De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 9 februari pagina 2

9 februari 1902 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAM MEE WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No. 1285 yai n zijde lichtontvangend,aan 'tnoodige inzicht, zoowel politiek als economisch ont breekt, hoe zelfs het »Oi'gaan" van den Bond van Oud onderofficieren de politiek als 'n verboden terrein schuwt (nota bene! m^nschen, in dienst van 't Ryk, die de politieke actie, de eenigate, die ze kunnen gebruiken, verwaarloozeu!) we zijn maar al te goed op de hoogte van de naïviteit waarmee de aan initiatief ontwende militair alies gemoedelijk aan-»hoogerhand" overlaat, we hebben de zonderlinge redeneeringen gehoord tijdens de verkiezingsdagen, toen ook onderofficieren mochten stemmen maar we kennen ook de bittere, vergulde ellendeen 't slaaf sche. machinale, onmenschwaardige leven dat in die kringen geleden wordt, al vinden de minister en de heer D. v. T «r 't ook «voldoende geregeld". Onderofficieren en minderen van land en zeemacht zullen dus goed doen hun aaudacnt te vestigen op w«t in de 2e Kamer is afgespeeld en, zeer waarschijnlijk, nog zal ai'gespt-eld w&rden, b.v. in de eerste helft van Februari, als wanneer cU- Kamer weer bijeen zal worden geroepen ter behan deling o. m. van de militaire pensioen wetten en 't militair strafrecht, over welk laatste de heer Hugenholtz reeds'tnoodige heeft gezegd. Bovenal denke men eens goed na over het verschijnsel, dat de heer Schaper 'n anti- militairist de belangen bepleit van mindere militairen en dat de heer Duymaer van Twist 'n militairist de positie der minderen voldoende geregeld vindt, doch ... niet die der officieren. We zeiden 't reeds boven: de begrootingsdebatten zijn leerzaam geweest, niet 't minst voor de militairen beneden den rang van officier. A Jan. 1902. SOLDENIEB. l De stedelijke lliotet te Amsterdam. Eindely'k! Een gloor van hoop schemert nu Burgemeester en Wethou iers zelf het onhoudbare van den toestand erkennen en uit den Rtad bovendien aandrang tot for«cher handeling komt. De feiten zy'n bekend: B. en W. ttellen voor de p'aatsru'mte voor boeken ter bibliotheek ongeveer te verdubbelen en hunne voordracht geeft aan acht raadsleden aanleiding er op te wijzen dat de boekerij niet aan hare bestem ming Toldoet. Het laatste is niet voor ontkenning vatbaar. Wat de raadsleden opmerken o >er het wenschely'ke eener inrichting, waar in ruime zalen elkeen terecht kan ia thans vrijwel in confesso". Dat de tegenwoordige gelegenheid hieraan niet voldoet eveneens. De ruime zalen ontbreken en wie kan er eigenUjk terecht ? Van 10 tot 3 uur is zy geopend en dan heeft het bezig deel des menschdoms een andere taak ; de arbeider zijn dagwerk, de handelaar z\jn zak»;n op kantoor en beurs ji zelfs de stude..t en de hoogleeraar zijn da'i bezet, zy' hebben hunne college-uren. Bsdoeld voor universiteit en volk te dienen, dient zy' geen van beide. Een bibliotheek, die 's avonds niet openstaat is alleen bruikbaar voor renteniers. EQ ook de voordracht van B. en W. is welkom: de op zolders opgestapelde hoeveelheden boeken dienen eindelijk eens te kunnen worden gebruikt. Maar men zou zich vergissen doortemeemn da met deze enkele veranderingen aan de tallooze gro/e misstanden op deze bibliotheek een einde was gemaakt. Ik spreek hier niet over de gebrekkige uit wendige verzorging der boeken. Reedi vroeger is het w^ord vandalen" naar de beambten geslingerd wegens het afdrukken van stempels in oude houtsneden en op dit gebied kon nog veel worden gezegd. Tot zelfs het pupierljas op den rug der boeken plakken, zóó dat de titel bedekt wordt (wat soms gebeurt) zou men kunnen afkeuren ! Doch erger dan dit alles is het op de biblothepk heerschende volslagen gebrek aan kennis en inzicht op blbliographisch gebied. Oorspronkelijk tot hulpmiddel by het hooger onderwijs bestemd; bovendien zeer klein (in 1847 telde zg' 3400 nummers) ; vergroot door legaten, die meestal niet alleen goede boe ken, maar ook een hoeveelheid prullaria bevatten, wai verstandige systematische aankoop dringend geboden ter verkrijging eener boekerij, klpin desnoods, maar op de hoogte van haar tijd. Noodig is dan natuurlijk een bibliothecaris (r *-,IJIIIIIIimfllMIIHIIIIIIIHi<1lllll>tl"IIIMIIIIIIHIItllllllllillllllllltlHII DE SIGAREN MAAKSTER. VAN CLARA VIEBIG. Naar het Duitsch, door M. v. O. Eiken dag, precies om twaalf uur, kwamen ze met hua zevenen of achten den berg af; Maria Josefa Brand vooraan. Haar blank katoenen rok bolderde in den wind, de bruine haarvlokken flidderden om de ooren, met de roodgeraude oogleden knipte ze in 't schelle liclit. 'n Door dringende tabaks'.ucht stroomde uit de kleerei eii haren der meisjes. Ze hadden alle zu!ke knippende, roode oogleden en als ze spraken, klonken hare stemmen heesch en dof, 'l waren dan ook sigarermaaksters ! Van 's morgens zeven tot twaalf uur en dan weer vai 's namiddags vroeg tot't's avonds donker werd, hokten ze in Ober-Manderscheid, in de lage vertrekken van de fabriek. Ze bogen het jmge lijf over de bakken met de gedroogde tabaksbladeren, waarin haar vingers ijvrig woel den ; de doordringende lucht er van deed haar de oigen tranen, terwijl 'n kriebelboest ze onop houdelijk deed kuchen. DJ glazen ramen, waren dof beslagen in die bedonpte atmosp'ieer. Mar a Josefa Brand was wel de beste, vlugste werkster. Ze keek zelden op, haar bleek gezichtje bleef onbeweeglijk, ze praatte niet; door haar hoofd goi.sde maar aldoor: ^dertig pfe.nnig de h mderd, dertig pfennig !" Ze drukte de lippen vast op elkaar, ah de andere meisjes babbelden en lachten. E i toch was ze jong. Hare slanke leden tin telden van leven eu ook bij Inar bruiste \ bloed o ttuiaig en ba-tstocüt;lijk door de ad;ren;:n slapelooze nachten wentelde ze zich rusteloos op haar stroojak om. en om; hoorde ze in 't struikgewas 't fliisteren van 'üpaar minnendep, dan trilde ze van 't hoofd tot de voeten. Maar ze keek geeu j ingen aan. Nog nooit had ze op 'u kermis 'u suikerhart of 'n mooi lintje of strikje aaagenomen ; ze danste noo't m;ê. Beneden in Nieder-Maoaderscheid woonde ze met eenig inzicht va' wat zya tijd wenscht. Maar de be'.angxtelling 'er me stt-, die in Amsterdam geweest zijn, was by vorige eeuven en zeer gering voor e geestulyke scroomii.tie i van hun eigen tyd Zoo werden aangekocht Nederlandsche geschiedenis, letterkunde, plaatsbeschrijving uit de 17de eeuw, philologie etc. en het vr\j groot aantal plaa'sen, waar mei deze werken raadplegen kan, met n vermeerderd. De enkelen, die tegenwoordig van deze dingen hun> e -peciale studie maken, kunnen er eenigermate terecht elders tiouwens veel beter en de talloozen, wier vak een ander is, vinden er niets of nagenoeg niets. Da huidige ibliotheearis, de heer Burger, beperkt zyn belangstelling vooral tot de oorloven tussche > de Romeinen en de Simnieten. Hij beeft hierover zeer verdiensteiyke stukken g nchreren, hy he.ift het terrein op de plaats zelve bestuleerd en er kaarten van uitg.geven, hy is misschien de beste kenner va- dit tijdvak maar per slot van ziken at It Amsterdam in andere dingen belang. En dit schijnt de heer Burger i iet in te Zien. Het is begrüpelyk, dat hy die op een bepaald gebied werkzaam is de neiging heeft dit deel der wetenschap toor by uitstek belangryk e<i de standaardwerken van zy'nvak voor onmisbaar te houden. Maar toen op de veiling Six in Mei van h t vorige i»ar het Corpus Inscriptionum Latinarum" voor f 600 door de bibliotheek werd aangekocht, .vroegen wy ons toch af, of de voorkeur van den bibliothecaris voor het oude R>me hem hier geen parten speelde. Wy' de ken er niet aan te ontkennen, dat op een goede bibliotheek dit werk behoort, maar waar de Amsterda r sche nog zoo oneindig ver van deze benaming afstaat; waar de noodigste boeken er ontbreken, komt de vraa^ op: hoeve! personen zullen van dit werk gebruik maken? EQ de verzuchting: hoeveel zouden er de standaardwerken hunner wetenschap willen zien ? Dit voorbeeld illustreert het gevaar, dat ver bonden is aan de aansteldrg van iemand, die niet in de eerste plaats bibliothecaris maar vakgdeerde is. De wijde blik op alle weten schappen wordt dan gemist. De gevolgen syn dan ook, dat de philosoof, de chemicus, de physicus, de medicus, de jurist, de staal huishoudkundige, byna altijd teleur gesteld heengaat. Maar de man der exacte wetenschap kan gaan naar de Kon. Academie van Wetenschappen ! Da jurist naar de Practhy'n»-bibli )theek ! Een tijd cbnft ont breekt men moet maar naar het Leesmuseum gaan! Voor de sociale wetenschappen wordt zelfs verwezen na»r een particuliere bibliotheek en men scbait zich op dit gebied niets aan omdat de bezitter dier biblwtueek gezegd heeft zijn boek^ry te zullen nalaten aan de stad ! Dit laatste wordt s'nds jaren met eentonigen regel maat herhaald. Dat deze boekerij zér veel over socialisme, weinig over ccoaomie en b. v. in 't geheel geen sociologie bevat; weet men er ni^t. Toch koopt men er, in afwachting van deze bibliotheek, i.èih economie, i.o;h sociologie. Trouwens in 't algemeen heerscat er een zalig gevoel van onwetendheid. Man kent er de vakksn van den nieuweren tyd niet, de boeken van belang niet e i zou niet weten wat aan te koopen. M>et er iets van den tegenwoordigen tijd aar geschaft", neggen ze, dan moeten de professoren dat maar meedeelen". Alsof de professoren juist altijd vervuld moesten zy'n met de gedachte aan de bibliotheek; alsof deze het noodige bibliographische talent had den; al-of zij niet, indieu zy de in hun vak wenschehjke boeken zouden willen aanschifl m, tpoedig zouden hooren dat de geldmiddelen ontoereikend waren. Van alle vakken het beste te kooper, en dat juist in die mate als met de beschikbare som te doen is, de boeken te kennen en deze op de goedkoopste plaatsen te kunnen koopen, dat is juist de taak vai een bibliothecaris, die zyn vak verstaat. Naluurhjk zal hy va'i de professoren vele goede raadge vingen kunnen krygen ; maar zy'u vak is een afzonderlijk vak en kan niet door de gezamenlyke hoogleerarenworden gedrevan. Mannen, die dit vak verstonden, zijn er in Nederland ook wel geweest. Fred. Mullor eerst, Mart. Nijhcff later hebben den weg gewezen. Bjide hebben voortreffelijke leerlingen gevormd. Maar tot de universiteitsbibliotheek is geen van deze mannen ooit doorgedrongen Men wenscht er het bleek nog bij de laatste vacature iemand met het oiticëjla merk van geleerd heid: die gepromoveerd is. Dat men echter kennis van het boekenvak r.iet aan eenige hoogeschool opdoet, spreekt van zelf. De al^ebij haar ouden grootvader in de kleine donkere hut, die als 'n zwaluwnest tegen de oude burgtruïofis aangeplakt stond 's Zornsrs zat ze den heelen Zondag te naaien en te stoppen; met gescheurde kleeren wilde ze niet loopen en door de week nam de fabriek al haar tijd in beslag. Wanneer dan 's middags de schaduwen langer werden en tot vèi over de berghellingen reikten, dan wreef ze de vermoeide oogen die haar door de scherpe tabakslucht altijd pijn deden geeuwde en rekte de lichtbruine armen boven het hoofd uit. ,Waar ga je heen ?" vroeg de oude grootvader. Hij was altijd achterdochtig en vertrouwde nie mand, kon weinig meer zien en heelemaal niet meer hooren. Met z'n gedachten leefde hij in 'n tijd van twintig jaar geleden. Zoowel 's winters a's 's zomers zat hij ineengedoken bij den haard, sneeuwwitte baardstoppels om deu ingevallen mond en kin en 'n suff;rig-kindsche blik in de fl;tsblauwe oogeu. Hij hield er niet van naar buiten te gaan, biet f 't liefst binnen in de bedompte lucht; hij bromde wanneer 'n fchalksch zonnestraaltje door'n kier vai de deur naar binnen sloop en 'n goudghns op z'n vuile handen tooverde. //Waar ga je heen, L^na':" vroeg z'n tandelooze mond, wanneer zijn kleindochter Zondag 's middags van haar werk opstond. Ga. nou niet dansen !" Eu dan streek hij met beide handen door z'n borstelig wit haar, eobudde 'r, hoofd heen en weer en prc?ulde; //Heilige Maria, moeder Gods, bid voor ons, nu en in 't_uur van ons sterven. Ilsor en erbarm u harer !" ^Grootvader!" Maria Josefaschreenv.de hard aan z'n oor //ik ben L na niet! O, neen! ik ik ga niet dansen'1' Da oude grijuslachfe dan tevreden en gerustgesteld en haar- over 't hoofd streelend: //Dan is 't goed, Lena, ja,?ja!" Ojgeduldig schudde ze z'jn hand van zich af en trok de lippen verachtelijk samen bah ! dansen ! Ze ging niet dansen, ze was niet als haar moeder, L'ir.a, die bij elk danswijsje, rondtrippelde ! Wat, was dan ook 't eind van 't liedje geweest? Iemand had haar laten zitten met 'n kind. Door haar,v vader was ze geslagen en de meiiscbeu. hadden haar uitgelachen men weet niet, hoe wreed de meEschen soms kunnen zijn ! Oad was Ler.a ook niet geworden ze lag rrols lange jaren op 't kerkhof; haar kind was bij groot\aler opgegroeid »Maria Jasefa, waar is je vader?" O, Maria meene kennis die een bibliothecaris van alle vakken behoort te hejb D, ontnret-kt op de bibliotheek dan ook in die mate, dat n my'ner vrienden, in wanhoop niets over nociol'igi ? te vi den, op zyn vraag waar hij deze boeken toch moest zoeken ten antwoord krepg. als u eens k°ekt bij natuurwetenschappen ! ' Wat er by de;e o ikunde van her catalogiseeren terechtkomt, kan men zich voorstellen. Werd de fystema'.ische catalogus ooit gedrukt hetzelfde lot zou hem te beurt vallen als aan dien van het mmeu-a Willet?rlolthuij ,en. Plaatsruimte ontbreekt m\j hier om staalij-este geven. Ei de toestand is bovendien nog erger. Een groot aantal doeken is in het geh 'el i iet geca'alogiseerd. Wie in den sy-itematischen catalogus een boek onder dézonderlingste hoofden heelt opgedoken zal, wanneer bij nu letter en getal in den alpaabetischen g->at Z'.eken, herhaaldelijk bemerken, dat hè: hierin ontbreekt l En zelfs dit is nog het ergste niet. Een aantal boeken, die er zijn, staan iö3h in den py-itematischen, r och in den a phabetischen catalogus ve.meld Ei ik doel hier r.iet alleen op pas verworven boeken ijf verzamelingen, die slechts" een paar jaar tevoren aan de biblio theek vermaakt zyn; er zyn nog andere dingen gebeurd. E^n voorbeeld. Toen de opvolger van Fred. Muller, wijlen Adama van Scheltema, eens een kostbaar oud Hollandscb. prentwerk, dat naar Lij wist sinds j aren op de Bibliotheek aanwezig wap, wilde raadplegen, zond hy een looper om het te halen ; maar deze keerde terug met de b-odschap dat het er niet was. Zelf gegaan, con stateerde de heer bcheltema dat net niet in den catalogus stond en werd op zj'n dringend verzoek tot de bewaarplaats der boeken toe gelaten. En hy, die daar nooit gewsest was, ging aan 't zoeken en bracht het voor den dag. Maar de beambten djr bibliotheek wisten zelfs niet, dat 't er was ! Is het behear al zoo slacht mogelijk en zeker niet vooruitgegaan onder leiding van Burger, den Simniet; ook de geheele regeling en inrichting deugt niet. Ik zwyg nu van de on zinnige uren, waarop zij geopend is. Maar het is toch al te d*aas dat wie aan de Sradsbibliotheek een bo k zoekt, verwezen wordt naar de bookerij der Kon. Acad. van Weten schappen, waarvan men slechts gebruik kan maker, indien men een bewy's van een dar leden, dus slechts wanneer men omgang met de kring n djr hooggeleerden heeft; of naar die van het L^esmmeutn, dat een contributie van' ? 25 heft. In plaats van een bibliotheek, die voor allen openstaat, heeft men er dus een, waar de noodige boeken gemist worden, die men ecbter vinden kan in boekery'en, waarvan hot gebruik slech's aan een klein kringetje is vergund. Dezelfde geest spreekt uit het feit, dat terwijl handboeken als Oppanheim's Gemeenterecht niet steeds ter raadplogiï.g aan het gebouw bly'ven, maar uit geleend en eindeloos gehouden worden lit teratuur niet word uitgeleend.... o n de leesgezelschappsti niet te tchaden. Alsof een openbare, ko.4elooze bioliotheek er toe bestond om leesgezelschappen winst te doen behalen. Al deze maatregelen gaan uit van het der.kbeeld, dat de bibliotheek er is voor een klein clubje welgestelden en doen denken aan de toestanden uit hit midden der 19j eeuw, toen de gemeenteraad bereid werd gevonden een der drukste toegangen naar den Dam onmo gelijk te vernauwen, omdat de leden van de Groote Club hun socië'teitsgebouw wilden uit breiden ! Een bibliotheek -<x.r iedereen, waar elk zyu gading vindt en elk terecht kan dat dit een der machtigste hefboomen is van volks ontwikkeling, ziet men tegenwoordig heu~ch niet meer alleen in Amerika maar wel degelijk ook hier te lande langzamerhand in. Men behoeft werkelijk nog niet te wensch^n da' AT sterda-n evenals Boston jaarlijks ? 80 t.OOO aan openbare bibliotheken zal uitgever], om d?ze laatste stad de ru';me gilegenheid, die zy ieder openstelt om zich te ontwikkelen, te banijden. Ook aan hst voorstel dar acht raadsleden schynt een wensch naar iets dergelijks ten grond.dag te liggen. Met ruime leeszalen en geopend zijn pp verstandig gekozen uren, wordt dien kant uitgestuurd. Maar zeker in de ver keerde richting giat hun wecsch tusschen een wetenschapp :>lyke" en een volks"bibliotheek splitsing te maken. Moet de volksbibliotheek r.iet alleen dienen om de manigte aan romanlectuur te helpen, maar beoogt zy het doel dat mannen als Carnegie er in jonge jiren hui vorming kunnen bewerken, dat zij dis door de Josefa wist reeds van de heele geschiedenis af, toen ze nauwelijks tien jaar oul was; om't kindermoadje lag 'n ouwelijke trek, de mondhoeken waren neergetrokken. N\et uit, dan-seii gaa-i en geen jongen aankijken, dat was maar't beste i Met de voet stootte Maria Josefa de hutdeur op3n en liet die knarsend achter zich dicht val len; haar met spijkers beslagen schoenen tiaden over 't van den berg afgerold puin. Ze hoefde niet ver te gaan; de achterkant van de hut steunde tegen den, zich machtig verhfff:uden, oaden wachttoren; uu was ze miidden in de ruïaes. 't Was reeds schemerachtig tussc'ien dii oude muurbrokken; opgeschrikte vogels vlogen kras send uit den toren ; in 'n hoek ritselde 't, iets vaags kwam zacht aangeslepen en drukte zich tegen hare voeten. Lachend bukte ze zich, nam 'n jonge grijze kat op en legde die streelend op haar arm : //mies, m'.cs !" Hare wangen bloosden van gecoegen. De paes spoüen streek zich, 't kopJ3 bukkend, vergenoegd Ug.:n 't meisje aau. //O,jou lief dier!" Het katje liefkozend, drukte Maria Josefa het vast in hare armen en uit louter teederheid b^et ze op haar tanden, dat zij knars ten : //waar was je toch zoolang, jou lieve m'es P" De poes antwoordde zacht miauwend; mat, hare gro.'nac'jtig-glmsterende oogeu keek ze tegen 'i mei?j: op; daarop spartelde ze zich los en sprong vlug uit de haar koesterende armen. Met de staart iii de hoogte m 't kopj'; telkeus omweadend, oai te zien, of men haar volgen zou, liep ze i;aar den doi:kersteu hoek. Wat had ze daar? Maria Josefa naderde nieuwsgierig?de poes miauwde en 'n h ;el fijn ttsin netje, dat als muizeugepiep klonk, antwoordde haar; 't meisje trok zich versc'irikt term;, '/even kleine blinde katj«s lagen daar op- en door elkair, Unschen drooge bladvren c u takj-'S, «l-, m 'n nes?. Ds mO::d,:i',noes stond mtt wijd uitgestrekte pootjjs over haar kroost, kirde als '11 duif, keerde eu draaide de onbeholpsn diertjes en likte ze met teedere voorzichtigheid ; piepend bewogen zich de jongen onder de koesteren Ie moeder. //IVth!" Maria Josefa trok 'u arkeerig gejic'it en spuwde op thu grond ; bah! j m vit-s dier !'' Daar was geen spoor vaa genoegen meer in haar gez ebt; boos en niet gefronsd voorhoofl staarde ze op de kleintjes. Toen de groote poes vleiend tegen haar rok streek, trok ze haar voet op, om haar 'n schop te geven : //akelig beest! je m'ig niet l ... ik wil u iet ! ..." Met 'n onderdrukte zuc'jt draa:de ze zich om. sociale problemen van het loven worden gefol terd er kennis kunnen opdoen ; dat wie vrede in eigen gemoed zofken er de lectuur kunnen ?.in'ffn, dl*1 daartoe hat beft is, dan moet elk-3 split-ing met een soort hoogere'' bibliotheek vervallen Men begrnpt tegenwoordig meer en meer, hoe verkeerd het is, minderwaardige boek»n aan kinderen te geven, men ga ook begrijpen, dat si 'chts het be^te vartrouwd is in de handen des volks. Dit ter eener zij. Ter andere is~ook voor den wetenscbapp -lyk gevormde spütsing niet gewenscht. T>-lk -i s bij ziju onderzoek kan hij de behoefte voelen of verwezen worden naar de tijdschriften van den dag of a'dt're lectuur, die allicht in de volksbibiiotheek" baar j plaats zon vind".n. Scheidt men de twee daa j moet men t-tee is een boek op twen plassen ? zoeken en gedurig heen en wei r loopen. Blijven beide in PUIT gebouw, dan verliest de splitsing eerst recht elke reden van bsstaan. De voorstellers scoijnen vooral tot dit denk beeld te zijn gekomen door de mogelijkheid dat in het oude gebouw de pi ata zou oi tbreken. Hier nu moet reeds thans duidelijk worden gesproken. Wil Amsterdam ooit een beho jrlijke inrichting bezitten waar het aantal boeken groot genoeg is dat alle kringen der inaatschappy de boekerij met vrucht kunnen raadplegen en niet, zoo zy er komen, telkenmale cont-tateeren dat het er alweer niet is", en waa' teve s leeszalen zija geopend voor een aantal personen zoo groot als men in Amsterdam kan verwachten ; dan moet nu reeds elke gedachte opgegeven dat de bibliotheek op dezelfde plaats zou kunnan blij ven. Gelegenheid voor groote uitbreiding is daar niet. De La hersche kerk aan de eene, de Katholieke kerk a in den adderen kanr, de Handboogstraat aan de achterzijde cellen de grenzen, binnen welke elke uitbreiding van het tegen woordig gebouw is besloten. Voor een bibliotheek als Amsterdam zou behooren te hebben, d w.z alleen wat aantal boeken betreft («n by de steeds verder gaande specialisatie der weten schappen en het afnemen van particuliere bibliotheken zal de behoefte hieraan zich steeds dringender doen gevoelen) zou op deze ruimte wel plaats zm; miar aan ruime zalen, goede leefcinrichügen enz. moet dan ook elke gedachte worden opg'-geven, tenzij men een sky-ecraper" wilde bouwen, wat zeker nog mind r kans van verwezenlyking heeft dan een goede bibliotheek. Reeds sinds jiren hebber, dan ook velen in het thans mishandelde Paleis voor Volksvlijt de plaats gezien, waar de toekonstige bibliotheek vaa Amsterdam moet v-rrijzej. H°it hseft d*n een waardi ;er bestemming, de ge'eaenheid is er goed, het brandgevaar minder. M.;t de uit breiding der stad wordt d; Singïl bij het Spui steeds minder het middelpunt. De bevolking in de nieuwe buurten is relatie! sterker dan in de oude en ne-ïmt steedj toe. O ik zullen deze wijken grooter coiith.gent aan lezers laveren dai de sloppen en stegen in 't hart j s der stad. U.t alle oogpunten dringt zich aus deze schik king op. Door den heer L. Simons is zy onlangs tot in déiaiiS nagegaan. Het is niet iny'n taak dit plan hï»r te beschouwen Zyn er bezwaren, laat men dan een andsre oplossing geven. Aan de plaats hangt het niet. Maar "op de tegen woordige is het onmogelyk. Een goede inrichting zou het geheele terrein tusschen Singal, Spui, Kalverstraat en Heiligenwcg moeten beslaan en iotier begrijpt dat daaraan, al ware het alleen om de grondprijzen in dat deel der stad niet is te denken. Moet intusschen vóór de defiiitie/e verplaa'sing eerst nog geld worden verspild door uitbreiding aan het Singel, goed! wij zullen ons troosten met de gedachte dat Keulen en Aken niet op n dag zijn gebouwd. Maar laat men dan toch ook de hoof Izaak niet uit het oog verliezen: den volkomen onhoudbaren tegenwoordigen toestand. Liat er rnïer geld voor aankoop en administratie beschikbaar zijn, laat het personeel vervierdubbeld worden, laat men er ma-men aan verbinden, die in het boeken vak hui sporen hebben verdiend. Is dit eens tot stand ge bracht dan zullen de amiere gebreken te meer uitkomen en publiek zoowel als b-saiubten door hunne voortdurende klachten over het b3staande de gestelde machten den bete en weg opdrijven, dien ik boven aanwees. Dan zal Amsterdam zich in waarheid kunnen beroemen in het bezit te zijn van een bibliotheek. Is het te veel van den Raad gevergd te wenschen, dar. thans niet alleen worde besloten tot vermeerdering van het aantal strekkende meter boekenplank ot tot verbouwing der koninklijke stallen, maar er reeds nu rekening 3üHiin»iimititn»tiiiiiniiiiiinniniitiiiiiiiiiiiiMliuiuiHll»HmtMMai< De steentjes kraakten onder haar haastige stappen ; aan een braamstruik bleef 'n stukje van haar blauwen rok hangen, de doornige rauken sloegen haar tegen de boenen. Nu trok ze zich aan 't venster van den ouden toren op, zette zich op het kozijn eu tuurde gedachteloos, droomerig in de verte. De enkele huizen van Nieder-Mandersc'ieid lagen reeds verborgen in de grauw-nevelige schemering van 't dal ; de berghell'.ng donker door 't lage diepgroene struikgewas, dat nu in ds schaduw 'n bijna zwartige tint had aangenomen. Boven iu O'oer-Mauderscheid woonde s idert kort in het nieuwe witte huis, dat zoo schel in den zonneschijn schitterde, iemand, die heel anders was dan de dorpsbewoners, 't ^V as 'n rijke heer, die uit een groote stad hierheen was gekomen, tot groote verwondering der dorpelingea. Hij dwaalde door de bosschen, ging op j^cht of zat ergens buiteu te schilderen; in de oude burgtruiies was hij ook dikwijls halve dagen laug; zelfs de oade grootvader was naar de deur gestrompeld om naar hsm te zien, Maria Jos?fa kende den vreemdeling ook ze voad, dat hij geleek op deu ridder SintG;orge, d,e met zijn speer den draak doorboorten oogeu had, d,e iemand zoo doordringend aan keken ; ze mosst altijd haar pijnlijk stekende oogen neerslaan, als ze hem tegenkwam. Toe valliger kon 't al niet! Haast eiken dag, wan neer ze klokke twaalf met haar zeveaea of achten den berg af huppelden Maria Josefa vooraan ! kwam hij, berg opgaande, ze te.geu. Hij groette al'.ij d en de meisjas knikten sc'mchter en verlegen terug; een ervan, de dikke Trina, verscanilie dan gichel'iid haar dom, bretd kindtrgezic'it achter Maria Josefa's ru;. Deze was de snige, die niet teruggneUe. 'c Was alsof 'u oüz.chtbarc hand haar nek voorover wilde buigen eu dan toch weer 'c hoofd rcc'itop trok'; 'r, was zóó vreemd, dat ze 't zelve niet had kunncu verklaren, lij keek voora' laaoplettend 'aan, dat voelde ze. Als gejaagd rende ze vooraan de helling af,'zoolat de steenen hiar achterna rolden; beneden fp'c.'-.en, m >est ze stilhouden, om adem t" ;,. '; eu als ze dan soms-schuw omkeek, stond hij daar nog en keek l air na. Eu op 'u dag kwam hij de s'garc;.fabriek zien; zijn slanke'gestalte kon nauwelijks door de Ug3 deur. Ilij bekeek alle?, de opzichter voerde hem .. ^or de vertrekken. //Ik stel er veel mee te houden, dat men eenmaal een geheel andere richting uit zal moeten gaan ? 13 Januari '02. CEBTAMENTE lllimiimillllllllllllllllMIHIIIIIIMIIIMIIMIIIMMMIHIIIIIIIIIIIIIIHimilllllir Sociale Werlelooslieiil en openbare besturen, Langzamerhand kernen wij nu ten naasteijbij te weten, welke bedoeling de mii ister van binnenlandeche zaken eigenlijk heeft gehad met zijne bekende »WVrkJoozen circulaire", het gewichtige, maar ietwat zonderlinge ministerieele stuk, dat in 14 dagen tijd -ook van de besturen der froote steden antwoord vroeg over de wereloosheid. Men kent zoo eenigszins de lotgevallen dezer c rcula;re Terwijl het gemeentebestuur van Rotterdam zich in staat achtte, zelfs zonder de voorlichting der vakvereenigingen, een antwoord op die aanvragen te verschaffen, waren de gemeente-besturen van Den Haag en Amsterdam verstandig genoeg, te verklaren, dat zij daartoe in een zoo dwaaskorten term\jn geen kans zagen. Toch hebben de twee laatste gemeente besturen ongelijk gehad. Immers gelijk uit de deze week verschenen memorie^ van hpantwoording op het verslag der Eerste' Kamer blijkt, heeft men den minister heelemaai verkeerd begrepen. De minister «bedoelde volstrekt niet een volledige statistiek der werkloosheid, waar zelfs de centrale commissie voor de statistiek voor zulk een aibeid vooralsnog is teruggedeinsd, maar een overzicht over de werkloosheid met het oog op den naderenden winter en de economische crisis op onze grenzen. Er was op ge rekend dat werklieden-verecnigingen en patroons den gemeente-besturen het noodige materiaal aan de hand zouden doen en tevens wenschte de minister de aandacht der gemeente besturen op deze zaak te vestigen en liet bed'.nken van werkverschaffing aan te moedigen". Zeker is het heel goed, dat men nu ten minste de bedoeling van den minister en van zijne circulaire kennen. Maar het zij in alle bescheidenheid opgemerkt dan had Zijn Excellentie dit toch wel wat duidelijker mogen zeggen. Want aan de gemeente besturen werden 7 vragen voor gelegd, bepaaldelijke vragen, over aard en omvang der werkeloosheid. Ook thans nog weer zegt de minister, dat de werkliedenvereenigingen aan de gemeente-besturen de noodige gegevens zouden hebben ver schaft. Daaruit spreekt een verrassende onbekendheid met de taak en de werking der vakvereenigingen. Want ook dé^e zouden dan toch, vooral in de groote steden, daarnaar een onderzoek moeten instellen. Door Amsterdam, Rotterdam en deu Haag met Lutjebroek en Overschie gelijk te stellen, heeft de minister, zeker tegen zijn bedoeling in, van deze heele rondvraag een onding gemaakt. Maar iets blijkt nu duidelijk: en dat moet niet alleen geapprecieerd worden, maar dit is ook-van waarde : Eén der zeven vragen luidde: Hoe meenen de gemeente besturen, dat zij, door productieve werk verschaffing, in den nood der werkeloos heid kunnen tegemoet komen ? Hij wenschte, zegt Z.Exc. thans uitdrukkelijk, de aan dacht der gemeentebesturen op deze zaak te vestigen, en het bedenken van werkverschaifiog aau te moedigen". _ Dat is nuttig, en noodig. Het is ook een erkentenis, dat tot uu toe de gemeentebesturen in deze richting zet r weiaig of niets is gedaan ; dat de besturen onzer groote steden nog immer vastgeroest zitten in de verouderde msening, dat armen zorg de eenige hulp is, die door de gemeente geboden mag worden. Toen in den winter van 1899-1000 te Rotterdam onder de bouwvak-arbeiders, ten gevolge der vverkkeloosheid, veel ellende werd geleden, toen steunde de gemeente wel uit haar kas met een paar duizend gulden, jmiiiliiiiiiiiiiitiMiiimiiiniiiniiiiiiHilUHiMMimiHMMHwiiiitiiitiiniMi belang in, werkelijk zér interessiat I" zeidc bij, bleef bij elke tafel staan, nam '11 paar sigaren op, bekeek ze oplettend en legde ze toen glim lachend weer neer. //U hebt er alle eer van, dat u de fabriek hier in dit afgelegen dorpje hebt opgericht; dat brengt werk eu verdienste onder de menseden. Hoeveel wordt er aan de honderd stuks verdiend?" Hij stond vlak bij Maria Josefa en keek iiiar ?Laar; hare vingers trilden, het dekblad scheurde, de inlegtabak kwam er uit, net rolletje was onbruikbaar geworden. Knorrig wierp ze 't de dikke Trina toe; deze keek verbaasd op! Zóó iets was de handige Maria Josefa nog haast nooit overkomsn ! »Onhandig geweest?" De vreemde heer zei't volstrekt niet spottend en toch joeg zijn toon haar htt bloed naar de wangen. Wat hoefde hij ts vrageo. ? Piots 'Hng greep ze naar tabak voor 'n nieuw rolletje; 't schemerde voor haar oogen. De hand van den bezoeker met de glan zende nagels en den se iltterenden ring woelde in de ritselende bruine bladeren en Het ze achte loos spelend door de vingers glijden. Wat, 'n mooie hai:d was dat! niet zoo knokig, wel wat bram verbrand, maar schijnbaar 1 och hetl zacht. Zou hij 'n meisje hebben, di; hem dien ring gegeven had? IIje zou zij er uit moeten zien, die naar ?ijii zin was . . .! Ze schrikte op. Nu, hoeveel krijgen j-lui voor de honderd? Hoeveel krijg jij wel, kind?" Hij vroeg 't aau rina, maar die wis-1 niets te antwoorden; die was dom en róó verlejen. Maria Jotefa schaamde zich ; wat m 'est, hij wel van haar alle denkeu? 'n Gloeiend rooi verspreidde zicïover hetl haar gelaat tot o n dt r de kroesige lokjes bij haar slapen hoe ze die ook m<:t water gladstreek, ze krulden altijd weer op! Ze kuchte even, de taoakss of kriebelde haar in de keel, eu zei toen hardop : //Dertig pfennir.g de hoaderd stuks, m'rhecr !'' Ze deed haar best, niet plat te spreken. Niet meer?" Da hand met den stial'iri"a riüg hield op met woeien in (ie blu^Tt >-. //!.',i hoeveel hoecerd krijgt u p; r dar w< l kliis> :" «Vierhonderd, soms wei vijf) o ?(ltv.1, z.'orJs 'o u>,v&h ; ik \\rdicii zoowat réa mark tw n''g per dag, maar maak dan ook 't meest !" Ze zei 'i. met trots ze voelde zic'i op eens de beste, vlugste werkster. //Arm kind !" hij legde zijn hand op haar schouder, warm eu zwaar bleef die daar ruften.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl