Historisch Archief 1877-1940
F. 1284
DE AMSTERDAMMER.
A°. 1902,
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracbt 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.12'/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuciues tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 2 Februari.
Advertentié'n van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f Q.-20
Reclames per regel O.iO
Annonces uit Duitschlaml, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLi1 MOSSE te Keulen en dooi alle.filialen dezer firma.
I N HO C Ds
. VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Pauperisme
onder de Indo-Europeanen, II. (Slot), door Otto
Knaap. Het baveljjk bQ de bezoldiging van
officieren,' en nog wat, II, (Slot), door Dno
Heldere begrippen omtrent hrygszaken", door
i. Uniform-tarief voor postpakketten, door
D. B. Mansholt. Suriname, door P. G.
De Eereschuld", VI, (Slot), door mr. J A. Levy.
Alliantiên. SOCIALE AANGELEGENHEDEN :
Volkshuisvesting. Vrouwenarbeid en huisgezin,
door Catharin» Alberdingfc Thütn. KUNST EN
LETTEREN': Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averkamp Tentoonstelling van werken van
F. M. Melohers te Delft, door L Lacomblé.
Naar aanleiding van de Breitner-tentoonstelling,
door A. Hub. Eyck - In Voor de Kunst" te
Utrecht, door J. F. van Someren. Uit het Dagboek
ran Van Hardenbroek, V, (Slot), door prof. G. W,
Kernkamp. Henri Borel. Van de Engelen, door
J. B. Schepers n boek van gevoel, door P. J.
van Uildrilvs FEUILLETON: Maud Barton.
Naar 't Fransch van C. de Varigny, III, (Slot).
RECLAMES. VOOR DAMES: Toevluchtsoord
voor kinderen in Duitschland, door B. Nort.
Huisverzorging. Gezondheidsleer, III, door
Q. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Sligter. SCHETSJE: Aan den Telefoon.
Naar het Fransen ALLERLEI. INGEZON
DEN. PEN- EN POTLOODKRA83EN.
ADVEBTENTIEN.
SOI
iE&
Pauperisme onder de
Indo
Europeanen.
II. (Slot).
Vél is er in den laatsten tijd in de
Indische dagbladen over de bestrijding van
het pauperisme geschreven. Het merk
waardigste stuk daarover is wel dat van
Joessoef in de Java Bode geweest. Joessoef
is een in Indiëgeboren en opgevoede
Nederlander, die nooit in Europa is ge
weest. Van beroep is hij bestuursamb
tenaar. Van de meeste zijner collega's
onderscheidt hij zich door grooten ijver
en schrijversgaven. Welnu, Joessoef kwam
tot het besluit, »dat het pauperisme een
chronische kwaal is, voor welker genezing
het noodig is de groote indische maat
schappij eerst deze geweldige laxans toe
te dienen: de niet erkenning van kinderen
buiten wettig huwelijk verwekt en het
verbod van het aangaan van gemengde
huwelijken; het laatste als een noodza
kelijk gevolg van het eerste." Nu, aan
radicaliteit laat dat middel niets te
wenscheu over! Maar Joessoef is nog heel
jong, heeft het altijd goed gehad, weinig
van de wereld en het leven gezien, zich
blijkbaar niet veel met maatschappelijke
vraagstukken beziggehouden. Want an
ders zou hij toch wel de staathuishoud
kundige formule kennen, dat verplaatsing
van ellende eer vermeerdering dan ver
mindering van ellende ten gevolge heeft.
In elk geval had Joessoef bij dieper
na? denken tot dezelfde uitspraak als Boiste
kunnen komen: »En passant d'une
situation &, l'autre, on ne fait que changer de
misères."
Zeer terecht heeft de heer E. O. Hinze
in De Preanger Bode zijne stem verheven
tegen Joessoef's purgeerwoede:
Wat zouden nu wel de gevolgen van zulk een
wet zijn ?
Stellig geen afneming van liet leven in eoneubinaat,
daar de natuur zich ntt eenmaal, vooral in de jaren
dat de hartstocht het sterkst is, niet aan banden laat
leggen en velen eerst later om financieele redenen aan
een wettig huwelijk kunnen denken.
Daarentegen zouden de gevallen van abortus, thans
reeds door menigeen als een bngatel aangemerkt,
sterk toenemen, iets zeer onzedelijk-, en terecht straf
baar gesteU, maar steeds straffeloos geschir.lernle,
umdat er nooit aanklagers zijn en het feit trouwens
zelden of nouit Ie bevvij/.en zou vallen.
Niettemin echter zuu het aantal onwettige geboorten
nog beduidend blijven en ook, aangezien de wereld
ook hier, goddank, niet alleen uit liai'teluozen bestaat,
zouden er vaders genoeg zijn, die zich door het feit,
diit hunne kinderen geen aanspraak op het
nederlanderscbüp mogen maken, niet zouden laten weerhouden
hen een goede en, kan 't, z.elfs een gesoignetrde
opvo ding te geven.
In welke verhouding zouden dan die kinderen tot
de europeesche maatschappij staan ?
Met hoeveel kennis ook toegerust, zouden er nage
noeg geen betrekkingen voor hen openstaan ; zoowel
de officiers- als de ambtenaarsstand (ook de iulandsehe,
die speciaal voor de javaansche aristocratie is wegge
legd) zou voor hen gesloten zijn.
Rechtmatig verbitterd, zouden zij de gevaarlijkste
elementen in de inlandsche maatschappij vormen, die
meu zich ooit zou kunnen denken. Zij zouden bij
eene omverwerping van ons gezag niets te verliezen,
wel alles te winnen hebben;"
Spreekt Joessoef dus van heilzame gevolgen, ik
zon integendeel den door hem voorgestelden maatregel
een politieke fout achten.
Maar een vraag, die nog wel gedaan mag worden:
met welk recht en op welken grond stelt hij de
dochters van inlandeus en vreemde oosterlingen z'ió
laag, immers lager dan de gemeenste enropeesche
prostituee, dat hij den europeaan een huwelijk met
haar zou willen verbieden ?
En dan, moet een uederlandsche regeering kinderen
van nederlanders, geboren in haar eigen koloniën,
het europeaanschap ontzeggen en ze dus achterstellen
bij den eersten den besten japanschen koelie of
bordeelhouder ?
Aan die bestrijding van Joessoef's
wonderolie valt weinig toe te voegen. Slechts
zou nog het feit ter sprake kunnen worden
gebracht, dat er individuen bestaan, welke
Europeesch bloed in de aderen hebben,
doch, niet erkend door de respectieve
vaders, wettelijk inlanders ziju. Welnu,
deze halfbloeds, welbewust van
hunneEuropeesche afkomst waarvan doorgaans
ook uiterlijke kenteekenen zijn , vereen
zelvigen zich nooit geheel met den staat
van inlander. Die beklagenswaardige we
zens stellen zich, prat op hunne afstam
ming, ver boven den volbloed inlander en
haten de Europeanen, het laatste niet
zonder grond, dunkt mij. Met zijn paar
denmiddel zou Joessoef dien haat verbrei
den. De gevolgen dérvan zou ik niet
wenschen te beleven.
Alvorens de middelen te beramen tot
bestrijding van het pauperisme, is het
voor de Indische Regeering zaak, het
wezen en den omvang van het proletariaat
en de oorzaken daarvan te kennen. Cir
culaires als de bierboven behandelde bren
gen ons geen stap verder en zijn slechts
dienstig om den landvoogd, trots zijne
opperbeste bedoelingen, in een bespottelijk
daglicht te stellen, den inktwellust der
Indische ambtenarij te voeden en wat
het ergste is den pauper te kwetsen.
Een betere weg is deze: de Regeering
drage, tegen vergoeding van een behoorlijk
salaris, bedoeld onderzoek op aan eenige
ontwikkelde, kundige Indo's, die hun ge
boorteland door en door kennen. Het is
dan noodig, dat zij eenigen tijd te midden
van de paupers ieven om de ellende in
al hare vormen te zien. Zelf geruimen
tijd met het Indische proletariaat in vriend
schappelijke aanraking geweest zijnde,
waag ik het met beslistheid te beweren,
dat er geen andere weg is. Slechts voor
wie getoond hebben te hunnen gerieve
eenigermate via crucis te willen gaan,
storten de arme Indo's hun gemoed uit.
Dat ik te dien opzichte wel eenig recht
tot spreken heb, kan onder meer blijken
j uit het volgende stukje, dat den dag vóór
mijn vertrek uit Indiëin het te Batavia
' verschijnende dagblad Het Nieuws van den
l Dag voorkwam, een stukje, dat ik alleen
: pour Ie besoin de la cause reproduceer:
De Heer O. Knaap vertrekt a.s. Woensdag naai'
Nederland. Zie laar een feit, dat ons, zijne dankbare
leerlingen iu den cursus voor gratis onderwijs in de
Nederlandsche taal, zoo aangrijpt en ter neder slaat;
immers wij verliezen zooveel in hem, hoe wist hij
ons niet aangenaam en nuttig bezig te houden ge
durende de lesuren ; wat zijn de uren, met hem in
de school te Bavoe Toelis gesleten, niet leerrijk. Ja,
wij zijn hem wel veel dank verschuldigd, wij voelen
het diep, heel diep. Is het dan een won Ier dat wij
in den vooravond van zijn vertrek behoefte gevoelen
hem onzen dank te betuigen. Onzen dank voor al het
goede aan ons gedaan, onzen dank dat hij zijn vrijen
tijd heeft opgeofferd, ten e'nde ons beter toe te rusten
voor den strijd om het bestaan ?
En straks, wanneer wij hem zien vertrekken ?
Oh dan . . . vaarwel goede reis, behouden aan
komst, moge het ziju dat hij het doel waarnaar hij streeft,
moge bereiken, en «ij roepen hem toe, Indië, ons zoo
dierbaar, niet te vergeten, dat land zoo stiefmoeder
lijk bedeeld . . . , en we pinken een traan weg en
staren het schip na, lang, heel lang eu we hopen
dat zün vervang, r iu den cursus even goed zal zijn
als hij ! AVij willen het hopen l
ZlJNE D \NKBARE LEKIÏI.INGEN.
Weltevreden, O Juli 1901.
Die leerlingen waren paupers, grooten
deels onder den voet getreden in den '
zwaren strijd om het bestaan. In dezelfde
stamelende, maar gevoelde taal hebben
zij mij langzamerhand, stuksgewijze hun
, smartelijk bestaan, voor zoover ik het niet
i ten volle kende, onthuld, hunne grieven i
] blootgelegd en hunne bescheiden wenschen
i geopenbaard. Met nadruk verzeker ik,
j dat zij en hunne lotgenooten tegenover de
inquisitoriale commissie-leden, afgevaar
digd ingevolge de circulaire van Zijne
Excellentie den Gouverneur-Generaal van
Nederlandsch-Indië, een hooghartig stil- '
zwijgen zullen bewaren, althans wat hun
denken en voelen betreft. Juist dat denken
en voelen bepalen de typiek van het
pauperisme. Zonder de kennis van die
typiek is elke poging tot bestrijding van
de maatschappelijke ellende een tasten iu j
den blinde. EU in eene kolonie, waar ]
rassen vermenging onvermijdelijk is en
daaruit eigenaardige toestanden en ver
houdingen voortvloeien, levert het ver
krijgen van die kennis meer moeielijkheden
op dan in het moederland. ;
Eerlang hoop ik het pauperisme in Indi
meer in den bieede in woord te brengen
dan de ruimte in een weekblad toelaat.
Nu zij volstaan met het aangeven, iu het
kort, van hetgeen naar mijne meening
beslist noodzakelijk is tot verbetering van
het lot der Indische proletariërs: j
lo. het vermeerderen van het aantal
instellingen van uitgebreid lager en van !
middelbaar onderwijs; j
2o. het kosteloos openstellen van alle !
inrichtingen van onderwijs voor begaafde
kinderen van min- en onvermogenden;
3o. het verminderen van de traktemen
ten van hooggeplaatste en het vermeerderen
van die van mindere ambtenaren;
4o. het verscherpen van de bepalingen
betreffende de toelating van vreemde
Oosterlingen.
De Indo's zijn er slecht aan toe. Ten
opzichte van handenarbeid wacht hen
steeds dreigend de concurrentie van inlan
ders en vreemde Oosterlingen, die, minder
behoeften hebbende, voor minder loon
kunnen arbeiden. En wat geestesarbeid
betreft, viel worden hun goedgunstig
dezelf ie rechten toegestaan als
den»moederlanders'1, doch het schoolwezen in ludi
staat te zeer achter bij dat in Nederland
dan dat zij met goed gevolg den strijd om
het bestaan kunnen aanbinden tegen de
in het moederland opgevoeden. Daarbij
komt nog, dat de bedroevend weinige
inrichtingen van uitgebreid lager en
van middelbaar onderwijs slechts toe
gankelijk zijn voor kinderen van gegoede
ouders; kinderen van min- en onver
mogenden, voor wie de betaling van het
geheven schoolgeld onoverkomelijk is,
mogen zich tevreden stellen met lager
onderwijs. Alleen op de kortelings te
Batavia opgerichte Koningin
Wilhelminaschool kunnen, maar niet dan voor be
paalde vakken en onder voorbehoud van
! plaatsruimte, gratis leerlingen worden
l toegelaten. Dat de onvermogenden buiten
i Batavia aan die gedeeltelijke kostelooze
openstelling heelemaal niets hebben, behoeft
geen verduidelijking. Hoe onbillijk de
tegeni woordige onderwijsregeling in Indiëis,
i blijkt duidelijk uit het schrille contrast,
? dat het domste kind van eea' bemiddelden
: vreemden Oosterling toegang heeft, tot
menige school, die voor het meest begaafde
kind van den onvermogenden en zelfs
minvermogenden Indo-Europeaan gesloten
blijft. Dat dergelijke toestanden en ver
houdingen den Indischen pauper bitter
stemmen, wie kan er hun een verwijt van
maken? In de eerste vijftig jaar zal het
ideaal van algemeen kosteloos onderwijs
wel nog niet verwezenlijkt kunnen worden,
maar niet onvervulbaar is de wensen, dat
de Regeering de inric'Stlngen van voort
gezet onderwijs vermeerdere en elke school
kosteloos openstelle voor begaafde kinderen,
wier ouders niet in staat zijn eenig school
geld te betalen. Dat zou een stap in de
richting der sociale rechtvaardigheid zijn.
En het hemeltergend noodlot van erfelijk
pauperisme zou eenigszins in zijn' loop
gestuit worden. *)
Nopens de traktementen van hoogge
plaatste en mindere ambtenaren wilde ik
maar even de wanverhouding te berde
brengen tusschen hoofdambtenaren van
?2000.?en meer salaris 's maands en
klerken van ?20.?en minder hongerloon
per maand. Wie zou er durven volhouden,
dat de nutswaarde, die het Werk van zoo'n
? hoofdambtenaar vertegenwoordigt, het hon
derdvoudige en meer is van de nutswaarde,
die er in den arbeid van zoo'n klerk steekt?
De Regeering verhooge de traktementen
der lage en verlage die der hooge ambte
naren. Eenvoudiger kan het niet. Maar
aan eenvoud heeft de Indische hiërarchie
een broertje dood.
Omtrent de toelating van Chineezen
schrijft de heer E. O. Hinze met kennis
van zaken:
Een ander punt, dat hier wel even aangeroerd mag
worden in verband niet de kwestie, is de maar altijd
door en ongestoord plaats hebbende toename der
chineezen op Java. Zij verhinderen den indo-europeaan
al- ambachtsman en winkelier zijn bro «l te verdienen
en behooren dus zooveel mogelijk geweerd te worden.
Thans zetten zij bij zwermen bier voet aan wal
en wel worden er d. z. de geen bestaan hebbenden
naar Hongkong teruggezonden, maar dat gebeurt
op onze kosten en met n en denz.'luien chinees
soms meermalen. Het eenvoudigste ware toch geen
hunner in onze havens te laten débarkccrcn, dan na
vertoon van ecu zeker bedrag aan contanten of van
bewijzen nat zij hier bij goed bekendstaande
landgenoott'n in betrekking komen.
Mij dunkt, den elüneezenstroom (e keeren en zoo
doende de baan wat ruim;'!' te maken voor onze eigen
landskinderen, dat ware om niet eens te spreken
van. de daardoor aan de inlanders te bewijzen weldaad
- mede n van de middelen om tot het beoogde
duel: tegengaug van het panperisme onder de indo's,
ie geraken.
Meermalen is den Indo's verweten, dat
zij uit misplaatsten trots een' afkeer hebben
van het ambachtswezen. Afgescheiden daar
van, dat dit verwijt te niet wordt gedaan
door het feit, dat zeer velen hunner dienst
doen als machinist, stoker enz., heeft de
treurige ervaring hen geleerd, dal concur
rentie met de vreemde Oosterlingen, waar
onder voornamelijk de Chineezen, niet is
vol te houden, doordat deze vreemde ele
menten in de kolonie zooveel minder
geestelijke en stoffelijke behoeften hebben.
En in eene kolonie is uitteraard het soli
dariteitsgevoel der overheerschers te gering
dan dat zij, tegen ruimere betaling, van
de arbeidskrachten van landgenooten of
*) Met genoegen maak ik hier gewag van het
edele sircven van het Hoofdbestuur der Vereen
iging De Indische Bond," den leeraar M. J. Wiessing
eu deu onderwijzer Van Ravestevn om het onderwijs
in Indiëtot hoogcr peil (e brengen. Inlichtingen
omtrent De Indische lioud" worden gaarne verstrekt
door schrijver dezes, agent voor Nederland dier
Vcrstamverwanten zouden gebruik maken, ook
al zou die ruimere betaling opgewogen
worden door beter werk. Vandaar dat
de Indo's zich slechts kunnen wijden aan
die ambachten, waarop de vreemde Ooster
lingen nog niet het begeerig oog hebben
gericht.
Ziedaar het bescheiden liedje van ver
langen der Indische paupers, wier staat
van Nederlanderschap hun instede van
een steun doorgaans een hinderpaal in
den strijd om het bestaan is. Indien die
klasse van lijders, van geslacht tot geslacht
neergedrukt door voortdurende ellende, ten
slotte hare lijdzaamheid zou verliezen, aan
wie de schuld? En als de kampvechters
in Indiëvoor de verbetering van het levens
lot der Indo-Europeanen weieens, in de
hitte van den strijd, vervallen in over
drijving en onvoegzame taal, men bedenke,
dat zij, geheel belangeloos opkomende
voor de rechten van noodlijdende
medemenschen, herhaaldelijk aan
doovemansdeur hebben geklopt.
OTTO KNAAP.
Het huwelijk bij de bezoldiging
van officieren, en nog wat.')
II. (S J o t.)
B j het beantwoorden der vraag, welke eischen
o i. in billijkheid door officieren mogen
worden gesteld op 't punt hunner bezoldiging
verwijzen wy' naar het nummer van 24 Nov.
j.l. van dit weekblad 2). Het ddar gestelde
onderschrijvende, herinneren w\i den
aandachtigen lezer tevens aan wat wy 17 December j.l.
aanhaalden nit het daargenoemde voorloopig
verslag. Wy' erkennen echter, dat die begin
selen der Duitsche rykswet (Ueber die
R^chtsverba'tnisse der R^ichsbeambten; 1873) in
onze takken van staatsdienst no^ laag niet
algemeen worden gehuldigd, waarom wy gaarne
aannemer, dat ze ook voor onzen vriend S.
nog nieuw zyn.
Dat dit beginsel van: tractement onder
houdsplicht -f- betaling voor bewezen diensten,
by de regeling der bezoldiging van de offi
cieren niet is toegepast, kan men ontwaren
uit het staatje door deu heer D. v. T. by de
handelingen gevoegd, waaruit men zien zal,
dat het 2 i luitenants-tractement reeds legering
is als onderhoudsrente. Ook zy'n de inkomsten
van den adjudant-onderofficiergrooter, dan die
van den 2=) luitenant.
(De tractementsregeling der leeraren aan
ry'ks hoogere burgerscholen, heeft b.v. wél
plaats gehad naar bovengemelden grondslag,
eener vaste som ah bijdrage voor levensonder
houd 4- betaling voor het presteeren van
diensten 3)
Voornamelyfc doordat de inkomsten der
officieren af hankelyk zy'n van de wisselvallige
promotiekansen, blijft men te lang op eenzelfde
minimum tractement, waarmede vrywel niets
anders is aan te vangen, als het maken van
quite rekening op het einde der maand. En
al zoude men zich dit, jong officier zy'nde,
gaarne getroosten by uitzicht op beter, anders
wordt dat, als eerst de kapiteinsrang daarin
verandering brengt. De verschillen zy'n te
groot, de opklimming tot hooger tractement
niet geleidely'k. De Fusie commissie heeft
daarin verbetering willen brengen, door regel
matiger overgang voor te stellen, met invoe
ring tevens eener z g. »open formatie" in de
subalterne rangen. Alleen voor de 2a luite
nants wil de M. v. O. dit aanvaarden.
Bij vergelyking met b. v. de ambtenaren der
belastingen, treedt thans nog een andere mis
stand duidelijker op den voorgrond. Op een
zeker oogenblik wordt n.l. by' dien tak'van dienst
beslist, of een ontvanger al of niet de eigen
schappen bezit hoofdambtenaar te worden.
Daartoe worden eenige bizondere eischen ge
steld, wier gemis den belastingambtenaar als
zoodanig volstrekt niet onbruikbaar maakt,
evenmin hem als mensch minder recht zou
doen geven op de achting zy'ner medeburgers.
De benoeming tot hoofdambtenaar geeft en
terecht voordeelen boven den vorigen rang,
hoewel niet in die mate, of een gepasseerde
die overigens voor zijn taak volkomen bere
kend kan zy'a ziet zy'ne inkomsten nu niet
plotseling stilstaan. De ontvanger der belas
tingen kan n.l. dan tóch nog financieel pro
motie maken.
Anders is dit in het leger. Wordt een kapi
tein (b. v. doordat de staat hem vroeger weinig
ry'Iessen gaf, of de promotie te traag was)
geen hoofdofficier, dan ziet hy zyne bezoldi
ging voor altyd stilstaan (op f 2400). Is dit
billyk, in vergelyking met die anderen ? Zou,
waar de onderhoudskosten voor den gehuwden
officier tot zekeren leefty'd voortdurend stygen,
het maximum kapiteinstractement niet wat meer
nabij mogen komen aan het tegenwoordige
hoofdofficiers minimum 1
Doch ook als men acht geeft, op wat in de
laatste 30 jaren voor de subalterne officieren
in dat opzicht is gedaan, verliezen althans de
luitenants het pleit allerschandelykst, by ver
gelyking met wat geschiedde voor het burger
element. De tractementen der landmeters wer
den verdubbeld, de registratie ging vooruit,
terwjjl ook by de dir. bel. inv. en ace. de
salarissen in dien ty'd herhaaldelijk verbeterd
werden, vooral die der ontvangers en der
inspecteurs. Verder is boven reeds gezegd,
dat voor de leeraren middelb. onderwijs on
langs eene nieuwe salarisregeling werd inge
voerd, die eveneens veel verbetering bracht 3)
Werkelyk, de bizondere aandacht, het perso
neel der landmacht in elke troonrede geschon
ken, is hoe vereerend overigens o. i.
met al het voorgaande in groote tegenstelling.
Indien de voarstellen der fusie-commissie
wet worden, doch de toelagen der z g. tech
nische wapens en voor verblyf te 's-Graver.hsge
vervielen, benevens die voor
luiterarits-a^judanten en cursusleeraren in exercitiereglementen,
zou dit eene meerdere uitgaaf vormen van
hoogstens (? 172 000 f 132 OCO ) f 40 000.
Wie de stukken ernstig nagaat, zal wel tot de
overtuiging komen, dat dit bedrag van f 40 000
hoogst zelden zal worden bereikt. E", dan....
er valt genoeg te bezuinigen; men denke «lechts
aan den ladder van den heer Tydeman ! Menig
een zal aan elke sport daarvan wel eene surprise
kunnen bargen (b.v. dat de kosten over 1901
voor eiken gemiddeld dut geheele jaar te
Vlissingen dienstdoenden klassiaan ruim ? 1000
hebben bedragen!)
Door den tegenwcordigen toestand te besten
digen, blijft het grondwettelijk voorschrift .ieder
Nederlander is tot elke landsbedienicg b-neem
baar" eene doode letter voor velen die otfiüer
willen worden, wanneer n.I. het begrip der
sociale positie van den ongefortuneerden
luitenant ty'dig tot hen doordringt. Zoo niet,
dan zien zy hunne ambitie ten slofte beloond
met het celibaat van het priesterschap. Waar
wy, evenals S., van den offbier wenschen dat
hy roeping gevoele voor zy'n ambt, betreuren
wy temeer de positie der jongelui, die om
gemelde redenen die roeping niet kannen volgen.
S. zal dit met ray een verlies noemen voor
het leger. Als hy' echter vreest, dat men het
officiersambt als eene voordeelige broodwinning
zou gaan beschouwen, vreest o g. op zy'n beurt,
dat 8 spoken gezien heeft. Hjj is echter weer
juist, by' de bszoldiging met de latere
pensionneering te willen rekening houden. In beginsel
moet men de zaak wel omkeeren, doch dit
doet minder ter zake. Immers verricht het
pensioen als voortzetting der onderhouds
plicht voor het leven na het eindigen der
dienstpraestatie, datgene, waartoe het tr^ctement
van den offiüer niet in staat was: hetkoopen
eener lyfrente. Alweder verbiedt die onder
houdsplicht de staking der betaling by ziekte.
Rseds daarom gaat S' vergelyking met de
burgermaatschappy niet op, doch zy gaat ook
tevens nog eenigszins mank door de omstandig
heid, dat by ziekte van den officier zoolang
hy vol tractement behoudt de staat geen
cent voor vervanging betaalt, wat in de burger
wereld wel anders is.
Da vry'e geneeskundige behandeling is minder
onbeperkt, dan door S. wordt voorgesteld,
terwy'l wy hem voor het goedkoope-opleidings
motief kortheidshalve naar 2) verwijten. De
verder door*S. genoemde kleinere voordeelen
worden, wat het spoor betreft, reeds vrywel
geneutraliseerd door kilometerboekjcg en
vacantiekaarten, welke laatste dikwyls ^oedkooper
zy'n dan 't militair tarief. Maar moet nu een
werkgever met die kleine voordeelen rekening
houden? P.-ettig idés voor heeren journalisten,
die, geloof ik, zoowat overal vry entréa heb
ben !
Waar S. de verbetering van de sociale po
sitie der officieren wil zien voorafgegaan door
verbetering der algemeene sociale toestanden,
beschouwen wij dit als een uitstel ad Kalendas
Graecas. Wel wordt door kamerleden op ver
betering der sociale toestanden aangedrongen,
doch dit belet zelfs de meest democratische
onder hen niet, tevens op te komen voor de
belangen van het personeel, getuige de j ingste
begrootingsdebatten. S is dus »plus socialiste
que S''(chaper).
Ten slotte danken wy de hoofdredactie voor
de plaatsruimte en S. voor de reclame.
Duc.
1) Vergelijk de nrs. van dit blad van 5,
19 en 26 Januari j.l.
2) De vraag- en aanbodleer b\j de bezoldi
ging van officieren ; Groene Amsterdammer van
24 November j 1.
3) Memorie van antwoord op hoofdstuk V
der Staatsbegrooting voor 1901.
Heldere begrippen omtrent
krijgszaken".
Zooals reeds in het najaar van 1900 in
dit blad werd gereleveerd, stelt de
»Vereeniging tot beoefening van de
krijgswetenscliap" zich o.a. ten doel, de algemeene
verspreiding van heldere begrippen omtrent
krijgszaken. Deze begrippen moeten vooral
worden ingeprent aan de niet-militairen,
doch daar deze menschensoort blijken gaf
van groote onaandoenlijkheid voor datgene
wat vanwege het bestuur der vereeniging
verkondigd wordt, werd destijds besloten
wetenschappelijke leergangen voor volwassenen
in het leven te roepen, om te probeeren de
buitenwereld, zoo mogelijk, nog voor 't con
servatisme op defensiegebied te belezen,
f i*-?- minste van de steeds toenemende
aighiding naar de moderne begrippen te
weerhouden.
Keeds toen werd in dit blad dienaan
gaande het volgende gezegd:
'Jammer alleen, dat de «volwassenen"
tegenwoordig zich ook mondig genoeg zijn
gaan voelen om uit eigen oogen te zien,
en zelf vergelijkingen lusschen het
binnenen buitenland te maken. En al gaat de
onderlinge bewondering binnen de vereeni
ging ook nog zoo naar wensch, de buiten
wereld heeft, na vol leergeld te hebben
betaald, van de "krijgswetenschap"- wijsheid
volslagen haar bekomst."
En wat leert de uitkomst thans?
De voorzitter der vereeniging deelde 't
in de eerste wintervergadering als volet
mede:
'Ik acht het niet van belang ontbloot
aan de leden mede te deelen dat de uit
komsten tot dusverre verkregen met de
proefneming tot het houden van leergan
gen over krijgskundige onderwerpen voor
met-militairen, gering waren. Intusschen