De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 16 februari pagina 4

16 februari 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1286 J letterkundige van naam, eau briefkaart geschreven, waarin h\j dezen mededeelde: »Er is nog voldoende plaatsruimte in de afdeeling der Alcoholisten in Maerenberg". Da gesarde dichter maakte in een ingezonden stuk in het Weekblad melding van dit zyn wedervaren. . . en nu zond de heer Netscher ons zijn antwoord. Daarin schreef hjj alweder, in den trant der brief kaart. .. over den ongelukkigen zieke", den ook moreel »on toereken bar e". De neuro-pathologen mochten uitmaken of de ?lyder" »in Hooghnllen dan wel in Maerenberg" behoorde opgenomen te worden, en van verder geschrijf met den «beklagens waardige" zou hy geen notitie hemen. Daarop schreven wjj den heer Natscher: ?Waarde heer N. Eén van beide: gij neemt aan dat X. drankzuchtig is of krankzinnig en dan is het al te wreed, dat in de krant te schryven; gij neemt het niet aan, en dan is het meer dan onbehoorlijk iemand aldus in verdenking te brengen. »In elk ge pal kan het Weekblad dit niet opnemen. tAntwiord dus zoo kras gij wilt, waar binnen de perken door fut meest alledaagsch fatsoen gesteld." Da heer Netscher echter meende, na eerst dien man door een briefkaart te hebben beleedigd, hem nog verdar te mogen treiteren, (zie daar het eenige j uiste woord) - immers een ingezonden stuk den een toege staan gaf z i. aan den ander nu ook het recht te schry ren wat deze slechts wilde! Hierop antwoordden wy als volgt: >Hie stevig ge U ook uitdrukt, ik lees in Uw schrjjven niets, dat U het recht zou kunnen geven, in het openbaar iemand voor een waanzinige of een drankzuchtige uit te maken, of orj-zou kunnen verplichten U daarby van dienst te zy'n. »Gjj beweert, dat X «leugens en ver draaiingen der waarheid" heeft te lezen gegeven, welnu, toon die aan. Meent g\j, dat ik hy uitzondering, in dit geval, om jegens U onbilly'k te zy'.i, het fatsoen aanbad, ik zal my zulk een be schuldiging niet a intrekken; man behoeft zich niet op iets hoognrs dan het meest alledaagsoh fitsoan te beroepen, om Uw bedoeling ta veroordeelen als eena beneden de waardigheid van een man, vooral van een man vaj Uv positie en talant." W*arschynlyk begrijpt men nu iets beter niet alleen hoe het met holneuije, maar ook hoe het met het ziel'je van dezen man gesteld ii, en uit walken hoek hier de felle wraakzucht waait. * * * »Hoe de heer Da K>o zyn radicalisme en ign anti-monarchale gevoelens zeer goed met de belangen van zyn baars kan doen samen gaan, moge uit het volgende blyken: Toen wy "in Augustus 1898 ons hoof l hadden koel gehonden en in De HM. R-,xie over Nallie van Kil iets over het koningschap hadden gezegd, had v. Halzen er in zyn bespreking der ty'dschriften van de maand 'het een en ander uit overgenomen. Da heer Da Kio nam het echter niet op, omdat het in ... den kroningatyd was l!! Deze mededeeling hebben we van den heer T. Hulzen zelf I Zoo kunnen zyn beginselen den heer De Koo nooit veal kosten." Wy hebben dus eens in den kroningstijd iets minder geschikt geacht voor 0.13 blad dat dan toch anti-monarchaal moet heeten. T*ee vliegen in n klap. W j beginselloos en de Groene anti-monarchaal. Als de lezers dit nu maar gelooven willen. Dubbele victorie voor den goeden heer I E1och... wy hebben steeds voorgestaan het koningschap, en dit zooveel mogely k ont wikkeld in burgerly'ke, d. i. in niet mili taire, richting, en herhaaldelijk gewezen op de verantwoordelijkheid in deze ook van 's lands hoogste autoriteiten en het H >f. Maar nu wj eens iets niet hebben over genomen uit zgn Hjllandache Rivue liggen wy daar als een waariekend dier... waarop de adelaar Natscher komt azen. O goden l bescherm toch zijn reinen klauw en zyn zoaten snavel I" Ach, die, wraaksitcht! » » * Natscher vervolgt: Walnu dan, hat Weekblad opent nu enkele jaren geledan ean rubriek getiteld >R)ruader Tijdschriften", waarvoor het in een vergaten hoek j i af en toe een klein plaatsje afstaat en waar de besprekingen der voornaamste tydschriften in warden weggemoffeld, soms vier of vy'f tegelyk l Indien dit werk «senigszins nauw gezet werd verricht1', zou het een >reuzenwerk" geweest zijn, welke «minstens de helft van den tijd zou gevorderd hebben", dien de heer Van Hulzen' er aan geven kan. Hoa die rubriek echter behandeld werd, heeft men kunnen zien: soms een week niets, dan weer eens een beetje, wel eens twee nummers van een tijdschrift tegelijk, dan waer een bespreking een maand te laat, of een geheel nummer vergeten ! Kortom, de rubriek was een totale failure; op de wy ze, waarop ze behandeld werd, moest ze overlijden. Ze verdween dan ook. Ea met haar dood moest tevens haar bewerker zyn oongégegeven worden. De haer Da Koa zoekt nu een uitvlucht voor het mislukken van zyn rubriek, door op de concurrentie van andere bladen te wijzen... Maar het schijnt hem niet bekend te wazen, dat de heer Van.Halzen zich tegenover derden wel eens anders over het verdwijnen dier rubriek heeft uitgelaten'. E a bovendien heeft de heer DJ K>o toch getoond een dergelijke rubriek niet zoo onnut in züa blad te vinden, daar hij ze, cei heel klein beetja gewijzigd, door den heer Q jérido heeft doen voortzetten, en wel op een manier dat deze nog ruimer uit de tijdschriften kan citeeren! Toen het Weekblad, op raad van dr. v. Deventer, deze rubriek opnam, voorzag het ia een behoefte; al kon het er nooit meer dan gemiddeld n kolom per week aan geven'. Tnans, nu de groote dagbladen, waarop de waekbladlezers geabon neerd zijo, deze rubriek steeds meer ver zorgen, heeft het geen nut langer met zulk een overzicht te verschijnen, dat natuurlyk al te beknopt moest zijn, bij de talrijkheid der onderwerpen, die in het Weekblad worden behandeld, terwigl zelf* een geregelde plaatwng soms al te moeilijk viel Ia stede dus van over een mislukking te spreken, dient men te erkennen, dat het denkbeeld van .v Daventer succes heeft gehad, tot navolging heeft aangespoord enz. De heer Netscher weet dat natuurlijk even goed als wij. En als hy nu zyn on waarheden nog vermeerdert met de be wering, dat de heer Q terido, de rubriek heeft overgakregen, «een heel klein bselje gewiji'gd" en nog erger: (want het komt er op n leugen niet by hem aan) dat de heer Qjerido nog ruimer uit de tijdschriften kan citeeren als schreef deze niet uitsluitend een beschouwing over a enkel tijdschrift-artikel, in plaats van iets wat ook maar in de verste verte op een overzicht gelijkt, dan zal de heer N. zoo onder twee oogen, tot zijn onbe dorven zieltje moeten zeggen: is de geest van den baron v. Müichhauaen soms ook in u gevaren .. ? Want my'n allerliefste, gij spreekt telkens mis,... pas op of ik kny'p n°8 over U zelf mijn neusje-dicht! ?Dat de wijze echter, waarop deze rubriek in Di Hollandiche Reoui wordt behandeld de wraakzuchtige kritiek van den heer DJ Kio uitstekend kan doorstaan, blijkt hier wel uit, dat zij, in plaats van, gelijk in het Weekblad, te moeten opdoeken, zich nog steeds uitbreidt; dat bewust het steeds toenemend aantal abonné's op De Holt. Esvue; dat bewijst de uitgebreide correspondentie door ons gevoerd met lezers hier te lande, in België, Amerika en Ned.Indië, die er een door hen zeer ge «vaardeerden steun in vinden by hun studies en onderzoe kingen, en die telkens ook de hulp van ons geheugen en onze aanwijzingen komen inroe pen; dat bewijzen ook de vele nieuw? aan vragen van tijdschriften, om in onze rubriek opgenomen te worden, zoo velen zelfs dat we ze tot ons leedwezen niet eens allen kunnen inwilligen." Hoe hieruit blykt, dat de Overzichtsrnbrieken, de Wereldgeschiedenis incluis, als onderdeelen van een algemeene H >11. Rjvue degelijk behandeld worden, en het volstrekt niet waar is, dat die werkzaamheid verricht wordt onder de bede »9od zegen' den greep!" wie ziet dat nu niet in ? ! Dit deel van het betoog is meer dan afdoend. Z^lfj Netscher, houden wy er voor, twijfelt hier niet langer aan! E a toch a goede raad zij hem gegeven: heusch, breid niet uit, want ook op dit verheven geestelijk gebied, zou het zyn: Njg meer varkens rog dunner de spoeling! A)s de heer Da Koo ons werk zoo weinig serieus vindt, begrijpen we niet, dat h'j in het nummer van het Weekblad, voorafgaande aan dat waarin hy zyn wraak botviert en dit oor deel uitspreekt, ons artikel over Joh. Braakensiek in De H >llandsche R:vue toch nog zóó goed vindt, dat hy het voor drie-kwart laat overnemen! Ea begrijpen we óók niet, dat by'in vroeger jaren zoo dikwijls gastvrijheid heeft verleend aan onze tooneel- en boekenkritieken!! l Och Heere, wat wordt hy daar op eens gemoedelijk. Z zowaar, hy hecht nog aaa ons oordeal! E in kleine zwakheid by zulk een krachtsbetoon! We hebben imoiers nooit gezegd, dat de heer Natschar niet wel eens een onschuldig stuk j J kan schrij ven. Alleen zyn overzichten zyn meestal wat te veel met den Franschen slag afge maakt en zyn sympathieën en antipathieën ontnemen maar al te dikwijls alle waarde aan zyn werk, zoodat hy door velen niet au séneux wordt genomen. Helaas, dat is nu eenmaal niet anders! Ei 't is zoo, wy plaatsten wel eens niet zoo hsel dik wijls iets van hem; maar hoe veel «jonge ren" hebben wy op die wy's niet geholpen ! Niet echter om hun de vrijheid te gaven later sleaht wark te leveren of iets schandelyks te doen. »We gaan waer verder", aldus de onver moeide heer N. >Da heer Dj Koo zegt, dat het spreken van den heer Van Hulzen over de brieven van »Huet aan l'.tgieter" te wy'ten is aan een .... schrijffout. Welnu, het hooge woord moet er dan maar uit ... dit is niet waar ... de heer Van Hulzen heeft in een brief aai een zijner kennissen zalf bekend, dat hy het tijdschrift in welker bespreking hy de geïicrimineerde domheid heeft begaan, niet eens in handen heeft gehad en de ail wering dan ook niet gezien heeft! D;l;t ? l Dat doet de deur dicht... Da heer Van Hulzen levert besprekingen van tijdschriften, die hy niet eens gelezen, laat staan gazien heeft l! Welk een waarde er te hechten is aan hat revue-werk van zulk een man, en wat de waarde is geweest van de revue, die hy in het Weekblad heeft bewerkt, laten we nu gaarne aan een ieder ter beoor deeling over !" O, ongelukkige! »D;'uir! dat doet de deur dicht." Naen, ge vergist u de deur staat nog open wageriwyd en nu ziet men door die open deur u eerst recht met uw valsche beschuldiging. Alweder beproeft gij uw ziekan broeder de man die in 't Zuiden vertoeft op grond van a geval voor zyn leven onmogelyk te maken als uw coUeg-i >i concurrent. Dat eene geval helpt u niets vol strekt niets. I ntegendeel, j uist bly'kt nu hoe schandelyk uw beschuldiging was ! Weet gy nog wel wat gij gedaan hebt V Esrst scbreefc ge aan den uitgever van Bjon's Misjasgn een zoogenaamd ver trouwelijke büief, omdathijmetVan Hulzen een dergelijke rubriek, als gij zelf in uw eigen tijdschrift bihat.dt.lt, wilde geven . .. en hebt ge by den uitgever v. Hulzen beklad. Ea toen die vertrouwelijkheid u geen baat bracht, hebt gy den heer v. H ilzen al dat moois in 't openbaar verweten, en onder maer, dat hy' door de nanaen Pot gieter en Huet te verwisselen, bewezen had niets te weten van de Hollandsche literatuur-geschiedenis, m. a. w. volstrekt onbekwaam was voor zijn vak Nu wil het toeval dat van Iljlzen niat eeas zich aldus verschreven heeft. Das te zekerder blyftdus diebxchiildiging die moordaanslag mat een schrijffout, ingegeven door het grofste eigenbelang, ee.ivoudig als een vlek op uw wapen onuhwischbaar. Daarom alleen slaat ge mat zooveel geweld de deur dicht; maar dat lukt niet, want de slag komt in uw eigen aangezicht te recht... Ojh heere dat exquise neusje... hoe ziet het er uit... boat en blauw ! «Welke vunzigheden het gesch yf van den heer Da Koo al heeft doen opwasemen, kan blijken uit een later ingezonden stukje in het Weekblad van den heer Rensburg. Men plaatste de daarin voorkomende bewaring, dat de fout aan hèa (Rsnsburg) zou liggen, wegens ge brekkige correctie, naast de hierboven vermelde erkenning van den heer v. Halzen zelf! ' «Juist, zóó zit de heer N. nu met z.yn «beschuldiging, dat v. Halzen, door een »3chry'ff)ut bewazan zou hebben, nieta van «literatuurgeschiedenis af te weten, verlegen, «lat de eerlijke bekentenii van Ransburg: «Jie f jat kooit, als corrector van het stukje «in Baon's Magazijn, voor mijne rekening «nu een vunzigheid moet heeten. 't Is wel «akelig voor den delinquent, maar hoe hy «7. Hulzen, R 'nsburg, ó.is, en wie ook meer «uitscheldt, door een goede daad van «een ander tot iets schandelyks te ver«draaien voor het oog dar onin^ewyien «verdonkeremaant hy zyn moordaanslag op «den broeder niet". «De heer Da Koo beweert, dat elk tijdschrift, ook het beste, Van Hulzen's werk begeert. Walnu, dat is niets bizonders, en die tijd schriften doen daar zeer verstandig aan, want het novelliitisKh wark van Van Hulzen is ook werk, dat waard is in onze beste tijdschriften te komen. Maar, zouden wa willen vragen, wat beteekent dat argument tegenover ons? Wy hebben toch zelf ook in die tijdschriften mede gewerkt, en doen het r.öj, en we deden het al tien jaar vó irdat Van Halzen de pan opnam. Wat moet daarmee dan tegenover oas bewezen worden ? B ivendien hebben we nooit de waarde van dit soort werk van Van Hulzen ontkent, ja, nog voor de heer Da Koo ook al over kunst ging meespreken, hadden wy al op de kunst waarde gewezen van zy'n novellen en fch.tsen en kunnen we daarvoor verwijzen naar Hjllandsche Revue van 25 Juni 1900. Maar dat neemt niet weg, dat we by alle waardeering voor zyn nouellistischen arbeid, diezelfde waar deering niet hebben voor zyn kritieken en zy'a revue-werk. Dat is ons recht. Ea alle dikdoenery van den heer Da Koo, die van kunst zooveel af weet als zya hond van politiek, kan en zal ons niet beletten aan die ziens wijze uiting te geven. Maar de heer Da Koo denkt zeker, dat de brutalen de halve wereld hebben!" Wat de heer Da K >o denkt, zullen wy nog niet zeggen! Miar al w er de heer Ndtscher durft de waarheid niet bekennen. Hy heeft immers niet geschreven in den zin van de voorkeur te gwen aan Van Hulzens novellistischan en roman-arbeid boven diens kritieken en revuewerk; dat zou niemand hem euvel hebben geduid. Neen, hy heeft eenvoudig den heer v. Hulzen by Bjon's Magazyn den voet willen lichten, doorhem te beschry ven als iemand die by 't Weekblad wis weggestuurd, als een volkomen onkundige zelfs van de meest bekende letterkundige feiten, en als een «die zic'izelf ook nog promoveert tot Ittttrkundtg entten.!" Hoe de heer Netscher zich er ook tracht uit te wringen, het baat hem niet hy' zit in de klem. Doch dat is zoo erg nier, want wy zien er hem wel voor aan, dat hy nog een», na zyn staart te h ibben afgebaten, een redevoering zal uitspreken, om, met een geste naar achteren, in 't licht te stellen, hoe iemand als hy zyn corpus intact houdt. «De heer Da Koo zegt, dat wy Van Hulzen in zyn broodwinning hebben willen benadeelen. Wat op zóó iets te antwoorden ?... Wal, alleen dit: hem in zijn gazicht ta spuwen, dat dit een liederlijke inf imie van hem is. Maer daarop te zegden, gaat niet. We zouden het beneden ons achten op zulk een vuilheid nader in te gaan Gelukkig dat Van Halzen het zelf beter kan weten, en dat da heor Da K w by hem kan vernemen, dat wy, in plaats van hem in zya broodwinning te benadeelen, onze belangstelling in zyn lot tengevolge van zya slechte gezond heid, hebben getoond, waarover de kieschheid ons verbiedt verder in bizonderheden te treden Ah-bah!" Hierover leze men nu maar eens het schryven van den heer v. Hulzen zalf, boven afgedrukt. Hoa heerlyk moet het voor dezen lyder wezen au van den heer Natscher zelf te vernemen, dat diens rechterhand geen geheimen voor de linker heef'. K'ieep de groote man ook hierby' zyn neus niet dicht? Ah bah! ! Intusschen is ons van meer dan ne zijde verzekerd, dat de heer v. H nooit eenige hulp genotei heeft en dat, toen vóór enkele j iren personen, geheel buiten ham om, zya arbeid door steun wilden verlichten, iemand, wiens schuldenaar N. was, de hem van dezen toekomende som voor v. Hulzen beschikbaar heeft gesteld, doch van die afbetaling heeft de heer v. M. nooit iets bemerkt. Misschien heeft N. zyn «Ah bah l" dm iets te vroeg ge sproken. DJ heer Da Kio zegt verder, dat onze kritiek niet «u sé:ioux" wordt genomen. Wel! wel! En dat wordt ons gezegd door den man, die zelf door niemand »au bérieux'' wordt ge nomen; door den man, die iederen Zaterdag onder den naam van B/oaameyar voor het geheele land voor Paljas spaelt; door den man, wiens gehaele openbare leven een aaneen schakeling van mislukkingen, wegens gebrek aan &éneushüid, is geweest, die door dit euvel vroeger als «rrradicaal" politicus mislukt is, die door ditzelfde euvel als leider van Dl Am-terdaminzr mislukt is, die door dit euvel fiasco maakte mat alles waar hij zyn hand op legde, en van wiens vroegere glorie, wegens gebrek aan séneushaid, als «triste resle" niets anders is overgebleven dan een mederedakteurschap van hat Weekblad, dat zijn succes voor negen tienden aan zyn madewerkers en aan Braakensiek te danken hseft, en waarin hy zelf, behalve zyn paljasseries, af en toe nog eens een ongevaarlijk aanvalletja op de hofomjeviag doet. Uit naam van welke aanspraken hij dus in eeöandei's serieusheid twy'fel kan opperen, kan alleen door 'a naaren DJ Koo's groote brutaalheid opgelost worden. Ea wat ons zelf betreft zoolang wij nog van personen en bladen, aan wier serieusheid niet te twijfelen valt, verzoeken om bijdragen van kritischen aard ontvangen, kunnen wa het nog wel buiten de appreciatie van eaa leek als den heer Da Koo stellen." Hjt doet ons genoegen het nogmaals met den heer Njtscher ns te kunnen zyn. Zooals hy van zya JIoll. Rwue niets te veel heeft gezegd, zoo sprak hy ook van ons niets te weinig. Ea wie liever dan den heer Natscher zouden wy tot onpartijdig rechter verkiezen ? Het is zoo, wij zyn geraffineerd slim, uydig, ydel, wraakzuch tig, beginselloos, op winst belust, hebben geen flauw begrip van kunst, van letteren, zijn niet meer dan een leek in vergelijking by zyn meesterschap par droit de conquête et de naissance, wy zyn mislukt als redac teur, als politicus, alsjournalist, als Brommey'er, als schryver, helaas, in elk opzicht, en toch bly'ft zyn vonnis nog banedan wat wij verwacht hadden. We worden niet verwezen naar het Roode Dorp of Veen huizen, naar Hooghullen of Meerenberg, het schynt zelfs, dat wy, geheel anders dan Van Hulzen, onzen arbeid aan het Weekblad mogen voortzetten, en niet onmogelyk dat Netscher, galy'k nog geen jaar geleden, zich weer eens aanbiedt om er een stukje voor te schrijven. M»ar terwyl we erkentelijk zijn voor de clementie, be tuigen wy toch in a opzicht onze ver wondering. E/en later, verzekert da be scheiden man, dat zya 11)11. Rivite met «duizenden" gelezen wordt welnu, om dan in zyn trant te spreken, wie volgt zoo'n model niet gaarne na ? waarom ons nu voor de «honderd duizenden" lezers van het Weekblad zoo talentvol uitgeteekend ? Zy weten dat alles immers al lang! E i verscheidene hunner wel reeds by a vy'f en twintig jaar. We zouden ons dit nu nog kunnen verklaren, als de heer Netscher zelf door onze kleinheid grooter ware geworden, maar onze lieve Heer geeft ieder zyn eigen maat... Al wroet een molletje nog zoo, wat zyn snoetje omhoog werkt, wordt geen berg. «Nu alleen nog dit: waar de haer De Koo zegt zyn stuk geschreven te hebben in ons belang, willen we hem de verzekering geven, dat we er nooit over gedacht hebben onze belangen in gijn handen toe te vertrouwen; dat wanneer de tyd mocht komen, dat we ze zélf niet meer konden behartigen, ons toch nog al tyd de vry'e keus van een raadgever overblyfc, en dat we die dan zeker niet zouden laten vallen op iemand met de hartstochten van den haer Da Koo, en die door het fiasco van zyn eigen verleden al een zeer slecht adviseur voor jongeren zou wezen. Wat verder De HM. Revue aangaat deze is er gekomen, heeft zich zyn plaats gemaakt, zich vale vrienden verworven en wordt met duizenden gelezen, zonder de hulp en de voorlichting van den heer Da Kio. En zy hoopt dit te blyven doen, want van den hear Da KJO, zyn voorbeeld en zijne praktyken, heeft ze niets goedi te loeren Hy behoeft zich dus niet verder over ha\r te irq'üeteeren. En nu we in den aanvang reeds hebben doen uitkomen, dat het met zooveel botnbarie opgezette artikel van den heer Da Koo niets anders is geweest dan een daad van persoon lijke wraakneming; dat de heer Van Hulzen over het fait, dat aanleiding tot 's heeren De Koo's geschry'f heet te zyn geweest, in eonfesso is, daar hy zelf heeff, erkend hat tydscurift, dat hy besproken had, niet gezien of gelezen te hebben; en de koude drukte van den heer De Koo (die in zyn hartstochtelijke, gekwetste ijdelheid by de zaak zelfs allerlei dingen heeft gasleept, die er niets mee te maken hebben) haar masker van huichelachtigheid is afge nomen nu zeggen we tot hem, gelyk S^haepman eenmaal prof. Bolland toavoegde: Ea nu, ga! 31 Jan. 1902. FHANS NETSCHEU, Redacteur van DO Hollandsc'ie Revue. Natuurlyk er zyn menschen die hun eigen belang niet kennen, maar tot deze behoort de heer Natscher allerminst. Edoch wat geeft hem dat ? E' zullen er zyn, dieook hem van onhandigheid betichten. Da een zal zeegeri: lieve hemel, wat gaat die man te keer ! Waarom stelt hy alle anderen als «gemeen" voor, dat kan niet anders zyn dan om de aandacht van de droeve positie af te leiden, waarin hy zichzelf heeft gebracht. Wie zal r,u de dupe worden van zoo'n kabaal ? Ach, denkt een andere betweter, hoe kan een journalist, die iets beteekenen wil en nu zijn beste beentje eens vóór zal zetten.... daar komen aanklotsen als een boer op klompen ? Wy's me n aardig gezegde, an puntig woord, n pittige gedachte, an geestigen inval, n fijnen zet, an subtiele onderscheiding in die plompe snorkery...! En een vierde: Waar om nu, in plaats van als een stout kind te schreeuwen, te trappen, te schoppen en zichzelf te bevuilen, niet liever als een man v. Hulzen zyn verontschuldiging aan geboden ? 't eenige wat hem helpen kan ? En een vy'fde bly'ft niet uit. Want al heb ja een buik als een turksche trom, een paar handen ah bekkens, en een mond als een schuiftrompet.. .. daar zyn er altoos, die je ly'fja niet voor vol aanzien en ja de broek willen opbinden. Zoo zijn de menschen. Maar Netscher trekke zich daar niets van aan. Zooals hy deed ten opzichte van den man, dien hy per briefkaart voor krankzinnig of drank euchtig schold, of van den heer v. Hulzen, dien hy eerst door een vertrouwelijk briefje aan den uitgever en daarna in net opeabaar uit zya emplooi trachtte te stooten, of zooals hij zich nu aanstelt om ons alle recht te doen wedervaren, mag hy gerust zegden: hoor eens, ik behartig my'u zaken zelf. Zsker 't zou zonde zyn hem van gebrek aan eerlijkheid, zadelykheidsbesef, be kwaamheid of fatsoen daarby te verdenken. Wy zullen ons dus ook niet meer over hem »irq'iieteeren". Hy schrydt daar langs de duistere wegan onzer sombere wereld, als de man van het »0-ver-zicht'', de reus, wiens ry'zig hoofd het li^ht uitstraalt, waarby wij menschenkinderen eens per maand de waarheid mogen lezen. Men houde hem niet tegen : dit vergryp zou u den dood kunnen berokkenen. Hy blaast en gy valt... en als hy zijn neus dichtknijpt, reken er op, daar stikt er een in stank, Wy buigen ons dan ook voor u, gy Go denzoon uit het sousterrain van een bur germanswoning. Laat het u nooit wy's maken, dat men uw geest te vondeling heeft gelegd op de stoep van een uitgevers-affiire. Wy' weten beter. Gy zy't in en door u zelf wat gij schijnt. Maar daar is iets harda in uw slotwoord. Gij vertrekt met Sihaepoian en laat cns iaat Bolland in de woestijn. »Ei nu ga," zegt ge. Jawel, zoo staat er. Dat is wreed. Hat spreekt van zelf... wie zou er aan durven twijfelen: Sshaepman verdient uw gezelschap ! ! . .. maar wij? We zyn nu zoo aan u gewend, we hoorden u praten, zwetsen, snoeven, liegen, zullen we niet zeggen en in uw eigen mast klimmende, zoo heel hoog, liet ge als zakere diertjes waaraan wy menschen, helaas, verwant zijn, ons uw partes posteriores bewoaderen ... och, gevoel dan toch hoe we in 't vervolg uw gezelschap zullen missan ! Al ware het alleen maar ooi onze opvoe ding te voltooien, my'n beste Frans Natscher, herzie uw vonnis en zeg tot ons: «blijfl" Mocht uwe zachtmoedigheid te kort schieten, ei, wees ons dan ter wille uit... dankbaarheid. Bedenk eens, is 't niet zonder voorbeeld ? Wy' hebben in ons eigen blad nu ons door u laten bemorsen; wy gaven al uw ongemanierdheden ge legenheid zich te uiten; w\j veroor loofden u zy 't dan ook voor maar n enkelen keer zelfs te spuwen in ons zindelyk orgaan. Ean ander dan ons zelf hadden wij zeker daar aan niet gewaagd maar wy konden er tegen, onder eigen verantwoordelijkheid. En nu we u zoo'n buitenkansje hebben ge geven ... betoon u ons genadig en verlaat ons niet alleen verschijn iets beter verzorgd van schoeisel, linnengoed en... nagels. tuniiiiiiHiniiiiiiiiiuiiiiii Knust en In het ebruari-immmer van de De XXs'e Eeuw vervolgt de Leer I«. P. de Vooys, z'n studie over bovenvermeld ondorweip. Het goldelijke, meent hij, als het, liefjerijke en schoone en verhevene zou Ruskin zien, maar inzonderheid als het B/.chtvaard g.j. Ruskin was gevoed door 'o zien van de kunst d r eeuwen. Overal waar hij de kunst uit bet verleden be studeerde, gevoelde hij, hou slechts ware schoon heid bereikt kan wordeu als de kunst innig samen hangt met de vormen der gemeen ciiap. Dat ieder naar kunst moest verlangen, naar een schoonheid vaa 'i leven zelf, scheen hem ontwij felbaar. Maar om dit te kunnen bereiken moest m?n eigen leirfn en dat der gemeenschap er naar inrichten. Carlyle en Ruskin, beidea aristokra»en, voelden dat de arbeiders beter beloond moesten worden, zou er geloof en geluk, zou er kunst kunnen zijn. Ruskin richtte zijn helder en krachtig betoog tegen een zich wetenschap wan'-fd* ckonomie. Voor hem m. 8 alles in zijn kunstvoe n de samenleving planmatig zij u vau konstruktie. Ruskin zag alle meLsehelijke daden slechts als bouwmateriaal, als ruwe groadstoffjp, die slechts door de werking vau koDstraktiegedac'iten en schoonheidsharmonie tot een edel bouwwerk s e A. ngtfvoegd konden worden. Hij was te sterk eu t* groot echter om bij i gedachtensysteem te blijven. Toch is zij a invloed op kunst en artisteu van groote kiacht geweest, al maakte liij geen sciool. Vooral, wijl hij bij de beoor deel! ig van schoonheid alleen zocht naar den onveranderlijken norm, de idee. Dit moet wel het geheim zijn, waarom Ruskin bij veel afstootends een telkeiis hernieuwde bekoring uitoefent. Ruskin bi-greep beter den inhoud van uiteen zettingen der ekonomeD, dan zij het begrip kunst kouden vatten. Kunst was voor Ruskin geen uittp'nnin?, geen zaak van weelde, kunst was zoo groot en machtig, dat zij alles moest kunnen zijn. Naast de veronderstelling dat isder mensch zijn eigen btlang zoekt, stelt, Raskin een and«re, den «oorsprong van eer." E n utopie ontwikkelt hij, geeu verklaring der werkelijkheidsverschijnselen. Geen loon gemeten voor den arbe der naar vraag en aanbod maar naar rechtvaard gheid. Het is niet de krit,:'ek van een man uit 't volk, maar van een kunstenaar. Hij verlingt het welzijn der gemeenschap, minder om baar direkt belang, maar om de kunstbloem, die in een verdorven samenleving moet verwelken. De rijken, zegt Ruskin, ontzeggen niet alleen voedsel aan de armen, maar ook wijsheid, deugd, zaligmaking. Als Carly'e is Ruikia eenzaam gebleven in zijn leven en arbeid. De h lop, dat een nieuwe kunst uit bet herleefde ambacWswezen zou kunnen opbloeien, is levend gebleven in pogingen van Morris en Crane. De kunst dezer mannen was niet alleen een pogen om tot de arbeiders te naderen, doch ook een protest tegeu de bes4aande maatschappij er, waar mogelijk, een propaganda vèor de arbeidersbeweging. Zonder terughouding schaa-dec zij zicb aan die *ijJe, omdat dit voor herleving van kuust noodzakelijk scheen. Wat Morris vaa Carlyle en Ruskin scheidt h te verduidelijken door den afstand tusschen geloof en ongeloof. Voor MorrisCrace ligt iu de dingen ei) wenscben, daden en bewegingen zelven hun wezen; en is de waarde llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIW 40 cents per regel. IIIIIIIIIIMIIMMIMIIIIIIIIMIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMlml H2.O5 LM Uil\ en hooger 4 Me'er! Franco en vi'U van invoerrechten toeg«zond«n I Stalen ommegaand ; evnzoo van zwarte witte en geld urde ,,IIeniiftberg-ZU<le" van 45 et. rot II 11 1O per Muter. G. Henneberg. Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.}, Zürich. KAMSTRA's Matrassen-, BsdJen- en Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek. BED DER TOEKOMST met lOjiargaran tie. Levrle selart 18:)6 pi. m. 7Of*0 stellen. tWiwsfreerJe Prijscourant protis. Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit inENÜELSCHE LEDIKANTEN. Piano- en Muziekhandel H. RAHR, te Utrecht. Opgericht 1835- Trlephoon No. 443. Amerikaansch.9, Duitsche en Pranscha PIANINO'S en ORGELS. Groote keuze in: Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in ds Fabriek ten spoedigste uitgevoerl. Gelegenheid tot steznmen in en buiten abonnement. l- en MnzietaJel Piano-, MEYKOOS Arnhem, Zoningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. j. HTrawTpr" Algemccnc Uoekliündcl Utrechtschestraat 54, Amst. Neemt abonnementen aan op alle Binnen- eii Knitenlandsche Tijdschriften.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl