Historisch Archief 1877-1940
No. 1294
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Beter kon ik m\j vereenigen met zijne repro
ductie van Bech's Ciaccon», hoewel ik ook
hierin menigmaal te weeke episodes vond. Op
die wjjee verkregen enkele der variatrën een j
tintje van sentimentaliteit, en dat is toch wel >
het all«rla*t»te wat men bij Bach zou zoeken. .
De orehestwerken van dien avond waren de |
Euryaulhe-ouverture van Weber en de Akade- |
mkcbe Fest ouverture van Brahma. Vooral het [
laatste werk naakte een verkwikkenden,
verheffeftden indruk ta ai die solovoordrachten.
Zij die Dinsdag avoid 8 dezer opgegaan
waren raar het Paleis om de Bruiloft van |
Figaro" te gaan bijwonen met den beroemden ?
Franoesco d'Andrade in de titelrol, hebben een
buitengewoon groot genot gesmaakt. Reeds by |
een vroegere opvoerii g heb ik over dien parel
op het gebied van dramatische bunst geschre
ven. Ik kan der directie van het Amat, Lyrisch
Tooneel er niet genoeg dankbaar voor zijn, dat '
zij het heerlijke werk heeft opgevoerd en zoo j
de muze van Mozart (op dramatisch gebied) ?
uit «en lacgdurigen slaap heeft gewekt. [
En hoe voortreffelijk wordt het werk weerge
geven! Voor alles het orcbest. Dat is in n
woord uitstekend. Dd heer Raabe behoeft slechts
met kalme, sobere bewegingen zijn invloed op
r\jn «chare te doen gelden en hy kan er op
rekenen verstaan te worden.
Al die fijie, geestige, dartele passages, die
overmoed in de orchestratie van den dialoog,
dat gevoelvolle in de lyrische ontboezemingen,
dat alles wordt zeer artistiek weer gegeven.
Wanneer dan ook alles coo goed loopt en zoo
vlot gespeeld wordt, dan komt de hoofdver
dienste hiervan toe aan den heer Raabe.
Een kirastetaar als d'Andrade op het tooneel
geeft na uit den aard der za»k nog een groot
relief aaa de voorstelling. Wél mag men niet
vergeten dat het eigenlgk absurd is twee talen
te gebruiken in n werk en vooral in een
werk met een zoo levendigen dialoog. Als graaf
Almaviva vraagt aan Figaro zeg my eens, wat
is at voor een blad ?" Dan antwoordt deze:
Tasto, ne ho tanto aspettate". En als Figaro
vraagt aan Suzanra Game potria farsiV' Dan
antwoordt zij Hen braden te betrappen, dan
weet ik watikdoe!"Zooiets mag toch eigenlijk
niet voorkomen, als men zijn gezond verstand
niet aan den dgk wil zetten. Doch tegenover
een kunst et aar aU d'Andrade zou men hiertoe
werkelijk voor eenige oogecblikken kunnen
komen; want in alle deelen prachtvol was
t$n creatie van den Figaro". Zijn zang, ver
toonde het echte achoone van den italiaaanschen
bel canto"-styl; zijn mimiek was betooverend
en werkte aanstekelijk op al z\jn meiespelenden,
«jjn gebaar en gang waren zoo door en door
bestudeerd, dat zy den indruk maakten van
de grootste natuurlijkheid en den
beminnemksten eenvoud; zyn uitspraak ten slotte was
zoo duidelijk dat men schier ieder woord ver
staan kon. Een kunstenaar van top tot teen,
geniaal in alles wat by doet; zij het 't aan
den dag leggen van goedhartigen humor, van
vrooKjken geest of van onechaldigen spot.
En zou men by zooveel schoons dan niet
een oogen blik willen wegredeneeren dat een
Italiaansch antwoord op een hollandsche vraag
eigenlijk onzin is?
Mejuffrouw Ant. Sohns, die toch al reeds een
uitstekende Suzanna was, scheen mij door de
medewerking van d'Andrade nog enorm gegroeid.
Inderdaad in haar zijn zoovele natuurlijke gaven
vereen!gt), dat men met ongestoord genot hare
vertolking van deze allerliefste party volgt.
Indien de aanzet van den toon ietwat fijaer
?ware en als zy' af en toe iets meer distinctie
?miiiiiiiiuiH minimi mini iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimti
limtltHMHinillinilllUUIHIllllllMlIHIHHIIH
Een dag nit liet leven van Appeltje,
DOOR
OTTO EEN S T.
Eigenlijk heet zij Rosine, mijn driejarig
dochtertje, maar ik zeg altijd Appelsnoetje.
Onder snoetje versta ik niet alleen haar neusje
-en mondje, maar heel haar kleine geiichtj'a,
dat makkelijk in mijn eene hand verdwijnt.
Rosice heeft niet alleen twee roode wangen,
maar ziet er precies uit als een appeltje zóó
van den boom, om in te by'ten. Daarom vond
ik den naam Appelsnoetje zoo'n juist gekozen
pseudoniem.
De jonge dame heeft het goed, dat mag ge
rust gezegd worden. Reeds in de vroegte soms
staan haar broertjes en zusjes voor haar bed en
bewonderen haar rustigen slaap, haar dikke
armpjes en beenen, het blonde haar en de lieve,
nog niet afgelegde gewoonte om op haar duim
te zuigen, ook in den zoetsten slaap. Als ze
wakker wordt ziet ze meestal dezen of g;-nen,
die haar met liefde en bewondering aankijkt;
dat overkomt zelfa een prins of prinses niet altijd.
Daar is iets, maar wat is er?
Appelsnoefjs heeft gedroomd ! Kom
AppelStoel j s vertel eens wat het was. Wel ik wou
naar 't lepenveld en daar wou ikchocorlaartjes
koopen en toen verdwaalde ik en toen kwam
ik eindelijk weer thuis."
Wel zoo ! Apptlsnoerje kwam eindelijk weer
thuis, eindelijk". Wat zoo'n klein woordje
zeggen kan, Emdtli/jk kwam ze thuis en nu
moet j s weten, dat het lepenveld een pit in hier
vlak bij is en dat daar een banketbakker woont.
Appels!oe:je behoeft maar haar mondje open
te doen en we zijn allemaal verrukt; ieder ver
keerd vervoegd werkwoord heeft een succes, een
succes waarop menig schrijver jaloerseh zou zijn.
Toch heeft ook het leven van dit goudhaantje
zijn kleine verdrietelijkheden ; lederen ochtend
opnieuw komt dat verdriet opdagen in den vorm
van een karo. Men moet niet geringschattend
over dat verdriet glimlachen, maar bedenken
dat klein leed voor kleine kinderen dikwijls
hetzelfde is, wat groot leed voor ons groote
kinderen is en dat by de kleintjes meermalen
een zoncestofje aangroeit tot een donkere
onweerswolk.
Op zekeren dag zat Rosine op den schoot
van haar moeder en genoot onder haar lief
kozingen als een ka'je in de zon.
Je bent mijn hartelap," zei moeder.
Jaa," antwoordde Appelsnoetje met over
tuiging, en met een blik vol vertrouwen haar
moeder aanziend, voegde ze er bij: Mamma
zal me toch niet in een pakje wegsturen ? '
My'n vrouw begreep haar eerst niet, maar
langzamerhand ging haar een licht op. Eenige
dagen geleden, toen ik uit de stad was, had
ik o. a. geschreven: Stuur me Appelsnoetje
in een postpaket!" My'n vrouw had dit uit mijn
brief aan de kinderen vcorgelezen en Rosine
had dagen lang angst gehad, dat zy als pakje
op de post gebracht zou worden
Teen Appelsnoetje vandaag gewasschen,
gekon brengen in enkele harer bewegingen, dan
zou haar Suzanna waarlijk een eer s t er ar gs
creatie mogen genoemd worden.
Mevrouw Engelen Sewing was eveneens een
voortreffelijke gravin. Haar prachtig volgehouden
mesza voce in bare groote aria E Susanna
non vien" maakte diepen indruk en levendig
waren de toejuichingen, die haar daarna ge
schonken werden. Jammer dat in het z.g. brief
duet eene vergissing plaats viel, die bijna
dreigde fataal te worden.
Mejuffrouw Kruyt was weder een allerliefste
page; zij verzuime echter niet gestadig te werken
aan hare ontwikkeling als zangeres.
De heer Denys staat als zanger hooger dan
als tooneelspeler. Hy heeft een zeer aangenaam
geluid, dat echter vooralsnog geen hartstoch
telijke accenten weet aun te wenden, Het
gabaar van den heer Der yj is nog zeer primitief.
Het is te hopen dat zyn grafelijke kamerdienaar
een goeden invloed op hem moge hebben uit
geoefend. Oader de kleinere rollen was het
speciaal Basilio, die een goeden vertolker ge
vonden had in den heer Chr. de Vos.
Nog verdient vermelding dat het parlando
thans alleen werd aangewend als Figaro niets
op het tooneel te doen had. In alle scènes
echter waar deze optrad, maakte men gebruik
vaa het S.cco-recitaticf, op de pia; o begeleid.
Het zou waarlyk overweging verdienen alle
scènes op deze wijze te doen inrichten. N.et
alleen de beroemde gast, maar ook onze Ne
derlandsche kunstenaar?, die met hem speelden,
kweten zich zeer goed van die taak.
Het optreden van d'Andrade is voor het
I.yfisch Tooneel een feit geworden van gewicht.
De artisten hebben zich opeens tot een aan
zienlijke hoogte opgewerkt; de tegenwoordig
heid van den genialen kunstenaar heeft hen
blijkbaar geïnspireerd; moge zulks heilzame
en bly.ende gevolgen hebben voor de toekomst,
AHT. AVEHKAMP.
Litowül Mulder,
Ik breng u de liberteja''!
Ge hebt de Liberteyt van sprieken, zooveel
ge wilt, mits dat ge sicmi, zooals ik het begier."
Zoo spreekt, in een herberg v an een Brabantsch
doip op de vergadering voor een nieuw bestuur,
d'Eglautiers, het houfd van het Belgisch
Muiter enrot".
De geheele vergadering is een echt Hollandsen
genrestuk j e.
Zij ademt, dank zy Nicolaas denzelfden
geest als episoden in Lingendyk's werken, en
doet denken aan den boer tegenover den
wiskundige, die betoogen wil dat twee eieren
gelyk zijn aan drie. Da Bser eindigt met den
uitroep: Eet jij dan met je wijze kop, de
filosofische eieren op' l
Tot in de Nederlandsche literatuur der
middeleeuwen kan men teruggaan om telkens
een zelfden geest waar te nemen: het nuchter
verstand scherp ontledend: grootspraak, be
spottend : waan en ijdelen vorm.
Bywonend eene voorstelling van Mr. Jacob
van L3nnep's Dorp aan de Grenzen, gevoelde
men sterk dezen deugde;ijken karaktertrek der
Nederlandsche letteren.
Als van zelf dwaald-D de geest af naar een
andere boerenherberg, naar die, waar de
kiesvergadering: De klimmende l'ortel, vergadert,
waar de buste van Nieuwenhuyzen, den stichter
van het Nut van 't Algemeen prykt, wiens
onderwijs in de Brabantsche herberg door den
IIHIUIHIHIIIIIHMIIHIIIIIIIIlllMIIIIUIIIIIinilllllllllll
kamd en aangekleed was, kwam zy in mijn
handen. In dit stadium van volmaking bevalt
zy mij het minst. Een k .n d dat pas gekamd
is en een stijf gestreken jurk aan heeft, ziet er
uit a!s een leuk verhaaltje, waarin een school
meester al de vierde naamvallen voluit heeft
verbeterd. Maar na een halt uurtje reeds be
ginnen de stijf naast e.kaar gestreken haartjes
te leven en staan zy langzaam en behoedzaam
op en als zij merken dat de kam niet meer
in de buurt is, beginnen ze dadelyk weer hun
dartel spel met de lucht en (ie zon; de ern
stige stijve plooien, die het strykijzer achterliet,
verdwijnen en het geheel kry'gt meer den vorm
van een menschenlichaam met een jurkje aan.
De dag van vandaag komt mijn dochter
Appelsnoefje toe. Dat kwam zoo : Onlangs hing
zy aan mijn schrijftafel en zei: Pappa, weet
u wat ? we moeten samen moeder en kind
spelen. U bent 't kind en ik ben de moeder.
EQ dan moet u erg ondeugend zijn en dan
kr}jgt u slaag, maar uit gekheid, ja V"
Ik kan niet met ja spelen.'
Waarom niet V'
, Omdat ik moet werken."
Waarom moet u werken?"
Daar ik geen kans zag haar aan het verstand
te brengen wat een dichter is, zoo ging ik
den economischer» kant uit en zei :
Omdat ik geld moet verdienen."
Waarom moet u geld verdienen?"
Omdat ik voor jullie allemaal te eten moet
hebben."
Mamma heeft wat te eten !" roept ze uit
met een stem, die duidelijk wil zeggen : dat
wist je niet, maar het is toch heusch zoo. In
de keukenkast 'n heele boel."
Dat is een van de argumenter, die niet
tegengesproken kunnen worden. Het is voor
driejaiigen in de wereld zoo gemakkelijk om
gelijk te kry'gen. En dat heeft men er nu van;
daar slooft men zich voor uit om zeven
dagelijksche broeden te verdienen en met de eer
daarvan loopt mamma weg.
Na een hoogst beJenkelijke pauze vervolgde
Appelsnoetje weer het gesprek.
Pappa, wanneer moet je nu niet meer, in
't geheel niet meer werken !"
Ja dat weet ik niet. Wat zou je dan willen,
als ik niet meer werkte ?"
Dan wil ik een heele dag met je spelen l"
Ik kon den stralenden blik, waarmee zij dit
zeide niet weerstaan en ik beloolde eens
een heden dag met haar te spelen. Zooals te
begry'pen is, werd ik den volgenden ochtend
om vijf uur aan mijn baard en mijn neus getrok
ken. Appelsnoefje stond voor mijn bed en vroeg :
Pappa wil je nu vandaag met me spelen?''
Nee, vandaag niet."
Wanneer dan ?''
Weet nog niet."
Morgen ?"
Zal 'ns ziens. Misschien."
O mamma, pappa wil misschien morgen
met me spelen ! '.''
Met dit bericht werd ook mamma gewekt.
Appelsnoetje bewees gesteld te zyn op woord
houden. Maar ik zou in ieder geval aan mijn
belofte voldaan hebben, want ook ik ben een
vriend van woord houden, in 't bijzonder tegen
over kinderen en dat komt omdat een van my'n
kennissen, een knappe en lieve jonge dame
my eens een geschiedende vertelde.
Toen zy nog een klein meisje was, bezocht
Belgischen muiter met n' handzwaai wordt
afgemaakt.
Tusschen Het dorp aan de grenzen en De
Kiesvereeniging van Stellendi/jk ligt eene
fijdruimte van ongeveer eene halve, en tusschen
het laitste blijspel en ^at van Pieter Langenriijk
van omstreeks anderhalve eeuw. En by allen
gevoelt men verwai.tscbap; allen dragen
httzelfie ken me k, leven dior denzelfden geest,
die voor een deel het eigene, het wezen
der Nederiandsche letteren is: koele waarnemiag
tot nuchter wotdens toe, waaruit door tegen
stelling: oolijkheiJ en krachtigheid ontstaat.
De Nederlandsche schrijver, in w;ens we:ken,
deze geest getuut, is verzekerd, dat zyn werk
niet vergaaf, maar voortleeft met en dcor het
volk, van den eenen in den anderen tijd
Op 68 ji'iigen lee/tvjd.
Loderyk Mulder ia het voorbee!J.
Woansdag 9 April heeft hij zijn fcCbten levens
jaar bereikt.
Velen zijn op dien leeftyd als auteur sedert
lang dood.
Lodewijk Muiier nog op verre na niet. Zyn
Kiesvereeniging van Stelkndyk spreekt ieder
tooneeljaar van hem; hij zelf blijft er by ia
heugenis als niet-verouderend; zijn naam, zijn
geest blivft er door voortleven. Sö^
Professor Jonckbloet hieft dit by de beoor
deeling vergeten en gemeerd, dut oi,danks
al de geestigheid van den schrijver, zijn stuk
toch geen blijvende aanwinst zou zya voor het
Nederlandsch Toor.eet".
De tijd heeft het oordeel van den hoogge
leerde die in 'c algemeen bij «ijn oordeel
over de 19,1e eeuwsche letterkunde te veel in
het boekvertrek bleet en afging op
tijdschriften volkomen te niet gedaan. De Kies
vereeniging ran Stellendijk is nog even frisch
en behaagt thans evenzeer als vóór Lijna 25
jaar. Alle toonee'gezel chappen en de vele
rederijkerskamers spelen het nog, of hebben het
gespeeld. Namen der pers v-» a zijn tot levende
lypen en ei kele woorden en zinien, als het
krioelt er van de menschen die er niet zyn",
?MHMMIHIMIfflIMlIIIIMIMMIfN
eens een rijke en beroemde oom het zeer een
voudige huis, waar zij met haar ouders leefde.
Hy was vriendelijk voor allen en zoo vroolijk,
en hy was toch zoo'n beroemde man; het
kleine meii-je nam hy op schoot en zei tot haar:
Als ik weerom lom, my'n kind, Can krijg jij
een pop zooals je nog nooit gezien hebt." En
toen verdween de ooai als een komeet, met een
glanzenden staart van heerlijke herinneringen
en preitige belotten. Maar tiet duur Je zoo lang,
vooidat de komeet weer terugkwam en 't laat
zich denken hoe langzamerhand de pop groeide
en grooter werd, hoe ze armen en Deenen kon
bewegen, hoe ze de oogen kol sluiten net of
ze bliep en hoe ze zelfs eer_s op een keer hard
begon te schreien en mama, mama riep l En
toen een jaar voorby was g- gaan, kon zy loopen
en spreken en eten en hield niet van melkstche
pap en deed in niets meer ondtr voor een
gewoon menschenkind ; het was immers een
pop zooa'.s men er nog nooit een gezien had !
En kleeren die ze had nou ! Heirpjes en
broikjes met kantjes en tusscheozetsels. Een
zijden onderrok, die werkelijk frou t: ou" deed !
En een japon naar de laatste mode met
puntl^f, wijde mouwen en volants ! En eindelyk,
eindelijk op een dag verscheen oom weer aan
den hemel. Daj oom" kon het kleine meisje
zelis niet zeggen ; er zat haar iets in de keel;
maar hare schitterende oogen zeidtn hoe bly
ze was iLet het bezoek. Ie rijke en beroemde
oom was ook ditmaal zeer vriendelijk, maar ook
zeer gehaast; het kleine meisje dacht steeds :
waar hetft hij nu toch die pop ; in zyn zak
kan ze niet zijn, die is niet groot genoeg. Zy
was echter te welopgevoed om er naar te vragen.
Toen kwam com Laar haar toe (r,u komt 't,
dacht 't ineig1-) tikte haar zachtjes op de wang,
alsof hij haar nog nooit op scboot had gehad.
Hy zei adieu" en was weg. En het kleine
meisje had een gevoel alsof oom haar op 't hart
getrapt had en of dit opgehouden had te klop
pen. Ja maar, hoe kan dan ook zoo'n klein
meisje ge!ooven, dat zoo'n groote oom awi niets
beters te derken het ft dari aan poppen ? Zoo
iemand dei.kt aan obligaties en aan
petroleumbronnen en aan de politiek, maar aau poppen ?
En de haar ontbonden pop hetft het jorge
meisje, zoo grcot als ze r.u is, nooit geheel
kunnen verkroppen. Ik heb het haar toen dade
lyk gezegd en zeg het nog: Als ik dien rijken
en beroumden oom tegen iom, dan zal ik hem
dat eens inpeperen.
Het is midden in den winter, buiten is alles
door een verblindend wit sneeuwkleed bedekt.
We beginnen onzen heelen dag spelen door met
de poppen en moedertje te spelen, schtring en
inslag van meisjespleizier. Moeder Rosine hetft
verdsag drie kirderen : Urfuia, Hedwig en ik.
Mijne zusters Urs>ula en Hedwig zijn poppen,
maar ik ben geen pnp eri toch htb ik reden
om jaloersch te zijn, daar de poppen bij
Appelsnoetje minstens even hoog staan aangeschreven
als ik. Ir, het Lyzouder Len ik nijdig op Ursula,
eene erg altandsche pop, die bij iedere bewe
ging zemelen verliest en wangen heeit als de
huid van eer1 ouden rhinoceros; maar zij heeft
op mij dit voor, dat haar moeder vee! meer
met haar hei ft gespeeld dan met my en vandaar
die genegenheid. En als men nu een professor
neemt en hem tot Appelsnoetje laat zeggen :
Lief kind, de pop is slechts de uitbeelding
van een mensch, maar geen werkelijk mensch'"
Wat denkt ge dat Appelsnoelje zou antwoorder,
geworden tot geijkte spreekwijzen, en zullen
dat blyveo.
Zelfs mr. J. N. van Hall die na de eerste
vertooning toch zulk een goed en juist oordeel
heeft geveld over het stuk, dat de onderschei
ding genoot, bekroond te zy'n, een oordeel
nog van kracht, heeft aan het lange leven
getwijfeld.
Alhs schreef hy beweegt zich, of
liever beweegt zich niet, om de Stelïendijkfche
Kiesvereeniging en de politieke tinnegietery'
van Marktteen. En nu mogen deze tooneelen
nog zoo onbetaalbaar komisch zijn, zij zijn,
raar mijne overtuiging, niet voldoende om een
blijspel in vier bedrijven op den duur staande
te houden. Oai het in drie woorden te zeggen,
da ruggegraat ontbreekt.
Toch een suceès en een welverdiend ook,
Jank zij een tal van kostbare eigenschappen,
die ongetwijfeld ook de ju;y hebben verleid,
om, ondanks het ondramatische van stof en
bewerking, aan dit bly spel den uitgeloofden
prijs toe te kennen. Zy hetft begrepen, de
jury, dat het voor ons tooneel van het hoogste
belang was om Hollandsche toestanden in zuivere,
gekuischte taal, in een levendige dialoog, te
zien 'weergegeven; Hullandtche dwaasheden,
als ons kleingeestig politiek gehaspel, onzen
kneuterigen vormendier st, met den geesel der
satire te zien geslagen. Zij heeft in Lodewyk
Mulder [een gaaf van rpmerken en een komi
sche kracht gehuldigd, die aan onze beste
blijspeldichters herinnert. Of weet ge iets
kobtelykers dan de Kastelein Steekamp, die*
de spiekers op zy'te nutsvergaderingen onder
scheidt in sprekers van zoo en zooveel stoe
len"-, iets kodiligers dan de aanvang van de
kies\ergaderirg met haar onverstaanbaar afge
rammelde notulen, met de interrupties van
Hacpelstok, die telkens verzuimt het woord te
vrager, en de onverstoorbare kalmte van den
voorzitter, de vkeschgeworden formaliteit ? EQ
daa het politiek gesprek van Haspelstok en
Marksteen, met zyn politiek geloof uit de tweede
hand, waar de conservatieve grondeigenaar den
dorpeling aan het verstand tracht te brengen,
dat hij gonoedbbezwaren" heeft, bezwa
ren", waarvan de goede Haspelstok het bestaan
althans in dien zin, nooit vermoed had. Hoe
voi kelend van geesf, hoe echt komisch is dat
allet! '.
In de dagen van het ontstaan van De
Riesvereenigirg hing men nog aan de verwikkeling".
Lortewijk Mulder heelt daar tegen gezondigd,
en heeft in het blijspel wel meer onbeholpen
heid j es, doch wat nood: de vorm moge een
weinig te kort geschoten zyo, het ware, het
wezen was er, Let eigene, het Hollandicie, het
komische, de natuur, de kunst het leven rader
komend.
? Veel en degelijk heeft Lodewijk Mulder in
zijn lang leven gearbeid, maar niets zal hem
by het algemeen, in zulk een goeden naam
in de Nederland.che letteren doen voortleven
als zijn Riemercenigiwg ran Stellendyk, zelfs
niet zijne handboeken over de historie van
ons vaderland, waarvan tusschen de 75 en
100 duizend exemplaren verkocht zijn. Toch
zal ook op het gebied der historie het lijvige
werk van hem, geschreven op last van het
Ministerie van Oorlog: Het Journael van
AiMonis Duijck, een reusachtige bronnen
studie, bevattende de groote oinkeering in
de oorlogvoering van de Nederlandsche ge
westen tegen Ppar.je, (1591?16^2), zijn naam
aan de nakomelingschap overleveren.
De historie hetft ken>, na do wiskunde,
bizonder aangetrokken. Algemeen bekend is
gesteld dat ze hem begreep ? Ze zou lachen
en zf ggen : Ursula is net zoo goed een mtnsch
als u.''
Toen onz« jorgen nog een ba'y was, had hij
een pop, die voor zijn nog gebrekkig spraak
vermogen den zeer jaist passenden naam
Dadda" droeg en deze pop h&d door een of
andere oorzaak op zekeren dag geen
aciterhoofd meer. Toen mijn vrouw nu den heelen
kop wilde verwijderen om er een nieuwen op
te zetten, bleek het dat hij zoo vast op den
romp zat als de kop van een dief in 't groot.
Zij nam daarom een hamer om hem er af te
slaan, maar had niet bemeikt, dat onze man
nelijke baby angstig naar de onthoofding keek
en toen de hamer op Dadda's kop terechtkwam,
liet de jongen een zoo doordringenden kreet
hooren, dat wij er van schrokken. Mijn arme
vrouw had zonder het te vermoeden een bezield
lichaam doodgeslagen. Want dat Dadda een
ziel hsd gehad, dat voelden wij nu, een trouwe
ziel, die zelfs riet ontvloden was uit het gat
in den kop.
Zeer merkwaardig is het, dat de eerste bezig
heid van Appelsnoetje met haar kinderen hierin
bestaat, dat ze hen gaat kammen ; hier bleek
weer hoe zoet de vergelding is, hoe prettig
onaangename dingen worden, als men ze
anderen laat ondergaan.
Het kleine moedertje doet heel verontwaar ?
digd, dat zulke groote meisjes als Hedwig en
Uisula z'ch zoo tegen het kammen ver
zetten ! Nog merkwaardiger is het dat, als ik
aan de beurt kom en geen kik geef by het
kammen en mij inbeeld, dat ik zoodoende een
wit voelje bij de strenge mama zal krijgen, ik
den bal missla en mama nu in ernst ontevre
den wordt.
Ach neen, pappa, niet zoo, u moet ook
huilen!" roept ze eenigszins boos uit. Ik begin
dus te huilen als een zeestoomboot en merk
duidelijk op, dat zelfs lieve kinderen sis Ap
pelsnoefje het ondeugend zijn oneindig interes
santer vinden dan welopgevoedheid. Dat kan
men ook zien als kinderen schooltje spelen.
Een korten tijd gaat alles kcrrect, dan wordt
een van de scholieren, die wat bewegelijk van
aard is, brutaal, de klas slaat dadeli,k tot oproer
over, de onderwijzeres bekeurt den een na den
ander, of de onderwijzer begint er op los te
ranselen en de paedagogie is begonnen erg
interessant te worden.
Daar Appelsncei je intusschen lust heeft gekre ?
gen om op visite te gaa"1, zoo moet ik de voor
dit doel noodzakelijke tante voorstellen.
O ja, pappa moet nou uit gekheid 'ns
tante zijn I"
Uit gekheid is het tegenovergestelde van de
werkelijkheid ; de heele wereld verdeeld zij in
een rubriek werkelijkheid en een rubriek gekheid.
O en hier moet uit gekheid uw huis; zyn.niet?"
Zij trekt mij in een hot k van de kamer,
waar ik tusschen een kachel en een kast op
de hurken moet zitten, maakt in haar
poppenwagen voor haar dochtertjes een bed k'aar en
schudt de kussens volgens (Je regels der kunst
op, alsof ze sinds 20 jaar niets anders gedaan
heeft, legt een ouden lap, die uit gekheid" een
hoed is, op haar blonden krullebol en komt
daarna met haar kinderen op bezoek bij tante.
Klingelingeling" roept ze als ze vlak voor
mij staat. Dat is de bel van de voordeur.
Zoo bent u daar" zeg ik, maar ik word
dadelijk in de rede gevallen.
zyn roman Jan Paassen, behandelend den
aanslag op Prins Muurits, door Stoutonberg
en Slatius. Menig deel is goed geschreven
en plastisch voorgesteld in dezen hiotorischen
roman, die vijf drukken beleefde. Rijksarchivaris
Bikhuy'zen van den Brink heeft deien roman
gesteld boven den gelijktijdig verschenen:
Haagsche Juffer van H. J. Schimmel-Lodewrjk
Mulder toont zich in dezen roman eer, prettig
verteller. Thars nog kan men jongelui het lezen
van dezen roman met overtuiging aanbevelen.
In dezen roman ontwaart men ook het ware
wezen van Lodewijk Mulder; de frischheid zyner
waarneming. Wilde men Lodewijk Mulder als
vertegenwoordiger e; ner school noemen, dan
zou het zyn: die van het gezond verstard.
Aanleg en ontwikkeling hebben daartoe bij
gedragen. Van hem, die als jangen van löjaar
by het examen voor de Militaire Academie te
Breda een bol in de mathesis waf, en zijne
cximinatoren verbaasd*; van hem, die voor dit
examen in vryheid had gestudeerd, en niet opeen
drilschool was gewcesf, kon men niet and<rs
verwachten. Veel heeft hy ook te danken aan
onderwijzers als Dr. Wap, den grooten vriend
van Bilderdyk, en aan den lateren kinder
schrijver P. J. Andriessen, van wiens vader hij
onderricht genoot,
Tot nadtnken en opmerken heeft hem zyn
jeugd gedreven.
Geboren 9 April 1822 te 's Gravenhage, verloor
hij, drie jaar oud, zijn vader, die bij domeinen
was, en als knaap van negen jaar zyne moeder.
Deze droeve gebeurtenissen deden hem
in-zichzelf keerec. Niet geheel aonder invlo d is zijn
stiefvader geweest, <iie velerlei kunst beoefende.
De grootste invloed op hem heeft echter gehad:
zijn gezond verstand en de zin voor de werke
lijkheid. Deze eigenschap ontwaart men in al
zijne werken. Als de Hollandt,che echilderszag
hy de werkelijkheid met onbeneveld oog en
gaf die met liefde weer, iedere ingenomenheid
met zich zelf buitensluitende. Wat hij deed, was
echt. Daarom kon zyn vriend en medeleeraar
aan de militaire academie, dr. Lindo, te gjeder
naam en faam in het schrijversgilde bekend
als: de ou_e heer Soiits, van hem, geestig en
haar waarheid getu gen : Mulder is iemand,
wiens naam aan de beurs even goed bekend is
als de mijne. Zija krediet is niet minder ge
vestigd".
Nu was en is Lodevtijk Mulder geen beurs
bezoeker ; bij heeft als officier zijn vaderland
gediend en aan toekomstige officieren kundig
heden bijgebracht. In het militaire leven heeft
hij heel wat bekrompenheid en komischen ijver
kunnen waarnemen, en niet nagelaten die in
een geschnft: De Stokeischorders, belachelijk te
maken. Hij schreef dit ironisch opstel in den bloei
tijd van de slobkousen, den tijd, toen de
geweerloepen gepoetst werden, tot dat ze niet veel dikker
waren dan een dubbel'js, onbruikbaar om er
mee te schieten, doodsgevaarlijk, Liet voor den
vijand, maar voor den schutter, doch daaren
tegen blinkende als spiegels; in den tijd, toen
bij vele chefs het hangen van het leergoed, als
het intersieke" van de taktiek beschouwd
werd, toen op de officiers-theorieën naar de
dikte van den vuursteen in mi limeters werd
gevraagd, en de soldaat hing tusschen trekkers
en draagbanden, zooals de souspieds en de
bretelp, toen, karakteristiek genoeg, genoemd:
werden.
En hij, die zelf met den overdwaalschen ijver
van Leeren Statistici ppotten zou, gat in de
dagen dat bij te Utrecht Inspecteur bij het
lager onderwijs was nadat hij in Ib67, na
25 jaar dienst, ontslag uit het militaire leven
Nee, u moet eerst zeggen : de deur
loedoen."
Ik zeg dus deur toedoen ?" en zy komt binnen.
Dag tante."
Zoo is u daar! dag mevrouw Appelsnoetje."
Wel nee ik ben toch mevrouw Smit !"
O juist, mevrouw Snit, dat is lief van u,
dat u mij eens komt opzoeken."
Ja."
En ziin dat uw kindertjes? Wat ijn die
snoezig !"
Ja. Ik krijg nog een kindje als ik
jarig ben."
Zoo ! Maar gaat u toch zitten, mevrouw
Smit !"
Ja." Zij gaat op een klein stoeltje zitten
met de allures van een dame, die vooreerst
niet opstapt. Dan gaat er een dominévoorby ;
de kleine mevrouw Smit heeft het nog niet
zoo ver gebracht om over het weer te beginnen.
Eindelijk weet ze wat.
Wat eet u van middag ?" vraagt ze.
Boonen in-t spek" zeg ik.
Dat lust ik riet! Ik eet vandaag pudding."
Zoo !"
Ja En nu moet ik weer naar huis."
Mevrouw Sjoit aliaa Appelsnoefje alias Rosine
gaat naar huis en aan haar huiselijke bezig
heden. Wie moet er voor het vereischte dienst
meisje spelen? Natuurlijk ik, de grande utilit
bij oit gezelschap.
Riek, neem de mand mee, je moet wat voor
het middageten gaan halen."
Jawel, mevrouw Appelsnoetje l"
Ik heet toch niet Appelsnoetje, ik heet toch
mevrouw Smit ! !"
Ach ja, dat is waar! Wat moet ik dan
halen mevrouw Smit ?"
Suiker."
Hoeveel ?
Voor twintig gulden."
Is dat niet wat veel?"
O ja, voor een cent dan !"
Is dat niet wat weinig l
Pappa, zeg u 'ns voor hoeyeel I"
ik heet toch niet pappa, ik heet toch Rika l"
Ach Papp a a ! ! !"
Nu dan : voor £0 cent."
Hèj».»
En wat moet ik nog meer halen ?"
Chocorlaadjes."
Voor hoeveel ?"
Voor honderd millioen gulden."
Mevrouw Smit houdt er vier getallen op na :
een, twee, drie en honderd millioen. Zij ge
bruikt wel is waar ook andere getallen, maar
dat zijn maar zeer vage begrippen, geen scherp
omlijnde hoeveelheden. Als ze een grooter
quantum wil aanduiden, dan zegt ze honderd
millioen." Dat is het lieve sprookje dat eeuwig
zal bly ven bestaan, het zalige kind ziju" of
met drie stappen in de oneindigheid." Mevrouw
Smit is echter voor rede vatbaar.
Voor honderd millioen gulden chocolaadjes
is te veel. Dan krijgt u pijn in uw buik, mevrouw
Smit."
Voor hoeveel dan ?"
Voor vijf cent."
O ja!"
Wat moet ik nog meer meebrengen}"
Meer niet."
Het middagmaal bestaat dus uit suiker en
Chocorlaadjes. Prettig vooruitzicht l
(Slot volgt).