De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 23 februari pagina 4

23 februari 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

t "v. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1287 E-wst de geschiedenis der kontrakfen voor de levering van oorlogsmaterialen door maat schappijen grootendeels bestaande uit leden der Chamberlain-familie. Terwyl deze zaak nog op aller tongen was, kwam de zwendelar\j met de levering van schoenen voor de dag, voor de helft te duur betaald en dan nog wel zóó'n slecht fabrikaat dat ze na een paar dagen ge bruik aan de voeten der soldaten uiteen vielen. Toen kwamen de hospitaalschandalen. K w t daarop bleek, hoe de groote transport maatschappijen het gouvernement hadden beet genomen b|j het vervoer van troepen en paarden, door hare tarieven te verinogen. EQ thais is uitgelekt welke zwendelary'en plaats hadden by den aankoop van paarden en het leveren van vleesch aan het leger daar ginder. Deze bedriegeryen kwamen Vry'iagSl Januari uit toen minister Brodrick zy'ne sapplementaire oorlogsbegrooting indiende. Ea zóó hoog steeg de verontwaardiging daarover, by talrijke leden der rechterzijde zoowel als by de geheel e linkerzyie van het Lagerhuis, dat de regeering zeker by de stemming het onder spit zou hebben gedolven, ware de krediet«invrage niet tot voortzetten den oorlog be ? stam i geweest. De liberalen, zoo min als de ontevreden conservatieven, dorsten het onder die omstandigheid aan om, gely'k de laren en eenige radikalen onder aanvoering van LTbonchère, hun veto uittespreken. In Juni des vorigen jaar j bracht de conser vatieve afgevaardigde van het Londensche distrikt Dulwich, sir Blnndell Maple, de regeering onder- het oog, dat met het aanschaft* m van paarden in Hjngarye het een en ander niet in den haak was. Een commissie werd toen benoemd om de zaak te onderzoeken, waarin o. a de gewezen particuliere secretaris van den vorigen minister van oorlog L msdowae en ean neef van den tegenwoordigen minister Brodrick, zitting hadden. H >t rapport dier commissie werd pas BL Januari gepubliceerd. A'le knoaieryen, door sir Biundelt Maple ge noemd, bleken werkelijk te zy a gebeurd T jch gaf de commissie hem een veag uit de pan, omdat hy de eerlijkheid van remonte-offi ;ieren in verdanking had gebracht. E a dat, terwijl die knoeierjjen met madeweten en door middel dier ofti ueren plaats vondan en Bi-oirick een dezer, een zekaren kapitei i Ilirtigan, onder pressie der protesten, gedwongen heeft gezien uit zyn past te A'dershot ontslag te vragen. Da ' conservatief Liwther noemde in het parlement djze coanaissia rondweg *another w'iitewish ommittee'. De f<siten z\jn deze: Het gouvernement had o.a. met een zekeren L-ïwHon een kontrakt gesloten voor do levering van 3800 H jngaarsche paarden D.izs droeg op zyn beurt de leverantie op aai een paardenkoopman te Waanen, Hauser, die allerlei voor effjctieven dienst ongeschikte paarden kocht voor 8 tot 12 p.st, welke niet meer dan 7 t it 8 p.st. waard waren; hu ontving daarvoor 22 p at per stuk van Lswison, die op zyn beurt 33 p st. voor zekere partyen van het gouvernement uitbetaald kreeg. De paarden werden gekeurd, soms 500 op n rtag, door den zooeven genoemden kapitein Hartigan, die als remonta- ofti ;ior in dienst van Liwiaon was o ai de paard in te keuren door Hauser geleverd, en een offi :ier van de remonte-afleeling van het oorlogsdepartement in Engeland, kolonel Maclean, die voor de regeering de paarden moest keuren afgeleverd door Liwison. Maclean en Hartigan bleken te Weenea tezamen te wonen en vaak b\j Heuser te dineeren, die alsdan het gelaj betaalde. Dit verklaart het fait dat door beide de meest gebrekkige paarden werden goedgekeurd tot kreupele toe Ji, zelfs zwangere merries werden de Tjmmies toegezonden om daarop de Boeren achterna te zetten en te vangen. Eitchener noemde het meerendeel der paarden hem toegezondan *mzre fl'itcitchers?'. Op n kontract van 110000 p. st. werd door Lewison c.s. niet minder dan. 41.000 p st. schoon geld verdiend. Doch het parlementslid Hobhouse, die als liberaal deel uitmaakte van de onderzoekingscommissie verklaarde nadruk kelijk dat de zwendelaryen rica niet bepaalden tot dat eane kontract of alleen tot de II jngaarsche paarden. Da commissie was van oordeel dat het gouvernement met de levering van paarden allén, voor enkele millioenen p si. is opgelicht geworden Wiar de betrokken personen zóó/eel fortuin maakten met dien handel, zou men haast aan opzet gaan denken, als men verneemt dat de arme beesten bij hot transport op de gruwelijkste manier behandeld werden, met dertien tegelijk in n bak ge duwd waarin feitelijk plaats was voor acht en soms 36 uren honger en dorst leden, zoodat duizenden ty' leus den overtocht bezweken. Ook met de leverantie van vleesch is het gouvernement, willens en wetens wellicht, danig gebrandschat geworden. Esn troepje Eagelsche kapitalisten, de Gold Storage Cumpany vormende, hebben van den aanvang af de leverantie van vleesch voor de troepen in Zuid-Afrika gehad. En het is thans uitgelekt dat zy het gouver nement voor ruim een millioen p. st. hebben opgelicht door een veel te hoogen prijs te berekenen. De regeering had natuurlijk geen verstand van zulke zaken. Doch zy was er opmerkzaam op gemaakt, vond dat die oplich terij lang genoeg geduurd had en sloot, te beginnen met l April a s. af een nieuw kontrakt tegen l ageren pr|js met zekere Bargl te Li verpool, die dit voor een goede winst men spreekt van 100 000 p. st. overdroeg aan esne com pagnie bestaande uit de Federal Steamship Cjmpany, de Zuid-Afrikaansche mynkapitalisten Lewis-Marks-Joel ea de... de Heers Company van Cecil Rhodes. Commentaar overbodig. Toen een paar dagen geleden een der par lementsleden minister Brodrick vroeg, of die overdracht van het kontrakt een feit was, viel Ciamberlain in met het karakteristieke tussohenwerpsel: *What does it matter." Wel zeker, wat verschil maakt het of die Zaid-Afrikaansche ringleaders, die dezen oorlog op hun geweten hebben, uit het voortzetten van dien oorlog nog groote winst slaan, of niet! Londen, Febr. 1902. J. K. v. D. V. IIIMIIHIIIII1IIIIIIIIIIIII Sociafó MllllllllllltlIlIIIHIIIIIIIIIIIIIlltllllinillllII llllflIlllllllllllllllllllllllN Tragisch leveD. ROBEBT BLATCHPOBD, Droevig Engeland. Vertaling van HENKI POLAK Dit boekje is het eerste nummer van de Sociale Bibliotheek onder redactie van mr. P. J Troelstra en Henri Polak" (Amsterdam, A B. Soep) en is niet meer dan 120 bladzijden groot. Het zal dua goedkoop wezen. Ik zeg dit alleen onderstellenderwy's, omdat my een prospectus of wat daarop gely'k t, niet is toegezonden. Doch, duur of goedkoop, het geschriftje be hoort door velen te worden gekocht en door nog meer te worden gelezen. Gekocht door allen, die een gulden of meer zouden kunnen en willen betalen om een aangrijpend treur spel te zien vertoonen in den schouwbu 'g j zoa'n treurspel, weet je, waarvan je rillingen j krijgt of je koud water zoo maar onverwacht, pardoes over den rug wordt gegooid. Dat immers is voor gevoelige zielen het criterium van woordkunst in 't algemeen en derhalve van een tragedie in 't by zonder. Maar, gelijk het werkelyke leven", naar de meening van Blatchford en vele anderen, humoristischer (is), pathetischer, dramatischer en belangwekkender dan de scheppingen va a literaire of beeldende kunst", zoo verwekt de schildering van het tragisch leven onzer maatschappelijke werkbyen, als het door een man wordt gedaan die dat leven kent, die spreekt over wat hij weet, die toornig wordt en bitter verontwaardigd, als hy Gods schepselen" z'et ly'den, zoo verwekt, zeg ik, dergelijke schildering van onverdiend ly'den eener klasse meer huivering, is meer zielen louterend dan de voorstelling van ge droomd, g^phantaseerd, verdicht, en daarom dikwijls verdacht ly'den van een individu, al ware S'iakespeare zyn Schepper en Irving diens vertolker! Is Biatchford ean artist? Ik weet het niet. Het oorspronkelijke, Engelsche werkje ken ik niet, noch ook Tne Clarion, waafu't, lijkt het wel, de vertoogjes en schetsjes zijn saamgelezen, en wanneer men dan met een recensentenoog de vertaling gaat lezen, stuit men aanvankelijk op uitdrukkingen ea zegswyzen, die a in de literaire ontwikkeling van, nu ja, van den ver taler, eenigszins doen twijfelen. Verpletterende eenvormigheid" is niet mooi gezegd; loodzware schaduwen" zijn tamelyk onmogelijk en "prechte idealen over de vrouw" laat een kieschkeurig schryver niemand koesteren". Hoe spoedig echter vergaat, by voortgezette lectuur, de vitzucht van den criticus l Wie denkt nog aan taaifoutjes en letterkuniig gedoe, als in zyn ziel wordt geschreven, aU zyn geest wordt opgezweep*, gegeeseld tot verontwaardiging. Houdt ge van kinderen?" vraagt de auteur; hebt gy zelf kinderen?" Hebt gy eenigen eerbied voor hat vrouwslyku? Zyt gy mannen?''?kom dan hier en gij zult eene brandende verachting gevoelen voor de opgesierde leugsns van E-igelsche ridderlijkheid en Enge'sche vroomheid en E \gelsche ku ist". Weet ge waarom in OjstLondsn een brug bekend staat als de brug der zuchten", en vermoedt ge waarom daar steads esn politieagent op poststait? Waarom? On de vrouwen te beletten zelfmoord te plegen". Bïgrijpt g(j het? De vrouw is mishandeld tot z\j het niet meer dragen kan; z\j is ge zonken tot zy niet meer worstelen kan; zy is gebeukt en getrapt tot zy van het leven walgt; de jenever zelfs verschaft haar geen verademing, of zy is te arm om janever te koopen en zy' sleept hair gebroken ziel en varsleten lichaam naar de brn: der zuchten" en haar vriendinnen ko.mn haar helpsn ont snappen aan da ellende, die te gr-u' ia om d03r vleesch en b^o d gedragm te kunnen worden. Het is eea fraaie schiMery, niet waar? Terwyl onze lieve danns in den schouwburg zuchten over de voorgewonde snarten van eene Minon Lsscaut, of in de ksrk met zachten schrooaa hat gebed voor a'le zwakie vrouwen en joage kinderen" uitspreken, komt de af<jebsulde slaaf hier, naar de brug der zachten" om den doad te zoeken als een verborgen schat".... Is het wonder dat de socialist Biatchford in verzoeking komt de Lord Salis bury's, die van het socialisme spreken als van dievery, mst groftuden te ly'f te gaan? Hij vraagt daarvoor by'na excuus, maar wie met de litte.jkins van armoede en arbeid'" en den smaad der hoovaardigen" in ds ziel uitging op onderzoekingstochten" in Droevig Engeland, heeft voor zulke uitbarstingen van toorn geen. verontschuldiging noodig. E i ook, ah hij maar geleerd heeft de pen te besturen, zal iemaid met een gemoed, eei waarheidszucht, een opmerkingsgave ah Biatchford, artist worden. Zeker, hy is een kunstenaar, deze man, teeder soms als een viooltje, hard dikwijls en vlij;nend als geslepen staal, en zijn boekje verdient dus rÖ£ meer lezers dal koopers. Ik heb een oogenblik i.agïdacht o/er het middel om daar van de lezers van dit blai te overtuigen. Citeeren ? 't Middel is oud en, misscbien, be proefd. Het is zelfs moeilijk d^n lust te weer staan even den vm^er te leggen bij d»ze p ssage en bij die bladzijde en te zeggen: Kijk ! M*ar wat i* 't ? De mantchen zyn zoo vreeselyk gehaast, ze hebben zooveel te koopen en te kijken en ze antwoorden : ja, ja" en gaan huns weegs, want ze weten nu wel wat er in staat. E i al verklaarde ik dan honderdmaal: neen, neen, dat west ge niet, ook niet, als ik de helft van 't boekje in deze kolomme.i liet overdrukken, wint de andere helft zou minstens even interessant zyn en gewichtig, men zou glimlachen en verder gaan. En het zon niet baten, denk ik, dat ik ze nog eens terugriep en een bijzonder treffende aanhaling, voor dit doel in petto gehouden, hun voorlei. Déze b.v.; Negen jaren geleden vroeg ik ee.i oulen, ouden boer in Kerry, na zyn klachten aaigehoord te hebben, wat hij wilde? De oule man leunde op zyn spade en keek over de zwarte vlakt? naar de laaghangende luchten. Wat ik wil ?'' zeide by en toan vervolgde hij met diepe klagensvolle s'em, meer tot zichzelf dan tot mij: Al onze flinke jongens en lieve meisjes zijn ver weg over de zee, en de rentmeester haeft me mijn varken afgenomen, en de regen heeft de aardappelen bedor/en, en ik ben een arme man, en ik ivil den T>ig des Ojrdeels." Of déie: De kalkmaker arbeidt in een atmosfeer van kalkle.'l(j;p. Hij ij gemuilband als de bleekpoederpakkers. en haalt op dezelfde wijze adem. Zyn lichaam is vari bo,-en tot be neden kleverig-vettig. Langer dan twintig minu ten achtereen kan hij het in de kalkloods niet uithouden,. . Niemand is in staat het langer te ver Iragen. Die mannen durven zich niet te wasschen. Sjmtyds wasschen zij zich in maan den riet, behalve met vet. Zij werken 72 uren per week en verdienen tot 33 shilling per week toe. De o"gebluachte kalk verschroeit hun vleesch. Vaak kunnen zy zelfs in hun bed geen rust vinden. In den zomer is het nog erger. Al deze schepsels vreezen den zomer den heerlyken, gouden, prachtigen zomer." Gy herinnert u Hoods arm bloemenmeisje, dat den geur van rozen haatte". Als ik daar zit en dien man zie sidderen by het woord zomer", dan voel ik een onweerstaanbaren aandrang om op te staan en de lucht te splijten met woeste taal, om roode vlaggen te zwaaien en broeder Adams lied van de barricaden te zingen" ... Neen, ook deze aanhalingen zouden geen onwilligen tot koopen en lezen brengen. Zij zouden zeggen allicht a's het vrouwtje van 70 jaar, dat op de stoep zat en aan vervlogen dagen dacht: toen de rechter haar v.oeg of ze niet naar 't armhuis terug wilde, antwoordde ze: Heere God, 't kaïme niks schelen". Maar w at dan, wat te doen om tot lezen te prikkelen ? Moet ik precies zeggen hoe letterkundig 't werkje wel is ? Vergelijkingen maken tusschen Biatchford en Schorenhauer, en Sterne, en Wyck ff, en Paul Göire, en Zola, en Multatuli ? Laat ik dan alvast mededeelen dat dit moeilijk gaat, omdat de au teur, al gelijkt hij in sommige oplichten op enkelen dezer en in vele opzichten op & len, toch steeds zich-zelf ?s Zijn klaroen heelt een eigen klank. Hy schryft niet, ala Sterne, 3i te schrijven; h\j hakt geen boomen om, als Gladstone, ai te hakken; hij philosopheert niet, als Schopenhauer, a te philosopheeien; hij werkt niet, als Göhre, in de my'nen om aan de wereld te kunnen vertellen hoe moeilijk het leven is van een mynwerker; hy isdestich er, tb^h van een naturalistische, nösh van eenige school ter wereld. Maar op onderzoek gaat hy uit: hij doolt door de achterbuurten van Lond n; hy' vaart mee op d? kana'en van E geland; hij bezoekt het arme Ierland; by' giatnaareen volks'heater; hy maakt krantenknipsels; hij schildert het vroly'k leven" van prostitué's en het by'na even opgewekte bestaan van een linnennaaister. Naar 't Zwarte Land d^r ket tingmakers gaat hy en naar de chemitche fabrieken, waar caustiek- en kalkmakeis sterven, nair 'e wachthubje van den signalergever b\j de spoorwegen, naar de rechtbank ea naar de armenhuis-school; een mod;l armenhuis beBchrylt hij, en haalt zelfs copy uit een leeuwen temmer. Ea daar hy' van zyn tochten en onderzoekingen vertelt als iemand die in alles is ter goeder trouw, wisselt in zijn bjek, ahin het leven, de humor of met het sarcasme, wat Herijk is en welluidt met het gore en vunzige. Doch boven en uit alles klinkt de smartelyke toon: Droevig, droevig Engelaid, waar zorgen kommer en lijden het deel i i van den arme en den werkman, waar het genot slechts voor den ry'ke is weggelegd, die harteloos genoeg is om te kunnen genieten by' 't aani-chouwen van zooveel ellende OM zic'j heen. O! aanschouwt hy niet ? Sluit hij willens en we' ens de oo0-en voor de werkelijkheid en werpt nog steenen op hen die klagen? Zóó is het in Engeland. En elders, en hier ? Steekt het publiek ook hier zijn kop in 't zand? Wil men ook hier niet zien en niet hooren, niet lu'steren zelfs naar de woorden van d zen schrijver? Het zij zoo voorloogig ten minste. A. R. iiiiiitittummmttmiiiuuiiimimmmi TOONLLC7TMVZIEK Mevr. Ii Geb. 17 Jan. 1834. Gest. 14 Feb. 1902. Mevrouw Albregt is dood, haar wer.sch ver vuld: zij rur raast haar man. De wersch, onverwacht in versuliing g^gaa-% verliet haar in de laatst« j^ren geen dag. Lang genoeg had ze geloefd, lang g i oeg het ijdele to,>ne:-l!even en Int lage tooneeldryven loeren kennen, lang g°noeg aardsc'ae en andere zorgen bestreden, die zy vroeg ir aan de ?yde van haar man, den. ongeë^erairden tooneelkunste;'aar: Jan Albregt, nooit zelfs had ver moed, om naar het einde te ha '«en, vast gaande in het geloof hern en a! haar dierbaren w^rier te zien in hr-t onbekende land, waaruit nooit reiziger wederkeerde. De Amsterdarnsche burgerij heefr, haar ten grave gedragen. Een schaar van monschen, arm en rijk, duizenden hebben d; uitvaart van deze oprechte A;ns er.lanische actrice eerbiedig aangestaard of gevolgd. Vrienden en v ree'ders, cor.fra'ers en confrateressen, door baar bewelda'igden en vele anderen hebbea als laatst liefde-betoon haar groeve met kransen van onverwelkbaar groen ge loten. Want hoe dankbaar ook aan Rotterdam en hoe hoog ook gewaardeerd door de Rotter dammers zij was Am ter.lamsch boven a'.les. Haar leren, haw huishouden was als dat der gegoede klasse, Amsterdamsen van ouër tot ouër. Haar vader R 'ini .r Engolmen en baarmoeder Bia, beide voorname tooneelartiesten uit den grooten tijd, wortelden door kunst en leven, geh 'el in het Amsterdamsche. De geschiedenis en de traditiën van het oude Amsterdamsche tooneel waren in haar bloed overgrgaan. Zy' wist fe vertellen van Andries Snoek, die in Ninus het laatst naast haar moeder wai opgetreden, v.w Majifski, die, op het tooneel, in haar moeders a-men gestorven was, van Schimmel en baar moeder, van Jacob van Lennep< en haar moeder, van wie en wat niet. En hoeveel herinnerde zij zich zelf niet uit eigen leven en tooneelloopbaan l Ze wist te verhalen van me>roaw R'stori, hoe zij's avonds met het Italiaansche gezelschap repetee-de, een bonten mantel om, ro-giseuse was en voor alles op het tooneel zorgde, hoe lief een vrouw zy was, hoe lief haar kinderen waren, die altijd met een gouverneur met haar mede reisde; zy wist te kallen van de oude schouwbu''gcommiesarissen, van Hilman en de Bu'l, van Jacob van L-innep, van R jchussen, en d i grujj s met de schilderheeren, vrienden van Ro bussen, uitgehaald, als zy waren of kwamen op het atelier van Jan Eduard de Vries; zy wist te roemen van het groote ta'ent vai mevr. NaretKoning en Saze Siblairolles; zij wist te vertellen hoe zjj en hare zusters Willem Stumpff hebben geplaagd, toen hy uit leerde spelen; zy wist te verhalen over wie en wat niet! lUarbij vertelde zy smakel|jk, geettig, opwekkand en pittig lachend by leuke opmerkingen, die zij zelf maakte. Z'jo: zjo'n naam," zei 'ie, V'staat er niet," zei'ie j die vent heit je wat op de mouw gespeld," zei 'ie. Maar kan je 'm niet uitduien?" zei 'ie, Ja wel," zei ik: 't was 'n fiksehe gezel met een barsch uit zien, en 'n baard 'an z'n kin," zei ik, en een toppers'.ioed op en wije boksen." Ja!" zei 'ie, als ji 'r niet anders van weet te zeggen," zei 'ie, er loipen er zoo veul," aei 'ie, die baarfen en toppershoeden en wije boksen dragen," zei 'ie: maar zo* je 'm kennen, als, je 'm weer zag?" zei 'ie. Ja zekerl" zei ik: ;,al was 't uit duizenden," zei ik: ik zou 'm zoo fcunnen uitportretieercn," zei ik. Wel!" zei 'ie zoo, Brecht Jaspei's!" zei 'ie, dan moet je me maay kommen waarschuwen as je 'm reis weer ziet," zei Ie: en zoo liet 'ie me sta;m: net als of ik d*n kertl ha;l motten op/.oeken en as of hij er geen Schout veur was om 'm uit te vinden 1. Het komische en ty iische, het nittige trokken haar aan, gelijk zij zelf pittig en puntig in zegden en doen was. Maar haar hart deed niet onder voor haar geest. Zij was, vooral op later leeftijd, als geschapen voor die goej? Atnsterdam-cbe moeders en vrouwen uit het volk, en van die oude bestommelde Amsterdaoische meiden. Wat koa mevrouw A!'iregt doen lachen er» eventjes gevoelig worden, en ouie en goede herinneringen op vekken, als zy Lotje, d', oude meid, een familiestuk, speelde in De oude Doos. Hoe fypig zag ze er dwi uit als de oude ziel, die mijnheer en mevrouw heeft zien geboren worden en een gevoel heeft alsof ze vader en moeder van beiden is geble/en, hen beknort en hun een goed woordje toespreekt, niet weet aan wie ze haar nalatenschap zal vermaken, tot zij besluit bij het plechtig openen der oude doos, dair heen te gaan, waar het eerst de eerste schoentjes van mijnheer en mevrouw noodig zullen zijn. Mevrouw A'bregt dit te zien doen en te hooren zeggen, was onbetailbaar, en niet licht zal men in die rol van oude Amsterdaunche meid verbeten: die ouwe, trouwe zie! met haar onberispelijke cornet, hair groene japon uiet zwart-flaweelen mantielj>rach'ig hoog lijfje Een meesterschepping eener oude, hartelijke, breedsprakige Aoisterdamsche burgervrou v, uit de lagere klasse, m akte mevrouw Albregt van Brechtje, don moedor van Areit in J>j Anuterdanifche Jongen van mr. Jacob van Lennep. Hst was eene uitbeelding zonder weerga. De laatste maal, dat zij die rol speelde op den Stadsschouwburg te A-nsterdara ten bate der maatschappij Apollo, met den Ataiterdaruichen tooneelkunstena-ir L. J. Veltrnan h;t is rog r.oo lang niet geleden judeld-ïhet publiek bair onstuimig tos, zoodra bet haw ais B -ec'itje, die goede 17de eeuwache Arusterdarasche burger vrouw zag opkomen. Bij het lezen van dit werk van mr. Jicob van Lennep, hoort men mevr. A'bregt spreken. Het verhaal, hoe zij aan Arent kwam, ten verhaal, dat zij aan buurvrouw S'ijn-je doet, hoirt man haar, als bij hair leven zeggen, zoidra Stijntje begint: Ik daclitiiict aêrs a» dat 'ie je lijfelijke zeun wa-. Ach in-en! niks van dat. J;i! 'l is 'TI rare prrsuhie.lcnis! Ji' mot dan weten, liet zal nou met Allerheiligen vi'erlien jaivn uvlnlen ^ijn: il< woonde toen nou' in de Ouwebniir-teeg, en deed i-en koomeiiij l Ik Irul nrt m'n man v-'i'loren, die scht'.'jis'iinniernrmskneeht van //n anibiieht was en ik \\a^ tne! 'n bloed van 'n kind van nou' freen zeiiven maanden blijven ziiten. i'aar komt o]j 'n dau' 'n man \eu' m'n toonbank en knop! venr een briijp-Miniiiu- worst, net dat ik zoo m'n kind op m'n arm ht:b. V.n je mun is non ilo )d, ' zeit 'ie: dal /air 'ie zekiu' «mint ik in de. r»«\v \vus-. .)«,' zeu' ik, m'n m-in is duoJ." «Wat heit 'm srcselieeld r'' zeit 'ie, en zoo meer. ,,\Vel!'' zeit 'ie zoo. ,, Wat 'n aarliü.' kind heb je daar." zeit 'ie: en motief niet haas! irespcenl Me/rouw ALBREGT als Ouwe Sientjt. Ju', liij kan raar ract de menschea omspringen, wcet-je? die eigenste Van der Does, - Mout eti toen is m ij u jonden gestorven en ik docht zoo bij men eigen: onze lieve Heer heft me d u zon in de phuits gegeven ; en zoo heb ik 'm als worJ.cn.1' zeit 'ie. J:i," ,;dat ik c n miiiïH'kind l dit va?) de Imi'sl/' zetf i bijslairirie zijn," /«'tr ik, i heb,'1 zeis ik. M't-I!" ?.ci\ 'n kind knniu'ii bc/oriri-ii,*' /eit ,,Ja!" /cit 'ie: en wat /on ik jt zeit 'ie. l'l n xuo niet loven en we voor een gulden in de \\f'k. Nou l dal wa^ wel lïdaald, Ja! dat zal je liooren! Was 't k i tul vau Urui: ??Ja l wie weet dat: Hij zei, was van 'n rijken met' van 'm, gestorven was, en waarvan de t-ü; ik: ik V' xt'u- ik: : en dat x.uit me MUIT 'n u ik creen man s ver<l i f i sic 'ie: ik zou je misschien dan tirtt en geven," K-di/n. ak'vurdeeivlen als dat het 'u kind dii^ in de Ojstinjc vrouw voor d'r ge zondheid naar de baaien had motten gaan! Maar ik geloot' da! het allemaal Jarie was. .Althans 't u as 'u groolc fielt, die eigenste sinjenr, muil* dan nader hand bleek. Hij betaalde me twee weken vooruit, en zei 'ie. hij zou later het geld proni alle week be zorgen; maar ja wel l hij zal nog weerom k uneri en zo» bi u ik 'r an vast gebleven. We! dat 's 'n kanalje! En heb je 'l niet bij den sehoLif ingebraeht? Wel zvker'. dat was toen Willem \ a» der Does, die vroeg me, of ik den naam "niet wi-1 van den ] man, die 't wurm bij tne gebracht ha.l. Ja nel!' j /ei ik, zoo'n iileljaauseben naam,'' z -i ik, ,,Ca])per- | inerdemostie," zii ik. Ach!'' zeit ie i of Slanni m'n eigen zcun opgekweekt, zie-je? -Maar non 'ie groot geworden is, en ik geen mansverdienste heb, non won ik toch wel, dat ik 'in op de eene of anJere maniör wat bezorgen kon : ken jij dan non bij dea Burgemeester niet creis een goed woord voor me doen, Stijntjc? Nou, ik zei ereis zien. weetje! Maar.... waar is de jongen al zoo kompahel voor? Wel! lezen en schrijven kan'ie dan maar heel best: hoe 'ie 'L geleerd heit zou ik zelvers haast nitt weien te zegj^u; maar ik sta er dikkcls verbaasd van : waar 'n ander drie jaren veur noodig beit en 't nog niet weet, doet hij in drie dagen: eu cijferen? Kijk, mensch! ik geloof, dat meester Willeoj Willem Bartjens het 'm amper zon nadoen, Wel! wat zeg je? Nou! ik zei 'r over spreken as er 'reis gelegenheid is, weet je! Nou! tot weerziens Slijntje! Tot weerziens, lireeht, hadie! Doch het waren niet alleen burgervrouwen die Mevr. Albregt naar het leven vermocht voor te stellen, ook dames verst md zij na te bootsen, mits zij iets pikants hadden, karaktersj.eelster aU ze ook was. Ik noem slechts Mevrouw C itteret in een van Sardou's werken, de vrouw di<) al de naakte beelden van vy'genblaadjis wil voorzien, en slechts op haar kerk boek heeft te kloppen om haar lang opgeschoten dochters automatisch te doen omdraaien en heen te laten gaan, zoodra er iets gezegd werd, dat wel oirbaar, maar niet stichtelijk was. E-i dan a's karakterspeelster: vrouw G.-iesgrarn eri juff ouw Jenuewin, welk een katj'.s en boosheidj^s ! Gaarne speelde Mevr. Albregt met Mevr. Kleine, en waar deze heide geestige vrouwen, die n!e'; koud-weg woorden ze'd n, maar er iets uithaa'den, samenspeelden, schonken zij iets voortrtfi'siyks, schitterend gebleken in de onover trefbare voorstelling van Markiezin de VUlelte. Aan haar man Jan Albregt heeft mevrouw Aibiegt ook in zake kunst veel te danken gehad. O er heel haar leven heeft hij een hemelschen zonneschijn geworpen. Zyri dood werd voor haar dan ook een slag, gevoeld haar geheel volgend leven, een slag, dien het Vaderla-idsch tooneel tot heden nog blijft gevoelen; want hij was z er groot als kunetenair, de eenvoudige Jan Albregt. Mesr. Kleine vermocht by het vernemen van Jan Albregt'sl) dood hare vriendin Mina Albregt geen troost in haar verlies te geven; zy b.zefte den geweldigen omvang vai dat ver lies Maar aan Mdvr. Albregt's mosder, aan de weduwe van Reinier Erjg-'lman, aan Mev. Engelman?B!a, scheef zy dezen brief, waarvan, kieschheidshalve, eenige regels worden weg gelaten. Hooggeachte Mevrouw ! Oiize gntde Albreyl wpg . . . een tan die ce/ile goede menschen in de wereld die vrede zoo loten alles lief had en dus al/ij-l vrede w'st ia stichten om zieh heen, een man, dien ik zoo waarachtig hooi/achtte! een zoo gefit confraitr vun ifiea alleen ik (in viljti zóó veelbewogen to nooit een onatingeuaam woordie heli gehoor/J. Ji>, de liitmt cerliesl in dien icaarachtiysn kunstenaar wel a! l s maar vergeef me, zoo ik in dit oogenItli/c Jen kunstenaar oversla om slechts aan den tiienxek te denken aan U allen, die in hem alles, all.s verliest. Arme Mina ! Arfte kinderen en Arme moeder! die in hem mér dan een aanc/ehuied kind verliest, een zoon dien ik iceel dat ge lief hadt, de Ictension die u op uw ouden dag in u'c huis en uw gezin moest vtrwarmen, en krach 1) Jan Albregt was een goed menselj, met de ziel van een kwajongen, vroolijk en opgeruimd en geneigd tot grappen, een man o-a mee uit vi-schen te gaan, dat hij ook in werkelijkheid gaarne deed. Er is nog een visehakte vau hem bewaard, aldus luidende-. De O-.idi-rgi't.ekedde r/ivft toestemming aan den i'n'i'r J. Jl. Al^recht o/n /,/het vtxi'hicater: liet Sji 'ft'" achter ('har'eruis Ie iinyen i-:ssc/te». Rotterdam 19 Juni 1S67. (w q.) L. L'incoj/s.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl