Historisch Archief 1877-1940
T"
i:
4
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1285
ver-icrv g, waarachter rtaa de onlogische vorm
verborgen moet worden, en het ligt in de rede
dar. w>l i-oen verbetering aanbrengen, deze niet
glecuts door betere versiering maar wel dege
lijk van den beginne af opgebouwd zal moeten
worden. Vandaar dan ook dat de meesten dezer
kunatnyveraars, deels in het ambacht opge
groeid, deels het op lateren leeftijd zelve
beoefenend,om zoodoende er geheel mede vertrouwd
te geraken, in hun werk vertoonen een stugheid
van vorm, slechts hier en daar door versiering
verlevendigd. AU zoodanig ^erdienen deze
pogingen, waaraan meestentijds een zeer juist
fond ten grondslag ligt, dan ook de sympathie
van ieder die belang stelt in het streven naar
betere gebruiksvoorwerpen, in de bewegingen
op kuriBtnij rerheidsgebied. En waar men bier,
door ernstige studie tot resultaat komt, die, al
z\jn zjj voor een ieder noch niet beslist schoon",
toch on^etwyfeld waar" en .goed" zyn, laat
ons daar rustig afwachten, wat de toekomst
ons geven zal. Het is onmogelijk na tjjden van
gemis aan kunstn\jverheid9gevoel, ineens een
ommekeer teweeg te brengen; slechts langza
merhand zal men komen tot betere vormen,
juister gebruik van het materiaal, betere ver
siering, gchooner verhoudingen en daardoor tot
goede gebruiksvoorwerpen.
Dat men thans deze zaken nog niet in prjjs
tegenover het gewone weik kan stellen is zeer
duidelijk, hoewel nog niet voor ieder
begrjjpelijk, daar het oogenschij lijk eenvoudige uiUien,
volgens veler begrip, een gevolg van zeer weinig
arbeid; niet in overeenstenming is mat da,
zooaU men het noemt enorme prijs. Dat echter
het betere materiaal en de zuiverder bewer
king, hier in de allereerste plaats op van invloed
zyn, wordt allicht vergeten, en tevens dat hoe
gaarne de artisten zelf hun werk onder ieders
bereik zouden willen stellen, in deze de
tusschenpersoon, de kun thandelaar, den prys door
zjjn percentage weder verhoogt. Toch tracht
men zoo mogelijk den prys in overeenstemming
te brengen met die waarvoor men anders zich
de gewone gebruiksvoorwerpen aanschaft, om
daardoor te verkrijgen dat deze zaken niet
slechts voor enkelen bereikbaar zijn, maar dat
velen er hun omgeving door kunnen veraange
namen.
Voorloopïg blyft deze tentoonstelling een
drietal maanden in het Stedelyk Museum voor
een ieder kosteloos t legankelijk. Debadoeling
is door g-durige afwisseling de
aantrekkelykheid ervan te veih ogen, waardoor ook het
karakter eener gewone tentoonstelling dan ook
Benig zii.8 vermeden wordt en men meer een
overzicht verkrygt van het we k van hen, die
zich allen min of meer op het gebied der
kunstnijverheid bewegen.
R. W. P. Jr.
Teütoonstelliuf Haart Knnstlrini.
Wanneer ik mij de eerste tentoonstelling van
den Haagechen Kuattkring voor den geest roep
en ik vergelijk haar met di», welke onlangs
geopsnd werd ter gelegenheid van het tier jarig
bestaan van de vereeniging, dan zou ik zeggen,
dat deze tentoonstelling het in gehalte wint van
de eerst», ofschoon de tendenties meer uiteen
loopt.
Op de eerste tentoonstelling was het eigenlijk
alleen Toorop, die oagedur ge zo -ker, die door
zijn werk afweek van de opvatting der anderen,
die vrijwel eens te m n ig behoorden tot de school
der impressionisten, voor wie kleur en toon
hoofdzaak waren. Vreemd deden daar tusschen
dan ook de werken van Toorop. Men denke
aan zijn Tueem», dat zich nog liet best aai sloot
bij het andere werk; maar voorts zijn
Visschersvrouwtj», Vervoer van een bomsc'mit, Brotk
in Waterland, Vloed. Allemaal werken, waarbij
het pro:é'ésterk naar vorm traH, ea niet ge
noegzaam ondergeschikt bleef om alleen den rol
van vertolker te spelen van de steeds zich
wijzigende gemoedsstemmingen en zienswijzen
van den kuts'enaar. Eene voorliefde voor het
detail trad sterk naar voren in zijn
visschersvrouwtje en zijn vervoer van een bomschuit.
Procédé, techniek, ziedaar wat de preoccupatie
werd van de jongere kunstenaars. Zij voelden,
dat zij ontnogelije voort konden bouwen op de
wijze waarop zij begonnen waren, meegesleept
door de scbilderswijze der grootere moderne
meesters, die op hun beurt hun tijd van uitvoe
righeid in hun werk gekend hadden.
De verschillende tentoonstellingen, die de
Kring organiseerde, waar het, zoeken van buiten
landers in die richting zie tbaar waa, brachten
er ook velen toe te gaan sxpenmenteeren. Zoo
waren er, die het pointillisme overnamen, aaderen
begonnen meer de gave tec'iniefc d, r primitieven
ta bsstudeeren, sommigen kwamen door het
zoeken, het bestudeeren van het detail, tot geheel
andere resultaten en vonden hun weg in de
industriee'e kunsten, die sedert van beteekenis
zijn geworden en wier invloed zich langzamer
hand sterker en sterker doet, gelden. Djlaatsten
kwamen tot de gezonde opvatting-, dat kunst
zich ook nog op andere wijzen kan uiten dan
juist door het schilderij; dat er nog honderde
wijzen bestonden om gevoel om te zetten in
zichtbare uitingen van kunst. Toch geloof ik,
dat wat sommigen van de andere zoekers nu
bereiken, slechts mooie aanwijzingen zijn voor
hetgeen zij in de toekomst tot stand zullen
brengen, warneer zij zich zullen hebben losge
maakt van het procé-é, dat hen
numetonwrikbaren greep in bedwang houdt en hen blijft
houden binnen de grenzen van het kunnen.
Merkwaardige resultaten van hardnekkig zoe
ken en werken zien wij b.v. bij Wiggers, die
nu op de t utoonstelling voor den dag komt
met een groot maanlandschap, eene compositie
van herinneringen van het Geldersch landschap.
Er zit iets in \ au het jubelen vau den leeuwerik
die steeds hooger en hooger stijgt, wanneer men
tenminste de toonschaal van dat steeds zwakker
wordende geluid vergelijkt met die van zijn
schilderij. Het is merkwaardig goed volgehouder.
Er ligt daar een heele wereld met dorjij s en
boscbjes en beekjes, neergevlijd in het bevende
maanlicht:, welke details volkomen ondergeschikt
blijven in het geheel, en het schilderij wmt
voortdurend bij nadere beschouwing. H er en
daar komen eenige partijen voor die mij wat
kleurig aandoen. Het alles doen luisteren naar
de hoofdbron van het licht (de maan) die bknen
het kaler van zijn schil Jerij is geplaatst in een
bijta smettelooze lueht, blijft mijns inziens een
*tour d'équilibre", die voor een schilder heel
gevaarlijk is. Het is hier niet het schitter'icht
van een keteltje als bij een se- ilderij van Maris
of Israè'Is, maar liet is hier efu lichtbron, die
licht moet uitstralen, om het landschap zichtbaar
te doen worden.
Henricus, een andere zoeker, die de zon van
Afrika nog iu de oogen heeft, exposeert een
vrij groot schilderij: terugkomst van de Fan
tasia. Er zit ontegenzeggelijk veel moois in dat
schilderij; het streven o<n dat sterke Oostersche
licht weer te geven wordt wel bereikt, voor
zoover verf dat benaderen kan. Op afstand
geziin, wanneer het procédéniet meer zichtbaar
wordt, het Jrog.-;. gcst'ppal en het verfgenietsel
niet meer opvallen, wanneer de kleuren
ineenvloeien en de intensiteit van de hoogste lichten
versterken, ja, dan zit er eeue -illusie in van
het Oosterscae licht. Licht en *eri flacteerd licb^,
niets anders, zonlicht op de witte muurtjes en
blanke schaduwen die door -terke rt neet ie bijna
zoo licht worJen als de belichte vlakken. Als
repoussoir een voorgrond in schaduw met minder
sterke K fldctie, en daar boven een helblauwe lucht.
Er zit in d.t schilderij een scherp waarnemen
van de detail?, een goed begrip van vorm, een
vast willen, een hardnekkig volhouden, een sterk
uitdrukkiugsvermogen. Maar hit zou mooier
kunnen, wameer de kuastenaar zich vrij maakte
van het procé'é, wanneer bij itts anders gaf
dan het licht oin het lich1', wat ten slotte nooit
te bereiken is. Voor den schilder zijn er grenzen,
die hij niet mag overschrijden, van Goch heeft
daarvoor in zijn werk gewaarschuwd. Evenmin
als een zanger hooier kan zingen dan zijne stem
banden het toelaten, kan een schilder licht uit
drukken, wat zijn oog niet meer kan ontleden.
Hij drukt licht uit door het licht iu toon te
houden en alles moet daar naar luisteren. Wan
neer Israëls u f Jacob Maria, hun hoogste licht
zetten m hun schilderij, dan is dat altijd nog
diep van toon, en is nog een heele afs'aad van
het pure wit.
Paul Rint, ook een kunstenaar met groote
wilskracht, exposeert zijn werk onder glas,
waarschijnlijk van wege zijne zware, korsterige
schilderfactuur, die zijn werk niet ten goede
komt. Zijn ,Keik" doet onrustig aan, al die
tikjes der herfstblaarljes hinderen zoo en leiden
het oog te veel af van het groote licht. Hij
tracht ook alweer te veel licht uit te drukken
door net hoog opvoeren van zijne kleuren tot
bijna puur wit to«, waardoor zijn lichtkracht
in plaats van versterk*, verzwakt wordt; dezelfde
fout waar de pomtillisten in vervallen.
Hart Nibbrig, wiens werk, wat het uitbeelden
betreft, -de fotogri.fi 3 bijna de loef afsteekt,
blijft ook zwak wat lichuxpressie aangaat, er
sc&emert iu alles de wetenschappelijke opzet
door, zoowel in de teekenu g als in de kleur.
Toch spre kt er al weer eeue groote innigheid
uit het werk, een mooi zoeken. Zijn schilderij
is als een mooi ged cht-, waarin hij vertelt van
bet leven van den boer op het platteland; er
zit zoo'u trouwe observatie in van de detail?,
wat zeker bij sterker coloristisch gevoel'ot veel
volmaakter werk zou leider.
Maar ik verwacht dat juist die zoeker», die
met zeldzame hardnekkigheid hebben gewerkt,
steeds zichzelf problemen stellend en die met
stalen volharding uitwerkend, dat die ten siotte,
wanneer zij z.c'i los zullen gemaakt hebban van
de theorie, eerst dan tot hun recut zullen komen.
Zij zullen dan vrijer en ruim r kunnen ademen
iu hunne werken, en zulleu de natuur weer zien
in al bare heerlijkheid en frischheid, in al de
heerlijkheid van kleuren, zooals de groote mees
ters van vroeger en van heden ons die hebben
ieeren waarnemen.
(SM volgt.) L. LACOMBLÉ.
IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIlUt
Dieper Meieren,
MAETJBBLINCK, eine kritische Studie
zur Emlürung in seine Werke von
MONTY JACOBS, Laipzig 1901, Eugen
Diederichs.
Fel slaan roudom de ontketende machten,
vijanden van den mensch en van z'n geluk.
In bloed en wanhoop, in onrechtvaardigheid
en wreedheid, in haat en achterdocht, in mis
kenning ea hoovaardg dre gt de menscaheid
onder te gaan.
Handenwringend smeeken de onschuldigen
om meelij, deemoedig bedelen de zwakken om
bescherming, de misdeelden en ongelukkiger!
om steun en troost. Tandenknarsend eisenen
de verdrukten wat hun toekomt, de beleedigdeu
billijkheid.
Ea dojr de wereld schijnt te gaan het fatum
der ongerechtigheid.
Allen hooren de smartkreten der ellende,
die jammerlijk weeklagea dour den stillen
nacht.
Ea allen blyven slapen den vreiigen slaan,
die alleen loon mocht zjjn voor volbrachten
arbeid en plicht Geen, die zich durft rukken
uit den welommuurJen kring van eigenbelang
en zelfzuchtig schyngeluk.
En, gierend door de wereld als 'n
schrikkelüke aanklacht tegen de menschheid, worden
schriller, wanhopiger de smarlkreten, luider de
btervenssnikken .- als zwarte, wandrocutelijke
gestalten beloeren z der mecschen geluk.
Niet laten deze zich bekoopen met wat geld,
niet weerhouden door 't schüngidoe der fraze:
niet door humaniteit" en door naasten
liefde" niet tn ook voor 's menscben laatste
toevlucht, als al 't andere niet wil baten : de
zwakke kracht vaa 't onbegrepen Evangelie,
buigen ze zich niet.
Hen verlammen en onwerkzaam maken,
eischt delen nu, daden van supremen wil.
Ia stilte wordt de plant gekweekt, die ns
rijke vrucht zal dragea.
Teer-bescheiden boeden enkelen haar jeugd
en voeden haar mat de rgke gaven hunner
lief.ie. Zs zg'n beangst dat ontydige en
daarom onbegrepen bewondering van velen
haar wasdom tchaden zal.
Maar eens, na or> gestoorden groei, zal ze
komen tot de menscben in rijken bloemendos
en hen begenadigen met 's levens troost, hun
schenkend 't e> nigst en sunreem geluk.
Dè,a zal 't zija, dat ielor den god in eigen
boezem vinden zal.
Dan zal de fraze bedelend gaan langs de
huizen en onbegrepen henen gaan.
Dan zal zyn 't G;luk op aarde.
Dan zal ieder leven in verdieping van s'n
s eleleven en kennen z'n verinnerlijking.
O, niet zal ze komen onder de menschen
als nieuw evangelie, droeve ban voor schoone
kern, rijk jachtterrein voor bedrog en pralerij.
In elke ziel afzonderlijk zal de strijd der
verreiniging moeten worden gestreden, voor
elke ziel zal die strijd anders moeten z\jn.
Dat bedenken weerhoudt me, te spreken van
apostel en doet m3 hem slechts noemen, zooals
die enkelen Ma'irice Maeterlinck zien: de uit
verkorene der menschen, die hun den weg zal
wijzen naar 't nakend geluk.
Ei ióó zal 't den meester wél zyn; anders
van hem spreken doet z'n bescheidene inge
togenheid pijn, maar mér nog: is in afrijd
met het geluk, dat hy den menschen, als in
hen zelven sluimerend, toonen wil.
By 't hooren van dien naan
schouderschokken de zelfgenoegzamen, grynzen de weters,
lachen de dommen en verwaanden, spotten de
geloovers, grinniken de door schijn-geluk ver
dwaasden.
Maar 't kan niet d°ren. R'jk met wat ze nu
reeds bezitten, gaan de enkelen voort en hoeden
en kweeken, OLbehinierd, hun plantje.
De arroyantan >;ta«i voor 't werk van den
meester met de brutale vraag : wat hebt ge me
te zeggen 1 eu vergeten dat men voor 't ver
hevene staan moet &'s voor 'n machtigen,
algoeden vorst, bescheiden wachtend tot hy tot
u begint te i-preken. Al vragende krjjgt ge, ten
antwoord, niets dan uw eigen gedachten terug.
De weters laten andere tonen hooren. Prat
op hun vermeei.de gezondheid, zpggen ze: hoe
gezonder men is, hoe minder men van
Maeterlinck houdt" 1), 'n gezoadheid, die niet hooger
staat dan 't epicurisme van hun maag. Spot
tend verwyten ze 1) den ernstigen strever zucht
naar mooie wootden en praal vertoon.
Onaantastbaar voor hun spot blyft 's meesters
oprecate, innige drang naar machtigen eeuvoud.
(?devenir de plus en plus simplë').
En eindelijk de reglementeerder<, de mannen
van de el, die 't alles passen in vakjes en
hokjes, za brengen Maeteriinck onder de
belyders der middeleeuwsche mystiek; ze wenden
zich af en hebben huu plicht gedaan 2).
Den meesten is de naam van 't dus verleende
etiket voldoende verontschuldiging voor 't feit,
dat ze zich niet wagen in de nabij beid van
den vorst.
't Zal goed zijp, dien allen te doen kennen
wat Maeterlinck in een zyner jongste essays
zegt: als 'k in den schouwburg zit te ky'ken
naar 'n stuk, dat in z'n ruwheid en
scny'ngedce ver staat van 't leven en de schoonheid,
zooals die my in bescheidene en verhevene
oogeablikken worden geopenbaard, dan zal 'k me
voelen staan buiten de menigte, die door applaus
instemming en waardeering inet, volkomen
begry'pen van 't vertoonde getuigt en toch zal 'k,
op dat ongenblik daarnaar gevraagd, niet helder
en duidelijk kunnen zeggen wat me mishaagt
en ontstemt. Eerst in 't stille en eerbiedige
alleen-zyn met de simpele schoonheid van 't
leven zal mij, zouder moeite, duidelijk worden,
waarom en wat in den schouwburg zoo ver
van mij stond.
E-nstig als uw afkeuring zij uw bewondering:
niet het lawaaiend applaus, dat hartstochtelijke
uiting is der vage stemming van 't onbegrepen
moment, maar de dank vo r de zelfbewuste
zielestyging, die geboren wordt uit lang en
innig contact met de stiile, eenvoudige schoon
heid van 't leven.
Breng hem niet luidruchten dank; hy vraagt
niet meer tot loon dan dat: In 'n briefje
van zacht deinende lythmiek, waarin hy de
woorden kan doen vloeien, zei hy me: Ztfais
c'est la la meïlleure récqmpense de ceux qui
? achent d'exprimer leur pensee, q-ie parfois une
iltne inconnue réalise en elle-mêine ce qu'ils
n'ont pu que désirer.'1
Zoo heerlyke bescheHenhaid, machtiger en
grootscher dan alle roemrucht tromgeroffel en
fanfareschal, schenkt 't leven hem, die heeft
Ieeren luis:eren naar de tonen van z'n ziel.
U in stille devotie afzonderen en luisteren
naar de tonen uwer ziel, dat is eisch meer
niet maar ook niet minder , als ge in u
wilt doen groeien de schoonheid, de
algrootheid van Maeterlinck's werk; als ge komen
wilt tot verinnerlijking, tot verdieping van uw
zieleleven.
'k Erken, als dat eisch van meeleven is, dan
is 't Eden te voren al gesioten voor velen.
Want nog gel it wat dr. Bierens de Haan van
L'i Sagesse et la D^stinée" zeide : Niemand
echter verdiepe zich in dit boek uit
mondainreligieuse belangstelling; anderen behooren
ee-st d 3 frazery msc godsdienstige abstrakties
van zich af te kastijden. Zoodra men zijne
handen in onschuld wascht, zal men erkennen
dat dit boek over het geluk bovenal zuiver is" 3).
AU ge zóó, deemoedig en neutraal, er tegen
over staat, zal M.'s wer* tot u spreken in
z'n 't u! vermoeiende schoonheid, 't Zal u
blyken dat het vaa geen tyd is of plaats, niet
eischt de voorstudie van personen en stelsels,
geen steun zoekt in de gegevens van vroegere
ervaring en onderzoek en zich, nog minder,
wringen laat in 't bekrompen kader van rich
ting of stijl.
't Spreekt eenvoudig tot u in zieleklanken
en vraagt dat gij het opene uw zie!, opdat
daar mse kunnen trillen teere snaren, wier
bestaan nooit of zullen tot uw bewustzijn door
gedrongen is.
Ea tot elkeen zal 't anders spreken, maar
altijd weer zal 't reauUaat zyn 'n teere
tonenharmonie van ziel en ziel.
Zeker, u' e ane ir.connue réalise en
ellejnême ce iju'ils n'ont pu (jue désirer". O, moge
die zin tevens de bede inhouden, dat van M.'s
werk de commentatoren en uitleggers verre
mogen blijven.
Daarzonder ook zal 't z'n plicht volvoeren.
Daarmee l Bitter erkende het Ibsen, toen
hij professor Rabek 4) zeggen (iet: Nichts
weisz die ganze Well, riichts versteht sie .. ..
Was gar nicht d* ist ja. Was mlr nie im Sinn
gelegen nat, siehst Du, darüber fallen sie in
Verr.ückung."
Is met dit al LU niet de staf gebraken over
het boekje, welks titel hierboven staat afgedrukt
en dat met liefde is aangekleed door den
uitgever, die zijn krachten in dienst stelt van
elk streven, dat tracht naar 'n geestelijke ver
nieuwing vaa onzen tijd en verinnerlijking der
menschen" t 't Boekje wil u inleiden in
M.'s werken.
Nu, alleen de titel is valsch en overeen
komstig 't ouJe schema. Niemand, die onrecht
bet goede zoekf, die niet in de pratheid van
z'n alvermogen en alivijsheid tegenover den
dichter en phJosoof staat, behoeft te worden
ingeleid in de schoonheden van M 's werk.
Maar buiten den titel, de rest is waar, waar
en oprecht als gedegen goud. Ea dit boekje
doet fcOed als uiting der diepe bewondering
van een, die door M.'s werk heeft Ieeren luisteren
naar de muziek van z'n eigen ziel en in de
blijheid van z'n jong geluk, uitzegt de schoon
heid, waarmede nu 't leven en de wereld hem
tegenlachen.
Gaarne wordt Monty J .cobs gerekend tot de
enkelen, die ia bescheiden stilte de kern van
onverwoestbaar schoon zullen kweeken tot
machtige, de wereld begelukkende plant.
Dit boekje anders te beschouwen, is ? het
overschatten.
't I? den Duitscher te vergeven dat hij zich
niet van schoolsche systemen en geleerde clas
sificaties losmaken kan. Toch, voor zooverre dit
bjekje er de sporen van draagt, doet het afbreuk
aan de vrije opvatting van M.'s kunst, nu het z'n
denken tracht te binden aan ongerechtvaardigde
en onnutte schoolmeesterij.
Vergeeflijk ook is de vrijwel mislukte poging
(blz. 121), M.'s denkrichting en kunstprincipes
met het Duitsche karakter veel meer dan met
het Fransche te willen vereenzelvigen, 'n klein
geestige onderscheiding, die niet ter zake doet.
Mooi in deze studie is 't streven om die
kunst- en denkrichting, die onverbrekelijk nauw
samenhangen, van uit n hoog standpunt te
bezien. En 't doet om velerlei reden genoegen,
't volkooiöii gelukken van dit streven te
mogen constateeren.
Niet, omdat M. als kunstenaar en sis philosoof
nu als harmonisch geheel verschynt. 't Ware,
dunkt me, niet moeilijk, te bewijzen dat het
stigma van ware kunst immer 'n dergelijke
verheven harmonie zyn moet; ja zelfs, nog
verder gaande, dat ware km st alleen uiting
van 's menscaen bewuste innerlyke verreining
en verruiming is.
Wat in dit bijzonder geva', f-n vooral my', f
tot vreugde stemt, is, dat dus de
dichterphiloKoof in z'n machtige grootheid ons voor
oogen treedt.
'k Heb vroeger 5) de meening mogen
bestryden, als zou met het optreden van M. als
philosoof, 'n nieuwe" M. ons verschenen zyn.
Dat beweren leek my den denker grootelijks
onrecht doen. Immers wat hy gaf, schonk hij
ons van meet-af uit die goddelijk hooge bron,
die de natuur hem als heerlijk harmonieusen
aanleg misschien nu eenmaal geschonken
had; zoo'n begenadigde kan op z'n weg niet
plotseling keeren of zich vernieuwen. Wat het
latere van 't vroegere onderscheidt, is de
meerdere zelfbewustheid van den dichter, de
meerdere klaarheid der verheven gaven, waar
mede hy de menschen begelukt. 't Valt trou
wens niet moei:yk, als kostbaar zaad in de
eerste we ken te vinden wat later in de jongere
als heerlyk rijpe vrucht in 't zonnelicht te
schitteren ligt.
De dichter zelf hetft over dien nieuwen"
M. zich uitgesproken, toen hy mij schreef: Je
vous remercie aussi de n'avoir pas cru a la
légende du nouveau Maeterlinck". Il est
vident que d'anr.éa en ancée l'esprit se
transforme, maïs rieu d'essentiel ne se modifie tant
que l'amour de la vériténe s'éteint pas."
Zoo treedt dan nu M.'s kur.st in
onverbreekbaren band met z'n denken. Nu stammen beide
uit destlfde verheven bron en dragen daard.or
z'n eerste werken reeds in zich alle wysheid,
die later zoo duidelijk en eenvoudig wordt
uitgezegd.
Veel meer dan hun onderling verschil moet
opvallen die groote, machtige overeenkomst,
die ader van f.-ukelend edelsteen, dip, in de
eerste drama's en essays bescheiden schitterend,
later uitparelt in rijkdom van geslepen diamant.
En zoo stoot 'k op 'n nieuw bezwaar tegen
Jacob's werkje: 't verschil is te veel belicht,
te weinig aandacht is geschonken aan
deov«reenkomst. Niet alleen dat daardoor de
vertchillen onevenredig scherp uitkomen en valschen,
verkeerden indruk maken, aandacht vestigen
op de overeenstemming doet de verschillen
beter waardeeren en ze begrijpen als van
ondergeschikten aard. Maar meer nog: voor 'n
hoog begrypen van M.'s werk, een dat 'n
machtige ziele styging tengevolge heeft, is
dringend noodig, die onderlinge overeenkomst
der drama's en van deze weer met z'n
philosophischen arbeid in 't licht te stellen en te
laten zien, hoe van nzelfde bron dit alles
wonderschoone stroomen zyn.
Die arbeid valt nog te verrichten. Er is 'n
hooger begrypen van M 's drama's mogelijk
dan EU mees1 al geschiedt en ook in dit boekje
in werking treedt, 'n begrijpen, waarvan niet
alpha en omega het onbegrepen fatalisme" is.
Wat den lateren arbeid ni*t aankleeft, is
den drama's, die 't eerst zijn ontstaan, in
hoogen mate eigen : onvolkomenheid. Wat ze
onvolkomen maakt, is de techniek. En geen
wonder I 't Is de bouwstof, die M. zelf eerst
te vinden en geschikt te maken had, \ó>'ir aan
't bouwwerk kon worden gedacht. Al moet ten
siotte het materiaal onbruikbaar heeten, M.
heeft er wonderen mede verricht en wel
zocveel, dat de weg is gewezen; in principe het
vraagstuk van 't zieledram», als 'k 't zoo
roemen mag, is opgelost. Toch is nog lang
niet het laattte woord gesproken. Ea 't drama,
dat, in Maeterlinckschen zin, ons allen betreft
en ors geheele leven omvat", is nog niet ge
bouwd.
Niemand meer dan M. is zich van de onvol
komenheid van z'n drama's bewust. Toch
oordeelt hij, in 'n mooie oprechtheid, die zich
zelf miskent, in een zyner laatste essays te
hard over z'n vroegeren arbeid.
Maar 't ma? zyn, omdat hem zoo zuiver en
machtig beeld voor oogen zweeft van wat het
drauia worden moet, dat hij zoo streng ver
oordeelt. We wisten vroeger ree^s, hoe hot'g
z'n opvatting ia van de dramatische kunst.
Over 't drama, dat nu aangepast zal zyn aan
't zieleleven, dat alle gtluk in zichzelven vindt,
heeft hij zich terloops (in L-i sagesse et la
Destii.ée') slechts uitgelaten en niet in die
heldere zinnen, waarvan Ie Trag'qiie qiiutidien
zulk een schitterend voorbeeld is.
Zeker, dat drama zal worden, wat prof. Van
Hamel noemde, hef Wij-eindend drama", al
zal dit gelden in gansch anderen zin dan de
hoogleeraar bedoelde.
Niet velen zullen met Saint-Georges de
Bouhélier wil/en erkennen dat Ie théd?re tend
sans cesse avec une ardeur plus (.récise
arempiacer et a supplanter les offices des cath
d'alen" G). En dit zal eerst moeter gebeuren vóór
van 'n zieledrama sprake zal kunnen zijn.
Voorloopig kan dus de vraag, waartoe M.'s
kunstinzichten kunnen leiden, ons vrijwel onver
schillig laten ; er is ander werk te doen :
de verdieping v..n ons zieleïeven, onze ver
innerlijking.
Daartoe staat ni-ts ons in den weg; we
hebben alle factoren in eigen hand. Als we
willen treden in de verheffende stilte van ons
innerlijk leven, vinden we daar M.'s werk als
hoogstaande zon, die 't alles met warmte en
licbt overgiet.
Want M.'s wij-geerige arbeid is volkomen,
ia 'n gave gods.
Berlijn, Oct. 1901. Dr. J. SCHRIJVER.
1) J C. H. in .De-KI-ome/: van 23 Febr. 1901.
2) Dés l'instant qu'on admet la mise en
tyndicat public d'un certain nombre d'hommes
pensant de mène sur certains points, c'est
&dire un mouvement, il faut bien que ce mouve
ment prenne ua nom. Nous vivons dans un
temps cüla manie de la classification est si
violeLte, que déja un homme aeul ne peut
crire deux livres dans une móme direction
sans qu'on Ie catalogue et a'il use du droit
naturel de changer de vues et de methodes, on
est tonné: a plus forte raüon un groupe
d'hommes doit il tre désigré, ne serait-ce que
pour la commoditédes gazetiers qui Ie
critiquent Camille Mauolair.
3) Voorrede van Wvjxheid en Levenslot''.
4) Wenn wir Toten erwacheri'1.
5) Maeterlinck, Scheltema en Holkema's
boek. handel, Amsterdam.
6) Préface de La Tragédie du Nouveau.
Christ par Saint-Georges de Bouhélier.
EollauMe Belktirie m den Dag.
IloUanrlsche Bvllettrie van den T)riy. Kro
nieken van CHARLES M. VAN FEVEKTEB,
Haarlem, H. D. Tjetnk Willink & Zoon.
De heer Charles M. van Deventer i«, ik houd
het voor zeker, de volledigste Hoi'andfche
litteraire kritikus der laatste twintig jarer. Dize
gewezfn Nieuwe Gids-mw, thaLS letraar m de
scheikunde aan het Gymnasium Willeia III te
Batavia, is een schrijver vaa veel studie en aan
geboren kritische inzichten. Er is weiu:g litte
rair le!en, dat hem ontgaat en in de bestudee
ring waarvan hij zich niet verlustigd tceft.
Ofschoon scheikuud'ge van beroep ea zelfs, Laar
beweerd wordt, van eenige bttetkecis, is hij,
m.t meer resultaat dan het meereudeel der
klassieke litteratoren, ióó diep in de oude let
teren doorgt drongen, dat Socratts en P'atohcm
wellicht nog gemeenzamer zijn dan Bdrthollet
en Livoisier; adJEe- Helleenrche en Platonische
ttudiën geven er getuigenis van, dat hij met
zijn' arbeid te dien opzichte meer beoogt en be
reikt dan dilettantische veelweterij. Ten aan
zien van de nieuwe letteren is hij mede een,
aandachtig toeschouwer, aandachtiger dan me
nigeen, die er, uit hoofde van zijn ambt, toe
geroepen is ervan op de hoogte'e blijden.
Klassicisme, romantik, rtalisme, naturalisme,
:ymboliek niet ne richting, waarover de heer
Van Deventer niet zijne gedachten heeft 'aten
gaan. Ware het beeld niet laag bij den grond,
ik ztu zeggen, dat hij aan zetr vele borsten
heeft gezogen.
Dat de heer Van Devente', met eene weten
schappelijke rpleiding en doorvoid van de litte
raire werken uit alle tijden, kalm en bezadigd
is in zijn oordeel, behoeft niet met nadruk
verzekerd te worden. Hem is hot duHelijk
l.uunen worden, dat er al heel weinig nieuws
ondtr de zou is, dat kunstid alen onderhev:g
zijn aan wissdicg en dat de sterke tympathitën
van een' bepaalden tij.lgeest niet door feu'
volgenden behoeven te worden gedeeld. Hm
is het besef levendig kunnen worden, dat alle
schooliche onderscheidingen eigenlijk maar
c/leclam&s
40 cents per regel.
iMiiiiiiiitimiiiiMitiiiiiiiiiiiiiiiitHiiiiiiiiimitiiiiiiiiiiiiiiMiiiitiiiiiiiiiiili
TRADEMARK
MARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars ea
böde vertegenwoordigers
KOOPMAXS & BïiriwiEB,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
Pfpnaiiaf/2,5öpsrFlescli.
K A MS TRA's Matrassen-, Bedden- en
Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek.
BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan
tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOQ
stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratii.
Honderden bewijzen van tevredenheid. ?
Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTENf.
Piano- en Muziekhandel
H. EAHR, te Utrecht.
Opgericht 1835.
Teleplwon No. 443.
Amerikaansch.9, Duitsche en
Pranscha
PIANINO'S en ORGELS.
Groote keuze in:
JHUUHPIAMO'S.
Oude instrumenten worden ingeruild.
Refaratiën worden in de Fabriek ten spoedigste
uitgevoerl. Gelegenheid tot stemmen in en
buiten abonnement.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGEh'S ORIH.
Noraaal-WolartMeii.
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in de L o
artikelen in geheel Nedeil.
EGHT
VICTORIAWATER.
GRAND ilimKR.
Cordon Jaiiüe &> Rouge
LÏQÜEUK ROY4LE.
Agents GenerauxB.A.RIPPING&Co.,Amsterd.
Piano-, Oriel- en MraltaÊl
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
J. H. DE WIT.
Algeineeiic lioek handel
Utrechtschestraat 54, Amst.
Xoeint abonnementen aan op
; alle Binnen- en Buitenlandscue
Tijdschriften.