Historisch Archief 1877-1940
No 1285
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
klndenpel zgn en dat er in alle kamt slechts
tussohea eoht .«n onecht, waar en onwaar, mooi
en léelijk, goed en slecht een wezenlijk verschil
bestaat
* *
Waaraan is het toe te schrijven, dat deze
welbewspende beoordeelaar der nieuwere letteren
niettemin zoo weinig gezag heef t F Met genoegen
zal men hem in zijne Helleensche en Platonische
studiën volgen en welverdiend is zijn goede
naam als graecus en latinist. Doch zijne be
schouwingen over de hedendaagsche litteratuur
wekken heel weinig belangstelling op en laten
de meesten kond.
Meent men wellicht, dat zijne bezadigdheid
voor een deel haren grond vindt in eene zekere
mate van onaandoeulijkheid P Maar uit al zijne
kritieken blijkt, dat hij oog heeft zoowel voor
het liefelijke als voor het grootsche. Is zijne
eerlijkheid dan twijfelachtig? Zijne beoordee
lingen geven den indruk, dat hij streeft naar
strikte onpartijdigheid. Vermoeit zijn stijl mis
schien den lezer of is die stijl dezen onsympa
thiek P Niet het minst, want al is de schrijf
wijze van den heer Van Deventer niet bepaald
fraai te noemen, ze is helder en van goeden
huize.
Naar mijne eigen indrukken te oordeelen,
geloof ik, dat deze veelzijdig ontwikkelde
schrijver geen gewild auteur is, omdat hij ge
stadig analyseert en philosopheert. Zijne schei
kundige studiën en zij u omgang met 'lato zijn
van merkbaren invloed op zijne werkwijze als
kritikus geweest. Weliswaar is de analyse niet
zelden in de kritiek een waardeerbaar hulp
middel, doch de heer Van Deventer maakt er
een te veelvuldig gebruik van n doet, zooals
Droz zou zeggen, als de chemicus, die, om de
bloemen te leeren kennen, er den glans en den
geur van te loor doet gaan. Dat die analyse
weieens uitloopt op het vermeend vinden van
de samenstellende elementen, blijkt ouder meer
daaruit, dat hij Heyermans in de beoordeeling
van diens Het Zevende Gebod gebrek aan moed
verwijt. Met meer recht kan men de onvol
komenheden in dat tooneelstuk toeschrijven aan
gebrek aan vinding ; zelf pailosopheerende en
sprekende ovet dualisme, monisme en subjecti
visme, ziet hij in Psyche van Louis Couperus
een' schat van wijsbegeerte of van wijsgeerigheid.
Op die wijze kan men in alle sprookjes
phiiosophie zotken. De Eransehen noemen dat:
»argumenter en pure perte". Hot zwaartepunt
wordt verlegd en de kritiek verliest het evenwicht,
Psyche is een poëtische voorstelling,
symboliseerend een opvatting van Mensch en Wereld.
Drie factoren beheerschen het menschenbestaan,
drie de wereldhistorie. Men kan ze noemen Stof,
Geest en Ziel. Men kan ze noemen Empirie.
Fhilosophie en Poëzie. Men kan ze noemen
Waan, Critiek en Geloof. Men kan ze noemen
Lijf, Hoofd en Hart. Men kan ze noemen
Z m u en, Gedachte en Droom. Men kan ze noemen
Bezitten, Werken en Hopen. Couperus noemt ze
Emeralda, Astra en Pt-yehe." Dat is alles
opperbest en misschien is die nomenclatuur ontzettend
mooi van verscheidenheid, maar als het om
philosophie te doen is, ga ik liever te gast bij
Schopenhauer en Von Hartmann.
Dat is wel de meest opmerkelijke schaduw
zijde van de eruditie des heeren Van Deventer.
In alle litterair werk ziet hij als het ware
een naar een vast werkplan opgezet ge
bouw, waarvan hij, om er de schoonheden en
de gebreken van te doen uitkomen, de bouw
stoffen en de samenstelling dient te
demonstreeren. De lezer wil evenwel niet zien bouwen,
hij wil hel gebouw zien, en naar den docent in
de bouwkunde luistert hij maar half.
* *
De stijl van den heer Van Deventer is, het
is reeds gezegd, helder ea van goeden huize.
Hij zoo de stijl als de schrijver is uit
den huize Busken buet. De leerling staat echter
mijlen ver achter den meester. Van het vernuft
van Buskeu Huet is geen spoor bij den uaueef
te vinden. Ouaandoenlijk is deze geenszins, doch
temperamentloos zeker. Niet slechts is hij vreemd
aan den schaterlach, den jubel, den snik, de
opgewondenheid; zelfs den glimlach en den spot
kent hij maar van aanzien. Hij keurt goed of
keurt af, meer niet. Tracht hij een' enkelen keer
vernuftig te zijn, dan is de woordspeling zijne
toevlucht. Er was iets gemeens in haar, zegt
Huet zelf; laat ons gerust wat strenger zijn dan
haar geestelijke vader, en zeggen: Josephine was
,niet veel meer dan iets gemeens." Te anderer
plaatse klinkt het in denzelfden drogen toon:
la AadréKortenaer, den premier amoiereux uit
Lidewijde, zien wij de personificatie der ver
waande middelmatigheid, die in een zekere mate
van aanleg en ontwikkeling een vrijbrief vindt
om niels belangrijks te doen dan iets belangrijk
gemeens, en Henri Wilson de soupirant uit
Josephine, is niet veel beter."
O a willekeurig heeft hij in zijne methode van
kritiseeren den dialogischen vorm vaa Plato's
betoogen gedeeltelijk overgenomen. Platonisch is
het, zich een' tegenstander te denken, die vragend
allerlei tegenwerpingen maakt, en dan zelf dien
tegenstander in dea redetwist te verslaan. Het
duidelijkst ontwaart men dat spiegelgevecht in
de beoordeeling van Cornélie Huygens' Barthold
Meryan. Voorzeker heeft die methode hare goede
zijde: de kritiek wint in veelzijdigheid. Het
komt mij echter voor, dat de heer Van Deventer
wat al te ounoozele tegenstanders schept en
zich op die wijze zijne overwinning bizonder
gemakkelijk maakt.
Eene derde grief i?, dat de schrijver, die
indertijd zelf heeft deelgenomen aan de beweging
van De Nieuwe Gids, daarvoor een zwak gevoelt,
dat zijn oordeel-te dien aanzien zijns ondanks
het tegendeel van onbevangen doet zijn. Naar
hartelust vergroot hij de verdiensten van zijne
gewezen gilde broeders. In eene zijner recensies
beweert hij, dat De Nieuwe Gids meer heeft
gedaan dan hij, de nieuwe gids, beloofd heeft;
eene bewering, die, dunkt mij, al dadelijk vleugel
lam wordt geslagen door de volgende zinsneden:
«?Maar na wat gezegd is, mag niemand het den
Nieuwe Gids langer verwijten, dat hij geen heros
voortüracht". Want hield het optreden van dat
tijdschrift niet de belofte van heroën in? Van
Albert Verwey zegt de heer Van Deventer
ergens: »Verwey was een wonderkind en een
Zondagskind. ^Fantasieën en geluiden ontgroeiden
aan zijn gemoed in den rijksten en scnoonsten
overvloed, en de vereering hem door verschei
denen der toen jongeren geschonken, was even
oprecht als verdiend". Zonder pok maar
eenigszins aan het talent van Verwey te kort
te doen, geloof ik niet, dat Van Deventers
aanbidding door wien ook gedeeld wordt. In
de bespreking van den tweeden druk van
Van Dtyssels Een Liefde ziet men den heer
Van Deventer een' oogeuschijnlijk geduchteu
aanloop nemen om den geweldenaar te lijf te
gaan, maar onder het rennen bezint de referent
zich en de beloofde aanval verloopt, tot ieders
niiumiiimmii
IIIIUIIIIIIHIIItllllllllflIllllllltlllllllllllllllllllllHlllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIMMlfllllMIIMIIIllllllllllltllllllllllHltlllllllUinMIIIIIIMinilllllllMlIUIIIIIIIIMIIIII
IMIIlMlUlllllllllltlllllllMlllMIIIIIMHIIIIIIIIIIIIIM
to ^-.Tne
e^ffififl
per doosje | UiUU
iiiiuiiiiiHiNinHUfimitmiimiMiiiniM
YOO'3 DAMEjSf.
Portretjes.
i.
De piano-juf.
Het was al bij tienen. Meta haastte zich,
liep snel 't Nassauplein af tot bij de laan
Copes haar den pas werd afgesneden door
de huzaren die met de hoog-sehetterende
juichende kopernauziek aan 't hoofd voor
een militairen marsch uitreden. Er was zoo'n
trotscbe levenslust, zoo'n trpteche levens
lust, zoo'n jonge overmoed in die muziek
die opklonk in den zonnigen lentemorgen
dat Meta voelde hoe haar hart sneller
klopte, haar smalle wangen opfleurden, en
een onstuimig begeef en in haar opkwam
naar wat genot en wat kleur in haar grijs
eentonig bestaan. Zij moest wachten, bleef
even staan, wat verlegen door 't lachend
op haar neerkijken van al die
trotsch-hooggezeten kerels, en plotseling werd haar
blos donkerder toen een ritmeester haar
groette met aierlijken zwaai van zijn blin
kende sabel.
"'PauH Hoeveel jaren had zij hem niet
gezien? Hoe lang was dat geleden! Toch
had hvj haar dadelijk herkend, had hij niet
heelemaal den ouden tijd vergeten... al
waren bijna twintig jaar er over heen ge
gaan ... Pas enkele dagen geleden had zij
gelezen, dat hij overgeplaatst was naar den
Haag, en nu wou 't toeval dat zy elkaar
dadelijk ontmoetten I
De nuzaren reden voorbij en Meta ging
door; den tg'd had zij vergeten en de les
die om tien uur moest beginnen, al 't
tegenwoordige was weg: het was weer lente
jaren o jaren geleden, toen was zij achttien
jaar...
Jonge lente was 't in het Bosch; de
beuken ontvouwden hun satijnige
teergroene blaadjes, en daaronder was de grond
wit van de duizende anemonen; de zoele
lentewind streelde haar gezicht, dreet de
bloesems rose en wit uit den knop, streek
alles aan met weeke verleiding, met mach
tigen drang naar opbloei en genot. Zij dronk
4e voorjaarslucht in met al den overmoed
van haar achttien jaren, zonder twijfel,
zonder voorbehoud, alsof 't haar toekwam,
alsof 't vanzelf sprak dat ook voor haar
het lentegeluk moest opbloeien!
En toen, daar in het Bosch, was zij Paul
tegengekomen, den knappen jongen
huzarenluitenant op zijn gitzwart volbloedje, Paul
die nog zoowat heel in de verte een neef
van haar was en daardoor zich gerechtigd
voelde haar aan te spreken en naast haar
te blijven in druk vroolijk gebabbel.
Hoe wist zij weer alles, alle détails: dat
samengaan onder de laag- hangende
beukentakken die soms zijn hoofd even raakten,
terwijl Lightning, 't zwarte paard met
den glanzenden nek, telkens trachtte te
reiken naar 't tergende jonge groen; zij
hoorde weer 't gezellig geluid van 't wrin
gend zadelleer, van't rinkelend kin-kettin kje,
van 't dof-stappen in het mullige rijpad...
En als zij opkeek naar het lachend geluid
van Paul s stem en voelde voor.'t eerst,
voor 't eerst in haar leven, onvergetelijk
daarom den bewonderenden
begeerteblik dringend in haar, vreemd haar roerend
met ongekende trilling en klopping van
haar hart, toen durfde zij niet meer zien
naar zijn oogen van liefde, zijn mond van
wellust, naar heel zijn mooi jong figuur
van zelfbewuste kracht...
Paul praatte maar, drong er op aan dat
zij ook zou leeren paardrijden:
Dat zou best gaan: je neemt een paar
lessen in de manege, dat je een beetje
begrip hebt wat 't is om op een paard te
zitten, en dan leer ik't je verder op Tommy.
Heusch, Torn is schaapmak, dien kan je
best rijden!
Paardrijden! Haar groote illusie! Altyd
leek 't iets onbereikbaars; zij, meisje
alleen, en mama die alles dadelijk zoo
geëmancipeerd vond... nooit, dacht ze, zou
dat haar te beurt vallen. Maar nu, onder
leiding van Paul, haar neef toch, misschien
zou mama 't nu wel toestaan....
Een groote golf van genot, van blijheid
ging door haar heen, alles lachte haar toe:
met Paul, te paard in zoo'n lentebosch,
en niets dan zorgeloos genieten, 't leven
zoo licht, zoo lief lag t vóór haar!...
Opgewonden, gelukkig kwam zij thuis, en
dadelijk, dadelijk vroeg z\j 't, net als vroeger
met haar beide armen om moeders hals:
Mag 't maatje? Hètoe, mag 't?
Toen viel, steen-zwaar en al-verkillend
't antwoord op haar:
Maar Meta, ik denk er niet aan!
Ik weet niet hoe je de gekheid verzint!
Waar wou je 't van betalen, jij die hard
zal moeten werken om van je lessen te kun
nen leven ? Neen kind, dat is een luxe die
je aan anderen moet overlaten; zulke ge
noegens zijn niet voor ons weggelegd.
Dit was een vonnis zonder Deroep, dat
wist Meta wel. Er werd geen woord meer
over gesproken. Zij schreef een briefje aan
Paul dat 't niet mocht, niet kon. Misschien
had Paul 't wel weer dadelijk vergeten
want hij had er nooit op geantwoord...
Maar zij had 't nooit vergeten, 't visioen
van geluk dat even voor haar oogen had
geschitterd op dien verren lichten lente
morgen ...
Het lag alles nu in een ver verleden,
ver achter 't doffe heden . . .
Meta moest zich haasten naar haar les;
het was al kwart over tienen. Zij wist al voor
uit dat 't verwende onmuzikale nonna'tje,
dat van haar moest leeren wat ze toch
nooit leeren zou, uit haar humeur zou zijn
omdat de juf te laat was; ze wist al hoe
onaangenaam zij haar zou ontvangen . . .
Meta belde aan. Een knecht deed open;
boven snerpte al de nijdige stem . . .
Buiten was 't lente l
M. CONSTANT.
VronwencluuS in enicap,
In de laatste tien jaren is in de groote
Anierikaansche steden het aantal vrouwen, dat genood
zaakt is haar brood te verdienen in de groote
kantoren en magazijnen, verbazend toegenomen.
Betrekkelijk plotseliLg is dat gegaan, zoodat er
groote moeilijkheid bestond vooral deze vrouwen
een baar passend onderkomen te vinden m de
steden, waar men er tot dien tijd alleen aan
gewend was alleen-wonende mannen, die heel
andere eischen stelden, gelegenheid tot inwoning
aan te bieden. Wel verrezen spoedig goedkoope
pensions, maar om goedkoop te zijn, moesten
deze in de buitenwijken gevestigd worden en daar
de magazijnen en kantoren meest in het hart
der stad gelegen zijn, werd daarmee de kwestie
maar gedeeltelijk opgelost. Ontbijt en avondmaal
kon door de vrouwen wel in haar pension ge
bruikt worden, maar de luücb, die haar middag
maal moest uitmaken, moest in de stad genuttigd
worden. Restaurants zijn er natuurlijk genoeg
en de maunelyke employés vinden daar ook best
hun gading, maar voor de vrouwen, die m
Amerika, precies als hier, veel minder salars
genieten, al doen zij precies hetzelfde werk, zijn
de goede restaurants veel te duur. Zij zagen
zich dus genoodzaakt of niet genoeg te eten,
of, als zij bet zonder een hartig maal niet stellen
konden, de kleine vierde of vijfde
rangsrestaurants op te zoeken. Meestal kozen zij bet
eerste, wat, daar zij evenveel behoefte hebben
aan goed eten als mannen, haar gezondheid
benadeelde en haar minder geschikt maakte voor
haar werk, wat dan weer de patroons aanleiding
gaf te blijven volharden in het treurige systeem
hun vrouwelijke emplojés minder te salaneeren.
Vele meisjes probeerden een koude lunch mee
te nemen van haar pension, maar deze op te
eten in een ongezellig kantoor, te kijk voor alle
bezoekers, wier zakenbersens bovendien het
rustuur der aanwezige beambten volstrekt niet
eerbiedigden, zonder het uurtje verpoozing, dat
een nieuwe omgeving en betere lucht m den
inspannenden, eentonigen cirkelgang van het
dagelijksch werk brengen, was op den duur niet
vol te houden.
In Chicago is het probleem van de lunch
der vrouwelijke kantooi beambten op eenvou
dige, practiscbe wijze opgelost. Eenige vrou
wen kwamen door de overweging, dat de meeste
meisjes thuis gewend zijn zich zelf te bedienen,
op de gedachte een restaurant op te richten,
waarin alle bedienend personeel afgeschaft zou zijn
en alleen het hoog noodige voor de controle
aanwezig. Zij meenden dat, door de groote
besparing, die dat zou geven, het mogelijk moest
zijn een goede warme lunch bereikbaar te maken
ook voor de schrale beura der vrouwelijke
kantoorbedienden.
Eenige vermogende vrouwen gaven het
benoodigde kapitaal om een buis te huren en de
inrichting te bekostigen. Zij lieten de meisjes,
die er iets van verwachtten, een club oprichten,
waarvan de leden tegen een geringe vergoeding
toegang hadden tot de eetzaal en de lees- en
conversatiekamers.
Het denkbeeld bleek een succes te zijn. Binnen
een maand telde de club 600 leden en moest
naar een grooter huis worden omgezien.
Thans telt de club 1600 leden en heeft een
geheele verdieping van e.en der groote Amerir
kaausche huizen tot haar gebruik. Zij is nog
altijd gevestigd op den grondslag, dat op de
spijskaart geen gerecht voorkomt duurder dan
vijf Amerikaansche centen, zoodat een flink
voedzaam maal, waarvan warme roastbief,
biefstuk met aardappelen of ander warm vleesch
de hoofdschotel uitmaakt, te verkrijgen is voor
tien of elf Amerikaansche centen. I)
Wanneer men de deur van het clubgebouw
opent, vindt men aan zijn rechterhand het bureau,
waar de lidmaatschapskaarten vertoond moeten
worden of de vijf cents entree betaald, die van
met-leden geeiscnt wordt. Luks is een kamer,
waarin een vrouwelijke doctor gratis geneeskun
digen raad geeft aan de leden, die haar wenscbeu
te cousulteeren. Als men den restaurant binnen
treedt, komt men eerst in een soort voorhal,
waar zich op 3 lange tafels alle spijzen, wier
namen op de spijskaart voorkomen, bevinden.
De binnentredende neemt eerst een bord van
een hoogen stapel vooraan, en een papieren servet.
Dan doet zij haar keuze uit de spijzen, koude
of warme, die ia de grcn^te verscheidenheid
voorhanden zijn, zoodat het onmogelijk is mets
van zijn gftdmg te vinden. De warme worden
heet, kokend heet zelfs, gehouden door een ver
nuftige inrichting. De porties zijn afgedeeld, men
behoeft ze maar op zijn bord over te brengen.
Rijst, tomaten, seldenj, alle soorten van taart
en pastei en vruchten dienen als toespijs en
kosten drie of vier Amerikaansche centen, p
de derde tafel staan warme en koude dranken.
Gewapend met 't bord met de spijzen, die men
gekozen heeft, gaat men naar de kas, die men
passeeren moet, om in de eigenliJKe eetzaal te
komen en betaalt. En passant neemt men lepel,
vork en mes mee, zoekt een plaatsje eii gaat
zitten. Indien men een glas water verlangt, [dat
niets kost,] voorziet men zich daarvan ot Daalt
een of aiiaeren drank uit de voorhal. Wie klaar
is, zet haar bord op een daarvoor bestemde
tafel en gaat zich, zoo geweiischt, nog eeuigen
tijd verpoozen ia de rustige zitJtamers.
Gewoonlijk gebruiken 1200 a HOO personen
in de club haar lunch, wai zeker een bewijs is,
dat deze in een behoefte voorziei. De leden zijn
meisjes en vrouwen uit allerlei werkkringen, met
loontn wisselende tusschen de 4 eu 5 dollars per
week, die het jonge wiukeljuffrouwtje verdient
en de 30 dollars, die de geroutineerde
stenografiste krijgt.
Hij deze ne club is het natuurlijk niet ge
bleven. In alle stadswijken zijn er sedert dien
tijd verrezen, grootere of kleinere, sommige
coöperatief, andere op pailautropisciieu grond
slag. Bijna alle zijn ongeveer zoo ingericht als
de beschrevene, ook met de vrouwelijke arts,
die gratis of tegen geringe vergoeding consult
geeft. Dit is een der groote zegeningen van de
clubs, want de doctorsrekeningen zijn in Ame
rika zoo hoog, dat voor meisjes als deze, mi t
geringe salarissen, een geneeskundig advies iets
is, waar zij driemaal over denken. Gewoonlijk
wortelt het kwaad dan zoo in, dat genezing
uiterst moeilijk is.
Vele clubs geven nog meer voorrechten, lezin
gen, cursussen, gezellige bijeenkomsten, enz. Zij
doen ook in dat opzicht veel nut en mafcen het
oestaan voor menig meisje, dat door de inspan
ning en de eentonigheid van haar dagehjksch
werk onder veel te grooten druk leeft, dragelijk.
Ook op andere plaatsen dan Chicago, waar
de vrouwelijke beambten even slecht gevoed,
even moe en afgetobt aan zenuwen zijn, zoudeu
zulke clubs een uitkomst kunnen worden. Het
is te hopen, dat zij ook daar spoedig verrijzen.
(Ontleend aan Woman's Journal.) M. G.
1) Als men bedenkt, dat een Amerikaansche
cent, ofschoon twee en halve cent vertegen
woordigende van onze munt, door het duurdere
leven in Amerika toch gelijk heet te staan met
n cent van ons, is dat haast ongeloofelijk.
Mtiocaal Bureau yan Vrouwenarbeid.
Het «Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid",
gevestigd te 's Gravenhage, Jacob v. d.
Doesstraat 68, heeft zich genoodzaakt gezien het
spreekuur op Maandagmiddag 3?5 uur te doen
vervallen en zich van nu af aan te bepalen
tot het houden van slechts n, vast spreekuur
per week en wel Donderdagavond» van 8?10 uur.
Het aantal bezoeken op Maandagmiddag nl.
had langzamerhand zulk een omvang aange
nomen, dat de overige werkzaamheden er aan
zienlijk door vertraagd werden; daarenboven
zou op deze wijze de toch reeds uiteraard
bestaande bevoorrechting van den Haag boven
andere plaatsen een te overwegend karakter
verkry'gen voor] een Nationale instelling,
terwy'l een groot deel der behandelde zaken
gevoegly'k per correspondentie kan worden
afgedaan.
Behalve den Donderdagavond, die dus
voorloopig behouden blijft, kan altyd nog een
mondeling onderhoud op een ander uur (dag-)
in de week worden verkregen, mits ty'dig van
te voren schriftelijk aangevraagd, zooals tot nu
steeds geschiedde door buitenaf- wonenden.
Modes. Geen gtbrek aan geld l
Kookboek van Martine Wittop Koning.
Dames die rooken. Diners.
Heelemaal wit óf heelemaal zwart [gebiedt
de mode voor jonge vrouwen. Men is gelukkig
terug gekomen op de alom gangbare meening,
dat lichte kostuums uitsluitend voor de jeugd
bestemd zyn. Lichte en geheel'witte toiletten
worden gedragen door dames van rijperen,
zelfs van zér rypen leeftijd. Deze mode is
nu eens niet uit Parys, maar uit Petersburg
tot ons gekomen. Niet meer jeugdige gezichten
en witte haren worden oneindig guntstiger
omlijst in helle dan in sombere tinten. Daaren
tegen verschijnt de elegante, bewegelyke,
vyfen-twintig-jarige Pansienne op iuers on
soirees, geheel in 't zwart. Feitelyk een wel
begrepen, verfijnde ydelheid. Haar weelderige
haren, het karinyn harer wangen, de schitte
rende blankheid van tanden en hal», de straling
der echte yeux Parisiens, blauw-grys met
hun verrukkelyKe tint-wisseling, deze uit
gelezen attriOuten komen heerlyk tot hun
reent, in de doffe omlyning van het zwarte
kleed. Een japon van zwarte hberty zijde,
tulle overkieed met git-garneering, met
rond décolleté, lange tulle mouwen, waar de
blanke, ronde arm doorschemert, is op 't
oogeublik, tout ce qu'il y a de plus joli,
gedragen door een vrouw, nog in het bezit
van de volle, soupele bekoorlijkheid harer
fiissche jeugd. Kostuums van wit laken en
witte, eugelbche serge worden veel gedragen
aan de Riviera, in Nice, in Cannes, m al die
gebenedijde oorden, waar de goddelyke zon
onverpoosd anjelier en roos kust, ten tyde '
dat een yzige .Noordenwind ons in den nek
blaast, of wy angstvallig een ietwat begaanbaar
plekje zoeüen in papperige inodderstraten.
De corsages der witte toiletten worden in bol
rovorm gegarneerd met dikke, gelige guipure
en kostoare fantasie-knoopeu, hetzij in art
nouveau of strass. De TOK blyft van onderen
wyd met de hoog opgezette volant, die zich
in korten tyd zeldzaam populair wist te
maken. De witte kostuums worden ook ge
dragen met biais van zwarte tat-zyde. Vooral
engelsche dames huldigen die mode.
* #
*
in ons eenvoudig landje is men het nog niet
eens over de »tea-gown".
Het valt niet te loochenen, dat de tea-gown
den stempel draagt, afkomstig te zyn uit een
land, waar de keukenmeid in ruischend zijden
japon ter kerke gaat, waar de heeren's avonds
in vuur-rooden rok door de salons dwarrelen,
waar in de meest burgerlyke gezinnen un
bout de toilette wordt gemaakt, om het mid
dagmaal te gebruiken. Hollandsche dames vin
den, dat men in een tea-gowu gehuld, iets van
een theater-prinses heeft, of dat men de heuge
nis wekt aan een oude modeplaat of antieke
schilderij. Wél is het jammer, want de statige,
makkelijke japong ontdaan van dwang en
ballast van knellende baleinen, het sierly'ke
empire-kleed, of de slanke robe-princesse met
langen sleep, ietwat opzichtig en
weelderigbehagelijk met kant, chiffon en lint-garneering,
is een sierlyke dracht, voor haar, die op
het gezellig middag-thee-uur thuis blyft, om
bezoek van kennissen en vriendinnen af te
wachten. Une toilette veut tre portee, dit blyft
een waarheid, ter grootte van een herkauwenden
viervoeter. Een vrouw, onzeker in haar optre
den, houterig in haar bewegingen, schutterig
van gebaar, doet verstandig, niet in de
modieuse tea-gown te ontvangen.
*
* «
De kosten der kroning van Eduard VII
worden geraamd op 50 millioen. Meer dan twee !
millioen wordt uitgegeven voor degens, kanten j
en zy'den kousen. Ongeveer 10 millioen voor !
kleeren vaa de pairs van het koninkryk en van l
hunne gemalinnen, voor den hoogen adel en
hoogwaardigheidsbekleedera. Een crediet van
ruim 12 millioen is uitgetrokken voor de ont
vangst der koningen, vorsten en gezanten van
vreemde mogendheden. Eindelijk is een zelfde
bedrag toegestaan voor feestelijkheden in het
koninkryk. (O, H. C.)
* *
*
Van de hand van Martine Wittop Koning,
leerares in koken en voedingsleer aan de
Amsterdamsche huishoudschool, is verschenen een
verzameling eenvoudige, berekende recepten,
uitgave Hilarius te Almelo.
Men behoeft geen profetischen blik te be
zitten om met volle overtuiging te beweren,
dat dit boek verkocht zal worden. In alle op
zichten beantwoordt het werk van mej. Wittop
Koning, aan de eischen die men van
soortgely'ken arbeid mag vorderen. Dit nieuwe kook
boek is praktisch; aan de hygiëne worden
hooge eischen gesteld, eiachen die helaas veel
te weinig behartigd worden, zelfs door ver
standige huisvrouwen; voor bescheiden beurzen
zyn de eischen uitermate bescheiden.
Mej. Koning berekent elk recept, totopeen
halven cent en zóó zuinig,|zóó zuinig, dat ik
tot de conclusie ben gekomen, dat het gros
der huismoeders te veel besteedt voor het toe
bereiden van eenvoudige, smakelijke spy'zen en
dat zij zich, in haar eigen welbegrepen belang,
moeten haasten een let-je te nemen aan de
eenvoudige berekende recepten, die de leerares
der Amsterdamsche Huishoudschool haar biedt.
* *
»
Na het laatste bezoek van Rusland's »imp
ratrice blanche" aan JVankryk, zyn de dames
te Parijs meer dan ooit gaan rooken. De
czarina moest het weten ! Russische vrouwen
zyn dol op tabak en dampen er lustig op los.
Rusland's keizeria, met haar echt-Duitsche en
zér strenge begrippen, heeft verboden dat de
dames uit haar omgeving rooken. Waar dus
in Rusland het rooken der vrouwen du grand
monde zal verminderen, neemt die afschuwelijke
gewoonte in andere landen, zelfs bij ons, steeds
toe. Een cigarette aansteken na den lunch-en
na 't diner is doodgewoon. De dames denken
er niet meer aan eenige verontschuldiging te
maken voor haar dwaze liefhebbery. De beel
derigste kokertjes die men zich denken kan
worden voor-den-dag gehaald, in ongedwongen
cavalière houding, blazen de dames keuvelend
over modes, stads- of dorpsnieuwtjes,
rookwolkjes in de lucht. In Parys rooken de dames
ook op den namiddag, wanneer zy' naar Engelsen
gebruik een kojije thee drinken. Dit heb ik
bij ons nog niet gezien, maar, was nicht ist
kann werden.
* *
*
In Parys duren de diners dit jaar veel
korter dan vroeger. De menu's zyn niet
meer zoo ellerlang en de spy'zen hygi
nischeenvoudig. Schotela waarvan men met geen
mogelykheid zou kunnen bepalen waaruit zy'
waren saamgesteld, komen niet meer voor. Soep,
visch- en vleeschgerechten, alles is met juist
heid te onderkennen. Roastbeef met gewone
jus, geen sauce l la dit of dat, is de plat de
résistance en wordt overal gepresenteerd waar
men er pry's op stelt met de toongevende
lieden mee-te-doen. De tafelversiering is bui
tengewoon weelderig en staat niet gely'k
met de invoering der sobere spy'zen. Fy'n
linnen-damast, geborduurd in wit of versierd
met Venetiaansche kant, dekt de tafel waarop
bloemenguirlanden zijn uitgespreid.
Hetporcelein is eenvoudig, meestal wit met kleinen,
vergulden rand, een bloemtak, of monogram.
Het kristal is uiterst fijn geslepen, doch
weinig bewerkt. Meissner of Sèvres porceleinen
poppetjes, bloemenmeifjes, cupido's of her
derinnetjes worden ter versiering tusschen de
bloemguirlanden aangebracht. Kandelabres
voorzien van zy'den beschilderde kapjes, stralen
hun helder, koud, electrUch licht uit. Een
zeldzame y'delheid der XXe eeuw verlangt, dat
vóór de gasten een tafel versiering geplaatst zy
waarin zy zich kunnen spiegelen. Ik stel genoeg
vertrouwen in den schoouheidszin en de hoffe
lijkheid der heeren, die hen zal noopen hun
buurdames, of, een mooi kopje, aan tafel over
hen geplaatst, te beky'ken en te huldigen eerder
dan steelache blikken te werpen in het spiegelend
voorwerp, om hun eigen beeltenis te aanschou
wen. Voor dames lichtelyk afgeleid acht
ik het spiegeltje niet zonder gevaar De heeren
zullen hun uiterste best moeten doen, haar
bedreigde aandacht gaande te houden, haar te
prikkelen tot oplettend luisteren en het geven
van weldoordachte antwoorden.
CAPEICB,