Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1286
J
letterkundige van naam, eau briefkaart
geschreven, waarin h\j dezen mededeelde:
»Er is nog voldoende plaatsruimte in de
afdeeling der Alcoholisten in Maerenberg".
Da gesarde dichter maakte in een
ingezonden stuk in het Weekblad melding
van dit zyn wedervaren. . . en nu zond
de heer Netscher ons zijn antwoord. Daarin
schreef hjj alweder, in den trant der brief
kaart. .. over den ongelukkigen zieke",
den ook moreel »on toereken bar e". De
neuro-pathologen mochten uitmaken of de
?lyder" »in Hooghnllen dan wel in
Maerenberg" behoorde opgenomen te worden, en
van verder geschrijf met den «beklagens
waardige" zou hy geen notitie hemen.
Daarop schreven wjj den heer Natscher:
?Waarde heer N.
Eén van beide: gij neemt aan dat X.
drankzuchtig is of krankzinnig en dan
is het al te wreed, dat in de krant te
schryven; gij neemt het niet aan, en dan
is het meer dan onbehoorlijk iemand aldus
in verdenking te brengen.
»In elk ge pal kan het Weekblad dit niet
opnemen.
tAntwiord dus zoo kras gij wilt, waar
binnen de perken door fut meest
alledaagsch fatsoen gesteld."
Da heer Netscher echter meende, na
eerst dien man door een briefkaart te hebben
beleedigd, hem nog verdar te mogen
treiteren, (zie daar het eenige j uiste woord)
- immers een ingezonden stuk den een toege
staan gaf z i. aan den ander nu ook het
recht te schry ren wat deze slechts wilde!
Hierop antwoordden wy als volgt:
>Hie stevig ge U ook uitdrukt, ik lees
in Uw schrjjven niets, dat U het recht zou
kunnen geven, in het openbaar iemand
voor een waanzinige of een drankzuchtige
uit te maken, of orj-zou kunnen verplichten
U daarby van dienst te zy'n.
»Gjj beweert, dat X «leugens en ver
draaiingen der waarheid" heeft te lezen
gegeven, welnu, toon die aan.
Meent g\j, dat ik hy uitzondering, in dit
geval, om jegens U onbilly'k te zy'.i, het
fatsoen aanbad, ik zal my zulk een be
schuldiging niet a intrekken; man behoeft
zich niet op iets hoognrs dan het meest
alledaagsoh fitsoan te beroepen, om Uw
bedoeling ta veroordeelen als eena beneden
de waardigheid van een man, vooral van
een man vaj Uv positie en talant."
W*arschynlyk begrijpt men nu iets beter
niet alleen hoe het met holneuije, maar
ook hoe het met het ziel'je van dezen man
gesteld ii, en uit walken hoek hier de felle
wraakzucht waait.
* *
*
»Hoe de heer Da K>o zyn radicalisme en
ign anti-monarchale gevoelens zeer goed met
de belangen van zyn baars kan doen samen
gaan, moge uit het volgende blyken: Toen wy
"in Augustus 1898 ons hoof l hadden koel
gehonden en in De HM. R-,xie over Nallie van
Kil iets over het koningschap hadden gezegd,
had v. Halzen er in zyn bespreking der
ty'dschriften van de maand 'het een en ander uit
overgenomen.
Da heer Da Kio nam het echter niet op,
omdat het in ... den kroningatyd was l!!
Deze mededeeling hebben we van den heer
T. Hulzen zelf I
Zoo kunnen zyn beginselen den heer De
Koo nooit veal kosten."
Wy hebben dus eens in den kroningstijd
iets minder geschikt geacht voor 0.13 blad
dat dan toch anti-monarchaal moet
heeten.
T*ee vliegen in n klap. W j
beginselloos en de Groene anti-monarchaal. Als
de lezers dit nu maar gelooven willen.
Dubbele victorie voor den goeden heer I
E1och... wy hebben steeds voorgestaan
het koningschap, en dit zooveel mogely k ont
wikkeld in burgerly'ke, d. i. in niet mili
taire, richting, en herhaaldelijk gewezen op
de verantwoordelijkheid in deze ook van
's lands hoogste autoriteiten en het H >f.
Maar nu wj eens iets niet hebben over
genomen uit zgn Hjllandache Rivue liggen
wy daar als een waariekend dier...
waarop de adelaar Natscher komt azen.
O goden l bescherm toch zijn reinen
klauw en zyn zoaten snavel I"
Ach, die, wraaksitcht!
» »
*
Natscher vervolgt:
Walnu dan, hat Weekblad opent nu enkele
jaren geledan ean rubriek getiteld >R)ruader
Tijdschriften", waarvoor het in een vergaten
hoek j i af en toe een klein plaatsje afstaat en
waar de besprekingen der voornaamste
tydschriften in warden weggemoffeld, soms vier of
vy'f tegelyk l Indien dit werk «senigszins nauw
gezet werd verricht1', zou het een >reuzenwerk"
geweest zijn, welke «minstens de helft van den
tijd zou gevorderd hebben", dien de heer Van
Hulzen' er aan geven kan. Hoa die rubriek
echter behandeld werd, heeft men kunnen zien:
soms een week niets, dan weer eens een beetje,
wel eens twee nummers van een tijdschrift
tegelijk, dan waer een bespreking een maand
te laat, of een geheel nummer vergeten ! Kortom,
de rubriek was een totale failure; op de wy ze,
waarop ze behandeld werd, moest ze overlijden.
Ze verdween dan ook. Ea met haar dood moest
tevens haar bewerker zyn oongégegeven worden.
De haer Da Koa zoekt nu een uitvlucht
voor het mislukken van zyn rubriek, door op
de concurrentie van andere bladen te wijzen...
Maar het schijnt hem niet bekend te wazen,
dat de heer Van.Halzen zich tegenover derden
wel eens anders over het verdwijnen dier
rubriek heeft uitgelaten'. E a bovendien heeft
de heer DJ K>o toch getoond een dergelijke
rubriek niet zoo onnut in züa blad te vinden,
daar hij ze, cei heel klein beetja gewijzigd,
door den heer Q jérido heeft doen voortzetten,
en wel op een manier dat deze nog ruimer
uit de tijdschriften kan citeeren!
Toen het Weekblad, op raad van dr.
v. Deventer, deze rubriek opnam, voorzag
het ia een behoefte; al kon het er nooit
meer dan gemiddeld n kolom per week
aan geven'. Tnans, nu de groote
dagbladen, waarop de waekbladlezers geabon
neerd zijo, deze rubriek steeds meer ver
zorgen, heeft het geen nut langer met zulk
een overzicht te verschijnen, dat natuurlyk
al te beknopt moest zijn, bij de talrijkheid
der onderwerpen, die in het Weekblad
worden behandeld, terwigl zelf* een geregelde
plaatwng soms al te moeilijk viel Ia
stede dus van over een mislukking te
spreken, dient men te erkennen, dat het
denkbeeld van .v Daventer succes heeft
gehad, tot navolging heeft aangespoord enz.
De heer Netscher weet dat natuurlijk even
goed als wij. En als hy nu zyn on
waarheden nog vermeerdert met de be
wering, dat de heer Q terido, de rubriek
heeft overgakregen, «een heel klein bselje
gewiji'gd" en nog erger: (want het
komt er op n leugen niet by hem aan)
dat de heer Qjerido nog ruimer uit de
tijdschriften kan citeeren als schreef
deze niet uitsluitend een beschouwing over
a enkel tijdschrift-artikel, in plaats van
iets wat ook maar in de verste verte op
een overzicht gelijkt, dan zal de heer
N. zoo onder twee oogen, tot zijn onbe
dorven zieltje moeten zeggen: is de geest
van den baron v. Müichhauaen soms ook
in u gevaren .. ? Want my'n allerliefste,
gij spreekt telkens mis,... pas op of ik
kny'p n°8 over U zelf mijn neusje-dicht!
?Dat de wijze echter, waarop deze rubriek
in Di Hollandiche Reoui wordt behandeld de
wraakzuchtige kritiek van den heer DJ Kio
uitstekend kan doorstaan, blijkt hier wel uit,
dat zij, in plaats van, gelijk in het Weekblad,
te moeten opdoeken, zich nog steeds uitbreidt;
dat bewust het steeds toenemend aantal abonné's
op De Holt. Esvue; dat bewijst de uitgebreide
correspondentie door ons gevoerd met lezers
hier te lande, in België, Amerika en
Ned.Indië, die er een door hen zeer ge «vaardeerden
steun in vinden by hun studies en onderzoe
kingen, en die telkens ook de hulp van ons
geheugen en onze aanwijzingen komen inroe
pen; dat bewijzen ook de vele nieuw? aan
vragen van tijdschriften, om in onze rubriek
opgenomen te worden, zoo velen zelfs dat we
ze tot ons leedwezen niet eens allen kunnen
inwilligen."
Hoe hieruit blykt, dat de
Overzichtsrnbrieken, de Wereldgeschiedenis incluis, als
onderdeelen van een algemeene H >11. Rjvue
degelijk behandeld worden, en het volstrekt
niet waar is, dat die werkzaamheid verricht
wordt onder de bede »9od zegen' den
greep!" wie ziet dat nu niet in ? ! Dit
deel van het betoog is meer dan afdoend.
Z^lfj Netscher, houden wy er voor, twijfelt
hier niet langer aan! E a toch a goede
raad zij hem gegeven: heusch, breid niet
uit, want ook op dit verheven geestelijk
gebied, zou het zyn: Njg meer varkens
rog dunner de spoeling!
A)s de heer Da Koo ons werk zoo weinig
serieus vindt, begrijpen we niet, dat h'j in het
nummer van het Weekblad, voorafgaande aan
dat waarin hy zyn wraak botviert en dit oor
deel uitspreekt, ons artikel over Joh.
Braakensiek in De H >llandsche R:vue toch nog zóó
goed vindt, dat hy het voor drie-kwart laat
overnemen!
Ea begrijpen we óók niet, dat by'in vroeger
jaren zoo dikwijls gastvrijheid heeft verleend
aan onze tooneel- en boekenkritieken!! l
Och Heere, wat wordt hy daar op eens
gemoedelijk. Z zowaar, hy hecht nog aaa
ons oordeal! E in kleine zwakheid by
zulk een krachtsbetoon! We hebben imoiers
nooit gezegd, dat de heer Natschar niet
wel eens een onschuldig stuk j J kan schrij
ven. Alleen zyn overzichten zyn meestal
wat te veel met den Franschen slag afge
maakt en zyn sympathieën en antipathieën
ontnemen maar al te dikwijls alle waarde
aan zyn werk, zoodat hy door velen niet
au séneux wordt genomen. Helaas, dat is
nu eenmaal niet anders! Ei 't is zoo, wy
plaatsten wel eens niet zoo hsel dik
wijls iets van hem; maar hoe veel «jonge
ren" hebben wy op die wy's niet geholpen !
Niet echter om hun de vrijheid te gaven
later sleaht wark te leveren of iets
schandelyks te doen.
»We gaan waer verder", aldus de onver
moeide heer N.
>Da heer Dj Koo zegt, dat het spreken van
den heer Van Hulzen over de brieven van
»Huet aan l'.tgieter" te wy'ten is aan een ....
schrijffout. Welnu, het hooge woord moet er
dan maar uit ... dit is niet waar ... de heer
Van Hulzen heeft in een brief aai een zijner
kennissen zalf bekend, dat hy het tijdschrift
in welker bespreking hy de geïicrimineerde
domheid heeft begaan, niet eens in handen
heeft gehad en de ail wering dan ook niet
gezien heeft! D;l;t ? l Dat doet de deur dicht...
Da heer Van Hulzen levert besprekingen van
tijdschriften, die hy niet eens gelezen, laat
staan gazien heeft l! Welk een waarde er te
hechten is aan hat revue-werk van zulk een
man, en wat de waarde is geweest van de
revue, die hy in het Weekblad heeft bewerkt,
laten we nu gaarne aan een ieder ter beoor
deeling over !"
O, ongelukkige! »D;'uir! dat doet de
deur dicht."
Naen, ge vergist u de deur staat
nog open wageriwyd en nu ziet men
door die open deur u eerst recht met
uw valsche beschuldiging.
Alweder beproeft gij uw ziekan broeder
de man die in 't Zuiden vertoeft
op grond van a geval voor zyn leven
onmogelyk te maken als uw coUeg-i >i
concurrent.
Dat eene geval helpt u niets vol
strekt niets.
I ntegendeel, j uist bly'kt nu hoe schandelyk
uw beschuldiging was !
Weet gy nog wel wat gij gedaan hebt V
Esrst scbreefc ge aan den uitgever van
Bjon's Misjasgn een zoogenaamd ver
trouwelijke büief, omdathijmetVan Hulzen
een dergelijke rubriek, als gij zelf in uw
eigen tijdschrift bihat.dt.lt, wilde geven . ..
en hebt ge by den uitgever v. Hulzen
beklad.
Ea toen die vertrouwelijkheid u geen
baat bracht, hebt gy den heer v. H ilzen
al dat moois in 't openbaar verweten, en
onder maer, dat hy' door de nanaen Pot
gieter en Huet te verwisselen, bewezen
had niets te weten van de Hollandsche
literatuur-geschiedenis, m. a. w. volstrekt
onbekwaam was voor zijn vak
Nu wil het toeval dat van Iljlzen niat
eeas zich aldus verschreven heeft.
Das te zekerder blyftdus
diebxchiildiging die moordaanslag mat een schrijffout,
ingegeven door het grofste eigenbelang,
ee.ivoudig als een vlek op uw wapen
onuhwischbaar. Daarom alleen slaat ge mat
zooveel geweld de deur dicht; maar
dat lukt niet, want de slag komt in uw
eigen aangezicht te recht... Ojh heere
dat exquise neusje... hoe ziet het er
uit... boat en blauw !
«Welke vunzigheden het gesch yf van den
heer Da Koo al heeft doen opwasemen, kan
blijken uit een later ingezonden stukje in het
Weekblad van den heer Rensburg. Men plaatste
de daarin voorkomende bewaring, dat de fout
aan hèa (Rsnsburg) zou liggen, wegens ge
brekkige correctie, naast de hierboven vermelde
erkenning van den heer v. Halzen zelf! '
«Juist, zóó zit de heer N. nu met z.yn
«beschuldiging, dat v. Halzen, door een
»3chry'ff)ut bewazan zou hebben, nieta van
«literatuurgeschiedenis af te weten, verlegen,
«lat de eerlijke bekentenii van Ransburg:
«Jie f jat kooit, als corrector van het stukje
«in Baon's Magazijn, voor mijne rekening
«nu een vunzigheid moet heeten. 't Is wel
«akelig voor den delinquent, maar hoe hy
«7. Hulzen, R 'nsburg, ó.is, en wie ook meer
«uitscheldt, door een goede daad van
«een ander tot iets schandelyks te
ver«draaien voor het oog dar onin^ewyien
«verdonkeremaant hy zyn moordaanslag op
«den broeder niet".
«De heer Da Koo beweert, dat elk tijdschrift,
ook het beste, Van Hulzen's werk begeert.
Walnu, dat is niets bizonders, en die tijd
schriften doen daar zeer verstandig aan, want
het novelliitisKh wark van Van Hulzen is ook
werk, dat waard is in onze beste tijdschriften
te komen. Maar, zouden wa willen vragen, wat
beteekent dat argument tegenover ons? Wy
hebben toch zelf ook in die tijdschriften mede
gewerkt, en doen het r.öj, en we deden het al
tien jaar vó irdat Van Halzen de pan opnam.
Wat moet daarmee dan tegenover oas bewezen
worden ? B ivendien hebben we nooit de waarde
van dit soort werk van Van Hulzen ontkent,
ja, nog voor de heer Da Koo ook al over kunst
ging meespreken, hadden wy al op de kunst
waarde gewezen van zy'n novellen en fch.tsen
en kunnen we daarvoor verwijzen naar
Hjllandsche Revue van 25 Juni 1900. Maar
dat neemt niet weg, dat we by alle waardeering
voor zyn nouellistischen arbeid, diezelfde waar
deering niet hebben voor zyn kritieken en zy'a
revue-werk. Dat is ons recht. Ea alle
dikdoenery van den heer Da Koo, die van kunst
zooveel af weet als zya hond van politiek,
kan en zal ons niet beletten aan die ziens
wijze uiting te geven. Maar de heer Da Koo
denkt zeker, dat de brutalen de halve wereld
hebben!"
Wat de heer Da K >o denkt, zullen wy
nog niet zeggen! Miar al w er de heer
Ndtscher durft de waarheid niet bekennen.
Hy heeft immers niet geschreven in den
zin van de voorkeur te gwen aan Van
Hulzens novellistischan en roman-arbeid
boven diens kritieken en revuewerk; dat
zou niemand hem euvel hebben geduid.
Neen, hy heeft eenvoudig den heer v.
Hulzen by Bjon's Magazyn den voet willen
lichten, doorhem te beschry ven als iemand
die by 't Weekblad wis weggestuurd, als
een volkomen onkundige zelfs van de
meest bekende letterkundige feiten, en als
een «die zic'izelf ook nog promoveert tot
Ittttrkundtg entten.!"
Hoe de heer Netscher zich er ook tracht
uit te wringen, het baat hem niet
hy' zit in de klem. Doch dat is
zoo erg nier, want wy zien er hem wel
voor aan, dat hy nog een», na zyn staart
te h ibben afgebaten, een redevoering zal
uitspreken, om, met een geste naar achteren,
in 't licht te stellen, hoe iemand als hy
zyn corpus intact houdt.
«De heer Da Koo zegt, dat wy Van Hulzen
in zyn broodwinning hebben willen benadeelen.
Wat op zóó iets te antwoorden ?... Wal, alleen
dit: hem in zijn gazicht ta spuwen, dat dit
een liederlijke inf imie van hem is.
Maer daarop te zegden, gaat niet. We zouden
het beneden ons achten op zulk een vuilheid
nader in te gaan
Gelukkig dat Van Halzen het zelf beter kan
weten, en dat da heor Da K w by hem kan
vernemen, dat wy, in plaats van hem in zya
broodwinning te benadeelen, onze belangstelling
in zyn lot tengevolge van zya slechte gezond
heid, hebben getoond, waarover de kieschheid
ons verbiedt verder in bizonderheden te treden
Ah-bah!"
Hierover leze men nu maar eens het
schryven van den heer v. Hulzen zalf,
boven afgedrukt. Hoa heerlyk moet het
voor dezen lyder wezen au van den heer
Natscher zelf te vernemen, dat diens
rechterhand geen geheimen voor de linker
heef'. K'ieep de groote man ook hierby'
zyn neus niet dicht? Ah bah! !
Intusschen is ons van meer dan ne
zijde verzekerd, dat de heer v. H nooit
eenige hulp genotei heeft en dat, toen
vóór enkele j iren personen, geheel buiten
ham om, zya arbeid door steun wilden
verlichten, iemand, wiens schuldenaar N.
was, de hem van dezen toekomende som
voor v. Hulzen beschikbaar heeft gesteld,
doch van die afbetaling heeft de heer
v. M. nooit iets bemerkt. Misschien heeft
N. zyn «Ah bah l" dm iets te vroeg ge
sproken.
DJ heer Da Kio zegt verder, dat onze
kritiek niet «u sé:ioux" wordt genomen. Wel!
wel! En dat wordt ons gezegd door den man,
die zelf door niemand »au bérieux'' wordt ge
nomen; door den man, die iederen Zaterdag
onder den naam van B/oaameyar voor het
geheele land voor Paljas spaelt; door den man,
wiens gehaele openbare leven een aaneen
schakeling van mislukkingen, wegens gebrek
aan &éneushüid, is geweest, die door dit euvel
vroeger als «rrradicaal" politicus mislukt is,
die door ditzelfde euvel als leider van Dl
Am-terdaminzr mislukt is, die door dit euvel
fiasco maakte mat alles waar hij zyn hand
op legde, en van wiens vroegere glorie, wegens
gebrek aan séneushaid, als «triste resle" niets
anders is overgebleven dan een
mederedakteurschap van hat Weekblad, dat zijn succes
voor negen tienden aan zyn madewerkers en
aan Braakensiek te danken hseft, en waarin hy
zelf, behalve zyn paljasseries, af en toe nog
eens een ongevaarlijk aanvalletja op de
hofomjeviag doet.
Uit naam van welke aanspraken hij dus in
eeöandei's serieusheid twy'fel kan opperen,
kan alleen door 'a naaren DJ Koo's groote
brutaalheid opgelost worden. Ea wat ons zelf
betreft zoolang wij nog van personen en
bladen, aan wier serieusheid niet te twijfelen
valt, verzoeken om bijdragen van kritischen
aard ontvangen, kunnen wa het nog wel buiten
de appreciatie van eaa leek als den heer Da
Koo stellen."
Hjt doet ons genoegen het nogmaals
met den heer Njtscher ns te kunnen zyn.
Zooals hy van zya JIoll. Rwue niets te
veel heeft gezegd, zoo sprak hy ook van
ons niets te weinig. Ea wie liever dan den
heer Natscher zouden wy tot onpartijdig
rechter verkiezen ? Het is zoo, wij zyn
geraffineerd slim, uydig, ydel, wraakzuch
tig, beginselloos, op winst belust, hebben
geen flauw begrip van kunst, van letteren,
zijn niet meer dan een leek in vergelijking
by zyn meesterschap par droit de conquête
et de naissance, wy zyn mislukt als redac
teur, als politicus, alsjournalist, als
Brommey'er, als schryver, helaas, in elk opzicht,
en toch bly'ft zyn vonnis nog banedan wat
wij verwacht hadden. We worden niet
verwezen naar het Roode Dorp of Veen
huizen, naar Hooghullen of Meerenberg,
het schynt zelfs, dat wy, geheel anders
dan Van Hulzen, onzen arbeid aan het
Weekblad mogen voortzetten, en niet
onmogelyk dat Netscher, galy'k nog geen
jaar geleden, zich weer eens aanbiedt om er
een stukje voor te schrijven. M»ar terwyl
we erkentelijk zijn voor de clementie, be
tuigen wy toch in a opzicht onze ver
wondering. E/en later, verzekert da be
scheiden man, dat zya 11)11. Rivite met
«duizenden" gelezen wordt welnu, om
dan in zyn trant te spreken, wie volgt
zoo'n model niet gaarne na ? waarom ons
nu voor de «honderd duizenden" lezers
van het Weekblad zoo talentvol
uitgeteekend ? Zy weten dat alles immers al lang!
E i verscheidene hunner wel reeds by a vy'f
en twintig jaar. We zouden ons dit nu
nog kunnen verklaren, als de heer Netscher
zelf door onze kleinheid grooter ware
geworden, maar onze lieve Heer geeft ieder
zyn eigen maat... Al wroet een molletje
nog zoo, wat zyn snoetje omhoog werkt,
wordt geen berg.
«Nu alleen nog dit: waar de haer De Koo
zegt zyn stuk geschreven te hebben in ons
belang, willen we hem de verzekering geven,
dat we er nooit over gedacht hebben onze
belangen in gijn handen toe te vertrouwen;
dat wanneer de tyd mocht komen, dat we ze
zélf niet meer konden behartigen, ons toch
nog al tyd de vry'e keus van een raadgever
overblyfc, en dat we die dan zeker niet zouden
laten vallen op iemand met de hartstochten
van den haer Da Koo, en die door het fiasco
van zyn eigen verleden al een zeer slecht
adviseur voor jongeren zou wezen.
Wat verder De HM. Revue aangaat deze
is er gekomen, heeft zich zyn plaats gemaakt,
zich vale vrienden verworven en wordt met
duizenden gelezen, zonder de hulp en de
voorlichting van den heer Da Kio. En zy hoopt
dit te blyven doen, want van den hear Da KJO,
zyn voorbeeld en zijne praktyken, heeft ze
niets goedi te loeren Hy behoeft zich dus
niet verder over ha\r te irq'üeteeren.
En nu we in den aanvang reeds hebben
doen uitkomen, dat het met zooveel botnbarie
opgezette artikel van den heer Da Koo niets
anders is geweest dan een daad van persoon
lijke wraakneming; dat de heer Van Hulzen
over het fait, dat aanleiding tot 's heeren De
Koo's geschry'f heet te zyn geweest, in eonfesso
is, daar hy zelf heeff, erkend hat tydscurift,
dat hy besproken had, niet gezien of gelezen
te hebben; en de koude drukte van den heer
De Koo (die in zyn hartstochtelijke, gekwetste
ijdelheid by de zaak zelfs allerlei dingen heeft
gasleept, die er niets mee te maken hebben)
haar masker van huichelachtigheid is afge
nomen nu zeggen we tot hem, gelyk
S^haepman eenmaal prof. Bolland toavoegde: Ea
nu, ga!
31 Jan. 1902. FHANS NETSCHEU,
Redacteur van DO Hollandsc'ie Revue.
Natuurlyk er zyn menschen die hun
eigen belang niet kennen, maar tot deze
behoort de heer Natscher allerminst. Edoch
wat geeft hem dat ? E' zullen er zyn, dieook
hem van onhandigheid betichten. Da een
zal zeegeri: lieve hemel, wat gaat die man
te keer ! Waarom stelt hy alle anderen als
«gemeen" voor, dat kan niet anders zyn dan
om de aandacht van de droeve positie af te
leiden, waarin hy zichzelf heeft gebracht.
Wie zal r,u de dupe worden van zoo'n
kabaal ? Ach, denkt een andere betweter,
hoe kan een journalist, die iets beteekenen
wil en nu zijn beste beentje eens vóór
zal zetten.... daar komen aanklotsen als
een boer op klompen ? Wy's me n aardig
gezegde, an puntig woord, n pittige
gedachte, an geestigen inval, n fijnen
zet, an subtiele onderscheiding in die
plompe snorkery...! En een vierde: Waar
om nu, in plaats van als een stout kind
te schreeuwen, te trappen, te schoppen en
zichzelf te bevuilen, niet liever als een
man v. Hulzen zyn verontschuldiging aan
geboden ? 't eenige wat hem helpen kan ?
En een vy'fde bly'ft niet uit. Want al heb ja
een buik als een turksche trom, een paar
handen ah bekkens, en een mond als een
schuiftrompet.. .. daar zyn er altoos, die
je ly'fja niet voor vol aanzien en ja de
broek willen opbinden.
Zoo zijn de menschen. Maar Netscher
trekke zich daar niets van aan. Zooals hy
deed ten opzichte van den man, dien hy per
briefkaart voor krankzinnig of drank
euchtig schold, of van den heer v. Hulzen,
dien hy eerst door een vertrouwelijk briefje
aan den uitgever en daarna in net
opeabaar uit zya emplooi trachtte te stooten, of
zooals hij zich nu aanstelt om ons alle recht
te doen wedervaren, mag hy gerust zegden:
hoor eens, ik behartig my'u zaken zelf.
Zsker 't zou zonde zyn hem van gebrek
aan eerlijkheid, zadelykheidsbesef, be
kwaamheid of fatsoen daarby te verdenken.
Wy zullen ons dus ook niet meer over
hem »irq'iieteeren". Hy schrydt daar langs
de duistere wegan onzer sombere wereld,
als de man van het »0-ver-zicht'', de reus,
wiens ry'zig hoofd het li^ht uitstraalt, waarby
wij menschenkinderen eens per maand de
waarheid mogen lezen. Men houde hem
niet tegen : dit vergryp zou u den dood
kunnen berokkenen. Hy blaast en gy
valt... en als hy zijn neus dichtknijpt,
reken er op, daar stikt er een in stank,
Wy buigen ons dan ook voor u, gy Go
denzoon uit het sousterrain van een bur
germanswoning. Laat het u nooit wy's
maken, dat men uw geest te vondeling
heeft gelegd op de stoep van een
uitgevers-affiire. Wy' weten beter. Gy zy't
in en door u zelf wat gij schijnt. Maar
daar is iets harda in uw slotwoord. Gij
vertrekt met Sihaepoian en laat cns iaat
Bolland in de woestijn. »Ei nu ga," zegt
ge. Jawel, zoo staat er. Dat is wreed.
Hat spreekt van zelf... wie zou er aan
durven twijfelen: Sshaepman verdient uw
gezelschap ! ! . .. maar wij? We zyn nu zoo
aan u gewend, we hoorden u praten,
zwetsen, snoeven, liegen, zullen we niet
zeggen en in uw eigen mast klimmende,
zoo heel hoog, liet ge als zakere diertjes
waaraan wy menschen, helaas, verwant
zijn, ons uw partes posteriores
bewoaderen ... och, gevoel dan toch hoe we in
't vervolg uw gezelschap zullen missan !
Al ware het alleen maar ooi onze opvoe
ding te voltooien, my'n beste Frans Natscher,
herzie uw vonnis en zeg tot ons: «blijfl"
Mocht uwe zachtmoedigheid te kort
schieten, ei, wees ons dan ter wille uit...
dankbaarheid. Bedenk eens, is 't niet
zonder voorbeeld ? Wy' hebben in ons eigen
blad nu ons door u laten bemorsen;
wy gaven al uw ongemanierdheden ge
legenheid zich te uiten; w\j veroor
loofden u zy 't dan ook voor maar n
enkelen keer zelfs te spuwen in ons
zindelyk orgaan. Ean ander dan ons
zelf hadden wij zeker daar aan niet
gewaagd maar wy konden er tegen,
onder eigen verantwoordelijkheid. En nu
we u zoo'n buitenkansje hebben ge
geven ... betoon u ons genadig en verlaat
ons niet alleen verschijn iets beter
verzorgd van schoeisel, linnengoed en...
nagels.
tuniiiiiiHiniiiiiiiiiuiiiiii
Knust en
In het ebruari-immmer van de De XXs'e
Eeuw vervolgt de Leer I«. P. de Vooys, z'n
studie over bovenvermeld ondorweip.
Het goldelijke, meent hij, als het, liefjerijke
en schoone en verhevene zou Ruskin zien, maar
inzonderheid als het B/.chtvaard g.j. Ruskin was
gevoed door 'o zien van de kunst d r eeuwen.
Overal waar hij de kunst uit bet verleden be
studeerde, gevoelde hij, hou slechts ware schoon
heid bereikt kan wordeu als de kunst innig samen
hangt met de vormen der gemeen ciiap. Dat
ieder naar kunst moest verlangen, naar een
schoonheid vaa 'i leven zelf, scheen hem ontwij
felbaar. Maar om dit te kunnen bereiken moest
m?n eigen leirfn en dat der gemeenschap er naar
inrichten. Carlyle en Ruskin, beidea aristokra»en,
voelden dat de arbeiders beter beloond moesten
worden, zou er geloof en geluk, zou er kunst
kunnen zijn.
Ruskin richtte zijn helder en krachtig betoog
tegen een zich wetenschap wan'-fd* ckonomie.
Voor hem m. 8 alles in zijn kunstvoe n de
samenleving planmatig zij u vau konstruktie.
Ruskin zag alle meLsehelijke daden slechts als
bouwmateriaal, als ruwe groadstoffjp, die slechts
door de werking vau koDstraktiegedac'iten en
schoonheidsharmonie tot een edel bouwwerk
s e A. ngtfvoegd konden worden. Hij was te sterk
eu t* groot echter om bij i gedachtensysteem
te blijven. Toch is zij a invloed op kunst en
artisteu van groote kiacht geweest, al maakte
liij geen sciool. Vooral, wijl hij bij de beoor
deel! ig van schoonheid alleen zocht naar den
onveranderlijken norm, de idee. Dit moet wel
het geheim zijn, waarom Ruskin bij veel
afstootends een telkeiis hernieuwde bekoring uitoefent.
Ruskin bi-greep beter den inhoud van uiteen
zettingen der ekonomeD, dan zij het begrip kunst
kouden vatten. Kunst was voor Ruskin geen
uittp'nnin?, geen zaak van weelde, kunst was
zoo groot en machtig, dat zij alles moest kunnen
zijn. Naast de veronderstelling dat isder mensch
zijn eigen btlang zoekt, stelt, Raskin een and«re,
den «oorsprong van eer." E n utopie ontwikkelt
hij, geeu verklaring der
werkelijkheidsverschijnselen. Geen loon gemeten voor den arbe der
naar vraag en aanbod maar naar rechtvaard
gheid. Het is niet de krit,:'ek van een man uit
't volk, maar van een kunstenaar. Hij verlingt
het welzijn der gemeenschap, minder om baar
direkt belang, maar om de kunstbloem, die in
een verdorven samenleving moet verwelken.
De rijken, zegt Ruskin, ontzeggen niet alleen
voedsel aan de armen, maar ook wijsheid, deugd,
zaligmaking.
Als Carly'e is Ruikia eenzaam gebleven in
zijn leven en arbeid. De h lop, dat een nieuwe
kunst uit bet herleefde ambacWswezen zou
kunnen opbloeien, is levend gebleven in pogingen
van Morris en Crane. De kunst dezer mannen
was niet alleen een pogen om tot de arbeiders
te naderen, doch ook een protest tegeu de
bes4aande maatschappij er, waar mogelijk, een
propaganda vèor de arbeidersbeweging. Zonder
terughouding schaa-dec zij zicb aan die *ijJe,
omdat dit voor herleving van kuust noodzakelijk
scheen. Wat Morris vaa Carlyle en Ruskin
scheidt h te verduidelijken door den afstand
tusschen geloof en ongeloof. Voor
MorrisCrace ligt iu de dingen ei) wenscben, daden en
bewegingen zelven hun wezen; en is de waarde
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIW
40 cents per regel.
IIIIIIIIIIMIIMMIMIIIIIIIIMIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMlml
H2.O5
LM Uil\
en hooger 4 Me'er! Franco en
vi'U van invoerrechten toeg«zond«n I
Stalen ommegaand ; evnzoo van zwarte witte
en geld urde ,,IIeniiftberg-ZU<le" van
45 et. rot II 11 1O per Muter.
G. Henneberg. Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.}, Zürich.
KAMSTRA's Matrassen-, BsdJen- en
Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek.
BED DER TOEKOMST met lOjiargaran
tie. Levrle selart 18:)6 pi. m. 7Of*0
stellen. tWiwsfreerJe Prijscourant protis.
Honderden bewijzen van tevredenheid.
Specialiteit inENÜELSCHE LEDIKANTEN.
Piano- en Muziekhandel
H. RAHR, te Utrecht.
Opgericht 1835- Trlephoon No. 443.
Amerikaansch.9, Duitsche en
Pranscha
PIANINO'S en ORGELS.
Groote keuze in:
Oude instrumenten worden ingeruild.
Reparatiën worden in ds Fabriek ten spoedigste
uitgevoerl. Gelegenheid tot steznmen in en
buiten abonnement.
l- en MnzietaJel
Piano-,
MEYKOOS
Arnhem, Zoningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
j. HTrawTpr"
Algemccnc Uoekliündcl
Utrechtschestraat 54, Amst.
Neemt abonnementen aan op
alle Binnen- eii Knitenlandsche
Tijdschriften.