Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOE NEDERLAND.
No. 1288
van blijden levenslust inhoudt, waaraan het
terugdenken zoo'n prettige herinnering geeft.
J. W. N.
Tentoonstelling in PülcM Studio.
II. (Slot)
Jan van E*sen: een grijs zilverachtig
duinlandschap, mooi van stemming en kleur. Van
B,jermeester eene schetaaohtige impressie, af en
niet af, met iets in de kleur dat aau de Bock,
en iets in den bouw dat aan Jacob Maria
beiianert. Een mooi gevoeld winterlandschap van
van Thol. Schiedges, een helder herfstdagje,
subtiel getchilderd. Van Oppenoorth, een land
schap, dat meer aantrekt door de compositie en
aan de opva'ting der oud-Hollanders dost den
ken ; maar koud van kleur. Hoppe, een schilder
die moeizaam wtrkt, waardoor hij soms wat
zwaar wordt in de verf, zooals zijn schilderij
rin 't Bosch". In Herfst zit veel natuurwaarheid
met iets oud-Hollandsch in den opzet, goed van
lichtexpressie, en is gemakkelijker geschilderd.
Van Konijnenburg, eene schets voor
compositie van landschap, dat even herinnert aan de
Harbizonschool; maar waar uit de kleurencombi
natie iets zeer persoonlijke spreekt. Van V uuren,
een flink aangepakt schilderij, een dorpsbuurt,
helder van kleur, juist van toon, maar zou in
kleiner afmeting interessanter worden. Schregel
met twee schilderijen, waaruit een oprecht,
eerlijk streven spreekt, zijn werk is sterk van
kleur, vooral zeer helder en vast in de scha
duwen. Een fiisscbe plein-air studie van Wiliy
Marters met veel lentelichtheid, mooi, dtt wit
tegen dat teere groen. Van Wolbers een knappe
veestndie bij grijzen da?, maar zwaar en gedrukt
van stemming. Van Aruold Koning een paar
landschappen, waarin eene grootere beheersching
over den vorm zichtbaar wordt.
Bleckmanu, een latdschap tegen zon in, sterk
van lichtwerking, met een mooi bewogen lucht,
de boom', u nog niet genoeg verantwoord.
Ires Brown, eene laakt-atudie waar hij sterker
licht uitdrukt dau in zijn groote landschap, dat
heelema»! fout is. Van de beide Roelofsen,
Albert en Willem, die hit sterk coloristisch
gevoel van hnn vader hebben gtërfd, geeft de
eerste interieur, de laatste stilleven, technisch
nog wat onvolkomen, wel Labiel; maar zij zetten
goed de traditie voort van hun genialen vader,
die in somm-'gs zijner wrken de oud-Hollanders
BOO nabij is gekomen. Van Zi!eken een zonnig
plein-air studisijp, blijkbaar van heel wat jaren
herwaarts. KInkenberg gaat met onverstoorbare
kalmte vo'jrt, zijne Hollandsche grachtjes met
zeventiende* euwsche geveltjes, ta metselen met
de verf. S'erk van eff et, hciit en yast in de
schaduwen, blijven zij emotieloos; het zijn strakke
splw.xachtche stadsgezicht! n die niet uit de
plooi gaan, waai in zij in de verf gestreken zijn.
Die onverstoorbaarheid mag ik wel, htt is
dezelfde waarmede een professor elk jaar zijne
colleges begint, hetzelfde deb taerend als iets
heel nieuws, tot hij ten slotte de zaakjes wel
droomeu kan, wat jijt weg neem*, dat hij heel
ksap kon zijn, tn dat is Klinkeuberg ook.
ArLUetius is modtrner als itidschilder, hij
gaat ook langzamerhand die zekerheid krijgen
van Klickenberg, maar zonder zijne zont ff: eten.
Hij zoekt het meer in de meer moderne grijze
loonschaal; zijne toonverhoudingen worden mear
en meer verantwoord, zijne figuurtje begimen
karakteristieker te worden. Deze stadsgezichten
zullen hunne btteekenis krijgen wanneer hij
zich trouw blijft houden asn de latuur, wan
neer zij steeds mooier en zuiverder zullen worden
uitgesproken.
Gorter: ten winterdag, waarin de stemming
van een grauwen dag mooi in uitgedrukt is,
maar dat door het gekozen moment wat eentonig
doet als kleur. G. Windt: kasteel te Largkeppel,
een wel mooi gevoslde herfstatfmmiüg, gaaf
geschilderd, maar niet gelukkig als bouw.
Koppenol met een boerereif, eenden met boer,
boerin met kind, gedeeltelijk realistisch; maar
waar ook bovendien nog iets heel moois in zit
van teere gedachten, htt is a's een gedicht in
kleuren op de welvaart van den landman. Van
Lapidoth stadstuin te Hattem, zeer rustig van
stemming, met groote nauwgezetheid bestudeerd,
bijna met te groote angstvalligheid voor het
detail, een merkbare vooruitgang valt steeds
waar te nemen bij dezen schilder. Anthonie de
Jong: Kippen in een schuur*j-, gevoelig en
vast vau toon, eenvoudig vaii doer, technisch
goed. Louis van Soest, een schilderijtje,
Zomtrnacht, wel wat vrouwelijk van sentiment. Eigen
aardig toch dat de vrouwi n tegeüwcordig als
matnen willen gevoelen en hun natui;r geweld
aan doen om forsch en mannelijk te wiilen zijr;
terwijl omgekeerd de mannen teerheid kweeken
in de broeikasten, die de vrouwen verlaten
hebben. Hat is tegenwoordig wel een beetje
de r ingekeerde wereld.
Van juffrouw Abrahams en meviouw
BisschopRober'.son, beiden klturminuenden, stelt de eerste
haar palet samen uit de rijke kleur<u van hare
stillevens, terwijl de tweede dit doet met de
kleur en den toon van birmenplaatsjts et fijuren.
Zou de pompoen van juff'-. Abrahams misschien
die van Asschepoester zijn, hij kon tog wel een
tikje grooter. Jammer dat mevrouw Bisschop
Robertsen dat prachtige gevoel voor toon en
kleur Eiet vollediger weet uit te spreken met
inachtneming van den vorm. Mej. Kerling
«xposeert eene kleine studie, meisjesbustep, waar
een mooie toonaard in zit, doch ook hier al
weer fragment.
Etienne Bosch geeft een Avond te Venetië,
dat zoo geheel apart staat te middan van het
andere werk, er spreekt wel een diep sentiment
uit, maar het wordt uitgedrukt door een pijnlijk
worstelen met kleuren, wsar bet paarsch sterk
in domineert; door meer op den toon te letten
en de kleuren te vergeten, zou hij waarschijnlijk
meer bereiken.
De beeldhouwkunst is vertegenwoordigd door
Charles van Wijck, Texeira de Mattoa en Toon
Dupuis.
Van Wijck met een bedelaar en een schuiten
jager. Uit beide werken spreekt denzelfden
humor, die ook kenmerkend is voor onze schil
ders van de binnenhuisjes en van de misdeelden.
Die humor is het, die het werk tot kunst stempelt,
en gaat bij hem soms wel eens gepaard met
een trekje tot het caricaturale. De kunstenaar
ziet groot, voelt diep, eigenschappen die zijn
werk beteekenis gevea. Doordien hij zijne sujetten
naar het leven observeert, zou men meenendat
hij realist was, dit toch is hij niet. Phideas
was realist, msn denke eens aan zijn liggenden
romp, is er ooit heerlijker realisme gewrocht?
En waarom is het zoo mooi, omdat alles zoo
oprecht verantwoord is; die romp trilt vaa
lever, het heele beecderenstel wringt zich in
die vleezige spiermassa's, alweer omsloten door
de elastische huid. Men moet zelf die bewegin
gen tusschen duim en vinger^ gevoeld hebben
om de schoonheid, het modelé, er van te be
grijpen. Schetsen is geen realisme, realisme
vraagt verantwoording voor elk plan; het toe
vallige glimlichtje tegen eene donkere schaduw,
dat maakt de schoonheid niet uit van een beeld,
daardoor mag vaak ccn schilderachtig (ff:ct
verkregen worden, en wordt door schilders
mooi gevonden; maar daar moeteen bseld louwer
niet naar streven. Hij moet streven naar het
volle modelé, waarvan men het resul'aat onder
alle aspecten en onder allerlei wijzen vam be
lichting kan bewonderer, evenals het menscheJijfc
lic'iaam onder de belichting van den vollen dag.
Het volle modelévreest geen licht, bet loopt
geen gevaar valsche schaduwen te krijgen, gaten
die een leehjk fff.et te weeg fcr;ngen. Evenals
men onder de huid het spier- en
beenierenstelsel voelen moet, zoo moeten wij ouder de
klieren van een figuur, een lichaan kunnen
zoeken, dat bepaalde proporties beeft; al is het
lichaam ook dat van een gsbachelde, toch heeft
zoo'n lichaam proporties. Het gaat ook niet aau
om ter wille van een kleur?ff et, liet fijuur te
mutileeren, het schouders of dijspieren af te
kappen; dat zijn (ff ctsn die te gemakkelijk
verkregen wor der, omdat de boe seer Ier te duen
heeft met een zoo gewillig materiaal als de klei.
In realisme moet stijl zitten en die stijl krijgt
een werk, wnnneer cie kunstenaar zich zuiver
aan de vorm houdt, die door zijne individualiteit
htt beeld wordt van zijae gedachten en zijn
gevoel.
Een beeldhouwer moet de uitdrukking van
het leven ia al zijne schoonheid kunnen vutten.
Van T. xeira d^ Mattos een brousje: Leeuw
en leeuwin, dis veeleer Eciijnen te behooren
tot de typa der kruipende dieren, dan tot die
der gewervelde. Voorts een pieisterbuste van
den schilder C. Bisschop, die mij wel goed
schijnt als gelijkenis, als bouw en proporties
maar als mode!é!! Zóó kan die buste toch niet
worden uitgevoerd, waar blijven al die valiche
plannen en gezwellen ? Wat btheerscht toch som
mige beeldhouwers, er zijn toe'i goede voor
beelden in het verleden en in het heden. Puideas,
de antieken, de Fiatuche gothieken, de
bseldhouwers van de schco'. van Piss, van Sieoua,
van Florence, Donatello, Michal Aagelo, ver
scheidene moierue Frarsehe en Bslgisc ie beeld
houwers. Of mosten wij ook joo'u tijdje doormakt-n
van impressionistische schilder beeldhouwkunst.
Vooruit dan maar. En dan zal het heeteii reactie
tegen het bestaande, tegen verouderde opvat
tingen, niet iedereen is een R >din. Tjon Dupuis
uit zich op zoovele wijzen, da*, het moeilijk is
zijn eigen persoonlijkheid te voelen uit zijn werk,
of het moest het zoeken zijn van d'.e persoon
lijkheid o.n zichzelf te vinden. Wel scbijut bij
mij practisch toe en een werker. Het
persooclijkst vud ik zijn vrouwfnbuste rast sater, of
schoon die sater wel e-en beeije t.,t de familie
van de Jordaans mocht behooren, de zijne heeft
iets van een zoetsapp gen M fiito.
Ik heb het reeds in mijn vorig artikel ge
zegd: de beeldhouwkunst moest in ons land
beter beschermd worden; wanneer de jonge
kunstenaars meer in de gelegenheid werden ge
steld om hunne werken te verkcop?n. zouden
zij ook rustigi r kutnnn voortwerken, eu niet
steeds voortgejakkerd worden door de preoccu
patie om te kunnen leven. Beeldhouwers heb
ben met hjt tot stand brergeri van hun werk
met veel groottr moeilijkheden i.ojf te kampen
dau de schilders. De regerriug mocht ook wel
eens iets doen, waaneer men nagaat wat er in
Belg gedsaii wordt, dau ziet het er bij ons
treu i.; uit.
Beeldhouwkunst is de kunst die dt or den s'aat
en de keik, (in katholieke lai.deu) beschermd
moet worden, tenzij er rijke par ieuheren ge
vonden worien, die opdrachten gtvtn om bustes,
medaillons Ie vervaardigen, ol hunrie villaparken
door beeldhouwers en architecten te laten ver
sieren. F.r kon zooveel gedaau worden door
particulier iniatief, eu da' zal ook wel gedaan
worden, dat moet; de welvaart vaa eeu volk
wordt grooter, wanneer de kunstenaars, bezieling
geven door hun werk.
L. LACOMBLÉ.
Voor het museum van moderne kun^t ta ;
'sGravenha:e werden aangekocht Wil y Mar- j
tens (no 82 cat.) //Zomer". R clmrd B sscüop j
(o:>. 15 cat.) »St. Janskerk te Gouda" en Bern.
Höpps (no. 54 ca».)
?MIUnilllllllnnlIlllllllllllltMIIltlKIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIUIItlUIIIIIIMIIIIIHI
Viclor Hnp's eeuwfeest.
Het medaillon, dat wij h'er'ioven afbeelden,
is vervaardigd door den Franschsn beeldhou- i
wer Danys Puech en stelt Victor Hugo voor j
op ruim 30-jarigenleefdjd. Daarnaast zullen de j
medaillon-portretten prijkon van R-icine, Cor- j
neillo en Molière, zocdat dsze hulde
allereerst den draointurg geldt. i
Maar op velerlei andere wijze wordt op den :
gedenkdag de dichter in zijn va Ierland geëerd. :
Het monumentale gedenkteeken, door Barrias i
ontworpen en uitgevoerd, verheerlijkt vooral
dan lyricus. En zeker is hef, dat geen der
talryke talenten van den grooten man door
zy'n lofredenaara zal worden vergeten.
Voor eenige weken zal Victor Hugo weer |
de groote man bij uitnemendheid zijn, die alle
latere poëeten iri de schaduw stelt. G3estig
heeft Jules Lamst re dit, reeds eenige maanden
geleden, uitgedrukt in de volgende verzen:
L'irüiuense Niniimi desreml,
Leconte de Li.sle, en ton amc;
11 apaise ton sein puissant
Comme un mystérieux dirtamo,
I.orsque tu inédites, 6 bralune,
Debout sous un eifl iiuiigo,
Aux bords ou buit l'hippopotame,
Gloire au Fère, a Victor Hugu!
La Joux Sully va pjlUsant
Sea vers exquis que rien u'entame.
Coppée a Ie charme enlafnnt.
Riihepin, que Bourhor aeclame,
Chante les gueux, cliante la femme
En rimes riches a g»go.
Au fond des bois Titeuriet brame.
Gloire au Père, a "Victor Hugo!
J'aime Laprade beuissant
Le ebene, abri du cryptogame,
Acker i ann aux vevs frémissant
Et net comme une bonue lame,
Mendès parfuméde ciuname,
Heredia Ie Mdalgo,
Vicaire au champcti'e ca'aTiie. . .
Gloire au Père, a Victor Hugo!
J'honore Soulary tissant
Ses so aiets, Cazalis qui pame
l)aus Ie grand Tont s'eugknuisiunt
Méi'at qui sur la Seine rame,
Et ce Bornier qui fit un drame.
J! n'e=t riea de tel au Cougo
Que Franee ou que Dievx.. . Mais, dame,
Gloire au Père, a Victor IIugo!
Paul Verlaine, be'molisant,
En ton miueur file sa gamme.
De Maliarméplatotiisant
^fous véne'roiis inaint cryptogramme
Dont nous ignorons Ie sésame,
Silvestre module largo
Sou sensuel p'thalame. ..
Gloire au Père, a, Victor Hugo!
De Figaro bevat een lange lyst van
oordeelen, bij deze gelegenheid over den dichter
uitgesproken door min of meer beroemde
tijdg itooten in Frankryk en andere Europeesche
landen. Bij velen is de grondtoon eene uit
bundige bewondering, eene ware »hugo!atrie".
Bj anderen ontbreekt de kritiek niet, of is
althans de bewondering niet on verdeeld.
Maeterlinck schrijft: >Victor H ugo is een van de
grootste lyrische dichters der menschheid. Wat
het overige betreft, dat wil zeggen als denker,
wijsgeer, moralist, criticus, romanschrijver,
dranaÜBch dichter, staat hij op den tweeden
rarg
Drie onzer landgenooten Schimmel, van
Deyssel en van Hamel worden door den
Figaro met een beleefde buiging ingeleid.
»Hier" zegt het Ptirijsche b'ad »zijn wij
en pays de connaissance, men zou bijna kunnen
zeegen in Fransoh land, zoo populair zijn in
Holland onze taal en onze letterkunde. Het
was dus van zeer veel belang, de maening te
kermen van de meesters der nationale letter
kunde." ;
Die meening ia nog al gereserveerd. H. J.
Sjhimmel schrijft :
«Als jongman van twintig jaren aanbad ik
den toovecaar, die zich had meester gemaakt
van al mijne verstandelijke vermogens.
«Tachtig jaar oud geworden, bewonder ik
den grootsteu lyi-iochen dichter van de vorige
eeuw, lyrisch zelfs in zijüe epische gedichten,
zelfs in zijne romans.
?Zijn invloed op onze letterkunde is groot
geweest, op ous tooneal echter zwak en voor
bijgaand."
Van D.yssal zsgt: »De Hjllandsche letter
kundige wereld houdt zich tegenwoordig weinig
net Victor Hago bezig. De strooming, door
welke de heer Süat-Georges de Bjuhéer den
roem van Victor Hago een weinig heeft doen
herleven onder de Fransche letterkundigen,
heeft zich in Holland slechts door kleine on
beduidende 'goifjes doan bemerken.
«Onze tsgmiwjordige dichters inspireeren
zich vooral l y de E gelachen en de Duitschers
van het begin der eeuw, en onze
prozaschr\jvers, evenals de dichter Gorter, hebben in
de eerste plaats den invloed ondergaan van
Balzac, van FJanbert, van Gjncourt; vervol
gens dien van Il3nri de Réguier en van den
Belg Maeterlinck."
«Persoonlijk geef ik in Victor Hugo de voor
keur aan den dramatischen dichter."
Ptof. van Hamel schryft: »De groote Fransche
dichter heeft rechtstreeks ingewerkt op de
generatie van 1830?40, minder echter dan Lord
Byron, en z\jne poëzie is aan het volgende
geslacht lief gebleven. Vele van zijne gedichten
zijn door mar.nen uit die periode vertaald."
«Indien men eene uitzondering maakt voor
4'Art d'être grai^d-père" waarin
men de aan de s<!hrij»'ers der oude
school dierbaar gubleven poëzie van
den huiselijken haard terugvindt
hebben zijne laatste dichterlijke wer
ken bij ons slechts weinig weerklank
gevonden."
»Zy'n romans zyn veel gelezen,
enkele or van zyn vertaald, óa
Les M<sé,rab!es zelfs driemaal.
Maar rijna werktn hebben niet in
II )iia: d eeue i>ationaJe schoul gevormd
van roaiar,schrijverp, zoo ah dit,
twintig of dertig j iren vroeger, met
de romans van Walier Soott het
geval was.
»Zijn drama'a zijn door S'himmel
nagevolgd, n;aar slechls een enkel
daarvan Jlernani is vertaald.
»Bij or.s even als eldurs ia de
lettetkundige generatie van omstreeks
1880 niet geschikt orn zijne breede
en sonoore poëzie taar waards te
schatten. Zijn klaroen on zijn bekken
slagen kunnen niet Eamenstemmen
mst de muziek en sounhne die den
jongen dichters dierbaar is; zijn
metaphoren hebben td veel glans voor
eene poëzie, die het myriterie op
zoekt".
De bovenstaande oorueolycJlingen
van onze landgonooten werden door
den Figaro in het Fransen gegeven; wij
hebben ze zooveel mogelijk letterlijk vertaald.
Ten slotte nog een curiosum : Victor Hugo
als feminist. De heer J. J. Izimlet, hoogleeraar
aan het College de Fratice, heeft bij den
dichter de volgende versregels opgediept:
C a i', mies, il est bon que la femme parfuia
Alt d;ins ses luaiiis ]rs inoeurs, les esjifils et les loU,
Siicceile au mnitre iillier, sjurie au ]ieti[)le, et inêne
E:i lui pavlaul t-jut bas, la soinbrc troupe humaiue.
Van arme tiientchen, door CYRIEL BUUSSE.
Amsterdam, P. N. van Kampen.
De heer Buijsse geeft ons in dat boek geen
realisme", niet dien kant van het leven der
landlieden, die bij zijn beschrijving gelegenheid
geeft tot het gebruik van zekere woorden en
termen, dat, langzamerhand het prerogatief van
romanciers wordend, tot voor korten tijd slechts
het aangematigde recht van straatjongens bleef,
die de blijken hunner al dan niet verholen"
lagere driften aan de publiciteit prijs gaven.
De taak te schrijven, wat veel anderen niet
zeggen durven, door Buysse trouwens nooit
loiter om de genoegens daarvan vervuld, laat
de schrijver in dit boek aan anderen over, hoewel
de personen, <iie h\j opvoert, bo?remen£chen
zijn, Vlaamsche boeremenschen, die in de ver
beelding van lieden voor wier oog het
buiteulandsche het inlandsche in alles verh<-ffjn moet,
nog wel wat ruwer en onbeschaafder zullen
zijn dan wat in 't eigen larjd valt»-waar te
nemen O..ze achting voor den schrijver van
Het recht vaa den sterkste", nu fcij van den
regel, die hij heefc helpen scheppen afwykt en
de publieke opinie, door dien regel beheerscht,
min of meer tart, is daarmee niet weinig ver
groot. Van arme me;,schen" is een nieuwe
toon in het koor der romanciers en novelli^ten,
die met hun aanhang van critici en
gezelschapbcoarJeelaars een werkelijke afwijking van de
toonhoogte, waarin men bezig is, zoo spoedig en
zoo brutaal mogelijk verguist Tu l'as voulu" zal
men tot Baijsse kunnen zeggen, als't bly kt hoe
arnbts-critici en liefhebberij beoordeelaars na
de ontdekking van de afwez'gheid van elk vuil
woord in den mond zijner boeren en boerinnen,
tot de overtuiging komen, dat dit geen kunst
is, in die meening misschien nog wel gesterkt
door het feit, dat Baysse deze schetsen schreef
in dat Nederland^cb, dat ook in Holland gang
baar mag hoeten. Daarbij zijn er nog veel
andere zaken, waarover Nieuwe Rotterdammer
en Vaderland, om te zwijgen van ds kle nere
bladen, waarin wat ciaar geschreven werd
cLkwijls zoo'n onwelluidenien weerklar k vindt, ?' e i
neus zuil >n optrekkfn. De schetsen, de n valles,
da anccdo en, zouden we ze bij; a noemen als
ze met bun zessen geen hj»ig boekdeeltie
vulden, zyn niet zoo gerekt, met zocveelooisïag
verhaald, als dat in de ware" kunstwerken
gebruikelijk is; en door hun bondigheid komt
de inhoud er van meer naar voren, dan een
behoorlijk modern" kriticus passabel mag
achten. Wij voor ons nemen het den schrijver
niet kwalijk, dat hij zynatof in minder woorden
behandelde, dan naar den zin van veel auteurs
het uitwerken'' vaa een gegeven wel vereischt.
Zooals we zeiden, de schetsen, waarvan de
langste en laatste een tacLtu; ruimbedrukte
bladzyden beslaat, heeft m?n te beschouwen
als anecdoten, kwinkslagen naar aanleiding van
v-el naïfs, veel goedigs en veel dom», dat de
boeren in Vlaanderen, als in Holland, kenmerkt.
Het zyn boere-novellen", waarin het humor
istische door den schryver wat op den voor
grond gedrongen werd, wat na veel geteem over
de goede buitenlui" en daarnaast veel artistiek
verheugen in het ruwe en gemeece van de
'a'delyke proletariërs, niet anders dan een
aangename ai wisseling kan heeten.
De heer Buijsse is, zoover hij zich als schrij
ver geuit heeft, geen socialist; en misschien
zal hy' er zich wal eens over verwonderd heb
ben, hoe slecht de proletarler er na behande
ling', door een socialistisch auteur af komt; pas
verlost van dien vorm van literatuur, die den
armen als een toonbeeld van goedheid,
god?vruch', dankbaarheid en onderdanigheid, als
een soort blanken Oom Torn voorstelde, komt
de orjg lukkige onder het mes van een vrijwat
JLeii hardhandig anatoom, die hem verandert
in een wezen zonder werkelijk gemoedsleven,
in een automaat, een lijk, uit we ks bloede
looze lippen, met een wonderlyke radheid vuile
woorden borrelen. De heer Buijsse als cynicus"
in zake maa!schappelijke problemen zal wel
hebban moeten lachen, over de eigenaardige
wijn, waarop de li.fde tot den proïetarier in
romans zich soms uit. Ia afwachting van den
grooten roman", die den landarbeiders van het
standpunt van den klassenstrijd1' behandelt,
den roman van den stadsarbeidtr bezitten
vse nu! kunnen we ons met dit Vanarme
menschen" voorloopig nog verheugen in een
schyntje goeds, vroolijkR, typiscb', dat de boer,
hij de gralie van den roniincier, die 't ons
nog anders leeren moet, een poo-je mag blijven
vertoonen.
Hat zyn alle vriendely'ke verhaaltjes, die
Buijsje ons in dit deeltje geeft; en had hij eeu
vijftig jaar geleden geleefd, misschien zou hij
L plaats van het Gruteen Broos" als titel
van bet eerste schetsje, een meer gemoede
lijke.! als Kinderliefde'' gekozen hebben; dat
van het Beeldekeii'' zou dan geheeten hebben
Moederliefde en moedersraart" terwijl dan voor
Grootmoeder Renske", jets als De oude en
de nieuwe tyi" onvermydelyk geweest zou zijn.
Want inderdaad bet zyn genrebeeldjes van min
of meer ouderwetsche konceptie waarvan het
coloriet do r een weinigje ironie iiog wat ver
eenvoudigd wordt, het zijn grappen, zóó uit
gewerkt dat het gevoel dar aanwezigheid eener
lokale kleur van zelve over ons tooit; en
toch met zooveel gevoel behandeld, dat een
wat weemoedige glimlach, de gemoed stemming
aanduidt, waarin ze hebben te ontvangen. En
dan, de realisten kunnen gerust zijn, het
menschelijke in den mensch, in den b er en
de boerenvrouw u er uiet bij vergeten ; zij zyn
niet elk op hun beurt een voorbeeld van die
deugd of deze ondeugd; ze zijn obj»eten, pro
ducten van het cocflik' tusschen de irachten,
die men, in zoovele opzichten naar willekeur,
als deugd" en nndeugd" prijst en laakt. We
willen althans geloover;-, dut dit booze" en
goede" ook in hen aanwezig is ; hoewel het
eigenlijk motie-f der schetsen, de kleine eigen
aardigheden en weiischtri en de eenvoudige lietden
zijn half' bijgeJoovi^ vreezen zijn, die in de
meeste gevallen dan toch de krachten zijn die
ook het realisme" in het leven maken.
Hoeren we even naar den inh-jud van eiikele
dier novellen. Gruelen Broos" is arbsider op
een suikerfabriek ; op een Zït--rdagavond nadat
hij overgewerkt eu n,eer jenever gedronken
heefi. dan waartegen zyn aangeboren
goedbartighe'd l.e^tand is, komt hy ihuis, zich al
lekker makend in tiet vooruitzicht van de
heufvlakke", waarop zijn oude moeder hem
aan het einde van elke week onthaalt. Dezen
keer echter heeft de oude vro'iw de Itkkernij
niet kunnen krijgen. Broos in zijn dronkenschap
diarover vertoornd, geert zijn moeder een slag
waardoor ze voorover valt en een wond aan
het hoofd bekomt. Het hindert den zoon ge
weldig, dat hij zijn moedf.r geslagen heeft; zij
vergeeft hem, maar tcch blij ven beiden poinzen
over 't verschrikkelijke van het feit, dat een
zoon zijn moeder sbeg".
De moeder kwy'nt weg oadjr het verdriet;
en tegen dat ze stt-rven gaat wijst de oude
vrouw, den zoon, bat linnen zakje met spaargeld
dat in haar bed opgeborgen is. Het is het
geld dat zij en haar man hebben opgespaard"
zegt de oude, die ellang niet meer wrokt tegen
zoon, maar toch sterft aan 't verdriet over de
misdaad die de zoon aan de moeder bedreef.
Als ze dan werkelijk dood is, vindt Broos het
geld iu de matras: nog nooit had hij zooveel
geld bij elkaar gezien, nooit had hy de vreemde
ontroerende gewaarwording gekend, zulk een
schat te bevoelen. En in zyn geest zag hij de
jaren en jaren, dit zyn ouders aan het
veizamej len van dat geld hadden besteed als een
gej weldigen reuzentoren van meiischelyk sjouwen
en lijden voor zich oprijzen. Hij hield het even
dicht gesloten in zyn hand, met het gevoel
alsof bij daar het ganscbe zwoegersleven van
zya ouders omknelde." HOJ Broos die erfenis
besteedt 1
Hy laat er den hoogsten dienst" in de
kerk voor houden, koopt er een mooie doodkist
en e 'n z sart pak voor, waarin hij zijn moeder
begraven gaat. En aan het slot, dat slot, waarin
het ironische van Buijsse's geest duidelijk
uitkomt, en hy' zich meer als nieuw-modisch
schrijver doet kennen, laat Broos zich overhalen
door zyn vriend en diens zuster een drup
pelken" te gaan drinken en daarmee zyn oude
moeder te vergeten.
Bah, joa ik wille wel1' zegt hij. En met
die enkele woorden aanvaardde hij de toekomst
in het leven."
Naast dit hebbsn we de geschiedenis van
Het Beeldeken', het arme vrouwtje, dat haar
man door den dood en baar kinderen door het
nooilot in anderen vorm van zich gescheiden
ziet; en het typische verhaal van Den Een
zame", den boerschen lijder aan menschenvrees,
die in zijn hutje slechts het gezelschap van
wat dieren du'd'nd, vlak in zijn nabijheid de
spoorbaan ziet aangelegd, waarlangs na een
pootje, het vurig», rookende, spuwende monster
voort komt glyden, dat Poover een onnoeme
lijke vre.°s inboezemt; maar ook zijn mensche
lijke nieuwsgierigheid niet onberoerd laat: het
werd in hem een heimwee, vaa ziekelijk
obsedant verlangen. Hij stond daar eiken ochtend,
eiken avond met groate oogen van emotie en
verlangen als een bedelaar... altijd, alty'd
stond bij daar, in daglicht of bij duisternis
met zyn zoo vreemd van allen onbekend ver
langen, zyn weemoedig verlangen naar die krach
tige groote treinen, naar dien wilden
meesleep ;i,den stroom van het onbekende, voor het
eerst van hen openbarend leven. En als op een
goeden nacht de trein dan derailleert en Poover
de lyken en de gewonden ziet. het kermen
hoort, dan roept hy : Hj ! ho l... ho ! ho l
nou bê'k het gezieu. Nou hè'k het gezien !
En zyn weinig huisraad en zyn dieren laadt
hy op zy'n honden kar en hy vlucht, dieper de
hei in, met zyu bevredigde nieuwsgierigheid.
De laatste novelle van Van arme menschen"
is misschien als zedeschets de belangrijkste;
en ook als onderdeel van dit ironisch lyrisch
boek mag ze wel gelukt heeten. Het betreft
nu een jongen boer, die met zy'n oudere zuster
samenwonend, door deze steeds van een huwelijk
teruggehouden wordt.
De zuster sterft; Joo heeft er oprecht ver
driet van ; maar met de vier vrysters van het
dorp, (waaronder degeen, op wie Joo zy'n
zinnen heeft gezet,) die bij het lyk komen
waken en het huishouden komen waarnemen
in het sterfhuis wordt het zoo'n gezellig
tamenzy'n, dat Joo telkens zyn verdriet weer vergeet.
Het wordt een afwisseling van huilen, geb. den
opzeggen en eten en dricken, waarna Joo door
de vier vrouwen goed verzorgd, telkens na een
uitbarsting van smart zich te behagelijker voelt.
En het einde is dan ook dat Joo en Z aan
kaart elkander trouwbelofte doen. We zullen
uit deze vrij lange novelle niets aanhalen; ze
is als geheel zeer interessant van bewerking,
zoo geleidelijk en eenvoudig van ontwikkeling,
dat elke alinea zou kuni.en voldoen, als
spec'm'm van dezen in het genre volmaakten
voim van literatuur. We zouden misschien nog
lang over deze laatste novelle en o/er de
voorgaande waaronder ook het zeer goed ge
lukte Grootmoeder Renske" uitweiien; indien
we niet moesten erkennen, dat bat boek zoo
betrekkelijk gewoon" is, dat heel de bekoring,
die er van uitgaat, slechts de abstracte waarde
er van betreft, wier eigenaardigheden niet
gemakkelijk zich order woorden laten brer;gen.
Ia het algemeen echier kunnen wezeggen.dat
dit boek zooal geen nieuwen, toch hier in den
tegenwoordigen stand der literatuur een
oagewonen ky'k g- eft op deu boerenarbeider ; en
deze verzekering is op zichzeUe al aan veel
l)f gelijk.
Tu. P.
NIEUWE UITGAVEN.
»Vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit."
Binnenlandsche Kolonisatie, een weg tot be
vrijding van loondienstbaarheid. Manifest en be
ginselverklaring. Blaricum, Drukkerij «Vrede."
Openbare Britf aan dr. A. Aktrino, naar
aanleiding van diens brochure: «Over eenige
oorzaken der prostitutie," door H. PIERSON.
Amsterdam, Tierie & Kruyt.
imiimlIMMIIIIttllllllUllllllllllMlllllllllnlIllllllltlltlUIII
40 cents per regel.
IIIIIHIIIItlfimiinillllllllllllHIIIMMHMIMIIIIHI
l KAÜflSTBA's Matrassen-, Bsd<kn- ea
Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek.
BED'DEU TOEKOMST met 10jaar(tara*.
tie. Les-orle se-iori 1S!)6 pi. PJ. 7O93
stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati».
Honderden bewijzen van tevredenheid. «
Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN.
Piano- en Muziekhandel
H. EAHE, te Utrecht.
Opgericht 1835. Tcleiihoon No. 443.
Amerikaansclie, Duitsche ea
Fraasclio
PIANINO'S en ORGELS.
roote keuze in:
n u u ts ff11 A ar o' .
Oude instrumenten worden ingeruild.
Reparatiën worden in da Fabriek ten spoedigst»
uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in ea
buiten abonnement.
Piano-, Oriel- ea MozieBiaiÊl
9IEYBOOS «& KALSIIOVËM,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hnnr.
Repareeren Stemmen Ruilen.
J. H. DE WIT.
Algemeeiic lEoekhandel
Utrechtschestraat 54, Amst.
V.'ugge levering van:
Binnen- en Bnitenlandsche Tijd
schriften, Boekwerken enz.