Historisch Archief 1877-1940
F. 1294
DE AMSTERDAMMER
A°. 1902.
WEEKBLAD VOOE NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Dit blad \e verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het G rand Café, te Parijs.
Zondag 13 April.
Advertentiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer / 0.2U
Reclames per regel O.iO
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen, door
de firma KUÜOLF OSSE te Keulen eu door alle filialen dezer firma.
I N H O V Dt
VAN VERBE EN VAN NABIJ: Een nieuwe
levensstaat. - De voeding van den Nederlandschen
soldaat, II, door E v. Gtndt. De aanstaande
verkiezingen in Frankryk. Signalementen uit
Utrecht, door Jan van 't Sticht. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Uitvoeren van gemeente
werken in eigen beheer, II, (Slot), door C. v. D.
Ongevallenwet,door *.".?KDNST EN LETTEREN:
Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp.
Lodewyk Mulder, door J. H R. Libre esthétique,
door Alberd. Th Kunstveilingen in dj Brakke
Grond", door J. W". N Bydrage .tot de ontwik
keling der Amaterdamsche architectuur, door J.
H. Schorer. Nog eens de Gebooitklock-voor
dracht, door Willem Royaards. Aanteekeningen
bjj hei antwoord van d,-n heer Rnyaards, door
J. Mathys Acket Jong Leven, door Daisy,
beoordeeld door J. Tersteeg. De Van
lennepplaat, door W. G. van Nonhuys.
Schopenhauer over 't Duel, door Edw. BK.
Boekaankondigirig. FEUILLETON: Een dag uit het
leven van Appelsnoetje, door Otto Ernst.
EECLAMES. VOOR DAMES: Negende Jaar
verslag v. d. Ned. Kinderbond 1901, door G. C.
Btellingwerf-Jentink. De geschiedenis van Oom
Tom's Negerhut, I, door B. N. Handschoenen,
door M. M. Allerlei, door Caprice. Inge
zonden. SCHAAKSPEL. - FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter.
PEN- EN POTLOODKRASSEN.?ADYERTENTIEN
Een nieuwe levensstaat.
Voor zoover er in een glas water een
etorm kan neerdalen is dr. Kuyper daar
getuige van, nu uit alléhoeken van Neder
land de winden tegen hem blazen.
Hij heeft een groot kwaad begaan, door
zich te laten interviewen door »vreemde"
reporters, en dat vooral in de oogen van
de Pers, die anders dit soort van
nieuwtjesjagen tot de uitnemendste verrichtingen
van den journalist rekent, en het zich laten
uithooren een zeer te waardeeren
eigenEchap acht van het individu, dat slacht
offer verkiest te zijn.
Zoo is het zonderling genoeg, dat juist de
dagbladschrij vers zoo hevig tegen dr.Kuyper
te keer gaan, terwijl deze Minister eer een
model van een geheimbewaarder dient
te heeten, geschapen naar het hart van
diezelfde Pers; en dat te meer, daar hij bij
al zijn gedienstigheid tot dusver geen enkel
belangrijk Staats-geheim heeft verklapt!
Maar niet minder opmerkelijk is het,
dat Kuyper's hart zoo naar het gild der
interviewers trekt. Als journalist deed hij
nooit aan iets anders dan aan het politiek
betoog. Zelf interviewde hij niet, en zijn
blad De Standaard onthield zich geheel
van het verschaffen van inlichtingen, door
middel van op- en indringerige onder
vraging verkregen. Hij zelf was ongetwij
feld de minst nieuwsgierige journalist, die
in onzen tijd in Nederland geleefd heeft.
En zie, daar opeens, na zijn ministerschap
bereikt te hebben, trekt hij de wereld door
als de personificatie van een nieuws-bureau,
en doet zelfs iets denken aan het
langoortje, dat langs de straten zich laat
voeren, om aan een zeker soort van kin
deren echte ezelinnenmelk te leveren; eerst
uitgemolken keert zoo'n dier naar stal terug.
Zeker zou men zoo iets niet van Kuyper
verwacht hebben. De christen gaat liefst
in zijn bescheidenheid schuil. Hij heeft een
afkeer van onnoodig gerucht, van
voornaamheidsschiJD. En hoe moest dit bij
dezen Minister het geval zijn, die het wel
niet kon voorkomen, dat de titel van
Excellentie hem werd toegelegd, maar
des al niettemin, onder den druk der zonde
levende, naar een door de Openbaring
gecorrigeerde rede met vreeze en beving
zonder ophouden zich had te stellen voor
het aangezicht zijns Gods ; gelijk wij
dan ook, zoolang hij Standaard redacteur
heette, hem in artikel en asterik, onder
zon- maan- en sterrelicht, in de diepste
verootmoediging en hoogste zielsverheffiag
mochten aantreffen. Nietwaar, deze inter
view liefde, met haar licht, w.uft, wereldsch,
snapgraag karakter het is te begrijpen,
dat ze naar veler oordeel niet past bij het ter
hemelhoogte streven, waaraan men bij dr.
Kuyper sinds zooveel jaren was gewoon.
Wat ons betreft wij zijn niet geneigd
op deze tegenstelling te veel te letten.
Niets natuurlijker dan dat zich bij een
man als Kuyper, na zulk een tijd van,
om zoo te zeggen, opgesloten te zijn ge
weest in engen partijkring, een reactie
openbaart, nu de veranderde levensomstan
digheden hem meer ruimte bieden. Lieve
hemel, wat een toestand was dat voor
den krachtigen en van nature
levenslustigen man, eeuwig en altijd met de
feloovige broeders en zusters over een
erk- en schoolorganisatie te redeneeren,
deputaten te stichten of te belezen; en
dan theologie en politiek, dogma's en
wereldsche leerstellingen, tot n program
om te haspelen, en dat een kwart eeuw te
verdedigen, steeds met het gevoel, en telkens
met de ervaring, maar nu in deze dagen
met de wetenschap sterker dan ooit, dat er in
depractjk toch niets van terecht kan komen!
Daar werd de kooi open gezet en de
vogel vloog Gods vrje natuur in, naar
het bosch, waar hij de gevleugelden, groote
en kleine, tegenkwam, die daar zwierden
en kwinkeleerden; was 't wonder, dat hij
zich de vlerken nette, zijn mooie veeren
in het zonlicht liet glanzen en mee begon
te neuriën en te zingen, alsof zijn bekje
nooit meer rusten zou! Welk een nieuw
leven; hoe spoedig zweefde hij heen...
om slechts roode thuiswaarts te keeren,
en telkens opnieuw uit te vliegen... den
adelaar te rijk!
Gun hem dat genot. Waarlijk, hij heeft
het verdiend. M. a. w. de jaloerschheid
der pers op Kuyper bij zijn toeschietelijk
heid voor «vreemde'1 reporters heeft o. i. een
zondigen kant; en al loopt hij zelf
eenig gevaar onder de krachtige reactie,
waaraan hij op dit oogenblik zoo, in
den beginne van zijn nieuw bestaan
onderworpen is, een paar mooie veeren te
laten, o! d'e zullen wel weer aangroeien;
over n of twee jaar is hij als minister ;
wij zijn er zeker van, een zeer waardig,
een behoorlijk net mensen en tot dus
verre hebben zijn praatjes, waarmfêhij
daar in de wijde, wijde wereld zichzelf en
zijn navliegers heeft verkwikt, niemand
onzer kwaad gedaan.
Alleen zouden wij op twee gevaren
willen wijzen, die met de reporters minder
hebben uit te staan.
Ten eerste zou het o.i. wenschelijk zijn
dat Kuyper zijn steek en degen niet mee
nam op de reis. Niet alleen, dat hij
aan die dingen te veel zou kunnen ge
wennen, om ze later zonder groot hartzeer
weg te leggen, maar ze zouden hem
al te licht misschien verleiden om heel
hooge menschen te gaan opzoeken ;
menschen minder glad dan hij, maar die
door hun hooge positie in zijne vroolijke
onbezonnenheid toch gevaarlijk voor hem
mochten wezen. Zoo b.v. »Kuyper bij keizer
Wilhelm," was voor de kalm nadenkende
Nederlanders geenszins een geruststellende
tijdicg. Wij wenschen met alle mogend
heden op een goeden voet te verkeeren,
met Duitschland niet minder dan met
Frankrijk of Belgiëmaar ook niet
meer. Vooral voor een miniatuurstaat als
Nederland past een zeer zorgvuldig af
meten van de beleefdheden tegenover
machten, die in een al te groote belang
stelling allicht een bewijs kunnen vinden
van ons bereid zijn < m tot afhankelijk
heid te naderen. Ten opzichte van Duitsch
land dient men o.i. dubbel voorzichtig (e
zijn, daar keizer Wilhelm zoo buitengewoon
oranjegezind is als oranjeman, en we door
het huwelijk van H. M. in Prins Hendrik
reeds een vertegenwoordiger aan het hof
te Berlijn bezitten, zoodat er waarlijk niet
nog bovendien een dejeunertje van Kuyper
noodig is om de banden nauwer toe te
halen. Voor diplomatieke besprekingen
hebben wij te Berlijn een gezant die, naar
wij hopen en vermoeden, wel niet heelemaal
een nul zal zijn, en zoo zou het niet meer
dan billijk en zeker ook nuttig wezen als
minister van binnenland'sche zaken den
keizer den keizer te laten, en eenvoudig
naar Dresden en Chemmitz te reizen, zon
der eenig diplomatisch vertoon. Een ver
toon dat geheel onnoodig was, daar elk
minisier, waar hij komt, ook zondereenige
aanbeveling, natuurlijk, ten opzichte van
onderwijs zaken alles te zien en te
weten krijgt wat hij maar wil. Nu laten
wij de vraag daar, of er wezenlijk behoefte
bestond aan een tochtje ter aanschouwing
van het technisch onderwijs in Duitschland,
door iemand, die aan zulk een zien niet
een jarenlange studie heeft kunnen doen
voorafgaan; en of onder de Hollandsche
specialiteiten de personen ontbraken om
Kuyper nog beter in te lichten, dan door
zoo'n vliegreisje mogelijk was; immers
zelfs aangenomen dat deze vragen ont
kennend beantwoord moesten worden, men
zou toch dienen toetestemmen, dat Kuyper
aan zijn vacantie-reifje een nuttig doel
heeft verbonden en zeker eenigszins wijzer
is teruggekeerd dan toen hij heenging.
Daarom, niet op het van honk vliegen
zelf, noch op de reporter-gesprekken, oefene
men kritiek ; beide zijn tamelijk onschul
dig, en zooals wij hebben aangetoond een
natuurlijk gevolg van den nieuwen levens
staat, waarin de minister zich bevindt;
maar de al te hooge vlucht, die hij soms nam
schijnt ons bedenkelijk. In zijn eigen belang
en niet minder in dat van het vaderland
moest hij in 't vervolg de keizers en
koningen liever met rust laten. Het is
voor zulk een echte vredesduif als Kuyper,
behalve in zijn beeldspraak, naar hart en
nieren is, altijd gevaarlijk en dus onverant
woordelijk, zich noodeloos in de nabijheid
van de arenden en gieren te wagen.
Een tweede punt, dat we even wenschen
aan te roeren, is de terugkomst na zulk
een reis in de Haagsche arke. Het moet hem
moeite kosten zich weer thuis te gevoelen,
want het is daar misère troef. Men kan i
l
immers niet altijd redeneeren over de Rede
en de Opet baring en waarover anders moet
men het hebben ? Het is nu dan toch wel
voldoende gebleken, dat de toepassing van
christelijke beginselen, het in elkaar zetten
van een specifiek christelijk
regeerirgsprogram, tot de onmogelijkheden behoort,
en dat de meerderheid alleen genoegen
kan nemen met een conservatief liberaal
bewind, hetwelk een chri gelijk vlaggetje
zwaait. Ontwerpen van bekeken i s in het
christelijke zijn er niet, en in het
nietchristelijke is 't daar zoo'üpovere ver
tooning. Daar nu komt een man als
Kuyper weer in zijn leunstoel te zitten,
met de haringspeetsters van verre tot
lijfwacht. Ja, dat is haast niet om
uit te houden, dunkt ons. Wij kunnen
het ons begrijpen als hij ongeduldig
zich links en rechts draait. Daar
heeft hij pas die heerlijke wereld ver
laten, waarin ge om nog wat in de buurt
te blijven, tot Petersburg en Konstantinopel
kunt zwerven, zoodat de geest verzadigd
wordt van genietingen den volkomen man
van werkkracht en sterke impulsie waardig.
Zou het dan vreemd zijn dat hij al spoedig
zijn Baedeker voor den dag haalde, en
weldra een plannetje maakte om in Gods
naam dat armzalige spulletje maar liever
weer te ontloopen, en als plenipotentiaris,
bij opdracht van zichzelf, op reis te gaan ?
Ziedaar een gevaar voor Kuyper
veel erger dan de R"porters zijn. Met het
oog hierop, zouden wij aan de collega's
van Zijn Excellentie willen voorstellen:
zoekt hem door uw voorbeeld en ... met
een zacht lijntje wat aan het
wettenmaken te krijgen en allereerst: aan
een Armenwet, want uit de wereld moest
toch eindelijk, O, christelijk Ministerie,
dat verschrikkelijk schandaal! Tracht hem
in 's hemelsnaam te bewaren voor de
verveling. Geeft aan uw Kabinet zoo'n
riant uiterlijk en innerlijk, dat hij als een
groot man er wezenlijk zich niet voor
behoeft te schamen ... en gij zult zien
met de reisgevaren n jol .' t ^en reislust
is het spoedig gedaan.
De voeding van den
Neder
landschen soldaat.
n.
De bereiding van het eten is voorzeker
het meest gewichtige, doch ook het
moeielijkste onderdeel der voeding. De beste
levensmiddelen toch kunnen, bij onvol
doende bereiding, geen smakelijken maal
tijd opleveren.
In de meeste militaire keukens zijn
Senking-fornuizen aanwezig, in ieder waar
van het eten voor een groot aantal man
schappen wordt gekookt. Daar waar deze
fornuizen nog niet beschikbaar zijn, wor
den ze gaandeweg van Rijkswege verstrekt.
Deze soort van fornuizen heeft het groote
voordeel, dat men van aanbranden niet
meer hoort en het eten, nadat het voor
opdienen gereed is, zonder bezwaar, daarin
eenigen tijd warm kan worden gehouden.
Uitstekend geschikt zijn die toestellen
voor de bereiding van erwtensoep, groente
soep, erwten en boon en, alsmede voor
eten door elkander (gestampte kost). Min
der geschikt, om niet te spreken van on
geschikt, zijn ze echter om groote hoe
veelheden aardappelen te koken. Het
verwijderen van het water waarin ze
gekookt zijn, het behoorlijk laten opdrogen
en het bij het opscheppen in geheelen
staat behouden van den aardappel is
uiterst moeielijk, zoo niet onmogelijk.
Aardappelen, welke afkoken of sterk
kruimelen, komen dikwijls als moes of
pap u't de pot.
Van daar klachten dat het eten er
niet smakelijk uitziet. Een onoogelijke
aardappel bederft alles in deze.
Wil men de voeding van den soldaat,
wat smakelijkheid betreft, afdoende ver
beteren, dan zal ook hierin voorzien moeten
worden, des uoodig door het beschikbaar
stellen van een bepaa'd aantal kleine
potten om aardappelen in te koken.
In elk geval ware in dezen zin een
proef te nemen. Hiertoe is te meer aan
leiding omdat het in vroeger jaren de
gewoonte was om aardappelen en groenten
dooreen gemengd (gestampte kost) 1) te
eten. In de laatste jaren is men er meer
en meer toe overgegaan om de aardappelen
en de groenten ieder afzonderlijk te ver
strekken. Een maatregel die zooals
zich laat begrijpen in het belang der
voeding werd genomen, maar die veel
hooger eischen stelt aan keukenmateriaal
en personeel.
In de meeste keukens zijn afzonderlijke
fornuizen aanwezig voor het braden van
vleesch en het uitbraden van spek, daar
waar ze niet zijn, worden ze geleidelijk
aangeschaft 2).
1) Bij den soldaa* algemeen bekend onder
den Eaain van ,/*ats."
2) Vergelijk Oorlogsbfgrooting 1902.
Voor het stoven van groenten zijn toe
stellen beschikbaar.
Het tweede punt, waarop het bij r!e
etensbereiding aankomt, is het
keukenpersoneel.
Veel is in deze richting in de laatste
jaren gedaan en ware het niet dat men
bij ons leger moet tobben om geschikte
vrijwilligers te krijgen en te houden, dan
ware dit vraagstuk zeker reeds opgelost.
Nu is die toestand hier en daar nog ge
brekkig doordat niet over alleszins ge
schikte soldaten voor koks kan beschikt
worden en zelfs miliciens, die na enkele
maanden met groot verlof het korps ver
laten, voor die betrekking moeten worden
opgeleid.
Dank zij den krachligen steun, welke
de Amsterdamsche Huishoudschool in
deze ook aan het Departement van Oorlog
verleent, is het leger in de laatste jaren
in het bezit gekomen van een aantal koks,
welke geschikt zijn voor hun werk. De
Directrice van die school verdient lof voor
de wijze waarop zij militairen voor kok
opleidt. Niet alleen het gereed maken
der spijzen wordt hun tot in de puntjes
geleerd, maar vooral ook wordt de zorg
voor groote zindelijkheid op lijf en gereed
schappen bij hen aangekweekt; iets wat
niet overbodig is gebleken.
Geheel eens ben ik het met de volgende
uitspraak van den toenmaligen Minister
van Oorlog Schneider:
«Door overleg en onderzoek is mij ge
bleken, dat de fout niet aan de
grond»st(jffen, maar aan de toe bereiding van
»bet eten lag."
Dat cok de tegenwoordige Minister van
Oorlog gevoelt dat er in deze wat gedaan
moet worden, blijkt uit de toelichting bij
het uittrekken op de begrooting voor dit
jaar van een bedrag van f 3523.51.
»Door het gering aantal vrijwilligers
»wordt het voortdurend moeielijker
ge«schikte personen aan te wijzen voor kok
»in de verschillende keukens bij de
korp»seii van het leger.
»Ten einde hierin te voorzien, door de
betrekking van kok aantrekkelijk te maken
»komt het wenschelijk voor, ten^ behoeve
»van alle ménages der korpsen, zoowel
»van de onderofficieren als van de
sol»daten, vrijwillig dienende militairen, die
»bij de Amsterdamsche Huishoudschool of
»bij eene andere dergelijke inrichting, het
»getuigschrift hebben verkregen van
mili»tairen kok, te kunnen aanstellen tot
«korporaal- kok."
Een der middelen om een smakelijken
maaltijd, waartoe aardappelen behooren,
te verstrekken, is dat deze vrucht goed
geschild is. Hoe gemakkelijk het aard
appelschillen er ook uit ziet, de werke
lijkheid bewijst dat men daar slag van
moet hebben. Niet-kenners schillen of te
dik of te dun, pitten niet voldoende en
snijden zonder noodzaak stukken weg.
Een en ander maakt dat de aardappelen
voor de militairen er onoogelijk uitzien
en den eetlust niet opwekken. En dat
kan wel niet anders daar het schillen
geschiedt door de soldaten zelf, waarvan
slechts enkelen slag hebben; de meesten
hebben het zelfs nooit gezien.
Voor deze bewerking zijn toestellen
uitgedacht, welke niet schijnen te voldoen,
althans men bemerkt van het algemeen
in gebruik stellen niets.
Het verdient aanbeveling in de garni
zoenen het schillen door vrouwen te laten
doen, n'en déplaise van hen, die den sol
daat jaar in jaar uit slecht geschilde
aardappelen willen laten eten omdat hij
het schillen te velde ook zelf zal moeten
doen.
Wellicht blijkt dat bij het schillen door
vrouwen minder aardappelen noodig zijn
en daardoor hetration eenigszins verkleind
zou kunnen worden. Hierdoor zou al
vast een gedeelte der onkosten gedekt
worden.
Bij de militaire academie, de instructie
compagnie en het instructie-bataljon ge
schiedt het schillen reeds door vrouwen.
Wijders moet er zorgzaam worden te
werk gegaan bij de keuze van de rations
op dagen, dat vermoeiende oefeningen wor
den gehouden. De ondervinding toch
heeft geleerd, dat de soldaat in het warme
jaargetijde van een vermoeienden marsch
teruggekeerd, geen trek heeft in b. v.
bruine boonen of erwtensoep. Bij derge
lijke gelegenheden komt dikwijls meer dan
de helft van het eten in de spoelington
terecht.
Onder zoodanige omstandigheden stelt
de man meer prijs op een dikke
rijstesoep met veel groenten en een stukje
vleesch deze kost wekt op. Wordt
hierbij" een stuk brood gebruikt dan is het,
voor een enkelen dag, eene voldoende
voeding.
(Slot volgt.) E. VAN GENDT.
De aanslaande verkiezingen
in Frankryk.
In het vorig tummer van dit blad heeft
Johar. Braakensiek eene welverdiende hulde
gebracht aan den Franschen minister presi
dent Waldeck-Rousseau. De Kamer, die
zich tegenover Dupuy en Méne zoo weer
barstig had betoond, heeft
Waldeck-Rousseau gehoorzaamd als een meester. En dit
is gebeurd onder omstandigheden, die zelfs
den vrienden van den Franschen premier
bedenkelijk toeschenen: men denkeslechts
aan de opneming van den socialist
Millerand in het ministerie, ongetwijfeld een
vrij gewaagd experiment. Met ijzeren hand
heeft Waldeck Ryusseau van de bem oor
spronkelijk vijandig gezinde Kamermeer
derheid eene regeeiingspartij gemaakt, en
tot voor sommige weken kon men deuken,
dat de zoogenoerade nationalistische parlij,
die eigenlijk slechts de voorhoede vormde
van de reactionairen en clericalen en menig
maal voor deze partijen het vuile werk
deed, voor goed machteloos was gemaakt.
Sedert eenige weken echter is de toestand
verarderd, zoo zelfs, dat het niet eens meer
zeker is, of na de aanstaande verkiezin
gen de tegenwoordige
regeeringsmeerderheid niet in eene minderheid zal zijn ver
anderd. Spottend zegt het Berliner
Tageblatt, dat Waldeck-Rousseau, die zich drie
jaren lang als minister president heeft ge
handhaafd, voor de Franschen al veel te
lang »Aristides, de rechtvaardige" is ge
weest. Volkomen juist is deze verklaring
van de verandering in de politieke voor
uitzichten niet, maar zeker steekt er een
goede dosis waarheid in.
Waldeck Rousseau is voor enkele weken
het slachtoffer geworden van ee, rijtuig
ongeluk, en al waren zijne verwondingen
niet gevaarlijk en betrekkelijk spoedig
genezen, zij hebben hem eenigen tijdlang
verhinderd zijne functiën als
ministerpresident te vervullen. En in dien tijd is
het met de regeeringsmachine herhaaldelijk
spaak geloopen. Zeker kan de
minieterpresident hierin een bewijs zien van
zijne onmifebaarHjjsd, maar een scherp
zinnig man als hij, een der beroemdste
advocaten van Frankrijk, die gewoon is
het pro en contra van elke zaak te over
wegen, zal minstens even zeker uit de
weifelende houding der regeerings-partij
hebben afgeleid, dat deze in den
volsten zin zijn eigen schepping, door hem
bijeengebracht en bijeengehouden toch
maar een zeer geringe mate van weer
standsvermogen aan invloeden van buiten
bezat. AVat beteekent de betrouwbaarheid
eener partij, die zelfs gedurende enkele
weken het oog en de hand van den meester
niet kan missen ?
Geen wonder, dat van verschillende zijden
het gerucht wordt verspreid:
WaldeckRousseau is regeeringsmoede. De tegen
woordige premier heeft, toen hij als presi
dent van het ministerie optrad, zeer veel
opgetfferd. Het inkomen, dat hem zijn
advocaten-prak tijk opleverde, overtrof vele
malen dat van zijn tegenwoordige hooge
betrekking. Daarbij heeft hij zijn
letter? kundige, artistieke en sportliefhebberijen
zoo goed als geheel terzijde moeten stellen.
De roerselen des harten van een eerzuchtig
man, die misschien en zeker met niet
minder recht dan de besten zijner
landgenooten later het presidentschap van
de Republiek begeert, laten zich niet
gemakkelijk doorgronden. Maar wellicht
denkt Waldeck-Rousseau, dat hij niets
verliezen zal wanneer hy zich een tijdlang
als Achilles in zijn tent terugtrekt.
Tot nu toe echter kan men geen spoor
van verslapping of moedeloosheid bij hem
ontdekken. Den verkiezingsstrijd 'heeft
hij op zijne gewone kalme en krachtige
wijze aanvaard en zich geheel gehouden
aan het door hem in Jacuari te S t". Etienne
ontwikkeld program. In de laatste dagen
heeft hij provinciale en plaatselijke auto
riteiten uit alle deelen van Frankrijk ten
gehoore antvargen, om met hen de aan
hangige vraagstukken te bespreken En
als men bedenkt dat Waldeck Rousseau
in het Parlement steeds met zijn persoon
zijn collega's in het ministerie m zijn
prefecten heeft gedekt, waardoor de soli
dariteit der regeering misschien wel grooter
scheen dan zij in werkelijkheid was kan
men zich voorstellen, dat van zulke be
sprekingen nog steeds een machtige in
vloed uitgaat.
Natuurlijk zit de tegenpartij niet stil.
Van eene openlijke oppositie tegen het
repubhkeinsch régime is geen
sprakemonarchisten en imperialisten zijn, met
zeldzame uitzonderingen, allen meer of
mm rallies geworden en scharen zich onder
de vanen van Méline, Ribot en Poincaré.
»De Ligite de la Patrie Francaise schrijft
de Parijsche correspondent van de Frank?
forter Zeitung - telt hare aanhangers in
alle deelen des lands en verzamelt alle
elementen, die door de ontbinding of op
heffing van de congregatiën geen
onder