De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 30 maart pagina 1

30 maart 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1292 DE AMSTERDAMMER A°. 1902, WEEKBLAD VOOB NEDEKLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Dit blad ia verkrygbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 30 Maart. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.2 Reclames per regel O.iO Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUD®LF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I N H O U Di VAN TEBKE. EN VAN NABIJ: Oorzaak en gevolg der soikerconventie, door G. W. B. Cecil Bhodes. Schetsen nit den Zuid-Afrik. Oorlog, door H. Enen Ogwat. Het museum ?voor land- en volkenkunde, door v. d. Blaak. TOONEEL EN MUZIEK : Mnzipk in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Mr Jacob van Lennep en het Tooneel, II, door J. H B. Klaasje Zevenster, door i. H. B. Willem Booyaarda met Vondels' Goboorteklock, door J. Mathijs Aoket. - KUNST EN LETT-EBEN: Bauer-tentoonstelling, door TV. 8. Nieuwe Schilderyen in het BvJksmnsenm, door J. W. N. Kunst te Botterdam, door H. D. Van Lennep-herinneringen. Het Jaarverslag van het Historisch Genootschap. PhiloJogie en Literaire Kunstwerken, I, door H. v. d. B. Het aanst. Derde Nederlandsche Philologen-Congres, u, (Slot), door dr. H. O. Muller. Een herrezen koloniaal tijdschrift, door Otto Knaap. FEUIL LETON : In de minderheid " Uit het Engelsch, door A. J. M. RECLAMES. VOOB DAMES : Een nieuw katholiek liefdewerk tot bescherming der jeugdige, en redding der gevallene vrouwen. Nationale Vrouwenarbeid van Nederland, door Johafma W. A. Naber. Herinneringen van Susan Anthony, door M. G Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOKISOHE KBONIEK, door D. Stigter. ALLEBL INGEZONDEN. - ADV1BTENTIEN. Oorzaak en gevolg der suiker conventie. Misschien nimmer ie eene internationale handelsovereenkomst, om het zoo eens te noemen, zoo in het belang geweest van alle partijen als de suikerconventie, die na veel voorafgegane besprekingen en teleur stellingen eindelijk de vorige maand te Brussel is tot stand gekomen en wacht óp de goedkeuring der verschillende regeexingen om definitief van kracht te zijn. De ietwat beruchte swikerpremiën worden daardoor, beginnende n>et l September 1903 in nagenoeg alle landen afgeschaft. Het is met die premiën eigenlijk een zon derlinge geschiedenis; oorspronkelijk hebben zij haar ontstaan te danken aan de niet ongewone eigenschap der industrieelen om den fiscus te knap af te zijn ; later werden zij, tot zeker bedrag altans, bestendigd met volle bewustsija van den wetgever, om de vaderlandsche suikerindustrie in stand te houden en op 't «ogenblik dreigt het ge vaar, dat dezelfde industrie er door wordt dood gedrukt. Aan dezen ongezonden toe stand maakt de bedoelde conventie een einde; voor Nederland zijn de zaak en de gevolgen betrekkelijk eenvoudig. De premiën zijn ontstaan door den suikeraccijns; deze belasting werd tot aan het jaar 1897 geheven naar rato van ze'fere hoeveelheid suiker, die men veronder stelde aanwezig te zijn in het sap der beetwortelen. waaruit de suiker in de fabrieken verkregen werd. Bij uitvoer der suiker werd deze accijns teruggegeven; hoewel de wetgever tracbte de suikerfabri kanten, wien het gelukte steeds meer suiker te trekken uit het sap waarnaar zij in de belasting werden aangeslagen, op den voet te volgen, bleek dit om verschillende oor zaken niet mogelijk, met het gevolg dat <gedurig meer suiker voor uitvoer beschik baar werd en waarvoor de accijns dus moest worden terugbetaald, met het noodlottig ge«rolg, dat de baten voor de schatkist uit den accijns voortspruitende verminderden, niettegenstaande ,en juist door de groote uitbreiding dezer beetwortelsuikerindwstrie. Hetzelfde verschijasel deed zich in alle Europeesche suiker produceerende landen voor en het werd in zekeren zin een wed strijd tusechen de natéeën om elk voor zich door wijzigingen in dit belastingstelsel het meeste voordeel te behalen. Ook in landen diCj zooals Nederland, onder den toenma lige regeeringen van geen protectie voor eenige industrie wilden weten, ging het echter niet aan door scherpe invordering van den volledigen accijns van alle ge produceerde suiker met restitutie van niets meer dan voor de uitgevoerde, hieraan een einde te maken. Deze premiën, als winst op den accijns, waren toch langzamerhand door de concurrentie der andere Europeesche landen voor de fabrikanten hier te lande een noodzakelijke voorwaarde voor hun bestaan geworden; hun fabrieken werkten niet en konden niet werken voor de binnenlandsche consumptie alleen; deze toch bedroeg nog geen 40 millioen kilo's, terwijl haar productievermogen, door ver beteringen van allerlei aard, langzamerhand was opgevoerd tot meer dan 170 millioen kilo's. Zij moesten dus blijven uitvoeren, wilden zij niet tot ondergang zijn gedoemd ; waarmede niet alleen zij zelf maar tal van belangen van landbouw en arbeiders in hevige mate zouden zijn geschaad. Deze uitvoer echter zou slechts mogelijk blijven, indien zij op de wereldmarkt suiker konden leveren tegen gelijken prijs als de fabri kanten in andere landen. De premiën, het moet vooral in het oog gehouden worden, konden niet als f xtra baten van het bedrijf eenvoudig in den zuk gestoken worden, maar dienden ten slotte tot vermindering der bedrijfskosten; de fabrikant die de grootste premie genoot kon dus in het buitenland de suiker het goedkoopst leveren, goedkooper dan wanneer hij al'een werkte voor consumptie in zijn eigen land en i en slotte nog voor lageren prijs dan feitelijk de onkosten der fabricage bedroegen. Van dien gunstigen toestand profiteerde vooral Engelatd, nagenoeg het eenige land dat zelf geen suiker produceerde en waarheen dus de uitvoer van alle suikerleverende landen werd gericht. Niet alleen was daar te lande de suiker goedkoop, omdat er niet zoo als b.v. in Nederland 27 ets. accijns van iederen kilo werd geheven, maar omdat de productiekosten van suiker. die uit andere landen uitgevoerd werd naar Engeland, kon verminderd worden met deze premiëa. Nederland dus zou uitge sloten worden, indien het alleen aan deze premiën voor zich een einde maakte en het was om die reden dat zij onder een vorige regeering werden bestendigd. Om paal en perk te stellen aan h are gedurige vermeerdering werden zij echter tot een vast bedrag uitgetrokken om telken jare met een ton verminderende, in 1905/06 definitief tot een totaal cijfer voor de ge zamenlijke fabrieken van f 1,950,000 te worden vastgesteld, 't Klinkt vreemd, dat Engeland zelf thans heeft medegewerkt aan dezen invoer van goedkoope suiker een einde te maken; dit heeft echter ten andere reden. Wel niet in het moederland zelf, maar in de Engelsche koloniën wordt suiker gefabriceerd en de toenemende pre miën, gepaard tnet andere belastingstelsels in sommige staten van Europa, met name Oostenrijk?Hongarije en Duitachland, maakten het mogelijk de suiker ook aldaar voor lageren prijs te leveren dan ze in de koloniën zelf konde worden vervaardigd, waardoor ten slotte misschien de geheele suikerindustrie in deze overzeesche bezit tingen, met de aanzienlijke kapitalen daarin gestoken, zou worden te gronde gericht. Ten einde hieraan te ontkomen, dreigde Engeland in het moederland een veel hooger inkomend recht te zullen heffen om het bedrijfsvoordeel te neutraliseeren aan de fabrikanten op het vaste land door de premiën toegekend. Op die manier zag men in, zou bet voortbestaan dier premiën ten slotte niemand meer voor deel aanbrengen en allee:-, nadeel berokke nen aan de schatkist. Onder den drang dezer overwegingen zijn gedelegeerden van nagenoeg alle suikerprodueeerende natiën bijeen gekomen en hebben, be houdens goedkeuring der regeeringen, aan genomen ?deze premiën te doen vervallen. In het vervolg zal dus in alle landen, die tot de conventie zijn toegetreden, namelijk Duitechland, Oostenrijk?Hon garije, Frankrijk, België, Nederland, Spanje, Italiëen Zweden van de suiker, die binnenlands gebruikt wordt, accijns naar believen kunnen worden geheven, terwijl hetgeen voor binnenlands gebruik niet noodig is accijnsvrij kan worden uitge voerd, doch zonder dat door de wijze dier accijnsheffiicg aan dezen uitvoer .eenig bijzonder voordeel is verbonden. Nog een tweede beslissing is echter door dezelfde conventie aangenomen; de fabrikanten in enkele landen, Oostenrijk Hongarije en Duitschland wisten door onderlinge vereeniging en geholpen door de wetgevingen op den invoer zich bijzondere voordeelen te verschaffen van de suiker, die binnenlands gebruikt werd ; deze extravoordeelen maakten het hun mogelijk op de buiteolandsche markt, voornamelijk in Engeland en in de Engekehe bezittingen goedkooper te leveren dan hunne concur renten in andere landen, zoo zelfs dat zij somwijlen in staat waren in die landen zelf nog voor lageren prijs te leveren dan de inlandsche fabrikanten; dit werd moge lijk door zeer hooge inkomende rechten, die van suiker geneven werden in Oosten rijk en Duitschland. Om ook aan deze manoeuvre een einde te maken heeft de conventie naast de afschaffing der directe en indirecte premiën bepaald, dat overal slechts een zeer matig inkomend recht on suiker mag worden geheven, terwijl zij de middelen aan de hand doet om ge zamenlijk op te treden tegenover landen, die van dit tarief, 6 francs per 100 kilo's, afwijken. Op die manier zal dus, dank de Brusselsche conventie, de suikerindustrie in alle landen een nieuw tijdperk ingaan, waarbij ongetwijfeld het meeste voordeel zal worden behaald door de fabrikanten in de landen, waar de beste d. i. de meest suikerrijke beetwortelen als grondstof kun nen worden geteeld en deze tak van nijver heid technisch zich het bestheeft ontwikkeld. In beide opzichten kan Nederland de vergelijking met andere landen gelukkig doorstaan en kan het gerust de toekomst te gemoet zien. In eea ander opzicht echter minder; de suiker is nog immer te duur om onder bereik te vallen van allen, voor wie zij bebotftéen genot middel beide is. Nu de premiën vervallen, die de vermindering der fabrieks-kosten ten goede kwamen, zal zelfs de prijs stijgen ; daarentegen zal de Nederlandsche schatkist thans het geheele bedrag oi.tvangen van den voorraad die binnenlands verbruikt wordt; bleef de tegenwoordige regeling toch ongewijzigd dan zou zij ieder jaar nagenoeg f 2.000 000 aan de suikerfabrikanten hier te lande als premie moeten afstaan; wanneer zij dit na 1903 niet meer behoeft te doen, zal dit bedrag als een toevallige bate mogen worden aangemerkt en waarop bij de gewone be grootingen niet gerekecd is; het ligt dus voor de hand dat dit wosdt gebezigd ten nutte van het algemeen en in dit geval het best door te trachten den prijs van het artikel zelf, waarvan zij afkomstig is, namelijk de suiker, te verminderen. Dit kan geschieden door den accijns naar rato van deze twee millioen, die hij meer zal opbrengen te verminderen, dit zal onge veer 1/5 misschien bijna '/* hunnen zijn. De accijns van 27 ets. per kilo zou dus kunnen verminderd worden met bijna een stuiver, hetgeen zeer zeker reeds een be langrijke stap zou wezen om de consumptie te verhoogen. Eén ding is echter te vrezen, namelijk of geheel dit bedrag wel ten goede zou komen aan vermindering van den verkoopeprijs der suiker; de onder vinding toch heeft geleerd bij afschaffing van den accijns op het gemaal, op een deel van het geslacht en op turf, dat nimmer de prijzen worden verlaagd met heel het bedrag der afgeschafte accijnsen ; groot- en kleinhandel te eamen weten, altans in de eerete jaren, altijd een ge deelte als f,xtra winst fft . sish te houden. De wegen van den hattlel zijn in dat op zicht onnaspeurlijk, ook op dit oogenblik valt dit op te merken; de suiker is door overproductie zoo goedkoop als nimmer te voren en de wereldprijs is nauwelijks 3/4 van die van enkele jaren geleden en toch bemerkt de huismoeder er bitter weinig van. Al is het nu ook waar, dat deze verlaging slechts betrekking heeft op de helft ongeveer van den prijs van het artikel, omdat de andere en grootste helft namelijk 27 ets. accijns per kilo, dezelfde is gebleven, dit neemt niet weg, dat toch de winkelprijs meer verlaging had moeten ondergaan dan in den klein handel het geval is. Doch hoe dit zij, de Brusselsche conventie is ongetwijfeld een Btap in de goede richting, waardoor de mogelijkheid tot afschaffing van den suikeraccijns ook voor Nederland wordt voorbereid. G. W. B. Cecil Rhodes. De Napoleon van Zuid-Afrika is over leden. Reeds sedert eenige weken scheen zijn levenslicht op het punt van te worden uitgebluscht; kunstmatige zuurstof-inade ming heeft het flikkerende vlammetje nog een tijdlang voor uitgaan bewaard. Maar er was weinig kans op herstel, want het bleek, dat hij een verouderde hartkwaal had. Het zal wel de eerste keer zijn geweest, dat er gesproken wordt over Cecil Rhodes' hart. Des te meer is er gesproken over zijn hoofd, d tt zoo vele stoute plannen ontwierp en uitvoerde. Het boek onlangs door Howard Hausman te Londen over Cecil Rhodes uit gegeven, wordt door het Journal des Dcbate, gebruikt om de groote lijnen van deze merkwaardige figuur te teekenen. Negen-en-twintig jaren geleden kwam de jonge Rhodes, die toen even twintig jaar was en te Oxford studeerde, naar Zuid-Afrika om daar in de gezonde lucht herstel te zoeken voor eene longaandoening. De longen genazen spoedig, maar de jonge man, die smaak had gekregen in het avontuurlijke leven en die in de diamantvelden den grondslag had gelegd voor niet naar de Alma Mater terug. »Groote denkbeelden zijn niets waard zon der geld", zeide Cecil Rhodes eens tot den spreekwoordelijk belangeloozen generaal Gordon. Van dien stelregel uitgaande, speculeerde Rhodes zeven jaren lang met zijn toekomstig reusachtig fortuin, keerde toenemend geluk en kocht telkens nieuwe claims, tot er in Kimberley nog maar drie mijnmaatschappijen waren: de De Beers", waarvan hij zelf de leider was, de Kimberley" van Barnato, en de French Company. Rhodes en Barnato hadden beiden hetzelfde in den zin: de diamantvelden moesten toebehooren aan ne maatschappij, die de prijzen naar wille keur zou kunnen vaststellen, door het aanbod steeds een weh-ig onder de vraag te houden. De beide concurrenten be streden elkander met baokbilletten en hadden weldra al de aandeelen der French Compar.y opgekocht, Rhodes, door de Ergelsche Rothechilds gesteund, trachtte zich nu ook meester te maken van de Kimbtrley-share», maar dat ging niet zoo gemakkelijk; Barnato verdubbelde en ver veelvoudigde zijn prijzen. De financiëele wereld, die het duel met spanning volgde, vernam plotseling dat Cecil Rhodes en Beit eenerzijds, Barnato en Wolf Joel van de andere zijde, aan het onderhandelen waren. De discussie duurde een heelen dag, werd des nachts voortgezet en eerst dm tweeden dag geëindigd. Barnato had toegegeven, en de beide maatschappijen waren ,.amalgamaled"; Barnato werd mede directeur en bleef dit tot hij door Ztlfmoord een einde aan zijn leven maakte, maar Cecil Rhodes was en bleef de man, die de lakens uitgaf.1' De »de Beers Company", welker kapi taal nominaal 4 millioen pond sterling bedroeg, maakte een jaarlijksch inkomen van 3 millioen pond. Het geld was er dus, en EU konden de groote denkbeelden aan de beurt komen. De »Chartered Com pany' werd door Rhodes gesticht. Na een dubieus traktaat met den Kafferkoning Lo Bengula tot exploitatie van alle mijnen van Mashona land, verkreeg Rhodes van de Britsche regeering een charterbrief voor het koloniseeren van de streek ten noorden van Bechuanaland in Transvaal en ten westen van de Portugeesche bezittingen. Dit gebied, thans naar den grooten landgrabber Rhodesia gedoopt, is zesmaal zoo groot als Enge land. In de directie van de »Chartered" namen naast Rhodes zitting de hertog van Abercorn, de hertog van Fife (schoon zoon van koningin Victoria) en graaf Grey. De reusachtige landroof had de onmisbare aristocratische wijding gekregen. Maar de eerste jaren van de xC/tartered"1 waren niet voorspoedig. Het koloni seeren ging uiterst langzaam; de ontgon nen mijnen brachten weinig of niets op; de aandeelen gaven geen dividend en waren in 1892 gedaald tot 10 shillings. Toen droeg Rhodes het bestuur op aan zijn factotum Dr. Jameson en gaf hem instructie om zoo veel m gelijk te bezui nigen. Jameson verminderde de politie macht en deed een beroep op do belanglooze hulp van vrijwilligers. Natuurlijk maakten de Mat abele-Kaffers van den neteligen toestand der Chartered gebruik om in opstand te komen. Jameson zond zijn chef, die zijn fortuin destijds bijna geheel had gestoken in den aanleg van spoorweg- en telegraaflijnen in bet gebied der T>Chartered", een wanhopig telegram: Cecil Rhodes telegrafeerde terug: »Lees Lukas XIV, 31". En Jameson las: »0f wat koning, gaande naar den krijg, om tegen een anderen koning te slaan, zit niet eerst neder en beraadslaagt, of hij machtig is, met tienduizend te ontmoeten dengene, die met twintigduizend tot hem komt?" Wijselijk verwees Rhodes niet naar het volgende vers : «Anderszins zendt hij gezanten uit, terwijl diegene nog verre is, en begeert hetgeen tot vrede dient." Dat is geen «naturellen politiek". Jameson antwoordde: .,All righl'', en hij onderdrukte den opstand, hetgeen der Chartered niet meer dan £ 100.000 kostte. Rhodes kon tevreden zijn. Maar twee jaren later brak een nieuwe en veel ern stiger opstand uit. Nu moesten Engelsche soldaten onder generaal Carrington worden te hulp geroepen. De hulp werd dank zij den invloed der hooggeplaatste leden van den Raad van Beheer gereedelijk geleend, maar kostte zooveel geld, dat de Chartered bijna geruïneerd was. En nog steeds wilden de Matabele- krijgers, hoe vaak ook verslagen, de wapenen niet nederleggen. Toen sloeg Rhodes zijn grooten slag. Met drie vrienden en twee inlandsche gidsen, ongewapend en zonder militair escorte, trok hij naar het kamp der vijan den in het Matoppo-gebergte. Hij sprak de Matabele-hoofden toe en zeide hun, zonder een spoor van aarzeling of vrees, dat zij hunne harten moesten openen voor hunnen vader, die met woorden des vredes tot hen was gekomen. Hij verweet zijn tegenstanders hunne misdaden, de moorden op vrouwen en kinderen gepleegd en be dreigde hen met bloedige wraakneming. »Wat zal de toekomst zijn: oorlog of vrede?" zoo eindigde hij. Het wonder geschiedde. De hoofden bogen zich voor den machtigen invloed, het in hun oog bovennatuurlijk prestige van den ongewapenden man. From Capetown to Cairo werd nu Rhodes' leuze. En hij voegde de daad bij het woord. Vóór het einde van hej volgend jaar zal men een telegram kunnen verzenden van Kaapstad naar Ca'fro langs de groote lijn, die bijna geheel door Engelsch gebied loopt, en slechts voor een gedeelte door Duitsch-Afrika, waar voor Rhodes persoonlijk de foebtemming van den Duitschen keizer heeft verkregen. Met de spoorweglijn gaat het niet zoo vlug. Eerst wilde de regeering der KaapKolonie baar niet verder doortrekken dan tot Kimberley. toen beweerde het Engelsche departement van Koloniën, dat de Zambese de noordelijke grens moest blijven. Men kan nu reeds sporen tot Boeloewayo, en de uitbreiding der lijn in roordelijke rich ting wordt ijverig voortgezet. Rhodes en zijn vrienden willen echter de lijn niet door Duitsch Oost-Afrika laten loopen, maar door den Congo-ataat, en haar dan met de Soedanlijn verbinden. En nu geven wij nog het record aan het Journal des Débats, dat onder de Fransche bladen zeker niet tot de besliste Pro-Boer organen behoort. ?»All red'' zeide de premier van het Kaap?che ministerie, toen hij zijn vinger over de kaart van Zuid-Afrika liet gaan. Maar hij vond, om zijn grootsche flibustierplannen te dwarsboomen, een groot man en een groot karakter: president Kruger. Voor de eerste maal in 1881, toen zij in botsing kwamen op de groote ZuidAfrikaansche heirwegen in Gr'qualand; toen, in 1884, in Stellaland, het jaar daarna in Bechunnaland. Steeds bedreigd door een oorlog met Engeland, meende president Kruger afstand te moeten doen van rechten, die minstens even gegrond waren als die van Rhodes en van de Engelschen. Op de conferentie van Fourteen Streams zagen de beide beroemde staatslieden elkander van aangezicht tot aangezicht, en na het onderhoud zeide Kruger tot zijn vrienden : «Die jonge man zal mij heel wat last bezorgen. Maar al is het renpaard sneller dan de os, toch kan de os veel zwaarder lasten trekken." »Inde;daad, op zekeren dag heeft het renpaard een val gedaan, waarna het levenslang kreupel is gebleven." Dat was bij den beruchten, door de Boeien zoo krênig afgeslagen »Jamesonraid", die feitelijk een einde hetft ge maakt aan Cecil Rhodes politieke loop baan. Nog even is hij tijdens het beleg van Kimberley door de Boeren met zijn oude kranigheid opgetreden. Maar hij is een gebroken man gebleven. In een gesprek met den heer Stead, den bekenden uitgever der Review of Reviews, zeide Cecil Rhodes eens: »Ik schat de kansen voor het bestaan van God op 50 percent. Indien er een God is, wat doet hij dan? Klaarblijkelijk ontwikkelt hij het Engelsche ras, om daardoor over de we reld Gerechtigheid, Vrijheid en Vrede te doen heerschen. En welken plicht legt hij mij op? Zonder eenigen twijfel de uit breiding van Engeland's invloed in ZuidAfrika," Gerechtigheid, Vrijheid en Vrede.... Welk een cynicus! Uitbreiding van Engeland's invloed in Afrika, imperialisme over het zwarte we relddeel, ziedaar Cecil Rhodes' eerzuchtig maar verklaarbaar streven. Het geld is voor hem, althans in zijn latere levens jaren, niet doel, maar middel geweest. Hij heeft invloed gekocht, menschen ge kocht, mannen zelfs van den hoogsten rang en stand. Maar de kloeke, eerlijke, taaie tegenstand der Zuid-Afrikaansche Republieken heeft hij onderschat. De laatste speculatie van den sterlingmillionair is een ongelukkige geweest. Sctósen Hit lei Zuil-M Oorioi. Het was een lange reic, die ik gt maakt had, om van generaal de Wet tot Ermelo te komen, waar ik generaal Luu's Bot ha hoopte te ont moeten. Ik was moe, want de tocht van Bethal ging door eene moerassige streek (wat men in Z.-Afrika turf noeml) en de paarden kwamen met moeite vooruit;, daarbij viel het water als met bakken uit den iiemel, en liep van de punten van mijn Mc Intosh in myne schoenen. Geen wonder, dat ik blij was, de eerste Luizen van Ermelo eindelijk te ontwaren; toch was het nog ruim een uur voor ik het dorp zelf zag liggen, met zijn leelijke kerk, maar aardig Landrostkantoor, waarboven de Transvaalsche vlag treurig langs den stok hirg te druilen, alsof zij verdrietig ware over den ellendigen toestand. De Commandant-Generaal was te Middelburg, waar op verzoet van Lord Kilchener eene ont moeting plaats had tussehen de beide aanvoer ders der vijandelijke legers. Eenige dagen later, 15 Maart 1901, kwam de Commandant-Generaal terug en deed eene circu laire publiceeren, die, vooral, daar de Engelsche autoriteiten later beweren wilden, dat Louis Botha iijn menschen misleid had, van groot belang is. Een origineel ligt nu voor mij (het is een historisch stuk) en luidt, in hoofdzaak, als volgt: Circulaire. Ter informatie van alle officieren en burgers dient, dat ik laatste maand bericht van Lord Kitchener ontving, 1) dat hij begeerig was mij te ontmoeten, om te zien of wij door eeue

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl