Historisch Archief 1877-1940
f
f'
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD T OOR NEDERLAND.
No. 1287
klemmende bezwaar door beiden tegen de
toepassing van het beginsel aangevoerd
was. dat de inlandsche grondbezitters reeds
eenige zij het ook hoogst gebrekkige
bevloeiing op hunne gronden hebben en (lat
het recht op water volgens hen van ouds
her aan het begrip grondbezit is verbonden.
De verplichting om voor eenen, zij het
ook veel ruimere waterverstrekking, te
moeten betalen, zou dau ook zeer impo
pulair zijn. Beide residenten geven uit
drukking aan dezen gedachtengang: waar
om zooveel omslag, men kan immers door
verhooging van landrente de kosten van
een bevloeiingswerk vergoed krijgen.
Dat dit echter niet steeds het geval is,
is gebleken uit hetgeen hierboven werd
medegedeeld omtrent de landrentenormen
die als maatstaf worden toegepast en
waarin de factor rente van aaulegfeapitaal
evenmin als in het landrentebtginsel voor
komt.
Gebonden door de grondregelen der
laudrenteheffing: draagkracht in verband
met bruto productiewaarde werd de
landrente in de toekomst in de'Solovallei te
heffen op ? 5 per bouw bepaald.
Aangezien dit bedrag op verre na de
jaarlijktche meerdere koeten niet dekt,
heeft de Commissie van advies, naar den
raad van verschillende indische adviseurs,
gemeend te mogen rekenen op belangrijke
directe inkomsten van een vijf en twintigtal
suikerfabrieken welke geacht worden in
de Solostreek te zullen verrijzen.
Mag al, toen die Commissie op 1G Juli
1900 haar rapport uitbracht, met
terugzicht op de schitterende Java
suikercampagnes 1898 en 1899, eene dergelijke
aanname eenigen grond gehad hebben,
thans, nu de suikerprijzen zooveel lager
zijn dan in die gunstige jaren, ziet de
toekomst er te dien opzichte niet roos
kleurig uit.
I.idien voor de toekomst de hoop op
eene suikercultuur in de Solostreek zou
moeten worden opgegeven, zou volgens de
thans geldende regelen de te maken
bevloeiingswerken dus niet rendabel zijn.
Kon de Regeering er toe besluiten om
voor de door haar te maken
bevloeiingswerken niet in verhoogicg der landrente
maar door het heffen van een percentage
vau de laagste verkoopwaarde der productie
vermeerdering, de compensatie van de
jaarlijksche kosten dier werken te zoeken, dan
zou zij bij hare rekening van vrij wat
vastere gegevens uitgaan dan door toe
passing van htt landrente beginsel. Dit
moge door de factor-draagkracht het ge
makkelijk maken den belastingschuldige
zoo te treffen als men dit wenscht, en
tengevolge daarvan een soort inkomsten
belasting zijn, om er de renterekening van
een bevloe ngswerk op te bouwen deugt
het niet.
Een heffing als boven bedoeld zou moe
ten geschieden onafhankelijk van en ne
vens de reeds bestaande of toekomstig
herziene landrentebetaliiig.
Daar geringe verscheidenheid van belas
tingen bij de inlandsche maatschappij
gewenseht is, zou eene dergelijke heffing
wellicht in opcenten der landrente
kunneu worden uitgedrukt zoodat de inboorling
den indruk zou krijgen eener
landrentevei hooging waarin hij, bij onbetwistbare
vermeerdering zijner producties, ook geen
onbillijkheid ziet.
Het percentage van de
opbrengstvermtertlermg te htffen kan willekeurig wor
den bepaald. Wil echter het doel bereikt
worden den inlander het overwegend
grootste deel te laten, dan zal wel niet
boven 20 nCt. gegaan kunnen worden.
Wordt volgens hel bovenstaande .opge
maakt wat het Gouvernement ia de
Solovallei zou kunnen ontvangen nevens de,
bestaande landrente,, dan komt men, aan
de hai.d der cijfers door den schrijver van
het artikel van 10 Nov. 1.1. gebruikt tot
het volgende:
Te verwachten productievermeerdering
per bouw gronds 15 pikol.
Veruoopwaarde per pikol /' 2. .
Waarde der pro lucüevermeerdering
/ 3Ü. .
Hiervan te heffen in maximum 20
lC-. = fG.-.
Blijft aau den landbouwer in minimum
f 2-L-.
Bij dergelijke cijfers zou er geen be
zwaar in zijn gelegen de benoodigde gel
den uit eene kening te vinden want
brengen wij in rekening het kapiraal van
f 27.500 000 dat r,og aan de Solovallei
zou zijn te besteden tegen eene reiite van
3 pCt., benevens f 329 500 door de
commisMe als jaarlijksche onderhouds- en ex
ploitatiekosten geraamd, verder 2X pCt.
kwijtschelding voor misgewas, geen
collecteloon als gevolg van inning gelijk met de
landrente en een bevloeid oppervlak van
190.000 bouws, dan.zou nagenoeg ? G 20
per bouw moeten worden opgebracht.
Werd de maximum heffing wettelijk
lagtr ('an r p 20 pCt. gesteld, of was de
product ievermeerderiüg dan wel de ver
koop.-.aarde te hoog in. rekening gebracht,
dan zou het voer iedereen duidelijk zijn
dat de rente van het aanlegkapitaal niet
zou binnenkomen. Van het aangeno
men regeeringsbeginsel betreffende het
b» H:!,ikivvar stellen vau fondsen voor
bavlo; 11:1 j-.verken zou ds>i ue al of n».t
ui etit^ afhangen.
Uit de gegevens die men ia het rapport
de i1 Commissie van advies vii.elt, blijkt dat
vol,_.ei,s ('e haar verstrekte opgaat geen
hoogrre landrente dau /" 5.?in het voor
uitzicht gesteld mag worden.
De aanslag bedraagt thans ? 3.- .
Siaan de zeer geringe door den Staat
te verkrijgen voardeelen in verband met
]) B,:vloeiii gen m N-»rd-Italiëen Spvje
dom- P. Grinwis l'laat, la^etieur vaa den
Waterstaat in Nederlandtcli-Iadië.
op goede gronden zeer laag gestelde
produetievermeerdering of lage verkoopwaarde,
dan zou. dit bedrag, als het eene heffing
gold als boven werd bepleit, algemeen
vertrouwen inboezemen.
Thans, nu in verband met de
landrentebeffing een soort hocus pocus heeft plaats
geh ui, waarbij is overwogen dit in aan
merking genomen dat, waarschijnlijk een
parallel getrokken is met streken waar de
bevolking in hoofdzaak zelf de
bevloeiingswerken heeft tot stand gebracht, misschien
ook reeds is verdisconteerd eene
landrenteverlaging die men in de toekomst verwacht
dan wel reeds nu wenschelijk acht, kan
geen zuiver beeld verkregen zijn van de
resultaten van het werk.
Het heet, niet de bedoeling te wezen, ook
daar waar de omstandigheden daartoe
gunstig zijn, door den aanleg van
bevloeiingswerken directe winsten te maken.
Daarom zou kunnen worden bepaald, dat
het te htffen percentage beneden het aan
gewezen maximum zóó zal worden vast
gesteld, dat de kosten der werken, zonder
meer, worden gedekt.
In Engelsch-Indiëheeft voor sommige
werken eene heffing naar de meerdere
bruto productie plaats. Men gaat daarbij
tot 30 pCf,
Als nu de meerdere ernst waarmede
sedert kortelings in sommige streken van
Java de producties!atistieken ter hand zijn
genomen, algemeen wordt-, zoodat het kar
dinale punt, d. i. de productietoename,
minder verschil van meening zal toelaten,
dan zal bij een vaste basis voor de te
berekenen inkomsten wellicht nog het
opmerkelijk feit geconstateerd kunnen
worden dat heeren ingenieurs geen lange
vertoogen meer houden voor de
zoagenaamde rentebiliteit hunner werken.
Nog opmerkelüker zal het zijn indien
heeren administratieve ambtenaren geen
aanleiding meer zullen vinden om het in
het geheel niet met hen eens te zijn.
Wanneer deze eenheid en eenvoud van
beginselen mocht zijn bereikt, dan zal
waarschijnlijk blijken dat veel goeds tot
stand gebracht kan worden zonder dat de
kolonie of het moederland daartoe boven
hunne krachten behoeven te worden belast.
D. A. KOSTER.
Het budget is er goed voor, al blijven
zoodoende al de uitgaven voor het «re
serve" kader ook volmaakt improductief.
Wie onzer militaire specialiteiten in de
Kamer pakt dit nu eens aan?
DE B.
Dat het Reservekade onder den
tegenwoordigen Minister in andere banen ge
leid, en wat kwaliteit betreft, wat verbe
terd zal worden, is zeker toe te juichen.
Maar al te veel is dat kader een
privilegeinstelling geworden voor de hoogere slanden
zonder eenige ernstige beteeketis.
Wat baat ons dat echter zoolang men
dit kader niet volledig met het militiekader
samensmelt, en werkelijk organiek in de
gelederen laat treden ?
Feitelijk is de toestand nog steeds deze,
dat de meer gegoede jongelui bij mobilisatie
bij hoopen, als ^reserve-personeel'' naar de,
Depots loopen, om pan later misschien
als de oorlog leeds uit is in te treden.
Zij die nog zeggen de kaderreservisten
heusch te willen laten meevechten, pleiten
er toch met tranen in de oogen voor, om
die kostbare jongelingschap dan in allen
gevalle slechts bij de, Landweer, voor 't
minder gevaailijke werk, in te deelen.
Is dat uu niet volslagen gemis aan ernst?
De Landweer, mannen van 28- tot
35jarigen leeftijd, te willen encadreeren met
Hoogere Burgerscholieren van 13 a 19
jaar! In welk ander leger zou zelfs het
opperen van 't denkbeeld maar mogelijk
zij 11 ?
Wanneer zal men toch in Nederland
den persoonlijken dierst plicht eens eerlijk
accepteeren, door iedereen wien 't lot treft,
8 jaren in de militie en daarna 7 jaren
bij de Landweer te doen dienen, hetzij als
soldaat of korporaal, hetzij als onderofficier
of officier.
Wanneer zal 't toch eens uit zijn met
al dat geleuter over reserves, en nog eens
reserves achter die reserves?
Een tweede zaak: Zou men, nu de per
soonlijke dienstplicht ons heef t verlost van
de noodzakelijkheid, om voor beroepskader
alles te nemen wat maar genegen was,
niet eens wat hooger leeftijd ook voor de
beroepskorpoiaals en sergeanten gaan
eischen ?
En zou men, goedgenomen zelfs», het
Instructie-Bataillon thans niet kunren
missen, waar men tot nu toe, door den
kadernood gedrongen, stumpers van 15 en
10 jaar als volontair aannam, om ze op
16 en 17 jarigen leeftijd als heusche «kor
poraals'' over 20 a 2,'J jarige miliciens te
stellen ? Hoevele dezer jongena bijna
alle door de geriuge kans om officier te
worden verlokt worden hierdoor niet
voor hun leven ongelukkig, en keeren op
24 a 25 jarigen leeftijd als gepasporteerd
sergeant in de burgermaatschappij terug,
geheel ongeschikt gemaakt om met kans
op succes met hun tijdgenooten den wed
ijver om een burgerbestaan te beginnen!
Hoevelen hunner blijven niet daardoor in
den onderoificiersttacd »hangen," zonder
er roeping voor te gevoelen! Is het niet
ben den de waardigheid van den Staat,
daarvan te profueeren ?
Zoolang de piawtsvtrvanging bestond,
kon men z;c*i by die piactijken ten minste
nog veront.-chuldigen met de dringende
noodzakelijkheid om, hoe dan ook,
b"roepskorporaals en sergeants te krijgen,
Nu die is afgeschaft blijft men trch in
dien sleur doorgaan, en behelpt zich met
beroepskader dat nauwelijks de kinder
schoenen ontwassen is, enkel omdat men
nu eenmaal het militiekader niet als
gelijkwaanlig erkennen wil, en omdat men
de beste elementen voor dat kader liever
in «reserve'' wil houden!
De BMofel
In een vorig nummer van het Weekblad
werd ik door eea ongenoemde aan de lezers
voorgesteld op eene zeer hatelijke wijze.
Hoe de redactie zich leent tot het opnemen
van een óngeteekend stuk van zoo scherp
persoonlijk karakter, moge zij voor
zichzelve verantwoorden. Mij is de persoon die
het stuk schreef, klaarblijkelijk een boek
handelbediende, die nien wijden blik op
alle wetenschappen" heeft, en »de vakken
van den nieuweien tijd kent", onverschillig.
Niet onverschillig is mij echter de indiuk
van de lezers, die meenen iets over mij
vernomen te hebben, terwijl hun in mijne
plaats eene caricatuur is voorgesteld. En
dan nog niet eens eene geestige caricatuur,
maar eene hatelijke schets, door iemand
die mij absojuut niet kent!
Het zij mij dua vergund te trachten, den
indruk eenuszins te wijzigen door mij
zelven in mijn werk even op nieuw voor
te stellen, in de eerste plaats als biblio
thecaris, als verzorger van boeken, en niet
als vandaal, al krijgen ook de werken
tot bewijs van het eigendomsrecht een
stempel op de achterzijde van den titel, en
al worden er vreeselijk! nummertjes
op den rug geplakt Ik stel mij vervolgens
voor als belangstellende in alle vakken
van wetenschap, ze alle dienende met
gelijke liefde. Hoewel, n ding moet ik
bekennen het schijnt in het cog van
een kundig boekhandel bediende een on
vergefelijke fout te zijn ik htb mij in
mijne snipperuren wel eens aan eene be
scheidene historische studie schuldig
gernaakt! Dat hierdoor echter mijn werk als
bibliothecaris een eenzijdig karakter zou
krijgen, wie dat beweert kent mij niet, en
heeft ook geen begrip van de werkzaam
heden aan eene bibliotheek. De meest
verEchiller.ele vakkeu nemen ons aldoor in
beslag; aan eigen f-pecialestudie te denken,
daarvi-or is absoluut geene gelegenheid.
En dat voorliefde voor oude geschiedenis
invloed op den aankoop der boeken zou
hebben, is ongerijmd, zooals het voorbeeld
van de aanschaffing van het corpus
inscriptionMii latinarum daghelder bewijst. Sir.ds
ruim twintig jaren worden tte-lselmatig tal
van dure werke», waarvan in de vooraf
gaande periode geen werk gemaakt was,
aangeschaft; vooral de groote
bronnenwerken waarin niet eene oogenblikkelijke
opvatting eler wetenschap is neergelegd,
maar die ieder volgend onderzoeker weer
nroet kunnen raadplegen. Tot deze werken
behoort het genoemde corpus, een echt
bronnenweik, dat te duur is voor een parti
culier, en dat niet door de eene bibliotheek
aan de andere te leen wordt gezonden.
Eene bibliotheek als de Amsterdamgche
moest het dus bezitten, toch hebben de
opvolgende geleerde bibliothecarissen tal
van groote werken in andere vakben eerder
aangeschaft, en heeft zeits hij die alles bij
de Romeinsche -£chiede;:is heet achter te
stellen, elf jaieu lang wel voor andere
werken gezorgd, maar met deze aanschaf
fing gewacht, (ot z;ch hij de veiling Six
eene gunstige gelegenheid opdeed. Derge
lijke standaardwerken in andere vakken
ziilien bij zulk eene gelegenheid evenmin
verreten worden.
Xaast zulke bronrenwerken is natuurlijk
vooral op de aanschaffing van tijdschriften
de aar.dacht gewettigd. O,>k deze kunnen
particulieren niet compleet bezitten, en
ieder die ze noodig heeft is dus op eene
bibliotheek aangewezen. De hiervoor be
stede bedragen Klimmen dan ook vanjaar
tot jaar, do verzameling groeit steeels aan,
en al moet hier riog dikwijls bij aanvragen
naar elders ver-vezen worden, omgekeerd
kunnen wc ook reeds dikwijls helpen met
hetgeen in undire bibliotheken ontbreekt.
Voorliefde voor een eikel vak bes taal ook
hier r.iet, geneeskundige tijdschriften
verklindcn wellicht het meeste geld.
Alle tijd chriften aan te K:h: ffen, zou
intusfchtn toch de beschikbare middelen
ver te boven gaan, er moet dus eene keus
gedaan worden, en daarbij wordt er zeker
op gelet, wat in ar dere verzamelingen te
Amstirdam aanwezig is. Ieder denkend
l n.caich acht dit verstandig, en zou het
dwaas vinden h* t geld juist te besteden
voor werken, die het L^esmuseum of de
Academie van wetenschappen bezit?alleen
onze veelzijdige boekhandelbediende wil
wij/.fr zijn.
Wanneer bezoekers hunne gading niet
vinden, en de ambtenaren of beambten der
bibliotheek do beleefdheid hebben, hen er
attent op te maken, waar het gezochte werk
misschien te vinden is, in eene andere
boekerij of' bij een particulier, zal elk
redelijk menseh dit waardeeren onze
dilettant bibliothecaris ergeit zich er aan.
Tot mijn genoegen spreekt hij bij deze
en verdere aanmerkingen niet over mijn
persoon alleen, maar over het geheele
personeel. Ik kom daardoor niet slechts
iri goed gezelschap, maar ik kan zijne
ong<rijn.de beweringen ook beter tegen
spreken. Ik behoef nu niet te zeggen, A&lik
wel eens van sociologie gehoord heb, en
dat »de wijde blik op alle weterschappen"
bij mij niet gemist, wordt. Dit zou pedant
klinken, en misschien hij legers, die onder
den indruk zijn' van do beweringen van
den veel. ijdigen maar naamloozen man,
weinig g< loot' viv.den. iS'u ik over anderen
kan spreken, behoef ik niet te aarzelen,
maar kan ik en> even steiligen toon
aanl> /.o's van de
Ie
bibliotheek-!; 11ten als de
i dien wijden
?ton /.'i r ;;/">'"l '''.-'.i -'i>c ologic is;
i> r is t'-, ?? i'.s ;.-i pvoniov-i erd.
;i(-ïii.j ?!) !/i';lio;jr; li-che kennis
r bij i i'ii 'jiinl-'ii i)i
ckhandele> tic \\, !!\/;i!:,-:iii;t'.'i van jaren
bibiioitu.! k ?- dun ook voor de
vorming vau ei D bibliogiitaf ni( t minder
gunstig dan werk in een boekhandel
afgezien natuui'ijk van de kennis der
pny.» n van boeken. Zoowel onze kundige
boekhandel bediende als z.n vriend de
socioloog, kunnen van onze ambtenaren
nog veel hulp he-bben en ook wel iets
letren, maar zij moeten zich dan ook met
wetenschappelijke vragen tot deze
ambtenaren wenden, en alleen met aanvraag om
een duidelijk aangegeven boek tot den
amauuensis niet omgekeerd. Zij rroeten
oi k de woorden duidelijk uitspreken, dan
zullen zij zeker geen antwoord krijgen dat
niet op de vraag klopt. Aanschaffing van
economische en sociologische weiken is
volstrekt niet uitgesloten, zooals onze onge
noemde vijand meent. Opgave van de
meest gewenschte werken op dit gebied,
niet alleen door hooglee>aren, maar ook
door andere bezoekers, vooral wanneer daar
kundige bibliografen onder zijn, is steeds
geweiifcht.
Ook bij leemten ih den alfabetischen
catalogus, die somtijds door coodige ver
plaatsingen tijdelijk bestaan, kunnen deze
ambtenaren helpen. En de systematische
catalogus mag onvolmaakt zijn, hij is pok
niet voor den druk, maar alleen als hulp
middel voor de bezoekers bestemd en be
wijst als zoodanig goede diensten. Van lijd
tot ti]d worden de afzonderlijke afdeeliugen
met grootere zorg herzien.
Bij het uitleenen van boeken wordt
zoo', veel mogelijk met de behoeften van het
publiek rekening gehouden. Zoo worden
romans die men op tal van plaatsen te
l lezen kan krijgen, niet uitgeleend, maar
' wetenschappelijke werken als Oppenheim
: wel. De naamlooze medewerker van de
i «groene" vindt dit natuurlijk verkeerd, de
| klager die het boek diever steeds present
vond, eveneens, maar daartegenover 'staan
anderen die er alleen op deze wijze van
kunnen prefiteeren. Toevallig is er nu van
Oppenheim een tweede exen.plpr, en kun
nen dus beide partijen bevredigd worden.
De motieven voor een en ander door onzen
bediller uit gesprekken gestilleerd, zijn van
geene waarde.
De zolders vol on geplaatste boeken be
staan alleen in het brein van dezen heer,
maar wel is soms wijziging in kasten en
zalen oorzaak dat eene kleine partij werken
tijdelijk moeielijk te raadplegen is, en dat
In zufk een geval jaren geleden de antiquaar
die een boek geleverd had, het vlug terug
vond, wil ik gaarne gelooven.
Wil ik nu met dit alles beweren dat er
niets te verbeteren is? Het zou orgerijmd
zijn, wij zijn altijd door bezig in 't klein
verbeteringen aan te brengen. In 't groot
moeten hooger gestelde machten mede
werken, vooral meer ruimte is noodig, ook
meer personeel zal bij de toeneming van
boeken en de nog sterkere toeneming van
bezoekers zeer welkom zijn, en. ook weer
ruimere openstelling van de bibliotheek
mogelijk maken.
Alleen beware on ze overheid de bibliotheek
voor een ambtenaar die beweert »de vakken
van den nieuweren tijd' te kennen! Ik heb
in mijn leven drie zulke personen ontmoet.:
een kundig ingenieur die werktuigkunde
voor het vak van onzen tijd hield, een
bekwaam scheikundige die scheikunde en
hygiëne voor de eenige vakken van
beteeken is hield en h t gek VOL d, dat ouele
bijbels in eene bibliotheek bewaard werden,
en nu een boekhandelbediende die zweert
bij sociologie, en die Nederlandsche ge
schiedenis, letterkunde, plaatsbeschrijving
uit de 17e, eeuw. philologie, en vooral oude
geschiedenis op zij wil schuiven. De beide
etrstgenotinden zullen wel nooit plaatsing
aan eene bibliotheek zoeken, en van den
laaiste is het e ven zoo te hopen dat hij zijne
bibliogrtfi-che kennis liever aan zijn vak,
aan den boekhandel blijft wijden.
Het zal wel nauwelijks noodig zijn hier
hij te voegen, dat ik verder in geenerlei
discussie denk te treden.
C. P. BURGER Jr.(
IStbliothecaris.
irlaan als hij. Wtlmi, (Ie;
?«gioere" kuiuu-i! y.euu-t zijn
blii.
staan
ANTWOORD.
In mijn. artikel »De Stedelijke Biblio
theek te Amsterdam ' wees ik naar aan
leiding van de wijzigingsplannen op het
belang in onze fta.il een goede (d. w. z. alle
klassen der bevolkingen alle schakeeringen
der wetenschap gelijkelijk dienende) biblio
theek te hebben. Ik wees erop, dat de lu
bestaande e;en parodie van zulk een in
richting is. Gedurende n.ijn studietijd aan
de Amstenlamsche Hooaeschool is het mij
eens overkomen op de bibliotheek het boek
te vinden, dat ik zocht. liet is waar: dien
eenen kt er zocht ik geen wetenschappelijk
maar een populair werk. In dien tijd heb
ik trouwens geen medestudent gesproken,
die over de bibliotheek niet even onvoldaan
was. Op het, grootste gedeelte van het ge
bied, dat de tegenwoordige universiteits
studie omvat philosophie, natuurweten
schappen, staatswetenschappen, medicijnen
en rechtsgeleerdheid, bezitde bibliotheek ni» t
de boeken, die de werker in die vakken be
hoeft. Ter anderer zijde vindt ook de koop
man, de ingenieur, de ollicitr er niet zijn ga
ding. En eindelijk de arbeider, die zich wil
ontwikkelen, evenmin. Dit is het groote
euvel, waartegen ik in mijn vorig stuk
protest aanteekende. Zoo men veranderen
gaat, d e; e men het in 't bei-t-f, dat vanden
huldigen toestand niets deug'.
Dat dit besef, deze eerste voorwaarde ter
verbetering, bij de beambten ontbreekt, dat
dientengevolge van hen ge;en krachtige
prikkel naar betere toestanden uitgaat, ji
dat zelfs door hun gebrek aan inzicht met
de voorhanden belachelijk kleine sommen
niet gewoekerd woidt, heb ik genoemd als
zoovele euvels temeer. Als om deze laatste
verwijteri te slaven, komt Dr. B. thans met
een artikel overvloeiende van tevredenheid
en pogingen poed te praten wat niet goed
! te, praten is. De cri-st vau der, toestand,
? dat geen ferieus orelerzoeker in de
biblio' theek vindt, wat hij zoekt, is nog steeds
i niet tol '/,ijn begrip doorgedrongen. Had ik
' ongelijk, toen ik hem beperktheid van
1 horizon verweet ?
j Wel verre van op !iet, ge-vaar van geeste
lijke v,-;ae'li!erirg ikr bevolku g- te letten,
bezie-1 l.ii het, het ly geval VT.H den kleinen,
kant. Mijn stuk i> voor hem geen grieve
tegen evn (-penbüre inriidiLing van i.ci
hcog.ito U Lai>g, waar ? et-n
pevs-ooi-Hiaanval! IVze blik is wa liijk nie-v
;,:;;(,verh< ihrd. In dezen gemoedgtoesun.'d klaagt
Lij. dal de leiiactie een naan-loos schrijver
tomaat tene caricatuur van hem te 'pc ven.
Ten onrechte, o^iet (ie persoon, maar de
publieke fur ctioiiaris Burger moest het ont
gelden. Tegen de openbare insteiling^die
onder zijn leiding staat, heeft het publiek
tal van klachten. Die klachten kunnen
' ook onder pseudoniem worden gepubliceerd.
De vraag is alleen of /ij juist zijn.
Voorzoover Dr. l!, door deze zienswijze zijn
i karakter openbaart, zal ik er het zwijgen
toe doen, ever als ik het daar in mijn vorig
stuk natuurlijk niet over gehad heb, ten
eerste omdat ik onder pseudoniem schreef,
ten tweede omdat de bibliotheek itiij wel,
maar het karakter van dr. B mij absoluut
niet icteresseert. Ik heb den bibliothe
caris, den publieken ambtenaar besproken,
geene al of niet geestige caricaturea
van personen gegeven. Het idee dezer
?geestige caricaiuur« heeft dr B. echter niet
losgelaten. Zou hij zoo iets niet kunnen
beproeven? Na lang peinzen vindt hij
iets: hij zal den schrijver
»boekhar.delbediende« noemen. Het heeft mij doen glim
lachen, dat dr. B. dit grapje zoo aardig
vindt, dat hij het zevenmaal herhaalt. Wer
kelijk, waarde hter Burger, ook het beste
gaat tegenstaan en zelfs van pat rr ze n krijgt
men genoeg. Maar van mijne zijde weLse:h
ik het debat zakelijk te houden en op dit
terrein volg ik u met.
Ter zake ? dus. Dan treft allereesl, dat
dr. B. niet alken de bedoeling van roijn
stuk, maar ook den inhoud ervan niet heeft
begrepen. Hij praat over de boeken op de
Kon. Acad. en het Leesmu«eum geheel in
den ouden eóierie-trant. Dat werken die
daar zijn, ook in de openbare, kostelopze
bibliotheek aanwezig dienen te zijn, begiijpt
hij nog steeds niet. »Men kan het toch
ergens anders krijgen", denkt hij. Dat die
»meii" etn geprivilegieerde »men" is, een
klein clubje i. p. v. de geheele bevolking;
dat die werken dus ook op de bibliotheek
dier geheele bevolking behooren, dat een
bibliothecaris, die dit inziet, reeds hierdoor
alleen een veel helderder kijk op de ont
zaglijke gebreken der bibliotheek krijgt en
i des te sterker aandrang op de autoriteiten
'? zal uitoefenen, om verandering in dien
! toestand te brergen: het i« hem verborgen
gebleven. Dat men een bewijs van eigen
domsrecht kan aanbrergen zonder ten
boek te verknoeien en een papiertje i p den
rug plakken zonder het juist op deu titel
te doen, eveneens. Dat een goed bibliothe
caris »absoluut geen gelegenheid" heeft
' »aan eigen speciale studie te denken", zegt
' hij zelf: dat hij die dan echter ook mist
voor al of niet bescheiden »hittorische studie"
dringt niet tot hem dcor. Ik voor mij zou
den werkkring van een bibliothecaris in
't algemeen niet zoo scherp willen omlijnen,
dat ik eigen studie uitsloot, maarelien van
den bestuurder der Arnsterdamsche bibli
otheek, waar nog nagenoeg alles te doen
is, zeker wel.
De waarde van het »C. I. L." voor een
bibliotheek, waar niet het eerst noodige ont
breekt, ht b ik getoond te begrijpen ; Ue uit
weiding van dr. B. hierover kou dus gtmist
en is nitt ter zake, zoolang er bro
nenwerken ontbreken, die in plaats van door
enkelen, doe>r tientallen zoi den worden ge
raadpleegd. Want zeer noodige
bronnen: werken zijn er niet. De optimistische dr. B.
ziet alleen naar het weinige wat is
aan! geschaft; had hij een lijstje medegedeeld
vau de aangekochte vervolg werken en vaa
^ de ontbrekende; men zou de maat hebben
gehad vau zijn bibliothecarisch talent.
, Het afwezig zijn van dringend noodige
tijdschriften wordt niet, verontschuldigd door
de geringe geldelijke toelage. De Gemeente
raad zou mogelijk meer geld beschikbaar
stellen, indien hij van den aangestefden
ambtenaar vernam, dat het geld vuor abso
luut noodige periodieken ontbrak. VVat
i trouwens geheel ontbreekt en wat particu
lieren nog> minder kunnen bezitten, zijn
complete dagbladen. Sommige dingen zijn
alleen in oude dagbladen te vinden en waar
\ dezs te zoeken zoo niet op een bibliotheek ?
] Tijdens ele Chariistenbeweging zag de
directie van het toch zoo voorin ftelijke
Britsch Museum diep op deze
volbsbewe! ging neer. Geen Caartigtitche periodieken
' werden aangeschaft. Het gevolg is dat het
Britsch Museum ze tegenwoordig opkoopt
>it prix d'or''. H et f t de directie der
Amster\ damsche biblotheek zich deze les ten t ut te
gemsakt? Weineen. Maar wat spreek ik
van arbeidersboden, waar de verdere pers
; er al evenmin ie vinden is. Toch is het
raadplegen vau een blad een dikwijls zeer
gewengchte. en zoo het opgehouden het.ft
! te bestaan, soms haakt ondoenlijke zaak.
Wanneer Dr. B. zijn ideaal iets hooger
stelde, dan hij nu toont te doen door zijn
verrukking voor een bibliotheek, waar liet
op elk gebied zoekend Amsterdam in haast
geen enkel opzicht terecht kan; zou hij
voor deze begrippen ontvankelijk en min
der tevreden zijn.
Juiet die tevredenheid doet hem kennen
als een aiau zouiier recht begrip wat er
gemikt woiiH en wat er behoort, iirj juicht
1 als de bezoekers de leeken op
bibliogra' phL-ch gebied aan de beambten die
vaklui behooren te zijn le.-jes gaan geven,
: wat de «meest geweiiechte werken" zijn op
! economisch en sociologisch gebied. Op de
1 Amsterdamsche bibliotheek, het is zoo, is
dit hard noodig; maar welk een
bibliothe' caris, die dit met gem>eg!Vjke tevredenheid
i opschrijft! uu de beleefdheid der beambten,
| die naar andere bibliotheken verwijzen,
! bestaat hierin, dat zij zeggen: «ziet u,
? economische boeken schaffen wij ons idet
' aan, want prof. Quack heeft beloofd zijn
boeken na zijn dood aan de stad te zullen
nalaten". Eu dit antwoord komt stcreoüip
terug, ook al vraagt men naar sociologie
of andere vakken, die met economie ver
want zijn; zonder dat de beaml.ten een
flauiv denkbeeld hebben, wat die boekerij
bevat. IVof. Quack heeft vele zeldzame
boeken ; maar zooals ik reeds schreef weinig
economie en in. 't geheel geen sociologie.
Kocht de bibliotheek economische boeken,
zij zou weinig kans loopen dezelfde to
koopen als die'er zijn in de boek ei ij vari
den heer Quack. Deze aai keu p wordt echter
stelselmatig verzuimd. Toen het (JeMiauL
Bureau voor Sociale Adviezen hier ter sh do
werd opgericht met ze.tr geringe Miiici'clo
inidde-leu, Uioest Laar e,erste \\tili /ij.; ecu
bibho'iluek van economische !><K ku; <:'.\\\
ie lev"£<'ii. De boe kt rij dt r h"ifd'-ad \:;\i
Xuii-ni'.nd l-e/.ai, d>. i.\-. ;;i..t. I']., t!r. l! -\\~\~,
zicii iiii.uurltjk in de handt i; : d.. ('?:;. n. V; H
kui 'el, \>e,i. r VtV\Mj*eu iniai' t-.,. ;; ? v>i
biiil:i/t::tek. \V:.arom '"( rwijZt n /.ij r. i. i ?-. .!o
bt/-<k'-.s ni:ar <!e Ivjiiinkiijkf; o t' i.:.^f
't iit-e-h Mu.-cUlii '.'
JA-' bevvoi.dt.iiiig voorde nniuurli.k met; IK!
onuoodige venvivimgen dt r beambten (><io
in eeu vak s'udeert weet /.elf wei wie enr
kunnen helpen) is bij Dr. 11 het begin \ au
nog gloiiei:diT lofspraak. Hij deelt
beni.elijk hunne meenirig, dat de bezoekers idioten
zijn en deelt uitvoerig mede hoe men een
boek moet aanvragen. Dat de beambten
deze simpele dingen verstaan, geeft j.t m
blijkbaar aanleiding met stelligheid uil te
l