De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 16 februari pagina 5

16 februari 1902 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No 1286 DEAMSTERDAMMERW E EK B;L ADVQORNEDERLAND. daarvan te bepalen, naarmate zij geluk veroor zaken, dat is de menschheid verder brengen naar bet ideaal van menschelijkheid. . Voor Morris-Crane, voor den humorist, wordt de beteekenis van het eigen leven verduidelijkt door beschouwing der wereld. Dit waarneming en beoordeeling van andere menscben, vooral nit de beteekenis der samenwerking van menschen, ontwikkelen zich de plichten voor elke individu en dns ook voor zich zelf. Morris moest vooral de schoonheid der samenleving wenscben. Het geluk van mensch zijn, ,het leven als een znirer genoegen te voelen, en van het bewegen zijner ledematen n 't oefenen der lichaams krachten te genieten, als 't ware met zon en wind en regen te spelen, en zich te verheugen over 't voldoen aan de natuurlijke, lichamelijke lusten van een mensch dier, zonder vrees zich daarmede te verlagen of kwaad te doen" was het allereerste noodigf. De mensch, die zich zoo ?meester van zijn eigen bestaan gevoelde, moest kannen gen'eten van zijn arbeid en zijn rast, van natuur en de schoonheid van zijn eigen werk. Morris moest daarom het socialisme wenschen in den vorm eener utopie. Uit het verleden leerde hij hoe gezonde en krachtige individuen meester kunnen zijn van hun eigen toestand door met mannenmoed en mannenkracbt te nemen wat hun toekomt. Geen band met een hoogere macht weerhield hem om door revolutie te willen verkrijgen wat hem weuschelijk scheen, al zouden de nieuwe vreugden opschieten uit een door bloed ontdooide aardkorst. Juist het schoone van den voor een bewust doel strij denden mensch maakte hem tot den dichter der revolutionaire zangen. Het slot van de Vooy's artikel, waarvan dit een vluchtig referaat is, zal, hoop ik, ons meer verband brengen met den wetenschappelijken opzet, naar het onderzoek der Marxistische kunstkritiek. B e v e r w ij k. Is. QÜERZDO. Tentoonstelling ii. Van Ha verman, een vrouwenportret, studie, dat dadelijk pakt door de rijpheid en de vast heid van toon; de rechterhand, die hij als schets 200 gelaten heeft, is op zichzelf een beerlijk brokje toon en kleur, en bewijst wat hij zou kannen, wanneer zijn streven niet zichtbaar lag opgesloten in de verdere doorvoering van zijn werk. Aan die band herkent men een landgenoot van Frans Hals, het overige brengt ons naar het Prado te Madrid. Bij de bespreking van de tentoonstelling in Pulchii zal ik meer in vergelijking treden over de portretten. Ik wil bier evenwel, bij de beschouwing van het portret door Josselin de Jong, even op wijzen, hoe de oude meesters uit stekend partij wisten te trekken van het zwart va a de kleedmg uit dien tijd, en dat zwart als prachtige kleurnoot gebruikten in hun gamma van kleuren. Wanneer Josselin de Jong dit te pakken kon krijgen wat bij de ouden zoo mooi is, zouden zijne portretten waarschijnlijk eene heele metamorfose ondergaan en zouden de groote kwaliteiten waarover hij beschikt veel beter tot hun recht komen. Bij Tnéièse Schwartze is bet colorisüsch gevoel veel sterker ontwikkeld, mooi komt haar talent uit in dat vrouwenfiguur, dat wel een mater dolorosa zou kunnen heeten; beter dan in dat andere portret, waar wel mooie brokken kleur in zijn, maar dat. als geheel minder eenvoudig is. De toon is ook zwakker, de vleeschpartijeu te onstoffelijk, niet vast genoeg, wat zij wel degelijk bereiken kan, getuige haar werk in Pulchri. Albert Roelofs, die heftig bewogen wordt door kleur en licht, heeft een sterk stuk geleverd met zijn portret van Wessels, maar zijn schildersfac tuur is onbeschaafd, hij vervalt in overdrijvingen wat zijne teekening en proporties betreffen, ter wijl de details, de handen bijv. niet genoeg ver antwoord zijn als vorm. Eene grootere mate van zelf beheersching en een kalmer voordracht zullen zijn werk zeker w«:l ten goede komen. Van Bauer een schilderijtje van rijke tooverachtige kleurenpracht, een gewemel van kleurtjes tot een diepen, warmen, groezelig goudachtigen toon verwekt, waaruit even eenige figuren, ruiters en paarden oplichten, vermoeid door diepe roodjes, een schilderijtje van eigenaardige schoon heid. Eene schets van eene Javaansche danseres van Isaac Israëls, die men zoo gaarne tot een com pleet schilderij doorgevoerd zou willen zien. Van Z leken een schilderij uit vroegeren tijd, Novem ber, decoratief van opzet, met veel waarheid in de stemming. Hijuer pakt door een sterk i-pre kend vrouwenportret in roode blouse, wat grof en zwaar van factuur, wat geforceerd in de kleur, maar waar een warm kunstenaarshart ia spreekt. Van Horssen, ook een hardne'tliga en onvermoeide zoeker, een landschap, kracuug van kleur waarin een sterk willen opgesloten ligt. Verster exposeert een schilderij uit '93, anemo nen, een vaüdie bloemstukken met invallend licht, met diepe, sterk paarsche, roode en gele iimiiMmiiuilimiiMiiimiiiiliMMiiiiiiiimmiiMliim iiiiiliiinii Rollen van 6 Tabletten. ? Rollen van 6 Tabletten. ? l o dubb. Capsules «oor . RopPeJ fliiiiiiiiiiHHiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiïiiiiiiiiiiim^ DAMEjëf. Twee ooHen Madame de Rute, de welbekende directrice der Noueeik Revue Internationale, is dezer dagen op 71-jarigen leeftijd overleden. Zij had een veelbewogen leven achter zich, bezat groote talenten en was in haar jeugd een gevierde schoonheid. Van beide gaven maakte zij een niet zeer nauwgezet gebruik en als politieke intrigante was zij ongeëvenaard. Door bare afstamming van Lncien Bonaparte, prins van Canioo, was zij eene achternicht van Napoleon III. Haar moeder, Laetitia Bonaparte, was gehuwd met Sir Thomas Wyse, een Ier, die lid van het Engelsche Parlement en gezant te Athene WAS. Hare opvoeding ontving zij te St. Denis in de kostschool van het Legioen van Eer en op 17-jarigen leeftijd trad zij in het huwelijk met een rijken Elzasser, graaf Friedrich von Solms. Toen Louis Bonaparte president der Republiek werd, verscheen zijn achternicht, die zich prinses Solms-Wyse-Bonaparte liet noemen, te Parijs, maar werd daar alles behalve vriendelijk ont vangen. Zij opende, om zich op baren neef te wreken, een salon waar de leden der oppositie zich vereenigden. Dat was baar eerste tijdperk van glorie. Na den coup-d' lïlat moest zij Parijs verlaten. Haar man trok naar Amerika, waar hij weldra overleed, en de schoone weduwe hield zich liefst in de nabijheid der Fransche grenzen op, in Savoye of in Nizza. Zij ging veel om met Ponaard en Eugène Sue, hield eene drukke briefwisseling met Lamennais, en stichtte een blad, Let Matinees d'Aix, waarin zij hare romans, tooneelstukkeu en gedichten liet opnemen, naast verken van hare bovengenoemde vrienden, Lamennais uitgezonderd van Sainte-Beuve en Tony Révillon. Haar rastelooze geest was daar mede niet tevreden: zij leverde ook geregeld bijdragen aan den Comtitutionnel en aan den Pays. Toen in 1859 Savoye door Frankrijk was gean nexeerd, keerde de prinses naar Parijs terug, waar zij opnieuw een druk bezochten salon opende. Met haren keizerlijken neef en vooral met de keizerin stond zij steeds op gespannen voet, ofschoon Napoleon haar als verwijderd familielid" een jaargeld uitbetaalde. Op hare vele reizen naar Italiëmaakte zij keunis met koning Victor Emanuel, den re galantuomo, die groot welgevallen had in de geestige vrouw en zich eenigeu tijd lang steeds met haar in 't publiek vertoonde. De liaison, waarvan men veel sprak, duurde echter niet lang, en de prinses kwam in veiliger haven toen de Italiaansche minister-president Rattazzi haar hatt en hand aanbood. Madame Ratazzi werd door de dames van Florence niet zeer welwillend ontvangen, maar haar scherpe pen en baar niet minder scherpe tong brachten de oppositie spoedig tot zwijgen. Napoleon III hoorde in dien tijd niets dan klachten over zijne wat al te levendige bloedverwante en dreigde, de haar toegestane toelage te zullen intrekken. Madame Ratazzi telegrafeerde dadelijk: ^als Uwe Majesteit dit doet, ga ik raar Genève en open daar een publiek huis onder den naam ,Maison Banaparte"". Dit gepeperde antwoord had de gewenschte uitwerking. Madame Ratazzi bleef onder baar eigen naam en onder tal van pseudoniemen voor vele bladen en ook voor baar eigen tijdschrift. schrijve"n. Zij leverde dikwijls oppervlakkig, maar soms ook goed werk, al was het dan ook geen werk, dat haar een blijvenden naam zou verzekeren. Welken indruk hare drukke, opzichtige, veel te jong gekleede en beschilderde persoonlijkheid maakte op lieden, die zich buiten haren invloed wisten te houden, kan men op vermakelijke wijze be schreven vinden in het laatste gedeelte van Multatnli's Millioenen-Studiën*. Alleen maakt Multatuli de door hem zoo bloedig gepersifleerde dame veel te oud. »Over 'de vijftig!" zegt hij telkens, en de prinses was destijds (1873) slechts even over de veertig, 't Is te hopen, dat zij de Millioenen-Studiën nooit heeft gelezen! Ratazzi stierf in 1873, en zijne weduwe trad vier jaren later voor de derde maal in het huwelijk met den Spaanschen ingenieur en schrijver Louis de Rute. De Matinees d*Aix veranderden in de Matinees Espagnoles, maar de geest en de inbond bleven dezelfden, Madame de Rute schreef hierin haar belangrijkste ar tikelen onder het psendonym Baron Stock". In 1899 stierf ook de heer de Rute en sedert dien tijd bleef zijn weduwe te Parijs wonen. Nog op hoogen leeftijd kleedde zij zich als een jong meisje alleen veel opzichtiger en deed aan een wandelenden kappers- en juweliers winkel denken. Haar diamanten werden op een millioen francs geschat. Van haar tallooze werken bevatten vele inte ressante biographische bijzonderheden en beeft het in twee deelen verschenen werk Ratazzi et son temps historische waarde. * * Een grooter contrast dan dat tusschen deze doode en de andere, die wij hier herdenken, kan men zich nauwelijks voorstellen. Clémejce Royer, naar het uiterlijk een onaanzienlijk, oud vrouwtje, die haar laatste levensjaren in het door de gebroeders Galignani gestichte Maison de retraite doorbracht, beeft haar ganscbe leven gewijd aan wijsgeerige en sociale studiën. Als jong meisje volgde zij te Parijs de lessen aan de Sorbonne in het College de France, en trad daarna sis conférencière op in tal van steden binnen en buiten Frankrijk Op SOjarigen leeftijd werd zij, tegelijk met Proudhon, door de regeering van het Zwitsersche kanton Waadtland bekroond voor een Werk Theorie de l'impót ox la dioie sociale, een geschrift, dat destijds (1800; in de wetenschappelijke wereld met groote belang stelling werd ontvangen en besproken. Twee jaren later verscheen van hare hand eene Fransche vertaling van Darwiu's standaardwerk over den Oorsprong der soorten, waaraan zij een groot aantal aanteekeuingen en eene zeer interessante voor rede toevoegde. In deze laatste toonde zij zich in vele opzichten stoutmoediger en radicaler dan Darwin zelf, en sprak onverholen conclusiën uit welke de scherpzinnige, maar niet zeer militante Engelsche natuuronderzoeker liefst aan zijne lezers overliet. Darwin's groote voorzichtigheid heeft zijne vertaalster soms niet weinig gehin derd. Zij maakt, volgens baar, zijn betoog nu en dan minder helder en zijn stijl wat zwaar, isurtoul pour des lecteurs francais accoutumès a voir leurs crivains argumenter au pas de charge et conclure a la baïonnette." Deze laatste methode was zeker meer Laar den smaak van de Fransche vertolkster; maar al beeft zij die toegepast in haar eigen werken, zij is in hare vertaling aan het oorspronkelijke zoo getrouw mogelijk ge bleven. Want, zooals zij terecht opmerkte: u Je erois quime traduction doil eire un portrait, et je n'estime pas les peintres qui Jlattent." Onder de talrijke werken van Mme. Royer onderscheiden zich zeer bijzonder Le bien et la morale en Ce que doit tre une Eglise nationale dans une Répvblique. In haar arbeidzaam leven was voor mondaine liefhebberijen geen plaats, veel minder nog voor politieke knoeierijen. Eenvoudig, zonder aanstellerij, ging zij haar weg. Haar eenige harts tocht was die voor de waarheid, of althans voor hetgeen zij als waarheid beschouwde of vereerde. Het ridderkruis van het Legioen van Eer, dat zij op zeventigjarigen leeftijd ontving waarlijk niet te vroeg ! was haar eenig sieraad. Brief nit Parijs, Het is elf uur 's avonds de trein staat stil, we zijn in Parijs! Welk een verrassing, een dik sneeu wkleed bedekt de straten der Ville Lumière en geeft ze een eigenaardig charme, het geluid is gedempt, er heerscht iets mysterieus in de anders, ook op dit late uur nog zon drukke en levendige stad. Maar we hebben geen tijd ons daar lang in te verdiepen, en rijden zoo spoedig de sneeuw het toelaat naar ons hotel. Vóór we gaan slap°n moeten we nog even van ons balcon het gezicht, dat het besneeuwde Parijs, beschenen d'-or het maanlicht, te zien geeft, genieten. Daar liggen om ons heen, we logeeren boog, de groote paleizen en huizen, nu waroi toegedekt door hun, in het maanlicht glinsterend sneeuwkleed en daar tusschen door slingeren zich de breede boulevards en tallooze straten als witte linten, het is een nig schouw spel en ons bevangt op dat oogenbhk het niet te beschrijven gevoel van kleinheid en nietig heid .... doch het is te koud om lang te blijven staan en bespiegelingen te maken! Den volgenden morgen is Parijs n modder poel, wij evenwel leven nog voort in de heer lijke herinnering aan den vorigen avond en zoeken die te verlevendigen door de groote stad zoo spoedig mogelijk te ontvluchten en een wandeling te maken door het Bois de Boulogne, waar men netjes bezig is, wandelpaden door de sneeuw te maken. Velen doen evenals wij, het wemelt er van tuf-tufs, rijtuigen, wandelaars, sneeuwbalgooiende kinderen, zelfs een enkele arreslee ziet men ; het is in eens winter geworden, de groote vijvers liggen met een ijsvloer bedekt, de waterval hangt vol ijspegels en de takken der boomen buigen zich zwaar van hun sneeuwlast ter aarde. Denk u dit alles beschenen door een heldere Februarizon en overdekt door een Italiaanschen hemel en ge kunt u een denkbeeld vormen van ons oogengenot. 's Avonds wachtte ons een ander genoegen. In het Théatre Francais gaf men het nieuwe stuk van Paul Hervieu, ,/1'Euigme", opmerkelijk vooral door het slot. De inhoud komt in hoofdzaak hierop neer. De broeders Gérard en Raymoad de Gourgiran zijn hartstochtelijke jagers en wonen daarom het grootste gedeelte van het jaar met hunne ge zinnen op hun gezamenlijk jachtslot. Hunne vrouwen Léonore en Giselle(voortrtffelijk weer gegeven door de dames Bartet en Brandés) zijn daardoor van vele mondaine genoegens versto ken en hebben voor eenig gezelschap den vriend des huises Vivarce en een ouden neef, den markies de N.ste. De?e laatste waarschuwt Vivarce dat hij het bestaan van eene l aison tusschen hem ea een der jonge vrouwen ontdekt heeft en smeekt hem deze op te geven en te vertrekken, wetende welk een hartstochtelijk en vurig karakter de Gourgirans hebben. Het is de Neste evenwel niet mogelijk te weten te komen wie der beide jonge vrouwen de schuldige is. 's Avonds komt, naar aanleiding van een courantenberichtje, het gesprek in de familie kring op de vraag hoe een beleedigd echtgenoot zich 't best recht kan verschaffen en geven beide broeders te kennen, dat indien het hen betrof, zij geen oogenbhk zouden aarzelen de schuldige vrouw te dooden. Giselle komt hier krachtig tegen op, maar tevergeefs. In het tweede bedrijf ziet men de beide broers zich gereed maken tot een uachtelijken overval van eenige wilddieven, waarvan zij hunne vrouwen, om haar niet te verontrusten, onkundig hebben gelaten. Het is 4 uur 's nachts, eensklaps komt Vivarce, die ook van den uachtelijken tocht niets wist, te voorschijn en wil het huis uitsluipen; de broers zien hem, vermoeden terstond de waarheid en willen hem dooden. Maar nu doet zich ook aan hen de vraag voor: wie is de beleedigde echt genoot, is Léonore of is Giselle de scnuldigeP Vivarce ontkent alles, ook Léonore, die op 't geluid der stemmen haastig komt toeloopen met loaomgeworpen kleederen, ontkent ten stelligste. Dan moet Giselle de schuldige zijn, maar het blijkt dat zij ligt,te slapen. Doch dit kan geveinsd heid zijn, Raymond herinnert, zich haar krachtig optreden ten gunste der schuldige vrouw, de spanning wordt groqter en grooter, totdat er buiten een scbot weprjciiukt. Vifarce heeft zich gedood; op 't hoeren 'van dit schot is Lémore zich zelve niet meer meester, met een vreeselijken kreet bekent zij haar liefde voor Vivarce en daar mee haar schuld. Gérard springt op haar toe en wil haar dooden, als eensklaps de oude markies de Neste verschijnt en hem tegenhoudt met de vraag: »Zijn wij mannen, die onze vrouwen bedriegen, wel gerechtigd hen te veroordeelen zoo zij het ons doen F" Tegelijkertijd valt het gordijn zoodat we helaas geen antwoord op deze zoo belangrijke vraag krijgen; ook gaat ze bijna ver loren, daar het geheele gewicht van het stuk gelegd wordt op deze m. i. vrij wat onbelangrijker vraag, /,Wie der beide vrouwen bedriegt haar echtgenoot ?" maar ze wordt toch gedaan en geeft daarmede aan 't stuk een zekere moreele waarde. Hoewel aarzelende en schuchter wordt dus ook in de tooneelwereld reeds de eerste stap gezet op den weg van gelijk recht vonr mannen en voor vrouwen, bravo Monsieur Hervieu, continuez, coutinuez toujours." Eén der aantrekkelijkheden van Parijs voor een vrouw, zijn ongetwijfeld de prachtige mode magazijnen; dit keer eveuwel was er niet »eel moois en nieuws te zien, het was de tijd der ffiiis de saison" en »expositious de blanc". Toch was er iets dat mij zér frappeerde en wel dat het. rijk der slepen nog niet uit schijnt te zijn, zooals sommige geruchten willen. Het zijn slepen in de salons, op de straat, overal en voor iedereen, onverschillig of men femme de chambre of durchesse, of al wat daar tusschen ligt, is; en wat voor slepsn! Slepen van voren, op zijde, van achteren, die de draagster, als ze stil ttsat, met een wijden kring omgeven, en waarvoor ze, als ze op straat zich moet bewegen, geen handen en armen genoeg heeft om ze te dragen, en dat in dien modderpoel! Wat ik ze beklaagd heb, de armen! minder om den zich zelven opgelegden last, dan wel omdat ze bewijzen nog niet den moed te hebben zich vrij temaken, zictt te onttrekken aan wat haar verstand haar moet zeggen, dat dwaasheid is, aan wat haar hulp behoevend en afhankelijk maakt. Ik vrees dat de Fransche vrouwen door haar zeden en ge woonten, in de toekomst een zwaren strijd zu len hebben te voeren! Over wat ik nog meer in Parijs zag kan ik kort zijn, daar het door een zeer te onpas komende influenza, hél weinig was, en bet nieuwe stuk van Madame Fred *la Passerelle", hoewel bewonderenswaardig door Madame Réjaue gespeeld, zóó gewaagd is en zóó weinig degelijk fan inhoud, dat ik mij liever van een bespreking daarran onthoud. C. S. H. Gezondheidsleer, IV. Onlangs werd in dit Weekblad reeds vermeld eene publicatie van den heer E J. Jonkers, arts te Groningen over kindervoeding en kindersterfte, meer speciaal in het Ie levensjaar, met statistisch overzicht van de geboorten en de sterften over de laatste 25 jaren. Dit, boekje onderscheidt zich van de bekende werkjes over dit onderwerp: Dr. Graanboom, De voeding van den zuigeling; Dr. A. Mijnheff, De Verpleging van kraamvrouw en kind; Ie Docteur Gerson, L' examen du lait; Dr. Soltmann, Magendarmkrankheiten, hierin, dat het niet, als de genoemde, een verdienste lijke handleiding tot, doch een eveneens te prij zen pleidooi, vour betere behandeling van kinderen in het Ie levensjaar bevat. De statistiek leert ons, zegt tchrijver, dat de sterfte in het eerste jaar van 's menschen bestaan voor een groot (volgens Prof. Huebner voor bet 2/3) gedeelte veroorzaakt wordt door ziekten van bet maag darmkanaal. Aangezien nu deze ziekten grooten deels baar ontstaan te danken hebben aan fouten van welken aard dan ook, in de voeding, zal het dus voor het behoud van den zuigeling van het grootste belang zijn, zijne voeding zoo nauwkeuring mogelijk te regelen. Tegenover het min of meer gereserveerde standpunt van hen, die «»e»-voldoende moedermelk afkeuren en het scepticisme van hen, die, op allerlei gronden, kunstmatig een algemeen moedermelksurrogaat heb ben bereid en aanbevolen, is schrijver positief in zijn verklaring: de natuurlijke voeding is die aan de borst der moeder of eener min, en velen zullen dat eerste met hem eensznn; het tweede (de min betreffende) minder. Want zelfs al is die moedermelk dan ook niet zóó uitstekend soms, »leerde ons eene eeuwenoude ervaring, dat deze voeding den meesten waarborg geeft tegen het optreden van voedingsstoornissen en dan nog zijn deze, als zij voorkomen, van minder ernstigen aard en gemakkelijker voor genezing vatbaar, dan die bij andere voedingswijzen kunnen ontstaan " Bovendien schijnt het weerstandsver mogen tegen allerlei schadelijke invloeden bij een borstkind, nu en later, grooter te zijn dan bij een kunstmatig gevoed kind. Ook is in den laatsten tijd aangetoond, dat de stoffen, die in 't bloed van den mensch aanwezig zijn ter be scherming tegen infectieziekten, als diphterie, vaa de moedermelk, op den zuigeling overgaan. Een ander voordeel is, dat het kraambed voor de moeder in 't algemeen veel regelmatiger en korter verloopt, wanneer zij haar kind zelve zoogt. Niet alleen is de morbiditeit (ziekte) van borst. kinderen geringer doch ook demortaliteit (sterfte). En voor zieke of te vroeg geboren kinderen is de moedermelk superieur, resp. onvervangbaar. Waar dus a priori vastgesteld is, dat de moederborst voor het kind het ware is, daar is alles wat die vervangt slechts surrogaat, gelijk de margarine op onze nagemaakte ooterhammen. En welk surrogaat soms F Er zijn echter menschen die margarine willen eten. In Berlijn voedden, 1895/96, slechts 17.5 pCt. van de moeders, die een huis bewoonden met meer dan G kamers, tegen 58.4 pCt. van de moeders, die eene woning met l kamer bewoon den, hare kinderen zelf. Van eerstgenopmde moeders nam pi m. '/a gedeelte een min, waar door wederom vele kinderen de moederborst moesten dt-rpen. De oorzaak van dit betreurenswaardige en in zijne gevolgen voor het kind zoo dikwijls noodlottige feit, moet gezocht worden, volgens schrijver, voor een deel, in een toenemend on vermogen der moeders om hare kinderen zelf te zoogen; voor een deel in de eigenaardige vaak tegen de natuur indruischende maatschap pelijke verhoudingen van den tegenwoordigeu tijd"; voor een ander deel in gemakzucht en zucht naar het behoud van schoonheid, in ver band met de groote vorderingen op het gebied der kunstmatige voeding en de enorme reclame, die daarvoor tegenwoordig vaak gemaakt wordt. Ook acht schrijver zelfs de «?zwakte" der moeder geene tegenaanwijzing tegen zelf-zoigen, wanneer die zwakt.n niet berust op sleepende ziekten en er stoffelijke middelen zijn om de moeder passend, krachtig te voeden. Scurijver zegt n.l. met uër: zij die haar kiuoje kon onder 't harte dragen en voeden, kan het zoogen. Hoe ouder men nu echter in de praxis wordt, hoe meer uien het ontbreken der passende krach tige voeding, bij jonge moeders niet alleen, opmerkt en betreurt. En dóarin is o. i. juist een groote reden gelegen, waarom de aan schrijver, met Prof. Baginsky, niet zeer aangename kunstkindermelkindustrie, zoo energisch de vleugels kan uitslaan. Datzelfde geldt belaas! niet alleen voor voeding van klem en groot, doch ook voor woning, licht, lucht enz. Ook bij kunstvoeding zijn het de kinderen der arme lui, die het meest ziek zijn, evenals de arme lui het meest aan tuber. culose lijden. Q. llllllllllnlIlllItllUIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIl lllllllluillllllliiifiiiiiiiitiuinHliniiii Telegrammen-bestelsters. Jean de Reszké. Stetfdag van koningin Victoria Schoenmaaksters. Huis houdelijke wenken. In Londen, voornamelijk in het allerdrukste gedeelte dezer wereldstad, in de City, draaft een troepje jonge meisjes langs den weg, door Reuter aangesteld, om telegrammen of monde linge boodschappen over te brengen. De sGi'rls-messengers" zyn keurig en praktisch gekleed. Vol opgewektheid kwy'ten zij zich van haar taak. Het mannelijk personeel van sombere han delskantoren en bedrijvige redactie-bureaus waagt er gaarne een oogje aan, wanneer de rappe voetjes naderen. Haar haastig binnen treden en snel verdwijnen brengt in de doffe zaakryke omgeving hél even een lichtstraal, plots een levens-tinteling, een impressie van vroolijkheid. De bestelsters hebben pleizier in haar wandel - gy mnastiek ; haar stemmen klin ken bly, haar oogen schitteren, op haar wangen glanst een blosje. Zy verdienen zes gulden in de week. Dit loon wekt de bekommernis van de bekende mevrouw Grundy. Mevrouw Grundy noemt men in Engeland, de incarnatie der verstandelijke meening; de wachteres onverpoosd op den uitk(jk, die by nadering van eenig zedelyk gevaar onmiddellijk alarm blaast. Zy richtte een schryven aan de Times en onderteekende >Een vrouw van ervaring". Zy wyst op de gevaren, waaraan die vlugge, sierlyk gekleede, knap-uitziende jonge meisjes bloot staan. Een weekloon, dat maar heel krapjes toereikt voor kleeding, voeding en logies. Jonge mehjes alty'd langs 'a heeren wegen zy'n meer dan haar binnenshuis arbeidende zusteren blootgesteld aan de brutaal-nieuws gierige, ruwweg-bewonderende blikken der mannen. ?Denkt g\j" dus bromt mevrouw Grundy «dat het alleen om het weekloontje is, dat al die jonge meisjes zoo gaarne telegrammenbestelsters worden ? Zy brengen den geheelen dag op atraat'door, dringen gebouwen binnen, waar niets dan mannen zitten. Tot overmaat van ramp kiest men mooie meiejas voor dat werk. Dat k&n nooit goed gaan. Ik wil aan nemen, dat zy Usoenly'k zijn, maar, zy zullen het mei blijven. Intnsschen komen wij vrouwen handen te kort voor het huiswerk. Binnenkort hebben wy in Engeland geen keukemeiden, geen kameniers, geen naaisters, geen waschvrouwen meer, want, in de gezinnen der kleine burgers en der armen, zal men niet meer leeren naaien, wasschen, strijken en koken." Mevrouw Grundy kykt volgens haar emplooi door een zwarte bril; tóch heeft zy misschien in dit geval niet geheel ongelijk. * * * De beroemde fransche tenor, Jean de Reszk kreeg dezer dagen van den Amerikaan Mapleson een aanbieding om tegen een vergoeding van 40 000 pond l veertig concerten in Amerika te komen geven, dus 1000 pond per concert! Benydbaar zoo'n goudmyn in de keel ! Jean de Reszkéheeft voorshands het fabelachtige aanbod afgewezen. Zyn triomfen als Siegfried houden hem tydelyk in Parys. Wannoer hy, naar weelderigen artisten-trant, weer eens aan ?" lager wal zal zijn, komt hy waarschynlyk op Mapleson's voorstel terug. * * * Den 22sten Januari i.l. sterfdag van . koningin Victoria heeft Newman in Qjeen's Hall te Londen een concert georganiseerd, geheel gewy'd aan de nagedachtenis der over leden vorstin. Het programma bestond uit Wagner's marche funebre uit de G tterdammerung, de symfonie Pathétique van Tscha kowsky, »In Memoriam" van Artbur Sullivan. Mevrouw Kirkley Lunn zong een aria van Mendelssohn: »Sei stille dem Harrn" en Florence Schmidt Ha dei's »Ik weet dat my'n Verlosser leeft". Het orkest speelde voortreffelijk onder leiding van den bekwamen dirigent Wood. » * * Sedert driejaar bestaat in Bre*lau een schoenmaakaterg-werkplaats, waar vrouwen zich kun nen bekwamen ia dit nuttig hand werk. De bazin van de werkplaats is Josefine Zimmnrmann, die het schoenmakersbedryf in de allerfijnBte punt jes kent. Vyftien jaar bracht zy in Pary's door, waar zij het vak leerde. Het fransche schoeisel is bekend als smaakvol en sierlyk. De werk plaats van Josefine Zimmermann waar men onder uitstekende leidirg laarzen, schoentjes, halschoantjes en pantoffels kan maken, wordt het meest bezocut door dames tot den deftigen stand behoorend. Zolen zyn. kant en klaar aanwezig Men kiest een paar op de juiste maat, doet keuze van model en bovenleer en met behulp van schaar, hamer en spijkertjes wordt het schoeisel in elkaar gezet. BÜhet vervaardigen van pantoffels en muilen met vilten zolen wordt draad en naald gebruikt, gén pekdraad dat komt in de hecle werk plaats niet voor De fijnste handjes bly?en dus ongeschonden. Van versleten groote laarzen kan men kinderschoenen maken. De leer wij ze van Josefine Zimmerman is zóó eenvoudig en praktisch, dat men het schoenmakersvak óók theoretisch kan leeren, door met haar te correspondeeren. Zy beeft een boekje in 't licht ge geven over «Zelfonderricht in het schoen maken". Een gewezen leerlinge van mpj. Zimmermann heeft eenige maanden geleden eau atelier in Berlyn geopend, onder den naam »St Crispy'n". Ook in Oostenryk, in Kogl en in Attergau zyn ateliers waar dames zich vlytig oefenen in het maken van keurig schoeisel. CAPRICE,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl