De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 16 februari pagina 1

16 februari 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. 1286 DE AMSTERDAMMER A°. 1902. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOÖen JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Dit nummer t«vat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA «Sc WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1681 (Staatsblad No. 124). f 1.50, fr. p. Abonnement per 3 maanden Voor Indiëper jaar m Afzonderlijk-e Nummer* *»a de Kiosk «i verkrijgbaar . . . . Dit UaJ is verkrijgbaar Kioek 10 Boulevard dea Capueiues tegenover het Gram f 1.65 10.ifé, te Parijs. Zondag IB.Ftbruari, Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.2u Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschlaw), Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aamgeHomen Aaor de firma RUDOLF A10SSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. . I N V Di VAN VERRE EN VAN NABIJ:. Bescherming voor guikei fabrikanten, door E. De zoogenaawde rentabiliteit onzer Indische bsvloeiingswe'ken, I, door D. A. Koster. Eene bezainigingscommissio in zake de Oorlogsuitgaven, door *,,*. Hervor ming van het bibliotheekwezen te Amsterdam, I, door dr. H. C. Muller. Engeland en Japan. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De Verbrnikersbond, door mr. dr. H 8. Veldman Volks huisvesting, door H. S. - TOONEEL EN Ml ZIEK : Herinneringen van wylen den tooneeldirecteur Abraham van Lier, II, iSlot), door J. H. B. 'Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. KUNST EN LETTEBEN: Van Halzen over Netschcr. Blaaskakei'ü, een schrijven van Frans Neischer Kunst en samenleving. door 'Is. Queritlo. Tentoonstelling Haagsche Kunst kring, II, (Slot), door L. Lacomblé. Voor de Kunst" te utrecht, ' door J. T. Wik en weeg, 4opr J. H, Sehorer. Boekaankondiging. ? FEUILLETON: De vroow van Emile uit het Fransch van Paal Ginisty. RECLAMES. VOOR DAMES : Twee dooden. Brief uit Parijs, door O. S. H. Gezondheidsleer, I V, door Q. Allerlei, ioor Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONO MISCHE EKONIEK, door D. Siigter. INGEZONDEN - PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADVERTENTIËN. iiiiiiiiiimiMiiiiiiiiiHiiiltiiiiiii Bescherming TOOF suikerfabrikanten. De suikerfabrikanten in Nederland het moet volmondig erkend worden weten de groote trom te roeren wanneer het in hun kraam te pas komt Ettelijke jaren geleden is het hun gelukt door boeren en buitenlui, door schippers en vrachtrijders, door agenten en dorpswinkeliers, door veldarbeiders "en kleine winkeliers honderden adressen aan de 2e Kamer te doen zenjden, toen een nieuwe wet die in aantocht was de winsten van hun bedrijf bedreigde, " In 189G toen opnieuw de inkrim ping noodig werd geacht van de bescher ming, die hunne industrie uit 'stands ?schatkist geniet, werd een gelijke poging beprotfd, doch gelukte minder goed, omdat zeer velen door de ervaring hadden ge leerd, dat zij slechts door slimme vossen waren gebruikt om de kastanjes uit het vuur te halen en nu worden waarlijk ten derden male door de Vereeniging van Beetwortelsmkerfabrikanten dezelfde personen bijeengetrommeld in eene circulaire aan »hfct Landbouw Comité, de Maatschap pijen van Landbouw in Nederland en hare Afdeelingen, de Vereeniging Schuttevaer, den Bond van Bietenverbouwers, de be trokken Kamers van Koophandel, de algemeene Werkliedenvereenigingen en ver dere belanghebbenden." Zij vragen deze allen om hen, fabrikanten »te helpen de Regeering en de publieke opinie voor te lichten, opdat ons vader land behoed worde voor een ramp, die voor den Landbouw, den arbeidenden stand, de schipperij en de nijverheid onoverkome lijk zou zijn." Dez« voorlichting bestaat hierin, dat zij uiteenzetten hoe door eigenaardige wets bepalingen en het vormen van cartells in het buitenland de Nederlandsche suiker industrie in zulke ongunstige verhoudingen verkeert, .dat haar voortbestaan onmogelijk wordt gemaakt, tenzij de Kegeering helpe met de invoering van een surtaxe (invoer recht). »Een natuurlijk gevolg daarvan zal wezen dat de suiker in Nederland relatief iets hooger in prijs wordt, stel l a 2 centen per /4 kilo, maar niet hooger dan den kostenden prijs plus een winst, waarvoor de concuirentie zorgen zal dat zij beschei den blijft; de bewering is wel eens ver nomen, dat wanneer de vreemdeling ons zijne koopwaar levert beneden den kostendea prijs, wij daar tegen geene belemme ring moeten opwerpen, maar economisch verstandig handelen dien lagen prijs te begunstigen. Dat moge waar zijn, voor een artikel dat in het land waar ingevoerd wordt, niet wordt voortgebracht of geen kans tot die voortbrenging ople7ert, maar vooral in den tegenwoordigen tijd van Btreven naar sociale rechtvaardigheid zal toch in Nederland niemand er aan denken, suiker te willen blijven koopen beneden den kostenden prijs, om zijn huishoudelijk budget met eenige kwart- of hal ve guldens te willen verlichten; wat hij op die wijze spaarde, zou er op neerkomen, dat hij in Nederland aan den werkman zijn brood, aan den landbouwer zijn welvaart, aan den schipper zijn vrachtpenningen, aan de nijverheid haar middel van bestaan ontnam, om zelf ietwat goedkooper te kunnen leven." Men moet maar durven! roept onwille keurig ieder dit lezende uit, die bekend is met de geschiedenis der beetwortelcultuur enz. nier te lande. De fabrikanten beklagen zich over de cartells (in Oosten rijk en Duitschland), die hen bemoeielijken en zij zelf hebben door zich tot een soort van cartell te verbinden de prijsbepaling der beetwortelen aan de vrije werking van vraag en aanbod ontt* ikken en eveneens den verkoopprijs derrSfvalprodukten op gedreven tot boven de waarde; op zware boete hebben zij zich onderling de laatste jaren verbonden geene contracten te sluiten, waarbij betaling der suikerbieten volgens hun gehalte aan suiker werd vastgesteld; zelfs kunnen leveranciers van den eenen fabrikant belet worden een volgend jaar aan een anderen te leveren, 't Is waarlijk al te uaief, dat personen, di^ zóó de kunst verstaan hun eigen belangen door vaste aaneensluiting te dienen, durven verzekeren dat hun onderlinge «concurrentie wel zal zorgen, dat hunne winst bescheiden blijft," indien zij het in hunne macht mochten krijgen dien te vergrooten. Wij zy'n niet zulke doctrinairen om be scherming der vaderlandsche industrie ook door directen steun uit de staatskas onbepaild af te keuren, alleen omdat de naam »protectie" nu eenmaal in miskrediet is; meelfabrikanten, vlas- en tarweverbouwers, gist- en spiritusfabrikanten, leerlooiers, veefokkers, zuivelfabrikanten ondervinden allen nadeelen door sommige bepalingen in buitenlandsche wetgevingen en hebben reeds meermafen er op aange drongen, dat de Nederlandsche Regeering hen daartegen zou beschermen om hun bedrijf weder loonend te maken; tot nog toe heeft niemand eenig gehoor ontvangen ; het is niet te denken, en te hopen even min, dat de tegenwoordige Regeering, al j moge zij in beginsel niet af keerig zijn van | beschermende maatregelen ook door het l heffen van sommige invoerrechten, juist l zal beginnen met de »arme suikerfabri] kanten", zooals zij door hun woordvoerder en collega in de 2e Kamer gewoonlijk betiteld worden. Het zal zeker heel erg zijn voor versch ! lende belangen, dat sommige suikerfabriei ken, zooals bericht wordt, dit jaar niet | zullen werken en het ware te wenschen deze tijdelijke staking van het bedrijf door passende maatregelen alsnog tegen te houden, doch dan zal er iets op moeten ! worden gevonden, dat niet zooals bij j vroegere pogingen tot steun van de suiker'. industrie en beetwortelcuhuur hitr te lande, de nieuwe vuordeelen alleen de dividenden der eerste ten goede komen en aan de bieten verbouwers het hun toege dachte deel door handige overeenkomsten der fabrikanten worde onthouden. Het jaar 189G is in dat opzicht leerzaam geweest, zooals het Landbouw Weekblad der vorige week in herinnering brengt. Eene zinsnede in de besproken circulaire, en wij achten ons verplicht deze aan het slot opzettelijk te vermelden, heeft onbe paald onze instemming, namelijk waar gezegd wordt: »Middelerwijl zal er naar gestreefd moeten worden, dat de accijns der suiker in alle landen gaandeweg of beter nog spoedig, moge worden afgeschaft, niet alleen opdat de consumptie dezer levensbehoefte zich aanmerkelijk uitbreide en het afzetgebied dus vergroot worde, maar ook dewijl dat de eenige weg is, om overal directe en inciirecte premiën te doen vervallen." E. De zoogenaamde rentabiliteit onzer Indische bevloeiings werken. l. Het artikel »De Solowerken, hunne rentabiliteit', van de hand des heeren P. C. C. Hansen Jr., in het nummer van 10 Nov. 1.1. van dit weekblad voorkomend, doet het wenschelijk schijnen op de rentabiliteitskwestie in het algemeen de aan dacht te vestigen. Het groote belang dat Nederland bij de welvaart zijner Koloniën heeft, maakt behandeling hunner levenskwesties ook i buiten de stereotiep koloniale organen en ; tijdschriften wenschelijk, want het is van uit Nederland dat de medewerking moet komen welke noodig is om daar ginds met kracht te kunnen arbeiden. j Hopen wij dat onderstaande beschou- l wingen er toe mogen bijdragen om onze zwakke wijfelende houding te doen ver dringen door een krachtig en zelfbewust handelen. Meer of minder wordt door de meeste bevoegde beoordeelaars aangenomen dat Java op economisch gebied in de laatste 20 jaren is achteruitgegaan en als de meest voor de hand liggende verklaring voor een dergelijk uit den aard der zaak zeer samengesteld verschijnsel noemt men de sterke bevolkingstoename. Waar het rijk in Nederland over de decade 1889?1898 eene bevolkingstoename van 12.5 pCt. vertoonde, nam Java's be volking in de jaren 1885?1896 met 21 pCt, toe, geven dus over de decade 1889?1898 een benaderd bedrag van 17.5 pCt. Bedenkt men nu dat de bevolki»g over het algemeen de voor cultuur beschikbare gronden reeds in gebruik heeft genotaen, dan is hel i)iet te verwonderen dat menig een de toekomst met bezorgdheid gadeslaat. In het door den beer Kansen aange haalde artikel van esident de Jaager te Kediri 1), vind men daar, waar deze spreekt over het bekende werk van den heer J. Homan v. d. Heide getiteld: Be schouwingen aangaande de Volkswelvaart en het Irrigatiewezen op Java in verband met de Solovallei werken" den volgenden zin: »A1 ontken ik dan ook dat op Java reeds hongercrisis heer?cht, de vrees dat zij in een niet zoo teel ver verwijderde toekomst zich zal opeL baren is volstrekt niet ongegrond. Ik zie de zaken niet lichter, maar donkerder in dan de heer Homan v. d. Heide dit doet, want waar deze de zekerheid meent, te hebben dat de bevolking uit de vermeerderde productie harer velden in staat zal zijn eeue belas ting te betalen die den aanleg van water werken rentabel, ja zelfs winstgtvend zal maken, acht ik ook die hoop ijdel." Neemt men in aanmerking het karakter van den javaanschen inboorling alsmede zijne verhouding tot het overheerschend ras, dan is het duidelijk dat de maatre gelen tot het afwenden van een zoo alge meen dreigend gevaar slechts van de Regeering kunnen uitgaan. Laten wij dan onze gedachten gaan over de middelen die haar daartoe ten dienste staan, dan blijkt al spoedig dat, zoowel omdat de landbouw het hoofdbedrijf van den inlander uitmaakt, als omdat verj meerdering van landbouwproductie het meest direct bereikbare en ocder cijfers te brengen verbeteringsmiddel is, de uitvoe ring van bevloeiingswerken zich aan beveelt. Erkent men de noodzakelijkheid om dergelijke werken tot stand te brengen, dan zullen de fon'lseüj.c. tartoe gevonden moeten worden zelfs al 'zijn sommige wer ken niet wat men in Indiërendabel noemt. In het algemeen zou men verwachten dat als een werk A maal honderd gulden kost, de jaarlijkfche meerdere bruto-opbrengst B gulden en de toename der exploi tatie en onderhoudskosten C gulden be dragen, de rentabiliteit beheertcht wordt r> r\ door de vraag of de breuk ^?een voldoend rentebedrag voorstelt. Men stelt in Indiëde rekening echter anders. De bevolking betaalt belasting, land rente genaamd. Deze bedraagt eeu zeker gedeelte van de geldswaarde der brutoopbrengt harer bouwvelden. Dit gedeelte is verschillend doch kunnen wij voor deze beschouwing op gemiddeld '/'"e stellen. Een bevloeiingswerk wordt uu rendabel genoemd wanneer uit vermeerdering van landrente een voldoend rentebedrag wordt verkregen, hetwelk bij het aangenomene middencijfer 10, dus wordt voorgesteld door C de breuk 10 __ Indien dus bovengenoemde breuk, door de fractie van B in den teller voorkomend, niet tot minstens 3 pCt. wordt opgevoerd verklaart men een werk niet rendabel en onthield zich in de laatste jaren van uil voering. Wanneer nu de productiecijfers van een streek bekend ZIJD en niet meer in twijfel getrokken worden wegens onder stelde onbetrouwbaarheid der statistiek, wanneer men het verder omtrent de te verwachten resultaten tamelijk eens is ge worden, dan kan verwacht worden dat meer welvaart onder de bevolking wordt gebracht door het ten uitvoer brengen van werken waarvoor men de begunstigden flink laat betalen, dan dat men zich van uitvoering geheel onthoudt. Hoewel meer dere hooggeplaatste personen in onze kolonie ook wel inzien dat men door in praktijk brengen van den regel: »leven en laten leven" het algemeen belang beter bevor dert dan door het bekrompen systeem van de zaken juist nog drijvetde te houden, schijnt het dat zij op administratieve gemoedsbezwaren gestuit zijn. Hoe anders is het te verklaren dat waar de heer de Jaager, den heer Homan v. d. Heide controleerend, uitcijfert dat van de bevolking der Solovallei bij een brutoopbrengt van ?80 per bouw (07 H.A.) grond onmogelijk een bedrag van f 13 aan landrente kan worden geëischt, terwijl zij thans van eene opbrengt van ?30, aan de schatkist ? 3 betaalt. Het ligt toch voor de hand op te merken, dat zonder meerderen arbeid of kosten, de betalende persoon in het eerste geval ?67 en thans slechts ?27 voor zich zelf houdt. 1) Beschouwingen over rentabiliteit van Waterwerken, Indische Gids van Januari 1901. Het hoofdargument voor bovengenoemd betoog, schijnt, alhoewel niet zoozeer op den voorgrond gesteld, te liggen in de overweging dat men een zoo hoog bedrag aan landrente van de Solovalleibewoners in de toekomst niet kan vorderen, want in eenige bij name genoemde streken waar de bevolking in gunstiger landbouw en economischen toestand verkeert, wordt zelfs een zoo hoog bedrag niet betaald. Ja, daar zit de kneep. Door de inkomsten welke de Staat billijkerwijze kon verlangen voor de rentebetaling der vastgelegde kapi talen, te koppelen aan eene belastingheffing, is men administratief gebonden. De landrente is eene belasting op let landbouwproduct, maar naarmate van de welvaart eener streek kan in den aanslag het beginsel van progressie in toepassing gebracht worden op eene wijze, binnen zekere grenzen, niet aan regelen gebonden. Bij de bepaling van het percentage dat van de belastbare opbrengst der velden geheven wordt, worden allerlei bronnen van inkomsten in aanmerking genomen daar deze toch de welvaart van den be lastingbetaler bepalen. In het bizonder wordt in aanmerking genomen dr gelegenheid om contant geld door den verkoop van landbouwproducten te verkrijgen of' op andere wijze ie ver dienen want het is met NederlandschIndisch courant en niet bijv. met pikols rijst dat de iulander zijne landrente aan 's lands kas kon voldoen. Het naar waarde schatten van die draagkracht is een teer punt. Zoowel de persoonlijke opvattingen van de ambtenaren die daarover adviseeren als de op vele plaatsen gebleken groote onnauwkeurig heden in de statistieken waarop de belast bare opbrengst is gegrond, maken dat een groote willekeur in de aans-lagen dier landrente niet te ontkennen valt. De aanslagen welke in de laatste tijden door de bevolking zijn opgebracht zonder tot moeilijkheden aanleiding gegeven te hebben, gelden nu zoo wat als normen bij de beoordeeling van de bedragen die men, in streken waar een irrigaiiewerk zal worden uitgevoerd, meen.t te kunnen heffen. Door deze beschouwing komt het, dat verscheidene werken niet voor uitvoering geschikt worden geacht, want het zijn nu niet zoozeer de absolute resultaten van het werk en den invloed op de volkswelvaart uit geoefend die in beschouwing komen, als wel de relatieve waarde, die zij uit het oogpunt van belastingheffing hebben. Het schijnt van belang er de aandacht op te vestigen, dat de uitvoering vtn een bevloeiingswerk is een werk van algemeen nut in engeren zin. Alleen de grondbe zitters van eene bepaalde streek plukken er de directe voordeelen van zoqdat, wan neer zij door de gemeenschap met een bevloeiingswerk begiftigd worden, de bil lijkheid ruim toelaat dat zij daarvoor extra betalen. Het leeuwenaandeel der verkregen voor deelen kan hun daarbij steeds gelaten worden. Ook tegenover het grootste gedeelte der bevolking van Java, dat bare bevloei ingswerken zelf tot stand heeft gebracht zou daarmede de billijkheid betracht zijn. Wanneer men nu, zooals tegenwoordig, de inkomsten uit door het Gouvernement te maken bevloeiingswerken onder dak brengt bij de algemeen geldende landrenteJief/utg, wordt daardoor aan ongelijksoortige grootheden dezelfde maatstaf aangelegd, want veizuimd wordt in rekening te stellen dat bij de eersten het Rijk het kapitaal verstrekt, terwijl voor het grootste deel van Java's bouwvelden dit door de bevolking zelf geheel of gedeeltelijk is opgebracht in arbeid en in geld. Tot nu toe heeft de Regeering te dezen opzichte geen onderscheid gemaakt. Nu het echter blykt dat volgens de beginselen der landrenteverheffiüg verschillende wer ken als niet rendabel gekwalificeerd moeten worden, rijst de vraag of het wel zoo noodzakelijk en wenschelijk is eene belastingheffibg, die lang niet in onverdeeld verband met de resultaten der werken staat, als bron van inkomst te behouden. (Slot volgt.) D. A, KOSTER. Eene bezuinigingscommissie in zake de Oorlogsuitgaven. Het denkbeeld om over te gaan tot het instellen eener commissie om na te gaan of de uitgaven voor het leger doelmatig besteed worden, dat is dus in ronde woorden wf alle uitgaven strikt noodig xijn en of de Staat waar krijgt voor %yn geld", wint, in den laatsten tijd, meer en meer veld. En dit niet het minste van de zijde der Tweede Kamer. Vooral sedert het bekend worden, dat in het regeeringsprogram van het ministerie «Kuyper" zoodanige commissie is opge nomen, werd het onderwerp van vele zijden besproken. Het behoeft niet herinnerd, dat ook in dit. weekblad op de .instelling eener com missie meermalen werd aangedrongen. In dit verband komt het OES niet ongewenscht voor hieronder in 't kort te ver melden het ter zake geschrevene en ge sprokene, bvj gelegenheid van de behandeling der begrooting van het departement van oorlog voor het loopend jaar, waaraan w\j enkele aanteekenicgen zullen toevoegen. In de Memorie van Antwoord op h<t Voorloopig Verslag deelt de mii.ister mede, dat hjj zich met de daarin aangegeven middelen tot bezuiniging niet ion vtreenigen. Door den heer Verhf y wordt aangevoerd dat by reeds in 1897, by de behandeling van hoofd stuk VIII, bij den nm ister Eland op het iistellen van eene bezuinigingscommissie heeft aan gedrongen. De minister Bergansius fchijnt al zeer cynisch over een bezuiningficommissia te derken. Of zulk een commissie wenschelyk is, daarover zal hy zich zelfs niet uitlaten. De heer Verhty wijst veider op tal van onderwerpen, waaromtrent reer zeker kon wor den onderzocht of er niet op bezuinigd kon worden en zegt dat de commissie werkgeioeg kan vinder. De heer Dnymaer van Twist, hoewel voor een groot deel met den mir.isfer medfgaandf, acht een commissie niettemin wenechelyk, om dat, naar by gelooft, de bezuiniging mott ge zocht werden op een tem in, dat z. i. by den uitgebreiden werkkring van den minister moeilijk te betreden valt. De heer van Karmbeek zegt dat het hem , heeft getriffen dat er steeds verscheidene ! kamerleden waren, die riet alleen niet af keerig | zijn van, maar die zich zeer aar getrokken | hebben getoond door het denkbeeld van instelj ling van eere commissie. Ook Letiben vele : stemmen uit het leger zich gunstig voor zulk i een denkbeeld uitgesproken. Zoodanige st» ats| commissie zal natuurlijk niet moeten zyn een j kapstok, waaraan verbeteringen worden opgei har.gen, maar moet integendeel dienen als . aansporing tot energiek handelen. ; Hij voegt zich van zyn kant by degenen, die daarover reeds hebben gesproken en dringt dit denkbeeld met eer.ige kracht byden minintersan. Ue heer Tyieiran zegt: de overtuiging dat wy inderdaad je beste, de zuinigste, de goed koopste administratie he'jbsn, bestaat nie'. _Hy vindt de argumenten van den min ister niet atdoer.de tegen de algemeeae gedachte en zegt dat deze het geheele land aan zich zal verplichten door de vraag ocder de oogen te zien of een 01 derzoek do:r een bezuinigingscommiisie gewenstht is. De minister van oorlog, de heer Bergansius, zegt tot het volgerde besluit te zyn gekomen. , Besparing van uitgaven kan worden verkregen: i 1. door vermicdering van onze strijdmiddelen, . door eene andere inrichting van di strijd'. middelen, ! 3. door he{ aanbrengen van verbeteringen ; en wijzigingen in het beheer. i Alleen iet derde middel zou z i. een onder werp voor een vruchtbaar onderzoek kunnen ujtmaken, maar de verweier.lijking zou van de Kamer, nitt van hem moeten uitgaan en zou de minister de<gewenecht bereid zijn een com, missie van er que ie voor een onderzoek, als in ' de derde plaats bedoeld, de noodige medewer. hing te verkenen, mits hy by de ir,s eliing van de [commissie betnfiende de aan haar te geven &tructies wordt gekend. Verder zal j de minister over de bezuinigingscommissie niet spreken. De heer Verhey meent dat de minister in deze op een dwaalweg is en zou het verkies lijker achten dat Z Exc. op jyn besluit terug kwam en zelf een commis.-ie benoemde De heer Tydeman wen&cht aangaande de bezuinigingFcommissie eenige toelichting van den minister te vragen. Deze zeide niet geheel afkeeng van het denkbeeld te zijn, mits de commissie zich bepale tot de vraag of er wijzi ging in het beheer van onze defensiemiddelen noodig is. Omtrent de uitvoering heeft de minister gezegd: wanneer de Kamer het initia'ief wil nemen om het dei kbeeld te belichamen wJ ik daartoe medewerken, mits ik gekend worde by het vaststellen der instructie ean die com missie te geven. Is het de bedoeling van den minis'er dat een parlementaire erquête wordt ingesteld ingevolge art 95 der Grondwet, volglns de wet van 185'), f dat de Kamer het verzoek tot de regeering Z0u richten, een staatscomimssie te benoemen, in welk geval de instruc,, re8eerine wordt gegeven in de opdracht die aan de commissie wordt gegeven? De heer Van Karnebeek kan zich geheel vereenigen met de door den heer Tydemln aan den minister gestelde vragen, waaraan hij er nog een weischt toe te voegen, nl. deze wat het verschil w dat door den minister wordt ge maakt tusschen een commissie van onderzoek naar deinnchticg van onze strijdkrachten, waar mede Z. Exc. zich tiet kan vereenigen, en een commissie van onderzoek naar het beheer daar van, waarmede Z. Exc. zich wel kan vereenigen. Er zyn toch voorbeelden te noemen waarvan het met duidelyk valt uit te maken onder welke der beide punten ze behooren. iPn h/6r ..?rucker betoog* dat er van ver schillende zyden m de kamtr is aangedrongen op een nauwkeurig en veelzijdig onderzoek ten aanwen van ons geheele verdedigirgswezen. Zelfs door mannen als de heeren De Savornin Lohman en Van Karnebeek, van wien niemand betwijfelt of M nut hebben een warm tart voor de landsverdediging, is de meening uit gesproken, dat zeer ernstig behoort te worden nagegaan, of niet op verschillende punten be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl