De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 2 maart pagina 4

2 maart 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOE NEDERLAND. No. 1288 van blijden levenslust inhoudt, waaraan het terugdenken zoo'n prettige herinnering geeft. J. W. N. Tentoonstelling in PülcM Studio. II. (Slot) Jan van E*sen: een grijs zilverachtig duinlandschap, mooi van stemming en kleur. Van B,jermeester eene schetaaohtige impressie, af en niet af, met iets in de kleur dat aau de Bock, en iets in den bouw dat aan Jacob Maria beiianert. Een mooi gevoeld winterlandschap van van Thol. Schiedges, een helder herfstdagje, subtiel getchilderd. Van Oppenoorth, een land schap, dat meer aantrekt door de compositie en aan de opva'ting der oud-Hollanders dost den ken ; maar koud van kleur. Hoppe, een schilder die moeizaam wtrkt, waardoor hij soms wat zwaar wordt in de verf, zooals zijn schilderij rin 't Bosch". In Herfst zit veel natuurwaarheid met iets oud-Hollandsch in den opzet, goed van lichtexpressie, en is gemakkelijker geschilderd. Van Konijnenburg, eene schets voor compositie van landschap, dat even herinnert aan de Harbizonschool; maar waar uit de kleurencombi natie iets zeer persoonlijke spreekt. Van V uuren, een flink aangepakt schilderij, een dorpsbuurt, helder van kleur, juist van toon, maar zou in kleiner afmeting interessanter worden. Schregel met twee schilderijen, waaruit een oprecht, eerlijk streven spreekt, zijn werk is sterk van kleur, vooral zeer helder en vast in de scha duwen. Een fiisscbe plein-air studie van Wiliy Marters met veel lentelichtheid, mooi, dtt wit tegen dat teere groen. Van Wolbers een knappe veestndie bij grijzen da?, maar zwaar en gedrukt van stemming. Van Aruold Koning een paar landschappen, waarin eene grootere beheersching over den vorm zichtbaar wordt. Bleckmanu, een latdschap tegen zon in, sterk van lichtwerking, met een mooi bewogen lucht, de boom', u nog niet genoeg verantwoord. Ires Brown, eene laakt-atudie waar hij sterker licht uitdrukt dau in zijn groote landschap, dat heelema»! fout is. Van de beide Roelofsen, Albert en Willem, die hit sterk coloristisch gevoel van hnn vader hebben gtërfd, geeft de eerste interieur, de laatste stilleven, technisch nog wat onvolkomen, wel Labiel; maar zij zetten goed de traditie voort van hun genialen vader, die in somm-'gs zijner wrken de oud-Hollanders BOO nabij is gekomen. Van Zi!eken een zonnig plein-air studisijp, blijkbaar van heel wat jaren herwaarts. KInkenberg gaat met onverstoorbare kalmte vo'jrt, zijne Hollandsche grachtjes met zeventiende* euwsche geveltjes, ta metselen met de verf. S'erk van eff et, hciit en yast in de schaduwen, blijven zij emotieloos; het zijn strakke splw.xachtche stadsgezicht! n die niet uit de plooi gaan, waai in zij in de verf gestreken zijn. Die onverstoorbaarheid mag ik wel, htt is dezelfde waarmede een professor elk jaar zijne colleges begint, hetzelfde deb taerend als iets heel nieuws, tot hij ten slotte de zaakjes wel droomeu kan, wat jijt weg neem*, dat hij heel ksap kon zijn, tn dat is Klinkeuberg ook. ArLUetius is modtrner als itidschilder, hij gaat ook langzamerhand die zekerheid krijgen van Klickenberg, maar zonder zijne zont ff: eten. Hij zoekt het meer in de meer moderne grijze loonschaal; zijne toonverhoudingen worden mear en meer verantwoord, zijne figuurtje begimen karakteristieker te worden. Deze stadsgezichten zullen hunne btteekenis krijgen wanneer hij zich trouw blijft houden asn de latuur, wan neer zij steeds mooier en zuiverder zullen worden uitgesproken. Gorter: ten winterdag, waarin de stemming van een grauwen dag mooi in uitgedrukt is, maar dat door het gekozen moment wat eentonig doet als kleur. G. Windt: kasteel te Largkeppel, een wel mooi gevoslde herfstatfmmiüg, gaaf geschilderd, maar niet gelukkig als bouw. Koppenol met een boerereif, eenden met boer, boerin met kind, gedeeltelijk realistisch; maar waar ook bovendien nog iets heel moois in zit van teere gedachten, htt is a's een gedicht in kleuren op de welvaart van den landman. Van Lapidoth stadstuin te Hattem, zeer rustig van stemming, met groote nauwgezetheid bestudeerd, bijna met te groote angstvalligheid voor het detail, een merkbare vooruitgang valt steeds waar te nemen bij dezen schilder. Anthonie de Jong: Kippen in een schuur*j-, gevoelig en vast vau toon, eenvoudig vaii doer, technisch goed. Louis van Soest, een schilderijtje, Zomtrnacht, wel wat vrouwelijk van sentiment. Eigen aardig toch dat de vrouwi n tegeüwcordig als matnen willen gevoelen en hun natui;r geweld aan doen om forsch en mannelijk te wiilen zijr; terwijl omgekeerd de mannen teerheid kweeken in de broeikasten, die de vrouwen verlaten hebben. Hat is tegenwoordig wel een beetje de r ingekeerde wereld. Van juffrouw Abrahams en meviouw BisschopRober'.son, beiden klturminuenden, stelt de eerste haar palet samen uit de rijke kleur<u van hare stillevens, terwijl de tweede dit doet met de kleur en den toon van birmenplaatsjts et fijuren. Zou de pompoen van juff'-. Abrahams misschien die van Asschepoester zijn, hij kon tog wel een tikje grooter. Jammer dat mevrouw Bisschop Robertsen dat prachtige gevoel voor toon en kleur Eiet vollediger weet uit te spreken met inachtneming van den vorm. Mej. Kerling «xposeert eene kleine studie, meisjesbustep, waar een mooie toonaard in zit, doch ook hier al weer fragment. Etienne Bosch geeft een Avond te Venetië, dat zoo geheel apart staat te middan van het andere werk, er spreekt wel een diep sentiment uit, maar het wordt uitgedrukt door een pijnlijk worstelen met kleuren, wsar bet paarsch sterk in domineert; door meer op den toon te letten en de kleuren te vergeten, zou hij waarschijnlijk meer bereiken. De beeldhouwkunst is vertegenwoordigd door Charles van Wijck, Texeira de Mattoa en Toon Dupuis. Van Wijck met een bedelaar en een schuiten jager. Uit beide werken spreekt denzelfden humor, die ook kenmerkend is voor onze schil ders van de binnenhuisjes en van de misdeelden. Die humor is het, die het werk tot kunst stempelt, en gaat bij hem soms wel eens gepaard met een trekje tot het caricaturale. De kunstenaar ziet groot, voelt diep, eigenschappen die zijn werk beteekenis gevea. Doordien hij zijne sujetten naar het leven observeert, zou men meenendat hij realist was, dit toch is hij niet. Phideas was realist, msn denke eens aan zijn liggenden romp, is er ooit heerlijker realisme gewrocht? En waarom is het zoo mooi, omdat alles zoo oprecht verantwoord is; die romp trilt vaa lever, het heele beecderenstel wringt zich in die vleezige spiermassa's, alweer omsloten door de elastische huid. Men moet zelf die bewegin gen tusschen duim en vinger^ gevoeld hebben om de schoonheid, het modelé, er van te be grijpen. Schetsen is geen realisme, realisme vraagt verantwoording voor elk plan; het toe vallige glimlichtje tegen eene donkere schaduw, dat maakt de schoonheid niet uit van een beeld, daardoor mag vaak ccn schilderachtig (ff:ct verkregen worden, en wordt door schilders mooi gevonden; maar daar moeteen bseld louwer niet naar streven. Hij moet streven naar het volle modelé, waarvan men het resul'aat onder alle aspecten en onder allerlei wijzen vam be lichting kan bewonderer, evenals het menscheJijfc lic'iaam onder de belichting van den vollen dag. Het volle modelévreest geen licht, bet loopt geen gevaar valsche schaduwen te krijgen, gaten die een leehjk fff.et te weeg fcr;ngen. Evenals men onder de huid het spier- en beenierenstelsel voelen moet, zoo moeten wij ouder de klieren van een figuur, een lichaan kunnen zoeken, dat bepaalde proporties beeft; al is het lichaam ook dat van een gsbachelde, toch heeft zoo'n lichaam proporties. Het gaat ook niet aau om ter wille van een kleur?ff et, liet fijuur te mutileeren, het schouders of dijspieren af te kappen; dat zijn (ff ctsn die te gemakkelijk verkregen wor der, omdat de boe seer Ier te duen heeft met een zoo gewillig materiaal als de klei. In realisme moet stijl zitten en die stijl krijgt een werk, wnnneer cie kunstenaar zich zuiver aan de vorm houdt, die door zijne individualiteit htt beeld wordt van zijae gedachten en zijn gevoel. Een beeldhouwer moet de uitdrukking van het leven ia al zijne schoonheid kunnen vutten. Van T. xeira d^ Mattos een brousje: Leeuw en leeuwin, dis veeleer Eciijnen te behooren tot de typa der kruipende dieren, dan tot die der gewervelde. Voorts een pieisterbuste van den schilder C. Bisschop, die mij wel goed schijnt als gelijkenis, als bouw en proporties maar als mode!é!! Zóó kan die buste toch niet worden uitgevoerd, waar blijven al die valiche plannen en gezwellen ? Wat btheerscht toch som mige beeldhouwers, er zijn toe'i goede voor beelden in het verleden en in het heden. Puideas, de antieken, de Fiatuche gothieken, de bseldhouwers van de schco'. van Piss, van Sieoua, van Florence, Donatello, Michal Aagelo, ver scheidene moierue Frarsehe en Bslgisc ie beeld houwers. Of mosten wij ook joo'u tijdje doormakt-n van impressionistische schilder beeldhouwkunst. Vooruit dan maar. En dan zal het heeteii reactie tegen het bestaande, tegen verouderde opvat tingen, niet iedereen is een R >din. Tjon Dupuis uit zich op zoovele wijzen, da*, het moeilijk is zijn eigen persoonlijkheid te voelen uit zijn werk, of het moest het zoeken zijn van d'.e persoon lijkheid o.n zichzelf te vinden. Wel scbijut bij mij practisch toe en een werker. Het persooclijkst vud ik zijn vrouwfnbuste rast sater, of schoon die sater wel e-en beeije t.,t de familie van de Jordaans mocht behooren, de zijne heeft iets van een zoetsapp gen M fiito. Ik heb het reeds in mijn vorig artikel ge zegd: de beeldhouwkunst moest in ons land beter beschermd worden; wanneer de jonge kunstenaars meer in de gelegenheid werden ge steld om hunne werken te verkcop?n. zouden zij ook rustigi r kutnnn voortwerken, eu niet steeds voortgejakkerd worden door de preoccu patie om te kunnen leven. Beeldhouwers heb ben met hjt tot stand brergeri van hun werk met veel groottr moeilijkheden i.ojf te kampen dau de schilders. De regerriug mocht ook wel eens iets doen, waaneer men nagaat wat er in Belg gedsaii wordt, dau ziet het er bij ons treu i.; uit. Beeldhouwkunst is de kunst die dt or den s'aat en de keik, (in katholieke lai.deu) beschermd moet worden, tenzij er rijke par ieuheren ge vonden worien, die opdrachten gtvtn om bustes, medaillons Ie vervaardigen, ol hunrie villaparken door beeldhouwers en architecten te laten ver sieren. F.r kon zooveel gedaau worden door particulier iniatief, eu da' zal ook wel gedaan worden, dat moet; de welvaart vaa eeu volk wordt grooter, wanneer de kunstenaars, bezieling geven door hun werk. L. LACOMBLÉ. Voor het museum van moderne kun^t ta ; 'sGravenha:e werden aangekocht Wil y Mar- j tens (no 82 cat.) //Zomer". R clmrd B sscüop j (o:>. 15 cat.) »St. Janskerk te Gouda" en Bern. Höpps (no. 54 ca».) ?MIUnilllllllnnlIlllllllllllltMIIltlKIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIUIItlUIIIIIIMIIIIIHI Viclor Hnp's eeuwfeest. Het medaillon, dat wij h'er'ioven afbeelden, is vervaardigd door den Franschsn beeldhou- i wer Danys Puech en stelt Victor Hugo voor j op ruim 30-jarigenleefdjd. Daarnaast zullen de j medaillon-portretten prijkon van R-icine, Cor- j neillo en Molière, zocdat dsze hulde allereerst den draointurg geldt. i Maar op velerlei andere wijze wordt op den : gedenkdag de dichter in zijn va Ierland geëerd. : Het monumentale gedenkteeken, door Barrias i ontworpen en uitgevoerd, verheerlijkt vooral dan lyricus. En zeker is hef, dat geen der talryke talenten van den grooten man door zy'n lofredenaara zal worden vergeten. Voor eenige weken zal Victor Hugo weer | de groote man bij uitnemendheid zijn, die alle latere poëeten iri de schaduw stelt. G3estig heeft Jules Lamst re dit, reeds eenige maanden geleden, uitgedrukt in de volgende verzen: L'irüiuense Niniimi desreml, Leconte de Li.sle, en ton amc; 11 apaise ton sein puissant Comme un mystérieux dirtamo, I.orsque tu inédites, 6 bralune, Debout sous un eifl iiuiigo, Aux bords ou buit l'hippopotame, Gloire au Fère, a Victor Hugu! La Joux Sully va pjlUsant Sea vers exquis que rien u'entame. Coppée a Ie charme enlafnnt. Riihepin, que Bourhor aeclame, Chante les gueux, cliante la femme En rimes riches a g»go. Au fond des bois Titeuriet brame. Gloire au Père, a "Victor Hugo! J'aime Laprade beuissant Le ebene, abri du cryptogame, Acker i ann aux vevs frémissant Et net comme une bonue lame, Mendès parfuméde ciuname, Heredia Ie Mdalgo, Vicaire au champcti'e ca'aTiie. . . Gloire au Père, a Victor Hugo! J'honore Soulary tissant Ses so aiets, Cazalis qui pame l)aus Ie grand Tont s'eugknuisiunt Méi'at qui sur la Seine rame, Et ce Bornier qui fit un drame. J! n'e=t riea de tel au Cougo Que Franee ou que Dievx.. . Mais, dame, Gloire au Père, a Victor IIugo! Paul Verlaine, be'molisant, En ton miueur file sa gamme. De Maliarméplatotiisant ^fous véne'roiis inaint cryptogramme Dont nous ignorons Ie sésame, Silvestre module largo Sou sensuel p'thalame. .. Gloire au Père, a, Victor Hugo! De Figaro bevat een lange lyst van oordeelen, bij deze gelegenheid over den dichter uitgesproken door min of meer beroemde tijdg itooten in Frankryk en andere Europeesche landen. Bij velen is de grondtoon eene uit bundige bewondering, eene ware »hugo!atrie". Bj anderen ontbreekt de kritiek niet, of is althans de bewondering niet on verdeeld. Maeterlinck schrijft: >Victor H ugo is een van de grootste lyrische dichters der menschheid. Wat het overige betreft, dat wil zeggen als denker, wijsgeer, moralist, criticus, romanschrijver, dranaÜBch dichter, staat hij op den tweeden rarg Drie onzer landgenooten Schimmel, van Deyssel en van Hamel worden door den Figaro met een beleefde buiging ingeleid. »Hier" zegt het Ptirijsche b'ad »zijn wij en pays de connaissance, men zou bijna kunnen zeegen in Fransoh land, zoo populair zijn in Holland onze taal en onze letterkunde. Het was dus van zeer veel belang, de maening te kermen van de meesters der nationale letter kunde." ; Die meening ia nog al gereserveerd. H. J. Sjhimmel schrijft : «Als jongman van twintig jaren aanbad ik den toovecaar, die zich had meester gemaakt van al mijne verstandelijke vermogens. «Tachtig jaar oud geworden, bewonder ik den grootsteu lyi-iochen dichter van de vorige eeuw, lyrisch zelfs in zijüe epische gedichten, zelfs in zijne romans. ?Zijn invloed op onze letterkunde is groot geweest, op ous tooneal echter zwak en voor bijgaand." Van D.yssal zsgt: »De Hjllandsche letter kundige wereld houdt zich tegenwoordig weinig net Victor Hago bezig. De strooming, door welke de heer Süat-Georges de Bjuhéer den roem van Victor Hago een weinig heeft doen herleven onder de Fransche letterkundigen, heeft zich in Holland slechts door kleine on beduidende 'goifjes doan bemerken. «Onze tsgmiwjordige dichters inspireeren zich vooral l y de E gelachen en de Duitschers van het begin der eeuw, en onze prozaschr\jvers, evenals de dichter Gorter, hebben in de eerste plaats den invloed ondergaan van Balzac, van FJanbert, van Gjncourt; vervol gens dien van Il3nri de Réguier en van den Belg Maeterlinck." «Persoonlijk geef ik in Victor Hugo de voor keur aan den dramatischen dichter." Ptof. van Hamel schryft: »De groote Fransche dichter heeft rechtstreeks ingewerkt op de generatie van 1830?40, minder echter dan Lord Byron, en z\jne poëzie is aan het volgende geslacht lief gebleven. Vele van zijne gedichten zijn door mar.nen uit die periode vertaald." «Indien men eene uitzondering maakt voor 4'Art d'être grai^d-père" waarin men de aan de s<!hrij»'ers der oude school dierbaar gubleven poëzie van den huiselijken haard terugvindt hebben zijne laatste dichterlijke wer ken bij ons slechts weinig weerklank gevonden." »Zy'n romans zyn veel gelezen, enkele or van zyn vertaald, óa Les M<sé,rab!es zelfs driemaal. Maar rijna werktn hebben niet in II )iia: d eeue i>ationaJe schoul gevormd van roaiar,schrijverp, zoo ah dit, twintig of dertig j iren vroeger, met de romans van Walier Soott het geval was. »Zijn drama'a zijn door S'himmel nagevolgd, n;aar slechls een enkel daarvan Jlernani is vertaald. »Bij or.s even als eldurs ia de lettetkundige generatie van omstreeks 1880 niet geschikt orn zijne breede en sonoore poëzie taar waards te schatten. Zijn klaroen on zijn bekken slagen kunnen niet Eamenstemmen mst de muziek en sounhne die den jongen dichters dierbaar is; zijn metaphoren hebben td veel glans voor eene poëzie, die het myriterie op zoekt". De bovenstaande oorueolycJlingen van onze landgonooten werden door den Figaro in het Fransen gegeven; wij hebben ze zooveel mogelijk letterlijk vertaald. Ten slotte nog een curiosum : Victor Hugo als feminist. De heer J. J. Izimlet, hoogleeraar aan het College de Fratice, heeft bij den dichter de volgende versregels opgediept: C a i', mies, il est bon que la femme parfuia Alt d;ins ses luaiiis ]rs inoeurs, les esjifils et les loU, Siicceile au mnitre iillier, sjurie au ]ieti[)le, et inêne E:i lui pavlaul t-jut bas, la soinbrc troupe humaiue. Van arme tiientchen, door CYRIEL BUUSSE. Amsterdam, P. N. van Kampen. De heer Buijsse geeft ons in dat boek geen realisme", niet dien kant van het leven der landlieden, die bij zijn beschrijving gelegenheid geeft tot het gebruik van zekere woorden en termen, dat, langzamerhand het prerogatief van romanciers wordend, tot voor korten tijd slechts het aangematigde recht van straatjongens bleef, die de blijken hunner al dan niet verholen" lagere driften aan de publiciteit prijs gaven. De taak te schrijven, wat veel anderen niet zeggen durven, door Buysse trouwens nooit loiter om de genoegens daarvan vervuld, laat de schrijver in dit boek aan anderen over, hoewel de personen, <iie h\j opvoert, bo?remen£chen zijn, Vlaamsche boeremenschen, die in de ver beelding van lieden voor wier oog het buiteulandsche het inlandsche in alles verh<-ffjn moet, nog wel wat ruwer en onbeschaafder zullen zijn dan wat in 't eigen larjd valt»-waar te nemen O..ze achting voor den schrijver van Het recht vaa den sterkste", nu fcij van den regel, die hij heefc helpen scheppen afwykt en de publieke opinie, door dien regel beheerscht, min of meer tart, is daarmee niet weinig ver groot. Van arme me;,schen" is een nieuwe toon in het koor der romanciers en novelli^ten, die met hun aanhang van critici en gezelschapbcoarJeelaars een werkelijke afwijking van de toonhoogte, waarin men bezig is, zoo spoedig en zoo brutaal mogelijk verguist Tu l'as voulu" zal men tot Baijsse kunnen zeggen, als't bly kt hoe arnbts-critici en liefhebberij beoordeelaars na de ontdekking van de afwez'gheid van elk vuil woord in den mond zijner boeren en boerinnen, tot de overtuiging komen, dat dit geen kunst is, in die meening misschien nog wel gesterkt door het feit, dat Baysse deze schetsen schreef in dat Nederland^cb, dat ook in Holland gang baar mag hoeten. Daarbij zijn er nog veel andere zaken, waarover Nieuwe Rotterdammer en Vaderland, om te zwijgen van ds kle nere bladen, waarin wat ciaar geschreven werd cLkwijls zoo'n onwelluidenien weerklar k vindt, ?' e i neus zuil >n optrekkfn. De schetsen, de n valles, da anccdo en, zouden we ze bij; a noemen als ze met bun zessen geen hj»ig boekdeeltie vulden, zyn niet zoo gerekt, met zocveelooisïag verhaald, als dat in de ware" kunstwerken gebruikelijk is; en door hun bondigheid komt de inhoud er van meer naar voren, dan een behoorlijk modern" kriticus passabel mag achten. Wij voor ons nemen het den schrijver niet kwalijk, dat hij zynatof in minder woorden behandelde, dan naar den zin van veel auteurs het uitwerken'' vaa een gegeven wel vereischt. Zooals we zeiden, de schetsen, waarvan de langste en laatste een tacLtu; ruimbedrukte bladzyden beslaat, heeft m?n te beschouwen als anecdoten, kwinkslagen naar aanleiding van v-el naïfs, veel goedigs en veel dom», dat de boeren in Vlaanderen, als in Holland, kenmerkt. Het zyn boere-novellen", waarin het humor istische door den schryver wat op den voor grond gedrongen werd, wat na veel geteem over de goede buitenlui" en daarnaast veel artistiek verheugen in het ruwe en gemeece van de 'a'delyke proletariërs, niet anders dan een aangename ai wisseling kan heeten. De heer Buijsse is, zoover hij zich als schrij ver geuit heeft, geen socialist; en misschien zal hy' er zich wal eens over verwonderd heb ben, hoe slecht de proletarler er na behande ling', door een socialistisch auteur af komt; pas verlost van dien vorm van literatuur, die den armen als een toonbeeld van goedheid, god?vruch', dankbaarheid en onderdanigheid, als een soort blanken Oom Torn voorstelde, komt de orjg lukkige onder het mes van een vrijwat JLeii hardhandig anatoom, die hem verandert in een wezen zonder werkelijk gemoedsleven, in een automaat, een lijk, uit we ks bloede looze lippen, met een wonderlyke radheid vuile woorden borrelen. De heer Buijsse als cynicus" in zake maa!schappelijke problemen zal wel hebban moeten lachen, over de eigenaardige wijn, waarop de li.fde tot den proïetarier in romans zich soms uit. Ia afwachting van den grooten roman", die den landarbeiders van het standpunt van den klassenstrijd1' behandelt, den roman van den stadsarbeidtr bezitten vse nu! kunnen we ons met dit Vanarme menschen" voorloopig nog verheugen in een schyntje goeds, vroolijkR, typiscb', dat de boer, hij de gralie van den roniincier, die 't ons nog anders leeren moet, een poo-je mag blijven vertoonen. Hat zyn alle vriendely'ke verhaaltjes, die Buijsje ons in dit deeltje geeft; en had hij eeu vijftig jaar geleden geleefd, misschien zou hij L plaats van het Gruteen Broos" als titel van bet eerste schetsje, een meer gemoede lijke.! als Kinderliefde'' gekozen hebben; dat van het Beeldekeii'' zou dan geheeten hebben Moederliefde en moedersraart" terwijl dan voor Grootmoeder Renske", jets als De oude en de nieuwe tyi" onvermydelyk geweest zou zijn. Want inderdaad bet zyn genrebeeldjes van min of meer ouderwetsche konceptie waarvan het coloriet do r een weinigje ironie iiog wat ver eenvoudigd wordt, het zijn grappen, zóó uit gewerkt dat het gevoel dar aanwezigheid eener lokale kleur van zelve over ons tooit; en toch met zooveel gevoel behandeld, dat een wat weemoedige glimlach, de gemoed stemming aanduidt, waarin ze hebben te ontvangen. En dan, de realisten kunnen gerust zijn, het menschelijke in den mensch, in den b er en de boerenvrouw u er uiet bij vergeten ; zij zyn niet elk op hun beurt een voorbeeld van die deugd of deze ondeugd; ze zijn obj»eten, pro ducten van het cocflik' tusschen de irachten, die men, in zoovele opzichten naar willekeur, als deugd" en nndeugd" prijst en laakt. We willen althans geloover;-, dut dit booze" en goede" ook in hen aanwezig is ; hoewel het eigenlijk motie-f der schetsen, de kleine eigen aardigheden en weiischtri en de eenvoudige lietden zijn half' bijgeJoovi^ vreezen zijn, die in de meeste gevallen dan toch de krachten zijn die ook het realisme" in het leven maken. Hoeren we even naar den inh-jud van eiikele dier novellen. Gruelen Broos" is arbsider op een suikerfabriek ; op een Zït--rdagavond nadat hij overgewerkt eu n,eer jenever gedronken heefi. dan waartegen zyn aangeboren goedbartighe'd l.e^tand is, komt hy ihuis, zich al lekker makend in tiet vooruitzicht van de heufvlakke", waarop zijn oude moeder hem aan het einde van elke week onthaalt. Dezen keer echter heeft de oude vro'iw de Itkkernij niet kunnen krijgen. Broos in zijn dronkenschap diarover vertoornd, geert zijn moeder een slag waardoor ze voorover valt en een wond aan het hoofd bekomt. Het hindert den zoon ge weldig, dat hij zijn moedf.r geslagen heeft; zij vergeeft hem, maar tcch blij ven beiden poinzen over 't verschrikkelijke van het feit, dat een zoon zijn moeder sbeg". De moeder kwy'nt weg oadjr het verdriet; en tegen dat ze stt-rven gaat wijst de oude vrouw, den zoon, bat linnen zakje met spaargeld dat in haar bed opgeborgen is. Het is het geld dat zij en haar man hebben opgespaard" zegt de oude, die ellang niet meer wrokt tegen zoon, maar toch sterft aan 't verdriet over de misdaad die de zoon aan de moeder bedreef. Als ze dan werkelijk dood is, vindt Broos het geld iu de matras: nog nooit had hij zooveel geld bij elkaar gezien, nooit had hy de vreemde ontroerende gewaarwording gekend, zulk een schat te bevoelen. En in zyn geest zag hij de jaren en jaren, dit zyn ouders aan het veizamej len van dat geld hadden besteed als een gej weldigen reuzentoren van meiischelyk sjouwen en lijden voor zich oprijzen. Hij hield het even dicht gesloten in zyn hand, met het gevoel alsof bij daar het ganscbe zwoegersleven van zya ouders omknelde." HOJ Broos die erfenis besteedt 1 Hy laat er den hoogsten dienst" in de kerk voor houden, koopt er een mooie doodkist en e 'n z sart pak voor, waarin hij zijn moeder begraven gaat. En aan het slot, dat slot, waarin het ironische van Buijsse's geest duidelijk uitkomt, en hy' zich meer als nieuw-modisch schrijver doet kennen, laat Broos zich overhalen door zyn vriend en diens zuster een drup pelken" te gaan drinken en daarmee zyn oude moeder te vergeten. Bah, joa ik wille wel1' zegt hij. En met die enkele woorden aanvaardde hij de toekomst in het leven." Naast dit hebbsn we de geschiedenis van Het Beeldeken', het arme vrouwtje, dat haar man door den dood en baar kinderen door het nooilot in anderen vorm van zich gescheiden ziet; en het typische verhaal van Den Een zame", den boerschen lijder aan menschenvrees, die in zijn hutje slechts het gezelschap van wat dieren du'd'nd, vlak in zijn nabijheid de spoorbaan ziet aangelegd, waarlangs na een pootje, het vurig», rookende, spuwende monster voort komt glyden, dat Poover een onnoeme lijke vre.°s inboezemt; maar ook zijn mensche lijke nieuwsgierigheid niet onberoerd laat: het werd in hem een heimwee, vaa ziekelijk obsedant verlangen. Hij stond daar eiken ochtend, eiken avond met groate oogen van emotie en verlangen als een bedelaar... altijd, alty'd stond bij daar, in daglicht of bij duisternis met zyn zoo vreemd van allen onbekend ver langen, zyn weemoedig verlangen naar die krach tige groote treinen, naar dien wilden meesleep ;i,den stroom van het onbekende, voor het eerst van hen openbarend leven. En als op een goeden nacht de trein dan derailleert en Poover de lyken en de gewonden ziet. het kermen hoort, dan roept hy : Hj ! ho l... ho ! ho l nou bê'k het gezieu. Nou hè'k het gezien ! En zyn weinig huisraad en zyn dieren laadt hy op zy'n honden kar en hy vlucht, dieper de hei in, met zyu bevredigde nieuwsgierigheid. De laatste novelle van Van arme menschen" is misschien als zedeschets de belangrijkste; en ook als onderdeel van dit ironisch lyrisch boek mag ze wel gelukt heeten. Het betreft nu een jongen boer, die met zy'n oudere zuster samenwonend, door deze steeds van een huwelijk teruggehouden wordt. De zuster sterft; Joo heeft er oprecht ver driet van ; maar met de vier vrysters van het dorp, (waaronder degeen, op wie Joo zy'n zinnen heeft gezet,) die bij het lyk komen waken en het huishouden komen waarnemen in het sterfhuis wordt het zoo'n gezellig tamenzy'n, dat Joo telkens zyn verdriet weer vergeet. Het wordt een afwisseling van huilen, geb. den opzeggen en eten en dricken, waarna Joo door de vier vrouwen goed verzorgd, telkens na een uitbarsting van smart zich te behagelijker voelt. En het einde is dan ook dat Joo en Z aan kaart elkander trouwbelofte doen. We zullen uit deze vrij lange novelle niets aanhalen; ze is als geheel zeer interessant van bewerking, zoo geleidelijk en eenvoudig van ontwikkeling, dat elke alinea zou kuni.en voldoen, als spec'm'm van dezen in het genre volmaakten voim van literatuur. We zouden misschien nog lang over deze laatste novelle en o/er de voorgaande waaronder ook het zeer goed ge lukte Grootmoeder Renske" uitweiien; indien we niet moesten erkennen, dat bat boek zoo betrekkelijk gewoon" is, dat heel de bekoring, die er van uitgaat, slechts de abstracte waarde er van betreft, wier eigenaardigheden niet gemakkelijk zich order woorden laten brer;gen. Ia het algemeen echier kunnen wezeggen.dat dit boek zooal geen nieuwen, toch hier in den tegenwoordigen stand der literatuur een oagewonen ky'k g- eft op deu boerenarbeider ; en deze verzekering is op zichzeUe al aan veel l)f gelijk. Tu. P. NIEUWE UITGAVEN. »Vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit." Binnenlandsche Kolonisatie, een weg tot be vrijding van loondienstbaarheid. Manifest en be ginselverklaring. Blaricum, Drukkerij «Vrede." Openbare Britf aan dr. A. Aktrino, naar aanleiding van diens brochure: «Over eenige oorzaken der prostitutie," door H. PIERSON. Amsterdam, Tierie & Kruyt. imiimlIMMIIIIttllllllUllllllllllMlllllllllnlIllllllltlltlUIII 40 cents per regel. IIIIIHIIIItlfimiinillllllllllllHIIIMMHMIMIIIIHI l KAÜflSTBA's Matrassen-, Bsd<kn- ea Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek. BED'DEU TOEKOMST met 10jaar(tara*. tie. Les-orle se-iori 1S!)6 pi. PJ. 7O93 stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati». Honderden bewijzen van tevredenheid. « Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN. Piano- en Muziekhandel H. EAHE, te Utrecht. Opgericht 1835. Tcleiihoon No. 443. Amerikaansclie, Duitsche ea Fraasclio PIANINO'S en ORGELS. roote keuze in: n u u ts ff11 A ar o' . Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in da Fabriek ten spoedigst» uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in ea buiten abonnement. Piano-, Oriel- ea MozieBiaiÊl 9IEYBOOS «& KALSIIOVËM, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hnnr. Repareeren Stemmen Ruilen. J. H. DE WIT. Algemeeiic lEoekhandel Utrechtschestraat 54, Amst. V.'ugge levering van: Binnen- en Bnitenlandsche Tijd schriften, Boekwerken enz.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl