De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 13 april pagina 1

13 april 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. 1294 DE AMSTERDAMMER A°. 1902. WEEKBLAD VOOE NEDEELAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Dit blad \e verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het G rand Café, te Parijs. Zondag 13 April. Advertentiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer / 0.2U Reclames per regel O.iO Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen, door de firma KUÜOLF OSSE te Keulen eu door alle filialen dezer firma. I N H O V Dt VAN VERBE EN VAN NABIJ: Een nieuwe levensstaat. - De voeding van den Nederlandschen soldaat, II, door E v. Gtndt. De aanstaande verkiezingen in Frankryk. Signalementen uit Utrecht, door Jan van 't Sticht. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Uitvoeren van gemeente werken in eigen beheer, II, (Slot), door C. v. D. Ongevallenwet,door *.".?KDNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Lodewyk Mulder, door J. H R. Libre esthétique, door Alberd. Th Kunstveilingen in dj Brakke Grond", door J. W". N Bydrage .tot de ontwik keling der Amaterdamsche architectuur, door J. H. Schorer. Nog eens de Gebooitklock-voor dracht, door Willem Royaards. Aanteekeningen bjj hei antwoord van d,-n heer Rnyaards, door J. Mathys Acket Jong Leven, door Daisy, beoordeeld door J. Tersteeg. De Van lennepplaat, door W. G. van Nonhuys. Schopenhauer over 't Duel, door Edw. BK. Boekaankondigirig. FEUILLETON: Een dag uit het leven van Appelsnoetje, door Otto Ernst. EECLAMES. VOOR DAMES: Negende Jaar verslag v. d. Ned. Kinderbond 1901, door G. C. Btellingwerf-Jentink. De geschiedenis van Oom Tom's Negerhut, I, door B. N. Handschoenen, door M. M. Allerlei, door Caprice. Inge zonden. SCHAAKSPEL. - FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. PEN- EN POTLOODKRASSEN.?ADYERTENTIEN Een nieuwe levensstaat. Voor zoover er in een glas water een etorm kan neerdalen is dr. Kuyper daar getuige van, nu uit alléhoeken van Neder land de winden tegen hem blazen. Hij heeft een groot kwaad begaan, door zich te laten interviewen door »vreemde" reporters, en dat vooral in de oogen van de Pers, die anders dit soort van nieuwtjesjagen tot de uitnemendste verrichtingen van den journalist rekent, en het zich laten uithooren een zeer te waardeeren eigenEchap acht van het individu, dat slacht offer verkiest te zijn. Zoo is het zonderling genoeg, dat juist de dagbladschrij vers zoo hevig tegen dr.Kuyper te keer gaan, terwijl deze Minister eer een model van een geheimbewaarder dient te heeten, geschapen naar het hart van diezelfde Pers; en dat te meer, daar hij bij al zijn gedienstigheid tot dusver geen enkel belangrijk Staats-geheim heeft verklapt! Maar niet minder opmerkelijk is het, dat Kuyper's hart zoo naar het gild der interviewers trekt. Als journalist deed hij nooit aan iets anders dan aan het politiek betoog. Zelf interviewde hij niet, en zijn blad De Standaard onthield zich geheel van het verschaffen van inlichtingen, door middel van op- en indringerige onder vraging verkregen. Hij zelf was ongetwij feld de minst nieuwsgierige journalist, die in onzen tijd in Nederland geleefd heeft. En zie, daar opeens, na zijn ministerschap bereikt te hebben, trekt hij de wereld door als de personificatie van een nieuws-bureau, en doet zelfs iets denken aan het langoortje, dat langs de straten zich laat voeren, om aan een zeker soort van kin deren echte ezelinnenmelk te leveren; eerst uitgemolken keert zoo'n dier naar stal terug. Zeker zou men zoo iets niet van Kuyper verwacht hebben. De christen gaat liefst in zijn bescheidenheid schuil. Hij heeft een afkeer van onnoodig gerucht, van voornaamheidsschiJD. En hoe moest dit bij dezen Minister het geval zijn, die het wel niet kon voorkomen, dat de titel van Excellentie hem werd toegelegd, maar des al niettemin, onder den druk der zonde levende, naar een door de Openbaring gecorrigeerde rede met vreeze en beving zonder ophouden zich had te stellen voor het aangezicht zijns Gods ; gelijk wij dan ook, zoolang hij Standaard redacteur heette, hem in artikel en asterik, onder zon- maan- en sterrelicht, in de diepste verootmoediging en hoogste zielsverheffiag mochten aantreffen. Nietwaar, deze inter view liefde, met haar licht, w.uft, wereldsch, snapgraag karakter het is te begrijpen, dat ze naar veler oordeel niet past bij het ter hemelhoogte streven, waaraan men bij dr. Kuyper sinds zooveel jaren was gewoon. Wat ons betreft wij zijn niet geneigd op deze tegenstelling te veel te letten. Niets natuurlijker dan dat zich bij een man als Kuyper, na zulk een tijd van, om zoo te zeggen, opgesloten te zijn ge weest in engen partijkring, een reactie openbaart, nu de veranderde levensomstan digheden hem meer ruimte bieden. Lieve hemel, wat een toestand was dat voor den krachtigen en van nature levenslustigen man, eeuwig en altijd met de feloovige broeders en zusters over een erk- en schoolorganisatie te redeneeren, deputaten te stichten of te belezen; en dan theologie en politiek, dogma's en wereldsche leerstellingen, tot n program om te haspelen, en dat een kwart eeuw te verdedigen, steeds met het gevoel, en telkens met de ervaring, maar nu in deze dagen met de wetenschap sterker dan ooit, dat er in depractjk toch niets van terecht kan komen! Daar werd de kooi open gezet en de vogel vloog Gods vrje natuur in, naar het bosch, waar hij de gevleugelden, groote en kleine, tegenkwam, die daar zwierden en kwinkeleerden; was 't wonder, dat hij zich de vlerken nette, zijn mooie veeren in het zonlicht liet glanzen en mee begon te neuriën en te zingen, alsof zijn bekje nooit meer rusten zou! Welk een nieuw leven; hoe spoedig zweefde hij heen... om slechts roode thuiswaarts te keeren, en telkens opnieuw uit te vliegen... den adelaar te rijk! Gun hem dat genot. Waarlijk, hij heeft het verdiend. M. a. w. de jaloerschheid der pers op Kuyper bij zijn toeschietelijk heid voor «vreemde'1 reporters heeft o. i. een zondigen kant; en al loopt hij zelf eenig gevaar onder de krachtige reactie, waaraan hij op dit oogenblik zoo, in den beginne van zijn nieuw bestaan onderworpen is, een paar mooie veeren te laten, o! d'e zullen wel weer aangroeien; over n of twee jaar is hij als minister ; wij zijn er zeker van, een zeer waardig, een behoorlijk net mensen en tot dus verre hebben zijn praatjes, waarmfêhij daar in de wijde, wijde wereld zichzelf en zijn navliegers heeft verkwikt, niemand onzer kwaad gedaan. Alleen zouden wij op twee gevaren willen wijzen, die met de reporters minder hebben uit te staan. Ten eerste zou het o.i. wenschelijk zijn dat Kuyper zijn steek en degen niet mee nam op de reis. Niet alleen, dat hij aan die dingen te veel zou kunnen ge wennen, om ze later zonder groot hartzeer weg te leggen, maar ze zouden hem al te licht misschien verleiden om heel hooge menschen te gaan opzoeken ; menschen minder glad dan hij, maar die door hun hooge positie in zijne vroolijke onbezonnenheid toch gevaarlijk voor hem mochten wezen. Zoo b.v. »Kuyper bij keizer Wilhelm," was voor de kalm nadenkende Nederlanders geenszins een geruststellende tijdicg. Wij wenschen met alle mogend heden op een goeden voet te verkeeren, met Duitschland niet minder dan met Frankrijk of Belgiëmaar ook niet meer. Vooral voor een miniatuurstaat als Nederland past een zeer zorgvuldig af meten van de beleefdheden tegenover machten, die in een al te groote belang stelling allicht een bewijs kunnen vinden van ons bereid zijn < m tot afhankelijk heid te naderen. Ten opzichte van Duitsch land dient men o.i. dubbel voorzichtig (e zijn, daar keizer Wilhelm zoo buitengewoon oranjegezind is als oranjeman, en we door het huwelijk van H. M. in Prins Hendrik reeds een vertegenwoordiger aan het hof te Berlijn bezitten, zoodat er waarlijk niet nog bovendien een dejeunertje van Kuyper noodig is om de banden nauwer toe te halen. Voor diplomatieke besprekingen hebben wij te Berlijn een gezant die, naar wij hopen en vermoeden, wel niet heelemaal een nul zal zijn, en zoo zou het niet meer dan billijk en zeker ook nuttig wezen als minister van binnenland'sche zaken den keizer den keizer te laten, en eenvoudig naar Dresden en Chemmitz te reizen, zon der eenig diplomatisch vertoon. Een ver toon dat geheel onnoodig was, daar elk minisier, waar hij komt, ook zondereenige aanbeveling, natuurlijk, ten opzichte van onderwijs zaken alles te zien en te weten krijgt wat hij maar wil. Nu laten wij de vraag daar, of er wezenlijk behoefte bestond aan een tochtje ter aanschouwing van het technisch onderwijs in Duitschland, door iemand, die aan zulk een zien niet een jarenlange studie heeft kunnen doen voorafgaan; en of onder de Hollandsche specialiteiten de personen ontbraken om Kuyper nog beter in te lichten, dan door zoo'n vliegreisje mogelijk was; immers zelfs aangenomen dat deze vragen ont kennend beantwoord moesten worden, men zou toch dienen toetestemmen, dat Kuyper aan zijn vacantie-reifje een nuttig doel heeft verbonden en zeker eenigszins wijzer is teruggekeerd dan toen hij heenging. Daarom, niet op het van honk vliegen zelf, noch op de reporter-gesprekken, oefene men kritiek ; beide zijn tamelijk onschul dig, en zooals wij hebben aangetoond een natuurlijk gevolg van den nieuwen levens staat, waarin de minister zich bevindt; maar de al te hooge vlucht, die hij soms nam schijnt ons bedenkelijk. In zijn eigen belang en niet minder in dat van het vaderland moest hij in 't vervolg de keizers en koningen liever met rust laten. Het is voor zulk een echte vredesduif als Kuyper, behalve in zijn beeldspraak, naar hart en nieren is, altijd gevaarlijk en dus onverant woordelijk, zich noodeloos in de nabijheid van de arenden en gieren te wagen. Een tweede punt, dat we even wenschen aan te roeren, is de terugkomst na zulk een reis in de Haagsche arke. Het moet hem moeite kosten zich weer thuis te gevoelen, want het is daar misère troef. Men kan i l immers niet altijd redeneeren over de Rede en de Opet baring en waarover anders moet men het hebben ? Het is nu dan toch wel voldoende gebleken, dat de toepassing van christelijke beginselen, het in elkaar zetten van een specifiek christelijk regeerirgsprogram, tot de onmogelijkheden behoort, en dat de meerderheid alleen genoegen kan nemen met een conservatief liberaal bewind, hetwelk een chri gelijk vlaggetje zwaait. Ontwerpen van bekeken i s in het christelijke zijn er niet, en in het nietchristelijke is 't daar zoo'üpovere ver tooning. Daar nu komt een man als Kuyper weer in zijn leunstoel te zitten, met de haringspeetsters van verre tot lijfwacht. Ja, dat is haast niet om uit te houden, dunkt ons. Wij kunnen het ons begrijpen als hij ongeduldig zich links en rechts draait. Daar heeft hij pas die heerlijke wereld ver laten, waarin ge om nog wat in de buurt te blijven, tot Petersburg en Konstantinopel kunt zwerven, zoodat de geest verzadigd wordt van genietingen den volkomen man van werkkracht en sterke impulsie waardig. Zou het dan vreemd zijn dat hij al spoedig zijn Baedeker voor den dag haalde, en weldra een plannetje maakte om in Gods naam dat armzalige spulletje maar liever weer te ontloopen, en als plenipotentiaris, bij opdracht van zichzelf, op reis te gaan ? Ziedaar een gevaar voor Kuyper veel erger dan de R"porters zijn. Met het oog hierop, zouden wij aan de collega's van Zijn Excellentie willen voorstellen: zoekt hem door uw voorbeeld en ... met een zacht lijntje wat aan het wettenmaken te krijgen en allereerst: aan een Armenwet, want uit de wereld moest toch eindelijk, O, christelijk Ministerie, dat verschrikkelijk schandaal! Tracht hem in 's hemelsnaam te bewaren voor de verveling. Geeft aan uw Kabinet zoo'n riant uiterlijk en innerlijk, dat hij als een groot man er wezenlijk zich niet voor behoeft te schamen ... en gij zult zien met de reisgevaren n jol .' t ^en reislust is het spoedig gedaan. De voeding van den Neder landschen soldaat. n. De bereiding van het eten is voorzeker het meest gewichtige, doch ook het moeielijkste onderdeel der voeding. De beste levensmiddelen toch kunnen, bij onvol doende bereiding, geen smakelijken maal tijd opleveren. In de meeste militaire keukens zijn Senking-fornuizen aanwezig, in ieder waar van het eten voor een groot aantal man schappen wordt gekookt. Daar waar deze fornuizen nog niet beschikbaar zijn, wor den ze gaandeweg van Rijkswege verstrekt. Deze soort van fornuizen heeft het groote voordeel, dat men van aanbranden niet meer hoort en het eten, nadat het voor opdienen gereed is, zonder bezwaar, daarin eenigen tijd warm kan worden gehouden. Uitstekend geschikt zijn die toestellen voor de bereiding van erwtensoep, groente soep, erwten en boon en, alsmede voor eten door elkander (gestampte kost). Min der geschikt, om niet te spreken van on geschikt, zijn ze echter om groote hoe veelheden aardappelen te koken. Het verwijderen van het water waarin ze gekookt zijn, het behoorlijk laten opdrogen en het bij het opscheppen in geheelen staat behouden van den aardappel is uiterst moeielijk, zoo niet onmogelijk. Aardappelen, welke afkoken of sterk kruimelen, komen dikwijls als moes of pap u't de pot. Van daar klachten dat het eten er niet smakelijk uitziet. Een onoogelijke aardappel bederft alles in deze. Wil men de voeding van den soldaat, wat smakelijkheid betreft, afdoende ver beteren, dan zal ook hierin voorzien moeten worden, des uoodig door het beschikbaar stellen van een bepaa'd aantal kleine potten om aardappelen in te koken. In elk geval ware in dezen zin een proef te nemen. Hiertoe is te meer aan leiding omdat het in vroeger jaren de gewoonte was om aardappelen en groenten dooreen gemengd (gestampte kost) 1) te eten. In de laatste jaren is men er meer en meer toe overgegaan om de aardappelen en de groenten ieder afzonderlijk te ver strekken. Een maatregel die zooals zich laat begrijpen in het belang der voeding werd genomen, maar die veel hooger eischen stelt aan keukenmateriaal en personeel. In de meeste keukens zijn afzonderlijke fornuizen aanwezig voor het braden van vleesch en het uitbraden van spek, daar waar ze niet zijn, worden ze geleidelijk aangeschaft 2). 1) Bij den soldaa* algemeen bekend onder den Eaain van ,/*ats." 2) Vergelijk Oorlogsbfgrooting 1902. Voor het stoven van groenten zijn toe stellen beschikbaar. Het tweede punt, waarop het bij r!e etensbereiding aankomt, is het keukenpersoneel. Veel is in deze richting in de laatste jaren gedaan en ware het niet dat men bij ons leger moet tobben om geschikte vrijwilligers te krijgen en te houden, dan ware dit vraagstuk zeker reeds opgelost. Nu is die toestand hier en daar nog ge brekkig doordat niet over alleszins ge schikte soldaten voor koks kan beschikt worden en zelfs miliciens, die na enkele maanden met groot verlof het korps ver laten, voor die betrekking moeten worden opgeleid. Dank zij den krachligen steun, welke de Amsterdamsche Huishoudschool in deze ook aan het Departement van Oorlog verleent, is het leger in de laatste jaren in het bezit gekomen van een aantal koks, welke geschikt zijn voor hun werk. De Directrice van die school verdient lof voor de wijze waarop zij militairen voor kok opleidt. Niet alleen het gereed maken der spijzen wordt hun tot in de puntjes geleerd, maar vooral ook wordt de zorg voor groote zindelijkheid op lijf en gereed schappen bij hen aangekweekt; iets wat niet overbodig is gebleken. Geheel eens ben ik het met de volgende uitspraak van den toenmaligen Minister van Oorlog Schneider: «Door overleg en onderzoek is mij ge bleken, dat de fout niet aan de grond»st(jffen, maar aan de toe bereiding van »bet eten lag." Dat cok de tegenwoordige Minister van Oorlog gevoelt dat er in deze wat gedaan moet worden, blijkt uit de toelichting bij het uittrekken op de begrooting voor dit jaar van een bedrag van f 3523.51. »Door het gering aantal vrijwilligers »wordt het voortdurend moeielijker ge«schikte personen aan te wijzen voor kok »in de verschillende keukens bij de korp»seii van het leger. »Ten einde hierin te voorzien, door de betrekking van kok aantrekkelijk te maken »komt het wenschelijk voor, ten^ behoeve »van alle ménages der korpsen, zoowel »van de onderofficieren als van de sol»daten, vrijwillig dienende militairen, die »bij de Amsterdamsche Huishoudschool of »bij eene andere dergelijke inrichting, het »getuigschrift hebben verkregen van mili»tairen kok, te kunnen aanstellen tot «korporaal- kok." Een der middelen om een smakelijken maaltijd, waartoe aardappelen behooren, te verstrekken, is dat deze vrucht goed geschild is. Hoe gemakkelijk het aard appelschillen er ook uit ziet, de werke lijkheid bewijst dat men daar slag van moet hebben. Niet-kenners schillen of te dik of te dun, pitten niet voldoende en snijden zonder noodzaak stukken weg. Een en ander maakt dat de aardappelen voor de militairen er onoogelijk uitzien en den eetlust niet opwekken. En dat kan wel niet anders daar het schillen geschiedt door de soldaten zelf, waarvan slechts enkelen slag hebben; de meesten hebben het zelfs nooit gezien. Voor deze bewerking zijn toestellen uitgedacht, welke niet schijnen te voldoen, althans men bemerkt van het algemeen in gebruik stellen niets. Het verdient aanbeveling in de garni zoenen het schillen door vrouwen te laten doen, n'en déplaise van hen, die den sol daat jaar in jaar uit slecht geschilde aardappelen willen laten eten omdat hij het schillen te velde ook zelf zal moeten doen. Wellicht blijkt dat bij het schillen door vrouwen minder aardappelen noodig zijn en daardoor hetration eenigszins verkleind zou kunnen worden. Hierdoor zou al vast een gedeelte der onkosten gedekt worden. Bij de militaire academie, de instructie compagnie en het instructie-bataljon ge schiedt het schillen reeds door vrouwen. Wijders moet er zorgzaam worden te werk gegaan bij de keuze van de rations op dagen, dat vermoeiende oefeningen wor den gehouden. De ondervinding toch heeft geleerd, dat de soldaat in het warme jaargetijde van een vermoeienden marsch teruggekeerd, geen trek heeft in b. v. bruine boonen of erwtensoep. Bij derge lijke gelegenheden komt dikwijls meer dan de helft van het eten in de spoelington terecht. Onder zoodanige omstandigheden stelt de man meer prijs op een dikke rijstesoep met veel groenten en een stukje vleesch deze kost wekt op. Wordt hierbij" een stuk brood gebruikt dan is het, voor een enkelen dag, eene voldoende voeding. (Slot volgt.) E. VAN GENDT. De aanslaande verkiezingen in Frankryk. In het vorig tummer van dit blad heeft Johar. Braakensiek eene welverdiende hulde gebracht aan den Franschen minister presi dent Waldeck-Rousseau. De Kamer, die zich tegenover Dupuy en Méne zoo weer barstig had betoond, heeft Waldeck-Rousseau gehoorzaamd als een meester. En dit is gebeurd onder omstandigheden, die zelfs den vrienden van den Franschen premier bedenkelijk toeschenen: men denkeslechts aan de opneming van den socialist Millerand in het ministerie, ongetwijfeld een vrij gewaagd experiment. Met ijzeren hand heeft Waldeck Ryusseau van de bem oor spronkelijk vijandig gezinde Kamermeer derheid eene regeeiingspartij gemaakt, en tot voor sommige weken kon men deuken, dat de zoogenoerade nationalistische parlij, die eigenlijk slechts de voorhoede vormde van de reactionairen en clericalen en menig maal voor deze partijen het vuile werk deed, voor goed machteloos was gemaakt. Sedert eenige weken echter is de toestand verarderd, zoo zelfs, dat het niet eens meer zeker is, of na de aanstaande verkiezin gen de tegenwoordige regeeringsmeerderheid niet in eene minderheid zal zijn ver anderd. Spottend zegt het Berliner Tageblatt, dat Waldeck-Rousseau, die zich drie jaren lang als minister president heeft ge handhaafd, voor de Franschen al veel te lang »Aristides, de rechtvaardige" is ge weest. Volkomen juist is deze verklaring van de verandering in de politieke voor uitzichten niet, maar zeker steekt er een goede dosis waarheid in. Waldeck Rousseau is voor enkele weken het slachtoffer geworden van ee, rijtuig ongeluk, en al waren zijne verwondingen niet gevaarlijk en betrekkelijk spoedig genezen, zij hebben hem eenigen tijdlang verhinderd zijne functiën als ministerpresident te vervullen. En in dien tijd is het met de regeeringsmachine herhaaldelijk spaak geloopen. Zeker kan de minieterpresident hierin een bewijs zien van zijne onmifebaarHjjsd, maar een scherp zinnig man als hij, een der beroemdste advocaten van Frankrijk, die gewoon is het pro en contra van elke zaak te over wegen, zal minstens even zeker uit de weifelende houding der regeerings-partij hebben afgeleid, dat deze in den volsten zin zijn eigen schepping, door hem bijeengebracht en bijeengehouden toch maar een zeer geringe mate van weer standsvermogen aan invloeden van buiten bezat. AVat beteekent de betrouwbaarheid eener partij, die zelfs gedurende enkele weken het oog en de hand van den meester niet kan missen ? Geen wonder, dat van verschillende zijden het gerucht wordt verspreid: WaldeckRousseau is regeeringsmoede. De tegen woordige premier heeft, toen hij als presi dent van het ministerie optrad, zeer veel opgetfferd. Het inkomen, dat hem zijn advocaten-prak tijk opleverde, overtrof vele malen dat van zijn tegenwoordige hooge betrekking. Daarbij heeft hij zijn letter? kundige, artistieke en sportliefhebberijen zoo goed als geheel terzijde moeten stellen. De roerselen des harten van een eerzuchtig man, die misschien en zeker met niet minder recht dan de besten zijner landgenooten later het presidentschap van de Republiek begeert, laten zich niet gemakkelijk doorgronden. Maar wellicht denkt Waldeck-Rousseau, dat hij niets verliezen zal wanneer hy zich een tijdlang als Achilles in zijn tent terugtrekt. Tot nu toe echter kan men geen spoor van verslapping of moedeloosheid bij hem ontdekken. Den verkiezingsstrijd 'heeft hij op zijne gewone kalme en krachtige wijze aanvaard en zich geheel gehouden aan het door hem in Jacuari te S t". Etienne ontwikkeld program. In de laatste dagen heeft hij provinciale en plaatselijke auto riteiten uit alle deelen van Frankrijk ten gehoore antvargen, om met hen de aan hangige vraagstukken te bespreken En als men bedenkt dat Waldeck Rousseau in het Parlement steeds met zijn persoon zijn collega's in het ministerie m zijn prefecten heeft gedekt, waardoor de soli dariteit der regeering misschien wel grooter scheen dan zij in werkelijkheid was kan men zich voorstellen, dat van zulke be sprekingen nog steeds een machtige in vloed uitgaat. Natuurlijk zit de tegenpartij niet stil. Van eene openlijke oppositie tegen het repubhkeinsch régime is geen sprakemonarchisten en imperialisten zijn, met zeldzame uitzonderingen, allen meer of mm rallies geworden en scharen zich onder de vanen van Méline, Ribot en Poincaré. »De Ligite de la Patrie Francaise schrijft de Parijsche correspondent van de Frank? forter Zeitung - telt hare aanhangers in alle deelen des lands en verzamelt alle elementen, die door de ontbinding of op heffing van de congregatiën geen onder

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl