Historisch Archief 1877-1940
f
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1287
die ran buitenaf in de zalen van Palchri
vereenizden, valt het op, dat er naar gestreefd is
om goed voor den da; te koman, en spreken
wij dan ook den wensen uit, dat dit door kunst
liefhebbers zal gewaardeerd worden, en die waar
deering eene verdere strekking zal hebben voor
de schilders dan alleen die vaa bewondering.
? _ Velen onder de oudere schilders hebban zich
dit keer van expositie onthouden; zoo missen
wij Weissenbrucb, van de Sinde Bakhuijzen,
Nenhuijs, Taolen, Blommen, de Back, ter Meulen,
Dachattel e. m. Al was das het ,place aux
jeunes" in toepassing gebraclit, toch kwamen
nog eenige zeventigers voor den da» met werken
die nog van groote vastheid getuigen.
Israëls heeft er twee schilderijen, waaronder
er vooral a dat bijzonder aantrekt. Het draagt
den titel van een ,kopje troost." Ben oud
Spheveningsch wijf, van het type met lange
vingers, klemt eene kom warme koffh tusschen
hare stramme droge kneukels vast, dat zij straks
met korte teugen zal opslenrpen om haar koude
lijf te verwarmen. Daar zit humor in de voor
stelling en in den titel. Maar voor den schilder
is dat wel bijzaak, hij schildert om het licht,
en het blinkliohtje op het keteltje, is de hoogste
noot, waar de gebeele tonenreeks in zijn schilderij
naar zal luisteren. Er zit zang in die zilverach
tige grijsheid die ons toch boeit, en die wij toch
mooi b'ijven vinden, al blijft de techniek van
den schild ;r verontrustende vragen stellen.
Alleen Israëls is in staat om zoo te morsen en
te knoeien met de verf, en toch te bereiken
wat hij bereikt. Het is kabbalistische schilder
kunst, die mooi is, omdat de meester vroeger
zulke complete werken geschilderd heeft als de
,Koster en zqne vrouw"; misschien kan hij
daarom nu op zulk eene geniale wijze knoeien.
Een ,Zonnestraal" van C. Bisschop is wel
een contrast van het bakje troost. Hier spreekt
de liefde uit van den schilder voor
kleurschittering, voor klenrarrangement; bij composeert
eeü,tableau vivant", waarbij hij allerlei zaken
uit zijn atelier bij te pas brengt en vermooit
ze door een zonnestraaltje. Dat schildert hij met
een juistheid, met een meesterschap, een kennis,
een schildertechniek die bewouderenswaard is.
Blank weet hij zijne schaduwen te houden,
blank door gereflecteerd licht, maakt gebruik
van frotti's, van allerlei gewilde toevalligheden
en daartegen blijven zijne hoogste lichten sterk
en schitterend van kleur. Maar hij mist die
prachtige eenheid vaa Israëls, hij trekt het oog
door de kleuren t ooi van zijn schilderij, als een
Braziliaausche ara dit doet, die even door de
zon belicht, afkomt tegen een witten muur.
Mesdag is vertegenwoordigd door een mooi staal
van zijn kunst, een schilderij van '94, herinnering
aan de Scbeveuingsche ramp, die misschien wel
de opkomst van Scheveningen is geworden; dat
schilderij mocht wel een plaatsje krijgen in het
Schevemngsch museum.
Yan den zonnigen Willem Marie, een land
schap met koeien en melkmeisje, wat den
meester wel niet geheel bevredigen zal, zooals
het daar hangt, omdat de lucht even een beetje
gelig doet; maar er zit toch eene mooie
lichtwerking in het schilderij.
De portretschilders zijn hier o. a. vertegen
woordigd door Jjsselinde Jong, Liszlo, TYérèse
Schwartze en Haverman. Het meisjesportret van
Haverman heeft dezelfde mooie degelijke kwali
teiten van het portret dat in den Haagschen
Kunstkring is geëxposeerd, alleen is dit nog
zuiverder uitgesproken, maar als schilderij nog
niet geheel compleet. Het is als formaat niet
gelukkig, ik bedoel hier de plaats van de
beeldtenis in het kader van het schilderij; de kleuren
combinatie doet deftig aan. Er zit iets in, dat
den eenvoud der oude meesters nabij komt, het
mist het kleurige van vroegere po'tretteu met
die drukke achtergronden; nu is de achtergrond
eenvoudig, vast van toon; maar nog niet geheel
verantwoord.
Zoo'n achtergrond geeft alles aan den kop:
relief, licht, vastheid van toon en kleur. Hoe
rustiger en vaster de toon van den achtergrond
is, des te beter concentreert zich het licht op
den kop, en de lichtexpressie is juist dat, wat
een portret tot kunstwerk maakt. De gelijkenis
is wel geen bijzaak; maar ook geen hoofdzaak,
ten slotte is er pap sprake van gelijkenis, wanneer
het oog licht ziet; boe volmaakter dat licht is
uitgedrukt, des te sterker zal het portret spreken,
dus ook gelijken.
Waniiecr men het vrouwenportret van Josseliu
de Jong bekijkt, dau valt het op dat zijn
achterf rond niet vast genoeg is, niet neutraal van
leur, maar bruinig en groenig; bet portret daar
naar luis'erend mist die licatheid en
toonvastheid die de portretten der oude meesters zoo
mooi maken (moedertje van Rembrandt bijv. in
het Mauritsbuis).
Wat zou zoo'n portret yan Josselin de Jong
winnen, wanneer bij van een ander princiep was
uitgegaan, wanneer hij vooral gewild had een
schilderstuk te maken mooi van kleur eu toon.
Hij beschikt toch over zulke groote gaven, hoe
knap ziju het arrangement, de teekening, de
juiste verhoudingen, de verkortingen; hoe ge
makkelijk en met welk eene distinctie zijn acces.
soirs geschilderd. Men herinntre zich dat mooie
portret, moeder en kind, van de tentoonstelling
van verltdtjn jaar in Pulchri. Hoe mooi het
uiterlijk is van het nu geëxposeerde portret,
hoe zeer dat ook boeit door de kwaliteiten, het
is te graciel; hét is kunst, die uiterlijk meer
tot de Engelsche portretkunst der 18i eeuw
nadert, dan wel tot de Bollandsche van de
17e eeuw. Maar wat kan men, er ten slotte
aan doen, het is kwestie van temperament, ieder
vogeltje zingt zooals bet gebekt is.
f .J;EQ toc*i men zou de hedendaagsche kunst
zangers, ook zoo gaarne tot ue groote familie
willen zieu beQooren, zooals die bestond ia de
17e eeuw; omdat zulk een eenheid noodwendig
eene grtote macht zou kuanen ontwikkelen.
VerJeeldieid ia kunst, iu litteratuur, brengt
verdeeldheid onder de meascheu, het brengt het
vertrouwen van de menscben aan het wankelen,
wat ten slotte verzwakkend werkt. Wanneer er
eenheid is in kunst, dau is er ook eenheid in
het denkeu van de menscben, en die eenheid
kan alken kracht ontwikkelen. Toen op het
einde der 18d eeuw de kunst geene beteekenis
meer had iu H>tlaud, was het volk. machteloos;
natuurlijk zal hst eerste wel afhankelijk zijn
geweest ? van het laatste. Maar wanneer de
kunstenaars nu bemerken dat er onder de men
sehen verdeeldheid heerscht, wat ten slotte het
volk verzwakken moet, dan is het aan hen om
onafhankelijk den groo'en stillen strijd te voeren
met Uuu werk tegen, die verdeeldtieid vaa de
massa, om daar weder eenheid ie te brengen.
l- i,R.evenous a nos moutons; bij wijze van spreken
wel te verstaan, want het zijn niet bepaald
schaapjes, die nu volgen.
!?* Thérèie Schwartze: eene vrouw voor den
?piegel; een festij a voor een schilder. Daar zit
pit in dat schilderij, die bloote schouder is
prachtig vast van toon, goed gemodeleerd en
pakt mooi licht; mooi en knap is dat gereflec
teerde beeld in den spiegel in halve tonen ge
schilderd. G >ed luisteren de glimlichten van
eenige toiletartikelen naar het hoogste licht op
den schouder; ook de geheele samenstelling van
kleur, doet mij harmonisch aan. Wanneer ik
mij hare figuren en face herinner, dao treft mij
nu het verschil tusschen dien schouder en het
vleesch vaa de andere koppen, wat dikwijls zoo
onstoffelijk lijkt, zoo ongedecideerd; maar toch
altijd heel knap van doen en nerveus vau toets.
Oader de enkele portretten trof mij ook eene
vrouweabeeltenis van den. Oostenrijker Laszlo,
dat sterker nog dan bij Josselia de Jong aan
Eagelschen invloed doet denken, vooral ook door
de kleur. Het mist die vastheid in den toon
van onze oude meesters; maar het is zeer habiel
en met veel virtuositeit geschilderd.
Esn vrouwenprofijj van Salberg viel mij op,
door den, mooien rijpen toonaard en door de
eenvoudige sabilderfactuur, serieus werk, waar
men veel van zou kunnen verwachten, doch men
zou er meer van moeten zien.
Ouder de bloemstukken, meestal als stilleven
behandeld, vermeld ik o. m. »Clematis" van
van Horssen, eeue studie van papavers van
mej. Wandscheer, helder van kleur, anjers van
Zoetelief Tromp, sterk van licht en Iris van
Oldewelt. Bij van Horsseu is het niet zoozeer te
doen om de bloem zelf, hij laat haar als kleurnoot
dienen in zijn arrangement. Het schilderij is
goed van bouw en formaat, sterk van kleur,
mooi van toon, het getuigt van veel waarheids
liefde; er ligt een sterk willen in opgesloten,
dat tevens een diep gevoel vertolkt. Het is goed
werk van echte Hollandsche degelijkheid, dat
wel waardeering mag ondervinden waarop het
met recht aanspraak maakt. Het landschap is
nog het sterkst vertegenwoordigd, zonder en
met stoffage; eigenlijk zou men de landschappen
meer moeten noemen: studies naar het landschap,
want zooals Ruysdael, Hobbema, Philip Coninck,
Jacob Maris dit vertolkt hebben, dat moeten
wij hier niet zoeken. Maar serieuse, met trouw
heid bestudeerde brokstukken uit de natuur,
dikwijls groote fragmenten, die zijn er vele en
goede; stemmingsindrukken, en brokstukken
met de nauwgezetheid van stillevens geschilderd.
Van Ruik, een zomerdag, met mooie kwali
teiten, met veel gevoel voor de schoonheid van
het licht; toch is zijne lichtexpressie zwak,
doordien bij die moet krijgen door de inwerking
van witte en gele verf in het zonlicht tegen
licht blauwgroea in de schaduwpartijen met
sterke reflectie; het geeft meer de verzwakte
illusie van wat het zijn kan.
Van Bastert, het oude paleis van koning
Radboud, geliefkoosd onderwerp van den schilder,
waarvan ik mij een mooi schilderij herinner van
de Amsterdamscbe expositie van '89. In het
schilderij van Pulchri zit iets in den toonaard,
dat aan Mirlotte vaa Jacob Maris doet deuken;
het is blank en blond vau kleur, met eeue
mooie grijze lichtwerking.
6 Peb. '02. L. LACOMBLÉ.
(SM volgt)
Een kopergravure van Van Campen.
In de Bouwwereld No. 7 lezen wy het vol
gende :
In het pruisische geheime Staatsarchief vond
ik bet navolgende historische dokument: een
brief van keurvorst Frederik Wilhelm van
Brandenburg gericht aan zy'n Amsterdamschen
agent Matthias Dogen en gedateerd: Kleef den
26 s t en September 1652. Da onderteekenaar
van den brief ia intuaschen niet de keurvorst
maar zy'n Eleefsche stadhouder, toenmaals
graaf Joban Maurits van Nassan-Siegen, de
bouwheer van het »Mauritshuis" in Den Haag,
over wiens talrijke betrekkingen met den grooten
keurvorst en de brandenburgsch-pruisische
landen ik in 1893 eon boek uitgaf (Frankfort
«i/d Main, uitgave van Hainrich Keiler).
De bouwmeester echter van wien in bedoeld
schrijven sprake is, is niemand anders dan
Jakob van Campen (1598?1657) architect van
het «paleis'' te Amsterdam en ontwerper
deivoormalige tuinen van de »Neue Thiergarten"
by Kleef. Het schrijven luidt aldus:
?Friedrich Wilhelm Churfürst.
Unsern graiigen Grusz zuvor. Raht und
lieber getreuer. Nachdem wir von Architecto
van Campen zwey Schachspiele vohr und mb
200 Rijksthrl. erhandeln lassen, Alss wollen
wir in gradigsten befehl hierinit an euch solche
wey hunderdt Rthlr. forderlichst unseret wegen
)afür zu bezahlen, und ihme van Campen
einzuliefftsrn. Auch haben wir obgedachten
van Campen graiigste commission ertheilt,
len neulich alhier von unss gehaltenen of
tugl) aldort2) in Kupfer stechen zu lassen.
Wollem demnach gleichsfals in gnadigsten
>efehl hiemit an euch dass ihr most dem van
dampen mit dem Kupferstecher, der diese
arbeit fertigen würde, darüler beyderseits
verjleichet und sobaldt eine Plat aussgearbeitet
st, dieselbe bezahlet, undt Dann nebst dem
van Campen beschaffat, damit gedachter anfzng
nngeseumbt getrncket undt aussgelassen wer
den müge. Etc "
My'n vraag is nu: Kent iemand deze door
ceurvorst Frederik Wilhelm bestelde, door
Jakob van Campen ontworpen en onder zy'n
.oezicht uitgevoerde uitgave van eenen
feesteyken intocht in Kleef? Kent iemand den naam
van den bovenbedoelden kopergraveur en eene
verzameling welke het bewuste werk bezit ?
Prof. dr. GEORQ GALLAND.
Berlyn-Charlottenburg, 2 Febr. 1902.
meebrengt. Kunstgenootschappen doen dat
mede uit angst, leden, die toch waar voor hun
geld moeten hebben, te verliezen. Het gevolg
hiervan is dat die tentoonstellingen dam ook
alleen bezocht worden door de meergegoeden,
zy die niet op een entree behoeven te zien.
Het grootste deel van het volk wordt zoodoende
geheel buitengesloten. Nu zijn er pessimisten
genoeg die beweren, dat dit deel veel te weinig
ontwikkeld is om kunst te waardeeren, dat het
gewoonlijk de middelmatigste kunstuitingen,
die welke een sentimenteel gevoel opwekken,
het meest bewondert, maar dat kan men van
de meergegoeden, al is het dan ook niet in
zoo hooge mate, ook zeggen.
Onder deze zy'n er die werkelyk van kunst
genieten, het grootste gedeelte echter bezoekt
tentoonstellingen uit t$dverdr\jf, uit nieuws
gierigheid of wat dan ook, en apprecieert ook
dat werk het meest, wat Jan en alleman het
meest bewondert. Percentsgewy'a zullen er
onder de meergegoeden misschien meer kunst
liefhebbers worden gevonden dan onder het
groote publiek. Maar daar staat tegenover dat
dit zoo reusachtig veel grooter is in aantal,
dat ook by' eene mindere percentage er toch
nog meer kunstvrienden onder gevonden wordt.
De upper ten zy'n dan ook nog in het voordeel
eene kunstopvoeding te hebben genoten, door
het zien van tentoonstellingen, het opmerkzaam
gemaakt worden op mooie dingen. En niets
leert zoo, dan door werkelijke bewonderaars op
het schoone te worden gewezen. Dit alles mis
sen de minderbedeelden, zij die onder hen
gevoel hebben voor kunst, hebben dat
gewoonlyk van nature, en voor dezulken is het zien
van kunst dan ook een groot genot.
In Londen is eenige jaren geleden met het
kosteloos openstellen van tentoonstellingen een
proef genomen, die aanvankelijk niet slaagde.
Het publiek dorst er niet aan, het wantrouwde
znlk eene vriendelijke tegemoetkoming, wel
licht dat er een of andere bedelparty voor een
liefdadig doel achter verscholen was. Later
werd bet een groot succes. Hier te lande kwa
men onlangs zulke tentoonstellingen voor. De
eerste te Rotterdam in de Academie, waar
behalve schilderyen ook kunstny'verheid was
te zien, de tweede te 's-Gravenhage in den
Haagschen Kunstkring waar de tentoonstelling
ter gelegenheid van het 10 jarig bestaan een
Zondag voor het publiek kosteloos te zien was.
Beide tentoonstellingen hadden een druk be
zoek, die op den Kring het 20 voudige van wat ze
gewoonlijk had. Is dit niet een bewy's dat het
publiek gaarne tentoonstellingen ziet, maar
tegen den toegangspas opziet ?
Mogen de hier genoemde voordeelen navol
ging vinden, opdat er weldra een ty'd aanbreke,
dat de kunst niet alleen gewaardeerd wordt
door een klein gedeelte, maar door het ge
heele volk.
G. D. GRATAMA.
MiimiiiimMiiiiimiMifiiiiiiiiHfimtiiiiiiiiii
Dr. D. C. HüuQff, t
1) Aufzug.
2) d. i. te Amsterdam.
Premie «Eigen Haard".
Hat Tydschrift Eigen Haard geeft, evenals
het voriga jaar, een oremie, ditmaal een foto
gravure naar den Watermolen van Meindert
Hobbema. Deze hyzonder fraaie reproductie,
waarin toon en kleur van het oorspronkelijk
schilderij op zeer gelukkige wy's zijn weer
gegeven, doet het atelier van de firma v/h.
Roelofszen, Hübner en van Santen alle eer aan.
Voor abonne's is deze premie verkrijgbaar
tegen drie gulden.
Hendrik Luyten.'
Otize landgenoot, Hmdrik Luyten, expo
seert van 13 tot einde Februari te Antwero^n,
waar hy sedert jaren gevestigd is, een 25tal
zyner nieuwste werken. Hat beste uit deze
tentoonstelling zal, naar we vernemen, gere
produceerd wordan in het Maart-numrner van
het tydschrift Onze Kunst (uitgave J. E
Buschmann en L. J. Veen). Voor deze aftivering
werd verder o. m. een reproductie aangemaakt
naar »Een Zonnestraal" van C. Bisschop, op
dit oogenblik nog in Pulchri Studio tentoon
gesteld.
Ora tetelooze tentoonstellingen.
Gawoonlyk zyn de tentoonstellingen vau
schilderyen, teekeningen, kunstnyverheid enz.
tegen entree toegankeL k Dit heeft noodzakelyk
zyn reden in het moeten goed maken van de
onkosten, die zulk eene expositie met zich
had Ny'hoff zich doen kennen als een demo
craat Van die gezindheid heeft hy' ook getui
genis afgelegd in het laatste boek, dat van zy'ne
hand is verschenen, in 1901, «Democratie"
getiteld. Het bevat een aantal schetsen over de
democratie in de oudheid en in de 17de eeuw,
over de ontwikkeling van de democratie in de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika en in
Zwitserland gedurende de 19de eeuw, en ein
digt met een beschouwing over de democratie
in Nederland gedurende dezelfde eeuw. In dit
laatste opstel, meer tot het gebied der
practische politiek dan tot dat der historie
behoorende, geeft dr. Ny'hoff zyne instemming te
kennen met de Gids- artikelen van prof. Mo
lengraaf over de evenredige vertegenwoordiging
en dat van den Groninger hoogleeraar Krabbe
over onze conatitutioneele monarchie, en ver
klaart zich een voorstander van een herziening
der Grondwet in democratischen zin.
In het voorbericht van zy'ne «Democratie"
haalde dr. Nyhoff met instemming de woorden
van John Morley aan: »schooner, bezielender
en verheffender onderwerp is niet te vinden,
dan het wondervol verschijnsel van de ont
waking der groote massa's in de nieuwere
samenleving." «Die woorden" voegde hij
daaraan toe »zyn uit myn hart gegrepen.
Ik hoop in de gelegenheid te zullen zijn daar
van ook na dezen arbeid in studiën van meer
beschonwelyken aard te getuigen." \Vy be
treuren het, dat deze wensen niet in vervulling
is mogen gaan en de yverige geleerde en de
humane man nu reeds aan zijn werkkring en
studie werd onttrokken.
Mat een enkel woord willen wy de]
wetenschappelyke werkzaamheid herdenken van den
voor Benige dagan overleden predikant te
Meersen, dr. D. C. Ny'hoff, van wiens hand
wij herhaaldelijk ook in ons Weekblad artikels
hebben mogen publiceeren.
Nadat hy' reeds geruimen ty'd predikant
geweest was en een bundel litteraire opstellen
had uitgegeven, liet hy zich opnieuw als student
inschreven, en wel in de faculteit der
Nederlandschs letteren aan de Utrechtsche Univer
siteit, en promoveerde daar in 188G met een
proefschrift over eenige treurspelen van Vondel.
Spoedig liet hy echter de studie van onze
letterkunde varen voor die van onze geschiedenis.
In 1889 verscheen van hem »De Hertog van
Brunswyk, eene byirage tot de geschindBniB
van Nederland gedurende de jaren 1750
1784," een eerherstelling van den Dikken
Hertog.
Ging ook al, naar veler oordeel, dr. Ny'hoff
te ver in zijne gunstige beoordeeling van
Brunswyk, ongetwyfeld heeft zyn geschrift in
menig opzicht voor het eerst recht doen wader
varen aan den Staatsman, over wien de fijlen
van haat en laster zoo overvloedig waren uit
gegoten.
Kort daarna reeds, in 1S!)1 en 1892, gaf
dr. Ny'hoff een »Scaatkundige Geschiedenis van
Nederland" in twee deelen uit, Blykens het
voorbericht schreef hy' dit werk voor »die
breede zoom van ontwikkelde burgers, die
gaarne willen wetan, wat tot heden de ge
schiedkundige wetenschap omtrent de politieke
geschiedenis van ons land als onaantastbaar
heeft vastgesteld." Zoo hoog als hij Huet's Land
van R^mbrand stelde voor onze cultuur- en
| kunstgeschiedenis, zoo gering achtte hy de
waarde daarvan voor onze staatkundige geschie
denis ; die leemte voor het beschaafd publiek
aan te vullen, was het doel van zijn arbeid.
Als vertaler en bewerker van Miss Putnam's
»La?en van Willem van Orarja," van Greenleaf
i Tttompson's «Politiek eener democratie," als
i auteur van verschillende artikels en
boekbeoordeelingen in De Nenerl. Spectator en in dit
weekblad, bleef Nyhoff in volgei.de jaren zyn
historischen en literairen arbeid voortzetten,
eernt als leeraar aan de Kon, Muit. Academie
te Breda, later te 's Gracenhage. Ten slotte
keerde hy weder tot zy'n. vroegnre ambt terug
en werd predikant, eerst te Veghel, later te
Meerssen.
In verschillende zy'ner Weekblad-artikelen
Witte Nachten, van H. O. A. VAN BOOVEN.
(Gebr. Nobels, Haarlem 1901.)
Op het beige, al te sobere kaft met de titel
letters alleen zwart van omtrek, zoodat ze van
binnen maan-wit schijnen, herinnert de naam
van dit boek al dadelyk aan een voor ye
ty'd ; het lykt wel een vertaling van een
eindeeuwsche, fransche bundel: Nuits blanches.
Vermoedelijk kwam de auteur er dan ook
toe onder den invloed van dergelyke lectuur.
In 't bizonder moet hier de voorrede behan
deld worden, een komisch en hoogst smakeloos
mengelmoes, een huzaren-salade van drie sty'len
door elkaar, omdat deze introductie hem in
hooge mate kenteekent. Van Booven heeft
onbetwistbaar talent en kan wellicht meer
presteeren dan uit zy'n eerste optreden reeds bly'kt,
maar waar in den eersten volzin van een inlei
ding al pure onzin wordt verkocht, kan men
bezwaarlyk spreken ook nog om andere
redecen van een debuut, dat bizonder veel
indruk maakt.
Er staat soms zoo'n kunstenaar op, die den
ken doet aan een kapelmeester, een groot
componist, geboren om een droom-orchest, een
amphitheater van legioenen musici te regeeren,
die plots met vaste vuist de dirigeerstaf heft
en neerstrijkt om te heersenen over het met
n wenk opgeroepen- gejieuw van violen,
geschetter van bazuinen, over stormen van aan
drijvende of vluchtende tonen, die opry'st als
meester over de passie-vlagen van een gansche
Eeuw, als een koning van zyn ty'd. Maar in
plaats van zulk een held herinnert Van Booven
een enkele maal eer aan een litteraire Don
Qaixote, de ridder van de droevige figuur onder
zyn aureool van n kant ingekeept van
koper scheerbekken. Hij vangt aldus aan:
Witte nachten: stemmen in een winternacht;
stemmen van een radeloos verlang, van droef
vertreurde uren, van verdwaalde geuren de
warme, broneen Iwrinnervng". Als je hier de
adjectieven omzet, is 't misschien nog mooier.
De gedachtenis aan veel dingen kan verbrocst
worden in beelden, figuurlijk gesproken, maar
niet aan geuren. En na een poëtisch begin gaat
hij dan ineens voort op
natuurwetenschappelijken en tevens vromen toon. Hy spreekt van
misgewas op de nachthei der hollandsche litte
ratuur, dat schynbaar hereditair" een
bizondere levenskracht had en zeer pieus (U hooger
groeien ging dan het andere. Wel, wel l
Daa verheugt-ie ona met het belangwekkende
nieuws, dat hy' dagboekfragmenten wou uit
geven zeer ryclig en wydloopig, waarin hij de
latere gedichten van Kloos wenschte te
beoordeelen. Dergelijke fragmenten publiceert men
gewoonlijk eerst in de zestig en al maakt hy
daar uu liever een kalme studie van, die als
daad niet kan kwetsen, dan zal hy' er de
menschen wellicht mee vervelen als ouwe koek,
omdat Scharten het reeds voor een paar jaar
in De Arbeid deed.
Meteen meldt hy, dat zy'n verzen werden
geschreven zonder dat bewust rekening werd
gehouden met de techniek: of uit pedanterie
of uit alles behalve artistieke nalatigheid, wat'
zich dan ook onverbiddelijk op hem heeft ge
wroken.
Verd«r: Soms hoorda ik spreken van een
oude school in da poëzie. Daar zy'n er onder
deze verzen, waarvan men mogelijk zal gaan
,zeggen, dat ze tot die school behooren. Die
,verzen behield ik om een beeld te geven van
,den overgang waartoe de nauwkeurige lezing
,en studie ?an Gorter's School der Poëzie" mij
,heeft gebracht." Voor Gorter was die uitgaaf
in i;'97 tegelyk zyn afscheid van de N.
Gidsrichting en van het Spinozjsme. Boutens Ver
zen" in hetzelfde genre dateeren van '98 en
zyn een nabloei uit dien ty'd van de Natuur
en Ik-verheerlyking. Gorter staat veel hooger
dan Van Booven door zy'n kolossale taai-virtu
ositeit, intenee visie en gezonde levensblyheid
en ook Bouten overtreft hem in technische
kracht en door zijn stof veel meer te
be! werken. En ernstig vroeg ik mij at, of de
ver| eenzaming en melancholie van deze jongere
| daarentegen niet een ziekelijk verschynsel is.
Geheel verouderd acht ik echter de school van
Tachtig nog niet, om de eenvoudige reden, dat
de burgerlyke poëzie eerst zal verdwijnen,
wanneer het m. i. halt-burgerlyke marxisme
zelf voor een groot deel verder ontwikkeld, voor
een groot deel gewyzigd, opgeruimd zal worden
door een nieuwer vorm vau socialisme. Vandaar
dan ook, dat b.v. de socialistische dichter
Adema van Scheltema. met zijn verbeelding en
met zijn gevoel half b^y'ft behooren tot de
Tachtigers.
Daarna: Misschien zullen die verzen,
enkelen voor een oogenblik kunnen meevoeren
tot de verre oorden van een vaag en zoet
verlang, misschien ook zullen er zijn, die er
wat weemoed" (aangehaald door v. B) in
terug vinden ; laten ze die wetenschap (N. B.)
stil doen groeien (hoe gevoelig U tot een
wüden, hoogen lust." Zoo hoor je ook wel
eens en aangeschoten stuient in de letteren
in een bierkneip oreeren. En nu het slot, dat
my' al zeer weemoed! 4 stemde om zy'n pedan
terie en nogal van iemand, die niet achtjien
maar vijf en-twlntig jaar telt, eu dan zit die
kwaal dieper.
En niemand van minder edel bloed dan deze
(Kloos) zal ik in Holland ooit myn
tegenstander noemen." U zult I Er zy'n er anders
genoeg, baron, die al zouden ze u er ook
nog zoo'n plezier mee doen heelemaal niet
bang voor u zyn, wanneer gy' op de ouwe,
weemoedig starende dichter-knol der
bourgeoisKtteratuur komt aangesukkeld, jongeren vaa
wien UEd. in letterkundige tournooien nog
menige por kont oploopen. Aan den eenem
bant klinkt het bespottelijk, omdat Kloos door
de generatie van 1900 niet onovertrefbaar groot
wordt gevonden, en aan den anderen kant,
omdat reeds by' het eerste optreden van deze»
dichter er in de ruimte van onze kunsttemp&l
opeens een nieuwe klaagstem klonk, waarvaa
het geweld de gansche bal vervulde. Hij ver
nieuwde onmiddellijk onze geheele lyriek, onze
geheele kritiek. En O ?
Niet minder dwaas aapt hy in zyn Dagboek
emoties na, die in de N. Gids-periode inwerk
van Van Eeden en Van Deyssel volkomen op
hun plaats waren: .Zie, hoe m'n haat staat
tegen jullie als een zware muur van ijs l"
Jawel: in Eis and Hohnl a la Nietzsche im
duodecimo. Ken goed auteur heeft echter tegen
woordig allicht by het publiek een best leventje
en met dat schelden heeft hy nu veel vaneem
held, die in volle rusting komt aanrennen op
een slagveld na afloop van het gevecht. Helaas l
en dat «temt als een heel leelyk teeken tot
nadenken kan hy' ook niet bizonder goei
de realiteit verdragen, voor een schrijver eem
eerste vereischte. Let wel: .De stugge
werkelykheid van dit bestaan heeft me gehamerd
.met witgloeiende hamers" (dus: het hamer
systeem; als ik het wel heb, veroorzaakt ook
wi'gloeiend \jzer geen wonden, wel rood),
bespuwd met sly'merig vergif, doorpriemd met
ver,ijnbedropen angels" (zouden de Boxers 'm
misschien als zendeling te pakken hebben ge
had ?) en gekneusd onder hoekige blokken
kille-steen". (Daar kun je 't voorloopig mee
doen). Het leven is voor hem overigens niets
anders dan kleur en lyn. Juist dus. .. niets
dan oppervlakte. Geen wonder, dat hy veel
peinst over het zijn of zijn eigen s$n bij gebrek
aan inhoud. E u wat te zeggen van dit echt
eind eeuwsch decaden ten-gewawel, dat nu toch
IIIIIHIIIIII iiiiimimiHiiiiimiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiinHiiniiimtm»
40 cents per regel.
Miiiiiiiiumiiiniiiiiiiiiuiiinimuniuiiiiiiiiiiiutiiiiuiuiniiii
TRADEMARK
MARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is
verkrflgbaar bij alle Wgnhandelaars e»
bfl de vertegenwoordigers
KOOPMANS & BiU INIKR,
Wünhandelaars te Amsterdam.
KAHSTRA's Matrassen-, Bedden- e»
Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek.
BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan
tie. Leverde sedert 189& pi. m. 7OOO
stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratit,
Honderden bewy'aen van tevredenheid. ?>
Specialiteit in ENÖELSCHE LEDIKANTEN.
Piano- en Muziekhandel
H. EAHR, te Utrecht.
Opgericht 1835.
Telephoon No. U3.
en
AmerikaamchB, Duitsche
Franscbe
PIANINO'S en ORGELS.
roote keuze in:
HU II H f? ? % V O ' S.
Oude instrumenten worden ingeruild.
Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigst*
uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in e»
buiten abonnement.
IIoofd-Depöt
VAM
Dr. JAEGER'S ORIG.
floriaal-Wolartftelei.
K. F. DBUSCHLE-BBNOBB,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in dec*
artikelen in geheel NederL
ECHT
VICTORIAWATER.
GRAND MARMER.
Cordon Jaune & Rouge.
LIQUEUK ROY4LE.
Agents-GenerauxB.A.RlPPING&.Co.,Amsterl
Piano-, Orpl- en fflizieilan
1TIKYKOOS *V KAL*IIOVKH,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en In Hun».
Repareeren Stemmen Ruilen.
~~ J. H. DïfWÏT^
Jftlgemeene Boekhandel
Utrechtschestraat 54, Amst.
Neemt abonnementen aan op
alle Binnen- en
Tijdschriften.