De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 23 maart pagina 3

23 maart 1902 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. ^?B?i 1291 D E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E D ERLAND. 3 voorspel ziet de ontwikkeling der aarde, »Jnrch flas jfeologisch-mineralogische, durch das fljiiBcb-botanische nnd durch das faunischzoölogisch Zaitalter hinduroh." Waar is de Wagneriaan die niet mede lacht bij dien vermakeljjken onzin? De schrijver is wel zoo goed te zeggen, dat «Wagnej'js AUkunstwerk eine erstaunliche Leietung bleiben wird, auch wenn wir es als einen, allerdings grandiosen I r r t h u m ?Wennen mussen". Hij ziet alweer over het hoofd dat ook Suauss een «Guntram" geschre ven heeft, waarvan de woorden, zoowel als de muziek door hem zyn gedicht. : Op pag. 36 beweert Urban dat >bei der Mehrzahl der Dautschen das Versta idniss für ! Wagner aufhöt j«nseits von sTannbauser- ' mar.BCh" ucd «Brautcaor". Men zou gelooven ! dat bij hem reeds «dksseits" van beide werken : ? het «Versla 'drubs aufhört" als hij b.v. beweert ; dat_Wagner's instrumentatie begint to vetblee- | ken >nebec dem glüi«ndeD Ge^ii'den Richard ': Stranss'l" Dit is een»ondig een domme uitla ting van een dilettant, die nooit een blik ge- ? worpen heeft in een Wagnersehe partituur; anders zou bij toch tot de ontdekking gtko- j men zijn dat bet orchest van Strauss geen instrumenten telt die niet door Wegnar even eens zijn aangewend. Dilettantisch is ook de bewering dat »eine Musik ohne zwei und MehrstimmigheU nicht dankbar ist". Ia dan die lange elegische melodie der eerste violen uit de derde scène der derde acte van Siegfried geen muziek ? Is dan »diötraurige Weise" uit Tristan geen muziek ? Zgn dan, als de schrijver van Wag&er'sche muziek absoluut niets weten wil, d« heerlijk schoone gregoriaansche melodiën Hit de katholieke kerkmuziek geen muziek ? Dilettantisch is ook de bemerkirg van den schryver dat «en »Erla'\terucg" b\j een kunstwerk «unuittelbar einen unberechenbaren Schaden stiftet". Is het den schrijver onbebend hoe een discipel in de muziek reeds vroegtijdig begint te leeren de gecompliceerde fuga's van Bach te analyseren ; hoe hu dan een at es. qnartetten en tymphociën van Beet hoven tracht te ontleden en ten elotte ook tracht door te dringen in de geheimwssen van een toonwerk van Wagnei ? Dach afgescheiden daarvan, hoe kan men Wagner verantwoordelijk stellen voor analyses, die zeker niet van heat zyn uitgegaan ; terwijl men het Ssranss niet aanrekent dat Kiatte, Arthnr Hahn e.a. hetzelfde deden voor dezen meester ? Dr. Urban is over de geschriften van Wagner al heel slecht te spreken. Wanneer hy echter beweert dat Wagner «die Geschicklicbkeit be8RB8 zu seiner Musik auch artige Worte zu machen", dan is dit een hoon den meester, den schepper van den Meistersinger-, Nibelungenen Tristan-tekst aangedaan, die niet zonder protest mag blijven. Gslukhig begint men in Duitschland de waarde van Wagner's gedichten reeds zoodanig te apprecieeren, dat geheele citaten zijner teksten in schoolboeken worden opgenomen, als materiaal voor het onderwvjs in de litteratuurkencia. Ik zou kunnen doorgaan met allerlei onzin nit het boekje te citeeren en tecommenteeren, ik wil het er echter bij laten. Zeker is het dat dr. Urban een zeer onhandige vriend is van Kichard Stranss, want deze ver zuimt nooit zyn bewondering voor den grooien reformator te kennen te geven. O jk voor diens geschriften. En heeft bij niet nog onlangB'in z\jn «Feuersnot" een alleraardigste strafpredikatiegehoudeT tegen deMüncheners, dieWagr.er het verblhf in de Beierscbe hoofdstad onmogelijk naakten ? Zrj is te aardig om haar hier niet mede te doelen: lm Hauee, das irh bent zcrhaun Hans.' Reklihart *) tiiist der Meisti'V. Der Mar kein winder Gaiikler, tiviiut, Der lit'hre Hervsclier der Geister. (Hier komen de Walballa-harDaonië<m en «adere motieven van den Nibelurgen-ricg uit het orehest opdagen). Der warb um Eure Hcrzcn 1^-ng, Gewann der Grössten Gunst Allein Euch Kleinen mnclit ev bang, Blieb all sein Werbcu umsiinst. Hat sich wacker met eueh gcplagt, Der Stadt groes Ruhiu gebracht. Sehmïhlicli iiabt ilir iliu aiisgejngt In neid'gcr Xiedei'traekt. Teganover dergelijke en andere feiten is het eenvoudig een absurditeit S;ranss contra Wagner uit te spelen. Evengoed kon men spreken van Wagner contra Beethoven ! ! Wil men Stranss als »Fübrer der mnsikalischen Sezessionisten" zooaJs dr. L. S^hondt van hem ergens zegt, beschouwen, wil men z^jre dramatische werken cegeeren en h^m alleen opmerkzaamheid schenken als componist van programmamuziek dan goed; ma r dan bedenke men toch dat Wagrier als Drsrr.atiker op een geheel ander standpunt staal en die beide ongelijksoortige Btai dponten taet met elkander te vergelijken zijn. M.iar Urban wil ?die Oper dan Rornanen berlaseer, die sie crfucden''. Hg hondt het dan ook meer met GouiïOd die verklaart by z\jn »R >méo et Juliene" een werk betweik &1 tamelijk begir.t te verbleeken dat by »die Freude an seinem Werke bereits bei der Ewchsff jrg ausgekostet", dan met Wsgner, wien »iie erziebtrische Wirkurg anf d»B 'ablikaai bei der SjLiipfucg vorschwebte". Dat Wagner goed zagbawijstda Bteeds Bi^ jende popBÏsritefi zijner werken, ook bij de volkeren van romaanschen corsprorg. A's nu d« schrijver in zyn laatste tsvee hoofdstukken AiUlnïtend b\j S'.rauss stil blijft Btaan, wil ik toegeven dat er wel verstandige zinnen uit »§ti pen vloeier. Niet het minst als hij over S;ta»gs' vHaldenltben'' aan bet woord is. Wanneer ik r,«, gelyk ik vroeger reeds in dit blad deed, «p iieuw mijn bewon dering uitspreek voor »etgei.-ia!ein »Heldenleben", dan 'wp ik toch nadrukkelijk elke geestveJrwantBohap met -dr. Urban va;i mij af, want inderdaad, het »on een zeer twijfelachtige eer zjjn, net dr. Urban gympathiëa gemeen te hebben, als men daardoor gecenseerd moest wezen het standpunt vaa Wagner een »grandiossn liTlhum" te noamen. Op het laatste Csreyiliaeoncert is dan »IIaldenlebén" weer op nieuw uitgevoerd. Ik heb my daarover zeer veibeugd; ten eerste om het werk, dat een paar jiren gerust had, wederom te kunnen hoorei), en dac cok oadat het .groote en sterk bezette (.trijkq-iintet van Caecilia een goed aeq livalett we*t te bieden aan de enorme tfi/oten, welke Sirauss door middel van zijn blazers bereikt. Vooral het koper is door Strftiiss rijk bedeeld. Adht hoorns, v\jf trompetten, drie K'mbones en twee tubas voorwaar eene e'norme bezètticg! EQ dan nog de houten blaasinstrumenten ieder in vier partijen verdeeld, plus het slagwerk, bestaarde uit pauken, bekken, groote en kleine trom l *) Richard W»gner. De wjjze waarop Strauss dat enorme materiaal beheerscht is bewonderenswaardig. Wel zijn de moeilijkheden van het werk buitengewoon groot; er wordt zelfs wel eens beweerd dat een trompet partij er uit ziet, alsof zij vcor een viool bedoeld is; maar de resultaten zrjn schitterend; want bet klinkt alles heerlijk schoon. Alles ... ? Gelijk ik reeds vroeger heb geschreven mag men het eerste gedeelte »der Held", onvoorwaardel^jk pijjiea. Koen en trotech verheft zich het Heldenthema uit de lage Es van hoorns en violotcellen, tot vier octaven hooger. als de violen reeds mede ingestemd hebben in de schildering van het heriüche thema. Later komen zich nog een paar motieven voegen by dit schoone en oorspronkelijke hoofdmotief. Het tweede gedeelte »Jes Helden Widersacher" is mij thans evenmin als vroeger zoo »verworren" voorgekomen .als het in Duitsch land menigmaal wordt afgeschilderd. Alleen scheen mij de brommende quintenpassage der beide tuba's thans wel wat obstinaat toe. In »des Helden Gefahrtin" ottmoet men zeer schoone, weeke meludiën; b.v. die in Ges; daarmede zal zich wel ieder onbevooroordeelde kunnen vereenigen. Echter de passages voor solo-viool »bald heuchlerisch schmachtend, bald lustig und kapriziö;, bald gar zornig" zooals de componist zelf in zijn partituur aanduidt, geven nu niet een bijzonder sympathiek beeld van de liefdevolle (I) vrouw die des Held«n gezellin zal worden. In boven besproken boek lees ik: ein L'ebesspiel beginnt, in den sich Beide nach Art von Rsubtieren umkreisen. Dit wederom geheel vcor rekening van den schrijver latende, moet ik toch toegeven dat die passages mij niet als zeer gelukkig voor komen. »Des Helden Walstatt'' wekt natuurlijk het meest de verontwaardiging op van Sirauss' tegenstanders. Wie verwacht echter iets liefelijk» bij de schildering van dit onderwerp ? Aantrekkelyk in den gewonen zin is het dan cok niet, doch geniaal realistisch in hooge mate! De laatste beide deelen »ies Helden Friedenswerke" waarin de componist melodieën uit z\jne vroegere werken met veel rijkdom v»n klank en een groot contrapunctiscb meester schap dooreenvlecht en ».les Helden Weltfljcht und Vollendung" behooren mede tot de sym pathiekste gedeelten van het werk en tevens tot het schooLste van hetgeen Stiauas tot dus verre gewrocht heeft. De uitvoering door Mengelberg (het werk is opgdragen zooals men weet aan Wilhelm Mengelberg und dem Concertgebouw Orchester in Amsterdam) en zijn reusachtig orchest was het werk geheel waardig Mat buitengewone rust en zekerheid en Bteeds in hooge mate klankschoon, werden de ontzettende moeilijk heden overwonnen. Hoe gaarne zou ik alle solisten, die in dit werk »hervortreten"afzonderlyk bedenken; als ik dat deed dan mocht ik echter het geheele blazerscorps wel man voor man opnoemen. Een uitzondering wil ik echter maken voor den heer Louis Zimmermann, die evenals voor twee jaar, bij de eerste uit voering piaehtvol de zware viool-solo heeft gespeeld. Op verrassende wyze wist de heer Zunmermarm steeds de door Strauss voorge schreven uitdrukking in zijn spel te legger; de lyriïche ontboezemingen klonken buitendien vol poëzie. Waarlijk met deze uitvoering van s leldenleben" heeft Mengelberg wederom een ware heldendaad verricht. ftog een ander hddecwerk stond op het programma va» ^Caeciiia's" honderddertigste concert; n.l. Baethoven's »Ercï:a". Als ik nu minder plaats wijd aan de bespreking van dit meesterwerk, geniaal voor alle tijden, dan wijte men zulks riet aan mindere appreciatie. Eim kolos als Bielhocen staat boven de partyen en de gescbiedetiit! heelt hem trouwens reeds lang otder de onfUei felijkcn opgenomen. Maar Beethoven's kunst is populair. Zij is gemeen goed geworden van ieder inuziokvrierd en men begroet zijne wijeen als goede bekenden. Ook de uitvOTiitg v»n Bselhoven'sHeldenfyaiphonie was prachtig. Enkele ritardacdo's worden door den heer Metgelberg misschien ietwat Is veel gesousligneerd; maar overigens leverde de uit voering ean hoog en voornaam gerot op. Zeer schoon was o a. het begin van de »Marcia fanebre", iets rasscher d»n vroeger wel eecs door den heer MeügelbMg genomen Ook het Scherzo, in een prachtig snel tempo gespeeld, verloor, by de groote bezettirg der strijkinstru menten, Kiete v*n zijn doorzichtigheid. De uitvoering weid geepend met B jethoven'g derde L'orore-ouvertuie, waarbij dezelfde voortrcfHyke eigenschappen kunnen worden opgesomd, als bij de tyoiphoLie vermeld. ANT. AVKBKAMP. Wagner uitvoeringen te Münchon In bet uitrernend irgerichte Prinz Regen ten-Theater te Miuicben zullen, te beginnen nut 9 Augustus a. s. eene reeks Wagneruitvoerir,£pn plsa's hebben. Opgevoerd zullen worden Z><e Steisttrfinger von K lintberg (7 maal), Tii*ian und l-otdc(5 maal), Tunnhau,ser en Lohexgnn (e!k 4 maai) Da muzikale leiding is toevertrouwd aan de kapelmeesters HernianE Zurcpe en Franz Fischer. Bshalve de vai-te leden van het hoftheater zuilen hieil-ij nog de roljtei.de arti> ten optreden : Anna von Miïdenhurg (Weenei), Ltlian Nordica (Londer.). Fntzi Sck< fl\L')r.der), GiselaStandigl (Dresder;) Milka T rr.ir.a (Londei X Georg Anthts (Dre.^dfcii), Tceodor B^rtram (Fiankfort a/M), Max Buhsath (Schwerii.), Eyj.ar Forchhammer (Dresdei), Taeudor Ruchman (Wterenl en Ernst Wachter (Dresder,), De regie is in hsi den van de heeren Anton Fdchs en R >bfcrt Mü'.ler, de opperleiditig in die van den Intendant von i'^ssart. De entree-kaarten (20 Mark per voorstelling) hunnen worden besproken by de IlofiboaterTages-Kaske'1 of bij de sgentnur Schenker & Co, PromeDader;plalz 1G, Mür.chen. mmiii»miiHimuiiM»inirtiiiimmiiiMiMHmiitmimiiiHronmitiiMt en sanieiiloyiiii, Het slo'artikel over dit onderwerp van den heer De Vuoys is iii het Maart-uummer van de XXite lïvuw opgenomen. Het kan suais schijnen, meet,t hij, of de realistische roman meer een btuk wttenscnappelijk ondtrzoek, tnthropalogie of psycliologie is g.-worden, ware hel niet dat tiet ket.merk vau kunst, het uitbeelden der werkelijkheid tot een eenheid, dien arbeid onderscheidde van Int fragmeiitariscje eii tystematiscbe, wat der weten schap is. Tcgei.over elkaar SjJ,elt de schrijver Zols, die na Balzac, z'u merkwaardige weiken gaf, en TL>)SUÏ, iwfe krachtige pertooiJy'kliedea. Beiden gaven in de kuntt een rniiiutiius psychologische btschiij/ing dar cnnschenwerkelijklieid. Zola wil de natuurwet en de eifelijkheidsfa'a'itfit, TolsUïde zedewet en het donkere cier zondiu zoeken. Dan wijst bij op de ontzaglijke tegen stelling van Zola's l'art pour l'art en Tols'oï's Qu'estce que l'art P Niet op alle kunstenaars hebben maatschap pelijke toes'anden zoo s*erk ir.gewerkt "als op Carlyle en Ruskin, Morris, Tolstoïen Zola, meent hij. Velen toonden dien invloed pas indirtkt door de samenleving te schuwen, en zich in mystieke of psychologische observaties te isoleeren. Die invloed wa er echter voor allen. En eindelijk komt de schrijver op punt van uitgang, en ineent dan r'av. hst absolute oordeel over ouze kunst berus', niet op ,/tmpirische ervaring", maar op theoretische overwegingen. En dat deze in onzen tijd zouden gf maakt worden ia duidelijk. De wcikiig der nuiatsch'ippelijke invloeden op den kunstenaar zelf moet hem er foe brenger, riaartu-schen een onmiddelijk verband te konstrueertn. Het mate riaal hiervoor is en wat steeds te vinden in de lieersclieude fi'ozifi die stelsels. Waar het Maix sme zoo nauw verbonden is n,et de arbeidersbeweging, zou onver mijdelij k naar een socialist» cl.c aesthetiek gezocht worden, die daa cok opgesteld werd, eu uit haar'dialtctischen aard tot feu absoluut vonnis over de tegen woordige kunst leidde, dat is tot ecu oordeel, niet alleen vaa kracht vo r het heden, maar ook voor de toekomst. Daar er een direkt materieel verband tussc'ien prodiiktiewijze en kunst aangenomen wordt, moet een bourgeois kunst omslaan in een proletarische. De noodwendigheid liiervan ligt niet in het feit der arbeidersbeweging, rioch in den materialistisciien grondslag van het Maixlsme, een diri-kt causaal verband leggend tuischeu de mateilëele tkonomiscbe verlioudicgen in de samenleving en den kunstbloei, die dtaruit a's schoonheids bloem octsspruit. II. Reeds in den aanvang dezer artikelen stelde ik op den voorgrond dat een werkelijke asa'yse der meer.higeii van DJ Vooys óók een Irtetle weerleggii.g cifchte. Nu valt slcciits te volstaan met 'n paar zé" korte katittcekeuingeu. Inderdaad Leeft, de door Gorter et R-jlai.d-Holst gefurmuleer.1i' socialistische aestuitiek dit direkt caursal vtr'aid tuftchcu -fkoiiomiiche vtrhoiidiipen in samenlevitg en kunst, xast^esteld De hetr De Voi ys s-pietkt van ,aargenomcn." J)e wetcnsclieppeiijke theorie van hel Ma-xisme is do )r l.eu tvenmin skc'jts diutcitiseh op ctt- kunst oveigebracht. Ni«t uit h-iar dialektisc'ien aard leidde de socialistUche aestlietiik tot een absoluut vonnis, maar met minder krachtens haar mortelen iiiticud. Gorter schreef: Perk, Kloos, Vtrwty en ik, wij leefde m de kleine Hollacd^clie burgerij en waarlijk, wij hebben neg' eens de droonit-u der groote, der echte burgerij vaa Milton, Vondel en Shelliy pelroomd. Wij verbeelden ons als zij, indici'Juecl te kucneii zijn, aan ptrsoonlijk gevoel, zon it-r wetenschap ge, oeg te kui.iicn ebbtn. Wij zagen niets va» de ons omringende maatschappij, wij \vercleii ontgoocheld, onze Kunst stierf a cm leegte, aan ff eb rek a'in stoj'." Is dat diaieküsch ? Is d'it, niu veeleer bet zuivere keru-bogrip der ««chooriheict" vau bur gerlijke kunst aantasten, geuit om haar on schoonheid. Nog zegt Gorter: ;/Wij kunsteraars pingen uit als bjurgeois, daf, wil zeg.;e:i aileen OLS zelf zoekend. Msar de wereld, ds rm'atsc'iappij heeft onze krachten gf kiiakr. ons ziculc en slecht gemaakl, e,n zoo ziju wij wei,r thuis gekomen." Is da', dialiktiscli, of moro, i: En dit, neg zegt. G'jrt.r: !,; zede'ijke grordilag maakt de waarde en den e'ttuHjkt n inhoud vaa a'le ku. s'. Dat niet cm te;iig dogma of bovennatuurlijk geloof, maar omdat de kunst. voor en door den metsen wordt, gemaakt. Ei eerst frier komt htt diaUk.'isc'i verbind met het Ma x'ime, a's hij bcweeit. dat de bur<elijke msatschapjiij, de nvus-cbclijke verboudingen icag door ee:i siui'r, de poëaie, zoo go d als alle kuiist. De sluier valt nu wef, de irnn^chen komen weer tot elkaar. De maüUchappij wordt wter g'heel vernieuwd. Er komt een nituwe grondslag i i liet gevoels- en gfdtch'eleven oer mei.schen. E", evtnals de koopmun.de inriuslriëv), de arbeider t u, die zich riet vereeuigt met arderen, ten z^tsk, een asm, ren dwaas m-u woidt, zoo wordt ook de kuustsnaar LU, die niet vóór illes de -werkelijke wereld ej het Jeveu der meuschen in zicli voelt, eea am (n dwaas en zwak kunsteraar. Uit etkelc deze-' woorden van Gorter, is overal te voeler, dat, niet skciits een dorren lust i.aar wett-nfchapp;lijk.'iitd hem het ft grli id lot de vcrnifcligdiiie kntitk op Led de burgerlijke kunst, in al Laar uitingsvormci, maar liet minder sterk sprak grcot, gevod voor nieuw letcn, nieuwe schoonheid, aituw doel. Ut hurgeJijke kunst van LU, zegt hij ergens, leeft zonder doel en in onbewust heid. Hot verkeerde van d<n heer De Vooys ir, zijn Opstel, hoe luttressant, op zich zelf col, is da*, veel va:i fijn kritiek het wezen der soc'ahsti sche aestheiuk pai.sch niet raakt, en dut hij het, bovendien eeiiig?z,i'. s xojrs.telt of alleen in de foimuleeiing o'er j,rop gnndixtiich; socialistkunstcLa&r.-., de soc;ahtt,s(;lie atstlietitk mede is \atgcsteld. Dit is volkomen oijuis*. Vroor zoovtr Gorter Let socialistisc.'i-kuristenaarschap bezwaart, met de thcoret 'sclie ke;,nis van het, maatscl.'appijlevr'r.., in al z'u vtrhoudirgeu zijn er fi-hi'pjiei/'fe kunstenaars onder de socialis ten die deze theorie zocdrr geheel levfiiskracht sclittn. 11 t is v^aar wat de heer De Votys zegt: In abstrakties verwüit zich h f t talent VRÜden KuijS'ei aar." Het fc t dat Gorttr ui Rjland Holst, niet als tclicppende ku:,steraais werk Ic-verti], of dood zijn gelijk de burgerlijke kriti'k vtiklaart, ligt voor 'u grco' gedeelte in dieabstraktissverwarriLg. ^>satt en vóóf hun formuleering ziju er a&devtn gewctst die bun sccia'istische aesthetit-k ttiporeti ch opbouwden, maar boven dien ook scltepjiind werktin, vtor alles scheppend. Zij moesten Let propagandistisch strijden v o ir de sociaal-demokrafie IL c/ii/a^tisch-f.opalairai zin van de hand doen, deii pohtiektn ga;.g van partijleven, «el met hart en ziel volgen, zonder er praktisch deel aan te nemen. Zij moesten bovendien, den vcijsgeerigtn gronds'ag vau het maix'sme, zijn verklaring van de maa'scbnppij en zijn verhoudn g voldoende in houfdtn-kkeu keciiende, niet me<r alleen de tbtotie fcbstrahecrcü, maar hun proletarisciiC sentimeLtcr, hun kijk als kuustetaSrs, op het maa*schappijleven, nu niet meer in ekoriomucher, maar in psychologisch[yuthetii-ciien zin, tot scheppend kunstwerk om zetten. En al gaat b. v. de sociaJitt-eküsoom bij de beoordeeling der sam n'evmgsveischiinselen, van gelijke wetenscliRppclijke theorieëj uit, van gelijke moreelüen psychologische analyse, als de sociali&t-kunsttriaar, het tcheppend werk van den laatste, geelt hem eei; gansch auderen arbeidskr ng d&n den eerster, AUcen met geheelpenoo/i lijke vermogens voor tui volkomen in 't midden leijeöd dat deze oatuurJijk produkt zijn van femeemchappelijt leven kan hij hier werken. Theoretische kennis kan hem onmogelijk alleen tot scheppende uititg, tot schoonheid brengen, al is, op-z;cü-zeJ f oeschouwd, die kennis onontbeerlijk om tot den opbouw van zijn scheppingswerk te komen; vooral om socialistisch door te dringen in de levensverhoudingen. Maar met een gausch land bouw-program in mijn hoofd, punt voor punt getoetst aan den klassenstrijd, kan ik nog fé.i rè^-el van een scheppend kunstwerk een landarbeid roman b.v. leveren. Dat kan ik alleen m;-t rn'n individueele vermogens als kuistenaar. Zoo bezien is de slof die een socialist kunstenaar te verwerken h^eft, ook 't is ganscb andere dan die van 'n socialistisch ekouoom, al staan zij cp i levensplan. Juist wijl Gorter de grenzen van wat behóó-t tot de wetenschap, de theorie en tot d« levende kuust der aocialis'ische aesthttiek, niet of zoo goed als niet heeft kunnen aa^ceveu. is zijn werkzaamheid als voelend kunstenaar onder ziju theoretische slagvaardig heid en praktische propaganda geraakt. Maar bed-n ziju er o;,der de socialistische kunstenaars, werkers, die zich als scheppende kunstenaars gacscli bewust werden van hun taak! Die zich nif-t zoo u'.ijdig; verdiepen in de wetenschap pelijke ti.eurie, dat ze het leven niet meer in z'n geheel op hen voelen aai stroomei'. Die geen verlammende of verniel, geude werking van die theorie op hun scheppingskracht en hua schep pende scliooüheidspassie oüdcr^aarj. Al geven zij gteu z.g. direkte propaganda, zij geven de diepere btzinking van deu strijd, het leven. Zij beelden de maatschappij in al haar varmer, zonder voorop gestelde theoretische stuwing in hun oordeel, tcch met 166. l^un socialisti-c^i hart en denken ondersteund. Zu tta&n pas niet hun kunst midden in da wereld die nu is, zien haar bewfgiig, doordringen haar proei. Zij begeven zich eerst naakt te m'.dden van haar, laten die krachten cp zich inwerken. Zij voelen haar stroom over rug en schouders gaan. Zij zien haar licht, in dtr nunschen oogen. Zij zier, doordringen de rnsiisahen van het ouë, het nieuwe leven. Zij scheid»-» dei Uieoretisichen propagandist van den scheppenden kunstenaar, al komen alle maat schappelijke prob'emcn, ALLK in zijn werk teiu^, verwerkt met zijn tcmpeiannnt. Hij verklaart theoretische (n prac'isclse propaganda als onvereenigbaar met den aard van zijn socialistische kuni t uitingen, stelt vast den dood van den scheppenden werker, ah de theoretikus wil over/leirsrh-i'B of afzor.derlijk op'redfn. En toch ^»»t hij ut, niet even vu ice ziel, van wa* de theoret-Ech<; vter:>i(-beschüUWM!g, de levende schoonheid vau de :oc alistiscbe aesthetiek, en de socialis tische wetenschap hem aanwijst als den weg gaat hij uit vaa wat, let ideaal ehcht, de propagai da verlangt, (ie moraal LEERT, de kntit-k ONT LEKDT. Alletn vrriatigt bij de schoonheid niet tot theorie, verwerkt; hij het ieven, d« maatschappij, de n.eisch hartstochten, ?,'n karakterstudie. m?t ganscli andere bouwstcff u daE noodig zijn bij a'ia'yse in waarneming der maatschappij, b.v. door dfn tkoiioom. Wat. de ekouomen als gemeen schappelijke ar.a'yse bij de bcstudeeriiigdor maatseliap'pij tot r.chtsKOtr kan diener, is bij den opbouw van een kucstweik voor den indicidueelcn kuistechar grheel waaid loos. Het kunstwcik eischt van htm groote waarj'in:ng, groote sHidie en ontleding vau het maatschappelijk leven, maar met gar.sch ander mattriaal moét t ij werken dan thioretikus of ekoroom, l is hun wereldbeschouwing ar.aloog. DJ, theoretische Idee kan door iedereen worden omvat, en haar inhoud kan door iedereen worden gebruikt, het scheppend kunstwerk vermag s-lechts met geheel individueele vermogens tot stai.d te komen. Is QCÉUIDO. BaueHcntoGüstelliiiÊ, 1 i ~De tentooustellirig van Breitner zoo schielijk te doen volgen door eer e van Bauer, is een gelukkig desikbeel geweest, l'at het succes der beide tentoor/otEllii gen 200 ongel\jk zo-a z\ir,, bad het be;-,tnur van Arti wsarschyulijk Liet vermoed. 't Kw, hopen v.-e, verkceien, tot heden echtfr oidervoi:d Bauer r,og niet half zoo veel beJar-goteUing als Breitier. Maar gunst-ran-publiik is eenmaal een zeer wissel vallig ding; everals bij een kind, dat een plotselirge ceigi) g kiy^t, niet rueer dan een gii'. raar een stuk spetleoed, waarmee het een ty'cijs blijft sollen. T.ch kan worden opge merkt, dat BreUner al;iji meer populariteit genoten hoeft, al was het riet onverdeeld in gunsligen zin. Zijn naam was het meest gapgbare wisselwoord bij de geschillen toen publieke meer.irgen over de «nieuwe richtirg" nog scherper tegenover elkander stonden. Als ik het een treft'wde beschikking noem van Arti, een tentoonstelling van Breitr.er onmiddelyk te doen volgen door een van Bmer deik ik daarbij aan de verhoudirg tusschen deze twee kuEttenoars. By het zeer uiteenloopend karakter van hun streven en uitirgswijze kunr.en zij onder de jongeren, die beslistheid hadden van doel, als de hoofperscbyriirgen worden aangeduid; n door de zuivere mate van hun origh.aliteit :i door de tot volkomen rijpheid geworden staat van hun talent. Zij zijn er twee, die we i.aar verscbillei.de zijden glanfeiy'k hebben zien arriveeren; zooveel juren larg reeds begeerden we in 'c bijzonder hun aanwezigheid op tci:toonsterllinger., en daarom is et n totaal overzicht van hun garschen arbeid, nu eiiidelyk, a's een gloiieuse dtfiaitie van hun kuiibt Bauer is van zyn ty'd de oriëntalist, maar een schilder van zuiver hollaridsch ras in zyn neiging en beweging. Van het weelderig Oosten vertooiit hij ot;g minder de kleurstalen, maar beeft daaruit meegedragen in zyn herinnering de gedaante vormen, waarin het leven uit een verre wereld zich openbaart. En big het zetten in ly'n en kleur van die uithetmEche taiereeler, in den geest teruggezier, is d<J verbeelding waarach tig, war.t zy'ne opvanirg blyit zich voeden aan wat van gebooite en omgeving zijne gewaarwordir g bepaald heeft. Daarom in zijn werk ons ook gemeenzamer. Na eiikelözeer koite bezoeken aan de ten toonstelling kan ik nog niet in zakelijke beschouwicgen treden, en geef maar alvast in 't ruwe weg eenige nummers, die ik als de meeste belangwekkende iii mijn catalogus aangeschrapt vir;d: (teekeningen). 2, 3 5 7 12 13, l G, 22, 29, 31, 32, 34, 3!), 57, 58. 59. 03, G5. G8, 78, 82 85, 80, 92, 93, 94 102 103, 106 ' 107, 108. W. S. President}Stciji tn generaal Eela Rey. De flrma Höveker en Wormser heeft twee portretten van deze helden nit den ZuidAfrikaanschen oorlog in den handel gebracht. In het kabinet-formaat komen de anergieko koppen van de beide kloeke mannen voortreffelyk uit. Vooral de f»to van generaal De la Ray is uitmuntend geslaagd. Zeker zal deze uitgave met groote belang stelling worden ontvangen. De strot o ra liet bewaren der arcfcieyen diöts oer pYinciên, II. (Slot). De heeren W. en mr. Fruin hebben alsnu afscheid van elkaar gencnn n, dccb in het ge publiceerde schrijven van dr. v. d. Fl. grijpt mr. F. natuurlijk onmiddellijk de gelegenheid aan zich tot den president van de Synode te richten. Niets kon hem welkomer zijn, rian wat de Synode zelf ontweken bad te schrijven, EU Laar voorzitter te ontwringen. In een open brief wier betsekenis wij nu eerst i a liet vooraf gaande overzicht van het gebeurde, kunnen aanwijzen protesteert m'. Fruin krachtig tegen de onredelijke bewering van dr. v. d.Fl, dat hij en de president der Archivar'Esen-Yereeniging de zaak niet zouden willen begrijpen en stelt duidelijk de klemmende vraag waarom, i.u alzoo niemind van de Synode mogelijk actit dat de kerk zich zou hebben te schamen over deu inhoud van eenig stuk van hare archieven, de be waring dier archieven door dei ij k «archivarissen niettemin mott ontraden blijven, sctioon deze toch als nauwlettende en zorgzsma bewaarders door de Synode zelf zijn erkend geworden. Ten overvloede wijbt hij er op dat geenerlei bewaar geving ooit iets aan de volle en slgtheele btschikking der kerk over haar archieven te koit kan doen en Biets prijs geeft van haar onge stoord gebruik ; alleen stejt zij ook anderen in de gelegenheid tot onderzoek, en ziju alzoo dese archieven niet langer geheim. Al wo vraagt mr. Fruin aan dr. v. d. Fl. wat rechtvaa'digt dan nog uw houding wat kert uw ervaring omtrent bezwaren tegen bewaargeving in de Rijksdtpó s en welke zijn de persoden en de vcreenigingen die gij beweert dat naar eigeu goedvinden over die kerkelijke archieven zouden beschikken en zich door einig auder mouef bij hun beheer zouden laten leiden, dan btt belang van de archieven zelf, die hun zijn toeveitiouwd. Wil dit alles noemen, 100 sommeert mr. Fruin, dr. v, d. Fl. zoo niet, dan nifttkt gij u schu'dig aan verdachtmaking, wat beneden uw persoon, boneden uw ambt is. Het komt ons voor dat dr. v. d. Fii*:r mtt ziju toestemming tot openbaarmaking van zijn schrijven aan den heer W?een nifct geringe bijdrage beeft geleverd tot vers'erkiLg vau het standpunt van mr. Fiuin. Z.H.Ew. is, om zoo te zegden, geweldig in deu iccht komtn Ie slaan. Op den man af heeft de lijksaichnaris van Zeeland ( 'nder hoogachting zijn d», d. hem den predikant, deu hof kapelaan, voor de voeten gelegd dat hij zich staat te gedragen beneden zijn persoen, bentdcn zijn ambt. Inder daad, hier is zwaar werk Ie verrichten dubbel moeilijk voor den president van de Sjuode daarenboven, die door zijn ptrsoonlijke uitlatitgen, den synodakn brief van Aug. vau het voiige j iar aan de vereeiiiging van arcluvarissen, in een hoogst bederkelijk Jicht heeft gesteld. Wij voor ons wtnschen ihtusschen niet te treden in de wairdeeriüg van htt statdpunt va i den lieer W. Waar het allen om te doen is ? htt behoud en de ordening der kerkelijke archieven de zekere waarborg daarvoor, blijf j tot de p. a vota beboorcn, zoolang eeu dwingende macht 1ot waakzaamheid en werk zaamheid der p'aatselijkc kttkbtstuten in dezo ontbreekt. Tot zoolang blijft de vraag «wc be houd en regeiii g d er archieven het best ver zekerd is, secundair; de Synode mist eenmaal de macht ze te doen plaatsen, zoomin in de llijksdepots als in haar ei^en gebouw. Wij hebben ons dus tevreden te stellen met wat zij tot nu deed en nog dcei.de is IE 't be lang der zaak. Zij heeft _de bandtn kiachtig aan 't werk gesteld. Laten wij er het beste van hopen. Ons rest alleen nog een woord aan het adres van den heer Wildeman. Een woord tot zekere i hocgte van waardeerii g. Waardetriog niet voor ! den intioui maa;- voor de sttllgheid en de j ernstige bedoeling van ziju cvtrtuigii g. Het zijn de lieden van ziju temperament, d;e, afge scheiden van wat zij beweren, er voor zorgen dat wij niet te spoedig berusten, en onverschillig insluimeren. Jammer dat zijn pen er toe kwam om m de hitte v?.n den strijd mr. Fruin toe te duwen dat in de tegenwoordige ms'.snd gheden, verdraagzaamheid zerr voordeelig kan ziju. Als hij zelf uitroept primo ben ik oraij-klant" enz. d&n behoeft daarbij toch. ook riet te worden gedacht dat, onvoorziene omstaLd.-gheden uit gesloten, zulk een anachronistische ontboezeming-, tocti altijd nog ziju voordtelen kan.8f*erpen, met of zonder clenk&al btwind. Na het schrijven van het boverstaarde, vernemtn wij dat dr. v. d. Flier in de Kerkelijke Courant, air.Frum iiee/t beantwoord. Z.R E merkt mr. Fruin op (wij nemen uit de N. R C. van 2 Maart zijn woorden over) : ,Wel geeft gij de »verzekerirg", dat, als de kerk hare archieven in biuikletn geeft aan het «.Rijk, zij het geheel ongestoord gebruik dier jrarchieven ia geen enkel opzicht prys geeft1'.... »In geen enkel opzicht" ! ^Alleen maar de kerk kan haer wettig ^eigendom nooit tcruik ijgt'L ; rde kerk mag haar archieven inzien onder » toezicht ; »de keik moet het lijdelijk aaisuT, dat de eerste de beste van haar aichieven naar eigen jgoedduukee gebruik maakt ; rde kerk kan niet veihinderer, dat anderen, //ïOLder haar toesternnmg, d e aichieven open baar maken ; »de kerk staat blootgesteld t au de niogelijkyht-id, dat de stukken worden vervalscht of vernietigd; volgens uw eigin woorden: ,de , mogelijkheid van vervah-chiLg of vernietiging moet worden erkend". »Op zoo'n paar kltiiJgheden na o ja, dan verliest de kerk er niets bij, als zij haar archieven afstaat . . . Wat de ervaringen belreft, die tegen het afstaan van archieven zouden pleiten, beroept dr. v d. Flier zich op de gt beurtenissen te Rijnsburg en wat te Amsterdam gebeurt ten aanzien van de Nieuwezijdskapel. 15u ten slofte vraagt dr. v. d. Fiier, wswom ook de roomt chen hun archieven niet bij de Rijksarchieven^ deponefrtnF Htt komt ons voor dat het aangevoelde, de reeds bekende bezwaren zijr. Het is inderdaad den president dtr Synode moeilijk uit dtii hoek te komen. Bij heikaalt daarom liever wat wij reeds wisten. Alken voegt Z.H. E. er bij: da de eigendom nooit tejug te krij«en is iel s wat hy toch -weJ weet dat tiet uit bewaar geving volgt. Tevens wordt bezwaarlijk ge acht dat iiizage door de keik van hare archie ven onder toezicht za! plaats hebben. Doch tot-zicht is geen beknmerirg het is een nuttige maatregel in 'i belang der archieven tegenover een ieder, en wij meeren dat het aiaier scherper zou .worden uitgeoefend tegen over ken die zich «au verzuim en verwaarloozing dier arabieren woeger hebben schuldig gemaakt. Onduidelijk .blijft de bewering dat de uitkomsten van het gebeurde te Rijnsburg anders

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl