Historisch Archief 1877-1940
Na 1291
DE AMSTERDAMMEK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
«iiiititiiiffimiiitiimiimmiHiiMiuiimiHHimiiiiiiftimmiiiiiH^ niniiiiiiii iiiniMiiMtiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiii inniiiii
(jEen ^gezonde geest kan slechts in een gezond
lichaam wonen. Ziedaar een der redenen,
waarom men terecht 100 sterk aandringt op
naleving van de eischen der hygiëne, want
waartoe zou ons het gezonde lichaam dienen,
zoo het niet de tabernakel is van een gezonden
geest f Ten ulotte l» het toch de geest slechte,
die waarde en inhoud geeft aan ons leren; van
zijn welzijn hangt OBI welbehagen in veel grooter
mate af dan van onzen corporeelen toestand, en
zeer'zeker is voor ons geluk de geestelijke ge
zondheid van oneindig veel meer beteekenis dan
de lichamelijke.
Maar indien bet waar is, dat een gezonde
geest,, alleen in een gezond lichaam kan wonen,
dan immers zou altijd en overal de
lichaamsgezondheid op den voorgrond moeten staan, als
conditio sine qua' non, zonder welke de
geestesgesondheid niet bestasibaar is. Men kan aldus
de zaak opvatten en .maakt haar op die wijze
schijnbaar zeer eenvoudig, maar stellig is zij zoo
eenvoudig niet* Al dadelijk komen ons in de
gedachte die zwakke, soms werkelijk zieke per
sonen, wier denkvermogen bij uitstek helder,
wier oordeel puntig en scherp, wier gevoel voor
recht en onrecht teer, wier medegevoel voor
anderen fijn is, en die ons door de blijken van
hun kunde en scherpzinnigheid, hun vinding
soms en hun vrije beschikking over een om
vangrijke kennis ten hoogste kunnen verbazen.
". Zulk een geest kan niet ziek zijn, al weet
ieder, dat het lichaam, 't welk hem draagt
krank, misschien onherstelbaar krank is. En
bij hoeveel ouden van dagen, wier lichaam, zoo
dan al niet ziek, toch uitgeput, verzwakt en
weerstandsloös is geworden, blijft de geest frisch
«n helder, gevoelig voor den prikkel van den
humor, ook voor dien van vreugde en van leed
als in de dagen, toen aan dien geest nog een
krachtig, volkomen gezond lichaam gehoor
zaamde.
|j Dus zonder een gezond lichaam toch de geest
gerond P Zoo schijnt het te zijn, want deze
genoemde feiten zijn wezenlijk onloochenbaar,
al kan men altijd de tegenwerping maken, dat
die krachtige geesten, die bij een krank lichaam
gezond bleven, nog vrijwat meer zouden heb
ben gepresteerd, zoo het lichaam, dan hun tot
woning diende, gezond ware geweest.
Zooveel is intusscben wel zeker, dat de kans
op een gezonde geesteswerkzaamheid grooter
wordt bij de aanwezigheid van een flink ont
wikkeld, normaal werkend, van ziekte vrij
lichaam, en dat het opvolgen van de eischen
der ihygifae ook daarom zoo goed is, omdat
het, zooal geen waarborg voor geestelijke ge
zondheid, dan toch verhoogde kansen daarop
biedt
En de kostelijke schat der geestijke gezond
heid ,;is inderdaad ons aller inspanning waard;
't bezit van dien schat gaat dat van roem en
eer en grootheid ver te boven, en wie zich in
den levensstrijd den schat mocht veroveren, hij
mag zich wel een door Fortuna begunstigde
achten.
Maar wie mag zich eigenlijk geestelijk ge
zond noemen F Lastige quaettie, vraag, die
grenst aan vele terreinen van wetenschap,
waarvan wij ons wijselijk verre willen houden.
Sta ons hier slechts toe, lezer een kleinen greep
te .doen, een kringetje af te bakenen, waarbinnen
wij .ons een groep van. geestelijk gezonde
men. scben denken. Wij zouden dan onder de
menschen met normaal ontwikkelde geestvermogens
diegenen geestelijk gezond noemen, die streven
naar een eigen zelfstandig oordeel over de din
gen dezer wereld en die zich dat oordeel niet
laten opdringen, noch door lm n stand- of
klassegenooten, noch door hooger of lager ge
plaatsten. Natuurlijk wint dat oordeel in
beteekenif, zoo het. mag rijpen ,in een breed
ontwikkelden geest, die veel van het heden en
't verleden in natuur en menschenwereld omvat,
maar de gezondheid van den geest is even goed
bes taan baar, waar voor de vorming van bet
oordeel slechts over bescheiden gegevens kon
worden beschikt.
Zulke menseden, die een eigen, zelfgekozen
standpunt innemen, waarheen zij zich niet lijde
lijk hebben laten dringen door de omstandig
heden, zijn de goed geequilibreerde.de vaststaande
persoonlijkheden in de woelige menschenzee,
omstnwd veelal door anderen, die in hun bewe
gelijk evenwicht zich uu naar dezen dan naar
genen dier sterkeren onder de menschen richten.
Die geestelijk gezonden laten zich niet door
eiken wind van leering her- en derwaarts drijven,
al nemen zij in 't minst eeen opzettelijk afwij
zende houding aan tegen wat de tijdgeest in
zijn wisseling brengt; zij aanvaarden het goede
in nieuwere denkbeelden, zooals zij het in de
oudere blijven wsardeeren; zij gaan met hun
tijd mee, ja, maar voor wie scherp toeziet, zal
het blijken, dat per slot van rekenif g de rollen
omgekeerd zijn, en dat de tijd met hen meegaat.
Daar zijn onder onze denkers en onze staats
lieden van die persoonlijkheden, wier geestelijk
gezondziju uit hun geschriften en uit hun daden
blijken kan, maar er zijn ook zulke goed
geequilibreerden te vinden in zeer bescheiden
kringen, menschen, die weten wat ze kunnen
en wat ze willen, en in wier kracht vele andereu
steun vinden.
In de dagbladpers kunnen zulke geestelijk
gezonden van grooten en vèrreikenden invloed
ten goede zijn; hun dagelijks weerkeerend woord
leidt het oordeel der massa, die allicht mee
warm wordt bij hun enthousiasme en mee ver
kilt bij hun onverschilligheid. Wij hebben in
den Van-dag-tot-dagschrijver in het Hnndelsblad
een merkwaardig voorbeeld van iemand met
vrijwat zeggingskracht en een jeugdig enthousi
asme, dat soms versteld doet staan. Maar of
het van geestelijke gezondheid getuigt, als het
meegaan met den tijdgeest wordt tot een, om
zoo te zeggen, journalistieke eeuwige jeugd,
schijnt te mogen worden betwijfeld.
En daaraan toch doet bijvoorbeeld deuken
die, ons onderwerp van zeer nabij rakende, in
de eerste week van Maart geuite
bijvalsbetuiging met klachten over overlading, die heil
wensen voor de vereeniging V. E. O., voor Ver
eenvoudiging vau Examens en Onderwijs werkend.
Er werd daar met jeugdig vuur te ve'de ge
trokken tegen leerboeken in handen van
vijfen zesjarigen en tegen ,'t bloksysteem" van
jongelui, alsof er een geheel nieuwe strijd aan
de orde was, en alsof er nooit een Olympia en
een J. A. Bientjes en een vroegere flaurige
anti-overladingsbeweging bad bestaan; alsof er
geen propaganda voor sport en lichaamsbeweging
gaande was ook nu, en alsof er nooit van zoo
iets sprake was geweest als
aanschouwingsouderwijs en ontwikkelend natuuronderwijs,
waarbij men uitgaat van de zaak en niet van
het leerboek, zaken en opvattingen, waarvoor
ieder die in de school iets beeft in te brengen,
in de laatste jaren uit den trenre strijdt.
«Niet dat wij het alreede begrepen hebben"
is ook in dezen t eindrefrein, zoodat vernieuwde
aandrang nooit overbodig mag heeten, maar men
praat dan toch niet over die opvattingen op een
manier, die zou doen denken, dat ze, als 't ware,
zoo pas fonkelnieuw uit de lucht komen vallen.
Het schatten van menschen en dingen op de
juiste waarde, die zij op een gegeven moment
bezitten, is zeker een der kenmerken van den
gezond werkenden geest, en in dat opzicht valt
er voor ons allen aan onze eigen geestelijke
gezondheid te arbeiden. Hoeveel leed wordt er
geleden om futiliteiten, die ons in 't minst niet
zonden aandoen, als wij geestelijk gezond genoeg
waren, om de dingen in hun juiste beteekenis
te zien.
Het is, helaas, ook hiermee zoo gesteld, dat
de menschen in hun omgang onderling elkander
in hun geestelijke gezoniheid soms droevig
schade kunnen doen. Woordfin kunnen wonden,
blikken kunnen zeer doen, bewegingen kunnen
kreuken, houdingen kunnen kwetsen, daden
kunnen ergeren, zwijgen kan prikkelen tot verzet
en dat alles grijpt in onze geestelijke gezondheid
in ten kwade. De geestelijke geneesmeesters, die
door woord en voorbeeld aan onze geesteJijke
gezondheid hebben gewerkt, ze waren nooit zeer
talrijk in eenig menschenleven; wie ben ooit
ontmoet, verznime nimmer hun sympathieke nabij
heid te zoeken.
Intnsschen meer nog dan over onze lichame
lijke, hebben wij over onze geestelijke gezondheid
zelf te waken, zelf hebben wij te arbeiden aan
de vorming van onzen wil, de verruiming van
onzen blik, de verfijning van ons onderscheidings
vermogen, zelf den strijd te roeren tegen de
elementen, die onze geestelijke gezondheid zouden
kunnen bedreigen.
En die laatste vereischen vooral niet minder
waakzaamheid dan wat ons lichamelijk heil
badreigt. Dat oude woord ,De geest is wel gewillig,
maar het vleesch is zwak," wil mij meer en meer
voor tegenspraak vatbaar echijnen ; als men aan
dit dualisme zich wil houden, dan zal men eerder
de rollen moeten verwisselen. Als er werkelijk
zoo goed viel te vertrouwen op de gewilligheid
van den geest der menschen, zou een massa
wereldsch leed uitblijven; verzorgden zij inder
daad met ijver en met oordeel hun geestelijke
gezondheid, dau zou die zwakheid van het vleesch
niet zoo groot blijken te zijn, integendeel dan
zou eerst recht uitkomen, dat ten slotte toch
van de gezondheid van den geest oneiud'g veel
meer afhing voor 't geluk van individu en
maatschappij dan van die des lichaams en dat
dit laatste als vanzelf den heerschenden gezonden
geest zou volgen op den goeden weg.
L och e m. F. J. VAN UILDRIKS.
eiifluelingsbnrean voor dienstboden.
Dank zy den onvermoeiden arbeid van het
bestuur der Amsterdamsche
dienstbodenvereeniging «Allen voor Elkander zal alhier ge
vestigd worden een Bureau, waar dienstboden
die een plaatsing zoeken, zich kunnen aan
melden en waartoe eveneens de dames, die een
dienstbode noodig hebben, zich kunnen wenden,
met de zekerheid over en weer dat men goed
geholpen zal worden. Het is van algemeene
bekendheid, dat het stelsel om uit het be
middelen tusschen dienstaanvragen en
dienstaanbiedingen een beroep te maken, verderfelijk
werkt en vooral de dienstaanvragenden be
nadeelt. Hoewel het systeem ten onzent niet
tot zoo grove misbruiken schijnt aanleiding te
hebben gegeven als by'v. te Parys en Weenen,
behooren knoeieryen der besteedsters vooral
met den zgn. godspenning, ook hier te lande
tot de algemeene zaken, en even zeker is het,
dat deze vrouwen, de besten onder haar niet
te na gesproken, dikwerf een allesbehalven
gunstigen invloed op de moraliteit harer jeug
dige clientèle uitoefenen.
By het bemiddelingsbureau bestaat noch voor
het een noch voor het andere vrees. Bovendien
zal het zooveel dit in syn vermogen ligt door
het inwinnen van vertrouwbare inlichtingen
zorg dragen, dat de zich aanbiedende dienst
boden een voor haar geschikte betrekking
vinden en op haar beurt de werkgeefeter de
hulp verkry'gt die zy wenscht.
De voorwaarden van inschrijving by het be
middelingsbureau zy'n de volgende
Werkgeefsters storten by aanvrage:
Voor eene dienstbode f 1.
huishoudster 1.
meisje beneden 18 jaar. 025
noodhulp O 50
werkvrouw O 25
dagdienstbode .... 0.50
Wordt aan de aanvrage niet voldaan, dan
behoudt de werkgee'ster het recht gedurende
l/a jaar opnieuw aanvrage te doen. By schrifte
lijke aanvrage moet het bedrag aaan postzegels
worden ingesloten.
Werkzoekenden boven de 18 jaar en
noodbulpen storten by inschrijving op het Bureau
25 cents; meisjes beneden de 18 jaar en
werkvrouwen 10 cents.
By plaatsing behoudt het Bureau de in
schrijvingsgelden, by niet-plaatsing worden
zy teruggegeven.
Leden van de dienutbodenvereeniging worden
gratis geplaatst.
lederen Maandag- en Woensdagmiddag van
3 tot 5 uur houdt het bureau zitting tot het
aannemen van aanbiedingen en aanvragen, in
het vegetarisch restaurant, Rembrandtsplein 20.
Dit bemiddelingsbureau belooft alzoo een
nuttige instelling te worden, ten dienste van
de werkgeefster evenzeer als van de dienst
boden. Maar geld is de ziel van den oorlog! J
Eenmaal op dreef zal het bureau zich zelf
bedruipen; in den beginne evenwel vordert
de inrichting, hoe bescheiden ook, uitgaven:
zaalbuur, aanschaffing van de boeken voor de
aan te leggen register en andere kantoorbe
hoeften. Ongetwijfeld zullen er dames genoeg
gevonden worden, die met het oog op de goede
diensten van het bureau in de toekomst, hier
voor wat geld beschikbaar hebben. Haar
herinneren wij er aan dat .presidente der
dienstbodenvereeniging alhier is: mej. C.
Cogenbach, Ypenplein 45ni.
Belang m Becht.
GezonÉeiteleer,
VI.
N iet alleen door sypbilis, tuberculose, drank
zucht enz. is die sterfte aan jonggeborenen te
verklaren. Casper vond in Berlyn op dan
leeftijd van O?5-jaren 5.7 pCt. sterfte tegen
35.7 pCt. bij de proletariêrs". Wat voor
economie is het nu om aan die proletariers
nog Nieuw-Malthuaianisme te recommandeeren l
Dan inderdaad zoude men Frankrijk al zeer
spoedig in bevolkingsachteruitgang overtreffen.
Hoe dat te cureeren ? Men is gewoon te wijzen
op de jenever-consumptie van den
Nederlandschen werkman en te verlangen, dat aan de
vrouw % van bet weekloon worde ter hand
gesteld. Een middel al even vernederend als
de kunstmatige kinderbeperking. Men roept in
Nederlandsche verontwaardiging: da werkman
is al onmondig, zullen wy hem het eten en
drinken nu nog thuis laten brengen door een
ambtenaar van den Staat? Ons antwoord op
zulk een onbekookte vraag moet zy'n, dat
SaintSimon en Enfantin veel overdreven, doch dat
het dolste altruïsme in dit opzicht nog beter
is dan het verstandigste Manchesterisme. En
dan het onderzoek naar 't vaderschap l In
Erfurt stierven volgens A. Wolff (1874) op 100
kinderen in 't Ie levensjaar: Onecht, 35 2 ; van
arbeiders, 30 5 ; in den middenstand 17 3 ; by
hoogere standen 89. Terwijl bij de arbeiders
kinderen 2 & 2X maal meer kinderen aan
maagdarmziekten overleden dan by kinderen
van hooger standen, was dit cy'fer voor de
onechten 1)4 l Sehr. heeft dus gelyk met te
beweren, dat de sociaal economische verhoudin
gen hoofdzakelijk door de voeding haar invloed
op de kindersterfte doen gelden.
Eén oorzaak, waarom nog zooveel onechte
kindertjes sterven, is de engeltjesmakerrj".
't Is algemeen bekend, dat uok hier te lande
de abortus-opwekking schaamteloos wordt ge
dreven, vaak onder het voorwendsel van
nieuwmalthusianisme. Dat is even onverstaanbaar als
de erkenning van prostitutie als een, liefst
noodzakelijk", bedrijf. Het besef van die wreed
heid gevoel ik nog ns, als ik als sociale
oorzaak van tuberculose... drankmisbruik hoor
noemen. Een ieder weet toch heden wel dat
drankmisbruik, tuberculose, prostitutie en vroeg
tijdige ouderdomszwakte gezamenlijk gevolgen
zy'n van n economische ziekte: het pauperisme.
Doch, ter zake l Men heeft niet den moed de
kindertjes by de geboorte te vermoorden en
laat ze daarom, in de 2e week, van honger
sterven.
Die engeltjesmakery wordt naar schr.'s en
naar myne meening in de hand gewerkt door
de zgn. begrafenisfondsen. Menig kind, ook in
ons brave vaderland, wordt opgeofferd, om de
uitkeeriog van een of meer begrafenisfondsen
machtig te worden.
Het aantal onechte geboorten daalde in ons
land van 1890?'99 van 3.2?2 pCt. Het aantal
levenloos aangegevenen by de wettige kinderen,
daalde ook, van 4.6?4 15 pCt., terwy'l daar
entegen dat by de onechte kinderen steeg, van
7.69 tot 8.77 pCt. Commentaar is overbodig!
Met alleen onmacht ten opzichte van de
voeding by de proletariërs, doch, ten deele
onbewuste, onwil beheerscht hunner kinderen
lot. Onverstand, anti-hygiene, buurvrouwen
praatjes, kwakzalvery'tjes, enz. Ook kleine wo
ningen werken ongunstig, hoewel ook hier het
welstands moment ten slotte weer beslist, daar
kinderen van gegoeden in ongezonde kelders
minder sterven dan van paupers in dakka
mertjes in de steden; zelfs de gezonde lucht
van 't platteland kan niet tegen den welstand
op; ofschoon op den leeftyd van l?4 jaar de
sterfte in de provinciën geringer is dan in de
daarin gelegen groote steden. Die welstand nu
neemt af met het aantal kinderen en omge
keerd, behoudens bijzondere omstandigheden,
(plaatselyk predomineerende welvaart ook by
de lagere volksklasse, enz). In Ierland bijv.
werden 1887/91 op 1000 inw. per jaar levend
geboren 22.8; op 1000 geborenen stierven ge
middeld in 't Ie levensjaar, 1884/93 96. In
Eur. Rusland bedroegen die cijfers 47.3 en 268.
De meeste andere landen liggen tusjchen die
twee paar uitersten in.
Daar nu groote nataliteit zoo dikwerf met
groote morta'iteit onder de kinderen gepaard
gaat, en kapitaal verlies en betrekkelijk verlies
aan volwassen krachten daarvan de economische
gevolgen zy'n, heeft men aan beperking van het
kinderental gedacht. Men had nl. niet meer de
uitwegen van vroeger: hongersnood, oorlog,
pestilentie en met de emigratie gaat bet ook
zoo vlug niet meer. Men leerde de onverbid
delijke natuurwet kennen : er bly'ven niet meer
kinderen in leven, dan voor wie levensmiddelen
disponibel zyrj. Het volk ml echter niet aan
de leer van Malthus; dwars door al de ellende
van het pauperisme bly'ft daar een natuurlijk
geslachtsleven in bet huwelijk bestaan, terwy'l
in hoogere standen, waar ook de steriel.ma
kende sexueele ziekten het meest voorkomen,
weinig kinderen geboren worden, veel geknakt
wordt door kunstmiddelen en huwelyksmaterieel
op den duur bedorven. Het aantal levende
geboortennam van 1851 af van 3.34 pCt. tot 3.26
pCt.. het meest in N. en Z.-Holland, waar het
aantal geboorten oorspronkelijk het sterkst was.
Que faire dans cette misère ?
We weten waar de kwaal schuilt: opbooping
van welstand (bezit) in handen van weinigen,
ongelyke verdeeling van levensmiddelen. Het
streren van elke regeering moet dus zy'n in
dezen een heilzaam evenwicht te brengen. De
regeering vrage niet: is er klassenstrijd ? De
regeering vrage: is er gebrek aan welstand ?
En 't antwoord in zake kinderziekten en tuber
culose kent zij thans. Verbetering zon welstand
onder de kinderrijke volksklassen! Bestrijding
van pauperisme, zonder politiek, eerlek, royaal!
Verder: 1. leerstoelen voor kinderziekten; 2.
staatszorg voor verloskundige hulp ten platten
lande; 3. wettelijke regeling van (zieken- en)
begrafenisfondsen; 4. cursussen voor bakers; 5
toezicht op het huwelijk; 6. tegengaan van te
vroege huwelijken, vooral bij de vrouw; 7. on
derzoek naar 't vaderschap; 8. onderricht aan
a. s. moeders over natuur- en kunstvoeding;
9. kinderbewaarplaatsen (crêche's).
Een ieder zal het wel met schr. eens zy'n,
dat door een en ander veel nut kan gesticht
worden en in de toekomst menig jong men
schenleven, dat thans nutteloos verloren gaat,
behouden blijven.
Tot medewerking ter bereiking van dit edele
doel worde inderdaad ieder, die daartoe in staat
is, ten krachtigste opgewekt.
Dissonanten.
We traden een concertzaal binnen, 't Was
in een onzer grpote provinciesteden, waar,
naar de mare luidde, veel aan muziek werd
?gedaan". Het orchest was goed. Al was 't nu
ook niet het beste dat in Nederland te hooren
valt, 't stond in elk geval ver boven het middel
matige.
Een goed gekozen programma; dus we
zetten ons neer, om met de noodige aandacht
te luisteren naar 't geen Beethoven, Wagner,
Chopin, en andere muzikale genieën, aan ons,
ordinaire stervelingen, op dien avond te zeggen
zouden hebben.
Luisteren ? ...
Behalve de werken van bovengenoemde com
ponisten scheen de zaal nog andere aantrek
kelijkheden op te leveren, ietwat lager by den
grond, en wel: consumptie van verschillenden
aard. En 't bleek al gauw, dat by velen die
aantrekkelijkheden 't verre wonnen op de eerste.
Met stevige laarzen aan, en met al de ge
wichtigheid, aan het type eigen, liepen de
kellners af en aan, tusschen de tafeltjes door,
óók terw\jl het orchest zich deed hooren, om
links en rechts de concertbezoekers te bedienen,
waarvan velen, hoewel ze zoo pas uit hun
eigen huis kwamen, in een onbegrijpelijk
dorstigen toestand schenen te verkeeren.
Het tweede nummer van 't programma was
het beroemde allegretto uit Beethoven's 7e
symphonie.
Daar deden ze zich hooren, somber, zacht,
geheimzinnig, die diep-weemoedige tonen, die
in elke menschenziel, zou men zeggen, weer
klank moesten vinden, die elk aan de aarde als
vastgeketend menschenkind althans voor n
enkel oogenblik zoulkmoeten opheffen naar
hooger sfeeren.. JQSHflt «, ^ ?*
Boem l Op het tafeltje naast het my'ne wordt
met vrij wat gedruisch en gerinkel een blad
met glazen neergezet, en men behoeft geen
hél onderzoekenden blik te slaan op de ge
zichten der aanzitten den, om te weten te komen
of ze in >hooger sfeeren" aan 't ronddolen zijn
of niet. 't Is in het minst niet twijfelachtig,
welke tan de twee hier de vlag heeft moeten
strijken het stoffelijke of het onstoffelijke,
eenige glazen bier, of Beethoven!
En wie daar in de buurt zaten, de werkelijk
luisterenden, ze maakten voor de zooveelste
maal in hun leven weer eens een tuimeling
van uit de hoogte naar de laagte, een laagte
vol nuchterheid en proza. 3MfeÉ|
Voor het op touw zetten van
«volks"concerten wordt tegenwoordig veel geijverd, en
de gebruikelijke termen: «opvoedende kracht",
*aanwakkering van kunstzin", «gevoel voor het
schoone", enz., enz., zijn dan op ieders lippen.
Zou 't niet tyd worden, dat wij,
«beschaafderen", zooals we ons noemen, zelf eens wat
meer bij de beteekenis van al die termen
stilstonden, en niet zoo uit de hoogte mee
redeneerden over de behoeften en nooden daar
omtrent van «het volk"?
We hebben waarlijk geen reden om ons zelf
op een voetstuk te zetten. «Aan muziek doen"
schijnt voor velen altijd nog de groote zaak
te wezen, 't zij het veel, of minder dan niets
beteekent, 't zij het aangename, of hoogst
onaangename gewaarwordingen bij de toehoor
ders opwekt. Met de noodige nederigheid er
naar te streven, iets meer voor de schoonheid
van muziek te gaan voelen, zou, dunkt me,
een betere weg zyn.
G. M AM AHA.
Yronwenwraal
Amsterdamsch Schetsje.
Tooneel der handeling: Kal verstraal.
Speelt in April.
Eene dame, klein van gestalte, donker van
uiterlijk, goed gekleed, er jonger uitziende dan
zij is, wordt in de Kalverstraat achtervolgd
door een heer. Uiterlijk: vergevorderd seizoen.
Kleeding: deftig, grijs, met licht vest, ridder
orde op de borst. Hiukt met het rechterbeen.
Ce dame bekijkt de uitstalling van antiqui
teiten. Mijnheer komt nevens haar.
De dame gaat verder Mijnheer eveneens.
De dame om ontslagen te worden treedt
een melksalon binnen. Mijnheer komt ook in
de kattenkroeg.
Zij zet zich. HU komt brutaal naast haar
plaats nemen.
Mijnheer: Wat mag ik u aanbieden!"
Zy speelt de htorame.
Hy: Bent u stom ? Hoe Jammer, dat zoo'n
liet bekje niet spreekt."
Zy, woedend : Mynheer ! Ik spreek niet tot
heeren, die ik niet ken. Waarvoor ziet u mij
aan ?"
Hij: Voor eene heel lieve, aardige dame,
waar ik graag mee zou kennismaken," met
dalende stem: .Is er geen mogelijkheid n ergens
te ontmoeten ?"
De dame staat op'. Hij houdt haar tegen.
Nog fliiisterender: Wilt u my niet schrijven
om eene samenkomst te hebben, adresseer het
aan eene kiosk of aan een blad. Hier hy
presenteert een kaartje is my'n adres."
Zy, zonder te antwoorden, snelt de deur uit.
Hij volgt haar als de jager zijn wild.
Zy naar den Dam, in de tram gewipt.
Hij ook.
Zij stapt uit bij het Haarlemmerplein. Mijnheer
wacht haar reeds op.
Zij krijgt een inval.
Mijnheer," zegt ze, a begrijpt... ik woon
hier dichtbij Vefbeeld u, myne kennissen,
mijne turen, wat zou men wel zeggen, als u
meekwam, op kl&arlichten dag "
Zal ik vanavond komen ?" zegt meneer
heesch.
Z\j: Neen, dat zon onvoorzichtig zijn, de
wereld is zoo boos l Maar weet u, wat u doet:
Wacht my vanavond half negen op, by het
Paleis op den Dam".
Mijnheer: Voor het Paleis?"
De dame: Neen, geen idee l Met dien
schildwacht! Achter het paleis, daar zal ik
komen."
ledere Amsterdammer weet, dat er een
plek in Amsterdam is, waar het altijd waait
en rondom tegenwind is; daar liep op dien
avond in April een heer met licht vest en
ridderorde te schilderen, wachtend op eene
dame, die niet kwam en hem hartelijk eeno
flinke bronchitis heeft toegewenscht.
NORA.
Vrouwen en arbeiders by hei schooltoezicht.
Gravin Cadogan en haar python.
Modes.
Over plaatselijke commissiën van toezicht op
het lager onderwijs schrijvend in de Midd. Ort.
van 6 Maart 1.1. beveelt V. D. o. m. ten
sterkste aan n vrouwen n alle kringen der
burgerij daarin te doen vertegenwoordigen,
want merkt hy verder op: «'t Is al te dwaas
en ergerlijk tevens, dat men moeders, op wie
in huis voor drie vierden, soms voor vier
vierden de taak van de opvoeding der kinderen
rust, niet mede oproept voor de behartiging
van de belangen der aan onderwijs en opvoe
ding gewijde school, 't Is even ergerlijk en
dwaas, een overblijfsel van
burgerlyk-aristocratische opvattingen, dat men buiten de ter
behartiging van die belangen aangewezen
commissiën houdt mannen uit de kringen der
werklieden, door wier kinderen voor een over
wegend deel de lagere scholen worden bevolkt.
(Belang en P echt, redactrice Henriette
van der Mey.)
Gravin CADOGAN.
Van alle ty'den her, was het een voldongen
feit, dat vrouwen een min-of-meer
fascineerenden invloed hebben op slangen en adders.
Waar dit aan toe-te-schryven ? Allicht aan
de onverschrokkenheid der «charmeuses'', die
zich neus-aan-neus met het liefely'k
slangengebroed wagen. Niet, om er een broodje uit
te halen, maar uit pure liefhebberij heeft de
beeldschoone gravin Cadogan schoonzuster
van den onderkoning van Ierland, een
python getemd en tot haar lievelingsdier ge
maakt. De slang heeft een lengte van negen
voet; sist en is woedend kwaadaardig tegen
iedereen, behalve tegen zy'n meesteres voor
wie hy' liefde en aanhankelijkheid aan den
dag legt. Met deze merkwaardige dressuur
slaat de moedige gravin waarschijnlijk het
record onder al haar aristocratische verwanten
en vrienden.
Onze oude bekende en veelgeliefde alpaca
bly'ft in de mode. De nieuwste weefsels- zijn
zoo fijn en zijde- achtig, dat alpaca in zachte
tinten, parelgrys, pastelblanw, beige, mauve en
rose zelf voor gekleede japonnen gebruikt wordt.
Alpaca met ingewerkte patronen, streepjes,
moesjes, ruitjes komt veel voor. Ter garneering
van alpaca-toiletten, in genoemde tinten, ge
bruikt men by voorkeur, grove, roomkleurige