De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 23 februari pagina 2

23 februari 1902 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

f f' DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD T OOR NEDERLAND. No. 1287 klemmende bezwaar door beiden tegen de toepassing van het beginsel aangevoerd was. dat de inlandsche grondbezitters reeds eenige zij het ook hoogst gebrekkige bevloeiing op hunne gronden hebben en (lat het recht op water volgens hen van ouds her aan het begrip grondbezit is verbonden. De verplichting om voor eenen, zij het ook veel ruimere waterverstrekking, te moeten betalen, zou dau ook zeer impo pulair zijn. Beide residenten geven uit drukking aan dezen gedachtengang: waar om zooveel omslag, men kan immers door verhooging van landrente de kosten van een bevloeiingswerk vergoed krijgen. Dat dit echter niet steeds het geval is, is gebleken uit hetgeen hierboven werd medegedeeld omtrent de landrentenormen die als maatstaf worden toegepast en waarin de factor rente van aaulegfeapitaal evenmin als in het landrentebtginsel voor komt. Gebonden door de grondregelen der laudrenteheffing: draagkracht in verband met bruto productiewaarde werd de landrente in de toekomst in de'Solovallei te heffen op ? 5 per bouw bepaald. Aangezien dit bedrag op verre na de jaarlijktche meerdere koeten niet dekt, heeft de Commissie van advies, naar den raad van verschillende indische adviseurs, gemeend te mogen rekenen op belangrijke directe inkomsten van een vijf en twintigtal suikerfabrieken welke geacht worden in de Solostreek te zullen verrijzen. Mag al, toen die Commissie op 1G Juli 1900 haar rapport uitbracht, met terugzicht op de schitterende Java suikercampagnes 1898 en 1899, eene dergelijke aanname eenigen grond gehad hebben, thans, nu de suikerprijzen zooveel lager zijn dan in die gunstige jaren, ziet de toekomst er te dien opzichte niet roos kleurig uit. I.idien voor de toekomst de hoop op eene suikercultuur in de Solostreek zou moeten worden opgegeven, zou volgens de thans geldende regelen de te maken bevloeiingswerken dus niet rendabel zijn. Kon de Regeering er toe besluiten om voor de door haar te maken bevloeiingswerken niet in verhoogicg der landrente maar door het heffen van een percentage vau de laagste verkoopwaarde der productie vermeerdering, de compensatie van de jaarlijksche kosten dier werken te zoeken, dan zou zij bij hare rekening van vrij wat vastere gegevens uitgaan dan door toe passing van htt landrente beginsel. Dit moge door de factor-draagkracht het ge makkelijk maken den belastingschuldige zoo te treffen als men dit wenscht, en tengevolge daarvan een soort inkomsten belasting zijn, om er de renterekening van een bevloe ngswerk op te bouwen deugt het niet. Een heffing als boven bedoeld zou moe ten geschieden onafhankelijk van en ne vens de reeds bestaande of toekomstig herziene landrentebetaliiig. Daar geringe verscheidenheid van belas tingen bij de inlandsche maatschappij gewenseht is, zou eene dergelijke heffing wellicht in opcenten der landrente kunneu worden uitgedrukt zoodat de inboorling den indruk zou krijgen eener landrentevei hooging waarin hij, bij onbetwistbare vermeerdering zijner producties, ook geen onbillijkheid ziet. Het percentage van de opbrengstvermtertlermg te htffen kan willekeurig wor den bepaald. Wil echter het doel bereikt worden den inlander het overwegend grootste deel te laten, dan zal wel niet boven 20 nCt. gegaan kunnen worden. Wordt volgens hel bovenstaande .opge maakt wat het Gouvernement ia de Solovallei zou kunnen ontvangen nevens de, bestaande landrente,, dan komt men, aan de hai.d der cijfers door den schrijver van het artikel van 10 Nov. 1.1. gebruikt tot het volgende: Te verwachten productievermeerdering per bouw gronds 15 pikol. Veruoopwaarde per pikol /' 2. . Waarde der pro lucüevermeerdering / 3Ü. . Hiervan te heffen in maximum 20 lC-. = fG.-. Blijft aau den landbouwer in minimum f 2-L-. Bij dergelijke cijfers zou er geen be zwaar in zijn gelegen de benoodigde gel den uit eene kening te vinden want brengen wij in rekening het kapiraal van f 27.500 000 dat r,og aan de Solovallei zou zijn te besteden tegen eene reiite van 3 pCt., benevens f 329 500 door de commisMe als jaarlijksche onderhouds- en ex ploitatiekosten geraamd, verder 2X pCt. kwijtschelding voor misgewas, geen collecteloon als gevolg van inning gelijk met de landrente en een bevloeid oppervlak van 190.000 bouws, dan.zou nagenoeg ? G 20 per bouw moeten worden opgebracht. Werd de maximum heffing wettelijk lagtr ('an r p 20 pCt. gesteld, of was de product ievermeerderiüg dan wel de ver koop.-.aarde te hoog in. rekening gebracht, dan zou het voer iedereen duidelijk zijn dat de rente van het aanlegkapitaal niet zou binnenkomen. Van het aangeno men regeeringsbeginsel betreffende het b» H:!,ikivvar stellen vau fondsen voor bavlo; 11:1 j-.verken zou ds>i ue al of n».t ui etit^ afhangen. Uit de gegevens die men ia het rapport de i1 Commissie van advies vii.elt, blijkt dat vol,_.ei,s ('e haar verstrekte opgaat geen hoogrre landrente dau /" 5.?in het voor uitzicht gesteld mag worden. De aanslag bedraagt thans ? 3.- . Siaan de zeer geringe door den Staat te verkrijgen voardeelen in verband met ]) B,:vloeiii gen m N-»rd-Italiëen Spvje dom- P. Grinwis l'laat, la^etieur vaa den Waterstaat in Nederlandtcli-Iadië. op goede gronden zeer laag gestelde produetievermeerdering of lage verkoopwaarde, dan zou. dit bedrag, als het eene heffing gold als boven werd bepleit, algemeen vertrouwen inboezemen. Thans, nu in verband met de landrentebeffing een soort hocus pocus heeft plaats geh ui, waarbij is overwogen dit in aan merking genomen dat, waarschijnlijk een parallel getrokken is met streken waar de bevolking in hoofdzaak zelf de bevloeiingswerken heeft tot stand gebracht, misschien ook reeds is verdisconteerd eene landrenteverlaging die men in de toekomst verwacht dan wel reeds nu wenschelijk acht, kan geen zuiver beeld verkregen zijn van de resultaten van het werk. Het heet, niet de bedoeling te wezen, ook daar waar de omstandigheden daartoe gunstig zijn, door den aanleg van bevloeiingswerken directe winsten te maken. Daarom zou kunnen worden bepaald, dat het te htffen percentage beneden het aan gewezen maximum zóó zal worden vast gesteld, dat de kosten der werken, zonder meer, worden gedekt. In Engelsch-Indiëheeft voor sommige werken eene heffing naar de meerdere bruto productie plaats. Men gaat daarbij tot 30 pCf, Als nu de meerdere ernst waarmede sedert kortelings in sommige streken van Java de producties!atistieken ter hand zijn genomen, algemeen wordt-, zoodat het kar dinale punt, d. i. de productietoename, minder verschil van meening zal toelaten, dan zal bij een vaste basis voor de te berekenen inkomsten wellicht nog het opmerkelijk feit geconstateerd kunnen worden dat heeren ingenieurs geen lange vertoogen meer houden voor de zoagenaamde rentebiliteit hunner werken. Nog opmerkelüker zal het zijn indien heeren administratieve ambtenaren geen aanleiding meer zullen vinden om het in het geheel niet met hen eens te zijn. Wanneer deze eenheid en eenvoud van beginselen mocht zijn bereikt, dan zal waarschijnlijk blijken dat veel goeds tot stand gebracht kan worden zonder dat de kolonie of het moederland daartoe boven hunne krachten behoeven te worden belast. D. A. KOSTER. Het budget is er goed voor, al blijven zoodoende al de uitgaven voor het «re serve" kader ook volmaakt improductief. Wie onzer militaire specialiteiten in de Kamer pakt dit nu eens aan? DE B. Dat het Reservekade onder den tegenwoordigen Minister in andere banen ge leid, en wat kwaliteit betreft, wat verbe terd zal worden, is zeker toe te juichen. Maar al te veel is dat kader een privilegeinstelling geworden voor de hoogere slanden zonder eenige ernstige beteeketis. Wat baat ons dat echter zoolang men dit kader niet volledig met het militiekader samensmelt, en werkelijk organiek in de gelederen laat treden ? Feitelijk is de toestand nog steeds deze, dat de meer gegoede jongelui bij mobilisatie bij hoopen, als ^reserve-personeel'' naar de, Depots loopen, om pan later misschien als de oorlog leeds uit is in te treden. Zij die nog zeggen de kaderreservisten heusch te willen laten meevechten, pleiten er toch met tranen in de oogen voor, om die kostbare jongelingschap dan in allen gevalle slechts bij de, Landweer, voor 't minder gevaailijke werk, in te deelen. Is dat uu niet volslagen gemis aan ernst? De Landweer, mannen van 28- tot 35jarigen leeftijd, te willen encadreeren met Hoogere Burgerscholieren van 13 a 19 jaar! In welk ander leger zou zelfs het opperen van 't denkbeeld maar mogelijk zij 11 ? Wanneer zal men toch in Nederland den persoonlijken dierst plicht eens eerlijk accepteeren, door iedereen wien 't lot treft, 8 jaren in de militie en daarna 7 jaren bij de Landweer te doen dienen, hetzij als soldaat of korporaal, hetzij als onderofficier of officier. Wanneer zal 't toch eens uit zijn met al dat geleuter over reserves, en nog eens reserves achter die reserves? Een tweede zaak: Zou men, nu de per soonlijke dienstplicht ons heef t verlost van de noodzakelijkheid, om voor beroepskader alles te nemen wat maar genegen was, niet eens wat hooger leeftijd ook voor de beroepskorpoiaals en sergeanten gaan eischen ? En zou men, goedgenomen zelfs», het Instructie-Bataillon thans niet kunren missen, waar men tot nu toe, door den kadernood gedrongen, stumpers van 15 en 10 jaar als volontair aannam, om ze op 16 en 17 jarigen leeftijd als heusche «kor poraals'' over 20 a 2,'J jarige miliciens te stellen ? Hoevele dezer jongena bijna alle door de geriuge kans om officier te worden verlokt worden hierdoor niet voor hun leven ongelukkig, en keeren op 24 a 25 jarigen leeftijd als gepasporteerd sergeant in de burgermaatschappij terug, geheel ongeschikt gemaakt om met kans op succes met hun tijdgenooten den wed ijver om een burgerbestaan te beginnen! Hoevelen hunner blijven niet daardoor in den onderoificiersttacd »hangen," zonder er roeping voor te gevoelen! Is het niet ben den de waardigheid van den Staat, daarvan te profueeren ? Zoolang de piawtsvtrvanging bestond, kon men z;c*i by die piactijken ten minste nog veront.-chuldigen met de dringende noodzakelijkheid om, hoe dan ook, b"roepskorporaals en sergeants te krijgen, Nu die is afgeschaft blijft men trch in dien sleur doorgaan, en behelpt zich met beroepskader dat nauwelijks de kinder schoenen ontwassen is, enkel omdat men nu eenmaal het militiekader niet als gelijkwaanlig erkennen wil, en omdat men de beste elementen voor dat kader liever in «reserve'' wil houden! De BMofel In een vorig nummer van het Weekblad werd ik door eea ongenoemde aan de lezers voorgesteld op eene zeer hatelijke wijze. Hoe de redactie zich leent tot het opnemen van een óngeteekend stuk van zoo scherp persoonlijk karakter, moge zij voor zichzelve verantwoorden. Mij is de persoon die het stuk schreef, klaarblijkelijk een boek handelbediende, die nien wijden blik op alle wetenschappen" heeft, en »de vakken van den nieuweien tijd kent", onverschillig. Niet onverschillig is mij echter de indiuk van de lezers, die meenen iets over mij vernomen te hebben, terwijl hun in mijne plaats eene caricatuur is voorgesteld. En dan nog niet eens eene geestige caricatuur, maar eene hatelijke schets, door iemand die mij absojuut niet kent! Het zij mij dua vergund te trachten, den indruk eenuszins te wijzigen door mij zelven in mijn werk even op nieuw voor te stellen, in de eerste plaats als biblio thecaris, als verzorger van boeken, en niet als vandaal, al krijgen ook de werken tot bewijs van het eigendomsrecht een stempel op de achterzijde van den titel, en al worden er vreeselijk! nummertjes op den rug geplakt Ik stel mij vervolgens voor als belangstellende in alle vakken van wetenschap, ze alle dienende met gelijke liefde. Hoewel, n ding moet ik bekennen het schijnt in het cog van een kundig boekhandel bediende een on vergefelijke fout te zijn ik htb mij in mijne snipperuren wel eens aan eene be scheidene historische studie schuldig gernaakt! Dat hierdoor echter mijn werk als bibliothecaris een eenzijdig karakter zou krijgen, wie dat beweert kent mij niet, en heeft ook geen begrip van de werkzaam heden aan eene bibliotheek. De meest verEchiller.ele vakkeu nemen ons aldoor in beslag; aan eigen f-pecialestudie te denken, daarvi-or is absoluut geene gelegenheid. En dat voorliefde voor oude geschiedenis invloed op den aankoop der boeken zou hebben, is ongerijmd, zooals het voorbeeld van de aanschaffing van het corpus inscriptionMii latinarum daghelder bewijst. Sir.ds ruim twintig jaren worden tte-lselmatig tal van dure werke», waarvan in de vooraf gaande periode geen werk gemaakt was, aangeschaft; vooral de groote bronnenwerken waarin niet eene oogenblikkelijke opvatting eler wetenschap is neergelegd, maar die ieder volgend onderzoeker weer nroet kunnen raadplegen. Tot deze werken behoort het genoemde corpus, een echt bronnenweik, dat te duur is voor een parti culier, en dat niet door de eene bibliotheek aan de andere te leen wordt gezonden. Eene bibliotheek als de Amsterdamgche moest het dus bezitten, toch hebben de opvolgende geleerde bibliothecarissen tal van groote werken in andere vakben eerder aangeschaft, en heeft zeits hij die alles bij de Romeinsche -£chiede;:is heet achter te stellen, elf jaieu lang wel voor andere werken gezorgd, maar met deze aanschaf fing gewacht, (ot z;ch hij de veiling Six eene gunstige gelegenheid opdeed. Derge lijke standaardwerken in andere vakken ziilien bij zulk eene gelegenheid evenmin verreten worden. Xaast zulke bronrenwerken is natuurlijk vooral op de aanschaffing van tijdschriften de aar.dacht gewettigd. O,>k deze kunnen particulieren niet compleet bezitten, en ieder die ze noodig heeft is dus op eene bibliotheek aangewezen. De hiervoor be stede bedragen Klimmen dan ook vanjaar tot jaar, do verzameling groeit steeels aan, en al moet hier riog dikwijls bij aanvragen naar elders ver-vezen worden, omgekeerd kunnen wc ook reeds dikwijls helpen met hetgeen in undire bibliotheken ontbreekt. Voorliefde voor een eikel vak bes taal ook hier r.iet, geneeskundige tijdschriften verklindcn wellicht het meeste geld. Alle tijd chriften aan te K:h: ffen, zou intusfchtn toch de beschikbare middelen ver te boven gaan, er moet dus eene keus gedaan worden, en daarbij wordt er zeker op gelet, wat in ar dere verzamelingen te Amstirdam aanwezig is. Ieder denkend l n.caich acht dit verstandig, en zou het dwaas vinden h* t geld juist te besteden voor werken, die het L^esmuseum of de Academie van wetenschappen bezit?alleen onze veelzijdige boekhandelbediende wil wij/.fr zijn. Wanneer bezoekers hunne gading niet vinden, en de ambtenaren of beambten der bibliotheek do beleefdheid hebben, hen er attent op te maken, waar het gezochte werk misschien te vinden is, in eene andere boekerij of' bij een particulier, zal elk redelijk menseh dit waardeeren onze dilettant bibliothecaris ergeit zich er aan. Tot mijn genoegen spreekt hij bij deze en verdere aanmerkingen niet over mijn persoon alleen, maar over het geheele personeel. Ik kom daardoor niet slechts iri goed gezelschap, maar ik kan zijne ong<rijn.de beweringen ook beter tegen spreken. Ik behoef nu niet te zeggen, A&lik wel eens van sociologie gehoord heb, en dat »de wijde blik op alle weterschappen" bij mij niet gemist, wordt. Dit zou pedant klinken, en misschien hij legers, die onder den indruk zijn' van do beweringen van den veel. ijdigen maar naamloozen man, weinig g< loot' viv.den. iS'u ik over anderen kan spreken, behoef ik niet te aarzelen, maar kan ik en> even steiligen toon aanl> /.o's van de Ie bibliotheek-!; 11ten als de i dien wijden ?ton /.'i r ;;/">'"l '''.-'.i -'i>c ologic is; i> r is t'-, ?? i'.s ;.-i pvoniov-i erd. ;i(-ïii.j ?!) !/i';lio;jr; li-che kennis r bij i i'ii 'jiinl-'ii i)i ckhandele> tic \\, !!\/;i!:,-:iii;t'.'i van jaren bibiioitu.! k ?- dun ook voor de vorming vau ei D bibliogiitaf ni( t minder gunstig dan werk in een boekhandel afgezien natuui'ijk van de kennis der pny.» n van boeken. Zoowel onze kundige boekhandel bediende als z.n vriend de socioloog, kunnen van onze ambtenaren nog veel hulp he-bben en ook wel iets letren, maar zij moeten zich dan ook met wetenschappelijke vragen tot deze ambtenaren wenden, en alleen met aanvraag om een duidelijk aangegeven boek tot den amauuensis niet omgekeerd. Zij rroeten oi k de woorden duidelijk uitspreken, dan zullen zij zeker geen antwoord krijgen dat niet op de vraag klopt. Aanschaffing van economische en sociologische weiken is volstrekt niet uitgesloten, zooals onze onge noemde vijand meent. Opgave van de meest gewenschte werken op dit gebied, niet alleen door hooglee>aren, maar ook door andere bezoekers, vooral wanneer daar kundige bibliografen onder zijn, is steeds geweiifcht. Ook bij leemten ih den alfabetischen catalogus, die somtijds door coodige ver plaatsingen tijdelijk bestaan, kunnen deze ambtenaren helpen. En de systematische catalogus mag onvolmaakt zijn, hij is pok niet voor den druk, maar alleen als hulp middel voor de bezoekers bestemd en be wijst als zoodanig goede diensten. Van lijd tot ti]d worden de afzonderlijke afdeeliugen met grootere zorg herzien. Bij het uitleenen van boeken wordt zoo', veel mogelijk met de behoeften van het publiek rekening gehouden. Zoo worden romans die men op tal van plaatsen te l lezen kan krijgen, niet uitgeleend, maar ' wetenschappelijke werken als Oppenheim : wel. De naamlooze medewerker van de i «groene" vindt dit natuurlijk verkeerd, de | klager die het boek diever steeds present vond, eveneens, maar daartegenover 'staan anderen die er alleen op deze wijze van kunnen prefiteeren. Toevallig is er nu van Oppenheim een tweede exen.plpr, en kun nen dus beide partijen bevredigd worden. De motieven voor een en ander door onzen bediller uit gesprekken gestilleerd, zijn van geene waarde. De zolders vol on geplaatste boeken be staan alleen in het brein van dezen heer, maar wel is soms wijziging in kasten en zalen oorzaak dat eene kleine partij werken tijdelijk moeielijk te raadplegen is, en dat In zufk een geval jaren geleden de antiquaar die een boek geleverd had, het vlug terug vond, wil ik gaarne gelooven. Wil ik nu met dit alles beweren dat er niets te verbeteren is? Het zou orgerijmd zijn, wij zijn altijd door bezig in 't klein verbeteringen aan te brengen. In 't groot moeten hooger gestelde machten mede werken, vooral meer ruimte is noodig, ook meer personeel zal bij de toeneming van boeken en de nog sterkere toeneming van bezoekers zeer welkom zijn, en. ook weer ruimere openstelling van de bibliotheek mogelijk maken. Alleen beware on ze overheid de bibliotheek voor een ambtenaar die beweert »de vakken van den nieuweren tijd' te kennen! Ik heb in mijn leven drie zulke personen ontmoet.: een kundig ingenieur die werktuigkunde voor het vak van onzen tijd hield, een bekwaam scheikundige die scheikunde en hygiëne voor de eenige vakken van beteeken is hield en h t gek VOL d, dat ouele bijbels in eene bibliotheek bewaard werden, en nu een boekhandelbediende die zweert bij sociologie, en die Nederlandsche ge schiedenis, letterkunde, plaatsbeschrijving uit de 17e, eeuw. philologie, en vooral oude geschiedenis op zij wil schuiven. De beide etrstgenotinden zullen wel nooit plaatsing aan eene bibliotheek zoeken, en van den laaiste is het e ven zoo te hopen dat hij zijne bibliogrtfi-che kennis liever aan zijn vak, aan den boekhandel blijft wijden. Het zal wel nauwelijks noodig zijn hier hij te voegen, dat ik verder in geenerlei discussie denk te treden. C. P. BURGER Jr.( IStbliothecaris. irlaan als hij. Wtlmi, (Ie; ?«gioere" kuiuu-i! y.euu-t zijn blii. staan ANTWOORD. In mijn. artikel »De Stedelijke Biblio theek te Amsterdam ' wees ik naar aan leiding van de wijzigingsplannen op het belang in onze fta.il een goede (d. w. z. alle klassen der bevolkingen alle schakeeringen der wetenschap gelijkelijk dienende) biblio theek te hebben. Ik wees erop, dat de lu bestaande e;en parodie van zulk een in richting is. Gedurende n.ijn studietijd aan de Amstenlamsche Hooaeschool is het mij eens overkomen op de bibliotheek het boek te vinden, dat ik zocht. liet is waar: dien eenen kt er zocht ik geen wetenschappelijk maar een populair werk. In dien tijd heb ik trouwens geen medestudent gesproken, die over de bibliotheek niet even onvoldaan was. Op het, grootste gedeelte van het ge bied, dat de tegenwoordige universiteits studie omvat philosophie, natuurweten schappen, staatswetenschappen, medicijnen en rechtsgeleerdheid, bezitde bibliotheek ni» t de boeken, die de werker in die vakken be hoeft. Ter anderer zijde vindt ook de koop man, de ingenieur, de ollicitr er niet zijn ga ding. En eindelijk de arbeider, die zich wil ontwikkelen, evenmin. Dit is het groote euvel, waartegen ik in mijn vorig stuk protest aanteekende. Zoo men veranderen gaat, d e; e men het in 't bei-t-f, dat vanden huldigen toestand niets deug'. Dat dit besef, deze eerste voorwaarde ter verbetering, bij de beambten ontbreekt, dat dientengevolge van hen ge;en krachtige prikkel naar betere toestanden uitgaat, ji dat zelfs door hun gebrek aan inzicht met de voorhanden belachelijk kleine sommen niet gewoekerd woidt, heb ik genoemd als zoovele euvels temeer. Als om deze laatste verwijteri te slaven, komt Dr. B. thans met een artikel overvloeiende van tevredenheid en pogingen poed te praten wat niet goed ! te, praten is. De cri-st vau der, toestand, ? dat geen ferieus orelerzoeker in de biblio' theek vindt, wat hij zoekt, is nog steeds i niet tol '/,ijn begrip doorgedrongen. Had ik ' ongelijk, toen ik hem beperktheid van 1 horizon verweet ? j Wel verre van op !iet, ge-vaar van geeste lijke v,-;ae'li!erirg ikr bevolku g- te letten, bezie-1 l.ii het, het ly geval VT.H den kleinen, kant. Mijn stuk i> voor hem geen grieve tegen evn (-penbüre inriidiLing van i.ci hcog.ito U Lai>g, waar ? et-n pevs-ooi-Hiaanval! IVze blik is wa liijk nie-v ;,:;;(,verh< ihrd. In dezen gemoedgtoesun.'d klaagt Lij. dal de leiiactie een naan-loos schrijver tomaat tene caricatuur van hem te 'pc ven. Ten onrechte, o^iet (ie persoon, maar de publieke fur ctioiiaris Burger moest het ont gelden. Tegen de openbare insteiling^die onder zijn leiding staat, heeft het publiek tal van klachten. Die klachten kunnen ' ook onder pseudoniem worden gepubliceerd. De vraag is alleen of /ij juist zijn. Voorzoover Dr. l!, door deze zienswijze zijn i karakter openbaart, zal ik er het zwijgen toe doen, ever als ik het daar in mijn vorig stuk natuurlijk niet over gehad heb, ten eerste omdat ik onder pseudoniem schreef, ten tweede omdat de bibliotheek itiij wel, maar het karakter van dr. B mij absoluut niet icteresseert. Ik heb den bibliothe caris, den publieken ambtenaar besproken, geene al of niet geestige caricaturea van personen gegeven. Het idee dezer ?geestige caricaiuur« heeft dr B. echter niet losgelaten. Zou hij zoo iets niet kunnen beproeven? Na lang peinzen vindt hij iets: hij zal den schrijver »boekhar.delbediende« noemen. Het heeft mij doen glim lachen, dat dr. B. dit grapje zoo aardig vindt, dat hij het zevenmaal herhaalt. Wer kelijk, waarde hter Burger, ook het beste gaat tegenstaan en zelfs van pat rr ze n krijgt men genoeg. Maar van mijne zijde weLse:h ik het debat zakelijk te houden en op dit terrein volg ik u met. Ter zake ? dus. Dan treft allereesl, dat dr. B. niet alken de bedoeling van roijn stuk, maar ook den inhoud ervan niet heeft begrepen. Hij praat over de boeken op de Kon. Acad. en het Leesmu«eum geheel in den ouden eóierie-trant. Dat werken die daar zijn, ook in de openbare, kostelopze bibliotheek aanwezig dienen te zijn, begiijpt hij nog steeds niet. »Men kan het toch ergens anders krijgen", denkt hij. Dat die »meii" etn geprivilegieerde »men" is, een klein clubje i. p. v. de geheele bevolking; dat die werken dus ook op de bibliotheek dier geheele bevolking behooren, dat een bibliothecaris, die dit inziet, reeds hierdoor alleen een veel helderder kijk op de ont zaglijke gebreken der bibliotheek krijgt en i des te sterker aandrang op de autoriteiten '? zal uitoefenen, om verandering in dien ! toestand te brergen: het i« hem verborgen gebleven. Dat men een bewijs van eigen domsrecht kan aanbrergen zonder ten boek te verknoeien en een papiertje i p den rug plakken zonder het juist op deu titel te doen, eveneens. Dat een goed bibliothe caris »absoluut geen gelegenheid" heeft ' »aan eigen speciale studie te denken", zegt ' hij zelf: dat hij die dan echter ook mist voor al of niet bescheiden »hittorische studie" dringt niet tot hem dcor. Ik voor mij zou den werkkring van een bibliothecaris in 't algemeen niet zoo scherp willen omlijnen, dat ik eigen studie uitsloot, maarelien van den bestuurder der Arnsterdamsche bibli otheek, waar nog nagenoeg alles te doen is, zeker wel. De waarde van het »C. I. L." voor een bibliotheek, waar niet het eerst noodige ont breekt, ht b ik getoond te begrijpen ; Ue uit weiding van dr. B. hierover kou dus gtmist en is nitt ter zake, zoolang er bro nenwerken ontbreken, die in plaats van door enkelen, doe>r tientallen zoi den worden ge raadpleegd. Want zeer noodige bronnen: werken zijn er niet. De optimistische dr. B. ziet alleen naar het weinige wat is aan! geschaft; had hij een lijstje medegedeeld vau de aangekochte vervolg werken en vaa ^ de ontbrekende; men zou de maat hebben gehad vau zijn bibliothecarisch talent. , Het afwezig zijn van dringend noodige tijdschriften wordt niet, verontschuldigd door de geringe geldelijke toelage. De Gemeente raad zou mogelijk meer geld beschikbaar stellen, indien hij van den aangestefden ambtenaar vernam, dat het geld vuor abso luut noodige periodieken ontbrak. VVat i trouwens geheel ontbreekt en wat particu lieren nog> minder kunnen bezitten, zijn complete dagbladen. Sommige dingen zijn alleen in oude dagbladen te vinden en waar \ dezs te zoeken zoo niet op een bibliotheek ? ] Tijdens ele Chariistenbeweging zag de directie van het toch zoo voorin ftelijke Britsch Museum diep op deze volbsbewe! ging neer. Geen Caartigtitche periodieken ' werden aangeschaft. Het gevolg is dat het Britsch Museum ze tegenwoordig opkoopt >it prix d'or''. H et f t de directie der Amster\ damsche biblotheek zich deze les ten t ut te gemsakt? Weineen. Maar wat spreek ik van arbeidersboden, waar de verdere pers ; er al evenmin ie vinden is. Toch is het raadplegen vau een blad een dikwijls zeer gewengchte. en zoo het opgehouden het.ft ! te bestaan, soms haakt ondoenlijke zaak. Wanneer Dr. B. zijn ideaal iets hooger stelde, dan hij nu toont te doen door zijn verrukking voor een bibliotheek, waar liet op elk gebied zoekend Amsterdam in haast geen enkel opzicht terecht kan; zou hij voor deze begrippen ontvankelijk en min der tevreden zijn. Juiet die tevredenheid doet hem kennen als een aiau zouiier recht begrip wat er gemikt woiiH en wat er behoort, iirj juicht 1 als de bezoekers de leeken op bibliogra' phL-ch gebied aan de beambten die vaklui behooren te zijn le.-jes gaan geven, : wat de «meest geweiiechte werken" zijn op ! economisch en sociologisch gebied. Op de 1 Amsterdamsche bibliotheek, het is zoo, is dit hard noodig; maar welk een bibliothe' caris, die dit met gem>eg!Vjke tevredenheid i opschrijft! uu de beleefdheid der beambten, | die naar andere bibliotheken verwijzen, ! bestaat hierin, dat zij zeggen: «ziet u, ? economische boeken schaffen wij ons idet ' aan, want prof. Quack heeft beloofd zijn boeken na zijn dood aan de stad te zullen nalaten". Eu dit antwoord komt stcreoüip terug, ook al vraagt men naar sociologie of andere vakken, die met economie ver want zijn; zonder dat de beaml.ten een flauiv denkbeeld hebben, wat die boekerij bevat. IVof. Quack heeft vele zeldzame boeken ; maar zooals ik reeds schreef weinig economie en in. 't geheel geen sociologie. Kocht de bibliotheek economische boeken, zij zou weinig kans loopen dezelfde to koopen als die'er zijn in de boek ei ij vari den heer Quack. Deze aai keu p wordt echter stelselmatig verzuimd. Toen het (JeMiauL Bureau voor Sociale Adviezen hier ter sh do werd opgericht met ze.tr geringe Miiici'clo inidde-leu, Uioest Laar e,erste \\tili /ij.; ecu bibho'iluek van economische !><K ku; <:'.\\\ ie lev"£<'ii. De boe kt rij dt r h"ifd'-ad \:;\i Xuii-ni'.nd l-e/.ai, d>. i.\-. ;;i..t. I']., t!r. l! -\\~\~, zicii iiii.uurltjk in de handt i; : d.. ('?:;. n. V; H kui 'el, \>e,i. r VtV\Mj*eu iniai' t-.,. ;; ? v>i biiil:i/t::tek. \V:.arom '"( rwijZt n /.ij r. i. i ?-. .!o bt/-<k'-.s ni:ar <!e Ivjiiinkiijkf; o t' i.:.^f 't iit-e-h Mu.-cUlii '.' JA-' bevvoi.dt.iiiig voorde nniuurli.k met; IK! onuoodige venvivimgen dt r beambten (><io in eeu vak s'udeert weet /.elf wei wie enr kunnen helpen) is bij Dr. 11 het begin \ au nog gloiiei:diT lofspraak. Hij deelt beni.elijk hunne meenirig, dat de bezoekers idioten zijn en deelt uitvoerig mede hoe men een boek moet aanvragen. Dat de beambten deze simpele dingen verstaan, geeft j.t m blijkbaar aanleiding met stelligheid uil te l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl