De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 13 april pagina 3

13 april 1902 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1294 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Beter kon ik m\j vereenigen met zijne repro ductie van Bech's Ciaccon», hoewel ik ook hierin menigmaal te weeke episodes vond. Op die wjjee verkregen enkele der variatrën een j tintje van sentimentaliteit, en dat is toch wel > het all«rla*t»te wat men bij Bach zou zoeken. . De orehestwerken van dien avond waren de | Euryaulhe-ouverture van Weber en de Akade- | mkcbe Fest ouverture van Brahma. Vooral het [ laatste werk naakte een verkwikkenden, verheffeftden indruk ta ai die solovoordrachten. Zij die Dinsdag avoid 8 dezer opgegaan waren raar het Paleis om de Bruiloft van | Figaro" te gaan bijwonen met den beroemden ? Franoesco d'Andrade in de titelrol, hebben een buitengewoon groot genot gesmaakt. Reeds by | een vroegere opvoerii g heb ik over dien parel op het gebied van dramatische bunst geschre ven. Ik kan der directie van het Amat, Lyrisch Tooneel er niet genoeg dankbaar voor zijn, dat ' zij het heerlijke werk heeft opgevoerd en zoo j de muze van Mozart (op dramatisch gebied) ? uit «en lacgdurigen slaap heeft gewekt. [ En hoe voortreffelijk wordt het werk weerge geven! Voor alles het orcbest. Dat is in n woord uitstekend. Dd heer Raabe behoeft slechts met kalme, sobere bewegingen zijn invloed op r\jn «chare te doen gelden en hy kan er op rekenen verstaan te worden. Al die fijie, geestige, dartele passages, die overmoed in de orchestratie van den dialoog, dat gevoelvolle in de lyrische ontboezemingen, dat alles wordt zeer artistiek weer gegeven. Wanneer dan ook alles coo goed loopt en zoo vlot gespeeld wordt, dan komt de hoofdver dienste hiervan toe aan den heer Raabe. Een kirastetaar als d'Andrade op het tooneel geeft na uit den aard der za»k nog een groot relief aaa de voorstelling. Wél mag men niet vergeten dat het eigenlgk absurd is twee talen te gebruiken in n werk en vooral in een werk met een zoo levendigen dialoog. Als graaf Almaviva vraagt aan Figaro zeg my eens, wat is at voor een blad ?" Dan antwoordt deze: Tasto, ne ho tanto aspettate". En als Figaro vraagt aan Suzanra Game potria farsiV' Dan antwoordt zij Hen braden te betrappen, dan weet ik watikdoe!"Zooiets mag toch eigenlijk niet voorkomen, als men zijn gezond verstand niet aan den dgk wil zetten. Doch tegenover een kunst et aar aU d'Andrade zou men hiertoe werkelijk voor eenige oogecblikken kunnen komen; want in alle deelen prachtvol was t$n creatie van den Figaro". Zijn zang, ver toonde het echte achoone van den italiaaanschen bel canto"-styl; zijn mimiek was betooverend en werkte aanstekelijk op al z\jn meiespelenden, «jjn gebaar en gang waren zoo door en door bestudeerd, dat zy den indruk maakten van de grootste natuurlijkheid en den beminnemksten eenvoud; zyn uitspraak ten slotte was zoo duidelijk dat men schier ieder woord ver staan kon. Een kunstenaar van top tot teen, geniaal in alles wat by doet; zij het 't aan den dag leggen van goedhartigen humor, van vrooKjken geest of van onechaldigen spot. En zou men by zooveel schoons dan niet een oogen blik willen wegredeneeren dat een Italiaansch antwoord op een hollandsche vraag eigenlijk onzin is? Mejuffrouw Ant. Sohns, die toch al reeds een uitstekende Suzanna was, scheen mij door de medewerking van d'Andrade nog enorm gegroeid. Inderdaad in haar zijn zoovele natuurlijke gaven vereen!gt), dat men met ongestoord genot hare vertolking van deze allerliefste party volgt. Indien de aanzet van den toon ietwat fijaer ?ware en als zy' af en toe iets meer distinctie ?miiiiiiiiuiH minimi mini iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimti limtltHMHinillinilllUUIHIllllllMlIHIHHIIH Een dag nit liet leven van Appeltje, DOOR OTTO EEN S T. Eigenlijk heet zij Rosine, mijn driejarig dochtertje, maar ik zeg altijd Appelsnoetje. Onder snoetje versta ik niet alleen haar neusje -en mondje, maar heel haar kleine geiichtj'a, dat makkelijk in mijn eene hand verdwijnt. Rosice heeft niet alleen twee roode wangen, maar ziet er precies uit als een appeltje zóó van den boom, om in te by'ten. Daarom vond ik den naam Appelsnoetje zoo'n juist gekozen pseudoniem. De jonge dame heeft het goed, dat mag ge rust gezegd worden. Reeds in de vroegte soms staan haar broertjes en zusjes voor haar bed en bewonderen haar rustigen slaap, haar dikke armpjes en beenen, het blonde haar en de lieve, nog niet afgelegde gewoonte om op haar duim te zuigen, ook in den zoetsten slaap. Als ze wakker wordt ziet ze meestal dezen of g;-nen, die haar met liefde en bewondering aankijkt; dat overkomt zelfa een prins of prinses niet altijd. Daar is iets, maar wat is er? Appelsnoefjs heeft gedroomd ! Kom AppelStoel j s vertel eens wat het was. Wel ik wou naar 't lepenveld en daar wou ikchocorlaartjes koopen en toen verdwaalde ik en toen kwam ik eindelijk weer thuis." Wel zoo ! Apptlsnoerje kwam eindelijk weer thuis, eindelijk". Wat zoo'n klein woordje zeggen kan, Emdtli/jk kwam ze thuis en nu moet j s weten, dat het lepenveld een pit in hier vlak bij is en dat daar een banketbakker woont. Appels!oe:je behoeft maar haar mondje open te doen en we zijn allemaal verrukt; ieder ver keerd vervoegd werkwoord heeft een succes, een succes waarop menig schrijver jaloerseh zou zijn. Toch heeft ook het leven van dit goudhaantje zijn kleine verdrietelijkheden ; lederen ochtend opnieuw komt dat verdriet opdagen in den vorm van een karo. Men moet niet geringschattend over dat verdriet glimlachen, maar bedenken dat klein leed voor kleine kinderen dikwijls hetzelfde is, wat groot leed voor ons groote kinderen is en dat by de kleintjes meermalen een zoncestofje aangroeit tot een donkere onweerswolk. Op zekeren dag zat Rosine op den schoot van haar moeder en genoot onder haar lief kozingen als een ka'je in de zon. Je bent mijn hartelap," zei moeder. Jaa," antwoordde Appelsnoetje met over tuiging, en met een blik vol vertrouwen haar moeder aanziend, voegde ze er bij: Mamma zal me toch niet in een pakje wegsturen ? ' My'n vrouw begreep haar eerst niet, maar langzamerhand ging haar een licht op. Eenige dagen geleden, toen ik uit de stad was, had ik o. a. geschreven: Stuur me Appelsnoetje in een postpaket!" My'n vrouw had dit uit mijn brief aan de kinderen vcorgelezen en Rosine had dagen lang angst gehad, dat zy als pakje op de post gebracht zou worden Teen Appelsnoetje vandaag gewasschen, gekon brengen in enkele harer bewegingen, dan zou haar Suzanna waarlijk een eer s t er ar gs creatie mogen genoemd worden. Mevrouw Engelen Sewing was eveneens een voortreffelijke gravin. Haar prachtig volgehouden mesza voce in bare groote aria E Susanna non vien" maakte diepen indruk en levendig waren de toejuichingen, die haar daarna ge schonken werden. Jammer dat in het z.g. brief duet eene vergissing plaats viel, die bijna dreigde fataal te worden. Mejuffrouw Kruyt was weder een allerliefste page; zij verzuime echter niet gestadig te werken aan hare ontwikkeling als zangeres. De heer Denys staat als zanger hooger dan als tooneelspeler. Hy heeft een zeer aangenaam geluid, dat echter vooralsnog geen hartstoch telijke accenten weet aun te wenden, Het gabaar van den heer Der yj is nog zeer primitief. Het is te hopen dat zyn grafelijke kamerdienaar een goeden invloed op hem moge hebben uit geoefend. Oader de kleinere rollen was het speciaal Basilio, die een goeden vertolker ge vonden had in den heer Chr. de Vos. Nog verdient vermelding dat het parlando thans alleen werd aangewend als Figaro niets op het tooneel te doen had. In alle scènes echter waar deze optrad, maakte men gebruik vaa het S.cco-recitaticf, op de pia; o begeleid. Het zou waarlyk overweging verdienen alle scènes op deze wijze te doen inrichten. N.et alleen de beroemde gast, maar ook onze Ne derlandsche kunstenaar?, die met hem speelden, kweten zich zeer goed van die taak. Het optreden van d'Andrade is voor het I.yfisch Tooneel een feit geworden van gewicht. De artisten hebben zich opeens tot een aan zienlijke hoogte opgewerkt; de tegenwoordig heid van den genialen kunstenaar heeft hen blijkbaar geïnspireerd; moge zulks heilzame en bly.ende gevolgen hebben voor de toekomst, AHT. AVEHKAMP. Litowül Mulder, Ik breng u de liberteja''! Ge hebt de Liberteyt van sprieken, zooveel ge wilt, mits dat ge sicmi, zooals ik het begier." Zoo spreekt, in een herberg v an een Brabantsch doip op de vergadering voor een nieuw bestuur, d'Eglautiers, het houfd van het Belgisch Muiter enrot". De geheele vergadering is een echt Hollandsen genrestuk j e. Zij ademt, dank zy Nicolaas denzelfden geest als episoden in Lingendyk's werken, en doet denken aan den boer tegenover den wiskundige, die betoogen wil dat twee eieren gelyk zijn aan drie. Da Bser eindigt met den uitroep: Eet jij dan met je wijze kop, de filosofische eieren op' l Tot in de Nederlandsche literatuur der middeleeuwen kan men teruggaan om telkens een zelfden geest waar te nemen: het nuchter verstand scherp ontledend: grootspraak, be spottend : waan en ijdelen vorm. Bywonend eene voorstelling van Mr. Jacob van L3nnep's Dorp aan de Grenzen, gevoelde men sterk dezen deugde;ijken karaktertrek der Nederlandsche letteren. Als van zelf dwaald-D de geest af naar een andere boerenherberg, naar die, waar de kiesvergadering: De klimmende l'ortel, vergadert, waar de buste van Nieuwenhuyzen, den stichter van het Nut van 't Algemeen prykt, wiens onderwijs in de Brabantsche herberg door den IIHIUIHIHIIIIIHMIIHIIIIIIIIlllMIIIIUIIIIIinilllllllllll kamd en aangekleed was, kwam zy in mijn handen. In dit stadium van volmaking bevalt zy mij het minst. Een k .n d dat pas gekamd is en een stijf gestreken jurk aan heeft, ziet er uit a!s een leuk verhaaltje, waarin een school meester al de vierde naamvallen voluit heeft verbeterd. Maar na een halt uurtje reeds be ginnen de stijf naast e.kaar gestreken haartjes te leven en staan zy langzaam en behoedzaam op en als zij merken dat de kam niet meer in de buurt is, beginnen ze dadelyk weer hun dartel spel met de lucht en (ie zon; de ern stige stijve plooien, die het strykijzer achterliet, verdwijnen en het geheel kry'gt meer den vorm van een menschenlichaam met een jurkje aan. De dag van vandaag komt mijn dochter Appelsnoefje toe. Dat kwam zoo : Onlangs hing zy aan mijn schrijftafel en zei: Pappa, weet u wat ? we moeten samen moeder en kind spelen. U bent 't kind en ik ben de moeder. EQ dan moet u erg ondeugend zijn en dan kr}jgt u slaag, maar uit gekheid, ja V" Ik kan niet met ja spelen.' Waarom niet V' , Omdat ik moet werken." Waarom moet u werken?" Daar ik geen kans zag haar aan het verstand te brengen wat een dichter is, zoo ging ik den economischer» kant uit en zei : Omdat ik geld moet verdienen." Waarom moet u geld verdienen?" Omdat ik voor jullie allemaal te eten moet hebben." Mamma heeft wat te eten !" roept ze uit met een stem, die duidelijk wil zeggen : dat wist je niet, maar het is toch heusch zoo. In de keukenkast 'n heele boel." Dat is een van de argumenter, die niet tegengesproken kunnen worden. Het is voor driejaiigen in de wereld zoo gemakkelijk om gelijk te kry'gen. En dat heeft men er nu van; daar slooft men zich voor uit om zeven dagelijksche broeden te verdienen en met de eer daarvan loopt mamma weg. Na een hoogst beJenkelijke pauze vervolgde Appelsnoetje weer het gesprek. Pappa, wanneer moet je nu niet meer, in 't geheel niet meer werken !" Ja dat weet ik niet. Wat zou je dan willen, als ik niet meer werkte ?" Dan wil ik een heele dag met je spelen l" Ik kon den stralenden blik, waarmee zij dit zeide niet weerstaan en ik beloolde eens een heden dag met haar te spelen. Zooals te begry'pen is, werd ik den volgenden ochtend om vijf uur aan mijn baard en mijn neus getrok ken. Appelsnoefje stond voor mijn bed en vroeg : Pappa wil je nu vandaag met me spelen?'' Nee, vandaag niet." Wanneer dan ?'' Weet nog niet." Morgen ?" Zal 'ns ziens. Misschien." O mamma, pappa wil misschien morgen met me spelen ! '.'' Met dit bericht werd ook mamma gewekt. Appelsnoetje bewees gesteld te zyn op woord houden. Maar ik zou in ieder geval aan mijn belofte voldaan hebben, want ook ik ben een vriend van woord houden, in 't bijzonder tegen over kinderen en dat komt omdat een van my'n kennissen, een knappe en lieve jonge dame my eens een geschiedende vertelde. Toen zy nog een klein meisje was, bezocht Belgischen muiter met n' handzwaai wordt afgemaakt. Tusschen Het dorp aan de grenzen en De Kiesvereeniging van Stellendi/jk ligt eene fijdruimte van ongeveer eene halve, en tusschen het laitste blijspel en ^at van Pieter Langenriijk van omstreeks anderhalve eeuw. En by allen gevoelt men verwai.tscbap; allen dragen httzelfie ken me k, leven dior denzelfden geest, die voor een deel het eigene, het wezen der Nederiandsche letteren is: koele waarnemiag tot nuchter wotdens toe, waaruit door tegen stelling: oolijkheiJ en krachtigheid ontstaat. De Nederlandsche schrijver, in w;ens we:ken, deze geest getuut, is verzekerd, dat zyn werk niet vergaaf, maar voortleeft met en dcor het volk, van den eenen in den anderen tijd Op 68 ji'iigen lee/tvjd. Loderyk Mulder ia het voorbee!J. Woansdag 9 April heeft hij zijn fcCbten levens jaar bereikt. Velen zijn op dien leeftyd als auteur sedert lang dood. Lodewijk Muiier nog op verre na niet. Zyn Kiesvereeniging van Stelkndyk spreekt ieder tooneeljaar van hem; hij zelf blijft er by ia heugenis als niet-verouderend; zijn naam, zijn geest blivft er door voortleven. Sö^ Professor Jonckbloet hieft dit by de beoor deeling vergeten en gemeerd, dut oi,danks al de geestigheid van den schrijver, zijn stuk toch geen blijvende aanwinst zou zya voor het Nederlandsch Toor.eet". De tijd heeft het oordeel van den hoogge leerde die in 'c algemeen bij «ijn oordeel over de 19,1e eeuwsche letterkunde te veel in het boekvertrek bleet en afging op tijdschriften volkomen te niet gedaan. De Kies vereeniging ran Stellendijk is nog even frisch en behaagt thans evenzeer als vóór Lijna 25 jaar. Alle toonee'gezel chappen en de vele rederijkerskamers spelen het nog, of hebben het gespeeld. Namen der pers v-» a zijn tot levende lypen en ei kele woorden en zinien, als het krioelt er van de menschen die er niet zyn", ?MHMMIHIMIfflIMlIIIIMIMMIfN eens een rijke en beroemde oom het zeer een voudige huis, waar zij met haar ouders leefde. Hy was vriendelijk voor allen en zoo vroolijk, en hy was toch zoo'n beroemde man; het kleine meii-je nam hy op schoot en zei tot haar: Als ik weerom lom, my'n kind, Can krijg jij een pop zooals je nog nooit gezien hebt." En toen verdween de ooai als een komeet, met een glanzenden staart van heerlijke herinneringen en preitige belotten. Maar tiet duur Je zoo lang, vooidat de komeet weer terugkwam en 't laat zich denken hoe langzamerhand de pop groeide en grooter werd, hoe ze armen en Deenen kon bewegen, hoe ze de oogen kol sluiten net of ze bliep en hoe ze zelfs eer_s op een keer hard begon te schreien en mama, mama riep l En toen een jaar voorby was g- gaan, kon zy loopen en spreken en eten en hield niet van melkstche pap en deed in niets meer ondtr voor een gewoon menschenkind ; het was immers een pop zooa'.s men er nog nooit een gezien had ! En kleeren die ze had nou ! Heirpjes en broikjes met kantjes en tusscheozetsels. Een zijden onderrok, die werkelijk frou t: ou" deed ! En een japon naar de laatste mode met puntl^f, wijde mouwen en volants ! En eindelyk, eindelijk op een dag verscheen oom weer aan den hemel. Daj oom" kon het kleine meisje zelis niet zeggen ; er zat haar iets in de keel; maar hare schitterende oogen zeidtn hoe bly ze was iLet het bezoek. Ie rijke en beroemde oom was ook ditmaal zeer vriendelijk, maar ook zeer gehaast; het kleine meisje dacht steeds : waar hetft hij nu toch die pop ; in zyn zak kan ze niet zijn, die is niet groot genoeg. Zy was echter te welopgevoed om er naar te vragen. Toen kwam com Laar haar toe (r,u komt 't, dacht 't ineig1-) tikte haar zachtjes op de wang, alsof hij haar nog nooit op scboot had gehad. Hy zei adieu" en was weg. En het kleine meisje had een gevoel alsof oom haar op 't hart getrapt had en of dit opgehouden had te klop pen. Ja maar, hoe kan dan ook zoo'n klein meisje ge!ooven, dat zoo'n groote oom awi niets beters te derken het ft dari aan poppen ? Zoo iemand dei.kt aan obligaties en aan petroleumbronnen en aan de politiek, maar aau poppen ? En de haar ontbonden pop hetft het jorge meisje, zoo grcot als ze r.u is, nooit geheel kunnen verkroppen. Ik heb het haar toen dade lyk gezegd en zeg het nog: Als ik dien rijken en beroumden oom tegen iom, dan zal ik hem dat eens inpeperen. Het is midden in den winter, buiten is alles door een verblindend wit sneeuwkleed bedekt. We beginnen onzen heelen dag spelen door met de poppen en moedertje te spelen, schtring en inslag van meisjespleizier. Moeder Rosine hetft verdsag drie kirderen : Urfuia, Hedwig en ik. Mijne zusters Urs>ula en Hedwig zijn poppen, maar ik ben geen pnp eri toch htb ik reden om jaloersch te zijn, daar de poppen bij Appelsnoetje minstens even hoog staan aangeschreven als ik. Ir, het Lyzouder Len ik nijdig op Ursula, eene erg altandsche pop, die bij iedere bewe ging zemelen verliest en wangen heeit als de huid van eer1 ouden rhinoceros; maar zij heeft op mij dit voor, dat haar moeder vee! meer met haar hei ft gespeeld dan met my en vandaar die genegenheid. En als men nu een professor neemt en hem tot Appelsnoetje laat zeggen : Lief kind, de pop is slechts de uitbeelding van een mensch, maar geen werkelijk mensch'" Wat denkt ge dat Appelsnoelje zou antwoorder, geworden tot geijkte spreekwijzen, en zullen dat blyveo. Zelfs mr. J. N. van Hall die na de eerste vertooning toch zulk een goed en juist oordeel heeft geveld over het stuk, dat de onderschei ding genoot, bekroond te zy'n, een oordeel nog van kracht, heeft aan het lange leven getwijfeld. Alhs schreef hy beweegt zich, of liever beweegt zich niet, om de Stelïendijkfche Kiesvereeniging en de politieke tinnegietery' van Marktteen. En nu mogen deze tooneelen nog zoo onbetaalbaar komisch zijn, zij zijn, raar mijne overtuiging, niet voldoende om een blijspel in vier bedrijven op den duur staande te houden. Oai het in drie woorden te zeggen, da ruggegraat ontbreekt. Toch een suceès en een welverdiend ook, Jank zij een tal van kostbare eigenschappen, die ongetwijfeld ook de ju;y hebben verleid, om, ondanks het ondramatische van stof en bewerking, aan dit bly spel den uitgeloofden prijs toe te kennen. Zy hetft begrepen, de jury, dat het voor ons tooneel van het hoogste belang was om Hollandsche toestanden in zuivere, gekuischte taal, in een levendige dialoog, te zien 'weergegeven; Hullandtche dwaasheden, als ons kleingeestig politiek gehaspel, onzen kneuterigen vormendier st, met den geesel der satire te zien geslagen. Zij heeft in Lodewyk Mulder [een gaaf van rpmerken en een komi sche kracht gehuldigd, die aan onze beste blijspeldichters herinnert. Of weet ge iets kobtelykers dan de Kastelein Steekamp, die* de spiekers op zy'te nutsvergaderingen onder scheidt in sprekers van zoo en zooveel stoe len"-, iets kodiligers dan de aanvang van de kies\ergaderirg met haar onverstaanbaar afge rammelde notulen, met de interrupties van Hacpelstok, die telkens verzuimt het woord te vrager, en de onverstoorbare kalmte van den voorzitter, de vkeschgeworden formaliteit ? EQ daa het politiek gesprek van Haspelstok en Marksteen, met zyn politiek geloof uit de tweede hand, waar de conservatieve grondeigenaar den dorpeling aan het verstand tracht te brengen, dat hij gonoedbbezwaren" heeft, bezwa ren", waarvan de goede Haspelstok het bestaan althans in dien zin, nooit vermoed had. Hoe voi kelend van geesf, hoe echt komisch is dat allet! '. In de dagen van het ontstaan van De Riesvereenigirg hing men nog aan de verwikkeling". Lortewijk Mulder heelt daar tegen gezondigd, en heeft in het blijspel wel meer onbeholpen heid j es, doch wat nood: de vorm moge een weinig te kort geschoten zyo, het ware, het wezen was er, Let eigene, het Hollandicie, het komische, de natuur, de kunst het leven rader komend. ? Veel en degelijk heeft Lodewijk Mulder in zijn lang leven gearbeid, maar niets zal hem by het algemeen, in zulk een goeden naam in de Nederland.che letteren doen voortleven als zijn Riemercenigiwg ran Stellendyk, zelfs niet zijne handboeken over de historie van ons vaderland, waarvan tusschen de 75 en 100 duizend exemplaren verkocht zijn. Toch zal ook op het gebied der historie het lijvige werk van hem, geschreven op last van het Ministerie van Oorlog: Het Journael van AiMonis Duijck, een reusachtige bronnen studie, bevattende de groote oinkeering in de oorlogvoering van de Nederlandsche ge westen tegen Ppar.je, (1591?16^2), zijn naam aan de nakomelingschap overleveren. De historie hetft ken>, na do wiskunde, bizonder aangetrokken. Algemeen bekend is gesteld dat ze hem begreep ? Ze zou lachen en zf ggen : Ursula is net zoo goed een mtnsch als u.'' Toen onz« jorgen nog een ba'y was, had hij een pop, die voor zijn nog gebrekkig spraak vermogen den zeer jaist passenden naam Dadda" droeg en deze pop h&d door een of andere oorzaak op zekeren dag geen aciterhoofd meer. Toen mijn vrouw nu den heelen kop wilde verwijderen om er een nieuwen op te zetten, bleek het dat hij zoo vast op den romp zat als de kop van een dief in 't groot. Zij nam daarom een hamer om hem er af te slaan, maar had niet bemeikt, dat onze man nelijke baby angstig naar de onthoofding keek en toen de hamer op Dadda's kop terechtkwam, liet de jongen een zoo doordringenden kreet hooren, dat wij er van schrokken. Mijn arme vrouw had zonder het te vermoeden een bezield lichaam doodgeslagen. Want dat Dadda een ziel hsd gehad, dat voelden wij nu, een trouwe ziel, die zelfs riet ontvloden was uit het gat in den kop. Zeer merkwaardig is het, dat de eerste bezig heid van Appelsnoetje met haar kinderen hierin bestaat, dat ze hen gaat kammen ; hier bleek weer hoe zoet de vergelding is, hoe prettig onaangename dingen worden, als men ze anderen laat ondergaan. Het kleine moedertje doet heel verontwaar ? digd, dat zulke groote meisjes als Hedwig en Uisula z'ch zoo tegen het kammen ver zetten ! Nog merkwaardiger is het dat, als ik aan de beurt kom en geen kik geef by het kammen en mij inbeeld, dat ik zoodoende een wit voelje bij de strenge mama zal krijgen, ik den bal missla en mama nu in ernst ontevre den wordt. Ach neen, pappa, niet zoo, u moet ook huilen!" roept ze eenigszins boos uit. Ik begin dus te huilen als een zeestoomboot en merk duidelijk op, dat zelfs lieve kinderen sis Ap pelsnoefje het ondeugend zijn oneindig interes santer vinden dan welopgevoedheid. Dat kan men ook zien als kinderen schooltje spelen. Een korten tijd gaat alles kcrrect, dan wordt een van de scholieren, die wat bewegelijk van aard is, brutaal, de klas slaat dadeli,k tot oproer over, de onderwijzeres bekeurt den een na den ander, of de onderwijzer begint er op los te ranselen en de paedagogie is begonnen erg interessant te worden. Daar Appelsncei je intusschen lust heeft gekre ? gen om op visite te gaa"1, zoo moet ik de voor dit doel noodzakelijke tante voorstellen. O ja, pappa moet nou uit gekheid 'ns tante zijn I" Uit gekheid is het tegenovergestelde van de werkelijkheid ; de heele wereld verdeeld zij in een rubriek werkelijkheid en een rubriek gekheid. O en hier moet uit gekheid uw huis; zyn.niet?" Zij trekt mij in een hot k van de kamer, waar ik tusschen een kachel en een kast op de hurken moet zitten, maakt in haar poppenwagen voor haar dochtertjes een bed k'aar en schudt de kussens volgens (Je regels der kunst op, alsof ze sinds 20 jaar niets anders gedaan heeft, legt een ouden lap, die uit gekheid" een hoed is, op haar blonden krullebol en komt daarna met haar kinderen op bezoek bij tante. Klingelingeling" roept ze als ze vlak voor mij staat. Dat is de bel van de voordeur. Zoo bent u daar" zeg ik, maar ik word dadelijk in de rede gevallen. zyn roman Jan Paassen, behandelend den aanslag op Prins Muurits, door Stoutonberg en Slatius. Menig deel is goed geschreven en plastisch voorgesteld in dezen hiotorischen roman, die vijf drukken beleefde. Rijksarchivaris Bikhuy'zen van den Brink heeft deien roman gesteld boven den gelijktijdig verschenen: Haagsche Juffer van H. J. Schimmel-Lodewrjk Mulder toont zich in dezen roman eer, prettig verteller. Thars nog kan men jongelui het lezen van dezen roman met overtuiging aanbevelen. In dezen roman ontwaart men ook het ware wezen van Lodewijk Mulder; de frischheid zyner waarneming. Wilde men Lodewijk Mulder als vertegenwoordiger e; ner school noemen, dan zou het zyn: die van het gezond verstard. Aanleg en ontwikkeling hebben daartoe bij gedragen. Van hem, die als jangen van löjaar by het examen voor de Militaire Academie te Breda een bol in de mathesis waf, en zijne cximinatoren verbaasd*; van hem, die voor dit examen in vryheid had gestudeerd, en niet opeen drilschool was gewcesf, kon men niet and<rs verwachten. Veel heeft hy ook te danken aan onderwijzers als Dr. Wap, den grooten vriend van Bilderdyk, en aan den lateren kinder schrijver P. J. Andriessen, van wiens vader hij onderricht genoot, Tot nadtnken en opmerken heeft hem zyn jeugd gedreven. Geboren 9 April 1822 te 's Gravenhage, verloor hij, drie jaar oud, zijn vader, die bij domeinen was, en als knaap van negen jaar zyne moeder. Deze droeve gebeurtenissen deden hem in-zichzelf keerec. Niet geheel aonder invlo d is zijn stiefvader geweest, <iie velerlei kunst beoefende. De grootste invloed op hem heeft echter gehad: zijn gezond verstand en de zin voor de werke lijkheid. Deze eigenschap ontwaart men in al zijne werken. Als de Hollandt,che echilderszag hy de werkelijkheid met onbeneveld oog en gaf die met liefde weer, iedere ingenomenheid met zich zelf buitensluitende. Wat hij deed, was echt. Daarom kon zyn vriend en medeleeraar aan de militaire academie, dr. Lindo, te gjeder naam en faam in het schrijversgilde bekend als: de ou_e heer Soiits, van hem, geestig en haar waarheid getu gen : Mulder is iemand, wiens naam aan de beurs even goed bekend is als de mijne. Zija krediet is niet minder ge vestigd". Nu was en is Lodevtijk Mulder geen beurs bezoeker ; bij heeft als officier zijn vaderland gediend en aan toekomstige officieren kundig heden bijgebracht. In het militaire leven heeft hij heel wat bekrompenheid en komischen ijver kunnen waarnemen, en niet nagelaten die in een geschnft: De Stokeischorders, belachelijk te maken. Hij schreef dit ironisch opstel in den bloei tijd van de slobkousen, den tijd, toen de geweerloepen gepoetst werden, tot dat ze niet veel dikker waren dan een dubbel'js, onbruikbaar om er mee te schieten, doodsgevaarlijk, Liet voor den vijand, maar voor den schutter, doch daaren tegen blinkende als spiegels; in den tijd, toen bij vele chefs het hangen van het leergoed, als het intersieke" van de taktiek beschouwd werd, toen op de officiers-theorieën naar de dikte van den vuursteen in mi limeters werd gevraagd, en de soldaat hing tusschen trekkers en draagbanden, zooals de souspieds en de bretelp, toen, karakteristiek genoeg, genoemd: werden. En hij, die zelf met den overdwaalschen ijver van Leeren Statistici ppotten zou, gat in de dagen dat bij te Utrecht Inspecteur bij het lager onderwijs was nadat hij in Ib67, na 25 jaar dienst, ontslag uit het militaire leven Nee, u moet eerst zeggen : de deur loedoen." Ik zeg dus deur toedoen ?" en zy komt binnen. Dag tante." Zoo is u daar! dag mevrouw Appelsnoetje." Wel nee ik ben toch mevrouw Smit !" O juist, mevrouw Snit, dat is lief van u, dat u mij eens komt opzoeken." Ja." En ziin dat uw kindertjes? Wat ijn die snoezig !" Ja. Ik krijg nog een kindje als ik jarig ben." Zoo ! Maar gaat u toch zitten, mevrouw Smit !" Ja." Zij gaat op een klein stoeltje zitten met de allures van een dame, die vooreerst niet opstapt. Dan gaat er een dominévoorby ; de kleine mevrouw Smit heeft het nog niet zoo ver gebracht om over het weer te beginnen. Eindelijk weet ze wat. Wat eet u van middag ?" vraagt ze. Boonen in-t spek" zeg ik. Dat lust ik riet! Ik eet vandaag pudding." Zoo !" Ja En nu moet ik weer naar huis." Mevrouw Sjoit aliaa Appelsnoefje alias Rosine gaat naar huis en aan haar huiselijke bezig heden. Wie moet er voor het vereischte dienst meisje spelen? Natuurlijk ik, de grande utilit bij oit gezelschap. Riek, neem de mand mee, je moet wat voor het middageten gaan halen." Jawel, mevrouw Appelsnoetje l" Ik heet toch niet Appelsnoetje, ik heet toch mevrouw Smit ! !" Ach ja, dat is waar! Wat moet ik dan halen mevrouw Smit ?" Suiker." Hoeveel ? Voor twintig gulden." Is dat niet wat veel?" O ja, voor een cent dan !" Is dat niet wat weinig l Pappa, zeg u 'ns voor hoeyeel I" ik heet toch niet pappa, ik heet toch Rika l" Ach Papp a a ! ! !" Nu dan : voor £0 cent." Hèj».» En wat moet ik nog meer halen ?" Chocorlaadjes." Voor hoeveel ?" Voor honderd millioen gulden." Mevrouw Smit houdt er vier getallen op na : een, twee, drie en honderd millioen. Zij ge bruikt wel is waar ook andere getallen, maar dat zijn maar zeer vage begrippen, geen scherp omlijnde hoeveelheden. Als ze een grooter quantum wil aanduiden, dan zegt ze honderd millioen." Dat is het lieve sprookje dat eeuwig zal bly ven bestaan, het zalige kind ziju" of met drie stappen in de oneindigheid." Mevrouw Smit is echter voor rede vatbaar. Voor honderd millioen gulden chocolaadjes is te veel. Dan krijgt u pijn in uw buik, mevrouw Smit." Voor hoeveel dan ?" Voor vijf cent." O ja!" Wat moet ik nog meer meebrengen}" Meer niet." Het middagmaal bestaat dus uit suiker en Chocorlaadjes. Prettig vooruitzicht l (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl