De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 2 februari pagina 1

2 februari 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. 1284 DE AMSTERDAMMER. A°. 1902, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO Dit nummer bevat een bijvoegsel. en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracbt 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.12'/2 Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuciues tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 2 Februari. Advertentié'n van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f Q.-20 Reclames per regel O.iO Annonces uit Duitschlaml, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLi1 MOSSE te Keulen en dooi alle.filialen dezer firma. I N HO C Ds . VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Pauperisme onder de Indo-Europeanen, II. (Slot), door Otto Knaap. Het baveljjk bQ de bezoldiging van officieren,' en nog wat, II, (Slot), door Dno Heldere begrippen omtrent hrygszaken", door i. Uniform-tarief voor postpakketten, door D. B. Mansholt. Suriname, door P. G. De Eereschuld", VI, (Slot), door mr. J A. Levy. Alliantiên. SOCIALE AANGELEGENHEDEN : Volkshuisvesting. Vrouwenarbeid en huisgezin, door Catharin» Alberdingfc Thütn. KUNST EN LETTEREN': Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp Tentoonstelling van werken van F. M. Melohers te Delft, door L Lacomblé. Naar aanleiding van de Breitner-tentoonstelling, door A. Hub. Eyck - In Voor de Kunst" te Utrecht, door J. F. van Someren. Uit het Dagboek ran Van Hardenbroek, V, (Slot), door prof. G. W, Kernkamp. Henri Borel. Van de Engelen, door J. B. Schepers n boek van gevoel, door P. J. van Uildrilvs FEUILLETON: Maud Barton. Naar 't Fransch van C. de Varigny, III, (Slot). RECLAMES. VOOR DAMES: Toevluchtsoord voor kinderen in Duitschland, door B. Nort. Huisverzorging. Gezondheidsleer, III, door Q. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Sligter. SCHETSJE: Aan den Telefoon. Naar het Fransen ALLERLEI. INGEZON DEN. PEN- EN POTLOODKRA83EN. ADVEBTENTIEN. SOI iE& Pauperisme onder de Indo Europeanen. II. (Slot). Vél is er in den laatsten tijd in de Indische dagbladen over de bestrijding van het pauperisme geschreven. Het merk waardigste stuk daarover is wel dat van Joessoef in de Java Bode geweest. Joessoef is een in Indiëgeboren en opgevoede Nederlander, die nooit in Europa is ge weest. Van beroep is hij bestuursamb tenaar. Van de meeste zijner collega's onderscheidt hij zich door grooten ijver en schrijversgaven. Welnu, Joessoef kwam tot het besluit, »dat het pauperisme een chronische kwaal is, voor welker genezing het noodig is de groote indische maat schappij eerst deze geweldige laxans toe te dienen: de niet erkenning van kinderen buiten wettig huwelijk verwekt en het verbod van het aangaan van gemengde huwelijken; het laatste als een noodza kelijk gevolg van het eerste." Nu, aan radicaliteit laat dat middel niets te wenscheu over! Maar Joessoef is nog heel jong, heeft het altijd goed gehad, weinig van de wereld en het leven gezien, zich blijkbaar niet veel met maatschappelijke vraagstukken beziggehouden. Want an ders zou hij toch wel de staathuishoud kundige formule kennen, dat verplaatsing van ellende eer vermeerdering dan ver mindering van ellende ten gevolge heeft. In elk geval had Joessoef bij dieper na? denken tot dezelfde uitspraak als Boiste kunnen komen: »En passant d'une situation &, l'autre, on ne fait que changer de misères." Zeer terecht heeft de heer E. O. Hinze in De Preanger Bode zijne stem verheven tegen Joessoef's purgeerwoede: Wat zouden nu wel de gevolgen van zulk een wet zijn ? Stellig geen afneming van liet leven in eoneubinaat, daar de natuur zich ntt eenmaal, vooral in de jaren dat de hartstocht het sterkst is, niet aan banden laat leggen en velen eerst later om financieele redenen aan een wettig huwelijk kunnen denken. Daarentegen zouden de gevallen van abortus, thans reeds door menigeen als een bngatel aangemerkt, sterk toenemen, iets zeer onzedelijk-, en terecht straf baar gesteU, maar steeds straffeloos geschir.lernle, umdat er nooit aanklagers zijn en het feit trouwens zelden of nouit Ie bevvij/.en zou vallen. Niettemin echter zuu het aantal onwettige geboorten nog beduidend blijven en ook, aangezien de wereld ook hier, goddank, niet alleen uit liai'teluozen bestaat, zouden er vaders genoeg zijn, die zich door het feit, diit hunne kinderen geen aanspraak op het nederlanderscbüp mogen maken, niet zouden laten weerhouden hen een goede en, kan 't, z.elfs een gesoignetrde opvo ding te geven. In welke verhouding zouden dan die kinderen tot de europeesche maatschappij staan ? Met hoeveel kennis ook toegerust, zouden er nage noeg geen betrekkingen voor hen openstaan ; zoowel de officiers- als de ambtenaarsstand (ook de iulandsehe, die speciaal voor de javaansche aristocratie is wegge legd) zou voor hen gesloten zijn. Rechtmatig verbitterd, zouden zij de gevaarlijkste elementen in de inlandsche maatschappij vormen, die meu zich ooit zou kunnen denken. Zij zouden bij eene omverwerping van ons gezag niets te verliezen, wel alles te winnen hebben;" Spreekt Joessoef dus van heilzame gevolgen, ik zon integendeel den door hem voorgestelden maatregel een politieke fout achten. Maar een vraag, die nog wel gedaan mag worden: met welk recht en op welken grond stelt hij de dochters van inlandeus en vreemde oosterlingen z'ió laag, immers lager dan de gemeenste enropeesche prostituee, dat hij den europeaan een huwelijk met haar zou willen verbieden ? En dan, moet een uederlandsche regeering kinderen van nederlanders, geboren in haar eigen koloniën, het europeaanschap ontzeggen en ze dus achterstellen bij den eersten den besten japanschen koelie of bordeelhouder ? Aan die bestrijding van Joessoef's wonderolie valt weinig toe te voegen. Slechts zou nog het feit ter sprake kunnen worden gebracht, dat er individuen bestaan, welke Europeesch bloed in de aderen hebben, doch, niet erkend door de respectieve vaders, wettelijk inlanders ziju. Welnu, deze halfbloeds, welbewust van hunneEuropeesche afkomst waarvan doorgaans ook uiterlijke kenteekenen zijn , vereen zelvigen zich nooit geheel met den staat van inlander. Die beklagenswaardige we zens stellen zich, prat op hunne afstam ming, ver boven den volbloed inlander en haten de Europeanen, het laatste niet zonder grond, dunkt mij. Met zijn paar denmiddel zou Joessoef dien haat verbrei den. De gevolgen dérvan zou ik niet wenschen te beleven. Alvorens de middelen te beramen tot bestrijding van het pauperisme, is het voor de Indische Regeering zaak, het wezen en den omvang van het proletariaat en de oorzaken daarvan te kennen. Cir culaires als de bierboven behandelde bren gen ons geen stap verder en zijn slechts dienstig om den landvoogd, trots zijne opperbeste bedoelingen, in een bespottelijk daglicht te stellen, den inktwellust der Indische ambtenarij te voeden en wat het ergste is den pauper te kwetsen. Een betere weg is deze: de Regeering drage, tegen vergoeding van een behoorlijk salaris, bedoeld onderzoek op aan eenige ontwikkelde, kundige Indo's, die hun ge boorteland door en door kennen. Het is dan noodig, dat zij eenigen tijd te midden van de paupers ieven om de ellende in al hare vormen te zien. Zelf geruimen tijd met het Indische proletariaat in vriend schappelijke aanraking geweest zijnde, waag ik het met beslistheid te beweren, dat er geen andere weg is. Slechts voor wie getoond hebben te hunnen gerieve eenigermate via crucis te willen gaan, storten de arme Indo's hun gemoed uit. Dat ik te dien opzichte wel eenig recht tot spreken heb, kan onder meer blijken j uit het volgende stukje, dat den dag vóór mijn vertrek uit Indiëin het te Batavia ' verschijnende dagblad Het Nieuws van den l Dag voorkwam, een stukje, dat ik alleen : pour Ie besoin de la cause reproduceer: De Heer O. Knaap vertrekt a.s. Woensdag naai' Nederland. Zie laar een feit, dat ons, zijne dankbare leerlingen iu den cursus voor gratis onderwijs in de Nederlandsche taal, zoo aangrijpt en ter neder slaat; immers wij verliezen zooveel in hem, hoe wist hij ons niet aangenaam en nuttig bezig te houden ge durende de lesuren ; wat zijn de uren, met hem in de school te Bavoe Toelis gesleten, niet leerrijk. Ja, wij zijn hem wel veel dank verschuldigd, wij voelen het diep, heel diep. Is het dan een won Ier dat wij in den vooravond van zijn vertrek behoefte gevoelen hem onzen dank te betuigen. Onzen dank voor al het goede aan ons gedaan, onzen dank dat hij zijn vrijen tijd heeft opgeofferd, ten e'nde ons beter toe te rusten voor den strijd om het bestaan ? En straks, wanneer wij hem zien vertrekken ? Oh dan . . . vaarwel goede reis, behouden aan komst, moge het ziju dat hij het doel waarnaar hij streeft, moge bereiken, en «ij roepen hem toe, Indië, ons zoo dierbaar, niet te vergeten, dat land zoo stiefmoeder lijk bedeeld . . . , en we pinken een traan weg en staren het schip na, lang, heel lang eu we hopen dat zün vervang, r iu den cursus even goed zal zijn als hij ! AVij willen het hopen l ZlJNE D \NKBARE LEKIÏI.INGEN. Weltevreden, O Juli 1901. Die leerlingen waren paupers, grooten deels onder den voet getreden in den ' zwaren strijd om het bestaan. In dezelfde stamelende, maar gevoelde taal hebben zij mij langzamerhand, stuksgewijze hun , smartelijk bestaan, voor zoover ik het niet i ten volle kende, onthuld, hunne grieven i ] blootgelegd en hunne bescheiden wenschen i geopenbaard. Met nadruk verzeker ik, j dat zij en hunne lotgenooten tegenover de inquisitoriale commissie-leden, afgevaar digd ingevolge de circulaire van Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, een hooghartig stil- ' zwijgen zullen bewaren, althans wat hun denken en voelen betreft. Juist dat denken en voelen bepalen de typiek van het pauperisme. Zonder de kennis van die typiek is elke poging tot bestrijding van de maatschappelijke ellende een tasten iu j den blinde. EU in eene kolonie, waar ] rassen vermenging onvermijdelijk is en daaruit eigenaardige toestanden en ver houdingen voortvloeien, levert het ver krijgen van die kennis meer moeielijkheden op dan in het moederland. ; Eerlang hoop ik het pauperisme in Indi meer in den bieede in woord te brengen dan de ruimte in een weekblad toelaat. Nu zij volstaan met het aangeven, iu het kort, van hetgeen naar mijne meening beslist noodzakelijk is tot verbetering van het lot der Indische proletariërs: j lo. het vermeerderen van het aantal instellingen van uitgebreid lager en van ! middelbaar onderwijs; j 2o. het kosteloos openstellen van alle ! inrichtingen van onderwijs voor begaafde kinderen van min- en onvermogenden; 3o. het verminderen van de traktemen ten van hooggeplaatste en het vermeerderen van die van mindere ambtenaren; 4o. het verscherpen van de bepalingen betreffende de toelating van vreemde Oosterlingen. De Indo's zijn er slecht aan toe. Ten opzichte van handenarbeid wacht hen steeds dreigend de concurrentie van inlan ders en vreemde Oosterlingen, die, minder behoeften hebbende, voor minder loon kunnen arbeiden. En wat geestesarbeid betreft, viel worden hun goedgunstig dezelf ie rechten toegestaan als den»moederlanders'1, doch het schoolwezen in ludi staat te zeer achter bij dat in Nederland dan dat zij met goed gevolg den strijd om het bestaan kunnen aanbinden tegen de in het moederland opgevoeden. Daarbij komt nog, dat de bedroevend weinige inrichtingen van uitgebreid lager en van middelbaar onderwijs slechts toe gankelijk zijn voor kinderen van gegoede ouders; kinderen van min- en onver mogenden, voor wie de betaling van het geheven schoolgeld onoverkomelijk is, mogen zich tevreden stellen met lager onderwijs. Alleen op de kortelings te Batavia opgerichte Koningin Wilhelminaschool kunnen, maar niet dan voor be paalde vakken en onder voorbehoud van ! plaatsruimte, gratis leerlingen worden l toegelaten. Dat de onvermogenden buiten i Batavia aan die gedeeltelijke kostelooze openstelling heelemaal niets hebben, behoeft geen verduidelijking. Hoe onbillijk de tegeni woordige onderwijsregeling in Indiëis, i blijkt duidelijk uit het schrille contrast, ? dat het domste kind van eea' bemiddelden : vreemden Oosterling toegang heeft, tot menige school, die voor het meest begaafde kind van den onvermogenden en zelfs minvermogenden Indo-Europeaan gesloten blijft. Dat dergelijke toestanden en ver houdingen den Indischen pauper bitter stemmen, wie kan er hun een verwijt van maken? In de eerste vijftig jaar zal het ideaal van algemeen kosteloos onderwijs wel nog niet verwezenlijkt kunnen worden, maar niet onvervulbaar is de wensen, dat de Regeering de inric'Stlngen van voort gezet onderwijs vermeerdere en elke school kosteloos openstelle voor begaafde kinderen, wier ouders niet in staat zijn eenig school geld te betalen. Dat zou een stap in de richting der sociale rechtvaardigheid zijn. En het hemeltergend noodlot van erfelijk pauperisme zou eenigszins in zijn' loop gestuit worden. *) Nopens de traktementen van hoogge plaatste en mindere ambtenaren wilde ik maar even de wanverhouding te berde brengen tusschen hoofdambtenaren van ?2000.?en meer salaris 's maands en klerken van ?20.?en minder hongerloon per maand. Wie zou er durven volhouden, dat de nutswaarde, die het Werk van zoo'n ? hoofdambtenaar vertegenwoordigt, het hon derdvoudige en meer is van de nutswaarde, die er in den arbeid van zoo'n klerk steekt? De Regeering verhooge de traktementen der lage en verlage die der hooge ambte naren. Eenvoudiger kan het niet. Maar aan eenvoud heeft de Indische hiërarchie een broertje dood. Omtrent de toelating van Chineezen schrijft de heer E. O. Hinze met kennis van zaken: Een ander punt, dat hier wel even aangeroerd mag worden in verband niet de kwestie, is de maar altijd door en ongestoord plaats hebbende toename der chineezen op Java. Zij verhinderen den indo-europeaan al- ambachtsman en winkelier zijn bro «l te verdienen en behooren dus zooveel mogelijk geweerd te worden. Thans zetten zij bij zwermen bier voet aan wal en wel worden er d. z. de geen bestaan hebbenden naar Hongkong teruggezonden, maar dat gebeurt op onze kosten en met n en denz.'luien chinees soms meermalen. Het eenvoudigste ware toch geen hunner in onze havens te laten débarkccrcn, dan na vertoon van ecu zeker bedrag aan contanten of van bewijzen nat zij hier bij goed bekendstaande landgenoott'n in betrekking komen. Mij dunkt, den elüneezenstroom (e keeren en zoo doende de baan wat ruim;'!' te maken voor onze eigen landskinderen, dat ware om niet eens te spreken van. de daardoor aan de inlanders te bewijzen weldaad - mede n van de middelen om tot het beoogde duel: tegengaug van het panperisme onder de indo's, ie geraken. Meermalen is den Indo's verweten, dat zij uit misplaatsten trots een' afkeer hebben van het ambachtswezen. Afgescheiden daar van, dat dit verwijt te niet wordt gedaan door het feit, dat zeer velen hunner dienst doen als machinist, stoker enz., heeft de treurige ervaring hen geleerd, dal concur rentie met de vreemde Oosterlingen, waar onder voornamelijk de Chineezen, niet is vol te houden, doordat deze vreemde ele menten in de kolonie zooveel minder geestelijke en stoffelijke behoeften hebben. En in eene kolonie is uitteraard het soli dariteitsgevoel der overheerschers te gering dan dat zij, tegen ruimere betaling, van de arbeidskrachten van landgenooten of *) Met genoegen maak ik hier gewag van het edele sircven van het Hoofdbestuur der Vereen iging De Indische Bond," den leeraar M. J. Wiessing eu deu onderwijzer Van Ravestevn om het onderwijs in Indiëtot hoogcr peil (e brengen. Inlichtingen omtrent De Indische lioud" worden gaarne verstrekt door schrijver dezes, agent voor Nederland dier Vcrstamverwanten zouden gebruik maken, ook al zou die ruimere betaling opgewogen worden door beter werk. Vandaar dat de Indo's zich slechts kunnen wijden aan die ambachten, waarop de vreemde Ooster lingen nog niet het begeerig oog hebben gericht. Ziedaar het bescheiden liedje van ver langen der Indische paupers, wier staat van Nederlanderschap hun instede van een steun doorgaans een hinderpaal in den strijd om het bestaan is. Indien die klasse van lijders, van geslacht tot geslacht neergedrukt door voortdurende ellende, ten slotte hare lijdzaamheid zou verliezen, aan wie de schuld? En als de kampvechters in Indiëvoor de verbetering van het levens lot der Indo-Europeanen weieens, in de hitte van den strijd, vervallen in over drijving en onvoegzame taal, men bedenke, dat zij, geheel belangeloos opkomende voor de rechten van noodlijdende medemenschen, herhaaldelijk aan doovemansdeur hebben geklopt. OTTO KNAAP. Het huwelijk bij de bezoldiging van officieren, en nog wat.') II. (S J o t.) B j het beantwoorden der vraag, welke eischen o i. in billijkheid door officieren mogen worden gesteld op 't punt hunner bezoldiging verwijzen wy' naar het nummer van 24 Nov. j.l. van dit weekblad 2). Het ddar gestelde onderschrijvende, herinneren w\i den aandachtigen lezer tevens aan wat wy 17 December j.l. aanhaalden nit het daargenoemde voorloopig verslag. Wy' erkennen echter, dat die begin selen der Duitsche rykswet (Ueber die R^chtsverba'tnisse der R^ichsbeambten; 1873) in onze takken van staatsdienst no^ laag niet algemeen worden gehuldigd, waarom wy gaarne aannemer, dat ze ook voor onzen vriend S. nog nieuw zyn. Dat dit beginsel van: tractement onder houdsplicht -f- betaling voor bewezen diensten, by de regeling der bezoldiging van de offi cieren niet is toegepast, kan men ontwaren uit het staatje door deu heer D. v. T. by de handelingen gevoegd, waaruit men zien zal, dat het 2 i luitenants-tractement reeds legering is als onderhoudsrente. Ook zy'n de inkomsten van den adjudant-onderofficiergrooter, dan die van den 2=) luitenant. (De tractementsregeling der leeraren aan ry'ks hoogere burgerscholen, heeft b.v. wél plaats gehad naar bovengemelden grondslag, eener vaste som ah bijdrage voor levensonder houd 4- betaling voor het presteeren van diensten 3) Voornamelyfc doordat de inkomsten der officieren af hankelyk zy'n van de wisselvallige promotiekansen, blijft men te lang op eenzelfde minimum tractement, waarmede vrywel niets anders is aan te vangen, als het maken van quite rekening op het einde der maand. En al zoude men zich dit, jong officier zy'nde, gaarne getroosten by uitzicht op beter, anders wordt dat, als eerst de kapiteinsrang daarin verandering brengt. De verschillen zy'n te groot, de opklimming tot hooger tractement niet geleidely'k. De Fusie commissie heeft daarin verbetering willen brengen, door regel matiger overgang voor te stellen, met invoe ring tevens eener z g. »open formatie" in de subalterne rangen. Alleen voor de 2a luite nants wil de M. v. O. dit aanvaarden. Bij vergelyking met b. v. de ambtenaren der belastingen, treedt thans nog een andere mis stand duidelijker op den voorgrond. Op een zeker oogenblik wordt n.l. by' dien tak'van dienst beslist, of een ontvanger al of niet de eigen schappen bezit hoofdambtenaar te worden. Daartoe worden eenige bizondere eischen ge steld, wier gemis den belastingambtenaar als zoodanig volstrekt niet onbruikbaar maakt, evenmin hem als mensch minder recht zou doen geven op de achting zy'ner medeburgers. De benoeming tot hoofdambtenaar geeft en terecht voordeelen boven den vorigen rang, hoewel niet in die mate, of een gepasseerde die overigens voor zijn taak volkomen bere kend kan zy'a ziet zy'ne inkomsten nu niet plotseling stilstaan. De ontvanger der belas tingen kan n.l. dan tóch nog financieel pro motie maken. Anders is dit in het leger. Wordt een kapi tein (b. v. doordat de staat hem vroeger weinig ry'Iessen gaf, of de promotie te traag was) geen hoofdofficier, dan ziet hy zyne bezoldi ging voor altyd stilstaan (op f 2400). Is dit billyk, in vergelyking met die anderen ? Zou, waar de onderhoudskosten voor den gehuwden officier tot zekeren leefty'd voortdurend stygen, het maximum kapiteinstractement niet wat meer nabij mogen komen aan het tegenwoordige hoofdofficiers minimum 1 Doch ook als men acht geeft, op wat in de laatste 30 jaren voor de subalterne officieren in dat opzicht is gedaan, verliezen althans de luitenants het pleit allerschandelykst, by ver gelyking met wat geschiedde voor het burger element. De tractementen der landmeters wer den verdubbeld, de registratie ging vooruit, terwjjl ook by de dir. bel. inv. en ace. de salarissen in dien ty'd herhaaldelijk verbeterd werden, vooral die der ontvangers en der inspecteurs. Verder is boven reeds gezegd, dat voor de leeraren middelb. onderwijs on langs eene nieuwe salarisregeling werd inge voerd, die eveneens veel verbetering bracht 3) Werkelyk, de bizondere aandacht, het perso neel der landmacht in elke troonrede geschon ken, is hoe vereerend overigens o. i. met al het voorgaande in groote tegenstelling. Indien de voarstellen der fusie-commissie wet worden, doch de toelagen der z g. tech nische wapens en voor verblyf te 's-Graver.hsge vervielen, benevens die voor luiterarits-a^judanten en cursusleeraren in exercitiereglementen, zou dit eene meerdere uitgaaf vormen van hoogstens (? 172 000 f 132 OCO ) f 40 000. Wie de stukken ernstig nagaat, zal wel tot de overtuiging komen, dat dit bedrag van f 40 000 hoogst zelden zal worden bereikt. E", dan.... er valt genoeg te bezuinigen; men denke «lechts aan den ladder van den heer Tydeman ! Menig een zal aan elke sport daarvan wel eene surprise kunnen bargen (b.v. dat de kosten over 1901 voor eiken gemiddeld dut geheele jaar te Vlissingen dienstdoenden klassiaan ruim ? 1000 hebben bedragen!) Door den tegenwcordigen toestand te besten digen, blijft het grondwettelijk voorschrift .ieder Nederlander is tot elke landsbedienicg b-neem baar" eene doode letter voor velen die otfiüer willen worden, wanneer n.I. het begrip der sociale positie van den ongefortuneerden luitenant ty'dig tot hen doordringt. Zoo niet, dan zien zy hunne ambitie ten slofte beloond met het celibaat van het priesterschap. Waar wy, evenals S., van den offbier wenschen dat hy roeping gevoele voor zy'n ambt, betreuren wy temeer de positie der jongelui, die om gemelde redenen die roeping niet kannen volgen. S. zal dit met ray een verlies noemen voor het leger. Als hy' echter vreest, dat men het officiersambt als eene voordeelige broodwinning zou gaan beschouwen, vreest o g. op zy'n beurt, dat 8 spoken gezien heeft. Hjj is echter weer juist, by' de bszoldiging met de latere pensionneering te willen rekening houden. In beginsel moet men de zaak wel omkeeren, doch dit doet minder ter zake. Immers verricht het pensioen als voortzetting der onderhouds plicht voor het leven na het eindigen der dienstpraestatie, datgene, waartoe het tr^ctement van den offiüer niet in staat was: hetkoopen eener lyfrente. Alweder verbiedt die onder houdsplicht de staking der betaling by ziekte. Rseds daarom gaat S' vergelyking met de burgermaatschappy niet op, doch zy gaat ook tevens nog eenigszins mank door de omstandig heid, dat by ziekte van den officier zoolang hy vol tractement behoudt de staat geen cent voor vervanging betaalt, wat in de burger wereld wel anders is. Da vry'e geneeskundige behandeling is minder onbeperkt, dan door S. wordt voorgesteld, terwy'l wy hem voor het goedkoope-opleidings motief kortheidshalve naar 2) verwijten. De verder door*S. genoemde kleinere voordeelen worden, wat het spoor betreft, reeds vrywel geneutraliseerd door kilometerboekjcg en vacantiekaarten, welke laatste dikwyls ^oedkooper zy'n dan 't militair tarief. Maar moet nu een werkgever met die kleine voordeelen rekening houden? P.-ettig idés voor heeren journalisten, die, geloof ik, zoowat overal vry entréa heb ben ! Waar S. de verbetering van de sociale po sitie der officieren wil zien voorafgegaan door verbetering der algemeene sociale toestanden, beschouwen wij dit als een uitstel ad Kalendas Graecas. Wel wordt door kamerleden op ver betering der sociale toestanden aangedrongen, doch dit belet zelfs de meest democratische onder hen niet, tevens op te komen voor de belangen van het personeel, getuige de j ingste begrootingsdebatten. S is dus »plus socialiste que S''(chaper). Ten slotte danken wy de hoofdredactie voor de plaatsruimte en S. voor de reclame. Duc. 1) Vergelijk de nrs. van dit blad van 5, 19 en 26 Januari j.l. 2) De vraag- en aanbodleer b\j de bezoldi ging van officieren ; Groene Amsterdammer van 24 November j 1. 3) Memorie van antwoord op hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1901. Heldere begrippen omtrent krijgszaken". Zooals reeds in het najaar van 1900 in dit blad werd gereleveerd, stelt de »Vereeniging tot beoefening van de krijgswetenscliap" zich o.a. ten doel, de algemeene verspreiding van heldere begrippen omtrent krijgszaken. Deze begrippen moeten vooral worden ingeprent aan de niet-militairen, doch daar deze menschensoort blijken gaf van groote onaandoenlijkheid voor datgene wat vanwege het bestuur der vereeniging verkondigd wordt, werd destijds besloten wetenschappelijke leergangen voor volwassenen in het leven te roepen, om te probeeren de buitenwereld, zoo mogelijk, nog voor 't con servatisme op defensiegebied te belezen, f i*-?- minste van de steeds toenemende aighiding naar de moderne begrippen te weerhouden. Keeds toen werd in dit blad dienaan gaande het volgende gezegd: 'Jammer alleen, dat de «volwassenen" tegenwoordig zich ook mondig genoeg zijn gaan voelen om uit eigen oogen te zien, en zelf vergelijkingen lusschen het binnenen buitenland te maken. En al gaat de onderlinge bewondering binnen de vereeni ging ook nog zoo naar wensch, de buiten wereld heeft, na vol leergeld te hebben betaald, van de "krijgswetenschap"- wijsheid volslagen haar bekomst." En wat leert de uitkomst thans? De voorzitter der vereeniging deelde 't in de eerste wintervergadering als volet mede: 'Ik acht het niet van belang ontbloot aan de leden mede te deelen dat de uit komsten tot dusverre verkregen met de proefneming tot het houden van leergan gen over krijgskundige onderwerpen voor met-militairen, gering waren. Intusschen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl