Historisch Archief 1877-1940
t
"v.
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1287
E-wst de geschiedenis der kontrakfen voor
de levering van oorlogsmaterialen door maat
schappijen grootendeels bestaande uit leden der
Chamberlain-familie. Terwyl deze zaak nog op
aller tongen was, kwam de zwendelar\j met de
levering van schoenen voor de dag, voor de
helft te duur betaald en dan nog wel zóó'n
slecht fabrikaat dat ze na een paar dagen ge
bruik aan de voeten der soldaten uiteen
vielen. Toen kwamen de hospitaalschandalen.
K w t daarop bleek, hoe de groote transport
maatschappijen het gouvernement hadden beet
genomen b|j het vervoer van troepen en
paarden, door hare tarieven te verinogen.
EQ thais is uitgelekt welke zwendelary'en
plaats hadden by den aankoop van paarden
en het leveren van vleesch aan het leger daar
ginder. Deze bedriegeryen kwamen Vry'iagSl
Januari uit toen minister Brodrick zy'ne
sapplementaire oorlogsbegrooting indiende. Ea zóó
hoog steeg de verontwaardiging daarover, by
talrijke leden der rechterzijde zoowel als by
de geheel e linkerzyie van het Lagerhuis, dat
de regeering zeker by de stemming het onder
spit zou hebben gedolven, ware de
krediet«invrage niet tot voortzetten den oorlog be ?
stam i geweest. De liberalen, zoo min als de
ontevreden conservatieven, dorsten het onder
die omstandigheid aan om, gely'k de laren en
eenige radikalen onder aanvoering van
LTbonchère, hun veto uittespreken.
In Juni des vorigen jaar j bracht de conser
vatieve afgevaardigde van het Londensche
distrikt Dulwich, sir Blnndell Maple, de regeering
onder- het oog, dat met het aanschaft* m van
paarden in Hjngarye het een en ander niet
in den haak was. Een commissie werd toen
benoemd om de zaak te onderzoeken, waarin
o. a de gewezen particuliere secretaris van
den vorigen minister van oorlog L msdowae en
ean neef van den tegenwoordigen minister
Brodrick, zitting hadden. H >t rapport dier
commissie werd pas BL Januari gepubliceerd.
A'le knoaieryen, door sir Biundelt Maple ge
noemd, bleken werkelijk te zy a gebeurd T jch gaf
de commissie hem een veag uit de pan, omdat hy
de eerlijkheid van remonte-offi ;ieren in
verdanking had gebracht. E a dat, terwijl die
knoeierjjen met madeweten en door middel
dier ofti ueren plaats vondan en Bi-oirick een
dezer, een zekaren kapitei i Ilirtigan, onder
pressie der protesten, gedwongen heeft gezien
uit zyn past te A'dershot ontslag te vragen. Da
' conservatief Liwther noemde in het parlement
djze coanaissia rondweg *another w'iitewish
ommittee'.
De f<siten z\jn deze: Het gouvernement had
o.a. met een zekeren L-ïwHon een kontrakt
gesloten voor do levering van 3800 H jngaarsche
paarden D.izs droeg op zyn beurt de leverantie
op aai een paardenkoopman te Waanen,
Hauser, die allerlei voor effjctieven dienst
ongeschikte paarden kocht voor 8 tot 12 p.st,
welke niet meer dan 7 t it 8 p.st. waard waren;
hu ontving daarvoor 22 p at per stuk van
Lswison, die op zyn beurt 33 p st. voor zekere
partyen van het gouvernement uitbetaald kreeg.
De paarden werden gekeurd, soms 500 op n
rtag, door den zooeven genoemden kapitein
Hartigan, die als remonta- ofti ;ior in dienst
van Liwiaon was o ai de paard in te keuren
door Hauser geleverd, en een offi :ier van de
remonte-afleeling van het oorlogsdepartement
in Engeland, kolonel Maclean, die voor de
regeering de paarden moest keuren afgeleverd
door Liwison. Maclean en Hartigan bleken
te Weenea tezamen te wonen en vaak b\j Heuser
te dineeren, die alsdan het gelaj betaalde.
Dit verklaart het fait dat door beide de
meest gebrekkige paarden werden goedgekeurd
tot kreupele toe Ji, zelfs zwangere merries
werden de Tjmmies toegezonden om
daarop de Boeren achterna te zetten en te
vangen. Eitchener noemde het meerendeel der
paarden hem toegezondan *mzre fl'itcitchers?'.
Op n kontract van 110000 p. st. werd door
Lewison c.s. niet minder dan. 41.000 p st.
schoon geld verdiend. Doch het parlementslid
Hobhouse, die als liberaal deel uitmaakte van
de onderzoekingscommissie verklaarde nadruk
kelijk dat de zwendelaryen rica niet bepaalden
tot dat eane kontract of alleen tot de II
jngaarsche paarden. Da commissie was van
oordeel dat het gouvernement met de levering
van paarden allén, voor enkele millioenen p si.
is opgelicht geworden Wiar de betrokken
personen zóó/eel fortuin maakten met dien
handel, zou men haast aan opzet gaan denken,
als men verneemt dat de arme beesten bij hot
transport op de gruwelijkste manier behandeld
werden, met dertien tegelijk in n bak ge
duwd waarin feitelijk plaats was voor acht
en soms 36 uren honger en dorst leden,
zoodat duizenden ty' leus den overtocht bezweken.
Ook met de leverantie van vleesch is het
gouvernement, willens en wetens wellicht, danig
gebrandschat geworden. Esn troepje Eagelsche
kapitalisten, de Gold Storage Cumpany vormende,
hebben van den aanvang af de leverantie van
vleesch voor de troepen in Zuid-Afrika gehad.
En het is thans uitgelekt dat zy het gouver
nement voor ruim een millioen p. st. hebben
opgelicht door een veel te hoogen prijs te
berekenen. De regeering had natuurlijk geen
verstand van zulke zaken. Doch zy was er
opmerkzaam op gemaakt, vond dat die oplich
terij lang genoeg geduurd had en sloot, te
beginnen met l April a s. af een nieuw kontrakt
tegen l ageren pr|js met zekere Bargl te Li verpool,
die dit voor een goede winst men spreekt
van 100 000 p. st. overdroeg aan esne com
pagnie bestaande uit de Federal Steamship
Cjmpany, de Zuid-Afrikaansche
mynkapitalisten Lewis-Marks-Joel ea de... de Heers
Company van Cecil Rhodes.
Commentaar overbodig.
Toen een paar dagen geleden een der par
lementsleden minister Brodrick vroeg, of die
overdracht van het kontrakt een feit was, viel
Ciamberlain in met het karakteristieke
tussohenwerpsel: *What does it matter."
Wel zeker, wat verschil maakt het of die
Zaid-Afrikaansche ringleaders, die dezen oorlog
op hun geweten hebben, uit het voortzetten van
dien oorlog nog groote winst slaan, of niet!
Londen, Febr. 1902. J. K. v. D. V.
IIIMIIHIIIII1IIIIIIIIIIIII
Sociafó
MllllllllllltlIlIIIHIIIIIIIIIIIIIlltllllinillllII
llllflIlllllllllllllllllllllllN
Tragisch leveD.
ROBEBT BLATCHPOBD, Droevig Engeland.
Vertaling van HENKI POLAK
Dit boekje is het eerste nummer van de
Sociale Bibliotheek onder redactie van mr.
P. J Troelstra en Henri Polak" (Amsterdam,
A B. Soep) en is niet meer dan 120 bladzijden
groot. Het zal dua goedkoop wezen.
Ik zeg dit alleen onderstellenderwy's, omdat
my een prospectus of wat daarop gely'k t, niet
is toegezonden.
Doch, duur of goedkoop, het geschriftje be
hoort door velen te worden gekocht en door
nog meer te worden gelezen. Gekocht door
allen, die een gulden of meer zouden kunnen
en willen betalen om een aangrijpend treur
spel te zien vertoonen in den schouwbu 'g j
zoa'n treurspel, weet je, waarvan je rillingen j
krijgt of je koud water zoo maar onverwacht,
pardoes over den rug wordt gegooid. Dat immers
is voor gevoelige zielen het criterium van
woordkunst in 't algemeen en derhalve van een
tragedie in 't by zonder. Maar, gelijk het
werkelyke leven", naar de meening van
Blatchford en vele anderen, humoristischer (is),
pathetischer, dramatischer en belangwekkender
dan de scheppingen va a literaire of beeldende
kunst", zoo verwekt de schildering van het
tragisch leven onzer maatschappelijke werkbyen,
als het door een man wordt gedaan die dat
leven kent, die spreekt over wat hij weet, die
toornig wordt en bitter verontwaardigd, als hy
Gods schepselen" z'et ly'den, zoo verwekt, zeg
ik, dergelijke schildering van onverdiend
ly'den eener klasse meer huivering, is meer
zielen louterend dan de voorstelling van ge
droomd, g^phantaseerd, verdicht, en daarom
dikwijls verdacht ly'den van een individu,
al ware S'iakespeare zyn Schepper en Irving
diens vertolker!
Is Biatchford ean artist? Ik weet het niet.
Het oorspronkelijke, Engelsche werkje ken ik
niet, noch ook Tne Clarion, waafu't, lijkt het
wel, de vertoogjes en schetsjes zijn saamgelezen,
en wanneer men dan met een recensentenoog
de vertaling gaat lezen, stuit men aanvankelijk
op uitdrukkingen ea zegswyzen, die a in de
literaire ontwikkeling van, nu ja, van den ver
taler, eenigszins doen twijfelen. Verpletterende
eenvormigheid" is niet mooi gezegd; loodzware
schaduwen" zijn tamelyk onmogelijk en "prechte
idealen over de vrouw" laat een kieschkeurig
schryver niemand koesteren". Hoe spoedig
echter vergaat, by voortgezette lectuur, de
vitzucht van den criticus l Wie denkt nog aan
taaifoutjes en letterkuniig gedoe, als in zyn ziel
wordt geschreven, aU zyn geest wordt
opgezweep*, gegeeseld tot verontwaardiging. Houdt
ge van kinderen?" vraagt de auteur; hebt gy
zelf kinderen?" Hebt gy eenigen eerbied voor
hat vrouwslyku? Zyt gy mannen?''?kom dan
hier en gij zult eene brandende verachting
gevoelen voor de opgesierde leugsns van
E-igelsche ridderlijkheid en Enge'sche vroomheid en
E \gelsche ku ist". Weet ge waarom in
OjstLondsn een brug bekend staat als de brug der
zuchten", en vermoedt ge waarom daar steads
esn politieagent op poststait? Waarom? On
de vrouwen te beletten zelfmoord te plegen".
Bïgrijpt g(j het? De vrouw is mishandeld
tot z\j het niet meer dragen kan; z\j is ge
zonken tot zy niet meer worstelen kan; zy
is gebeukt en getrapt tot zy van het leven
walgt; de jenever zelfs verschaft haar geen
verademing, of zy is te arm om janever te
koopen en zy' sleept hair gebroken ziel en
varsleten lichaam naar de brn: der zuchten"
en haar vriendinnen ko.mn haar helpsn ont
snappen aan da ellende, die te gr-u' ia om
d03r vleesch en b^o d gedragm te kunnen
worden. Het is eea fraaie schiMery, niet waar?
Terwyl onze lieve danns in den schouwburg
zuchten over de voorgewonde snarten van eene
Minon Lsscaut, of in de ksrk met zachten
schrooaa hat gebed voor a'le zwakie vrouwen
en joage kinderen" uitspreken, komt de
af<jebsulde slaaf hier, naar de brug der zachten"
om den doad te zoeken als een verborgen
schat".... Is het wonder dat de socialist
Biatchford in verzoeking komt de Lord Salis
bury's, die van het socialisme spreken als van
dievery, mst groftuden te ly'f te gaan? Hij
vraagt daarvoor by'na excuus, maar wie met
de litte.jkins van armoede en arbeid'" en den
smaad der hoovaardigen" in ds ziel uitging op
onderzoekingstochten" in Droevig Engeland,
heeft voor zulke uitbarstingen van toorn geen.
verontschuldiging noodig. E i ook, ah hij maar
geleerd heeft de pen te besturen, zal iemaid
met een gemoed, eei waarheidszucht, een
opmerkingsgave ah Biatchford, artist worden.
Zeker, hy is een kunstenaar, deze man, teeder
soms als een viooltje, hard dikwijls en vlij;nend
als geslepen staal, en zijn boekje verdient
dus rÖ£ meer lezers dal koopers. Ik heb een
oogenblik i.agïdacht o/er het middel om daar
van de lezers van dit blai te overtuigen.
Citeeren ? 't Middel is oud en, misscbien, be
proefd. Het is zelfs moeilijk d^n lust te weer
staan even den vm^er te leggen bij d»ze p ssage
en bij die bladzijde en te zeggen: Kijk ! M*ar
wat i* 't ? De mantchen zyn zoo vreeselyk
gehaast, ze hebben zooveel te koopen en te
kijken en ze antwoorden : ja, ja" en gaan
huns weegs, want ze weten nu wel wat er in
staat. E i al verklaarde ik dan honderdmaal:
neen, neen, dat west ge niet, ook niet, als ik
de helft van 't boekje in deze kolomme.i liet
overdrukken, wint de andere helft zou minstens
even interessant zyn en gewichtig, men zou
glimlachen en verder gaan. En het zon niet
baten, denk ik, dat ik ze nog eens terugriep
en een bijzonder treffende aanhaling, voor dit
doel in petto gehouden, hun voorlei. Déze b.v.;
Negen jaren geleden vroeg ik ee.i oulen, ouden
boer in Kerry, na zyn klachten aaigehoord te
hebben, wat hij wilde? De oule man leunde
op zyn spade en keek over de zwarte vlakt?
naar de laaghangende luchten. Wat ik wil ?''
zeide by en toan vervolgde hij met diepe
klagensvolle s'em, meer tot zichzelf dan tot mij:
Al onze flinke jongens en lieve meisjes zijn
ver weg over de zee, en de rentmeester haeft
me mijn varken afgenomen, en de regen heeft
de aardappelen bedor/en, en ik ben een arme
man, en ik ivil den T>ig des Ojrdeels."
Of déie: De kalkmaker arbeidt in een
atmosfeer van kalkle.'l(j;p. Hij ij gemuilband
als de bleekpoederpakkers. en haalt op dezelfde
wijze adem. Zyn lichaam is vari bo,-en tot be
neden kleverig-vettig. Langer dan twintig minu
ten achtereen kan hij het in de kalkloods niet
uithouden,. . Niemand is in staat het langer
te ver Iragen. Die mannen durven zich niet te
wasschen. Sjmtyds wasschen zij zich in maan
den riet, behalve met vet. Zij werken 72 uren
per week en verdienen tot 33 shilling per week
toe. De o"gebluachte kalk verschroeit hun
vleesch. Vaak kunnen zy zelfs in hun bed geen
rust vinden. In den zomer is het nog erger.
Al deze schepsels vreezen den zomer den
heerlyken, gouden, prachtigen zomer."
Gy herinnert u Hoods arm bloemenmeisje,
dat den geur van rozen haatte". Als ik daar
zit en dien man zie sidderen by het woord
zomer", dan voel ik een onweerstaanbaren
aandrang om op te staan en de lucht te splijten
met woeste taal, om roode vlaggen te zwaaien
en broeder Adams lied van de barricaden te
zingen" ...
Neen, ook deze aanhalingen zouden geen
onwilligen tot koopen en lezen brengen. Zij
zouden zeggen allicht a's het vrouwtje van 70
jaar, dat op de stoep zat en aan vervlogen
dagen dacht: toen de rechter haar v.oeg of
ze niet naar 't armhuis terug wilde, antwoordde
ze: Heere God, 't kaïme niks schelen". Maar
w at dan, wat te doen om tot lezen te prikkelen ?
Moet ik precies zeggen hoe letterkundig
't werkje wel is ? Vergelijkingen maken
tusschen Biatchford en Schorenhauer, en Sterne,
en Wyck ff, en Paul Göire, en Zola, en
Multatuli ? Laat ik dan alvast
mededeelen dat dit moeilijk gaat, omdat de au
teur, al gelijkt hij in sommige oplichten op
enkelen dezer en in vele opzichten op & len,
toch steeds zich-zelf ?s Zijn klaroen heelt
een eigen klank. Hy schryft niet, ala Sterne,
3i te schrijven; h\j hakt geen boomen om, als
Gladstone, ai te hakken; hij philosopheert
niet, als Schopenhauer, a te philosopheeien;
hij werkt niet, als Göhre, in de my'nen om aan
de wereld te kunnen vertellen hoe moeilijk het
leven is van een mynwerker; hy isdestich er,
tb^h van een naturalistische, nösh van eenige
school ter wereld. Maar op onderzoek gaat hy
uit: hij doolt door de achterbuurten van Lond n;
hy' vaart mee op d? kana'en van E geland;
hij bezoekt het arme Ierland; by' giatnaareen
volks'heater; hy maakt krantenknipsels; hij
schildert het vroly'k leven" van prostitué's en
het by'na even opgewekte bestaan van een
linnennaaister. Naar 't Zwarte Land d^r ket
tingmakers gaat hy en naar de chemitche
fabrieken, waar caustiek- en kalkmakeis sterven,
nair 'e wachthubje van den signalergever b\j
de spoorwegen, naar de rechtbank ea naar de
armenhuis-school; een mod;l armenhuis
beBchrylt hij, en haalt zelfs copy uit een leeuwen
temmer. Ea daar hy' van zyn tochten en
onderzoekingen vertelt als iemand die in alles
is ter goeder trouw, wisselt in zijn bjek, ahin
het leven, de humor of met het sarcasme, wat
Herijk is en welluidt met het gore en vunzige.
Doch boven en uit alles klinkt de smartelyke
toon: Droevig, droevig Engelaid, waar zorgen
kommer en lijden het deel i i van den arme en
den werkman, waar het genot slechts voor den
ry'ke is weggelegd, die harteloos genoeg is om
te kunnen genieten by' 't aani-chouwen van
zooveel ellende OM zic'j heen. O! aanschouwt
hy niet ? Sluit hij willens en we' ens de oo0-en
voor de werkelijkheid en werpt nog steenen op
hen die klagen?
Zóó is het in Engeland.
En elders, en hier ?
Steekt het publiek ook hier zijn kop in 't
zand? Wil men ook hier niet zien en niet
hooren, niet lu'steren zelfs naar de woorden
van d zen schrijver? Het zij zoo voorloogig
ten minste.
A. R.
iiiiiitittummmttmiiiuuiiimimmmi
TOONLLC7TMVZIEK
Mevr. Ii
Geb. 17 Jan. 1834. Gest. 14 Feb. 1902.
Mevrouw Albregt is dood, haar wer.sch ver
vuld: zij rur raast haar man.
De wersch, onverwacht in versuliing g^gaa-%
verliet haar in de laatst« j^ren geen dag.
Lang genoeg had ze geloefd, lang g i oeg het
ijdele to,>ne:-l!even en Int lage tooneeldryven
loeren kennen, lang g°noeg aardsc'ae en andere
zorgen bestreden, die zy vroeg ir aan de ?yde
van haar man, den. ongeë^erairden
tooneelkunste;'aar: Jan Albregt, nooit zelfs had ver
moed, om naar het einde te ha '«en, vast gaande
in het geloof hern en a! haar dierbaren w^rier
te zien in hr-t onbekende land, waaruit nooit
reiziger wederkeerde.
De Amsterdarnsche burgerij heefr, haar ten
grave gedragen. Een schaar van monschen,
arm en rijk, duizenden hebben d; uitvaart van
deze oprechte A;ns er.lanische actrice eerbiedig
aangestaard of gevolgd.
Vrienden en v ree'ders, cor.fra'ers en
confrateressen, door baar bewelda'igden en vele
anderen hebbea als laatst liefde-betoon haar
groeve met kransen van onverwelkbaar groen
ge loten.
Want hoe dankbaar ook aan Rotterdam
en hoe hoog ook gewaardeerd door de Rotter
dammers zij was Am ter.lamsch boven a'.les.
Haar leren, haw huishouden was als dat der
gegoede klasse, Amsterdamsen van ouër tot ouër.
Haar vader R 'ini .r Engolmen en baarmoeder
Bia, beide voorname tooneelartiesten uit den
grooten tijd, wortelden door kunst en leven,
geh 'el in het Amsterdamsche.
De geschiedenis en de traditiën van het oude
Amsterdamsche tooneel waren in haar bloed
overgrgaan.
Zy' wist fe vertellen van Andries Snoek, die
in Ninus het laatst naast haar moeder wai
opgetreden, v.w Majifski, die, op het tooneel,
in haar moeders a-men gestorven was, van
Schimmel en baar moeder, van Jacob van Lennep<
en haar moeder, van wie en wat niet.
En hoeveel herinnerde zij zich zelf niet uit
eigen leven en tooneelloopbaan l Ze wist te
verhalen van me>roaw R'stori, hoe zij's avonds
met het Italiaansche gezelschap repetee-de, een
bonten mantel om, ro-giseuse was en voor alles
op het tooneel zorgde, hoe lief een vrouw zy
was, hoe lief haar kinderen waren, die altijd
met een gouverneur met haar mede reisde;
zy wist te kallen van de oude
schouwbu''gcommiesarissen, van Hilman en de Bu'l, van
Jacob van L-innep, van R jchussen, en d i grujj s
met de schilderheeren, vrienden van Ro bussen,
uitgehaald, als zy waren of kwamen op het
atelier van Jan Eduard de Vries; zy wist te
roemen van het groote ta'ent vai mevr.
NaretKoning en Saze Siblairolles; zij wist te
vertellen hoe zjj en hare zusters Willem Stumpff
hebben geplaagd, toen hy uit leerde spelen;
zy wist te verhalen over wie en wat niet!
lUarbij vertelde zy smakel|jk, geettig,
opwekkand en pittig lachend by leuke opmerkingen,
die zij zelf maakte.
Z'jo: zjo'n naam," zei 'ie, V'staat er niet," zei'ie j
die vent heit je wat op de mouw gespeld," zei 'ie.
Maar kan je 'm niet uitduien?" zei 'ie, Ja wel,"
zei ik: 't was 'n fiksehe gezel met een barsch uit
zien, en 'n baard 'an z'n kin," zei ik, en een
toppers'.ioed op en wije boksen." Ja!" zei 'ie, als
ji 'r niet anders van weet te zeggen," zei 'ie, er
loipen er zoo veul," aei 'ie, die baarfen en
toppershoeden en wije boksen dragen," zei 'ie: maar zo*
je 'm kennen, als, je 'm weer zag?" zei 'ie. Ja
zekerl" zei ik: ;,al was 't uit duizenden," zei ik:
ik zou 'm zoo fcunnen uitportretieercn," zei ik.
Wel!" zei 'ie zoo, Brecht Jaspei's!" zei 'ie, dan
moet je me maay kommen waarschuwen as je 'm reis
weer ziet," zei Ie: en zoo liet 'ie me sta;m: net
als of ik d*n kertl ha;l motten op/.oeken en as of
hij er geen Schout veur was om 'm uit te vinden 1.
Het komische en ty iische, het nittige trokken
haar aan, gelijk zij zelf pittig en puntig in
zegden en doen was. Maar haar hart deed niet
onder voor haar geest.
Zij was, vooral op later leeftijd, als geschapen
voor die goej? Atnsterdam-cbe moeders en
vrouwen uit het volk, en van die oude
bestommelde Amsterdaoische meiden.
Wat koa mevrouw A!'iregt doen lachen er»
eventjes gevoelig worden, en ouie en goede
herinneringen op vekken, als zy Lotje, d', oude
meid, een familiestuk, speelde in De oude Doos.
Hoe fypig zag ze er dwi uit als de oude ziel,
die mijnheer en mevrouw heeft zien geboren
worden en een gevoel heeft alsof ze vader en
moeder van beiden is geble/en, hen beknort en
hun een goed woordje toespreekt, niet weet
aan wie ze haar nalatenschap zal vermaken,
tot zij besluit bij het plechtig openen der oude
doos, dair heen te gaan, waar het eerst de
eerste schoentjes van mijnheer en mevrouw
noodig zullen zijn.
Mevrouw A'bregt dit te zien doen en te
hooren zeggen, was onbetailbaar, en niet licht
zal men in die rol van oude Amsterdaunche
meid verbeten: die ouwe, trouwe zie! met haar
onberispelijke cornet, hair groene japon uiet
zwart-flaweelen mantielj>rach'ig hoog lijfje
Een meesterschepping eener oude, hartelijke,
breedsprakige Aoisterdamsche burgervrou v, uit
de lagere klasse, m akte mevrouw Albregt van
Brechtje, don moedor van Areit in J>j
Anuterdanifche Jongen van mr. Jacob van Lennep.
Hst was eene uitbeelding zonder weerga.
De laatste maal, dat zij die rol speelde op den
Stadsschouwburg te A-nsterdara ten bate der
maatschappij Apollo, met den Ataiterdaruichen
tooneelkunstena-ir L. J. Veltrnan h;t is rog
r.oo lang niet geleden judeld-ïhet publiek
bair onstuimig tos, zoodra bet haw ais B -ec'itje,
die goede 17de eeuwache Arusterdarasche burger
vrouw zag opkomen. Bij het lezen van dit werk
van mr. Jicob van Lennep, hoort men mevr.
A'bregt spreken. Het verhaal, hoe zij aan Arent
kwam, ten verhaal, dat zij aan buurvrouw
S'ijn-je doet, hoirt man haar, als bij hair leven
zeggen, zoidra Stijntje begint:
Ik daclitiiict aêrs a» dat 'ie je lijfelijke zeun wa-.
Ach in-en! niks van dat. J;i! 'l is 'TI rare
prrsuhie.lcnis! Ji' mot dan weten, liet zal nou met
Allerheiligen vi'erlien jaivn uvlnlen ^ijn: il< woonde
toen nou' in de Ouwebniir-teeg, en deed i-en koomeiiij l
Ik Irul nrt m'n man v-'i'loren, die
scht'.'jis'iinniernrmskneeht van //n anibiieht was en ik \\a^ tne! 'n
bloed van 'n kind van nou' freen zeiiven maanden
blijven ziiten. i'aar komt o]j 'n dau' 'n man \eu'
m'n toonbank en knop! venr een briijp-Miniiiu- worst,
net dat ik zoo m'n kind op m'n arm ht:b. V.n je
mun is non ilo )d, ' zeit 'ie: dal /air 'ie zekiu'
«mint ik in de. r»«\v \vus-. .)«,' zeu' ik, m'n m-in
is duoJ." «Wat heit 'm srcselieeld r'' zeit 'ie, en zoo
meer. ,,\Vel!'' zeit 'ie zoo. ,, Wat 'n aarliü.' kind heb
je daar." zeit 'ie: en motief niet haas! irespcenl
Me/rouw ALBREGT als Ouwe Sientjt.
Ju', liij kan raar ract de menschea omspringen,
wcet-je? die eigenste Van der Does,
- Mout eti toen is m ij u jonden gestorven en ik
docht zoo bij men eigen: onze lieve Heer heft me
d u zon in de phuits gegeven ; en zoo heb ik 'm als
worJ.cn.1' zeit 'ie. J:i,"
,;dat ik c n miiiïH'kind l
dit va?) de Imi'sl/' zetf i
bijslairirie zijn," /«'tr ik, i
heb,'1 zeis ik. M't-I!" ?.ci\
'n kind knniu'ii bc/oriri-ii,*' /eit
,,Ja!" /cit 'ie: en wat /on ik jt
zeit 'ie. l'l n xuo niet loven en
we voor een gulden in de \\f'k.
Nou l dal wa^ wel lïdaald,
Ja! dat zal je liooren!
Was 't k i tul vau Urui:
??Ja l wie weet dat: Hij zei,
was van 'n rijken met' van 'm,
gestorven was, en waarvan de
t-ü; ik: ik
V' xt'u- ik:
: en dat x.uit me MUIT 'n
u ik creen man s ver<l i f i sic
'ie: ik zou je misschien
dan tirtt en geven,"
K-di/n. ak'vurdeeivlen
als dat het 'u kind
dii^ in de Ojstinjc
vrouw voor d'r ge
zondheid naar de baaien had motten gaan! Maar ik
geloot' da! het allemaal Jarie was. .Althans 't u as 'u
groolc fielt, die eigenste sinjenr, muil* dan nader
hand bleek. Hij betaalde me twee weken vooruit, en
zei 'ie. hij zou later het geld proni alle week be
zorgen; maar ja wel l hij zal nog weerom k uneri
en zo» bi u ik 'r an vast gebleven.
We! dat 's 'n kanalje! En heb je 'l niet bij
den sehoLif ingebraeht?
Wel zvker'. dat was toen Willem \ a» der Does,
die vroeg me, of ik den naam "niet wi-1 van den ]
man, die 't wurm bij tne gebracht ha.l. Ja nel!' j
/ei ik, zoo'n iileljaauseben naam,'' z -i ik, ,,Ca])per- |
inerdemostie," zii ik. Ach!'' zeit ie i
of Slanni
m'n eigen zcun opgekweekt, zie-je? -Maar non 'ie
groot geworden is, en ik geen mansverdienste heb,
non won ik toch wel, dat ik 'in op de eene of anJere
maniör wat bezorgen kon : ken jij dan non bij dea
Burgemeester niet creis een goed woord voor me
doen, Stijntjc?
Nou, ik zei ereis zien. weetje! Maar....
waar is de jongen al zoo kompahel voor?
Wel! lezen en schrijven kan'ie dan maar heel
best: hoe 'ie 'L geleerd heit zou ik zelvers haast nitt
weien te zegj^u; maar ik sta er dikkcls verbaasd
van : waar 'n ander drie jaren veur noodig beit en
't nog niet weet, doet hij in drie dagen: eu
cijferen? Kijk, mensch! ik geloof, dat meester Willeoj
Willem Bartjens het 'm amper zon nadoen,
Wel! wat zeg je? Nou! ik zei 'r over spreken
as er 'reis gelegenheid is, weet je!
Nou! tot weerziens Slijntje!
Tot weerziens, lireeht, hadie!
Doch het waren niet alleen burgervrouwen
die Mevr. Albregt naar het leven vermocht
voor te stellen, ook dames verst md zij na te
bootsen, mits zij iets pikants hadden,
karaktersj.eelster aU ze ook was. Ik noem slechts
Mevrouw C itteret in een van Sardou's werken,
de vrouw di<) al de naakte beelden van
vy'genblaadjis wil voorzien, en slechts op haar kerk
boek heeft te kloppen om haar lang opgeschoten
dochters automatisch te doen omdraaien en
heen te laten gaan, zoodra er iets gezegd werd,
dat wel oirbaar, maar niet stichtelijk was.
E-i dan a's karakterspeelster: vrouw
G.-iesgrarn eri juff ouw Jenuewin, welk een katj'.s
en boosheidj^s !
Gaarne speelde Mevr. Albregt met Mevr.
Kleine, en waar deze heide geestige vrouwen,
die n!e'; koud-weg woorden ze'd n, maar er iets
uithaa'den, samenspeelden, schonken zij iets
voortrtfi'siyks, schitterend gebleken in de onover
trefbare voorstelling van Markiezin de VUlelte.
Aan haar man Jan Albregt heeft mevrouw
Aibiegt ook in zake kunst veel te danken
gehad. O er heel haar leven heeft hij een
hemelschen zonneschijn geworpen. Zyri dood
werd voor haar dan ook een slag, gevoeld
haar geheel volgend leven, een slag, dien het
Vaderla-idsch tooneel tot heden nog blijft
gevoelen; want hij was z er groot als
kunetenair, de eenvoudige Jan Albregt.
Mesr. Kleine vermocht by het vernemen
van Jan Albregt'sl) dood hare vriendin Mina
Albregt geen troost in haar verlies te geven; zy
b.zefte den geweldigen omvang vai dat ver
lies Maar aan Mdvr. Albregt's mosder, aan
de weduwe van Reinier Erjg-'lman, aan Mev.
Engelman?B!a, scheef zy dezen brief, waarvan,
kieschheidshalve, eenige regels worden weg
gelaten.
Hooggeachte Mevrouw !
Oiize gntde Albreyl wpg . . . een tan die ce/ile
goede menschen in de wereld die vrede zoo loten
alles lief had en dus al/ij-l vrede w'st ia stichten
om zieh heen, een man, dien ik zoo waarachtig
hooi/achtte! een zoo gefit confraitr vun ifiea
alleen ik (in viljti zóó veelbewogen to
nooit een onatingeuaam woordie heli gehoor/J. Ji>,
de liitmt cerliesl in dien icaarachtiysn kunstenaar
wel a! l s maar vergeef me, zoo ik in dit
oogenItli/c Jen kunstenaar oversla om slechts aan den
tiienxek te denken aan U allen, die in hem
alles, all.s verliest. Arme Mina ! Arfte kinderen
en Arme moeder! die in hem mér dan een
aanc/ehuied kind verliest, een zoon dien ik iceel dat
ge lief hadt, de Ictension die u op uw ouden dag
in u'c huis en uw gezin moest vtrwarmen, en
krach
1) Jan Albregt was een goed menselj, met de ziel
van een kwajongen, vroolijk en opgeruimd en geneigd
tot grappen, een man o-a mee uit vi-schen te gaan,
dat hij ook in werkelijkheid gaarne deed. Er is nog
een visehakte vau hem bewaard, aldus luidende-. De
O-.idi-rgi't.ekedde r/ivft toestemming aan den i'n'i'r J.
Jl. Al^recht o/n /,/het vtxi'hicater: liet Sji 'ft'" achter
('har'eruis Ie iinyen i-:ssc/te». Rotterdam 19 Juni 1S67.
(w q.) L. L'incoj/s.