van Jan Brandts Bnys. 7. Voorspel tot Melaenis, van Gottfr. Mann. 8. Voorspel tot J plan the, van Cornelie van Oosterzee. 9. Piet Hein, Hollandsche Rhapsodie, van P. G. van Anrooy. C. Solo-instrumentaal-compositiëa met of zonder orchest. 1. Rosch Haschana voor violoncel met orchest van E Saulders. 2. F~est-ouverture voor orchest en orgel, van M H. van 't Eruya. 3. Vioolconcert, van G. H. Witte. 4, Praeludium en Fuga en Toccata voor orgel, van C. F. Hen driks Jr. 5. Elavierconcert in Es, vaa Dirk Sclafer. D. Koorwerken zonder orchest. 1. Memorare, Lentedauw en Morgenwandeling, van Ph. Lopts \oor gemengd a cappella koor. 3, Morgenlied van Ph. Loots voor Mannenkoor a cappela. 4. Einderliedjes, Instantaneetjea uit de kinder wereld en tweestemmige Miniatuurtjes, van Catharina van Rennes. E. Solo-zang met orchest. 1. Ritter Ol'if, Ballade voor Sopraan-, Alt- en Biritonsolo, van C. H. Coster. F. Liederen vóór n zangstem met klavier begeleiding. 1. Luarin van Hugo Nolthenius. 2. Vier deelen uit den Romeinschen Liederencyklus" van S. v. Milligen. 3. Jonge liefde van Gottfr. Mann. 4. Mijn Naam van Ant. Averkamp. 5. Het Ideaal van L. Adr. v. Tetterode. Ik stel mij voor in het volgende nummer 07er de verschillende compositiSn terefereeren en wel in de hierboven gegeven classificatie en dan tevens met vermelding der solisten. Tot mijn leedwezen was ik verhinderd eenige concerten van d'n laats'en tijd b\j te wonen. Het deed mij vooral leed dat ik dtn kamermuziek-avonl van 4 dezer moest verzuimen, en dus geen gelegenheid heb gehad de nieuwe sonate voor piano en violoncel van Julius Rö'atgen te hooren. Aangezien ik het manus cript echter ter inzage mocht hebben, kon ik naj er met vreugde van oveituigen, dat Röntgen ons wederom een kamermuziekwerk geschonken heeft van edel gehalte en volkomen in den stijl; men kan eigenlijk wel zeggen in zijn stijl; want de laatste wtrken van Ho i'gen hebben werkelijk een eigen phynonomie. De melodische Ijjn is streng, maar mist toch niet de bekoorlyke ronding, welke de charme uitmaakt van het poëtische der vinding. Overigens streeft Röntgen er naar, in het gebruik zijner motieven, , op buitenge rone wyze eenheid aan te wenden. Het hoofdmotief in a kl. 3, (?an de violoncel) waarmede het werk begint, drukt als het ware zy'n stempel op het geheele opus. Zoo vindt men o. a. eene verkorting van dit motief als ,üurchfüarungs"-figuur; eene omkeering er van vindt men in het tweede gedeelte en aan het slot van dat gedeelte het geheele motief zelfs in extenso. Zoo biedt het eenigszins in recitatief karakter gehouden cello-gezaig van het Adagio het hoofdthema, rbythmisch gewjjzigd. Ten slotte verloochent ook het hoofdmotief van het Finale zyn afkomst niet van de eerste melodie. Buitendien worden ook nog andere passages en figuren met merkbare intentie op verschillende plaatsen van hèc werk gebruikt; zo adat Röitgen inderdaad er in geslaagd is veel eenheid te brengen in zjjn violoc cel sonate. Wat echter van misschien nog grooter belang is, het werk heeft warmte en gloed en bjj al de eenheid die het kenmerkt, is er toch die verecheidenheid en afwisseling in, die de aandacht van het begin tot het einde gespan nen honden. Men kan moeilijk een preferentie toekennen aan een der vier deelen, en dat is een bewijs er voor hoezeer zij by elkander behooren. HU Allegro heeft een eenigszins elegisch zwevende stemming; het Vivace (tweede deel) een frisch, energisch karakter; h:t Adagio ademt rust in een breed gedeclameerde melodie en, voor zoo ver het de klavierparty betreft, ook met vol klinkende accoorden geschraagd; het Finale ten slotte is vurig, onstuimig en met schitteterende passages, zoowel voor piano als voor violoncel doorweven. De laatste compositie van Jalius Röitgen is een schoon, warm gevoeld werk, waarmede ik den componist van harte geluk wensen. Spoedig hoop ik het eens te hooren. ANT. AVEBKAMP. Man Scliier. Weinig kunstenaars cijn in Nederland zoo bekend en zoo populair als Joban Schraler, die den 51en Januari zijn vijftigsten verjaardag heeft gevierd en tevens zijn v\jf en-twintigjarige werkzaamheid als zanger heeft herdacht. Officieel trad Johan Schmier het eerst op als kerkzanger en ook toen hij al lang vasten voet had gekregen op de planken, die de wereld beduiden", is hjj aan de stemmige en stemmende orgelgalerij getrouw gebleven. De vele duizenden, die hem in ons land, in Bjlgi en in Frankrijk, in een zijner glansrollen, die van den fanatteken Hugenoot Marcel, hebben bewondead. zijn zeker nog slechts een handvol tegenover het aantal van hen, die hy als zan ger in katholieke,kerken of leider van kerke lijke koren heeft gesticht. Trouwens, indien hij als Marcel tegen het ware geloof" heeft ge zondigd, dan heefc hij dat als kardinaal de Brogny weder goedgemaakt. Natuurlijk heeft Schmier ook een liedertafel gedirigeerd. Dat heeft elk Nederlandsen musicus gedaan, maar er zijn er zeker niet velen ge weest, die bij hun zangers, al hielden zij die stevig in de hand en al vosrden zij hen tot de veelbegeerde concours-triomf en, zoo geliefd en populair waren ah) onze joviale bassist. Ojk als componist heeft Johin Schmier zich doen kennen en waardeeren. Vaa zijne hand zyn een zevental coapositièn voorde Roomsen.Eatholieke kerk, alle deze met Kerkelijke goedkeuring of Imprimatur", maar daarnaast een aantal «Proeven van Naturalistische Mu ziek" voor zang en piano, op teksten van Hieronynus van Alphen (die zich in zyn graf zou omdraaien als hy kon hooren hoe Sjhmier met hem solde), van Jacob Cats, van den Schoolmeester en van Piet Paaltjens. Het hu moristisch genre naa°t de kerkelijke kunst, en daartusschen de opera, de combinatie schijnt vreemd, maar er zyn luisterrijke antecedenten. Lecorq, da componist van ~ de F Me de Mad. Angot, i i vele jaren organist geweest in een katholieke kerk. Da eerste dszer naturalistische" composities de Pruimeboom," verscheen onder den naam J. Peakeln. Die naam is een omzetting van Pekela, eene mysterieuze hulde aan de toen malige patroons van den nog onbekenden musicus, de welbekende firma Catz, wier elixers Scholier als reiziger trachtte aan den man te brengen, eloch met weinig succes. De heeren Catz hebben de proefneming met hun reiziger niet lang voortgezet en aan de kunst is dit zeker ten goed gekomen. Reiziger is Schmier gebleven; zijn kunst heeft allerminst een sedentair karakter, al keert de artist na zyn lange en korte zwerf tochten steeds weer gaarne naar Amsterdam terug. Wat hij van die zwarftochten weet te vertellen, vooral ook . als medewerker aan de gezelschappen van de Groot en Van der Linden, is dikwijls heel interessant, en de heer Hem i W. J. Schouten heeft daaruit een aardige bloemlezing gegeven in z\jn bij Gebr. Cohen verschenen brochuretje tJohan Schmier, zyn kunstenaars laopbrnn." Voor den even verdienstelijken als geliefden zanger is ds 51e Januari tot een echten feest dag gemaakt. Mogen hem nog vele zulke herinneringsdagen in de toekomst wachten! P. iiiHiiinniiminiiiiiiiiMiitiiiiiiiiiiiiiititiMiiiiitiiiiiiiiitiiiiiifiiiiu Job, BraaWel, Het jongste nummer van De Hollandsere Recue bevat een karakterschets van den alom bekenden teekenaar Joh. Braakensiek. Frans Netscher karakteriseert de kenmerketde popu lariteit van Braakensieks platen in het week blad op de volgende typische wijze: De nieuwe G.oene meneer P De nieuwe Groene. De krantenjongens loopen op het station langs den trein, houden hier en daar voor een open coupéstil, steken hun hand met een exemplaar van de nieuwe «Groene" naar een heer uit, toonen het aan menschen die achter den waggouwagen zitten, noodigen met klem tot koopen. De nieuwe G'oene meneer ? Juist gekomen meneer! Uit sommige coupes wordt de A!iojongen aangeroepen, komen armen te voorschijn, die een exemplaar verlangen, wordt geld toegereikt en gewisseld. Het debiet gaat goed. De exemplaren gaan vlug van de hand. Het is Zaterdagmiddag en de treinen zijn vol reizigers die met den Zondag naar huis gaan. Er is kooplust. De nieuwe Groene meneer, de nieuwe Groene! Ea de reiziger die gekocht heeft, zakt weer in zijn hoekje van de coupéterug, trekt den groenen omslag van het » Weekblad" en schudt de plaat van Braakensiek tusschen de pagina's uit: ddar is 't hem om te doer, die moet hij 't eerst en dadeljk zien, de rest komt later wel. En de plaat opengevouwen tusschen zijn gesperde armen, het hoofd er achter, komt er langzamerhand een lachje van ingenomenheid met zich zelf over zijn eigen fijn begrijpen in zijn oogen: J», hij begrijpt 't wel; goed hoor, heel goed en raak ook hoor! Da plaat wordt weer dichtgevonwen, de lach nog op 't gezicht. Maar de overbuurman kijkt en dadelijk klinkt het: Heeft u de plaat al gezien meneer? Neen P Asjeblieft... goed hè? Die kop van John Buil ha ... ? Waar haalt zoo'a Braakensiek 't elke week van daau P Je zou toch zeggen ... Ea de heeren gaan aan het d.skussieeren. Ze zij u echter de eenige bewonderaars van Braakensiek's platen niet-, Ga Zaterdagsaronds miar eens naar een sociëteit of k ffi;huis. Ainneme, geef me de plaat van de Groene eens. Ia banden meneer. Z:U js dan voor me bespreken? Vier, vijf hoofden zitten er aan een ander tafeltje over gebogen of hij gaat daar van hand tot hand. Ook vangt men wel eeis brokken van gesprekken op: H-jb je de p'aat van Braakensiek al gezien P Nee, nog nitt. Gid kerel, die is *an de week weer zoo goed. Nse, die moet j? zien. Hoe komt de vent er toch aan. Zoo, z-gt Netscher, houdt Braakensiek iederen Zaterdag duizenden menschen in het land bezig, geeft hij ze enkele oogenblikken van kijkgenot, vormen hij en de voorstelling van zijn plaat de onderwerpen van honderden gesprekke», ver schaft hij ze op reis, in de huiskamer, in de sociëteit, op straat, en in het ktfihhuis een kleine ttfludiog voor hunne gedachten, of doet bij de malligheid onzer publieke personen, de wreedheid, zotheid, domheid, ijdelheid en onre delijkheid in hun haudeiigen met striemend sarcasme even inzien. Op die manier heeft Netscher volkomen gelijk als hij schrijft dat Braakemi k twee-ec-vijfïig maal in 't jaar voor enkde urea de meest besproken Nederlander is. Als een zeer sympathieke karakttreigenschap wordt door Netscher in den schets, inzonder heid Braakensiek's groote bs&cheidenheid a's zoodinig in het licht gesteld. Bij het publiek, is hij persoonlijk slechts zeer weinig bekend, en dat niettegenstaande hij onder het grcote publiek tallooze bewonderaars heeff. Kenschetssnd zegt Nitscher dat b.v. in Am sterdam u duiïenden den ouden Judels kunnen aanwijzen, dat men u zal aanstooten als Bouwmeesier voorbijgaa', dat iedereen Wertheim kende. In den Haag kent een elk Schaf p nar, en als Heemskerk uit zijn woning naar het Binnenhof girif, draaiden velen zich op straat om, tot het dienstmeisje en sinaasappeljoodje. Ieder kent de kirine grijze figuur van l raëls, en de wanddaars op dtn Hoogeu Weg Mesdag enz. Maar Braakensiek kennen er maar weinigen. Men heeft geen vcrmo3den dat dit EU de man v>, die »men" week op week zoo veel genot schenkt. Netscher beweert dat er twee redenen voor zijn. Ten eerste: wijl Braakensiek niets artistieker gs of aanstellerigs heeft: ten tweede wijl hij een hoogst bescheiden man is. Over eigen werk spreekt hij z Iden of rosit; scheldt niet op dat van aideren; bluft ea schettert niet op eigen bekwaamheid en begaafdheid. De esrste A-nsterdammer moet nog gevonden worden, zegt Netscher, dia getuigen kan dat Braakensiek ooit in 't openbaar een tcherp of onaangenaam oordeel heeft uitgesproken over de platen van zijn kollega-teekenaars. Daarom wil Nslscher, afgescheiden nog 'an zijn talen% in de karakter schets zijn b 'scbeideuheid mee als een zijner voornaamste karaktereigtnsclappen op den voor grond plaatsen. Braakensiek is Neé.lands eerste politieke teekenaar. Niemand zal hem deze reputatie durv.n betwisten. Ooi worden we in dit opstel ingelicht omtrent de jeugd van Braakt nsiek, want eer hij worden kon wat hij nu is, moest hij door moeilijkheden vau studie en worstelingen heen. Tot zijn elfde j<ar bezocht hij de school, waar bij mede tengevolge van.ongeneeslijke doof heid zeer achterlijk gebleven was. Ging bet leeren hem moeilijk, des te grooter was zijn aanleg voor teekenen. Mj:n zond hem tweemaal per week Ier teekeaschool bij den kerkschilder Tetar van Elven, waar echter gebrekkig toezicht oorzaak was dat de jonge kweekeling geringe vordeiiagen maakte. Zoo versp 1de hij veel lijd, zwierf op straa^, nam alles onb.swust in zich op. Wijl hij vlug ea gemakkelijk teekende, kreeg hij een baantje aan een modewiakel, waar hij patronen voor sous-tache en borduurwerk teakende. In middels smachtte hij naar ander soort teekenarbeid. Inzonderheid voelde hij zich aangetrokken tot het teekenen van gevechten, hartroerende militaire tooneelen op het slagveld, moord en doodslag. Door brnrddeling van wijlen Martin Kaiff, den bekenden redakteur van het Amsterdamsche l'an'Msllad, die een paar teeken:ngen van Braakensiek te zien kreeg en zeer mooi vont), er wel talent, in zag, kwam Braakensiek op de Aiademi ?. Kalft' was n.l. naar den toenmaligen direkieur der Rijksakademie, den he.'r Poorter gegaan, had hem de schetsten en komposit'ën van den teen vijftienjarigen Braakensiek voorgelegd. Deo1! de direkfceur weigerde te gelooven dat die rijke oo^st het werk WES van een jongetje, dat perspektief en anatomie amper bij naam kende en om wiens opleiding zich niemand bekommerd had. De direkteur sloot toen den jeugdigen kunstenaar in een vertrek op, gaf hem potlooJ, papier ea onderwerp aan de hand om overtuigd te worden van zijn natuur lijken aanleg, en de d rekteur werd overtuigd. Toen kwam Braakensiek op de Akademie. Terwijl hij daar studeerdp, teekende hij in vrijen tijd om geld, voor anderen, ten einde zijn vader, die gaarne alles voor hem zou opgecffrrd hebben, niet tot te zwaren last te zijn. Martin Kalff had hem op den goeden weg geholpen, Justus van Maurik zou hem later werk geven dat hem Laan deed maken. Evenals deze heeft Braakensiek groote liefhebberij in het Amsterdamsche straatleven, en is hij een scherp opmerker van de komische zijde er van. Straattypen, straatsccaes, kooplieden, oude wijfje?, schoenpoetsers, alles e a allen leveren stof voor zijn vaardige teekenstift. Meer dan eens gebeurt 't dan ook, wanneer hij een 1yps op straat //in de gaten" krijgt, dat bij zijn weg niet vervolgt, maar achter den persoon, dien hij opnemen wil, blijft aanloopen, hem vervolgend van straat tot straat. Oimiddellijk ziet hij het komische in een persoon, het humoristische vaa een geval, heeft daarenboven een uitmuntend geheugen voor het geziene. Van daar dat hij de schetsen van het Amsterdamsche straatleven met grcote vaardig heid als het ware uit zijn mouw schudt. Bij het werk van Van Maurifc past zijn teekentalent voortreffelijk, ook naar het algemeen oordeel vaa het publiek, dat Van Maurik la? en be wonderde. Beider werk vulde elkander volkomen aan. Voortaan bleven hun namen aan elkander vast gekoppeld. Voor Braakensiek, merkt Netscher op, ha.d dit nog een ander gelukkig gevolg. Vaa Maurik behoorde tot de meest gelezen Hol landsche auteurs. Van Maurik'a boeken gaven dus tevens een zeer ruime introduktie aan Braakensiek's illustraties. Zijn teekenwerk had nu mede een groot publiek. Zoo is het niet gemakkelijk een overzicht van al het illuatratiewerk van Braakensiek te geven. In de eerste plaa's illustreerde hij al de vertellingen van Marryat, de Algemeene geschiedenis" door Liuwerse. Ain de jongste prachtuitgave van Kneppelhout's Klikspaan", heeft Braakensiek ook zijn medewerking verleend. Aan Eigen Haard en aadere tijdschriften deelt Braakensiek her haaldelijk van zijn overvloeiende vruchtbaarheid mede, en in alles wat zijn teekenstift voortbrengt erkent men den man van studie en van gaven. Van later tijd zijn nog zijn illustraties in Jan Ten Brink's , Brechtje Spieghel", in een reklameboekje vaa Van Marken's olie te Delft, en ik voeg er bij, zeer knsppa illustraties, in het kranige jongensboek: Paljas van A. C. C. de Vletter. Maar toch meent Netscher dat de man van dit werk nut is vjor het pub!i:k de Braakensiek. A's lieveling van het publiek is er de man van do platen in de ,Groene", en be kleedt hij een aige phats in ons land. Zoo komt Netscher er toe Braakensiek'a werk te vergelijken bij buiteiilandschépolitieke teeke naars. Zijn' slot s )m is da1. Braakenti k neutrale kunst geeft; ze staat buiten eenig partijgeidoe. Zijn karikaturistUche en huuio.i.tische platen ziju vrij van induvidueelen hartstocht. Zij geven de bespotting, zegt Netscher, van toestanden en p:rsjner, van een standpunt van algemeene beoordeeling en vertolken Biet zoozeer de mee ning Ta i een gepassionnecrden eenling dan wel de opinie die onder de menigte leeft. En htt publiek viuit er meestal zijn e'gen inzicht in scherper, p>kkender en uumoristischer vorm op terug. Verder is zijn kalm overleg dat iu al zijn teekeningen doorstraalt ook een ge.volg van zijn temperament, meent de heer Njtscher. Hij is meer een kind van het Noorden dan van het Zuiden. Hij is intelltktueeler b.v. dan Steinlen en Ibels. Hij ooerdrijfl niet. Hij wringt de lijnen niet als slappe elastiekjes eu hij bewerkt de koppen niet als gutta-perchaballec. Excessen van lijn en voorstelling, als bij Caran d'Aoke zoekt men bij hem tevergeefs. Hij houdt zich aan de realiteit. Hij laat een measchelijk lichaam een meisjhelijk lichaam blijven. -Maar door aan kop en lichaam slechts een kle'.nigheid te ver anderen, er een ietsje in te legger, komt hij waar hij wezen wil. B.v. hij neemt den kop van een bekerd staatsman en legt d lar een uit drukking van vrees, verwonder n p, blijlschapof verrassing in. Maar die kop b'ijft altijd ge lijkend. Twee kenners van zijn werk oordeelen gelijk Netscher. Rössing schreef: Ben kenmerk van Braakeiisiek's teekentalent is de groote en verrassende geiijkeiii zijner personen. Ook Johan Gram zei: Zijn streven is bovenal het karakter zijner persmiges krachtig te doen uitkomen, het type der fVuren scherp te accentueeren, doch nooit met behulp van gewilde, voorbedachte misvorming. Ten slotte herinnert Netscher er aan dat Braakensiek, behalve tetkenaar en illustrator, ook sc'ülder is. Ook hebben Braakensiek's teekeningen meermalen de aan dacht in het buitenland getrokken. De Figari nam meer dan eens teekeningen van hjm over. Reoieie ofRuoiews haast iedere maand. la het plaatwerk V Affaire Dreyfus et timage zijn zelfs twee van zijn p aten overgenomen. Zoo eindigt Netscher ziju artikel, dat zich slechts presenteeit als losse aantee keningen over Braakensiek's talent, lever, karakter. Bj het verleden, en een zeer eervol verleden, dat als artist nu reeds achter hem ligt, heeft hij nog een toekomst voor zich, die, wie weet, nog eervoller zal worden. ' Is. QUERIDO. . Bij Büffa en bij Gonilelet, De firma Buff» & Zonen gaat voort met het houden van tentoonstellingen van n enkelen schilder en geeft na, Hart Nibbrig, nu aan Carl Breitenstein gelegenheid zijn werk te doen kennen. Ware hij een zanger, dan zou Breitenstein een flinke kracht in het koor zyn, zonder noch tans al de hoedanigheden van den solozanger in zich te vereenigen. Maar toch kan het heel aangenaam aandoen, zulk een stem alleen te hooren, als het geluid klankrijk en zuiver is. Zóó is het werk van Breitenstein, die tot dusver geen naar voren tredende figuur onder de schilders was, maar wiens nadere kennis making doet verwachten, dat hij zijn laatste woord nog lang niet gesproken heeft. Het sterkst treft wel zyn vrije koene kijk op de natuur en als gevo'g daarvan de gezonde pittige kern in zijn werk, daar waar hy' zich besturen liet door den drang om zuiver en klaar de impressies van het buiten te geven, zonder dat zijn verstand hem voorhield, dat het tchilderyen" moesten worden. Dat onbevangen zien der dingen geeft zyn werk een jonge frischheid, de prettige over eenstemming houdt met de jaren van den maker, vooral nu we in een tijd leven dat van betrekkelijk jonge schilders een vroeg-rijp-zijn en eene verfijning geëischX worden, waartoe zelfs de grootsten eerst op veel later leeftijd kwamen. Hoe oud waren Bosboom en Israëls niet, toen hun werk den vollen wasdom be reikte? En omdat sommige j ingeren door te veel contemplatie en neiging tot geacheveerdheid dikwijls zich zelf te spoedig tot een grens brengen, die niet te overschrijden is en een verandering van koers noodzakelijk maakt, rekenen wy het 't werk van Breit ent tein ten goede aan, dat het aan voldragenheid nog te kort schiet, maar by'na overal van een onont gonnen leefkracht getuigt, die een gestadigen uitgroei doet verwachten en het eindpunt in de richting, waarheen zyn streven wyst, nog in een zeer ver verschiet stelt. Is dit de tofaïl indruk van zyn werk, enkele schilderyen bieden ook in dit stadium reeds een zeer dankbaar re-ultaat. Zoo no. 15 het krasse wintergezicht met de kleurige haag vol gele winterblaren op den voorgrond en daar door en achter het heuvelachtige sneeuwland schap. Da sterke gewaarwording van het strakke kraak-heldere, die dit landschap opwekt, gevoelt men soms in de eerste oogenblikken a's men 's morgens buiten komt, wanneer de eerste sneeuw gevallen is. Zonder verder in bizonderheden over zijn werk te willen treden, wil ik nog wyzen op het dagklare riviergezicht met kleurige schepen, niet vrij van modern-Franschen invloed, dat bij den ingang hangt, op de wijde ruimte in zyn effen- zee, waar n enkele lichte breker opkomt in het rimpellooze vlak, alsmede op de visschemloot in de hayen met de licht be sneeuwde duinen als achtergrond, een schilde rijtje, dat uitmunt door mooi vast kleurverband. Heel opwekkend en verfrisschend als een heldere vriesdag in lauw-matten wintertijd werkt deze tentoonstelling in de herinnering na en de kleine moeite van het trappenklimmen naar de bovengalerfl wordt ruimschoots vergoed door het overvloedige licht, dat de stukken daar hebben en dat ze door hun zui verheid zoo prachtig verdragen. By den heeren Goudeket & Co. was ik binnengegaan_in de hoop de aandacht te mogen vestigen op een jonge debu'ante mej. Ch. B juten. Ik zal eciter da onvoorzichtigheid van deze jonge dame-niet navolgen, waar zij haar werk, zij het ook op bescheiden wyze, wat al te vroeg exposeert, en m\ju oordeel opschorten tot tijd en wijle, dat zy na veel ernstige studie zich duidelijker vermag uit te spreken. Km goed begrip van kleur en toonverhonding in enkele harer proeven doen mij het beste voor haar toekomst hopen; maar zou wat minder veelzijdigheid niet aanbevelens waardig zy'a. Portret, landschap, stadsge zicht, stilldven, stalinterieur \.. 't is wel wat veel om te gely'k mee te beginnen. Een vliegecde kraai vindt overal wat en zoo ontdekte ik, dat deze firma in 't bezit is van een mooien Vincent, een tuin met bloeiende heesters en boomen, een logenstraffing voor hen, die Vi; cent wel eens van-onhandigheid betichten. Ook troffan m\j een piar guitige paneeltjes van Eoppenol en een groote E qua: el vandenzelfden, een boerenkermis, waar hij zich als knap fi^uurteekenaar kennen doet, alsmede een ge vatte krytteekening van een nieuwe stadswijk door Isaac Lraels. J. W. N. iiiHiimntnimmiuiiiiaHiniiiitm Uit het DaiW yan Van Haitobroel ii. Uit de aanteekeniogen van Hendrik Fagel Jr. hadden wij al iets gehoord over de droevige figuur van Prins Willem IV, toen hij iu 1748 te Amsterdam werd ingeroepen a's middelaar tusschen de regenten en de burgerij. Het Dag boek deelt ons mee wat een militair, die een kijk had op den po'.itieken toestand, Maleprade, bij het bericht van 's Prinsen voorgenomen reis zei: rhij zal van Amsterdam terugkomen met de krcon, of met de kous op het hoofd 1)." Het was met de kous. Willem IV was een te on beduidend en te gemoedelijk man, om de tijdsgtl genbeid, gunstiger dan oo't voor het fnuiken van de n gententirannie en het soaverein maken van dj Oranjes, te begrijpen er, zou hij haaf begreep, er zijn voordeel mee te doen. Drie of vier duizend Bijltjes sehefpstimmerlieden, tevens Oranje klanten haalden hem te Am sterdam in; op het Oranjevendel, dat voorden stoet uitgedragen werd, stonden d.e woorden: j,Voor Oranje en de vrijheid." De beteekenis van de Vereeniging dier twee leuzen ontging den Siadhouder; van de eischen der burgerij werd zoo goed als geen ingewilligd. Bij zijn (Zie vervolg op pag. 6). 40 cents per regel. liiiiiiiiiiimli in iiiimiiiiiiiiimiiiiiiniii minimi TRADEMARK MARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrflgbaar bg alle Wflnhandelaars em büde vertegenwoordigers KOOPMANS «fc BRFIUriEB, Wjjnhandelaars te Amsterdam. PpÜ7PTl Qfl af f O /ifl TIPT UlpCPh fHJiull Vdll dl J L\N yül DlDSlill. K AM S T R A's Matrassen-, Bedden- n Slaapkamer-Meubelfabriek, Snee k. BED DER TOEEOMST met 10 jaar garan tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratie, Honderden bewijzen van tevredenheid. ? Specialiteit inENGELSCHE LEDIEANTEN. Piano- en Muziekhandel H. E AHR, te Utrecht Opgericht 1835. Telephoon No. 443. Amerikaansche, Duitsche en Fransche PIANINO'S en ORGELS. Groote keuze in: Oude instrumenten worden ingeruild. Repftratiën worden in da Fabriek ten spoedigst* uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in e& buiten abonnement. Hoofd-Depöt VAH Dr. JAEGER'S ORIG, Soraaal-ïolartltelen. E. F. DBUSCHLE-BBNGEB, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel NedeiL ECHT VICTORIAWATER. GRAND MAKMER. Cordon Jaune & Rouge. LIQUEUR ROYALE. Agents GenerauxB. A.RIPPING&Co.,Amsterd. Piano-, Orpl- ei MuziettaiÉl MEYROOS & KALSHOVEff{ Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Eoop en in Huur. Rcpareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl