Historisch Archief 1877-1940
F. 1286
DE AMSTERDAMMER
A°. 1902.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOÖen JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer t«vat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA «Sc WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1681 (Staatsblad No. 124).
f 1.50, fr. p.
Abonnement per 3 maanden
Voor Indiëper jaar m
Afzonderlijk-e Nummer* *»a de Kiosk «i verkrijgbaar . . . .
Dit UaJ is verkrijgbaar Kioek 10 Boulevard dea Capueiues tegenover het Gram
f
1.65
10.ifé, te Parijs.
Zondag IB.Ftbruari,
Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.2u
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschlaw), Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aamgeHomen Aaor
de firma RUDOLF A10SSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. .
I N
V Di
VAN VERRE EN VAN NABIJ:. Bescherming voor
guikei fabrikanten, door E. De zoogenaawde
rentabiliteit onzer Indische bsvloeiingswe'ken, I,
door D. A. Koster. Eene bezainigingscommissio
in zake de Oorlogsuitgaven, door *,,*. Hervor
ming van het bibliotheekwezen te Amsterdam, I,
door dr. H. C. Muller. Engeland en Japan.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De
Verbrnikersbond, door mr. dr. H 8. Veldman Volks
huisvesting, door H. S. - TOONEEL EN Ml ZIEK :
Herinneringen van wylen den tooneeldirecteur
Abraham van Lier, II, iSlot), door J. H. B.
'Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp.
KUNST EN LETTEBEN: Van Halzen over
Netschcr. Blaaskakei'ü, een schrijven van Frans
Neischer Kunst en samenleving. door
'Is. Queritlo. Tentoonstelling Haagsche Kunst
kring, II, (Slot), door L. Lacomblé. Voor de
Kunst" te utrecht, ' door J. T. Wik en weeg,
4opr J. H, Sehorer. Boekaankondiging. ?
FEUILLETON: De vroow van Emile uit het
Fransch van Paal Ginisty. RECLAMES. VOOR
DAMES : Twee dooden. Brief uit Parijs, door
O. S. H. Gezondheidsleer, I V, door Q. Allerlei,
ioor Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE
EN OECONO MISCHE EKONIEK, door D. Siigter.
INGEZONDEN - PEN- EN
POTLOODKBASSEN. ADVERTENTIËN.
iiiiiiiiiimiMiiiiiiiiiHiiiltiiiiiii
Bescherming TOOF
suikerfabrikanten.
De suikerfabrikanten in Nederland het
moet volmondig erkend worden weten
de groote trom te roeren wanneer het in
hun kraam te pas komt Ettelijke jaren
geleden is het hun gelukt door boeren en
buitenlui, door schippers en vrachtrijders,
door agenten en dorpswinkeliers, door
veldarbeiders "en kleine winkeliers honderden
adressen aan de 2e Kamer te doen
zenjden, toen een nieuwe wet die in aantocht
was de winsten van hun bedrijf bedreigde,
" In 189G toen opnieuw de inkrim
ping noodig werd geacht van de bescher
ming, die hunne industrie uit 'stands
?schatkist geniet, werd een gelijke poging
beprotfd, doch gelukte minder goed, omdat
zeer velen door de ervaring hadden ge
leerd, dat zij slechts door slimme vossen
waren gebruikt om de kastanjes uit het
vuur te halen en nu worden waarlijk ten
derden male door de Vereeniging van
Beetwortelsmkerfabrikanten dezelfde personen
bijeengetrommeld in eene circulaire aan
»hfct Landbouw Comité, de Maatschap
pijen van Landbouw in Nederland en hare
Afdeelingen, de Vereeniging Schuttevaer,
den Bond van Bietenverbouwers, de be
trokken Kamers van Koophandel, de
algemeene Werkliedenvereenigingen en ver
dere belanghebbenden."
Zij vragen deze allen om hen, fabrikanten
»te helpen de Regeering en de publieke
opinie voor te lichten, opdat ons vader
land behoed worde voor een ramp, die
voor den Landbouw, den arbeidenden stand,
de schipperij en de nijverheid onoverkome
lijk zou zijn."
Dez« voorlichting bestaat hierin, dat zij
uiteenzetten hoe door eigenaardige wets
bepalingen en het vormen van cartells in
het buitenland de Nederlandsche suiker
industrie in zulke ongunstige verhoudingen
verkeert, .dat haar voortbestaan onmogelijk
wordt gemaakt, tenzij de Kegeering helpe
met de invoering van een surtaxe (invoer
recht).
»Een natuurlijk gevolg daarvan zal wezen
dat de suiker in Nederland relatief iets
hooger in prijs wordt, stel l a 2 centen
per /4 kilo, maar niet hooger dan den
kostenden prijs plus een winst, waarvoor
de concuirentie zorgen zal dat zij beschei
den blijft; de bewering is wel eens ver
nomen, dat wanneer de vreemdeling ons
zijne koopwaar levert beneden den
kostendea prijs, wij daar tegen geene belemme
ring moeten opwerpen, maar economisch
verstandig handelen dien lagen prijs te
begunstigen. Dat moge waar zijn, voor een
artikel dat in het land waar ingevoerd
wordt, niet wordt voortgebracht of geen
kans tot die voortbrenging ople7ert, maar
vooral in den tegenwoordigen tijd van
Btreven naar sociale rechtvaardigheid zal
toch in Nederland niemand er aan denken,
suiker te willen blijven koopen beneden
den kostenden prijs, om zijn huishoudelijk
budget met eenige kwart- of hal ve guldens
te willen verlichten; wat hij op die wijze
spaarde, zou er op neerkomen, dat hij in
Nederland aan den werkman zijn brood,
aan den landbouwer zijn welvaart, aan
den schipper zijn vrachtpenningen, aan
de nijverheid haar middel van bestaan
ontnam, om zelf ietwat goedkooper te
kunnen leven."
Men moet maar durven! roept onwille
keurig ieder dit lezende uit, die bekend
is met de geschiedenis der
beetwortelcultuur enz. nier te lande. De fabrikanten
beklagen zich over de cartells (in Oosten
rijk en Duitschland), die hen bemoeielijken
en zij zelf hebben door zich tot een soort
van cartell te verbinden de prijsbepaling
der beetwortelen aan de vrije werking van
vraag en aanbod ontt* ikken en eveneens
den verkoopprijs derrSfvalprodukten op
gedreven tot boven de waarde; op zware
boete hebben zij zich onderling de laatste
jaren verbonden geene contracten te sluiten,
waarbij betaling der suikerbieten volgens
hun gehalte aan suiker werd vastgesteld;
zelfs kunnen leveranciers van den eenen
fabrikant belet worden een volgend jaar
aan een anderen te leveren, 't Is waarlijk
al te uaief, dat personen, di^ zóó de kunst
verstaan hun eigen belangen door vaste
aaneensluiting te dienen, durven verzekeren
dat hun onderlinge «concurrentie wel zal
zorgen, dat hunne winst bescheiden blijft,"
indien zij het in hunne macht mochten
krijgen dien te vergrooten.
Wij zy'n niet zulke doctrinairen om be
scherming der vaderlandsche industrie ook
door directen steun uit de staatskas
onbepaild af te keuren, alleen omdat de
naam »protectie" nu eenmaal in
miskrediet is; meelfabrikanten, vlas- en
tarweverbouwers, gist- en spiritusfabrikanten,
leerlooiers, veefokkers, zuivelfabrikanten
ondervinden allen nadeelen door sommige
bepalingen in buitenlandsche wetgevingen
en hebben reeds meermafen er op aange
drongen, dat de Nederlandsche Regeering
hen daartegen zou beschermen om hun
bedrijf weder loonend te maken; tot nog
toe heeft niemand eenig gehoor ontvangen ;
het is niet te denken, en te hopen even
min, dat de tegenwoordige Regeering, al
j moge zij in beginsel niet af keerig zijn van
| beschermende maatregelen ook door het
l heffen van sommige invoerrechten, juist
l zal beginnen met de »arme
suikerfabri] kanten", zooals zij door hun woordvoerder
en collega in de 2e Kamer gewoonlijk
betiteld worden.
Het zal zeker heel erg zijn voor versch
! lende belangen, dat sommige
suikerfabriei ken, zooals bericht wordt, dit jaar niet
| zullen werken en het ware te wenschen
deze tijdelijke staking van het bedrijf door
passende maatregelen alsnog tegen te
houden, doch dan zal er iets op moeten
! worden gevonden, dat niet zooals bij
j vroegere pogingen tot steun van de
suiker'. industrie en beetwortelcuhuur hitr te
lande, de nieuwe vuordeelen alleen de
dividenden der eerste ten goede komen
en aan de bieten verbouwers het hun toege
dachte deel door handige overeenkomsten
der fabrikanten worde onthouden. Het
jaar 189G is in dat opzicht leerzaam
geweest, zooals het Landbouw Weekblad
der vorige week in herinnering brengt.
Eene zinsnede in de besproken circulaire,
en wij achten ons verplicht deze aan het
slot opzettelijk te vermelden, heeft onbe
paald onze instemming, namelijk waar
gezegd wordt:
»Middelerwijl zal er naar gestreefd moeten
worden, dat de accijns der suiker in alle
landen gaandeweg of beter nog spoedig,
moge worden afgeschaft, niet alleen opdat
de consumptie dezer levensbehoefte zich
aanmerkelijk uitbreide en het afzetgebied
dus vergroot worde, maar ook dewijl dat
de eenige weg is, om overal directe en
inciirecte premiën te doen vervallen."
E.
De zoogenaamde rentabiliteit
onzer Indische bevloeiings
werken.
l.
Het artikel »De Solowerken, hunne
rentabiliteit', van de hand des heeren P.
C. C. Hansen Jr., in het nummer van
10 Nov. 1.1. van dit weekblad voorkomend,
doet het wenschelijk schijnen op de
rentabiliteitskwestie in het algemeen de aan
dacht te vestigen.
Het groote belang dat Nederland bij de
welvaart zijner Koloniën heeft, maakt
behandeling hunner levenskwesties ook i
buiten de stereotiep koloniale organen en ;
tijdschriften wenschelijk, want het is van
uit Nederland dat de medewerking moet
komen welke noodig is om daar ginds met
kracht te kunnen arbeiden. j
Hopen wij dat onderstaande beschou- l
wingen er toe mogen bijdragen om onze
zwakke wijfelende houding te doen ver
dringen door een krachtig en zelfbewust
handelen.
Meer of minder wordt door de meeste
bevoegde beoordeelaars aangenomen dat
Java op economisch gebied in de laatste
20 jaren is achteruitgegaan en als de
meest voor de hand liggende verklaring
voor een dergelijk uit den aard der zaak
zeer samengesteld verschijnsel noemt men
de sterke bevolkingstoename.
Waar het rijk in Nederland over de
decade 1889?1898 eene bevolkingstoename
van 12.5 pCt. vertoonde, nam Java's be
volking in de jaren 1885?1896 met 21 pCt,
toe, geven dus over de decade 1889?1898
een benaderd bedrag van 17.5 pCt.
Bedenkt men nu dat de bevolki»g over
het algemeen de voor cultuur beschikbare
gronden reeds in gebruik heeft genotaen,
dan is hel i)iet te verwonderen dat menig
een de toekomst met bezorgdheid gadeslaat.
In het door den beer Kansen aange
haalde artikel van esident de Jaager
te Kediri 1), vind men daar, waar deze
spreekt over het bekende werk van den
heer J. Homan v. d. Heide getiteld: Be
schouwingen aangaande de Volkswelvaart
en het Irrigatiewezen op Java in verband
met de Solovallei werken" den volgenden
zin:
»A1 ontken ik dan ook dat op Java
reeds hongercrisis heer?cht, de vrees dat
zij in een niet zoo teel ver verwijderde
toekomst zich zal opeL baren is volstrekt
niet ongegrond. Ik zie de zaken niet
lichter, maar donkerder in dan de heer
Homan v. d. Heide dit doet, want waar
deze de zekerheid meent, te hebben dat
de bevolking uit de vermeerderde productie
harer velden in staat zal zijn eeue belas
ting te betalen die den aanleg van water
werken rentabel, ja zelfs winstgtvend zal
maken, acht ik ook die hoop ijdel."
Neemt men in aanmerking het karakter
van den javaanschen inboorling alsmede
zijne verhouding tot het overheerschend
ras, dan is het duidelijk dat de maatre
gelen tot het afwenden van een zoo alge
meen dreigend gevaar slechts van de
Regeering kunnen uitgaan.
Laten wij dan onze gedachten gaan over
de middelen die haar daartoe ten dienste
staan, dan blijkt al spoedig dat, zoowel
omdat de landbouw het hoofdbedrijf van
den inlander uitmaakt, als omdat
verj meerdering van landbouwproductie het
meest direct bereikbare en ocder cijfers te
brengen verbeteringsmiddel is, de uitvoe
ring van bevloeiingswerken zich aan beveelt.
Erkent men de noodzakelijkheid om
dergelijke werken tot stand te brengen,
dan zullen de fon'lseüj.c. tartoe gevonden
moeten worden zelfs al 'zijn sommige wer
ken niet wat men in Indiërendabel noemt.
In het algemeen zou men verwachten dat
als een werk A maal honderd gulden
kost, de jaarlijkfche meerdere
bruto-opbrengst B gulden en de toename der exploi
tatie en onderhoudskosten C gulden be
dragen, de rentabiliteit beheertcht wordt
r> r\
door de vraag of de breuk ^?een
voldoend rentebedrag voorstelt.
Men stelt in Indiëde rekening echter
anders.
De bevolking betaalt belasting, land
rente genaamd. Deze bedraagt eeu zeker
gedeelte van de geldswaarde der
brutoopbrengt harer bouwvelden. Dit gedeelte
is verschillend doch kunnen wij voor deze
beschouwing op gemiddeld '/'"e stellen.
Een bevloeiingswerk wordt uu rendabel
genoemd wanneer uit vermeerdering van
landrente een voldoend rentebedrag wordt
verkregen, hetwelk bij het aangenomene
middencijfer 10, dus wordt voorgesteld door
C
de breuk 10
__
Indien dus bovengenoemde breuk, door
de fractie van B in den teller voorkomend,
niet tot minstens 3 pCt. wordt opgevoerd
verklaart men een werk niet rendabel en
onthield zich in de laatste jaren van uil
voering.
Wanneer nu de productiecijfers van
een streek bekend ZIJD en niet meer in
twijfel getrokken worden wegens onder
stelde onbetrouwbaarheid der statistiek,
wanneer men het verder omtrent de te
verwachten resultaten tamelijk eens is ge
worden, dan kan verwacht worden dat
meer welvaart onder de bevolking wordt
gebracht door het ten uitvoer brengen van
werken waarvoor men de begunstigden
flink laat betalen, dan dat men zich van
uitvoering geheel onthoudt. Hoewel meer
dere hooggeplaatste personen in onze kolonie
ook wel inzien dat men door in praktijk
brengen van den regel: »leven en laten
leven" het algemeen belang beter bevor
dert dan door het bekrompen systeem van
de zaken juist nog drijvetde te houden,
schijnt het dat zij op administratieve
gemoedsbezwaren gestuit zijn.
Hoe anders is het te verklaren dat waar
de heer de Jaager, den heer Homan v. d.
Heide controleerend, uitcijfert dat van de
bevolking der Solovallei bij een
brutoopbrengt van ?80 per bouw (07 H.A.)
grond onmogelijk een bedrag van f 13
aan landrente kan worden geëischt, terwijl
zij thans van eene opbrengt van ?30, aan
de schatkist ? 3 betaalt. Het ligt toch
voor de hand op te merken, dat zonder
meerderen arbeid of kosten, de betalende
persoon in het eerste geval ?67 en thans
slechts ?27 voor zich zelf houdt.
1) Beschouwingen over rentabiliteit van
Waterwerken, Indische Gids van Januari 1901.
Het hoofdargument voor bovengenoemd
betoog, schijnt, alhoewel niet zoozeer op
den voorgrond gesteld, te liggen in de
overweging dat men een zoo hoog bedrag
aan landrente van de Solovalleibewoners
in de toekomst niet kan vorderen, want
in eenige bij name genoemde streken waar
de bevolking in gunstiger landbouw en
economischen toestand verkeert, wordt zelfs
een zoo hoog bedrag niet betaald.
Ja, daar zit de kneep. Door de inkomsten
welke de Staat billijkerwijze kon verlangen
voor de rentebetaling der vastgelegde kapi
talen, te koppelen aan eene belastingheffing,
is men administratief gebonden.
De landrente is eene belasting op let
landbouwproduct, maar naarmate van de
welvaart eener streek kan in den aanslag
het beginsel van progressie in toepassing
gebracht worden op eene wijze, binnen
zekere grenzen, niet aan regelen gebonden.
Bij de bepaling van het percentage dat
van de belastbare opbrengst der velden
geheven wordt, worden allerlei bronnen
van inkomsten in aanmerking genomen
daar deze toch de welvaart van den be
lastingbetaler bepalen.
In het bizonder wordt in aanmerking
genomen dr gelegenheid om contant geld
door den verkoop van landbouwproducten
te verkrijgen of' op andere wijze ie ver
dienen want het is met
NederlandschIndisch courant en niet bijv. met pikols
rijst dat de iulander zijne landrente aan
's lands kas kon voldoen.
Het naar waarde schatten van die
draagkracht is een teer punt. Zoowel de
persoonlijke opvattingen van de ambtenaren
die daarover adviseeren als de op vele
plaatsen gebleken groote onnauwkeurig
heden in de statistieken waarop de belast
bare opbrengst is gegrond, maken dat een
groote willekeur in de aans-lagen dier
landrente niet te ontkennen valt.
De aanslagen welke in de laatste tijden
door de bevolking zijn opgebracht zonder
tot moeilijkheden aanleiding gegeven te
hebben, gelden nu zoo wat als normen
bij de beoordeeling van de bedragen die
men, in streken waar een irrigaiiewerk zal
worden uitgevoerd, meen.t te kunnen heffen.
Door deze beschouwing komt het, dat
verscheidene werken niet voor uitvoering
geschikt worden geacht, want het zijn nu niet
zoozeer de absolute resultaten van het werk
en den invloed op de volkswelvaart uit
geoefend die in beschouwing komen, als
wel de relatieve waarde, die zij uit het
oogpunt van belastingheffing hebben.
Het schijnt van belang er de aandacht
op te vestigen, dat de uitvoering vtn een
bevloeiingswerk is een werk van algemeen
nut in engeren zin. Alleen de grondbe
zitters van eene bepaalde streek plukken
er de directe voordeelen van zoqdat, wan
neer zij door de gemeenschap met een
bevloeiingswerk begiftigd worden, de bil
lijkheid ruim toelaat dat zij daarvoor
extra betalen.
Het leeuwenaandeel der verkregen voor
deelen kan hun daarbij steeds gelaten
worden.
Ook tegenover het grootste gedeelte
der bevolking van Java, dat bare bevloei
ingswerken zelf tot stand heeft gebracht
zou daarmede de billijkheid betracht zijn.
Wanneer men nu, zooals tegenwoordig,
de inkomsten uit door het Gouvernement
te maken bevloeiingswerken onder dak
brengt bij de algemeen geldende
landrenteJief/utg, wordt daardoor aan ongelijksoortige
grootheden dezelfde maatstaf aangelegd,
want veizuimd wordt in rekening te stellen
dat bij de eersten het Rijk het kapitaal
verstrekt, terwijl voor het grootste deel van
Java's bouwvelden dit door de bevolking
zelf geheel of gedeeltelijk is opgebracht
in arbeid en in geld.
Tot nu toe heeft de Regeering te dezen
opzichte geen onderscheid gemaakt. Nu
het echter blykt dat volgens de beginselen
der landrenteverheffiüg verschillende wer
ken als niet rendabel gekwalificeerd moeten
worden, rijst de vraag of het wel zoo
noodzakelijk en wenschelijk is eene
belastingheffibg, die lang niet in onverdeeld
verband met de resultaten der werken
staat, als bron van inkomst te behouden.
(Slot volgt.)
D. A, KOSTER.
Eene bezuinigingscommissie in
zake de Oorlogsuitgaven.
Het denkbeeld om over te gaan tot het
instellen eener commissie om na te gaan
of de uitgaven voor het leger doelmatig
besteed worden, dat is dus in ronde woorden
wf alle uitgaven strikt noodig xijn en of de
Staat waar krijgt voor %yn geld", wint, in
den laatsten tijd, meer en meer veld. En
dit niet het minste van de zijde der Tweede
Kamer.
Vooral sedert het bekend worden, dat
in het regeeringsprogram van het ministerie
«Kuyper" zoodanige commissie is opge
nomen, werd het onderwerp van vele zijden
besproken.
Het behoeft niet herinnerd, dat ook in
dit. weekblad op de .instelling eener com
missie meermalen werd aangedrongen.
In dit verband komt het OES niet
ongewenscht voor hieronder in 't kort te ver
melden het ter zake geschrevene en ge
sprokene, bvj gelegenheid van de behandeling
der begrooting van het departement van
oorlog voor het loopend jaar, waaraan w\j
enkele aanteekenicgen zullen toevoegen.
In de Memorie van Antwoord op h<t
Voorloopig Verslag deelt de mii.ister mede, dat hjj
zich met de daarin aangegeven middelen tot
bezuiniging niet ion vtreenigen.
Door den heer Verhf y wordt aangevoerd dat
by reeds in 1897, by de behandeling van hoofd
stuk VIII, bij den nm ister Eland op het
iistellen van eene bezuinigingscommissie heeft aan
gedrongen.
De minister Bergansius fchijnt al zeer cynisch
over een bezuiningficommissia te derken. Of
zulk een commissie wenschelyk is, daarover
zal hy zich zelfs niet uitlaten.
De heer Verhty wijst veider op tal van
onderwerpen, waaromtrent reer zeker kon wor
den onderzocht of er niet op bezuinigd kon
worden en zegt dat de commissie werkgeioeg
kan vinder.
De heer Dnymaer van Twist, hoewel voor
een groot deel met den mir.isfer medfgaandf,
acht een commissie niettemin wenechelyk, om
dat, naar by gelooft, de bezuiniging mott ge
zocht werden op een tem in, dat z. i. by den
uitgebreiden werkkring van den minister moeilijk
te betreden valt.
De heer van Karmbeek zegt dat het hem
, heeft getriffen dat er steeds verscheidene
! kamerleden waren, die riet alleen niet af keerig
| zijn van, maar die zich zeer aar getrokken
| hebben getoond door het denkbeeld van
instelj ling van eere commissie. Ook Letiben vele
: stemmen uit het leger zich gunstig voor zulk
i een denkbeeld uitgesproken. Zoodanige st»
ats| commissie zal natuurlijk niet moeten zyn een
j kapstok, waaraan verbeteringen worden
opgei har.gen, maar moet integendeel dienen als
. aansporing tot energiek handelen.
; Hij voegt zich van zyn kant by degenen, die
daarover reeds hebben gesproken en dringt dit
denkbeeld met eer.ige kracht byden minintersan.
Ue heer Tyieiran zegt: de overtuiging dat
wy inderdaad je beste, de zuinigste, de goed
koopste administratie he'jbsn, bestaat nie'.
_Hy vindt de argumenten van den min ister
niet atdoer.de tegen de algemeeae gedachte
en zegt dat deze het geheele land aan zich
zal verplichten door de vraag ocder de oogen
te zien of een 01 derzoek do:r een
bezuinigingscommiisie gewenstht is.
De minister van oorlog, de heer Bergansius,
zegt tot het volgerde besluit te zyn gekomen.
, Besparing van uitgaven kan worden verkregen:
i 1. door vermicdering van onze strijdmiddelen,
. door eene andere inrichting van di
strijd'. middelen,
! 3. door he{ aanbrengen van verbeteringen
; en wijzigingen in het beheer.
i Alleen iet derde middel zou z i. een onder
werp voor een vruchtbaar onderzoek kunnen
ujtmaken, maar de verweier.lijking zou van de
Kamer, nitt van hem moeten uitgaan en zou
de minister de<gewenecht bereid zijn een
com, missie van er que ie voor een onderzoek, als in
' de derde plaats bedoeld, de noodige
medewer. hing te verkenen, mits hy by de ir,s eliing
van de [commissie betnfiende de aan haar te
geven &tructies wordt gekend. Verder zal
j de minister over de bezuinigingscommissie niet
spreken.
De heer Verhey meent dat de minister in
deze op een dwaalweg is en zou het verkies
lijker achten dat Z Exc. op jyn besluit terug
kwam en zelf een commis.-ie benoemde
De heer Tydeman wen&cht aangaande de
bezuinigingFcommissie eenige toelichting van
den minister te vragen. Deze zeide niet geheel
afkeeng van het denkbeeld te zijn, mits de
commissie zich bepale tot de vraag of er wijzi
ging in het beheer van onze defensiemiddelen
noodig is.
Omtrent de uitvoering heeft de minister
gezegd: wanneer de Kamer het initia'ief wil
nemen om het dei kbeeld te belichamen wJ
ik daartoe medewerken, mits ik gekend worde
by het vaststellen der instructie ean die com
missie te geven.
Is het de bedoeling van den minis'er dat
een parlementaire erquête wordt ingesteld
ingevolge art 95 der Grondwet, volglns de
wet van 185'), f dat de Kamer het verzoek
tot de regeering Z0u richten, een
staatscomimssie te benoemen, in welk geval de
instruc,, re8eerine wordt gegeven in de
opdracht die aan de commissie wordt gegeven?
De heer Van Karnebeek kan zich geheel
vereenigen met de door den heer Tydemln aan
den minister gestelde vragen, waaraan hij er
nog een weischt toe te voegen, nl. deze wat
het verschil w dat door den minister wordt ge
maakt tusschen een commissie van onderzoek
naar deinnchticg van onze strijdkrachten, waar
mede Z. Exc. zich tiet kan vereenigen, en een
commissie van onderzoek naar het beheer daar
van, waarmede Z. Exc. zich wel kan vereenigen.
Er zyn toch voorbeelden te noemen waarvan
het met duidelyk valt uit te maken onder welke
der beide punten ze behooren.
iPn h/6r ..?rucker betoog* dat er van ver
schillende zyden m de kamtr is aangedrongen
op een nauwkeurig en veelzijdig onderzoek ten
aanwen van ons geheele verdedigirgswezen.
Zelfs door mannen als de heeren De Savornin
Lohman en Van Karnebeek, van wien niemand
betwijfelt of M nut hebben een warm tart
voor de landsverdediging, is de meening uit
gesproken, dat zeer ernstig behoort te worden
nagegaan, of niet op verschillende punten
be