De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 2 maart pagina 1

2 maart 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1288 DE AMSTEBDAMMEE A°. 1902. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTÜS VAN MATTRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover liet Grand Café, te Parijs. Zondag 2 Maart. Advertentiën van t?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20 Pieclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschlarul, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma HUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I N H O U Ds VAN YEBEE EN VAN NABIJ: De werkeloos heid te Botterdam, door J. F. N. De Solowerken, door C. Lulofs. De Hoogste Wet, II, (Slot', door C. Th. van Deventer. Hervorming van het bibliotheekwezen te Amsterdam, II, (Slot), door dr. H C. Maller. Op pensioen stellen van officieren, door "?*? SOCIALE AANGELEGEN HEDEN : Wettelijke bescherming van gehuwde arbeidsters, door S. KUNST EN LETTEREN : Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. David Oyens f, door J. W. N. Tentoonstelling in Pnlchri Stndio, II, (Slot), door L. Lacomblé. Victor Hugo's eeuwfeest, (met portret) Van arme menschen, door Cyriel Buijése, beoordeeld door Th P. FEUILLETON: Schetsen uit den ZnidAfrik. Oorlog, door H. Enenu Ogwat. RECLA MES. VOOB DAMES : Zwemmen in den Winter, door F. J. van Uildriks. Gezondheidsleer, V, door Q. Recepten, door Ook een huismoeder. Hand schoenen, (Ing), door f. Blindenstichting. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D.Stigter. ALLERLEI. INGEZONDEN.- PEXEN POTLOODKBASSEN. ADVEBTENTIEN. De werkeloosheid te Botterdam. Er wordt te Rotterdam in dezen winter zeer veel ellende geleden. De werkeloosheid is er van grooten omvang. Honderden gezinnen hebben alles verkocht of verpand wat zij bezaten, vele tot zelfs hun fornuis; ze zitten in de kou en leven van brood alleen. De politie heeft verklaard (in hare berichten in de N. R. Cl), dat het aantal dakloozen, die nachtverblijf komen vragen, buitengewoon groot is. Elke week worden de gezinnen bij dozijnen uit hunne woningen gezet door den kantonrechter en het is dan zeer moeilijk voor hen, een andere woning te krijgen; want alle eigenaren der goed koopste hokjes hebben een vereeniging gevormd, waarvan de leden zich verbonden hebben, niemand een woning te verhuren die de huurschuld der vorige niet heeft betaald. De Bank van Leening heeft een zeer drukken tijd en evenzoo de «huizen van verkoop met recht van wederinkoop;" voor de laatste een goeden tijd, want ter wijl de Bank zich vergenoegt met een rente van 8M pCt. 'sjaars, zijn er van die huizen die VIJF PERCENT IN DE MAAND nemen. En na drie maanden is het goed «verstaan"; d. w. z. het is dan niet meer inlosbaar, tenzij men de rente geheel heeft aangezuiverd. Zoo weet ik van iemand, die voor hare naaimachine, waarop zij zes gulden had gekregen, reeds driemaal 90 centen rente heeft betaald; in negen maanden f 2.70! Toch gaat men bij die huizen omdat de Bank, vooral in drukke tijden, kieskeurig is en lang niet alles neemt. Bij het sneeuwruimen verdrongen zich duizenden om een schop of bezem machtig te worden, waar maar honderden werden aangenomen. * * Vanwaar dan dat tot leniging van den bitteren nood zoo weinig geschiedt; zooveel minder dan in andere gemeenten, zflfs waar de nood minder groot is, zoo onein dig veel minder dan in het door Rotter dammers wel eens te weinig gewaardeerde Amsterdam ? Pleiten wij eerst verzachtende omstan digheden voor een inertie, welke zonder deze op al te gruwelijke hard vochtigheid wijzen zou. Er is hier maar een zeer klein deel der bezittende klassen, dat de ellende die vlak naast hunne deur geleden wordt, ook maar ten deele beseft. Hoe komt dat? Ten eerste omdat de werkeloozen hier zoo weinig van zich doen spreken. Terwijl in 't noorden des lands nijpende ellende zich althans ten deele lucht verschaft in krachtige uitingen, die noodig zijn om de meeste gegoeden tot hun plicht te roepen, heerscht hier ter stede meer de doffe geest van 't zuiden, een Tilburgsche of Maastrichtsche berusting. Een groot deel der werklieden, vooral in 't havenbedrijf, is ook uit 't zuiden des lands afkomstig; hunne ontwikkeling is uiterst gering en die der echte Rotterdammers is niet beter. Reeds uit het bijna geheel ontbreken van eene organisatie der havenwerkers kan dat blijken; wie met hen in aanraking komt, weet hoe groote moeite de weinige meer ontwikkelden onder hen gedaan hebben, vooral uit Amsterdam gesteund, om tot die hoognoodige organisatie te geraken en met hoe weinig resultaat. Zelfs nu er honger en koude geleden wordt, zitten de meeste werkeloozen met lamheid geslagen in huis; nu laten ze zich met groote moeite overtuigen dat het in hun e'gen telai g is, althans hun naam te gaan zetten op de lijsten, die de Bestuurdersbond een dag heeft doen neer leggen om den omvang der misère onder de unskilled labour te kunnen overzien en officiëele ontkenningen van den ernst van den toestand te logenstraffen. Die lijsten zijn, hoe lang ook, op verre na niet volledig. Ten tweede. Het aantal der gefortuneerden, wier vrije tijd hun toelaat, de volkstoestanden te leeren kennen en mee te werken tot hun verbetering, is veel ge ringer dan -elders. Er wordt hier onder den handelsstand, zoo niet door allen even hard, dan toch door de meesten te lang gewerkt om nog voor iets anders tijd te houden dan voor wat huiselijk verkeer of wat amusement. Ea van hen, die's avonds niet behoeven te werken, verlaten velen »het goede Rotterdam" en wonen op Scheveningen. Wat nog zwaarder weegt de Rotterdamsche burgerij wordt niet opgevoed in naastenzorg en altruïsme. Dat wordt ze elders wel. In de meeste steden van ons land ontbreken de kranten niet,' die met een stem van gezag weten te spreken over plaatselijke toestanden, en gelukkig, meer dan vroeger durven ze op misstanden te wijzen, roepen ze althans met een flink geluid tot den strijd tegen het monster der armoede op. Hier niets daarvan. Hier doet zich het ongelukkig geval voor, dat er maar n blad van gezag en invloed bestaat van een zoo overwegenden in vloed op de publieke meening als men buiten Rotterdam ongeloofelijk zou ach ten en dat dit blad op het punt in kwes tie te eenenmale in gebreke blijft. En de N. R. CL kan dit niet veront schuldigen door te zeggen dat ze geen plaatselijk blad wil zijn. Doet ze niet haar beet het Rotterdamsch publiek voor te lichten en op te voeden in dingen van kunst ? Hebben niet haar redacteuren aan de spits gestaan bij het voortreffelijk onder nemen, een vereeniging voor volkskunst te stichten en hebben ze daarvoor niet geijverd in hun blad ? Hebben ze in dezen niet getracht de klassen nader aaneen te brengen ? Maar die verbroedering kan niet komen, wanneer de kloof blijft gapen in 't dagelij ksch leven en bedrijf. Het is al erg voor die welverzorgde, met veel citaten fraai beplante litteraire en muzikale tuintjes van dit krantenhuis, dat die lieve tuintjes palen aan een luguberen afgrond, de ongepeilde diepte der ellende. En het ergst van alles is dat men dien afgrond tracht te verbergen. Een enkel voorbeeld. Voor eenige dagen liet de politie in de krant het geval verhalen van een heer, die een paar van honger huilende kinderen op de straat vond, en zoodoende een menschlievend commissaris in kennis had gesteld van den honger in n werke loos gezin. Wat doet de krant? Grijpt ze deze schoone gelegenheid aan om te zeggen dat dit geval er sn is uit duizend en op te roepen tot leniging van den nood? Niet alleen verzuimt zij dit, maar zij doet het omgekeerde. Ze meldt eenige dagen later dat het gezin reeds is geholpen, want dat de man misschien (let wel; voor eenige dagen (let wel) werk zal krijgen. Wat later volgt een berichtje van het Bestuur der Vereeniging tot verbetering van Armenzorg dat 't gezin zich aldaar niet had aangemeld. Ieder Amsterdammer zal daarvan verwonderd ophooren. De zaak is dat bedoelde Vereeniging bij de vele armen ganschelijk onbekend is. En zij maakt zich niet bekend omdat ze thans reeds geld te kort komt. Want het behoort tot haar systeem, niet op te wekken tot steun dan hoogstens een enkele maal per advertentie. Weldadigheid, zoo meent ze, is pas schoon als ze uit zichzelven komt en iets schoons moet de philanthropie im mers blijven! Binnen dit zelf beperkt ter rein wil de Vereeniging die gezinnen hel pen, die uitmunten in deugd en braafheid en den toets van het scherpste onderzoek kunnen doorstaan. Zelden wel zijn op denzelfden dag twee rapporten over denzelfden toestand ver schenen, waarvan de conelusiën in zoo flagranten strijd met elkaar zijn als heden : de uitslag van het onderzoek naar de werkeloosheid, door den Rotterdamschen Bestuurdersbond, en het praeadvies van B. en W. op het adres van dien Bond om steun van gemeentewege ten behoeve der werkeloozen. Dit praeadvies blijkt reeils bij eerste lezing een bedenkelijk zwak stuk, maar de door den Bond gepubliceerde cijfers toonen eerst de waardeloosheid er van. Gevraagd werd: Ie geldelijke steun aan de werkeloozen ; 2a snelle uitvoering van gemeentewerken; 3a »het bezigen van alle verdere middelen die geacht kunnen wor den de werkeloosheid te bestrijden'', gelijk »ook elders de plaatselijke overheid het vraagstuk der werkeloosheid bestrijdt en de gevolgen tracht te keeren." Het is wel wat naïef dat B. en W. van Rotterdam omtrent dit laatste opmerken : »Het is ons niet bekend op welke maat regelen of bepaalde toestanden wordt ge doeld." Deze onbekendheid strekt het Bestuur eener groote stad niet tot eer. Het kon zich beter laten voorlichten. Maar dezelfde onwetendheid en gebrek kige voorlichting blijken zelfs omtrent de toestanden in eigen stad te bestaan. Of is het inderdaad niet ietwat onwaardig, dat het Gemeentebestuur, erkennende dat het Burgerlijk Armbestuur meer zal moeten doen indien kerkelijke en particuliere krachten te kort schieten, zich voorloopig verschuilt achter de povere gegevens die dit Armbestuur verstrekt! Gegevens die te eenenmale van onwaarde blijken door de verpletterende getallen, in den «Uitslag" vermeld. Afdoende redeneering, van dat Arm bestuur : Er hebben zich in dezen winter maar 92 personen aangemeld die moesten worden afgewezen omdat ze niet invalide waren; en nu is wel algemeen bekeud dat wij volgens art. 15 van ons Reglement «valide personen, die tot werken in staat zijn/' in den regel niet helpen, maar als de nood erg is, komen ze toch wel vragen. Welk een gegevens, om den omvang eener werkeloosheid te logenstraffen, die duizen den getroffen heeft; 3000 namen en adres sen kon de B ;stuurdersbon l in enkele dagen verzamelen en deze omvatten vooral van de werkelooze bootwerkers nog slechts het kleinste deel. Deze eerste poging van den Bestuur dersbond, den omvang eener werkeloosheid te benaderen door een vlug onderzoek, verdient hoogen lof en zal door allen, die in de maatschappelijke nooden belang stellen, met respect worden begroet. Er is dan ook hard voor gewerkt. Wij moeten voor de methode en de cijfers naar de dagbladen verwijzen; de N. R. Cl. heeft, hetzij tot haar eet geze^ ., het stuk ia extenso geplaatst; als «ingezonden." Donderdag zal gebleken zijn of deze cijfrrs op de meerderheid van den Ge meenteraad uitwerking hebben gehad. Wij vreezen met groote vreeze. En hier mogen geen verzachtende omstandigheden gelden. Die zijn er niet voor hen die voor het bestuur der stad de verantwoor delijkheid dragen. Ongetwijfeld zullen onze dames zich, behalve met blinden-, en boeren-bazars, thans ook met den nijpenden riood naast hunne deur gaan bezighouden. Als de Gemeenteraad weigert, zal eene commissie van particulieren worden ge vormd. En dan zal toch stellig blijken dat de Rotterdammers slechts hardvochtig geweest zijn zoolang ze onwetend waren. Juist voor een Rotterdammer zal het toch zijn eer te na zijn als deze commissie zich eens tot het gansche land moest wenden omdat Rotterdam zijn eigen ellende niet lenigen kon. Het is wel jammer, dat onze armenzorg zoo plaatselijk werkt, maar de philanthropie mag in geval van nood geen stadsgrenzen kennen. n. j. F. N. De Solowerkcn. Hun Rentabiliteit. Cijfers en nog eens cijfers! Papier is geduldig, cijfers zijn nog geduldiger. Pas beredeneert de heer van Tubergen ons, (Indische Gids, Juni en Augustus) dat de Solowerken eigenlijk niet anders zijn dan een sicure burgermanggeldbelegging, of de heer Hansen Jr. bewijst ons even klaar dat het Gouvernement nooit een dubbeltje van de daarin gestoken duiten terug zal zien, tenzij het den armen Javaan het vel geheel over de ooren hale. Zou de waarheid in het midden liggen ? Ik geloof dat zoolang we met de belang rijke onbekende: «Aanstaande belastbaar heid der bevloeide velden," te maken heb ben, alle berekening van directe rentabiliteit gerust achterwege kan blijven. Bij een bevloeibaar oppervlak van pi.m. 200,000 bouws toch, als in het onderhavige geval, maakt n gulden meer of minder belas ting per bouw dadelijk een verschil van 2 ton, voorwaar geen kleinigheid bij de begrooting der balans. Maar afgescheiden nog hiervan, doen we niet beter den van zoo kleinmoedige politiek getuigemlen eisch van directe rentabiliteit voor productieve werken, geheel te verwerpen, dan de al of niet. mogelijkheid ervan te bepleiten? Is het geen innige kruideniers-politiek, van, voor het heil der bevolking ondernomen irrigatiewerken, te eischen, dat zij zich zelve zullen bedruipen, liefst nog een zoet winsfje afwerpen ? Waar zulke groote volks belangen in het spel zijn, als aan de al of niet tot standkoming der Solowerken zijn verbonden, past toch een hooger standpunt. Een blik over den muur b'j onze, thans voel gesmade, buren, de Engelschen, kan liier geen kwaaH. Hoe ferm in vele op zichten pakken zij de kolonisatie aan! Van het begin der vestiging betaalt iedereen mee in de gewone kosten der staathuis houding. Voor productieve en buitenge wone werken wordt geleend en in den regel blijken die werken zoo tot den algemeenen bloei der kolonie bij te dragen, dat rente en aflossing der gesloten leeningen uit de hoogere opbrengst der belastingen kunnen worden bestreden. Na weet ik wel dat Engelsche koloniën, hebbende achter zich het groote Britsche rijk met zijn kolos sale industrie, zijn enorme scheepvaartoctwikkeling, reeds dadelijk een voorsprong hebben op de Hollandsche koloniën met een zoo veel kleiner moederland, maar het moet toch bij ons op dezelfde wijze kunnen. Hoeveel openbare werken zijn in Nederland tot stand gebracht, die hoewel directelijk niets of weinig rendeerend, toch tot groote welvaartsvermeerdering hebben geleid en zoo de gedane uttgaven hebben gerechtvaardigd en goed gemaakt. Da vraag naar de rentabiliteit der Solowerken moet m. i. als volgt gesteld: Is met het oog op de daarvan te ver wachten vermeerdering van welvaart een uitgave van 27'A millioen voor die werken verantwoord ? En daarop kunnen we naar mijne mee ning volmondig »ja" zeggen. Nogmaals een beschrijving te geven van de jaarlijks opnieuw in de z.g. Solovallei geleden ellende kan zeker overbodig heeten. »De toestand der bevolking is er nog niet zoo treurig, ' meent de heer Hansen op gezag van resident de Jaager ik waag het in deze. mede op grond van eigen aanschouwing, met Z.H.EdG. van meening te verschillen ; als we met zulk een wel vaart-, beter gezegd ellende-peil vrede hebben, laten wij dan onze biezen maar pakken; veel treuriger kan het zelfs onder sultansbestuur niet worden, Er wordt elk jaar over een grootere of kleinere uitgestrektheid honger geleden in de Solovallei. De toename der bevolking zal dat jaarlijks erger maken, zoo niet grootere rijstproducties worden verkregen en dat is onmogelijk zonder irrigatie op groote schaal. De padicultuur, op enkele kleine bevloeiingswerkjes na geheel afhan kelijk van een zeer wisselvalligen regenval in den Westmoesson, mislukt nu hier dan daar over belangrijke oppervlakten. In den dorren Oostmoesson is de ver bouwing van tweede gewassen, behalve wat tabak langs de Solooevers, weinig loonend en voor het groote meerendeel der velden zelfs geheel onmogelijk. Ressources hebben de bewoners dezer streken niet bij misoogsten van groo ten omvang zullen ze als ratten sterven. Kan het ergens meer verantwoord, meer noodzakelijk zijn door middel van irrigatiewerken van meer dan 100,000 gezinnen te brengen zekerheid van oogst, verdubbeling van de opbrengst der velden ? In de tweede plaats acht ik het een zeer groot voordeel dat de irrigatiewerken de suikercultuur, naast die der rijst, in de Solo-vlakte mogelijk zullen maken. Oogenschijnlijk moge deze cultuur geen meerdere welvaart brengen aan een streek waar zij haar entréa maakt, het mag waar zijn dat de onmondige Javaan de voor zijn grond ontvangen huursom in enkele dagen verkwist en zich berooider ziet, dan wanneer hij naar oud gebruik zijn veld met padi had geplant, dat doet niet af tot het feit, dat cultuur van meerwaardige gewassen de algemeene welvaart moet be vorderen. Er wordt meer waarde geprodu ceerd: de algemeene rijkdom neemt dus toe. Nu kan bij toename van den rijkdom in het algemeen, de welvaart der massa natuurlijk toch wel terugloopen als de winst voornamelijk naar n kant vloeit. Van een nzijdige winstverdeeling nu valt de Europeesche landbouwindustrie in Indio zeker niet vrij te pleiten en wel wordt het tijd dat ook hier zich stemmen zullen verheffen voor deeling in de be haalde winst der ondernemingen, ook door de inlandsche arbeiders; maar vergis ik mij niet dan batalen de suikercultuurondernamingen aan grondhuur den Javaan meer, dan de geldswaarde van zijn netto padioogat zou bedragen. 1) Ea daarmee staan we op vasten bodem en mogen hieruit reeds bssluiten dat de suikerindustrie voordeelig is, ook voor den Javaan. Behalve deze grondhuur geeft de onder neming hem een deel van het jaar zijn gronden terug voor de teelt van wisselgewassen, biedt zij hem gelegenheid zijn arbeidskracht en vrijen tijd productief te maken, wat hij in streken als de Solo vallei, in gewone omstandigheden, by ge brek aan iferkyevers niet kan, anders dan bij. de bebouwing van eigen velden, hetgeen droogte en watergebrek hem weder gedu 1) Ik weet dit ztker voor de residentie Pasfaroea , daar is het zelfs belangrijk meer. rende een groot deel van het jaar beletten. De voorstelling als zou de Javaan door de suikerindustrie van eigen gezeten land bouwer vervallen tot daglooner der fabriek (gelijk de heer Hansen beweert) is niet juist: hij blijft eigenaar van den grond, dien hij telkens weer verhuurt en die ten slotte tot hem terugkeert. Het feit dat velen de ontvangen huur penningen voor den grond, in enkele dagen verkwisten en zoo, hoewel meer makend van hunne velden dan bij eigen rijstcultuur, zich toch in de mieère helpen, mag niet aangevoerd worden om te bewijzen, dat de suikercultuur ellende in plaats van voorspoed brengt. Met hetzelfde recht, zou men de graancultuur verderfelijk kunnen noemen, omdat er uit graan alco hol wordt , gestook t. In beide gevallen hebben we misbruik, geen gebruik. ,^ Het verkwisten der huurgelden en de daaruit voortgesproten armoede vormen een overgangsperiode en zullen mettertijd uitzondering worden. Dat zulke overgangs perioden bij den Javaan zoolang duren, is onze eigene schuld. Wij klagen over zijn onmondigheid, maar houden hem tegelijkertijd onmondig, door ons al te vaderlijk waken over de minste zijner schreden. »Door schade wijs,'1 zal ook eens voor hem gelden, nadit de verstokt-licht zinnigen zullen zij n te gronde gegaan. Het verlies van deze laatsten valt in het minst niet te bejammeren. Wilden we allen behouden, en tegen zich zelven beschermen, dan deden we 't best van heel Java n groot weeshuis te maken, alle producten in 's lands pak huizen op te slaan en daaruit ieder dagelijks zijn portie uit te keeren. Want ook thans wordt de opbrengst der velden meermalen lang voor de oogst nog is gerijpt verpand en verkocht en het opgenomen geld in enkele dagen zoek gemaakt. Bij een opbloeien der suikercultuur in de Solovallei zal straks de reeds van Soerabaia tot Babat in exploitatie zijnde tram (N. I. S.) die verder is geprojecteerd naar Goendit, dus de heele vallei snijdt, zich met den afvoer van het product zien belast en op naar beurt gelegenheid geven tot veelvuldig verkeer tegen lage tarieven. Allerhande transport- en koeliediensten zullen noodig zijn, zoo voor aanvoer van bouwmaterialen en machinerieën, als voor vervoer van producten, ruw en bereid. Handel en vertier zullen er opleven en de doodsche vallei maken tot een wel varende streek, wat ze nooit zal worden, wanneer zooals thans de bevolking blijft voortsukkelen, met moeite verkrijgend van hare dorre velden wat ze noodig heeft o n zich op de been te houden tot den vol genden oogst, zonder koopkracht, buiten noemenswaard handelsverkeer, hurkend in steeds grootere getale om de spoeling, die aldoor dunner wordt. Zoo acht ik de voltooiing der Solowerken niet alleen verantwoord, maar een duren plicht ons, heerechende natie, opgelegd tegenover een deel onzer noodlijdende koloniale onderdanen. Een enkel bezwaar van den heer Hansen tegen de werken deel ik, n.l. zijn vrees voor een belangrijke slibafzetting in de kanalen. Maar ten eerste zal de be volking, reeds nu gewoon haar eigen leidingen jaarlijks van slijk te zuiveren er bij de groote voordeelen die de werken baar zullen leveren, gaarne toe worden bereid gevonden die baggerwerkzaamheden een weinig uit te breiden, de heeren diensten zijn zeer weinig drukkend in deze streken, ten tweede is in deze het vertrouwen niet misplaatst, dat onze ingenieurs, die al zoo menig bezwaar hun door de natuurmachten in den weg gelegd overwonnen, ook dezen hinderpaal zullen weten te boven te komen. C. LULOFS, Controleur B.B. Koebangnan Doe a, Dec. 1901. De Hoogste Wet. II. (Slot). Het onrecht dat ik wraakte en welks bestaan, te oordeelen naar de laatste dertig regels van zijn vfrtoog, ook door Mr. Levy niet, ontkend wordt, is hierin gelegen, dat de nederlandsche gemeenschap, in het bezit van goederen, die Ltt aan de inlische onttrek, nalaat, die goederen terug te geven aan de indische gemeenschap, welkn, door het bedrijf van haar nederlandsche zuster uitgeput, zónder dat herstel onmogeliik weder op krachten komen kan. Met opzet spreek ik hier van, een nederlardsche en een indische gemeenschap, omdat, welke staatsrechterlijke theonëu en ficties men ook te baat neme, het bestaan dezer twee, van elkander onderscheiden gemeenschappen, niet kan worde n ontkend. Zeker kunnen die twee gemeenschappen, als zoodanig, weder gemeenschappelijke belangen hebber, doch afgescheiden daarvan, vormen zij op zich zelf staande maatschappelijke compltxeu, die, elk voor zich, hun e;gau behoeften en belangen hebben. Gebonden aan deze, uit de natuur der

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl