De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 6 april pagina 1

6 april 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1293 DE AMSTERDAMMER A°. 1902. WEEKBLAD VOOK NEDERLAND |' Onder Kedactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. ;en bijvoligsfl. Uitgever?: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Dit nummer bevat een bijvoijgscl. Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor» Indiëper jaar ........... mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit blad i» verkrügbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuuiues tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 6 April. Adverlcntiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel .-...?0.40 Aimouces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma KUDOLF iMOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I N H O U Ds YAN VEEBE EN VAN NABIJ: Administratie der posterijen, door Herman van Deventer De voeding van den Nederlandschen soldaat. I, door E. v. Gi ndt. Irrigatie of landverhuizing, door P. C C. Hansen Jr. ? Aan ouders en opvoeders van kinde ren. uit Rotterdam, door v. d. Blaak. -*- SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Uitvoeren van gemeente werken in eigen beheer,!, door C. v. D.?KUNST EN LETTEBEN : Mr. Jaoob van Lennep en het tooneel, III, dooi J. H. B Mr. Jaeob van Lennep, door f. J. van Eldik Thieme. In het Mauritshois pn in Pnlchri, door L. Lacomblé. - Hatelijkheden 1 Philologie en Literaire Kunstwerken, II, (Slot), door Hondius v. d. Broek. Vertalen, door Carel Soharten.?FEUILLETON: Een Huwlijksfeest. Naar het Noorsch, van Oscar Aagaar, door D Logeman-van der Willigen. RECLAMES. VOOR DAMES: Portretjes, IV. door M. Constant. Eeuwige jengd, door W. t. S. en Ter afwering, door F. J. van Uildriks. Allerlei^ door Caprice. SCHAAK SPEL. PINANCIEELE EN OECONOMISOHE KRONIEK, door D. Stigter. - Boekaankondiging. Een interview met den heer A. C. Kreeft, door G. B. Het pneumatisch Dynamietkanon, door Piet Vluchtig. - ALLERLEI. - INGEZONDEN. ADVERTENTIES. illliiiiiiiliiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiin Administratie der Posterijen. De-Post is een tak van staatsdienst, die al zeer weinig gemeen heeft met alle andere takken van dien dienst. Het ver voeren van brieven is een bedrijf wat door den staat ia gemonopoliseerd. Was het geen monopolie, dan zou niemand er aan denken een postambtenaar als amb tenaar te beschouwen, 't Publiek denkt zich den ambtenaar als vertegenwoordiger der regeering, 't zij 't rijk, provincie of ge meente. Hem is de uitvoering der wet opgedragen, hij is een autoriteit, die on middellijk dat bestuur vervangt. Met den postambtenaar is dat niet het geval. Hem is de uitvoering van geen enkele orga nieke wet fpgedragen, slechts de postwet moei hij uitvooi*n en zorgen, dat het rijk ontvangt, wat het toekomt. Overigens dient hij steeds te waken voor de belangen van het publiek. Vergeleken met andere ambtenaren, is het standpunt van den postambtenaar eenigszins tweeslachtig waar door bij vaak in moeilijkheden geraakt. Daarbij komt nog, dat de voorschriften soms ook k doubléusage zijn, zoodat de chefs een tweesnijdend wapen kunnen ge bruiken in beide gevallen, 't zij staat of publiek is benadeeld. Het hoofdbedrijf der Posterijen, het ver voeren der brieven, eischt een grondige kennis der verkeerswegen in zijn geheelen omvang, gepaard met een groote orthographische kennis en een zekeren kijk op den eigenaardigen gang van het vervoer, om zoodoende den te volgen weg in een oogopslag te kunnen vaststellen. Een post ambtenaar moet in de eerste plaats goed expediteur zijn om zijn functie naar behooren te verrichten en in zeer vele ge vallen is hij dat niet. Dit is niet te ver wonderen. In den loop der tijden is de post belast met allerlei finantieele aan gelegenheden : het verzenden van geld per postwissel, het innen van quitanties, het behandelen van spaafbankzaken en daarbij komt ook nog de uitvoering der ongevallen wet, en al deze dingen hebben met het eigenlijk wezen van het postvervoer al zeer weinig te maken. Zij «zijn dus als bij zaakjes aan de post toegevoegd. Maar die oorspronkelijke bijzaakjes heb ben zoo'n groote vlucht genomen, dat zij het eigenlijk postvervoer op de kantoren in den- hoek gedrongen hebben. Zij vor deren uit den aard der zaak een enorme administratie, die tot in de puntjes in orde mott zijn en waaraan de ambtenaar zich dus in de eerste plaats dient te geven, terwijl de expeditie dan vaak stiefmoe derlijk behandeld wordt. Ook bij het hoofd bestuur is het bankierszaaije want dat is het dan toch eigenlijk hoofdzaak geworden. Dit is gemakkelijk te contro leeren omdat alles op staten wordt verant woord, een fout zelfs van een halve cent springt onmiddellijk in 't oog. Over loo'n verschil worden vaak bladen papier volge schreven, maar als een honderdtal brieven verkeerd gezonden wordt, daar kraait geen haan naar, tenzij de betrokken ambte naren daarvan melding maken. De voor schriften vermelden tot in de fijne puntjes, hoe de staten moeten zijn ingericht en de gelden moeten worden verantwoord. Aan mugge-zifterijcn ontbreekt het meestal niet, maar voor het eigenlijke postvervoer heeft men voorschriften, die zoo oud zijn, dat zij nergens in praktijk worden gebracht. Op de meeste kantoren vindt men, be halve de officieele lijsten van het post vervoer op de treinen, bijna geen lokale aanwijzing. Komt men als nieuw ambte naar op een kantoor, dan moet men meestal zelf maar zien zich vertrouwd te maken mei de eigenaardigheden der expeditie. Onderricht wordt weinig noodig geoordeeld. Je expedieert maar ra»k, op de treinen zoeken ze 't verder wel uit. En al loopen er nu brieven verkeerd, dat doet er allermaal niets toe. 't Is waar, de controle op het adminis tratieve deel der posterijen vordert uit den aard der zaak meer werkkrachten, maar als me weet, dat de afdeeling brieven- en pakketpost bij ons hoofdbestuur is opge dragen aan slechts 12 ambtenaren, waarvan slechts 8 met (xpeditie bekend zijn, dan springt het in 't oog, hoe stiefmoederlijk het hoofdbedrijf is behandeld. De afdeeliogsinspecteurs onderzoeken op de kantoien het administratieve deel tot in de fijnste puntjes, maar ik heb nog nimmer gezien, dat een inspecteur zich overtuigde, "dat gexpedieerd wordt, zooals het behoort. Ja zelfs den inspecteur van de spoorweg-post kantoren, die speciaal belast is met 't toe zicht op het vervoer der post op de treinen, wien dus niets anders dan de conti óie op de expeditie is opgedragen, zag ik nimmer zich persoonlijk overtuigen, dat die verzen ding geschiedde, zooals het moest. (Daar voor moet de inhoud der loketten van de zoogenaamde triëerkast worden nagezien). Waarom de heeren zich aan een der gelijk onderzoek niet wagen, zal ik maar liever in 't midden laten en volstaan met het feit te constateeren. Een gevolg van dat feit is, dat de ambtenaren op de kantoren zich niet meer dan strikt noodig is, bekwamen in die expeditie. Vandaar dat de z. g. n. postlijsten, welke aan het publiek worden verkocht voor 10 cent, waarop de verzending met de voornaamste plaatsen des lands is vermeld, in zeer vele gevallen niet deugen. Een postkantoor in het noordelijk gedeelte dea lands gaf bij dezen winterdienst een lijst uit, die krioelde van fouten, 't Was zoo erg, dat het Hoofdbestuur het ding ter verbetering terugzond. De directeur zat met het zaakje verlegen en vroeg hulp aan een collega van het spoorwegpostkantoor, die de lijst in orde maakte. Of de koopers van het wa«rdeló"ozc vod het tegen een goed «xemplaar konden inruilen, is mij niet bekend. Als het personeel van den ambulanten dienst wilde spreken, dan zouden zij het feit kunnen bevestigen, dat op de meeste kantoren slecht wordt geëxpedieerd. 1) Dit feit is op zich zelf alles behalve opwekkend, maar de gevolgen van het op den voorgrond treden van het administratieve deel zijn nog grooter. Bij de administratie is schrif telijke behandeling der zaken meestal zeer goed mogelijk en het is gewoonte geworden zoo te doen. Langzamerhand is die ge woonte bij alle zaken, ook die het eigen lijke postvervoer raken, doorgevoerd. Zeer vaak zijn die dingen voor schriftelijke behandeling ten eenenmale ongeschikt, omdat de toestanden, door geen enkel administrateur op papier kunnen worden verklaard. Drijft men het administreeren nu toch door, dan is het gevolg daarvan, dat men geen juiste voorstelling krijgt van de werkelijke toestanden. Bij ons Hoofdbestuur is vooral in de laatste jaren het administreeren in de mode gekomen. Er is zoo weinig persoonlijke bekendheid met de toestanden van het vak, dat een massa feiten, welke bijna het geheele corps weet, daar onbekend zijn. Zoo is het ook bij het kiezen van personeel voor de ge wichtige betrekkingen. Tot inspecteur werd onlangs iemand aangewezen, die gedurende zijn geheelen diensttijd van meer dan dertig jaar bij den ambulanten dienst werkzaam was. Nimmer nam hij aandeel in het administratieve deel van het vak op een der kantoren en toch moet hij in zijn nieuwe functie de administratie der post en telegraaf kantoren controleeren. Eenige jaren geleden is tot inspecteur der posterijen en telegraphie iemand be noemd, die pas examen had gedaan voor de telegraphie en nimmer op een telegraafkantoor in functie wa?. Toch moet hij die kantoren inspecteeren. Blijkt uit vele feiten, dat men bij het kiezen van personen voor de verschillende functies de rollen vaak omkeert en een functie (meestal een lucratieve) kiest voor den persoon, er blijkt tevens uit, dat men doodgewoon «administreert". Dat administreeren gebeurt nog meer voor het perso neel, dat naar anciënniteit wordt benoemd, zooals de Directeuren. Naar geschiktheid wordt meestal niet gevraagd. Hetzelfde is bij het aanwijzen van de standplaats, aan commiezen, klerken en verdere amb tenaren het geval. Het zijn allemaal «mannetjes" die op de meest willekeurige wijze over Neerland's grondgebied worden heen gegooid. Men weet zelfs niet, of het aantal ambtenaren en beambten voldoende is en of zij naar de rangen, die er be]) Het radicaal voor den postdienst is meer malen verleend aan personen, die nimmer op een postkantoor werkzaam waren; van txoeditie wisten zij zoo goed als niets, alleen hadden zij de theoretische voorschriften der administratie uit het hoofd geleerd. staan, op een goede wijze verdeeld zijn. Bij een overzicht van het personeel der kantoren trtflen u de schreeuwendste j ongelijkheden. Op het eene kantoor kan ! men 't op z'n stofjes af, heeft men be paald overvloed van personeel, terwijl het op een ander mondjes-maat is. Wat het 1 bestellerspersoneel aangaat, heeft men o.a. ! te Gouda, waar post- en telegraafdienst j vereenigd, zijn slechts 17 bestellers. Op i een plaats met 22,000 inwoners, waar veel nijverheid is en die enorm vooruitgaat, is dit getal veel te weinig. Toch heeft men te vergetfs op vermeerdering aangedrongen. Wil men soms wachten tot dat het, evenals te Amsterdam spaak loopt? Ook ken ik een kantoor in Gelderland, met 18,000 inwoners, waar de enkele postdienst door 18 bestellers wordt verricht, waarvan ge regeld acht bestellen. Daar er in het stadje van handel wejnig sprake is, zijn | de bestellingen binnen 't uur geëindigd. Op een kwartier sporens van datzelfde stadje, ligt een handelsstad met 20,000 inwoners, waar in 't geheel 17 postbestellers zijn, waarvan vaak 4 of 6 aan de bestelling deelnemen. Beide kantoren ressorteeren onder eenzelfde inspectie. Wat het ambtenaars personeel betreft, ook daar is een willekeurige ver,deeling. Nu komt er nog bij, dat klerken en commiezen op middelmatige kantoren on geveer hetzelfde werk doen, wat natuurlijk bij verschil in belooning tot onderlingen strijd leidt. Elk der categorieën heeft z'n eigen orgaan en in die bladen ppaart men elkaar om den drommel niet. Het is een soort brood-strijd geworden, waarbij de een den ander de vette brokken uit den mond wil halen. Daar van vette brokken, als bij de klerken, zoowel bij de com miezen, weinig sprake is, is het gevolg onderlinge verbittering, rnaar geen ver betering van positie, waar de heele strijd om begonnen is. En die strijd zou zeker te voorkomen zijn, als men lette op de eischen, die de praH"k stelt, meer klerken en veel inindci' <xjmniie<.en, en het den klerken beter mogelijk gemaakt, commies te worden. Van alle bovenge noemde misstanden voelt men op de kan toren de gevolgen. Juist als samenwer king noodig is, ais inferieur en superieur elkaar de hand moeten reiken om door het werk te komen, laat de een den ander vaak staan met het praatje: zie je dat is, geen werk voor ons, (bestellers of' klerken) dat behoort een commies te doen. Dat systeem elk moet z'n eigen werk maar doen wordt ten top gevoerd. 't Is een gevolg van den klassenstrijd, die op onze kantoren is doorgedrongen, vaak nog verscherpt door onderlinge veeten en jalouzie, waarvan de dienst, die uit den aard der zaak innige samenwerking vor dert, de dupe wordt, 't Is de taak van directeuren en inspecteuren om te zorgen, dat een en ander niet gebeurt. Maar als men in plaats van inspecteert administreert, dan blijft het zoo, jaren, jaren lang. HERMAN VAX DEVENTER. Erratum: Ncot I onder de 3de kolom van »Nog eens den Rechtstoestand der ambtei-aren" behoort te worden gelezen : //Naar het heet is dit een vergoeding wegens het gemis van spaarnankemoluiuenten, welke afwisselen van ? 10?? CO." De voeding van den Neder landschen soldaat. i. Heihaaldelijk werden in den laatsten tijd in publieke geschriften beschouwingen geleverd over het onderwerp, aan het hoofd van dit opstel geplaatst. Het is deze omstandigheid, welke mij er toe bracht te trachten over de onderwerpelijke zaak eenig licht te doen opgaan. Ze verdient dit in alle opzichten. Niet alleen de hooge uitgaven, welke er mede gemoeid zijn, (voor 11)02 is behalve voor brood /'2.180.5G2 voor aankoop van vee en levensmiddelen uitgetrokken) maar vooral het algemeen welzijn van duizende jonge mannen maken ernstige behandeling noodig. Hieromtrent in nadere beschouwingen te treden, komt mij vrij wel overbodig voor. Eeeds eerder zou ik tot openbaarmaking van mijne overwegingen zijn overgegaan, ware het niet, dat het zich liet aanzien, dat ook van de zijde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, bij de behan deling der oorlogsbegrooting, het onder werp zou worden aangeroerd. En werkelijk was dit het geval. In het Voorloopig Verslag komt daar omtrent het volgende voor: «Slechte voeding in een kamp. Naar sommige leden hadden vernomen, werd door de manschappen van het regiment grenadiers en jagers geklaagd over de slechte voeding,, hun dit jaar in het kamp verstrekt." Het antwoord van den Minister luidde: »Uit een ingesteld onderzoek is gebleken, dat de voeding in de legerplaatsen bij Zeist en bij de Harskamp, dit jaar aan de in redelijkheid te stellen eischen heeft voldaan, zoodat van eene verstrekking van slechte voeding in deze geen sprake kan zijn.' Hiermede was voor de leden, die de opmerking maakten, de zaak blijkbaar voldoende opgehelderd, ten minste er werd geen woord meer over gewisseld. Tot recht begrip zal ik trachten een algemeen denkbeeld te geven van de voor schriften, op het stuk der voeding van den soldaat en daarbij aangeven de ver beteringen, welke, naar veler meening, in den bestaanden toestand gebracht kunnen worden. Vooraf wensch ik te verklaren, dat er in de laatste 20 jaren voorzeker veel, ja zeer veel, verbeteringen in de voeding van den minderen militair zijn aangebracht. Van verschillende zijden wordt dit erkend. Van aanhalingen daaromtrent zal ik mij onthouden met uitzondering van een, voorkomende in een der laatste afleveringen van het sedert niet meer verschijnende tijdschrift De Landsverdediging. Daarin las ik het volgende: »EEN GELUKKIG VERSCHIJNSEL. «Het is bij alle droeve mededeelingen »eens een genot te kunnen wijzen op een »gelukkig verschijnsel. »De voeding van den soldaat heeft de «aandacht getrokken van hoogerhand. »De zoo luttel weinig presteerende voe«dingscommissiën zijn vervallen; voor de «toebereiding van het eten worden personen «opgeleid; het brood behoeft niet meer >droog te worden genuttigd en ziet er «smakelijk uit en aan technische eischen »voor de bereiding van het eten is te sgemoet gekomen. Voorwaar er is reden »tot dankbaarheid." Met opzet geschiedt deze aanhaling, omdai: gezegd tijdschrift nu niet recht streeks behoorde onder die, welke den lof over militaire regeeringsdaden zongen. Velen zijn van meening, dat de invoering van den persoonlijken dienstplicht de hoofdaanleiding is van de klachten, welke in den laatsten tijd, over het eten der militairen werden ingebracht. Ik ben van meening, dat zulks niet het geval is. In de eerste plaats toch is het een algemeen bekende waarheid, dat de jongelui van goeden huize, in den regel, eerder tevreden zijn met hetgeen hun in de kazernes wordt verschaft, dan jongelui uit behoeftige gezinnen. Wijders is het bekend, dat de jongelui, die het maar eenigszins kunnen bekostigen lid worden van de onderofficiers-ménages. En eindelijk wordt de invloed van gezegden maatregel op het kazerneleven zeer overschat. Dien aangaande deel ik geheel het gevoelen uitgedrukt in een opstel in de Militaire Spectator Juli 1901 dat op het volgende neerkomt: «Want ik durf aan het geheele Officiers»korps de vraag stellen (eenige groote «garnizoenen uitgezonderd): Hebt gij na de «invoering van den persoonlijken dienst plicht iets kunnen vernemen van den «invloed, dien de intellectueele miliciens »in de kazerne uitoefenen, ja meer, hebt «gij vele dezer onder uwe bevelen gehad ? »en dan twijfel ik niet of het antwoord «zal ontkennend zijn. Men bemerkt niets «van den heilzamen maatregel, men treft «de jongelui uit hoogere standen met de «grootere ontwikkeling sporadisch als «miliciens in de kazerne aan en als logisch «gevolg hiervan kan van den grooten «invloed van ontwikkeld of minder ont«wikkeld, verdwijning van bevoorrechte «standen, onderlinge waardeering, en welke «kracht men meer aan den persoonlijken «dienstplicht moge toeschrijven, nagenoeg »geen sprake zijn." Het vleesch voor de soldatenmenages wordt voor het grootste gedeelte uit de militaire slachteryen verstrekt, in eenige plaatsen wordt het door particuliere slagers geleverd. Door de militaire slachterijen wordt vleesch van zeer goede en door particulieren van goede of voldoende qualiteit geleverd. De verdere levensmiddelen worden door de zorg van de Intendanca aangeschaft en verstrekt. De aanschaffing geschiedt door middel van openbare aanbestedingen. Eene commissis van officieren begeeft zich naar de p'aatsen in ons land waar de aannemers de waren ter keuring aan bieden. Uit die plaatsen geschiedt de ver zending naar de verschillende garnizoens magazijnen van levensmiddelen, waaruit verder de verstrekking aan de troepen plaats heeft. Pekelspek wordt in eenige garnizoenen ter plaatse aangeschaft. De eischen, welke aan de qualiteit der levensmiddelen worden gesteld, zijn vol doende streng om goede waar te krijgen, hetgeen dan ook werkelijk het geval is. Deze wijzen van aanschaffing zijn echter omslachtig en kostbaar. Het is dan ook hoog tijd, dat teruggekeerd worde tot het voor een paar jaren verlaten stelsel om te Amsterdam een voorraad levensmiddelen op te doen, waaruit, naar gelang van de behoefte, de verschillende garnizoenen worden voorzien. Bij zoodanige regeling kan bij de aan schaffing van allerlei voordeelen worden geprofiteerd, welke nu worden prijsgegeven, terwijl hooge bedragen voor reiskosten worden bespaard. De groote sommen, welke door dien maatregel bezuinigd zouden worden, kun nen worden aangewend om nog die ver beteringen in de voeding aan te brengen, welke noodig zijn gebleken. De Minister van Oorlog heeft het voor recht te Amsterdam over een Intendant te beschikken die, als bekend met de handelsusantiën en met veel groothandelaren, alle gegevens bezit om deze zaak afdoende in 's Rijks belang te regelen. Men late deze gunstige gelegenheid niet voorbij gaan. Het brood wordt voor verreweg de meeste garnizoenen onder eigen beheer gebakken. Overigens wordt het door par ticuliere inrichtingen, eveneens dagelijks versch, geleverd. Het bestaat uit ongebuild meel van witte en roode tarwe. Zonder twijfel kan gezegd worden dat in de broodvoeding op zeer voldoende wijze is voorzien. Zooals het echter ieder menscb gaat, gaat het ook den soldaat. Na geruimen tijd enkel tarwebrood met zemelen gegeten te htbben, verlangt hij naar een ander soort brood. Het spreekwoord «verandering van spijs doet eten" wordt ook hier be waarheid. Van de juistheid dezer opmerking kan men zich dagelijks in de cantines over tuigen. De soldaat koopt daar brood zonder zemelen (z. g. wit brood), terwijl hij het hem van Rijkswege verstrekte bruine tarwebrood met zemelen gedeeltelijk ongebruikt laat. Wel is hierin eenige verandering gekomen sedert het tarwebrood in smakelijker vorm wordt verstrekt (een ration van langwerpigen vorm) en waar door het beter doorbakken en de korst crcquant is, doch beletten dat nog veel wit brood wordt gekocht doet de maat regel niet. Trouwens ik geloof niet dat daartegen een maatregel te nemen is, tenzij de mogelijkheid bestaat dat ook in de broodvoeding afwisseling wordt gebracht door b. v. om de twee of drie maanden tarwebrood met zemelen wit brood zonder zemelen en z.g. mik brood te ver schaffen. Ik begrijp zeer goed dat zoo iets voor de administratie al weer een lastpost zou zijn, doch als ze daardoor kan voorkomen dat de soldaat veel brood ongebruikt laat en hem uitgaven kunnen worden bespaard, dan ik houd er mij van overtuigd zoude zij zich die moeite gaarne getroosten. Onkosten zullen aan zoodanigen maat regel vermoedelijk niet bijzonder veel ver bonden zijn. En al ware dit het geval, zou dit nog geen beletsel mogen zijn. Bij najaarsoefeningen en in kampen zou steeds ongebuild tarwebrood verstrekt kun nen worden. (Slot volgt). E, v. GENDT. Irrigatie of Landverhuizing. In een tweetal artikelen in de nummers van l G en 23 Febr. doet de heer D. A. Koster naar aanleiding van onze beschou wing over de rentabiliteit der Solowerken, een middel aan de hand om de rentabiliteit van irrigatiewerken op eene betere grond slag te regelen, opdat daardoor uitvoeren van bevloeiingswerken meer algemeen mogelijk zal worden, want ook de heer Koster deelt blijkbaar ons inzicht dat aanleggen van niet produktieve werken te ontraden is. Door invoeren eener bevloeiingsbelasting, om aan elders geopperde bezwaren tegemoet te komen, desnoods te tuffen als opcenten op de landrente, wil de heer Koster de eigenaars van de velden, die door het irrigatiewerk eene betere bevloding en daardoor eene hoogere produktie verkrijgen, de kosten van dat werk laten dragen. In theorie valt voor eene dergelijke oplossing zeer veel te zeggen, want nu heeft men niet meer te maken met de bepalingen op de landrente heffing, maar is vrij de nieuwe belasting volgens eene andere maatstaf te regelen. Indien men, zooals de heer Koster voorstelt, zich bepaalt tot htffen van een percentage uitsluitend van de waarde der verbetering, die het irrigatiewerk in de produktie heeft gebracht,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl