De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 6 april pagina 2

6 april 1902 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOB, NEDERLAND; No. 1293 dan kan, niemand tegen een dergelijke regeling bezwaar- hebben. Bij.de berekening der vermoedelijke rentabiliteit heeft men dan , alleen de mogelijke produktiever meerdering na te gaan. Mocht blijken, dat deze zoo gering zou zijn, dat do omslag der kosten va.n bat werk naar verhouding te hoog zou worden, dan zou daarmede bewezen zijn dat de voordeelen van het werk niet opwegen tegen de kosten, de uitvoering dus verlies zou opleveren aan de schatkist, ergo aan de gemeenschap d.i. in de eerste plaats aan den grootsten belastingbetaler den Javaan. ? Tegen toepassing in de praktijk van het voorstel van den heer Koster doet zich evenwel een ernstig bezwaar voor. Gewoon lijk neemt men aan dat een irrigatiewerk de produktie verhoogt, maar het schijnt dat deze verhooging niet stabiel blijft, doch met verloop van tijd teruggaat, soms zelfs zeer belangrijk terug. Het zorgvuldige onderzoek van den controleur Walbeehm 1) bracht aan het licht dat de pro Juktie der sawahs, bevlo:id door het irrigatiewerk, bekend onder den naam Keningwerken, bedroeg: in 1896 .... 30.31 pieol 1897 .... 2363 1898 .... 22.95 1899 .... 20.25 1900 .... 19.53 Aldus in vijf jiar een teruggang van 10 78 picol per bouw, terwijl de ver mindering blijkbaar nog niet tot staan is gekomen, zoodat de mogelijkheid bestaat, dat het einde zal zijn, dat de produktie daalt tot het cijfer, dat verkregen werd, voordat de irrigatiewerken waren aange legd, of misschien nog lager. Met zulke resultaten voor oogen, moet men werkelijk gaan twijfelen aan een overwegend nut van groote irrigatiewerken, en wanneer men de laatste berichten uit Indie leest en ziet hoeveel bouw rijstvelden weder door overstroomtngen verwoest zijn, ook in streken waar kostbare irrigatie werken bestaan, dan wordt die twijfel nog grooter. Aan de Semarang Crt. ontlokken deze overstroomtngen dan ook den uitroep: »Wat ziet men van de tonnen goud?, welke reeds besteed zijn aan waterstaat- en irrigatiewerken?'" Would be voorstanders van irrigatie werken wijzen steeds op Britsch-Indiëen halen de gunstige resultaten aldaar ver kregen aan, als bewijs dat ook Java van dergelijke werken belangrijk voordeel zal hebben, doch de kalkbemesting, die zware kleigronden veel verbetert, zou dorre zand gronden nog onvruchtbaarder maken en de aanvoer van water in mijlenlange kanalen in de dorre streken van BritschIndiëom daarmede de omliggende velden te besproeien, zou van zeer weinig nut zijn voor de sawahs op Java, waar de regen tijd geregeld doorkomt en in den west-moesson een maand droogte reeds eene groote zeldzaamheid is, zoodat daar niet door besproeiing, maar hoofdzakelijk door bevloeiing. d.i. slibafietting, de produktie.vermeerdering verkregen moet worden. Juist deze slibaftetting schijnt echter door irrigatiewerken niet duurzaam te verbeteren en al zal in vele gevallen eene geregelde bsvloéiing een eenigszins hoogere gemid delde produktie tengevolge hebben, eene belangrijke, blijvende \ ergrooting der rijstopbrengst van Java, die gelijke tred houdt met de snelle aanwas der bevolking, zal onmogelijk door het aanleggen van irrigatie werken te bereiken zijn. Toch dienen maatregelen getroffen te wor den tegen het gevaar dat Java bedreigt door zijne sterk toenemende bsvolking (2 pCt. per jaar) en weinig vermeerderende rijstproductie. Daartoe bevolen wij (zie de nummers van 21 April en 12 Mei 1901) landverhuizing aan naar de weinig bevolkte landstreken van B>rneo en Sumatra en al werd dit denkbeeld door sommigen onmiddellijk verworpen, nergens zagen wij een gemotiveerde bestrijding. 2) Wij blijven dan ook bij onze opinie, dat veel beter dan door aanleggen van kostbare irrigatie werken, door landverhuizing het dreigend gevaar van overbavolking en hongersnood voor Java kan worden bezworen. Stellen wij eens dat Noord- en ZuidHolland nog zoo weinig bevolkt waren, dat daar duizende bunders vruchtbare grond braak lagen uit gebrek aan bewoners, wie zou dan schatten willen besteden om de zandgronden in Drente iets vrucht baarder te maken? Ei toch wordt voor Inliëdoor velen eene dergelijke politiek voorgestaan. Op Sumatra en B jrneo vindt men uitgestrekte boaachen en woeste gronden, die slecht* wachten op een nijvere bevolking om in vruchtbare rijstvelden te worden herschapen. O^) Java heeft men die bevolking, er zelfs te veel van, zoodat hongersnood in het vooruitzicht is, wat ligt nu meer voor de hand dan Java's overbevolking dienstbaar te maken aan de ontwikkeling der weinig bevolkte Baitenbazittingen? Meer en meer dreigt overbevolking op Java; meer en meer ook dreigt politiek gevaar voor die deelen der B aitenbezittingen, welke een paar eeuwen reeds oas toebehooren, maat nog steeds bijna ongecaltiveerd zijn. Landverhuizing van Java naar die Bukenbszittingen is voor beide gevallen het aangewezen middel tot verbetering. P. C. C. KANSEN JR. 1) Ttjlscluif voor het Bianenlatidsch. Bestuur. Deel XXII. Afl. 2. 2) DJ aanvang van Let laatste hoofdstuk in het kortelings verschenen s'udiewark van den ingenieur J. H)man van der Heide doet een; sterk vermoeden rijzen, dat hetgeen wij hier Bedreven dea heer H. v. d. H. dit hoofdstuk ,Eorgratifl" in den pen gaf. Blijkbaar bsdoeld als bfs'rijding, bevat het integendeel vee' ten gunste van ons denkbeeld, waarover we echter thans niet verder zullen uitweiden. Aan oniers en. opvoeders Tan kindren. O ider&taandëcirculaire warl dezer dagen verspreid. «Oüdergateekenden vragen uw belangstelling voor eenige, naar het hun voorkomt, gewichtige onderwerpen, gewichtig, omdat zjj de toe komst raken van onze kinderen, de toekomst van geheel ons volk. Hat is een niet te loochenen feit, dat het aantal zenuwlyders sterk toaneemt; dat luste loosheid en geiruktheid, schijnbaar niet te vereenigen mat jeugd, maar al te vaak by jeugdige personen warden aangetroffm. Psychiaters en piedagogan hebben in de richting van ons onderwys ean der groote oorzaken gavonden -van de boven aangeduide, algemeen heerschende kwaal. Zjj zrji tot een overtuiging gekomen, die ook de onze is, en die wy hieronder kort formuleeren: a. Oe school in het algemeen is niet zóó ingericht, dat' het opvoedend element in het onderwijs voldoende tot zyti recht kan komen. b. De school wordt gedrukt door de eisenen, die de examens haar stellen. Een gejaagd africhten vervangt dikwijls ontwikkelend onderwys. c Het groote aantal vakken en de groote hoeveelheid leerstof voor elk daarvan, vormen samen een der voornaamste oorzaken, dat het onderwys in het algemeen by de leerlingen geen blyvende belangstelling wekt. Djor samenwerking rsn ouders, autoriteiten, geneeskundigen en onderwijzers by het lager, middelbaar en booger onderwijs kan in dezen toestand verbetering worden gebracht. Hat zal u niet onbekend zyn, dat in Arnhem, Utrecht en Rotterdam vereenigingen zyn op gericht met het doel: «zoodanige hervormingen op het gebied van examens en onderwys te bewerken, dat betere waarborgen voor algemeene ontwikkeling en beschaving zullen ver kregen worden, zonder dat de gezondheid van lichaam en geest door overlading in gevaar zal kunnen gebracht worden". (Art. l der voorloopige statuten) Ojk in Amsterdam kan een dergelijke vereeniging veel nut doen'. M?t alle waardeering van hetgeen in onze stad ten bate van het onderwyi in de goede richting gedaan is, de gedeeltelijke af schaft! ig bij f. der admissieexamens H.B S 3 jirigen cursus voor jongens meenen ondergeteekenden, dat ook hier de op te richten vereeniging nog een ruim arbeids veld vindt, dat bewerking eischt. Zij zal trachten de middelen aan te geven, die ver betering kunnen brengen. Daartoe zal zy in de toekomst veel ernstigs te vragen, maar meer nog ernstig te overwegen hebben, als: 1. de vermindering van het aantal schooluren voor jeugdige leerlingen. 2 het spel als onderdeel van het echoolonderwys, ook by oudere leerlingen. 3. een andere inrichting van het onderwijs, zóó, dat de individueele aanleg van het kind meer tot zyn, recht kan kooien. 4. de aansluiting van het voortgezet- by het lager onderwys. 5 de uitbreiding van de zorg voor de lichamelijke opvoeding. 6 het uitstellen van de beroepskeuze. Eindelijk zal als een punt van overweging bij de vereeniging ter tafel moeten komen de vraag, in hoeverre eventuëele wijziging van de opvoeding in 't gezin haar doel kan helpen bereike.n. Da commissie van voorbereiding: T. Sinders, voorzitter; dr. C de Man, penningmeester; dr. J C Costerus; J. M. E/erts?Pierson; Hanriette Goudsmit; E. Heimans; P. O :to; dr. Citharine van Tussenbroek; C VYü; mr. AiexH WertheimenE Noordhoff, | secretaris, Ru.yichstraat 125''. i Hoe zulk een vereeniging nuttig kan werken door een publieke opinie te helpen vormen ten opzichte van da noodzakelijkheid om het onderwijs te hervormen, behoeft niet in het j licht te worden gesteld. O igstwyfeld zullen t zich velen bierbij aansluiten. Uit Rotterdam. Er behoort moed toe om op mijn leeftijd langs den Nieuwen Binnenweg naar Delfts haven te wandelen. Mjn korte scharrelbeenen en kortzichtige oogen maken mij als het ware voorbestemd om ook onder den stoomtram te geraken. Ik had een benauwd oogenblik toen ik met de aan komende locomotief vó >r me, toch op de rails moost gaan om een omnibus en een zoogenaamde trarnormiibus elkaar te laten | passeeren. Dd naam tramomnibus vordert | toelichting. Z-ioals in de natuur doar krui sing van rassen nieuwe variëteiten ontstaan ( aan denke aan muildier en muilezel) zoo ontsla in door de overname van omnibussen ; door de R >tt. Tram w. M j tramomnibusaen. D^ze rijtuigen indertijd afgekocht van Van der ICuylen om concurrentie te weren, moe ten nu weder dienst doen om de R >tt. Chnn. Mij dooi te cpncureeren. E'i dat gaat al heel aardig; in de aangekondigde verga dering van aandeelhouders der R. O. M. zal liquidatie worden voorgesteld. Zoo rijdt de R. T. M. met haar l xjomotieven honden, kinderen en mmsch'n en met haar verlaagd tarief' en speciale bussan conrurrenten dood. Of ze ook aandeelen van de R O M heeft laten opkoopen is mij niet bekend, lotusscben heeft de R T. M zich weder voor geruimen tijd het monopolie in Rotterdam verzekerd. Hst doel van mijn wandeling was Piet Hein. Sideri Pieter van Anrooy zich met zijn bewerking van dat thema onsterfelijk heeft gemaakt, zit me die melodie in mijn hoofd en wil er niet meer uit. Waar ik ga of sta of lig, altijd hoor ik: Heb je niet gehoord van de zilvervloot. Ik moet toe stemmen dat ik al van mij a 5 i of Ge jaar daarvan gehoord heb. Ik zong het op school. Ik zong het op partijtjes, bij het pand ver beuren. Dan mocht men de woorden Hein en vloot niet zingen; wie dat toch deed verbeurde een pand. En later op de turnclub, de A. T. V., zong ik het mede als 'Stil Piet Heintje". Dit is een wijze van voordracht, waarbij de R >tterdamscheluid ruchtigheid in de fiaale hoogtij viert. Wie er meer van weten wil, yrage maar eens aan een R (tterdammer. Kortom, ik mag zonder overdrijving zeggen, dat ik wel eens gehoord heb van de zilvervloot. En ook van Piet Hein. Deze zeeheld was me vooral daarom altijd zoo sympathiek, omdat hij zich die «helden "daad niet liet aanleunen, zich ergerde aan den ophef die daarvan gemaakt werd, in tegenstelling met de lauwe waardeene g van zijn moed en beleid bij Gibraltar bijv. waarjHeemskerksneuvelde. Was dan ook het nemen van die zilvervloot geen heldendaad, Piet Hein heeft zijn standbeeld toch wel verdiend. Aimiraal, zei ik, nadat ik me had voor gesteld, wat ziet er hier in Delftshaven alles oui en armelijk uit! Ja, zei hij, inija vaderstad was nooit rijk, maar zoo pover als tegenwoordig was 't hier toch vroeger niet. Wat ben j j groot! Ja, dat is het symbool van de groote vereering die mijn stadgenooten mij toedroegen. Maar ja voetstuk is veel t« kleiu! Dat komt omdat het uiteen kleine beurs moest komen. Ei wat zie je er zelf verwaarloosd uit? Wordt je niet schoon gehouden ? E'jn huidziekte, vriend, er is van alles aan ge daan: ik bsn afgekrabd en ingesmeerd; maar ik ben te poreus, ik ben van zand steen, er kon geen marmer of brons op overschieten. Hst hindart me genoeg er zoo uit te zien, vooral wanneer ja nog be spot wordt bovendien. Maar wie zou dat doen? Wel, de wethouler van R >tterdam, die heeft immers gezegd: eenoude zeeheld mag er wel een beetje verweerd uitzien. Ja, ik herinner me zoo iets. Maar wat denk jt* nu verder te doen? Afwachten, natuurlijk, 't 11 in Rotterdam tegenwoordig ook niet al goud water blinkt. NA de zeven vette, schijnen de zeven magere jaren gekomen. Miar als 't Rotterdam wél gaat, dan zullen ze mij ook niet vergeteii. Waarachtig niet, zei ik, dan zal jij een nieuw standbeeld hebben, 't Is waar, voor Tromp hielden we de portemonnaie gesloten: de tijd yan de standbeelden-manie is voorbij Mat jou is het echter een ander geval, j j staat er eenmaal en heel Neerland zou zich schamen als je daar, half vergaan, moest worden opgeborgen en spoor loos veidwijnen. Houd je dus maar goed oude heer! Tracht het uit te zingen tot er betere dagen komen. E-i nu vaarwel! Op mij a terugweg langs den minder ge vaarlijken S jhiedainschen Dijk bedacht ik, dat het toch niet kwaad zou zijn dezen toestand aan de groote klok te hangen. Ik vraag daarom ieder lezer: Weet gij niet een middel om zandsteen waterdicht te maken? Wie er wat op weet, wende zich tot het bureau van de Plaatselijke werken te Rotterdam. E a is er geen kruid voor gewassen, dan vraag ik: Zal Nederland toelaten dat Piet Hein daar verkommert en vergaat? Zou het da taak, die voor Ojd Delftshaven te zwaar bleek, dan niet overnemen, als Rot terdam in gebreke blijft? v. D BLAAK Sociale uitvoeren m Eeieentewerken in eigen bete. Door de Kamer van Arbeid voor de bouwbedryven te R >tterdam is aan d n gemeenteraad aldaar een adres gericht, waarbij krachtens art. 2 sub b der wet het volgende advies wordt gegeven: A. 1. Hst uit/oeren van gemeentewerken onder eigen beheer, bepale zich slechts tot het doei van onderhoudswerken. 2. Alle andere w.:rken pjbliek aan te besteden en eerat dan het werk den aannemar, die hiervoor in aanmerking zou komen, op te dragen, indien een commissie, bes'aande uit drie personen (én te bwicêmen door de gemeente, i doir den eventueelen aannemer en de;i derden door de beide vorigen) tot gunning ad/iseert nadat haar ge bleken is: a dat da aannemer deskundige genoegis, om het werk behoorlijk uit te voeren; b. dat hy fi antieel sterk genoeg staat, om het werk in verbind met de betal.ngstermynen af te makea; c dat de uit te betalen sommen aan de onderaanemers gewaarborgd zyn. B. Ter bestrijding der jaarlyks in den winter heerschende werkloosheid in de bouw vakken alhier by werken in eigen beheer: 1. de werklieden, welke des zomers in dienst zijn, ook des winters werk te verschaffen; 2. de werkzaamheden zweel doenlijk over zosner en winter te verdeelen; 3. bij aanneming van werklieden, indien er zich voldoende aanm I len, de voor keur te geven aan hen, w;lke reeds gedurende een vast te stellen tyd als inwoners dezer gemeente zijn inge schreven en alhier werk>aam warei; 4. werklieden,buiten deze gemeente woon achtig, i.iet de voorkeur te geven, zoo lang voldoende geschikte disyonibele werkkrachten alhier aanwezig zijn; 5. geen werklieden in dienst te nemen, welke no* werkzaam zijn, dan na hun pa'roon voo:af hierin te hebben gekend; O zooveel doenlijk handenarbeid in den winter te bevorderen. C. In de bestekken der voor rekening der gemeente uit te vo.ren werken de be paling op te nem?n, dat alleen met goed keuring van B en W. een zeker aantal werklieden, buiten Rotterdam woonachtig, voDr de uitvoering mogen werkzaan zijn. Tot toelichting van dit aivies wordt aan gevoerd, dat, voor zoover der Kamer bekend, is uitvoering van werken in eigen beheer niet voordeeliger uitkomt dan aanbesteding Voorts dat ook den aannemer een plaats toekomt en deze aan tal van onderaannemers, kleine fabrikanten en werkbazen een bestaan verdek-rt, dat de gemeente hun niet kan verschaffen, terwy'l zijne werklieden in niet mindere, veelal in betere conditie zijn dan die der gemeente, doch dat dit alles ejrst wo'dt bereikt, wanneer het werk niet zonder meer aan den minsten inschryver wordt gegund, doch van den aannemer waar borgen worden gevorderd zoowel ten opzichte zijner kunde ah va,n zyne fiaaotieele aansprakelykheid. De maatregelen, aanbevolen tot wering van werkloosheid, behoeven niet veel naiere toelichting, alleen zij er op gewezen dat het voorafgaand overleg met den vorigen patroon bij het in dienst stellen van gemeentewerklieden hiermede wordt gemotiveerd, dat deze dikwyls door personen van buiten de gemeente worden vervangen en dan by ontslag uit gemeentedienst by het afl iepen van werken, het aantal werkloozen vermeerderen. Nu doet zich echter bet eigenaardige geval voor, dat enkele gemeentewerklieden deel van deze Kamer uitmaken, welke zeker het best in staat zijn e;m oordeel te vellen, of werkelyk die voorop gestelde minstens even gunstige positie van werklieden in dienst van aannemers op waarheid berust. Zy schynen echter een andere kijk op deze zaak te hebben dan hunne msdeleden, die haar meer van uit de verte beschouwen, althans het advies der Kamer is gevolgd door dat eener minderheid, dat, wat punt A betreft, zich uitspreekt in lijnrecht tegenovergestelden zin. Ten deele ia dit aivies misschien uitgelokt door eene discussie over dit onderwerp in den Gemeenteraad bij de behandeling der begroeting, waarby' de opmerking werd gemaakt-, dat de ijver der ia daggeld werkende arbeiders wel eens te wenschen overliet, wat als een der redenen werd aangegeven, waarom uitbesteding van afgeronde werken de voorkeur verdient. Daarnaast werd gewezen op het gebrek aan cjmmercieele kennis by de technische gemeente ambtenaren. die bij uitvoering ia eigen beheer voor aanschaf fiig der materialen hebben te zorgen, terwy'l ook in veel gevallen particuliere aannemers beter zy'a geou illeerd. Er bestaat echter nog een andere grond voor deze voor keur, die, hoewel niet uitgesproken, toch niet temin by velen oagetwyföld gewicht in de schaal zal leggen, nameujk dat by ainbeated ng de kostea der werken in verbaad met de daarvoor toegestane erudiete n gemakkelyker kuanen worden nagegaan, terwijl b\j eigen beheer verschillende werken dikwijls in elkaader gry'pen en door herhaalde af- en overschryvingen het budgetrecht van den Raad wel eens illusoir wordt gemaakt. Met uitzon dering van de eerstgenoemde opmerking heeft dat alles echter niet op den arbeid be trekking en hoewel ter beoordeeling van de vraag, of uitbesteding of eigen beheer de voorkeur verdient, een gemeenteraad zeker niet uitsluitend en zelfs niet ie de eerste plaats op de belangen der daarby betrekken werklieden beeft te letten, voor een Kamer van Arbeid, die ongevraagd haar advies hierover meent te moeten geren, staat de zaak ongetwyfeld eenigszins anders. Art. 2 sub b. der wet, waarop de Kuner zich beroept, spreekt va i het dienen van advies ten aanzien van alle onderwerpen, welke de belangen van den arbeid raken, en al blijkt uit den aa ;hef van dat artikel dat daarmede beoogd wordt het in onderlinge samenwerking bevorderen der be langen van patroons en werklieden, ia dit byjondere geval, waar feitelyk slechts sprake is van n patroon, de Gimeenfe, voor wier belangen da Kamer niet b. oogt en ook niet behoeft op te komen, zou men m "enen dat deze zich slechts dan in deze aangelegenheid heeft te mengen, wanneer zy daarby de be langen der betrokken werklieden wenbcht voor te staan. Men zou hier tegen kunnen aanvoeren dat haar advies ook spre kt van aannemers, kleine fabrikanten en, werkbazen en dat deze ongetwyfeld by de vraag zyn geïiteresseerd, doch dan toci alleen als neringdoenlen, als hoedanig zij in de Kamers van Arbeid niet hun vertegenwoordiging vinder. Is dit zoo, dan maakt bet reeds dadelijk een zonderlinge indruk, dat de Kamer doar hen, voor wier belangen zij geacht wordt op te komen, wordt gedesa voueerd. Trouwens het advies eener Kamer van A'beid over arbeidsaangelegenheden dankt hieraan juist haar groote waarde, dat het niet ingegeven is door het ter.zydige belang van een der daarby betrokken partijen, wat dikwyls wel het geval is wanneer vakvereenigingen, patroons bonden daaronder begrepen, over zulke onder werpen hun licht laten schynen. Dit is echter niet het geval, wanneer zulke adviezen niet volgens de bedoeling der wet in onderlinge samenwerking tot stand komen, doch een der partyen met behulp vai de beslissende stem van den voorzitter haar wil doordrijft. Bij feitelyke beslissingen, die bepaald genomen mo.ten worden, zal altijd de grootst mogelyke minderheid voor de kleinst mogelyke meer derheid hebben te wijken" en bij staking van stemmen in den een of anderen vorm een oplossing moeten gevonden worden. Daargelaten echter of de regeling, zooals de wet of de Kamers van Arbeid die aangeeft, de m est gelukkige is, zal daarby nimmer kunnen word m voor komen, dat een der bei ie in getalsterkte gelykstaande party in het pleit verliest. Doch by adviezen, en dit geldt in dubbele mate bij ongevraagde adviezen, ligt de zaak geheel anderj en hoe eenige Kamer ooit kan meenen, dat aan een op dergelyke wijze uitgebracht advies eenig gezag kan worden toegekend, is minder duidelyk. I* het advies gebaseerd op argumenten, die den toets der kritiek kinnen doorstaan, of kunnen de leden, die daaraan hebb ,n medegewerkt, als by uitstek deskundigen worden bsschouwd, dan zou het mogelijk daar aan eenige waarde kunnen ontleenen, doch een uiting der Kamer als zoodanig is het ongetwijfeld niet. Doch ook zelfs dan, wanneer werkelijk een meerderh id is verkregen, diordat een kleine minderheid der patroons- of werkliedenleden zich van hunne collega's afscheidt een geval dat by het hier besproken advies vermoedelijk aanwezig is ook dan nog m»g het twijfel achtig heeten of ongevraagde adviezen onder die omstandigheden wel veel nut zullen stichten, daar ook in d*t geval niet voorkomen wordt, dat de Kamer, zooals hier, volgens haar advies opkomende voor dearbsiders in de hou wakken, daarmede handelt in strijd met de wenschen van de meerderheid der wettelijke vertegen woordigers daarvan. Ook dan schijnt my ont houding bepaald de voorkeur te verdienen en ook dan heeft een dergelijk advies geen ander gezag dan het aan den zakelij ken inhoud daar van ontleenen kaï. Die inhoui wensch ik, in verband met de toalich'ing, thans even in bijzonderheden na te gaan. (Slot volyt). C v. D. Mmramti in 1 1 1 ui in i u I*HI iiMHUiiiim i IIMI Mr, M van Leien e& bet touieel. in. De vroege aanraking van mr. Jacob van Lennep met het tooneel,?zyne groote kennis van tooneel, en van de krachten der tooneelisten, gevoegd by zyne overgroote bereidvaardigheid hebben hem als van zelf gedreven een groot deel zy'ner tooneelwerken als gelegenheids stukken te schryven. Als j>nkman van 28 j mr was hy' er mee aangevangen met II:t dorp aan de grenzen en hy is tot aan zyn dood in 1868, als man van 6G jaar, geëindigd met het gelegenheidsdrama: Een dichter aan de bink van Leening. Zgn zeer bizoader talent heeft echter ieder gelegenheidswerk een eigenaardigst! stempel opgedrukt en hooger doen staan dan men van het bepaalde genre «gelegenheidsdichters" ge woon is. Zijne beste stukken hebben juist aan »de gelegenheid," aan het tydstip, of aan de vrage ter juister tijd, het ontstaan te danken. Juist heden, by de herdenking van V.Lsnnep's geboorte vóór 100 j lar, gevierd als een vriendelyk, oprecht en hartely'k familiefeest, is het geestige en naï/e van Het durp aan de grenzen, van 1830, wederom gebleken u't de vertooning, wonderlijk genoeg hier en daar slaande op huidrge gebeurtenissen; terwy'l Een Aauterdamsche jvngem, of het Buskruitverraad, hoe tal van malen ook gespeeld, thans, bij de «opvoering, den schouwburg iederen avond n den nok vult. i Amsterdamsche winteravond is in 1858 ontstaan, op verzoek van de toen pas opgetreden directie van den Stadachonwburg, zynde de heeren Rjobol en Tj isink. Aan hen zal men ook wel het ontstaan verschuldigd zyn van De stichting van J}.itavia, insgelyks dagteekenende uit 18a8. - Esne wederopvoering van dit stuk, zoo goed als verzekerd, zal op Amsterdammers dezelfde aantrekkingskracht uitoefenen als Een Am4,erdamtche jongen, en, mits goed gemonteerd, eene bekoring voor het oog zyn. De stichting van Bdtavix boeit door den zelfden goeden luim en het romantische als Een Amsterdamtche j'tngen. Mr. Jacob van Lennep en in beide stukken met de geschiedenis viy'wel dartel omgesprongen : in het eerste heeft zy historischen personen broers gegeven, die is nooit gehad hebben, voorvallen laten plaats hebben, die nooit gebeurd zyn, maar toch ... de bodem, op welken de personen staan, is eene zvi er historische. Het hnielyk en maatschappe lijk leven er in, is echt. Door beide werken gaat de geest der eeuw waarin het speelt, omdat Van Lennep'g geest door studie en familie overlevering heugenis had van vele eeuwen. Want studie, ernstige studie, zelfs van weinig toegankelyke werken, schuilt wel degelyk in beide tooneektukken. Ja, men wordt er tel kens in verraat door de kennis van minder bekende plaatselijke bizondsrheden. Zelfs heeft een schijnbare twijfelachtigheid een goeden grond. In de stichting van Butaaia laat de auteur b.v eene jonge vrouw als jong matroos op 's lands vloot dienen, omdat zy later in Jicatra een rol moet vervullen. Dit was in die dagen geen bizonderheid. Meermalen voer in de 17 3 eeuw »:en meisje loos" op 's lands vloot in den schy'n van matroos. Da komische ader, welke door De stiiltting van Batavia loopt, geeft er eene groote opge wektheid aan, terwy'l het romantische boeit door hetzelfde talent als waarmede de tooneelkunstenaar L. J. Veltman de rollen in derge lyke stukken, creëerde. B j vendien hebben a Een Amkterdamsche jongen n De stichting van Batavia een aantrekkelijkheid te meer, door de echte schilderachtige volkstaal, waarin Van Lsnnep zyne meester was. Hat heeft zy'u reden, dat het meerendeel der tooneelwerken van mr. Jacob van L?nnep historische zyn, en byna alle plaats gry'pen in de 17de eeuw. De ellende der Fransche overheersching en de afschudding van het Fransche juk had hy als kind bijgewoond; later de gisting in geheel Europa. Daarna de opstand van België. Hy had ervaren, hoe by zyne tydgenooten de 17de eeuw met hare groote mannen vergeten WAS, hoe degeheele historiekennis verwaarloosd was, en had vooral in, meer nog, na 1830, met velen heil ge zocht in het bevorderen eener herleving dier gouden eeuw. Op het buitenverblyf zyns vaders, het huis te Manpad boven Haarlem, had hy de ideeën der toongevende mannen, allen, beroemd heden op het gebied van staat, kunst, handel en ny verheid, leeren kennen, en zich, of verdiept in de geschreven geschiedenis, of rondgedoold in de streken, waar de geschiedenis haar merkteeken had gedrukt. Grootvader Cornelis en vader David Jacob waren vurige vaderlanders, en na 1813 geheel voor Oranje. De Nederlandsche dichters werden 's avonds in de zijkamer van het »Huis te Manpad" gelezen of voorgedragen, o a. Langendy'k's Wederzyjda Haioeli/jki>b:drog, bovenal Vondel. Vader en G-ootvader kenden treur spelen of gedeelte,! van Vondel's treurspelen uit het hoofd, zegden die mooi, en brachten er dikwyls regels uit te paf, als zij iets kernachtig» wilden zeggen. Was het dus wonder, dat mr. Jacob van L^nnep zich al vroeg tot Vondel voelde aangetrokken, in wiens gedichten de geheele roemryke 17 Je eeuw beslo en ligt? Ei Vondel ei de geheele 17 je eeuw was het algemeen vergeten! Daarom gevoelde Van Lennep zich geroepen de kennis dier eenw te bevorderen, gely'k hij reeds die van Onze Voorouders had doen keuren: Het bleef by hem niet een vragen: s 't u Lekend, getrouwe Bur-j.Yrs'.'harcn, Dij 't Vaderland inv dienst heb' toegewijd! Tïoe u ivcrsaayvl, in 'f barnen der gevaren, Ons voorgeslacht /icli kwtei ten allen tijd? Herinnert ge u, leie de oii'le l:mJs'iUtorie Der vaad'ren deugd up ieder blatl vertelt]'?'' het werd bij hem een doen. Zijne historische romans en tooneelspelen hebben »hun onvergank'bre glorie, op luiden toon, aan 't vader land gemeld". 0:ider die historische tooneelspelen is er een ook al weder op verzoek ontslaan, op verzoek van mevr. Engelman- Bia dat uit het oogpunt van geschiedenis, samenstelling taal en sty'l, nog heden ds aandaobt verdient. Ik bedoel: De Vrouwe Van Waardenburg. Zeer in het bizonder worde de aandacht van den Raad van Baheer der Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsen tooneel ge vestigd op dit statelyke, historische drama, spelende in den aanvang van den opstand tegen Spanje. Naar behooren gemonteerd, met groot overleg bekort, kan het, met de dame* MannBouwmeester, Holtrop?Van Gelder, Rika Hopper en Anna Klaassen in de hoofdrollen, der Vereenigirtg en haar streven een versterking van koiinklyken scbi;n geven. Ia het algemeen zul'len tooneelbesturen wél doen, met verstand, de dramatische werken van mr. Jacob van Lannep te lezen en te herlezen. Misschien ontdekken zij nog meerdere dan de reeds genoemde, thans nog te* opvoering aanbevolen. Zeker is dit het geval met Lastige Lieden, blyspel in 3 bedrijven en in verzen, na*r Les Facheux van Molière. Hier en daar, b.v. by een tooneel in het Haagsche boscb, is het wat onbeholpen. Doch dit kan eene goede regie wyzigen. Met een der hoofdpersonen in Lastige Lieden heeft mr. Jacob van Lennep bedoeld : den dichter, den alle-dag-declamator en schouwburgcommissaris Ililman. Op de repetitie deed de heer L J. Veltman den heer Ililman en zijne eigenaardige harde spraak na, en hield als deze, ieder by de knoopen van zyn j»s VBB! en viel hem met het opscijen van verzen lastig. Mr. Jacob van Lsnnep zat in de loge te lachen van plezier, doch rees eensklaps op en zei: «M'nheer Veltman mag ik n verzoeken bet anders te doen, u zou een groot man Hilman was lang misschien onaangenaam zijn! ' Best, m'nhesr Van Lennep, ik zal uw wenk opvolgen. Met genoegen. Waarom niet? Dank u wel. 's Avonds was weer rspet'tle vStr Lastige lieden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl