De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 23 maart pagina 7

23 maart 1902 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1291 DE AMSTERDAMMEK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. «iiiititiiiffimiiitiimiimmiHiiMiuiimiHHimiiiiiiftimmiiiiiH^ niniiiiiiii iiiniMiiMtiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiii inniiiii (jEen ^gezonde geest kan slechts in een gezond lichaam wonen. Ziedaar een der redenen, waarom men terecht 100 sterk aandringt op naleving van de eischen der hygiëne, want waartoe zou ons het gezonde lichaam dienen, zoo het niet de tabernakel is van een gezonden geest f Ten ulotte l» het toch de geest slechte, die waarde en inhoud geeft aan ons leren; van zijn welzijn hangt OBI welbehagen in veel grooter mate af dan van onzen corporeelen toestand, en zeer'zeker is voor ons geluk de geestelijke ge zondheid van oneindig veel meer beteekenis dan de lichamelijke. Maar indien bet waar is, dat een gezonde geest,, alleen in een gezond lichaam kan wonen, dan immers zou altijd en overal de lichaamsgezondheid op den voorgrond moeten staan, als conditio sine qua' non, zonder welke de geestesgesondheid niet bestasibaar is. Men kan aldus de zaak opvatten en .maakt haar op die wijze schijnbaar zeer eenvoudig, maar stellig is zij zoo eenvoudig niet* Al dadelijk komen ons in de gedachte die zwakke, soms werkelijk zieke per sonen, wier denkvermogen bij uitstek helder, wier oordeel puntig en scherp, wier gevoel voor recht en onrecht teer, wier medegevoel voor anderen fijn is, en die ons door de blijken van hun kunde en scherpzinnigheid, hun vinding soms en hun vrije beschikking over een om vangrijke kennis ten hoogste kunnen verbazen. ". Zulk een geest kan niet ziek zijn, al weet ieder, dat het lichaam, 't welk hem draagt krank, misschien onherstelbaar krank is. En bij hoeveel ouden van dagen, wier lichaam, zoo dan al niet ziek, toch uitgeput, verzwakt en weerstandsloös is geworden, blijft de geest frisch «n helder, gevoelig voor den prikkel van den humor, ook voor dien van vreugde en van leed als in de dagen, toen aan dien geest nog een krachtig, volkomen gezond lichaam gehoor zaamde. |j Dus zonder een gezond lichaam toch de geest gerond P Zoo schijnt het te zijn, want deze genoemde feiten zijn wezenlijk onloochenbaar, al kan men altijd de tegenwerping maken, dat die krachtige geesten, die bij een krank lichaam gezond bleven, nog vrijwat meer zouden heb ben gepresteerd, zoo het lichaam, dan hun tot woning diende, gezond ware geweest. Zooveel is intusscben wel zeker, dat de kans op een gezonde geesteswerkzaamheid grooter wordt bij de aanwezigheid van een flink ont wikkeld, normaal werkend, van ziekte vrij lichaam, en dat het opvolgen van de eischen der ihygifae ook daarom zoo goed is, omdat het, zooal geen waarborg voor geestelijke ge zondheid, dan toch verhoogde kansen daarop biedt En de kostelijke schat der geestijke gezond heid ,;is inderdaad ons aller inspanning waard; 't bezit van dien schat gaat dat van roem en eer en grootheid ver te boven, en wie zich in den levensstrijd den schat mocht veroveren, hij mag zich wel een door Fortuna begunstigde achten. Maar wie mag zich eigenlijk geestelijk ge zond noemen F Lastige quaettie, vraag, die grenst aan vele terreinen van wetenschap, waarvan wij ons wijselijk verre willen houden. Sta ons hier slechts toe, lezer een kleinen greep te .doen, een kringetje af te bakenen, waarbinnen wij .ons een groep van. geestelijk gezonde men. scben denken. Wij zouden dan onder de menschen met normaal ontwikkelde geestvermogens diegenen geestelijk gezond noemen, die streven naar een eigen zelfstandig oordeel over de din gen dezer wereld en die zich dat oordeel niet laten opdringen, noch door lm n stand- of klassegenooten, noch door hooger of lager ge plaatsten. Natuurlijk wint dat oordeel in beteekenif, zoo het. mag rijpen ,in een breed ontwikkelden geest, die veel van het heden en 't verleden in natuur en menschenwereld omvat, maar de gezondheid van den geest is even goed bes taan baar, waar voor de vorming van bet oordeel slechts over bescheiden gegevens kon worden beschikt. Zulke menseden, die een eigen, zelfgekozen standpunt innemen, waarheen zij zich niet lijde lijk hebben laten dringen door de omstandig heden, zijn de goed geequilibreerde.de vaststaande persoonlijkheden in de woelige menschenzee, omstnwd veelal door anderen, die in hun bewe gelijk evenwicht zich uu naar dezen dan naar genen dier sterkeren onder de menschen richten. Die geestelijk gezonden laten zich niet door eiken wind van leering her- en derwaarts drijven, al nemen zij in 't minst eeen opzettelijk afwij zende houding aan tegen wat de tijdgeest in zijn wisseling brengt; zij aanvaarden het goede in nieuwere denkbeelden, zooals zij het in de oudere blijven wsardeeren; zij gaan met hun tijd mee, ja, maar voor wie scherp toeziet, zal het blijken, dat per slot van rekenif g de rollen omgekeerd zijn, en dat de tijd met hen meegaat. Daar zijn onder onze denkers en onze staats lieden van die persoonlijkheden, wier geestelijk gezondziju uit hun geschriften en uit hun daden blijken kan, maar er zijn ook zulke goed geequilibreerden te vinden in zeer bescheiden kringen, menschen, die weten wat ze kunnen en wat ze willen, en in wier kracht vele andereu steun vinden. In de dagbladpers kunnen zulke geestelijk gezonden van grooten en vèrreikenden invloed ten goede zijn; hun dagelijks weerkeerend woord leidt het oordeel der massa, die allicht mee warm wordt bij hun enthousiasme en mee ver kilt bij hun onverschilligheid. Wij hebben in den Van-dag-tot-dagschrijver in het Hnndelsblad een merkwaardig voorbeeld van iemand met vrijwat zeggingskracht en een jeugdig enthousi asme, dat soms versteld doet staan. Maar of het van geestelijke gezondheid getuigt, als het meegaan met den tijdgeest wordt tot een, om zoo te zeggen, journalistieke eeuwige jeugd, schijnt te mogen worden betwijfeld. En daaraan toch doet bijvoorbeeld deuken die, ons onderwerp van zeer nabij rakende, in de eerste week van Maart geuite bijvalsbetuiging met klachten over overlading, die heil wensen voor de vereeniging V. E. O., voor Ver eenvoudiging vau Examens en Onderwijs werkend. Er werd daar met jeugdig vuur te ve'de ge trokken tegen leerboeken in handen van vijfen zesjarigen en tegen ,'t bloksysteem" van jongelui, alsof er een geheel nieuwe strijd aan de orde was, en alsof er nooit een Olympia en een J. A. Bientjes en een vroegere flaurige anti-overladingsbeweging bad bestaan; alsof er geen propaganda voor sport en lichaamsbeweging gaande was ook nu, en alsof er nooit van zoo iets sprake was geweest als aanschouwingsouderwijs en ontwikkelend natuuronderwijs, waarbij men uitgaat van de zaak en niet van het leerboek, zaken en opvattingen, waarvoor ieder die in de school iets beeft in te brengen, in de laatste jaren uit den trenre strijdt. «Niet dat wij het alreede begrepen hebben" is ook in dezen t eindrefrein, zoodat vernieuwde aandrang nooit overbodig mag heeten, maar men praat dan toch niet over die opvattingen op een manier, die zou doen denken, dat ze, als 't ware, zoo pas fonkelnieuw uit de lucht komen vallen. Het schatten van menschen en dingen op de juiste waarde, die zij op een gegeven moment bezitten, is zeker een der kenmerken van den gezond werkenden geest, en in dat opzicht valt er voor ons allen aan onze eigen geestelijke gezondheid te arbeiden. Hoeveel leed wordt er geleden om futiliteiten, die ons in 't minst niet zonden aandoen, als wij geestelijk gezond genoeg waren, om de dingen in hun juiste beteekenis te zien. Het is, helaas, ook hiermee zoo gesteld, dat de menschen in hun omgang onderling elkander in hun geestelijke gezoniheid soms droevig schade kunnen doen. Woordfin kunnen wonden, blikken kunnen zeer doen, bewegingen kunnen kreuken, houdingen kunnen kwetsen, daden kunnen ergeren, zwijgen kan prikkelen tot verzet en dat alles grijpt in onze geestelijke gezondheid in ten kwade. De geestelijke geneesmeesters, die door woord en voorbeeld aan onze geesteJijke gezondheid hebben gewerkt, ze waren nooit zeer talrijk in eenig menschenleven; wie ben ooit ontmoet, verznime nimmer hun sympathieke nabij heid te zoeken. Intnsschen meer nog dan over onze lichame lijke, hebben wij over onze geestelijke gezondheid zelf te waken, zelf hebben wij te arbeiden aan de vorming van onzen wil, de verruiming van onzen blik, de verfijning van ons onderscheidings vermogen, zelf den strijd te roeren tegen de elementen, die onze geestelijke gezondheid zouden kunnen bedreigen. En die laatste vereischen vooral niet minder waakzaamheid dan wat ons lichamelijk heil badreigt. Dat oude woord ,De geest is wel gewillig, maar het vleesch is zwak," wil mij meer en meer voor tegenspraak vatbaar echijnen ; als men aan dit dualisme zich wil houden, dan zal men eerder de rollen moeten verwisselen. Als er werkelijk zoo goed viel te vertrouwen op de gewilligheid van den geest der menschen, zou een massa wereldsch leed uitblijven; verzorgden zij inder daad met ijver en met oordeel hun geestelijke gezondheid, dau zou die zwakheid van het vleesch niet zoo groot blijken te zijn, integendeel dan zou eerst recht uitkomen, dat ten slotte toch van de gezondheid van den geest oneiud'g veel meer afhing voor 't geluk van individu en maatschappij dan van die des lichaams en dat dit laatste als vanzelf den heerschenden gezonden geest zou volgen op den goeden weg. L och e m. F. J. VAN UILDRIKS. eiifluelingsbnrean voor dienstboden. Dank zy den onvermoeiden arbeid van het bestuur der Amsterdamsche dienstbodenvereeniging «Allen voor Elkander zal alhier ge vestigd worden een Bureau, waar dienstboden die een plaatsing zoeken, zich kunnen aan melden en waartoe eveneens de dames, die een dienstbode noodig hebben, zich kunnen wenden, met de zekerheid over en weer dat men goed geholpen zal worden. Het is van algemeene bekendheid, dat het stelsel om uit het be middelen tusschen dienstaanvragen en dienstaanbiedingen een beroep te maken, verderfelijk werkt en vooral de dienstaanvragenden be nadeelt. Hoewel het systeem ten onzent niet tot zoo grove misbruiken schijnt aanleiding te hebben gegeven als by'v. te Parys en Weenen, behooren knoeieryen der besteedsters vooral met den zgn. godspenning, ook hier te lande tot de algemeene zaken, en even zeker is het, dat deze vrouwen, de besten onder haar niet te na gesproken, dikwerf een allesbehalven gunstigen invloed op de moraliteit harer jeug dige clientèle uitoefenen. By het bemiddelingsbureau bestaat noch voor het een noch voor het andere vrees. Bovendien zal het zooveel dit in syn vermogen ligt door het inwinnen van vertrouwbare inlichtingen zorg dragen, dat de zich aanbiedende dienst boden een voor haar geschikte betrekking vinden en op haar beurt de werkgeefeter de hulp verkry'gt die zy wenscht. De voorwaarden van inschrijving by het be middelingsbureau zy'n de volgende Werkgeefsters storten by aanvrage: Voor eene dienstbode f 1. huishoudster 1. meisje beneden 18 jaar. 025 noodhulp O 50 werkvrouw O 25 dagdienstbode .... 0.50 Wordt aan de aanvrage niet voldaan, dan behoudt de werkgee'ster het recht gedurende l/a jaar opnieuw aanvrage te doen. By schrifte lijke aanvrage moet het bedrag aaan postzegels worden ingesloten. Werkzoekenden boven de 18 jaar en noodbulpen storten by inschrijving op het Bureau 25 cents; meisjes beneden de 18 jaar en werkvrouwen 10 cents. By plaatsing behoudt het Bureau de in schrijvingsgelden, by niet-plaatsing worden zy teruggegeven. Leden van de dienutbodenvereeniging worden gratis geplaatst. lederen Maandag- en Woensdagmiddag van 3 tot 5 uur houdt het bureau zitting tot het aannemen van aanbiedingen en aanvragen, in het vegetarisch restaurant, Rembrandtsplein 20. Dit bemiddelingsbureau belooft alzoo een nuttige instelling te worden, ten dienste van de werkgeefster evenzeer als van de dienst boden. Maar geld is de ziel van den oorlog! J Eenmaal op dreef zal het bureau zich zelf bedruipen; in den beginne evenwel vordert de inrichting, hoe bescheiden ook, uitgaven: zaalbuur, aanschaffing van de boeken voor de aan te leggen register en andere kantoorbe hoeften. Ongetwijfeld zullen er dames genoeg gevonden worden, die met het oog op de goede diensten van het bureau in de toekomst, hier voor wat geld beschikbaar hebben. Haar herinneren wij er aan dat .presidente der dienstbodenvereeniging alhier is: mej. C. Cogenbach, Ypenplein 45ni. Belang m Becht. GezonÉeiteleer, VI. N iet alleen door sypbilis, tuberculose, drank zucht enz. is die sterfte aan jonggeborenen te verklaren. Casper vond in Berlyn op dan leeftijd van O?5-jaren 5.7 pCt. sterfte tegen 35.7 pCt. bij de proletariêrs". Wat voor economie is het nu om aan die proletariers nog Nieuw-Malthuaianisme te recommandeeren l Dan inderdaad zoude men Frankrijk al zeer spoedig in bevolkingsachteruitgang overtreffen. Hoe dat te cureeren ? Men is gewoon te wijzen op de jenever-consumptie van den Nederlandschen werkman en te verlangen, dat aan de vrouw % van bet weekloon worde ter hand gesteld. Een middel al even vernederend als de kunstmatige kinderbeperking. Men roept in Nederlandsche verontwaardiging: da werkman is al onmondig, zullen wy hem het eten en drinken nu nog thuis laten brengen door een ambtenaar van den Staat? Ons antwoord op zulk een onbekookte vraag moet zy'n, dat SaintSimon en Enfantin veel overdreven, doch dat het dolste altruïsme in dit opzicht nog beter is dan het verstandigste Manchesterisme. En dan het onderzoek naar 't vaderschap l In Erfurt stierven volgens A. Wolff (1874) op 100 kinderen in 't Ie levensjaar: Onecht, 35 2 ; van arbeiders, 30 5 ; in den middenstand 17 3 ; by hoogere standen 89. Terwijl bij de arbeiders kinderen 2 & 2X maal meer kinderen aan maagdarmziekten overleden dan by kinderen van hooger standen, was dit cy'fer voor de onechten 1)4 l Sehr. heeft dus gelyk met te beweren, dat de sociaal economische verhoudin gen hoofdzakelijk door de voeding haar invloed op de kindersterfte doen gelden. Eén oorzaak, waarom nog zooveel onechte kindertjes sterven, is de engeltjesmakerrj". 't Is algemeen bekend, dat uok hier te lande de abortus-opwekking schaamteloos wordt ge dreven, vaak onder het voorwendsel van nieuwmalthusianisme. Dat is even onverstaanbaar als de erkenning van prostitutie als een, liefst noodzakelijk", bedrijf. Het besef van die wreed heid gevoel ik nog ns, als ik als sociale oorzaak van tuberculose... drankmisbruik hoor noemen. Een ieder weet toch heden wel dat drankmisbruik, tuberculose, prostitutie en vroeg tijdige ouderdomszwakte gezamenlijk gevolgen zy'n van n economische ziekte: het pauperisme. Doch, ter zake l Men heeft niet den moed de kindertjes by de geboorte te vermoorden en laat ze daarom, in de 2e week, van honger sterven. Die engeltjesmakery wordt naar schr.'s en naar myne meening in de hand gewerkt door de zgn. begrafenisfondsen. Menig kind, ook in ons brave vaderland, wordt opgeofferd, om de uitkeeriog van een of meer begrafenisfondsen machtig te worden. Het aantal onechte geboorten daalde in ons land van 1890?'99 van 3.2?2 pCt. Het aantal levenloos aangegevenen by de wettige kinderen, daalde ook, van 4.6?4 15 pCt., terwy'l daar entegen dat by de onechte kinderen steeg, van 7.69 tot 8.77 pCt. Commentaar is overbodig! Met alleen onmacht ten opzichte van de voeding by de proletariërs, doch, ten deele onbewuste, onwil beheerscht hunner kinderen lot. Onverstand, anti-hygiene, buurvrouwen praatjes, kwakzalvery'tjes, enz. Ook kleine wo ningen werken ongunstig, hoewel ook hier het welstands moment ten slotte weer beslist, daar kinderen van gegoeden in ongezonde kelders minder sterven dan van paupers in dakka mertjes in de steden; zelfs de gezonde lucht van 't platteland kan niet tegen den welstand op; ofschoon op den leeftyd van l?4 jaar de sterfte in de provinciën geringer is dan in de daarin gelegen groote steden. Die welstand nu neemt af met het aantal kinderen en omge keerd, behoudens bijzondere omstandigheden, (plaatselyk predomineerende welvaart ook by de lagere volksklasse, enz). In Ierland bijv. werden 1887/91 op 1000 inw. per jaar levend geboren 22.8; op 1000 geborenen stierven ge middeld in 't Ie levensjaar, 1884/93 96. In Eur. Rusland bedroegen die cijfers 47.3 en 268. De meeste andere landen liggen tusjchen die twee paar uitersten in. Daar nu groote nataliteit zoo dikwerf met groote morta'iteit onder de kinderen gepaard gaat, en kapitaal verlies en betrekkelijk verlies aan volwassen krachten daarvan de economische gevolgen zy'n, heeft men aan beperking van het kinderental gedacht. Men had nl. niet meer de uitwegen van vroeger: hongersnood, oorlog, pestilentie en met de emigratie gaat bet ook zoo vlug niet meer. Men leerde de onverbid delijke natuurwet kennen : er bly'ven niet meer kinderen in leven, dan voor wie levensmiddelen disponibel zyrj. Het volk ml echter niet aan de leer van Malthus; dwars door al de ellende van het pauperisme bly'ft daar een natuurlijk geslachtsleven in bet huwelijk bestaan, terwy'l in hoogere standen, waar ook de steriel.ma kende sexueele ziekten het meest voorkomen, weinig kinderen geboren worden, veel geknakt wordt door kunstmiddelen en huwelyksmaterieel op den duur bedorven. Het aantal levende geboortennam van 1851 af van 3.34 pCt. tot 3.26 pCt.. het meest in N. en Z.-Holland, waar het aantal geboorten oorspronkelijk het sterkst was. Que faire dans cette misère ? We weten waar de kwaal schuilt: opbooping van welstand (bezit) in handen van weinigen, ongelyke verdeeling van levensmiddelen. Het streren van elke regeering moet dus zy'n in dezen een heilzaam evenwicht te brengen. De regeering vrage niet: is er klassenstrijd ? De regeering vrage: is er gebrek aan welstand ? En 't antwoord in zake kinderziekten en tuber culose kent zij thans. Verbetering zon welstand onder de kinderrijke volksklassen! Bestrijding van pauperisme, zonder politiek, eerlek, royaal! Verder: 1. leerstoelen voor kinderziekten; 2. staatszorg voor verloskundige hulp ten platten lande; 3. wettelijke regeling van (zieken- en) begrafenisfondsen; 4. cursussen voor bakers; 5 toezicht op het huwelijk; 6. tegengaan van te vroege huwelijken, vooral bij de vrouw; 7. on derzoek naar 't vaderschap; 8. onderricht aan a. s. moeders over natuur- en kunstvoeding; 9. kinderbewaarplaatsen (crêche's). Een ieder zal het wel met schr. eens zy'n, dat door een en ander veel nut kan gesticht worden en in de toekomst menig jong men schenleven, dat thans nutteloos verloren gaat, behouden blijven. Tot medewerking ter bereiking van dit edele doel worde inderdaad ieder, die daartoe in staat is, ten krachtigste opgewekt. Dissonanten. We traden een concertzaal binnen, 't Was in een onzer grpote provinciesteden, waar, naar de mare luidde, veel aan muziek werd ?gedaan". Het orchest was goed. Al was 't nu ook niet het beste dat in Nederland te hooren valt, 't stond in elk geval ver boven het middel matige. Een goed gekozen programma; dus we zetten ons neer, om met de noodige aandacht te luisteren naar 't geen Beethoven, Wagner, Chopin, en andere muzikale genieën, aan ons, ordinaire stervelingen, op dien avond te zeggen zouden hebben. Luisteren ? ... Behalve de werken van bovengenoemde com ponisten scheen de zaal nog andere aantrek kelijkheden op te leveren, ietwat lager by den grond, en wel: consumptie van verschillenden aard. En 't bleek al gauw, dat by velen die aantrekkelijkheden 't verre wonnen op de eerste. Met stevige laarzen aan, en met al de ge wichtigheid, aan het type eigen, liepen de kellners af en aan, tusschen de tafeltjes door, óók terw\jl het orchest zich deed hooren, om links en rechts de concertbezoekers te bedienen, waarvan velen, hoewel ze zoo pas uit hun eigen huis kwamen, in een onbegrijpelijk dorstigen toestand schenen te verkeeren. Het tweede nummer van 't programma was het beroemde allegretto uit Beethoven's 7e symphonie. Daar deden ze zich hooren, somber, zacht, geheimzinnig, die diep-weemoedige tonen, die in elke menschenziel, zou men zeggen, weer klank moesten vinden, die elk aan de aarde als vastgeketend menschenkind althans voor n enkel oogenblik zoulkmoeten opheffen naar hooger sfeeren.. JQSHflt «, ^ ?* Boem l Op het tafeltje naast het my'ne wordt met vrij wat gedruisch en gerinkel een blad met glazen neergezet, en men behoeft geen hél onderzoekenden blik te slaan op de ge zichten der aanzitten den, om te weten te komen of ze in >hooger sfeeren" aan 't ronddolen zijn of niet. 't Is in het minst niet twijfelachtig, welke tan de twee hier de vlag heeft moeten strijken het stoffelijke of het onstoffelijke, eenige glazen bier, of Beethoven! En wie daar in de buurt zaten, de werkelijk luisterenden, ze maakten voor de zooveelste maal in hun leven weer eens een tuimeling van uit de hoogte naar de laagte, een laagte vol nuchterheid en proza. 3MfeÉ| Voor het op touw zetten van «volks"concerten wordt tegenwoordig veel geijverd, en de gebruikelijke termen: «opvoedende kracht", *aanwakkering van kunstzin", «gevoel voor het schoone", enz., enz., zijn dan op ieders lippen. Zou 't niet tyd worden, dat wij, «beschaafderen", zooals we ons noemen, zelf eens wat meer bij de beteekenis van al die termen stilstonden, en niet zoo uit de hoogte mee redeneerden over de behoeften en nooden daar omtrent van «het volk"? We hebben waarlijk geen reden om ons zelf op een voetstuk te zetten. «Aan muziek doen" schijnt voor velen altijd nog de groote zaak te wezen, 't zij het veel, of minder dan niets beteekent, 't zij het aangename, of hoogst onaangename gewaarwordingen bij de toehoor ders opwekt. Met de noodige nederigheid er naar te streven, iets meer voor de schoonheid van muziek te gaan voelen, zou, dunkt me, een betere weg zyn. G. M AM AHA. Yronwenwraal Amsterdamsch Schetsje. Tooneel der handeling: Kal verstraal. Speelt in April. Eene dame, klein van gestalte, donker van uiterlijk, goed gekleed, er jonger uitziende dan zij is, wordt in de Kalverstraat achtervolgd door een heer. Uiterlijk: vergevorderd seizoen. Kleeding: deftig, grijs, met licht vest, ridder orde op de borst. Hiukt met het rechterbeen. Ce dame bekijkt de uitstalling van antiqui teiten. Mijnheer komt nevens haar. De dame gaat verder Mijnheer eveneens. De dame om ontslagen te worden treedt een melksalon binnen. Mijnheer komt ook in de kattenkroeg. Zij zet zich. HU komt brutaal naast haar plaats nemen. Mijnheer: Wat mag ik u aanbieden!" Zy speelt de htorame. Hy: Bent u stom ? Hoe Jammer, dat zoo'n liet bekje niet spreekt." Zy, woedend : Mynheer ! Ik spreek niet tot heeren, die ik niet ken. Waarvoor ziet u mij aan ?" Hij: Voor eene heel lieve, aardige dame, waar ik graag mee zou kennismaken," met dalende stem: .Is er geen mogelijkheid n ergens te ontmoeten ?" De dame staat op'. Hij houdt haar tegen. Nog fliiisterender: Wilt u my niet schrijven om eene samenkomst te hebben, adresseer het aan eene kiosk of aan een blad. Hier hy presenteert een kaartje is my'n adres." Zy, zonder te antwoorden, snelt de deur uit. Hij volgt haar als de jager zijn wild. Zy naar den Dam, in de tram gewipt. Hij ook. Zij stapt uit bij het Haarlemmerplein. Mijnheer wacht haar reeds op. Zij krijgt een inval. Mijnheer," zegt ze, a begrijpt... ik woon hier dichtbij Vefbeeld u, myne kennissen, mijne turen, wat zou men wel zeggen, als u meekwam, op kl&arlichten dag " Zal ik vanavond komen ?" zegt meneer heesch. Z\j: Neen, dat zon onvoorzichtig zijn, de wereld is zoo boos l Maar weet u, wat u doet: Wacht my vanavond half negen op, by het Paleis op den Dam". Mijnheer: Voor het Paleis?" De dame: Neen, geen idee l Met dien schildwacht! Achter het paleis, daar zal ik komen." ledere Amsterdammer weet, dat er een plek in Amsterdam is, waar het altijd waait en rondom tegenwind is; daar liep op dien avond in April een heer met licht vest en ridderorde te schilderen, wachtend op eene dame, die niet kwam en hem hartelijk eeno flinke bronchitis heeft toegewenscht. NORA. Vrouwen en arbeiders by hei schooltoezicht. Gravin Cadogan en haar python. Modes. Over plaatselijke commissiën van toezicht op het lager onderwijs schrijvend in de Midd. Ort. van 6 Maart 1.1. beveelt V. D. o. m. ten sterkste aan n vrouwen n alle kringen der burgerij daarin te doen vertegenwoordigen, want merkt hy verder op: «'t Is al te dwaas en ergerlijk tevens, dat men moeders, op wie in huis voor drie vierden, soms voor vier vierden de taak van de opvoeding der kinderen rust, niet mede oproept voor de behartiging van de belangen der aan onderwijs en opvoe ding gewijde school, 't Is even ergerlijk en dwaas, een overblijfsel van burgerlyk-aristocratische opvattingen, dat men buiten de ter behartiging van die belangen aangewezen commissiën houdt mannen uit de kringen der werklieden, door wier kinderen voor een over wegend deel de lagere scholen worden bevolkt. (Belang en P echt, redactrice Henriette van der Mey.) Gravin CADOGAN. Van alle ty'den her, was het een voldongen feit, dat vrouwen een min-of-meer fascineerenden invloed hebben op slangen en adders. Waar dit aan toe-te-schryven ? Allicht aan de onverschrokkenheid der «charmeuses'', die zich neus-aan-neus met het liefely'k slangengebroed wagen. Niet, om er een broodje uit te halen, maar uit pure liefhebberij heeft de beeldschoone gravin Cadogan schoonzuster van den onderkoning van Ierland, een python getemd en tot haar lievelingsdier ge maakt. De slang heeft een lengte van negen voet; sist en is woedend kwaadaardig tegen iedereen, behalve tegen zy'n meesteres voor wie hy' liefde en aanhankelijkheid aan den dag legt. Met deze merkwaardige dressuur slaat de moedige gravin waarschijnlijk het record onder al haar aristocratische verwanten en vrienden. Onze oude bekende en veelgeliefde alpaca bly'ft in de mode. De nieuwste weefsels- zijn zoo fijn en zijde- achtig, dat alpaca in zachte tinten, parelgrys, pastelblanw, beige, mauve en rose zelf voor gekleede japonnen gebruikt wordt. Alpaca met ingewerkte patronen, streepjes, moesjes, ruitjes komt veel voor. Ter garneering van alpaca-toiletten, in genoemde tinten, ge bruikt men by voorkeur, grove, roomkleurige

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl