De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 13 april pagina 8

13 april 1902 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1294= voornamelijk het gevolg van de vermin dering van de Other-Sacurities van 36 tot 28 millioen jjd. s t. De qvergroote inteekening op de nieuwe Russische leening deed deze dadelijk boven de emissie-kosrs ver handelen. nkele andere Russische staats fondsen werden, in overeenstemming hier mede, fractioneel hooger geprijsd. Terwijl de hooge geldkoers overigens ongunstig influenceerde op de prijzen der staatsfondeen, konden de exterieurs tot 75 pCt. stijgen. De nieuwe min. v. fia. schijnt ernstige plannen te hebban^om het papier, disagio in sterke mate te verminderen, kon het zijn, geheel weg te nemen-. Mocht hij kunnen slagen om dit doel te bereiken, door het aangaan van een groote geldleening, dan zou voor Spanje inderdaad een voor waarde vervuld zijn, nuttig, noodig, onmis baar voor gezonden occononischen vooruit gang- Leeningen, voor dit doel gesloten, zouden in alle opzichten voor crediteuren en debiteur beiden voordeelig zijn. Later wellicht hierover een occonomische uiteen zetting. Laat ons eerst afwachten of de plannen ernstig gemeend zijn. Onder de Bankinstellingen zie ik de verhooging van 70 tot 74'A voor de Nederl. Bank- en Crediet vereeniging voor ZuidAfrika. Niet te verwonderen. Der boerenzaak gaat goed. De tabaks-papieren over 't algemeen lager. Bij de inschrijving op 1.1. Dinsdag heeft de Deli 3371 pakken voor 206 et. verkocht, terwijl de gemiddelde taxatieprijs slechts was 117',2. Voor de Senemba waren deze cijfers respectievelijk 215 en 130'/2; voor de Amsterdam Deli 145 en 88K; voor de Deli Batavia 191 en 10iX. Da algem. vergadering van de Deli-Batavia, den vorigen Zaterdag gehouden, heeft het besluit genomen om 43 % pC't. dividend aan de_ aandeelhouders uit te keeren; 20 pCt. is bereids hiervan betaald. Een bijzonder aangename mededeeling brengt de petroleumgroep voor de houders van aandeelen Int. Rum. Petr. mpij. Sedert 14 dagen steeg de koers van 53 tot 61 en van 61 tot 72. Onder het bsstuur van den nieuwen technischen directeur is de productie in die mate toegenomen, dat de verwachitng wordt opgewekt van een voortbrenging, overeen komende met de raming bij de oprichting der mpij gemaakt. De inschrijving op de Perlak petr. mpij., de vorige week besproken, heeft veel succes gehad zoodat de inschrijvers voor bedragen tot ? 5000 slechts 500 tot ? 1000 zullen ontvangen; voor inschrijvingen tot hooger bedrag, wordt slechts 17 pCt. beschikbaar gesteld. Met genoegen heb ik gelezen, de meer malen m de Groene verdedigde samen werking, die nu volgens een contract tus schen de Koninklijke en de Shell and Trading Comp. is tot stand gekomen. Van de groep der trammen kan slechts gemeld worden dat de luidjes op de alg. vergadering van de Rot*, trammpij. elkaar niet vriendelijk aankeken. Ik kan me voor stellen, dat het bedrag der uitgaven ruim 80 pCt. der ontvangen ontvangsten tot ontevredenheid aanleiding had gegeven al was het dividend slechts l pCt. minder dan dat van het vorige jaar. De trekking der Turksche loten heeft plaats gehad. De hoofdprijs echter is weder om gevallen op een stuk door de admini stratie der O. S. ingekocht. Wel toevallig. Over het jaarverslag derTwentscheBankvereeniging, de volgende week. D. SlIGTEB. trecW heb ik geen oogenblik betwist. Alleen klopte mijn indruk en die van anderen niet met uw bedoeling: dat blijkt nu, en is meer gezien. Juist omdat uw onderschrift in 1893 mij niet zoo onschuldig leek, moest wel een reproductie iünog van plaat n onderschrift zonder com mentaar, mij minder aangenaam aandoen. Die commentfar te hebben uitgelokt is mij voldoende, en daarom neem ik uw verdere wel willende kastijding gaarne op den koop toe. Als steeds uw d v. Den Haag, 6.4.02. W. G. VAN NODHUYS. i ' -if De heer v. Nouhuys zal het allicht met ons eens zijn, dat het een wel wat versleten truc is, na iemand kwetsende woorden te hebben toegevoegd, voor den. dag te komsn met de verklaring: mijn onheusche aanval gaf u dan toch maar gelegenheid u schoon te wasscher, en dat verheugt me zoo !! Wat wij ten Sterkste ontkennen is juist dat de heer v. Nouhuys recht had ons te verdenken en als ware zijn verdenking door feiten bevectigd, ons in het openbaar toe te voeger, dat wij «het noodig hebben geoordeeld een Van Lennep-hnlde te verbinden met een Seitenhieb, aan het adres van anderen ;" »een doen, waaraan zoo gauw mogelijk een eind dient gemaakt" ^om te komen tot een betere waardeering" van beide (oud en nieuw)... dat de hatelijkheden" die wij tapten aan het 'adres van anderen, onze v. Lenuep-hulde een ,wrangen bijsmaak" gaf. ?De anderen", die v. N. nu tot dekking van zijn aanval meebrengt laten ons koud. Wij hebben mot den heer v. Nouhuys zelf te doen... onzen vasten medewerker, die het Weekblad kent, en dus weten moet, dat wij onze waar deering van de nieuweren niet hebben laten wachten op de goedkeuring van wien dan ook, en allerminst door ontzag voor de ouderen zijn vertraagd in een voorbeeld van onpartijdigheid en belangstelling te geven. Zoo was dus de aanval in geen enkel opzicht te verdediger, en wel allerminst nu hij ge schiedde met weglating van hetgeen een onmis bare inlichting voor de lezers van het Vaderland moest zijn: dat nl. de prent een reproductie was van eene uit het jaar 1893; en met verzwijging van het meest beteekenende deel van het onder schrift ... *dat men het vertellen, hel schertsen en het lachen had verleerd," in verband waarmee de zin der scherts eerst recht kon worden be grepen ; daargelaten dan nog het bewijs van oppervlakkige waarneming door den heer van Nouhuys gegeven, waar hij zich in de rol van den Bode vergiste. De heer v. Nouhuys zal begrijpen hoe onaarjgenaam" dit oxs moest aandoen". Meeiit onze vriend en medewerker nu zeker te weten, dat hij op dien morgen niet met het verkeerde been uit het bed is gestapt er blijft tot verklaring van zijn gedrag niets anders over dan aan te nemen, dat zijn oog boos was; en dit spreekt hij gelukkig niet tegen. ?IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIIINIMIlllllUlimilllNltllllllNIIIIIHIIIIIIIIIIHIII De Van Leünepplaat, Waarde Eedactie. Ware ik op dien door u bedoelden morgen inderdaad met het verkeerde been uit bed ge stapt, en had dit me doen schrijven wat gij zoo ongemotiveerd acht, 'k zou me troosten met de gedachte: ta, qae'que chose malheur est bon !" Immers, ik heb er door uitgelokt een nadere veiklaring vau uw zijde, die voor mij en anderen 't is m'sschien wel wat erg het Ie moeten erkennen ! niet overbodig was. Niet uw verklaring dat de plaat dateert van 1893, dat wist ik zeer goed en blijkt uit mij a Vaderland-herdenking ten volle, maar uw ver zekering, dat u //de plaat alleen maar in her innering hebt willen brengen als een blijk van waardeering ook vroeger door Braakensiek en litt Weekblad Vau Lennep toegebracht/' U voegt daaraan toe : ,Reeds de artistieke verdiensten van de prent gaven ons recht haar oog eens uit den schuilhoek Ie voorschijn te halen ..." Welnu hiermee is de zaak in orde. Uw friiimM'""i*""'"'"l'""'""MII'rc'miHHHimiiimiiinminmiiiiiil«i SNUIFJES. Ik ben nu eindelijk in het bezit van het echte wapen van Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden. De heer Wildeman van 's Gravenbage beeft het mij in teekening toegezonden, en daarbij een beschrijving gevoegd, die ik niet graag zou geven anders dan in zijn eigen woorden. Want ik gevoel maar al te goed welk een verwarring het in de hoofden en harten zou kunnen brengen, zoo ik hier en daar een onnauwkeurigheid beging, bij een zaak van zoo hooge weten schap en een zoo gecompliceerd ziele- en geestesleven, als een vorstelijk wapen afschaduwt. In de hoop dat mijn lezers nu hun sigaar zullen neerleggen, en ook mijn leze ressen een houding zullen aannemen gelijk bij het kennis nemen van zulk een hoog beEchavingsmonumentpast, geef ik Wildeman ora1 't Duf], In Arthur Schopenhauers Parerga und Paralipomena komt een hoofdstuk voor ge titeld: »Von dem, was Einer vorstellt", in den loop waarvan hij zijn denkbeelden verkondigt over het zoogenaamde «ritterliche Ehrenprinzip", en waaraan ik het volgende ontleen : »De eer heeft met datgene wat de mensch »an urd für sich'1 moge zijn, of met de vraag, of zijn moreele aard zich ooit zou kunnen wijzigen, en alle dergelijke schoolvosserijen, heelemaal niets te maken ; maar wanneer zij gekrenkt, of voorloopig ver loren is, dan kan ze, als men er maar gauw genoeg bij is, zeer snel en afdoende hersteld worden door n enkel universeel middel, 't duel. Is echter de krenker iemand die niet behoort tot die standen welke den kodex der ridderlijke eer aanhangen en toepassen, of heeft hij er reeds eenmaal tegen gehandeld, dan kan men, vooral wanneer de eerekrenking door daden, maar ook als ze alleen maar door woorden is geschied, een zekere operatie ondernemen, doordat men, als men gewapend is, hem onmiddellijk, maar in ieder geval nog een uur later, over hoop steekt, waardoor dan de eer weder heel is. Bovendien echter, of als men, uit vrees voor daaruit ontstaande onaangenaamheden, dezen stap zou willen vermijden, of als men alleen onzeker is of de beleediger zich aan de wetten der riddereer zal onderwerpen dan wel niet, heeft men een palliatief in de »avantage". Deze bestaat hierin, dat, als It/j grof geweest is, men nog veel grover zij ; gaat dit met schelden niet meer, dan slaat men er op los, en ook hier is weer een klirnax van eerherstel : oorvegen «orden door stokslagen gecureerd, en deze weer door zweepslagen; zelfs wordt tegen deze laatste door som migen 't in 't gezicht spuwen als probaat middel aanbevolen. Alleen als men met deze middelen niet meer op tijd komt, moet per se worden overgegaan tot bloedige operaties. Deze palliatief methode heeft eigen lijk haar grond in den volgenden stelregel. Zpoals uitgescholden worden een schande is, is 't een eer om te schelden. B j v. aan de zijde van mijn tegenstander zijn waarheid, recht en rede; als ik echter scheld, dan moeten deze allemaal hun biezen pakken, en recht en eer staan aan mijn zijde; hij daarentegen heeft voorloopig zijn eer ver loren, tot hij ze herstelt, niet door recht en rede, maar door schieten en steken. Daardoor is de grofheid 'n eigenschap, die, op 't punt van eer, elke andere vervangt of overweegt: de grofste heeft steeds gelijk: quid multa ? Welke domheid, onhebbelijk heid, slechtheid iemand ook moge begaan hebben, door 'n grof heid wordt ze als zoodanig uitgewischt en dadelijk gewettigd. Toont soms in een discussie of ander gesprek een ander betere zaakkennis, strengere waar heidsliefde, gezonder oordeel, meer verstand dan wij, of laat hij over 't geheel geestelijke voortreffelijkheden blijken, die ons in de schaduw stellen, dan kunnen wij alle derge lijke voordeelen en onze eigene daardoor geopenbaarde tekortkoming onmiddelijk op heffen en nu omgekeerd zelt de bovenhand krijgen door bsleedigend en grof te worden. Want een grofheid overwint elk argument en doet allen geest verdwijnen; als nu de tegenstander er soms niet op ingaat en haar met een grootere beantwoordt, waardoor we in den edelen wedstrijd der avantage ge raken, dan blijven we overwinnaar en de eer is aan onze zijde: waarheid, kennis, verstand, geust, vernuft moeten hun matjes oprollen en zijn uit 't veld geslagen door de goddelijke grol heid. Daarom zullen ?menschen van eer," zoodra iemand 'n meening uit, die van de hunne afwijkt, of ook maar met r verstand toont dan zij kunnen te voorschijn brengen, terstond mines maken om dat strijdros te bestijgen; en als 't hun dan soms in een dispuut aan 'n tegen argument ontbreekt, dan zoeken ze naar'n grof heid, die immers denzelfden dienst be wijst en makkelijker te vinden is: daarop gaan ze zegevierend heen. Men ziet reeds hier met hoeveel recht de roem der veredeling van den toon in den omgang aan het prin cipe van eer toekomt. Dit beginsel berust nu weer op 't volgende, dat de eigenlijke grondregel en de ziel van den geheelen kodex is. De opperste richtstoel van het recht, waaraan men, in alle geschillen, van elke andere, zoover 't de eer betreft, kan appelleeren, is die van de physieke kracht, d. i. van de dierlijkheid. Want iedere grof'heid is eigenlijk een beroep op de dierlijkheid, doordat ze den strijd der geestelijke krachten of van 't moreele recht voor incompetent verklaart en in plaats daarvan den strijd der physieke krzchten stelt, welke bij de species mensch, die door Franklin als een toolmaking animal wordt gedefinieerd, met de haar voor dit geval eigen wapenen, in 't duel wordt voltrokken en een onher roepelijke beslissing meebrengt. Deze grondstelregel wordt zooah bekend is met n woord door de uitdrukking vuistrecht aan geduid, die aan de uitdrukking omwoelheid analoog, en daarom, evenals deze, ironisch is; dientengevolge moest de ridder eer eigenlijk de vuisteer heeten." Verder bewijst de wijsgeer door verschil lende voorbeelden dat deze uit de midden eeuwen van 't christelijk Europa stammende begrippen van riddereer in de oudheid totaal onbekend was. Hij vertelt o. a. uit Plutarchus van den twist tusschen de admi; raals Euiybiades en Themistokles, waarbij de laatste zijn tegenstander, die hem wilde slaan, toeriep: >sla er maar op, maar luister naar me !'' waarbij Schopenhauer alleraar digst opmerkt: »Met welk een wrevel moet wel de lezer »van eer" hierbij 't bericht missen, dat 't Atheeneche officierskorps terstond heeft verklaard onder zoo'n Themis tokles niet verder te willen dienen!" S tobaeus heeft een lange plaats van Musonius voor ons bewaard waaruit blijkt, hoe de ouden beleedig'ngen beschouwden: zij kenden geen andere voldoening dan die voor 't gerecht, en wijze mannen versmaadden ook deze. Senecazegt in zijn»De constantiasapientis": »Wat zal een wijze doen als hij geslagen is ?" Wat Cato deed toen men hem in 't gezicht had geslagen : hij ontbrandde niet in toorn, hij wreekte 't onrecht niet, hij sloeg niet terug, maar zei dat 't niet ge beurd was. »Ja," roepen jelui, «maar dat waren wijn!" »Dus jelui bent gekken? Akkoord." EDW. B. K. niiMnuiiiuiinmimiMiiniimiMMimminiiiiiiiiniiiiiiimiiilB niemand minder dan hem zelf het woord. »Bij Koninklijk Besluit van 30 September (den 23 November d.a.v; in de Staatsct. opgenomen) is aan Zijne Koninklijke Hoog heid den Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg, het navolgend wapen verleend: »Gevierendeeld : »I. In azuur, bezaaid met gouden blok ken, een leeuw van goud, gekroond van hetzelfde, getongd van keel, iu den rechtervoorklauw opgeheven houdende in schuinlinkschen stand een zilveren zwaard met gevest van goud, en in den linker een bundel pijlen van zil%rer met gouden punten, de punten omhoog en de pijlen te zamen gebonden met een gouden lint; »II. in goud een ft'i/t tiende stiercnl'op met afgerukt halsvel van sabel, gehoornd van zilver, getongd van keel en gekroond met eene vijf bladerige kroon van goud; »III. doorsneden van keel en goud; »IV. in azuur een griffioen van goud, getongd van keel. »Om het schild hangt de keten met het kruis van de Mecklenburgsche Huisordo van de Wendische Kroon (Unie Mecklen burg-Schwerin.) »Twee helmen : de eerste getralied en ge sierd van goud, gevoerd van keel, met dekkleeden van goud en azuur en gekroond met een vijf'bladerige kroon van goud ; »Helmteeker> : een vlucht van sabel met een zilveren schuinbalk, waarop drie linde bladeren met de stelen omhoo_g van sinopel, »de tweede getralied en gesierd van goud, gevoerd van keel, gekroond met de Wen dische Kroon, niet dekkleeden van goud en sabel; »Helmteeken : vijf rechtop geplaatste, van zen! ill i iiiiiillKiiiiilüiiiiiiliiiiiHi iiiiiiiililinniii i» boven toegespitste, palen een scherm , van sabel, goud, keel, zilver en azuur, waarachter een schildje volgens het tweede kwartier, op de rechterzijde liggend, zoodat de linkerhelft van de daarop voorkomende wapei iiguur zichtbaar is, en waarboven een driedubbele pauwestaart oprijst; »Schildhouders : rechts een gouden leeuw gekroond van hetzelfde en^ getongd van keel; links een gouden griffioen getongd van keel. »De gchildhouders staan op een lint van keel. waarop met gouden Gothische letters het devies: »I\:r axpera ad axtra; «Alles geplaatst opeen m ante! van azuur. bezaaid met leeuwen en blokken als van het eerste kwartier, geboord van g>>ud, met hermelvjn gevoerd, opgebonden met kwasten van goud en gedekt door eene Koninklijke Kroon. ? »ZooaIs ik reeds opmerkte in de N. Rot l. Ct. van l December 1.1. ile bl. D.) maakt het geheel een aangenamen indruk, en kan er moeielijk twijfel ontstaan, wien dit wapen toebehoort. »Het is evenwel te hopen, dat degenen, die op eenigerwijze dit blazoen, 't zij door teekenstif't, 't zij door graveernaald in beeld moeten brengen, de goede voorbeelden zul len volgen, en geen werk leveren naar het specimen, dat in December 1.1. eenige dagen voor de ramen der firma Goupil en Co., Plaats, te 's Gravenhage werd tentoonge steld, en dat juist op een oogenhlik, dat door 't bekend worden van den of'ficieelen tekst, de algemeene nieuwsgierigheid was geprikkeld. Een firma bekend om zijn goe den smaak moest aan zulk werk geen gast vrijheid verleenen." Ik twijfel er niet aan ook zonder prentje zal men zich nu een nagenoeg volkomen BOEKAANKONDIGING. EDUARD SCHUBÉ, Jam. Amsterdam, C. L. G. Veldt. 1901. Dit boekje van 165 bladz. is het laatste hoofdstak van een groot werk: Las grands Initiés, waarin ook Rima, Krishna, Hermes, Mozes, Orpheus, Pythagoras en Piato achter eenvolgens worden besproken. Da vertaler brengt alleen dit deel van het boek onder de oogen van Nederlandsche lezers, omdst hy vreesde voor het geheel niet genosg koopars te zullen vinden. Hg hoopt, dat de lectuur van het vertaalde ons publiek zal doen ver langen naar meer. Ik twijfel of dit het geval zal zijn. Eduard Schuré, wiens geheele boek ik niet gelezen heb, is zeker een man van groote belezenheid, en in zijn Jezus komen vele bladzijden voor, waaruit blijkt, dat hij een schry'ver van talent is; maar dat hem het ge duld en de nauwkeurigheid eigen zijn, waar mede een geleerde da broimen raadpleegt en de feiten verzamelt, vóórdat hij zulk een moeielijk taak aanvaardt, als hy op zich nam, wordt door het laatste hoofdstuk van zyi boek niet voldoende bewezen. Hy beeft, vrees ik, het groote werk aangedurfd, omdat hij meende te bezitten een sleutel, die den toegang tot alle mysteriën openen zou: de theosofie, die hij noemt de wetenschap van den G sest (pag. 145) Hierdoor wordt' verklaard de verschijning van een buitengewone persoonlykheid als de groote Nazarener was. »Hij toch was een kind aan een profetische zending gewijd, door de begeerte van zijn moeder, reeis vóór zyn geboorte. Dit was evenzoo het geval met ver schillende heroöa en profeten van het Oade Testament. Die door hun moeders aan GJ! gewy'de zonen werden Nazareners genoemd,1' zegt Schuié(pag. 23) die dan naar Sitnuel en Simson verwijst, Nazireërs met Nazareners verwarrende. >Elkana," zoo wordt daarna verzekerd, »is wel naar het vleesch de aardsche vader van Samuel maar de Eauwige (L'Eternel dat ia Jahwe) is zijn hemalscha vader naar den geest. Hier omhult de beeldspraak van bet monotheïsme de leer van het voorbestaan (praeëxistentin) der ziei" (pag. 21). Wat van Samuel gezegd wordt (pan Simson's voorbestaan wordt geen melding gemaaki) geldt ook van Jezus: »de ziel voor een goddelyke zending verkoren, ia van een goddelijke wereld afkomstig. Zij komt vrij, zichzelve bewust te voorschijn. Maar zal zij het wereldtooueel betreden, dan is een uitverkoren omhulsel noodig, de eisch eener hoogbegaafde moeder die floor den aard van haar zedelijk bestaan, door den wensch van haar ziel de ziel van den verlosser, bestemd om in het oog der men schen een zoon van G;>d te worden, tot zich trekt, in haar vleesch en bloed belichaamt." (pag. 26). Verder wordt beweerd, dat Jezus door de orde der Eiseëra ala adept werd aangenomen en spoedig de wijding ontving van den 41en graad, die zeer zelden werd toegekend. Maar is h et zoo zeker dat Jezus tot hen behoorde? Onze schrijfer zelf acht twijfel mogelijk, omdat geen der apostelen in de orde was opgenomen, en haaat zich deze bedenking te ontzenuwen door te doen opmerken, dat Jezus voor zy'ne zaak krachtige maagdelyke naturen noodig had, als Petrus en Johannes, viaschers uit den gegoeden stand. Zulke krachtige en maagdelijke naturen schenen dus bij de Eisiers niet te vinden te zijn. Petrus moet trouwens een zeldzaam persoon zyn geweest »met zijn open en eenvoudig hart, met zijn onbevangen en beperkt verstand, vlug in 't vertrouwen en e?en npoedig ontmoedigd, maar een man van handelen, geschikt om anderen te leiden door zijn energiek karakter en zij a vast geloof." De Esseers waren zeker minder beperkt van verstand, niet zoo spoedig ont moedigd, en daardoor minder mannen van de daad, geschikt om anderen ta leiden. Zie verder pag. 81 waar ook de krachtige maagdelyke natuur van Johannes (»den Eyangelist") nader wordt gedtliaieerd. Eweërs of geen Esssera, Jezus vervulde zijn apostelen met magnetische kracht. Dat Jezus werkelijk tot de orde der Ess&ers behoorde en de wijding had van den 4 len graad, ia niet ean bewering van ondergeschikt belang in het boekje. Bijna alles wat er gezegd wordt van zijn werk en van zijn persoon hangt er mee samen. De adapt of heiliga, tnaet gij weten, werkt als brandpunt van geestelijke en iluidike kracht onmiddely'k in op de ziel van den zieke en door zijn astraal lichaam op zya physiek. Van daar dat Jezus genezingen verricht, hij meer dan een ander adept, doar een machtigen en geconcentreerden stoat. (pag. 78). Hij noemt zich den zoon des Minschen wat in zya mond beteckant «boodschapper der lijdende menschheid''; want bij voegde er by : de wolven (niet de vossen?) hebben holen maar de zoon des Menschen beeft niet waarop hij zijn hoofd kan nederleggen (Luc. 9 : 58) voorstelling kunnen vormen van dit zinrijk beeld van macht en moed Toch zou ik de woorden van Wildeuan, dt>or hem reeds vroeger in de N. R. G. gebezigd, een weinig willen versterken. Hij schreef' daar >>het geheel maakt een ainyaniimen indruk." dit is te zwak gezegd, dunkt, ma. D j indruk is meer dan aangenaam. Trouwens bij een wapen is het aangenaam alleen op te vatten in den zin van het geweldig», ht'.t imponeerende, het, vergeef rae het woord, maar ik ken geen beter, het orerdonderer.de en waarlijk dat is hier in de hoogte mate bereikt. Wildeman zou inderdaad een wilde man moeten zijn, orn in dit geval aan den in druk van het dreigende en het verbijsterende te kunnen ontkomen. Alben reeds het aantal leeuwen met open bekken en bloed dorstige tongen is legn nietwaar, de mantel is er mee «bezaaid". Maar vooral de «aanziende" siierenkop schijnt mij lietallerindrukwekkendst wat ooit uit de dierenwereld in een wapen is verdwaald, want hij ziet je niet alleen aan, maar steekt al aanstonds de tong tegen je uit, en dat met een gezicht zoo tri fier. d menschelijk als ik er in mijn leven ooit een in de natuur heb gezien. Wist je niet dat het een stier heette, je zoudt zweren dat het een man was met horens op het hoofd. Of het nu dit beest is of een der andere" uit de menagerie, die in zijn levensloop het per aspera ad astra heeft geschreven, ik weet het niet, rnaar ik hoop van harte dat onze l ring een gemakkelijker en vreedzamer bestaan zal mogen leiden,dan het koninklijk besluit van 30 September hem blijkens_het wapen, waarmee dit hem heeft begiftigd, schijnt te hebben toegedacht. Zooveel echter is zeker in zijn geheel beeld t h e t wapen van zijn Z K.H. de gedachte af: De tijden zijn geweldig, het gedierte steekt Hy wil o.a. aan zjjn apostelen 'doen kennen die groote waarheid, die hij den Vader Doemde, die hoogste kracht die hjj den Gaest noemde. (pa?. 82). Ojk in de opstandingsverhalen leest Schur wat niemand vóór hem er in lezen kon. Nadat hij heeft meegedeeld, dat Jezus volgens Matth. en Marcus verscheen aan 500 broeders-, door de apostelen op een berg bijeengebracht, deelt hij mede, dat van een lichamelijke op standing eii dus ook van een hemelvaart geen sprake kan zjjn. »De opstanding is hem", vooral Paulus heeft hem in deze meening ver sterkt, »de zuivering, de regeneratie van het starre lichaam, aeterisch en vloeibaar. Die zuivering kan dadelyk by' dit leven plaats hebben door het innerlijke werk van de zial en een zekere wijze van lever, (welke?). Maar voor de meeste menschen kooit zij pas na dan dood tot stand, en alleen bij hem, die op de eene of andere wyze een adspiratie gevoelde voor recht en waarheid, (pag. 151). Wij willen ons geen oordeel aanmatigen over thaosJiiche bespiegelingen in het algemeen, maar zal Sshuréals schrijver over de grootste persoonlijkheden op het gebied van den gods dienst ons vertrouwen inboezemen, dan moet hij van nauwkeurigheid bij het lezen der oude berichten meer blijken geven dan hij deed in zyn boekje over Jezus. Of Jezus bye. werkelyk een Nadreër was als Simuel, en een Essear van den 4 len graad, of «Zoon des menschen" beteekent boodschapper der lijdende menschheid, of de apostel Johannea de schrijver is van het 41e E/angelie, of het bericht eener verschijning van Jezus aan 500 personen van Mattheus en Marcus afkomstig is en meer van dien aard, wordt niet uitgemaikt door de theosofls maar door een accuraat historisch onderzoek. v. H. NIEUWE UITGAVEN. Liores anciens en molernes en vente aux prix marq'iés cbez Mirtinua Nijh' ff. E;onomie politiqite, colonisation, commerce, finances, q'iastions sociales ?'! s Pirtie. KoopvaarHj flootPieterse. .(Mos. 3141-4650 ) LÏHiye, Martinus Nijhoff. Javaan en Chinees. Esne opiumbekeuring. Indische novelle, door JSOLINE (Mavrouw SCHOLTING). Utrecht, A. W. Bruna. Te Trulh about the War. Au open letter to dr. A. CONAS DOYLB hy John M lijbertson, London, The New Age Press. Inhoud van Tijdschriften. Teekenen des T</jdi Afl 2: Christus beschou wing, door C. J. N. Maatschappij en kerk, door dr. J. Herderschee. M\j neringen, door C. G. ChsFannes. Ean antwoord op een woord van verweer, door R. de Haas. Vragen, door C. J. N. lydichrift voor toegepaste Scheikunde en Hygiëne. No, 7: De dienst van toezicht en onderzoek van levensmiddelen in België, door dr. A. J. Vandevelde, bestuurder van het Stads laboratorium te Gmt. Elektro-chemische ludustrie, door dr. W. P. Jorisaen. (Vervolg ) Controle op de boter, door M. Bokma ds Boei-, zuivelconsutent. Ean rapport over meelvervalsching, door R Schoolhygièie te Ant werpen, door R, Da Tijdechnftenlijst in het Scheikundig Jaarboekje. (Rad.) D» natuurlijke ventilatie van kleine woopvertrek ken te Amsterdam, door J. Nederland. .No. 4: Proza: Marie MarxKoning, Teuns heilige. Is. Qierido, Moderne werkers. G Ileuvelman, Esn tweede huwe lijk. Kroniek. * Frederik v. E?dan, Van de passielooze lelie. Lodewijk Biekelmans, Marieken van Ny'megen. Garard van Eskeren, Donkere machten. Flandria's Novellenbibliotheek. Bseken nog niet besproken. Poëzie : Betf y Juta, Sneeuwklokjes. Ch. J. M. Gilhuis, Maionna, Jaanne Hiaxman, Gsdachte. Jong Holland. No. 19 : Annie Silomonf, M'n geluk I?III. Verlangen, Dar liefste komst, Marinbeeld. Job. Steketee, Oproeping. Limbrecht Lambrechts, Aan den virtuoos. OJ?jibwe Sjoson Wapisania. Verzen. W. F. Jansen Jr., Van het wiel der statiekoets. Frits, Oace, I dreamed. Joh. Vorrii k Wskker. Frans Hulleman, Iets over kritiek. Iht Tooneel No. 14: Olfijicel. Dr. Plas, Van Lennep en bet Tooneel. A. C. Kreeft. Bouwmeester te Groningen. Ook een manier. K'ijen Haard, No. 15: Galijkvloers, door Liui*e B. B , XV. Proeven met de reddings middelen te Koog op Ttxe), door J. Daalder Di., met afb. Da Spinster, naar de schlldery' van Matlhy^ Maris, met bijschrift door J er1'. de Wies. Mr. A. van Naamen van Eemne?, door F G. v. P , met portret. Getallen, naar het Duitsch van A. van Sohweiger-LsrcheLfeld. (Slot) Voor onze Amateur- fotografen : De spiegel en de camera, door dr. J. E Rombouts, met afb. Telegrafeeren zonder draad, door dr. E. van der Ven, met portret vanMarconi, I. Afbeelding van een gezicht op Woudrichem in da 18e eeuw. Verscheidenheid. Feuilleton. ihiiiiuiimuiiiiiuiiiiik zich in uw azuren mantel koop u een stok en een zweep! Doch een kleine verbetering zou ik in de beschrijving hebben voorgestel'!, had het aan aiij gelegen het Kon. Besluit to for muleeren. Het begint ril. met het wToord: Gevierendeeld. Dat Wildeman zoo iets aan genaam in de ooren kan klinken, daar is hij \Vildeman voor, maar is dat nu een term oni te gebruiken ten opzichte van eens vorsten machtssymbool? Weet men dan niet hoe licht er tuascheu de zaak of de persoon en het b^elddaaropTjetrekkelijk bij de menigte verwarring ontstaat? Eon gevierendeeld" wapen?en weldra heet het bij de gerucht makende gemeente een ter schavot geroepen man ; en zoo zou het best nog eens kunnen gebeuren, dat Kuyper op een zijner aan staande reizen aan de reporters moest meedeelen, dat van den Prins Gemaal nog geen haar werd gekrenkt Gouverner c'est prévoir en daarom begrijp ik me niet dat de R?geering. die voor dat Kon. Besluit verantwoordelijk is, zoo iets hetfc kunnen voorbijzien. Te meer bejammer ik dat, nu ik het plan heb in gezaghebbende kringen het voorstel te doen, Wildemans beschrijving met toe lichting en teekening op de scholen te introduceeren, Ie omdat het geheel mij nu zoo volmaakt voorkomt, en 2e wijl, bij het her leven der Heraldische kunsten wetenschap, ieder weldenkende, die 't hart op de rechte plaats heeft, behoort bij te dragen tot het aanwakkeren van een streven om het volk van der jeugd af van de waarheid te door dringen, dat een van geboorte groot man nog iets anders behoort te bezitten om zijn voortreffelijkheid te bewijzen dan een voudig eenïge gaven van geest en hart.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl