De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 26 januari pagina 8

26 januari 1902 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1283 Aan de Redactie van het Weekblad De Amtt-erdammer. WelEdele Heeren, Uit het artikel in het U. nummer van het "Weekblad, gericht tegen den heer Netscher, bleek my, dat Van Hulzen in het publiek deed of hu een fout had begaan, die ik heb gemaakt en wel b\j een correctie van zyti drukproeven voor Boon's Magazy'n. Nu vind ik dat heel amicaal van hem, maar toch beken ik liever, dat ik het abuis maakte, wat overigens bitter weinig beteekende. Na al hetgeen U de vorige week hebt aangevoerd ter verontschuldiging, behoef ik daar niets meer bij te voegen. Met mjjn dank voor die verdediging van ong beide en voor de plaatsing dager regals, Hoogachtend, Aast, 20 Jau. 1902. J. K. RESSBÜBG. Antftriüel Mijnheer de Redacteur. Wat heb ik een schik gehad van de kenn'smakingmet dien meneer "Van Uildnks uit Loches», die in uw blad van 1.1. Zondag aan 't woord is over mijn Juffrouw van Gezelschap. Hij is bepaald een 1ype* die m;g in dat boek mankeerde, een geboren tegenhanger van de eer zame mevrouw Bunk, dat toonbet ld van christe lijke volmaaktheid zóó vlekkeloos, dat ze niet het minste smet j a in haar mederuenschen duldde. Hij toont precies dezelfde goedmeenende be langstelling voor mijn boek als de brave notarisTrouw voor juffrouw" Ida en wordt bij zijn zorg vuldige bespreking blijkbaar gedreven door de zelfde liefderijke bedoelingen als zij in baar oor deelvellingen. »Niet dat ik kwaad van haar wil spreken God bewaar me maar... zie j-..." ' En na zoo'n inleiding ging dan die goeie beste mevrouw Buik aan het haaifija uitpluizen van het voorwerp harer welwillende critiek, zoodat er naar haar meening althans en tot kaar innige spijt geen draad aan goed bleef. Precies nu als de Oostwijksche matrone gaat de acbtenswaardige bewoner van het landelijke Lochem te werk. Hoor maar eens hoe zalvend hij begint over deze soort eenvoudige en reine ?verhalen," die «gelukkig nog lezers vinden, niet verfijnd genoeg, om alleen in slecht gepairde menscben waardige helden en heldinnen te zien." »De kritiek valt veelal die lectuur hard," maar dat zal de gemoedelijke heer Van Uildriks niet doen. Hij is ve J te blij, nu eens een nieuw boek te vinden, dat m een gezin door oud en jong kan gelezen wordf n ; de nieuwe belietrie is zoo volstrekt onbruikbaar ia dat opiicM, dat ze ter BitiiiiiiniiiiMi iiimiiiiiimii niiiiiiii»nmniimimm«» Mas PrnUehnao Brommeijer. Goed.e morgen, m\jr>b.eer Brommeger, zoo hoorde ik mij toespreken 's ochtends om kwart o ver tien en bij 't opengaan van mijn kamer deur, en mij omkeerende, zag ik het gelaat van m\jn vriendTreub, die met de col lege-portefeuille order den arm, onaangediend op my toestapte. Nu, W\j kenden sedert ?«enige jaren elkaar, en zoo heel veel plichtplegin gen behoefde hij niet te maken al had een klein beetje meer defe rentie hem niet kwaad gestaan. Dit wilde ik hem juist even zeggen, maar zelfs mijn blik kwam te laat, want vóór ik hem ter dege had kunnen aanzien, had hij al een stoel gegrepen en viel daarop neer als een menschgeworden bliksemstraal. Ik begreep DU niet te mogen nalaten hem tot de orde te roepen, en zei zoo, wel me jongen, daar schijnt in den laatsten lijdeen verandering te hebben plaats gegrepen in je gestel; vroeger, meen ik me te herinneren, was je behalve tegen de oude jongejuffrouw, die je maar niet warm kondt krijgen, altijd even onberispelijk in den vorm en ik had me in 't minst niet over je te beklagen, maar een familiariteit alsof je dacht dat de deur hier altijd openstond, of dat ik de een of andere paai uit je notarieele vereeniging zou wezen, hoor eens, dat loopt de spuigaten uit. Mijnheer Brommeijsr, riep Treub ... als u op de hoogte van uw tijd was zou u mij veeleer dankzeggen, dat ik uw veelwoordig speechje van daareven zonder eeni? teeken van ongeduld heb aangehoord. Orermaat van beleefdheid, mijnheer! We weten nu eenmaal dat het leven kort en de kunst .lang is, en laten oi:s niet meer ophouden door allerlei onnoodig getalm. We tasten toe, zei hij, zijn hand nog eens aan de leuning van den stoel slaande. De voor uitstrevendheid, die me vóór jaren al, als in kiem, in het bloed en de spieren zat, is langzame) hand tot een alles beheerschende, door nieta te weerhouden drijfkracht geworden, zoodat het mijn heele body vooruitstuwt, en zooah ik hier nu bij u op deze trypten zitting ben gevallen, wil u wel gelooyen, dat ik al meermalen vlak vóór de vier pooten ben terecht gekomen, en in der haast op den grond plompte. Nog eens, dat is de vooruitstrevendheid en die heeft, a nadeel, als ze zoo echt is als de mijne, nl. datje met je beenen en je billen geen steunpunt vindt, juist als je er alles op hebt ingericht om eens even rustig te gaan zitten. Je doet dan een snaak natuurlijk, dat komt er van, je bent js zetel iets te veel vooruit.. . Ik hoorde dit aan en wist waarlijk niet wat te zeggen, terwijl Treub met zijn zak doek het zweet van zijn ge/.icht v-_egde, en oef! blies op de manier van een graamaaier op (en heeten Juni-dag. Ah, zoo vervolgde hij. als u eens wist hoe de vooruitstrevendheid te langen leste ook in da vooruitstrevendheid zyH kiuv varen, zoodat alle hens op 't dek met hun handen do jaspanden uitgestrekt houden, als even zooveel zeilen naast die van den mast op de schuit. Want zooals iV,1 nu ben is de rest ook. Daar heb je ons aller com mandant Kerdijk. Ik heb niet de eer hem persoonlijk Ie kennen, bracht ik in 't mid den,/ maar Treub pausserde niet. Wat voorlezing aan de huiselijke theetafel absoluut ongeschikt is." Men ziet den heer Van Uildriks hier den neus optrekken en deukt dat hij nu heel wat goeds zal zeggen van het boek, zoo gunstig afstekend bij de verderfelijke,die hem zoo tot ergernis strekken. Maar, precies als mevrouw Buak, gaat hij nu aan \ critiseeren. De schrijver maakt fouten als : den loef afsteken, zich van de domme» houden, loftttigingcn, enz. En dan laat hij zijn personen soms uitdrukkingen gebruiken, die de heer Van Uildriks in de nette kringen te Lochem nooit gehoord beeft, zooals iets op zijn fatsoen trek ken" of ze zal er geen kwalijk ?aart van krijgen." Of b v. het woord verzettelijk." Daar heeft de heer Van Uildriks nooit van gehoord; hij be grijpt niet dat, als bij voor zijn verzet een tioekbeoordeeling ia de Groene schrijft,, het voor de lezeressen van dit blad verzettelijk kan zijo, die te lezen. En dan die zin, waarin sprake is van een kind der duisternis." Die is voor den scherpzinnigen beoordeel*ar nu volkomen duister. Hij beeft nooit gehoord van de bijbelsche uitspraak dat de kinderen der duisternis voorzichtiger zijn in hun geslacht dan de kinderen des lichte." Ik had anders zoo'n idee dat hij nogal thuis zou zijn in den bijbel. Maar wat de heer Van Uildriks vooral heel erg viadt, is dat de schrijver er niet op let of zijn personen wel u of je tegen mekaar zeggen, zooals dat hooit; want ieder weet toch dat daar vaste regels voor zijn, waar elk beschaafd Neder lander zich in 't spreken stipt aan houdt; maar die slordige schrijver haspelt u en je onbesuisd door mekaar. De heer VanjUildriks heeft een heel lijstje opge maakt 7an de passages, waarin dit het geval is. Eéaen keer schrijft hij daarbij zelfs jij, w#ar in 't boek je staat, en maakt het geval daardoor nog leelijker, juist zooals mevrouw Bunk zou doen. Maar ik wil niet gelooven dat bet met opzet gebeurd is, zoo min als in dien aangebaalden zin, waar twcenaal achtereen haar staat, waardoor de zin wezenlijk al te gek wordt. Neea, zoo boosaardi; kan de heer Van Uildriks nist zijn, dat hij de zinnen opzettelijk verkeerd overschrijft om ze belachelijk voor te stellen. Maar als bij uit deze gevalletjes leert dat de zetter wel eens iets anders ztt, dan wat de schrijver bedoeld heef*-, zal hij mij toch, dunkt me, niet meer zoo hard vallen als dat een enkele m»al in mijn boekje gebeurd is. En om nu nog eei;s op datje en u t>rug te komer, ja dit is een lastig ding in den Hollandschen dialoog. Daar heeft Van Lsnnep ergens in Klaasje Zevennler wel een heele b.'adzij lang over gephilosopheerH, zonder het probleem tot oplossicg (e breugen. Mag ik eei s zeggen, wat het resultaat van IMIMmiMIUIIIlllUIWmUllllllllllllllimiimilltlimillllllHImiU' een vent l riep hij uit. Van alle menschen die zeggen: ik wil dit en hij doet het is hij wel de eerste. Als Cerealis schiet hij den eenen pijl na den ander, en als hem dat in den zin komt ook door den ander heen. Wat een verwoestingen heeft hij al aangericht op het slagveld, altijd maar daar doorgaloppeerende en rennende met vliegende vaandel en slaande trom. Hij wordt al een dagje ouder en dat maakt hem des Ie im posanter als krijgsheer in Staat en Maat schappij. Neen, het is niet te veel beweerd, mijnheer Brommeijer, als ik u verzoek 't liefst aan hem te denken, zoodra er een voorjaarsstorm door 't luchtruim rukt dan ziet ge althans een flauwe afschadu wing van de snelheid zyner gevleugelde voeten hij beweegt zich als de wind. Ia December nog sprak ik hem, en vijf'minuten asem had hij voor de zes die ik htm af staan wou. Praat niet zoo langzaam, was 'teerste wat hij zei. Ik gevoelde den zin van zijn driftig voortvaren en joeg met hem over straat. Wij kwamen hier voorbij, en druk redeneerend wees hij met zijn duim naar uw huis wat zooveel zeggen moest als, daar woont mijnheer Brommeijer, waarop ik tot antwoord wilde knikken, maar te laat, we waien Meinesz reeds gepasseerd toen mij dat gelukt was ... zoo zweefden wij c'oor en redeneerden in bekorting van woorden... weglatende »ing", »heid", «schap", en andere lam zalige achtervoegsels uit den zeurigen ouden tijd. Eens hoorde ik hem zijn geliefkoosd »in trouwe" zeggen, maar zooals een hazewind het zou uitblazen »in tr", meer niet, zoo vlogen wij met onze beenen, met onze gedachten en onze woor den in de meest volmaakte vooruitstrevend heid. Hij snoot zijn neus en onder dat snuiten door hoorde ik zoo iets als van >omeped, ja omehoed"... en hoe kostbaar de tijd dan ook was, ik vroeg hem eenige inlichting. Ja, zei hij.., schandelijk tijdver lies! Kinderlierstelliiig : 77 artikelen, en partij : beginselverklaring en 80 artikelen.. maar ik, president, zal ze wel af'mijnen, elke combinatie '2\4 uur afzonderlijk en en block. Je gelooft niet l:è? Ik haalde onmerkbaar haast mijn schouders op. Goed! riep Kerdijk, parieeren met je... om een Hoed ! en terwijl hij mij de hand toestak, om de weddingschap, zoo plechtig als onze gehaastheid dat gedoogde, te bezegelen verloor ik hem bij een Jagen stoep ... wat ik evenwel eerst bemerkte, toen ik drie perecelen verder was. En wie van juilie beiden heeft den hoed ? vroeg ik. Zeker wat Kinderiierstelling betreft, heeft hij gewoni.en met glans. E'geniijk met meer dan glans, met electrisclie schit tering, als ware hij persoonlijk de zegen brengende Electra zelf. U moet denken, in zoo'n kring van dokteis en filantropen, hadden zij van die soort van vooruitstre vendheid heelemaal geen begrip, zoodat zij hem dan ook telkens wilden ophouden ; maar jawel, dan narn hij met zijn jeugdig; lan een sprongetje en wipte over die taaie koppen heen. E'n van de wij^neuzen, die zelfs aan 77 artikelen door (verdijk c.s. ontworpen, nog een ovolko;iienheidje durfde te vermoeden, riep als er een rijtje nummers, b.v. 11, 12, i'.i, 14 waren afg«K>ep\.>n, bij 15 kien, en een andere pLiaggeest beweerde weer, dat de artikelen bt-ho jidt/n te wonk'ii voorgelezen, aangsnien hij ze bij 't slechte licht niet spellen kon . Maar u hegrijpt, time was nog iets meer dan moruv: in dit geval: immers een nieuwe reeks van daden, die an ders door Kerdijk op dienze'fden dag niet verricht handen kunnen word;->i; plu* een hoejl. Zooveel is zeker, «lat z-ll'-< dokier 15 irnouw, die natuurlijk als elke; dokter, in een aantal artikelen patiënten zag. dien hij niet van 't lijf kon blijven... mij na uil >op van de vergadering verklaarde ... mijn waarde heer Treub, die Kerdijk, zooais hij ook nu weer als een verschietende ster den melkweg passeerde, is zoowaar een phautoom !.. . Dat raakt je de koekoek, viel ik Treub mijn waarnemingen is op dat gewichtig punt? Ik heb namelijk in mijn leven nogal wat dia logen geschreven, en dan is men wel verplicht daarvan meer studie te maken dan de heer Van Uildriks in zijn spraakkunstige wijsheid vermoed*. Ik heb dan opgemerkt, dat men in den vertrouwelijken omgang meestal je zegt. Maar dat je heeft het ongerief, dat er nooit de klemtoon op kan vallen; in dat geval heeft men geen andere keus dan jij en jou of «, en aangezien de beide eerste wel wat grof klinken, kiest men allicht het laatste. 1) Nog iets. Daar je zoowel bezittelijk als per soonlijk voornaamwoord kan zijn, komt het dik wijls voor dat er twee je's op elkaar volgen. In het spreken gaat dat er mee door, maar geschreven vind ik dat je je nogal leelijk en daarom prefereer ik, a van die twee je's, naar ge lang van den klemtoon, door u of uw te vervanger». En nu nog iets. Volgens de spra&kkunst'ge regelen, waaraan de heer Van Uildriks streng de hand wil gehouden hebben, moet hij het gebruik van u als onderwerp het werkwoord in den derden persoon staan, zoodat men b.v. zou behooren te zeggen en te schrijven-, u vergist zich. Maar mijn waarnemingen hebb;n mij ge leerd, dat in h;t spreken dat zich nogal vaak door je wordt vervangen, en dialogen schrij vende, doe ik dat dus ook. Zoo zou ik b.v., als ik met meneer Uildriks wat meer intiem was, tegea hem zeegen : Ver gist u je niet ? Wil u je opmerkingen soms terug nemen ? Of wil je uu> oordeel als onfeil baar handhaven? Dan zou ik n en je door mekaar gebruikt, maar toch, naar ik geloof, er niet onbeholpen mee rondgescharreld hebben, zooals meueer Van Uildriks zegf. Wat ten slotte betreft bet onnatuurlijk stijve en houterige van mijn taal en het gemis aan beeldrijke uitdrukkingen, waar die aanmerking komt van iemand, die zulk sierlijk vloeiend Hollandscb, zulke kunstig gebeeldhouwde taal schrijft als de heer Van Uildriks, kan ik niet anders dan er nederig het hoofd voor buigen en mijn best doen in het vervolg de lojluiüngen (niet loftuigingen, ofschoon 't volgens Van Date's woordenboek precies hetzelfde i>) van den heer Van Uildriks te verdienen, die hij me nu meent te moeten onthouden. N ij m egen, 6 Jan. 1902. J. R. VAN DEK L.AXS. * * Naschrift van «den heer Fan Uiidriks". Zoo heeft men er nog eens voldoening van, dat men zich van een zeer onbaduidend, slordig 1) Vooral mevrouw Hoogenburgh, zoo bezorgd haar gezelschapsjuffrouw niet te krenken, moest zich wel wachten, haar te jijen en te jouwen. jluiliitiilHimiiitiiumiitmmiHiiiinmiiimmniHiiininiiliiliiiimiiiii in de rede, want al hebben ze het dikwijls o ver de vooruitstrevendheid van dedokters, zoodai de lui zeggen : »je gang is geen dokters gang", je moet die kerels soms zien slenteren over straat, alsof' zij het publiek wilden aan 't ver stand brengen, of ik dadelijk bij je kom of je laat wachten, dat is toch van eenerlei efl'ect. Maar heeft je vriend het ook gewonnen bij de behandeling van de 80 artikelen en de beginselverklaring van je nieuwe partij ? . Relaas, neen, ongesteldheid verhinderde hem, maar eigenlijk moet ik zeggen gelukkig, want nu is gebleken, hoe de vaart niet alleen in hem en in mij, maar o jk in zoo goed als a! onze leden zit, in oen woord-, in de heele partij. Jawel, onder zijn plaatsvervanger h.eft het iets langer geduurd, dm onder Kerdijk het geval zou zijn geweest, .maar toch zonder veel vijven en zessen speelden wij in een uur of wat een werk, waarvan de eeuwen zullen spreken, klaar... en dat niettegenstaande enkelen, zooals Drucker, nog een beetje van dat ouderwetsche «drukken" hadden overgehouden van dat sabbelen en zaniken zelfs als ik iets had gezeid. Maar net als de baron voa Münchhausen, toen hij storm wilde maken, niet eens met volle kracht blies behoefde ook ik volstrekt niet uie tot het uiterste in te spannen, zoo snorde en fladderde als een papieren molentje de echte voortuitstrevendheid op mijne inblazing in de ronde. Maar had Kerdijk niet mij samen kunnen waaien, o God ... waar bleef me hoed! Je vertelt me daar niet weinig nieu\ys, antwoordd-j ik; ik wist werkelijk niet wat ik van dat alles denken motst; zoo kwam het dan evenmin bij me op me boos te maken, als hem langs den weg der rede neering iets van zijn opgetogenheid te be nemen. Alleen, daar ik toch iets zeggen moest, steunde ik, den elleboog op tafel, mijn hoofd met mijn vingers; zag hern even zw.gend aan, en lachte toen: maar, kereltje, weet je nu wat me in je ver wondert... dat jij, met je kwiklichaam, van zoo heb je me en zoo heb je rne niet rustig op dien stoel blijft zitten bij mij een ouderwetseh heer. Wat doa je hier eigenlijk ? EU nu moest hij wel uit den hoek komen. -- Dat zal ik U vertellen, Mijnheer Bronmeijsr. U begrijpt, hoe go.'d je ook een program maakt, er is toch altijd een week steetje in, een kleine opening, die je eerst moet dic'itmaken zal je het kunnen gebruiken als ten luchtballon, waar onder je veilig in 't mandje kunt gaan liggen. Zoo was hier een punt verbeten dal ik er nog gauw heb ingelapt of inge(Upt, nl. het staat serfrecht O.ibe^njpelijk nietwaar, dat een kop ais die van Kerdijk dit kon hebben vergeten eu nog onbegrij pelijker, dat iemand al.-i Drucker er no:tit vari scheen gehoord te hebben! Goed ik haal diep adem, laat, niet eens als een mammouth, neen als een klein hipp >p >tamusje twee dampkolommetjes uit, mijn neusgaten stuiven ... en de oppositie legt zich neer, het staatserfrecht wordt in ons program geschreven. Ja, dat was een j overwinning! Maar daar zijn victories, waaraan je na j:; dood eerst iets hebben kunt en dat is later dan voor iemand nn-,t een echt vooruitstrevend gestel als 't mijne aangenaam ma? hee'cn Meer nog dau aan ecu hnel program, en dus ooi: aan eou' enkel artikel uit een program, heb je aan een levend voorbeeld dat j*.-al die lui\\amrnessen, waarvan de politieke wereld zoo vol is, vertoonen kunt. En nu dacht ik, /.ou u niet do man willen 'tijn, om al j vast hot staatserfrecht in u-.v testament in j te voeren? U zal misschien zeggen, zooals j de mensehen, die er n o .-2; niet geiio;'? over j uitgedacht hebben dat we ons al in een | Suatserfiecht mogen verheugen door de j suecfcssiebelastlno;, maar tu-schen die beiden bestaat ten verschil als van dag en nacht. De suecessieWlasling verkleint het natio naal vermogen, eu het staatserfrecht, laat dat onaangetast en strijkt er toch een deel geschreven verhaaltje, van de Rïdactie ter bespreking ontvangen, niet afmaakt met een vluchtig woorrfje van geringschatting, maar dat men zich de moeite geeft, den inhoud kort en naar waarheid te vertellen en verder een bouquetje indrukwekkende stijlbloempjes er uit saan te garen. De voldoening bestaat hierin, dat vds heer Van Uildriks" nu ontheven is van de moeite, op het bovenstaande verder in te gaan. De lezers zij a zelf geheel op de hoogte en kunnen het dus zonder hulp op de rechte waarde schatten. F. J. VAN UILDRIKS Araoeie en geloof. Mijnheer de Redacieur, Beleefd verzoek ik u mij esnige pi tatsruimte in het eerstvolgend nummer van uw weekblad af te staan voor een piar beiwaren tegen het door J. S. in no. 1282 uwer courant onder het opschrift: Armoede en Geloof" ingezonden schrijven. Allereerst moet ik cpnerken, dat hetgeheele artikel het bewijs levert, dat J. S. van de werk zaamheid van het Ned. Z?nd. G -nootschap of niet op de hoogte is, of hair in elk geval zeer onjuist beoordeelt. Nu zal ik naar het onmoge lijke niet streven, om nl. in enkele regelen de vruchten dier werkzaamheid in het licht te stel len. Ea over de superioriteit van het Christen dom boven de godsdiensten der inlanders, onder welke het Ned. Zend. Gsnootseliap werkt, wenseb ik hier ook niet te schrijver?. De wijze, waarop de heer J. S. zijne woorden inkleedt en de uitdrukkingen //vromen" en //christenen" gebruikt, doen mij vreezen, dat wij elkaar toch met zouden verstaan. Maar ik vraag dien schrijver, of hij wel weet wat als gevolg van den -arbeid onzer Zendelingen in maatschap pelijk opzicht is tot stand gekomen? Zoo niet, dan moet ik hsni raden eerst eens bij deskun digen inlichtingen in te winnen, aleer bij eene zaak gaat bestrijden. Armoede en maatschappelijk lijden voorkomen, en zedelijke verhediag van den inlander, dau, wil ook het Nei. Zsnd. Genootsc'^ap. liet dcet dit door zijne scholen, fiboelschobn, hospitalen, spaarbanken ent. enz. Wanneer, om nog eers iets te uiemer, in de laatste jaren de oogen geopend zijn voor de dringende behoefte aan betere geneeskundige hulp voor den inlander, is dat vjor een niet gering deel te danken aan den Zendeiiogarts te Moiijo-WarLO, Dr. H. Btrvoets. Wat nu moet van al die scholen worden, als straks het genootschap zijn werk moet staken door te weinig steun? Verdtr lees ik: K<>c men nu maar verbeten hoe de Christelijke" Ergelsche natie in Afrika auitmmuitiimiumiiiiMimimmmHmm van op. Ja dat is even wonderlijk als eenvoudig. U allerminst behoef ik het voor te rekenen hoe veel voordeeliger het voor de natie is, als de Staat voor b v n twintigste deel mede-erfgenaam is, dan als hij in belasting vijf procent.van de nalaten schap kaapt. Maar al stond dat volkomen gelijk, u voelt wel: hier heeft u een beginsel en vooral zal dat uitkomen in de toepassing: want het Siaatserfrecht zou ophouden erf recht te zijn, als de Staat de inkomsten daarvan niet kapitaliseerde, even als de successie-belasting alleen te handhaven is door de opbrengst daarvan jaarlijks op te maken. Want de Staat als belastinghefter is consument, maar als erfgenaam rentenier, die op zijn beurt zelf ook weer laat erven. Eiifin, zoo'n helder hoofd als't uwe begrijpt evengoed als 't mijne, dat de successiebelasting niet tot in 't oneindige is te verhoogen en dat we dus onder een nieuwen naam die verhooging moeten iutroduceeien, met dien verstande, dat ook dit erfrecht niet «oneindig1' zij, en het blijve binnen de perken van het vermogen, dat een eillater niet meegenomen heeft in zijn graf. Daar was in die redeneering iets dat me aantrok, vooral die kritiek op de suc cessiebelaeting, eu zoo zei ik, jawel dat opvreten van je nalatenschap door den flf-cus heb ik aitij i een sinerigen streek gevonden, 't Doet zoo denken aan't lijkenschofïeeren, en (lat de eerbied _voor 't sterf huis zoo verminderd is, schrijf ik vooreen goe'l deel toe aan de hyena-praktijk, welke de Staat van den ontvanger van do R*gistratie eischt. Waar blijft ten slotte de gemoedelijkeid ? Maar me dunkt dat staatserfrecht daar is toch ook wel een luchtje aan, al gaat dan de Staat formeel met een zakdoek in zijn hand achter je kist aan en houdt hij misschien wel de warmste toespraak van al je nabestaanden ... Zoo is de vorm gered, maar toch ook niets meer dan de voren... en je zoudt er je volstrekt, niet over behoeven te verwon deren, dat die zelfde S'aat met even veel gevoel als je beste doodbidder van 't kerkhof aan je huis gekomen zich vetmestte met je geraapte broodje? met kaas, zijn zakken volstopte met je sigaren, eri dan bij het heengaan nog zijn hand uitstak om een fooi... L°er me den Staat niet keiineu, vrindje ! E-rHjklieid en teerheid spelen U hier parten, zei Tieub, maar u ziet ^ nog een voordeel voorbij, waarop ik D.-ucker reeds heb gewezen... Je testament, ook het deftig-te, wordt er zooveel aristocratischer door; je erfgenamen kunnen uitstekender partner zich niet denAen. De S-aat, denk maar eens aan het hoo/il van den Staat.; . op die manier krijg je den hoogsteii adel in je uilerste-wil-bsschi-ijving. H-et testament 'wordt dau je grootste _daa;l . . je stijgt ten toppunt van je waardigheid als mc-nsch, en liet sombere dat aan die handeling tot dusver verbonden is geweest wordt weggeselieuen door den glans van dien eene^i, die, al is hij niet door banden des bloeds aan je verbonden, zich gewillig schikt onder'je nederige er ven. Vooral in burger lijke kriug-en moet geweldige versterking van het zelfre-ptct er het gevolg van zijn, e;i wat ik er ook m zie: eeu belangrijke verhef Ing van het notariaat, want waarjs mee verkeert daar wordt je naar geëerd ... en door den Slaat, tot ieders familielid te Diaken zal er ten omgang ontstaan tusschen de notarissen eu de vou: tn/lfdlijkste persnonsveri>eel(li:u>' die men in ons gansclie vader land ontmoeten kan, zoodat ie tarief noch toezicht zult noo-lig hebben, om ze alle binnen de perken en du-< ook binnen de grenzen te houden ... Welnu, zoo besloot hij, waar zoovetl voor een zoo cenvou-.ligen maat regel pleit... moet U de eerste ziin (He hem aanvaardt. Dit heb ik uoodig. Daar heb ik op gerekend, opdat ik zal kunnen zeggen, dat idee is rnij niet zoo maar aangewaaid. Niet voorthollende heb ik het gegrepen, zonder dat ik precies wist wat ik d.tar beet*» te werk gaat, hoe het ^Christelijke" Duitschlanr),, Frankrijk, Rusland huisgehouden heeït in Chir a!" Ik vraag in allen ernst, wat heeft met deze niet te ontkennen treurige feiten de zendirgsarbeid van het Ned. Zend. Genootschap te maken? Welk verband bestaat er tusechen de zending en den Zuid-Afrika^DSchen Oorlog ? Maar ook, indien door zendelingen verkeerde dingen werden gedaan, blijft het neg ongeoorloofd en onbillijk te genera!iseerer. Geen voorstander van het Ned. Zend. Genootschap zal daarom alles», wat met den naam zending" zich tooit en onder dien naam wordt gedaan, voor zijne rekening willen temen. Laat de schrijver van //Armoede en Geloof" eerst de bewijzen leveiep, dat aan de zendelingen van het Ned. Zend. Genootschap kan worden ten laste gelegd, wat met meer of mioder recht tegen de zendelingen elders, b.v. in China wel eens is aangevoerd! Een zeer gewoon bt zwaar is, dat de door het Ned. Zend. Genootschap gevraagde gelden zouden kunnen gebruikt worden voor nooden in eigen kring. Niemand zal dit ontkennen! Wie echter eenige ervaring heeft op dit gebied, weet ook, dat dit argument dikwijls een middel is om zich aan eiken liefdadigheidsplicht te onttrekken, j», weet ook, dat voor allerlei christelijke en philar.thropiscbe doeleinden men telkens weer bij dezflfde personen moet aankloppen en dat de meeste voors-anders der uitwendige zending volstrekt niet de karigste helpers zijn, waar het de nooien in eigen kring geldt. Buitendien dit bezwaar van deu heer J. S. kan ook worden ingebracht, tegen allen, die bijdrcegen (b.v. voor de 1J4 millio3n, welke voor de ongelukkige Boeren werden ver. zameld.) En wie toch zal deze gaven wraken r De liaer J. S. vraagt ook nog: »ls het niet eene bespotting der armoede en van bet ware christelijk geloof vaii Jezus, groote prachtige kerken te bouwen en die iuwendig met goud en zilver te versieren, terwijl er duizerdeu armoedigen zond(r voedsel en zonder kleeding zijn?" Alweer: doet het Ned. Zend. Genootschap dat!' Natuurlijk zijn voor de christelijke ge meenten in Itidiëkerken noodig, maar w&ar heeft u gelezen dat die met zilvtr en goud versierd zijn? Laat mij u zeggen, dat de meeste gemeentt n a'daar voor een niet gerirg deel zelf voor hare EENVOUDIGE kerken gezor&d hebben. Ik eindig met nog eens te herhalen, wat reeds meermalen gezegd is: Op Nederland rust de plicht om te zorgen dat het Genootschap mtt een gezegeiiden arbeid ven meer dan 100 j «en, zijn werk kan voortzetten! Eet is een eereschuld tegenover Iiidië! Liat ieder het zijne doen, op dat die eereschuld kan worden voldaan! A. A CltEMEIl 1ÏZN. Broek in Waterland, ?1 Jan. 1902. iliiiiiiiiimtiHiiiifimiiiiiimiii pakte. Neen, het heeft reeds lang in de beste hoofden geleefd; het zit, om zoo te zeggen, in de lucht; laat ik u alleen mederieelen .. .. niemand minder dan de eenige Brommeijer schreef' het al in zijn testament! J», daar moet ik toch nog eens over denken, zei ik. Denken, riep Treub op springend,' denken altijd dat eeuwige denken. Doen is de boodschap. Wie is uw notaris, Pollor.es of Weriheim ? Neen, neen, herhaalde ik, eerst nog eens denken. Ah,dat valt me van|uteger. Den ken... denken... . alsof ik daar den tijd nog toe had? Natuurlijk meent u, omdat we tegen woordig alles zoo snel doen, dat we nitt degelijk de zakenloverwogen hebben. Ja wel, niet gewoon aan een andere voort varendheid dan die uit den piuikentijd, ziet u me nu aan voor zoo'n holderdebolder, die tweemaal per dag van de trappen rolt en tusschenueide zijn hoofd ergens laatliggen, o ai 't later weer op te zoeken .... Neen, mijnheer Brommeijer u vergist u zeer; zoo ben ik niet, zco zijn wij niet zoo is onze part;j nitt aan denken, als 't noodig is, ziet u als 't noo dig i?, ook bij mij geen gebrek. Daar heeft u nu het notariaat. Zou er een kring zijn waarbinnen iemand beter thuis is dan ik? Jaren lang heb ik er mee, er voor geleefd. Ik keu ze als mijn beste vrienden; lieden, zooal niet van geboorte, dan toch door de opvoeding in de instelling, gemid deld niet minder vooruitstrevend dan u of ik. Enleele jongens, om er een Steeple chase mee te organiseeren, ook op politiek. terrein. En daar kwam nu op diezelfde programvergadering zoo rauweliugs een amendement onder de broederen geworpen, om ook hervorming van het Notariaat te schrijven op de verlangenlijst. Wie was het die daar »stop" riep ? Ik ! Dat het no tariaat een gesalarieerd staatsambt behoort, te worden in 't belang van den kleinen eu ook van den bemiddelden man, eri in dat van den kleinen 't meest, ik wist het sedert tien, twintig jaar, maar met een zoo heilige, grootsctie, mij dierbare corpora!ie ga ik niet overeen nacht ijs, neen niet over twintig nachten. Laat _ons de zaak eens onderioeken ; comrnissariaal maken zei. ik...; denken, mijnheer Bromiuujer ik vraag u, wie, a/s 't noodiy is, denkt ei meer dan ik? Maar het staatse!frecht is nu eenmaal van 't begin tot 't eii de af'gedacht. Doet u dus wat ik u verzocht heb zoo neen ik zal me buiten u weltn te redden... ik ga i.aar Janssen... naar v. Eeghen ... naar Drucker zei ('s, des iiioodig, als 't wezen moest, naar den Prins-Gemaal. En weet je nu wel, dat je je ei g onbe hoorlijk aanstelt, zei ik, daar ui ij n' geduld ten einde liep... en dat ik je verzoek* n, of, als je dat liever hoort, je gelasten most hier nooit meer mij te komen ophouden met je praatjes .. . Je maakt hier een wind dat 'ik bang word voor mijn platen, mijn papieren, mij a porcelein... Maar door de vooruitstreve;;dliei<! be kropen, deed hij als had ik niets gezegd. Hij pakte met geweld den stoel, waarop hij gezeten had, bij de leuning, plakte die midden in de kamer, en sprong er zonder et-n loopje te nemen overheen, blijkbaar om mij te toocen hoe zijn spieren gewonnen hadden bij de voortdurende race. Mtt de haast, waarmee hij gekomen .vas, s'ormde hij (ie gang in, waarin ik hem volgde om te_zien óf hij ook met zijn lichaam tegen de buitendeur'/ou aan bonzen .., maar neen, hij giet p zijn (iets ouder den arm, morrelde aan het slot, omdat Jacob niet gauw geno;-f (ie deur voor hem opc-mLïed, en ik zag liet nog juist daar stoof hij den stoep af, in n zet, v tui de boventte op de onderste tuê. 1/eve hemel, dacht ik ... als die Kerdijk. eu hi) nu eens mekaar moesten tegenkomen eii tegen elkaar aanbotsen. Wat zou dat een ontpioifi ig geven, eu ... waar bleef liet Htaatserfrecht dan ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl