Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1294=
voornamelijk het gevolg van de vermin
dering van de Other-Sacurities van 36 tot
28 millioen jjd. s t. De qvergroote
inteekening op de nieuwe Russische leening deed
deze dadelijk boven de emissie-kosrs ver
handelen. nkele andere Russische staats
fondsen werden, in overeenstemming hier
mede, fractioneel hooger geprijsd.
Terwijl de hooge geldkoers overigens
ongunstig influenceerde op de prijzen der
staatsfondeen, konden de exterieurs tot
75 pCt. stijgen. De nieuwe min. v. fia.
schijnt ernstige plannen te hebban^om het
papier, disagio in sterke mate te verminderen,
kon het zijn, geheel weg te nemen-. Mocht
hij kunnen slagen om dit doel te bereiken,
door het aangaan van een groote geldleening,
dan zou voor Spanje inderdaad een voor
waarde vervuld zijn, nuttig, noodig, onmis
baar voor gezonden occononischen vooruit
gang- Leeningen, voor dit doel gesloten,
zouden in alle opzichten voor crediteuren
en debiteur beiden voordeelig zijn. Later
wellicht hierover een occonomische uiteen
zetting. Laat ons eerst afwachten of de
plannen ernstig gemeend zijn.
Onder de Bankinstellingen zie ik de
verhooging van 70 tot 74'A voor de Nederl.
Bank- en Crediet vereeniging voor
ZuidAfrika. Niet te verwonderen. Der
boerenzaak gaat goed. De tabaks-papieren over
't algemeen lager. Bij de inschrijving op
1.1. Dinsdag heeft de Deli 3371 pakken voor
206 et. verkocht, terwijl de gemiddelde
taxatieprijs slechts was 117',2. Voor de Senemba
waren deze cijfers respectievelijk 215 en
130'/2; voor de Amsterdam Deli 145 en 88K;
voor de Deli Batavia 191 en 10iX. Da
algem. vergadering van de Deli-Batavia,
den vorigen Zaterdag gehouden, heeft het
besluit genomen om 43 % pC't. dividend
aan de_ aandeelhouders uit te keeren; 20 pCt.
is bereids hiervan betaald.
Een bijzonder aangename mededeeling
brengt de petroleumgroep voor de houders
van aandeelen Int. Rum. Petr. mpij. Sedert
14 dagen steeg de koers van 53 tot 61 en
van 61 tot 72.
Onder het bsstuur van den nieuwen
technischen directeur is de productie in die
mate toegenomen, dat de verwachitng wordt
opgewekt van een voortbrenging, overeen
komende met de raming bij de oprichting
der mpij gemaakt.
De inschrijving op de Perlak petr. mpij.,
de vorige week besproken, heeft veel succes
gehad zoodat de inschrijvers voor bedragen
tot ? 5000 slechts 500 tot ? 1000 zullen
ontvangen; voor inschrijvingen tot hooger
bedrag, wordt slechts 17 pCt. beschikbaar
gesteld.
Met genoegen heb ik gelezen, de meer
malen m de Groene verdedigde samen
werking, die nu volgens een contract tus
schen de Koninklijke en de Shell and
Trading Comp. is tot stand gekomen.
Van de groep der trammen kan slechts
gemeld worden dat de luidjes op de alg.
vergadering van de Rot*, trammpij. elkaar
niet vriendelijk aankeken. Ik kan me voor
stellen, dat het bedrag der uitgaven ruim
80 pCt. der ontvangen ontvangsten tot
ontevredenheid aanleiding had gegeven al
was het dividend slechts l pCt. minder dan
dat van het vorige jaar.
De trekking der Turksche loten heeft
plaats gehad. De hoofdprijs echter is weder
om gevallen op een stuk door de admini
stratie der O. S. ingekocht. Wel toevallig.
Over het jaarverslag
derTwentscheBankvereeniging, de volgende week.
D. SlIGTEB.
trecW heb ik geen oogenblik betwist. Alleen
klopte mijn indruk en die van anderen niet met
uw bedoeling: dat blijkt nu, en is meer gezien.
Juist omdat uw onderschrift in 1893 mij niet
zoo onschuldig leek, moest wel een reproductie
iünog van plaat n onderschrift zonder com
mentaar, mij minder aangenaam aandoen.
Die commentfar te hebben uitgelokt is mij
voldoende, en daarom neem ik uw verdere wel
willende kastijding gaarne op den koop toe.
Als steeds uw d v.
Den Haag, 6.4.02. W. G. VAN NODHUYS.
i ' -if
De heer v. Nouhuys zal het allicht met ons
eens zijn, dat het een wel wat versleten truc
is, na iemand kwetsende woorden te hebben
toegevoegd, voor den. dag te komsn met de
verklaring: mijn onheusche aanval gaf u dan
toch maar gelegenheid u schoon te wasscher,
en dat verheugt me zoo !!
Wat wij ten Sterkste ontkennen is juist dat de
heer v. Nouhuys recht had ons te verdenken
en als ware zijn verdenking door feiten
bevectigd, ons in het openbaar toe te voeger, dat
wij «het noodig hebben geoordeeld een Van
Lennep-hnlde te verbinden met een Seitenhieb,
aan het adres van anderen ;" »een doen, waaraan
zoo gauw mogelijk een eind dient gemaakt"
^om te komen tot een betere waardeering" van
beide (oud en nieuw)... dat de
hatelijkheden" die wij tapten aan het 'adres van anderen,
onze v. Lenuep-hulde een ,wrangen bijsmaak"
gaf.
?De anderen", die v. N. nu tot dekking van
zijn aanval meebrengt laten ons koud. Wij
hebben mot den heer v. Nouhuys zelf te doen...
onzen vasten medewerker, die het Weekblad
kent, en dus weten moet, dat wij onze waar
deering van de nieuweren niet hebben laten
wachten op de goedkeuring van wien dan ook,
en allerminst door ontzag voor de ouderen zijn
vertraagd in een voorbeeld van onpartijdigheid
en belangstelling te geven.
Zoo was dus de aanval in geen enkel opzicht
te verdediger, en wel allerminst nu hij ge
schiedde met weglating van hetgeen een onmis
bare inlichting voor de lezers van het Vaderland
moest zijn: dat nl. de prent een reproductie
was van eene uit het jaar 1893; en met verzwijging
van het meest beteekenende deel van het onder
schrift ... *dat men het vertellen, hel schertsen en
het lachen had verleerd," in verband waarmee
de zin der scherts eerst recht kon worden be
grepen ; daargelaten dan nog het bewijs van
oppervlakkige waarneming door den heer van
Nouhuys gegeven, waar hij zich in de rol
van den Bode vergiste. De heer v. Nouhuys
zal begrijpen hoe onaarjgenaam" dit oxs moest
aandoen".
Meeiit onze vriend en medewerker nu zeker
te weten, dat hij op dien morgen niet met het
verkeerde been uit het bed is gestapt er
blijft tot verklaring van zijn gedrag niets anders
over dan aan te nemen, dat zijn oog boos was;
en dit spreekt hij gelukkig niet tegen.
?IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIIINIMIlllllUlimilllNltllllllNIIIIIHIIIIIIIIIIHIII
De Van Leünepplaat,
Waarde Eedactie.
Ware ik op dien door u bedoelden morgen
inderdaad met het verkeerde been uit bed ge
stapt, en had dit me doen schrijven wat gij zoo
ongemotiveerd acht, 'k zou me troosten met
de gedachte: ta, qae'que chose malheur est
bon !" Immers, ik heb er door uitgelokt een
nadere veiklaring vau uw zijde, die voor mij
en anderen 't is m'sschien wel wat erg het
Ie moeten erkennen ! niet overbodig was.
Niet uw verklaring dat de plaat dateert van
1893, dat wist ik zeer goed en blijkt uit mij a
Vaderland-herdenking ten volle, maar uw ver
zekering, dat u //de plaat alleen maar in her
innering hebt willen brengen als een blijk van
waardeering ook vroeger door Braakensiek en
litt Weekblad Vau Lennep toegebracht/'
U voegt daaraan toe :
,Reeds de artistieke verdiensten van de prent
gaven ons recht haar oog eens uit den
schuilhoek Ie voorschijn te halen ..."
Welnu hiermee is de zaak in orde. Uw
friiimM'""i*""'"'"l'""'""MII'rc'miHHHimiiimiiinminmiiiiiil«i
SNUIFJES.
Ik ben nu eindelijk in het bezit van het
echte wapen van Z. K. H. Prins Hendrik
der Nederlanden. De heer Wildeman van
's Gravenbage beeft het mij in teekening
toegezonden, en daarbij een beschrijving
gevoegd, die ik niet graag zou geven anders
dan in zijn eigen woorden. Want ik gevoel
maar al te goed welk een verwarring het
in de hoofden en harten zou kunnen brengen,
zoo ik hier en daar een onnauwkeurigheid
beging, bij een zaak van zoo hooge weten
schap en een zoo gecompliceerd ziele- en
geestesleven, als een vorstelijk wapen
afschaduwt. In de hoop dat mijn lezers nu hun
sigaar zullen neerleggen, en ook mijn leze
ressen een houding zullen aannemen gelijk
bij het kennis nemen van zulk een hoog
beEchavingsmonumentpast, geef ik Wildeman
ora1 't Duf],
In Arthur Schopenhauers Parerga und
Paralipomena komt een hoofdstuk voor ge
titeld: »Von dem, was Einer vorstellt", in
den loop waarvan hij zijn denkbeelden
verkondigt over het zoogenaamde «ritterliche
Ehrenprinzip", en waaraan ik het volgende
ontleen :
»De eer heeft met datgene wat de mensch
»an urd für sich'1 moge zijn, of met de
vraag, of zijn moreele aard zich ooit zou
kunnen wijzigen, en alle dergelijke
schoolvosserijen, heelemaal niets te maken ; maar
wanneer zij gekrenkt, of voorloopig ver
loren is, dan kan ze, als men er maar
gauw genoeg bij is, zeer snel en afdoende
hersteld worden door n enkel universeel
middel, 't duel. Is echter de krenker iemand
die niet behoort tot die standen welke
den kodex der ridderlijke eer aanhangen
en toepassen, of heeft hij er reeds eenmaal
tegen gehandeld, dan kan men, vooral
wanneer de eerekrenking door daden, maar
ook als ze alleen maar door woorden is
geschied, een zekere operatie ondernemen,
doordat men, als men gewapend is, hem
onmiddellijk, maar in ieder geval nog een
uur later, over hoop steekt, waardoor dan
de eer weder heel is. Bovendien echter, of
als men, uit vrees voor daaruit ontstaande
onaangenaamheden, dezen stap zou willen
vermijden, of als men alleen onzeker is of
de beleediger zich aan de wetten der
riddereer zal onderwerpen dan wel niet, heeft
men een palliatief in de »avantage". Deze
bestaat hierin, dat, als It/j grof geweest is,
men nog veel grover zij ; gaat dit met
schelden niet meer, dan slaat men er op
los, en ook hier is weer een klirnax van
eerherstel : oorvegen «orden door stokslagen
gecureerd, en deze weer door zweepslagen;
zelfs wordt tegen deze laatste door som
migen 't in 't gezicht spuwen als probaat
middel aanbevolen. Alleen als men met
deze middelen niet meer op tijd komt, moet
per se worden overgegaan tot bloedige
operaties. Deze palliatief methode heeft eigen
lijk haar grond in den volgenden stelregel.
Zpoals uitgescholden worden een schande
is, is 't een eer om te schelden. B j v. aan
de zijde van mijn tegenstander zijn waarheid,
recht en rede; als ik echter scheld, dan
moeten deze allemaal hun biezen pakken,
en recht en eer staan aan mijn zijde; hij
daarentegen heeft voorloopig zijn eer ver
loren, tot hij ze herstelt, niet door recht
en rede, maar door schieten en steken.
Daardoor is de grofheid 'n eigenschap, die,
op 't punt van eer, elke andere vervangt
of overweegt: de grofste heeft steeds gelijk:
quid multa ? Welke domheid, onhebbelijk
heid, slechtheid iemand ook moge begaan
hebben, door 'n grof heid wordt ze als
zoodanig uitgewischt en dadelijk gewettigd.
Toont soms in een discussie of ander gesprek
een ander betere zaakkennis, strengere waar
heidsliefde, gezonder oordeel, meer verstand
dan wij, of laat hij over 't geheel geestelijke
voortreffelijkheden blijken, die ons in de
schaduw stellen, dan kunnen wij alle derge
lijke voordeelen en onze eigene daardoor
geopenbaarde tekortkoming onmiddelijk op
heffen en nu omgekeerd zelt de bovenhand
krijgen door bsleedigend en grof te worden.
Want een grofheid overwint elk argument
en doet allen geest verdwijnen; als nu de
tegenstander er soms niet op ingaat en haar
met een grootere beantwoordt, waardoor we
in den edelen wedstrijd der avantage ge
raken, dan blijven we overwinnaar en de
eer is aan onze zijde: waarheid, kennis,
verstand, geust, vernuft moeten hun matjes
oprollen en zijn uit 't veld geslagen door
de goddelijke grol heid. Daarom zullen
?menschen van eer," zoodra iemand 'n
meening uit, die van de hunne afwijkt, of ook
maar met r verstand toont dan zij kunnen
te voorschijn brengen, terstond mines maken
om dat strijdros te bestijgen; en als 't hun
dan soms in een dispuut aan 'n tegen
argument ontbreekt, dan zoeken ze naar'n
grof heid, die immers denzelfden dienst be
wijst en makkelijker te vinden is: daarop
gaan ze zegevierend heen. Men ziet reeds
hier met hoeveel recht de roem der veredeling
van den toon in den omgang aan het prin
cipe van eer toekomt. Dit beginsel berust
nu weer op 't volgende, dat de eigenlijke
grondregel en de ziel van den geheelen
kodex is.
De opperste richtstoel van het recht,
waaraan men, in alle geschillen, van elke
andere, zoover 't de eer betreft, kan
appelleeren, is die van de physieke kracht, d. i.
van de dierlijkheid. Want iedere grof'heid
is eigenlijk een beroep op de dierlijkheid,
doordat ze den strijd der geestelijke krachten
of van 't moreele recht voor incompetent
verklaart en in plaats daarvan den strijd
der physieke krzchten stelt, welke bij de
species mensch, die door Franklin als een
toolmaking animal wordt gedefinieerd, met
de haar voor dit geval eigen wapenen, in
't duel wordt voltrokken en een onher
roepelijke beslissing meebrengt. Deze
grondstelregel wordt zooah bekend is met n
woord door de uitdrukking vuistrecht aan
geduid, die aan de uitdrukking
omwoelheid analoog, en daarom, evenals deze,
ironisch is; dientengevolge moest de ridder
eer eigenlijk de vuisteer heeten."
Verder bewijst de wijsgeer door verschil
lende voorbeelden dat deze uit de midden
eeuwen van 't christelijk Europa stammende
begrippen van riddereer in de oudheid
totaal onbekend was. Hij vertelt o. a. uit
Plutarchus van den twist tusschen de admi;
raals Euiybiades en Themistokles, waarbij
de laatste zijn tegenstander, die hem wilde
slaan, toeriep: >sla er maar op, maar luister
naar me !'' waarbij Schopenhauer alleraar
digst opmerkt: »Met welk een wrevel moet
wel de lezer »van eer" hierbij 't bericht
missen, dat 't Atheeneche officierskorps
terstond heeft verklaard onder zoo'n Themis
tokles niet verder te willen dienen!" S tobaeus
heeft een lange plaats van Musonius voor
ons bewaard waaruit blijkt, hoe de ouden
beleedig'ngen beschouwden: zij kenden geen
andere voldoening dan die voor 't gerecht,
en wijze mannen versmaadden ook deze.
Senecazegt in zijn»De constantiasapientis":
»Wat zal een wijze doen als hij geslagen
is ?" Wat Cato deed toen men hem in 't
gezicht had geslagen : hij ontbrandde niet
in toorn, hij wreekte 't onrecht niet, hij
sloeg niet terug, maar zei dat 't niet ge
beurd was.
»Ja," roepen jelui, «maar dat waren
wijn!" »Dus jelui bent gekken? Akkoord."
EDW. B. K.
niiMnuiiiuiinmimiMiiniimiMMimminiiiiiiiiniiiiiiimiiilB
niemand minder dan hem zelf het
woord.
»Bij Koninklijk Besluit van 30 September
(den 23 November d.a.v; in de Staatsct.
opgenomen) is aan Zijne Koninklijke Hoog
heid den Prins der Nederlanden, Hertog
van Mecklenburg, het navolgend wapen
verleend:
»Gevierendeeld :
»I. In azuur, bezaaid met gouden blok
ken, een leeuw van goud, gekroond van
hetzelfde, getongd van keel, iu den
rechtervoorklauw opgeheven houdende in
schuinlinkschen stand een zilveren zwaard met
gevest van goud, en in den linker een
bundel pijlen van zil%rer met gouden punten,
de punten omhoog en de pijlen te zamen
gebonden met een gouden lint;
»II. in goud een ft'i/t tiende stiercnl'op
met afgerukt halsvel van sabel, gehoornd
van zilver, getongd van keel en gekroond
met eene vijf bladerige kroon van goud;
»III. doorsneden van keel en goud;
»IV. in azuur een griffioen van goud,
getongd van keel.
»Om het schild hangt de keten met het
kruis van de Mecklenburgsche Huisordo
van de Wendische Kroon (Unie Mecklen
burg-Schwerin.)
»Twee helmen : de eerste getralied en ge
sierd van goud, gevoerd van keel, met
dekkleeden van goud en azuur en gekroond
met een vijf'bladerige kroon van goud ;
»Helmteeker> : een vlucht van sabel met
een zilveren schuinbalk, waarop drie linde
bladeren met de stelen omhoo_g van sinopel,
»de tweede getralied en gesierd van goud,
gevoerd van keel, gekroond met de Wen
dische Kroon, niet dekkleeden van goud
en sabel;
»Helmteeken : vijf rechtop geplaatste, van
zen!
ill i iiiiiillKiiiiilüiiiiiiliiiiiHi iiiiiiiililinniii i»
boven toegespitste, palen een scherm ,
van sabel, goud, keel, zilver en azuur,
waarachter een schildje volgens het tweede
kwartier, op de rechterzijde liggend, zoodat
de linkerhelft van de daarop voorkomende
wapei iiguur zichtbaar is, en waarboven een
driedubbele pauwestaart oprijst;
»Schildhouders : rechts een gouden leeuw
gekroond van hetzelfde en^ getongd van
keel; links een gouden griffioen getongd
van keel.
»De gchildhouders staan op een lint van
keel. waarop met gouden Gothische letters
het devies: »I\:r axpera ad axtra;
«Alles geplaatst opeen m ante! van azuur.
bezaaid met leeuwen en blokken als van
het eerste kwartier, geboord van g>>ud, met
hermelvjn gevoerd, opgebonden met kwasten
van goud en gedekt door eene Koninklijke
Kroon. ?
»ZooaIs ik reeds opmerkte in de N. Rot l.
Ct. van l December 1.1. ile bl. D.) maakt
het geheel een aangenamen indruk, en kan
er moeielijk twijfel ontstaan, wien dit wapen
toebehoort.
»Het is evenwel te hopen, dat degenen,
die op eenigerwijze dit blazoen, 't zij door
teekenstif't, 't zij door graveernaald in beeld
moeten brengen, de goede voorbeelden zul
len volgen, en geen werk leveren naar het
specimen, dat in December 1.1. eenige dagen
voor de ramen der firma Goupil en Co.,
Plaats, te 's Gravenhage werd tentoonge
steld, en dat juist op een oogenhlik, dat
door 't bekend worden van den of'ficieelen
tekst, de algemeene nieuwsgierigheid was
geprikkeld. Een firma bekend om zijn goe
den smaak moest aan zulk werk geen gast
vrijheid verleenen."
Ik twijfel er niet aan ook zonder prentje
zal men zich nu een nagenoeg volkomen
BOEKAANKONDIGING.
EDUARD SCHUBÉ, Jam. Amsterdam, C. L.
G. Veldt. 1901.
Dit boekje van 165 bladz. is het laatste
hoofdstak van een groot werk: Las grands
Initiés, waarin ook Rima, Krishna, Hermes,
Mozes, Orpheus, Pythagoras en Piato achter
eenvolgens worden besproken. Da vertaler
brengt alleen dit deel van het boek onder de
oogen van Nederlandsche lezers, omdst hy
vreesde voor het geheel niet genosg koopars
te zullen vinden. Hg hoopt, dat de lectuur
van het vertaalde ons publiek zal doen ver
langen naar meer.
Ik twijfel of dit het geval zal zijn.
Eduard Schuré, wiens geheele boek ik niet
gelezen heb, is zeker een man van groote
belezenheid, en in zijn Jezus komen vele
bladzijden voor, waaruit blijkt, dat hij een
schry'ver van talent is; maar dat hem het ge
duld en de nauwkeurigheid eigen zijn, waar
mede een geleerde da broimen raadpleegt en
de feiten verzamelt, vóórdat hij zulk een
moeielijk taak aanvaardt, als hy op zich nam,
wordt door het laatste hoofdstuk van zyi boek
niet voldoende bewezen. Hy beeft, vrees ik,
het groote werk aangedurfd, omdat hij meende
te bezitten een sleutel, die den toegang tot
alle mysteriën openen zou: de theosofie, die
hij noemt de wetenschap van den G sest (pag. 145)
Hierdoor wordt' verklaard de verschijning
van een buitengewone persoonlykheid als de
groote Nazarener was. »Hij toch was een kind
aan een profetische zending gewijd, door de
begeerte van zijn moeder, reeis vóór zyn
geboorte. Dit was evenzoo het geval met ver
schillende heroöa en profeten van het Oade
Testament. Die door hun moeders aan GJ!
gewy'de zonen werden Nazareners genoemd,1'
zegt Schuié(pag. 23) die dan naar Sitnuel en
Simson verwijst, Nazireërs met Nazareners
verwarrende. >Elkana," zoo wordt daarna
verzekerd, »is wel naar het vleesch de aardsche
vader van Samuel maar de Eauwige (L'Eternel
dat ia Jahwe) is zijn hemalscha vader naar
den geest. Hier omhult de beeldspraak van
bet monotheïsme de leer van het voorbestaan
(praeëxistentin) der ziei" (pag. 21).
Wat van Samuel gezegd wordt (pan Simson's
voorbestaan wordt geen melding gemaaki) geldt
ook van Jezus: »de ziel voor een goddelyke
zending verkoren, ia van een goddelijke wereld
afkomstig. Zij komt vrij, zichzelve bewust te
voorschijn. Maar zal zij het wereldtooueel
betreden, dan is een uitverkoren omhulsel
noodig, de eisch eener hoogbegaafde moeder
die floor den aard van haar zedelijk bestaan,
door den wensch van haar ziel de ziel van
den verlosser, bestemd om in het oog der men
schen een zoon van G;>d te worden, tot zich trekt,
in haar vleesch en bloed belichaamt." (pag. 26).
Verder wordt beweerd, dat Jezus door de orde
der Eiseëra ala adept werd aangenomen en
spoedig de wijding ontving van den 41en graad,
die zeer zelden werd toegekend.
Maar is h et zoo zeker dat Jezus tot hen
behoorde? Onze schrijfer zelf acht twijfel
mogelijk, omdat geen der apostelen in de orde
was opgenomen, en haaat zich deze bedenking
te ontzenuwen door te doen opmerken, dat
Jezus voor zy'ne zaak krachtige maagdelyke
naturen noodig had, als Petrus en Johannes,
viaschers uit den gegoeden stand.
Zulke krachtige en maagdelijke naturen
schenen dus bij de Eisiers niet te vinden te zijn.
Petrus moet trouwens een zeldzaam persoon
zyn geweest »met zijn open en eenvoudig hart,
met zijn onbevangen en beperkt verstand, vlug in
't vertrouwen en e?en npoedig ontmoedigd, maar
een man van handelen, geschikt om anderen
te leiden door zijn energiek karakter en zij a
vast geloof." De Esseers waren zeker minder
beperkt van verstand, niet zoo spoedig ont
moedigd, en daardoor minder mannen van de
daad, geschikt om anderen ta leiden. Zie verder
pag. 81 waar ook de krachtige maagdelyke
natuur van Johannes (»den Eyangelist") nader
wordt gedtliaieerd.
Eweërs of geen Esssera, Jezus vervulde zijn
apostelen met magnetische kracht.
Dat Jezus werkelijk tot de orde der Ess&ers
behoorde en de wijding had van den 4 len
graad, ia niet ean bewering van ondergeschikt
belang in het boekje. Bijna alles wat er gezegd
wordt van zijn werk en van zijn persoon hangt
er mee samen.
De adapt of heiliga, tnaet gij weten, werkt
als brandpunt van geestelijke en iluidike kracht
onmiddely'k in op de ziel van den zieke en
door zijn astraal lichaam op zya physiek. Van
daar dat Jezus genezingen verricht, hij meer
dan een ander adept, doar een machtigen en
geconcentreerden stoat. (pag. 78).
Hij noemt zich den zoon des Minschen wat
in zya mond beteckant «boodschapper der
lijdende menschheid''; want bij voegde er by :
de wolven (niet de vossen?) hebben holen maar
de zoon des Menschen beeft niet waarop hij
zijn hoofd kan nederleggen (Luc. 9 : 58)
voorstelling kunnen vormen van dit zinrijk
beeld van macht en moed Toch zou ik
de woorden van Wildeuan, dt>or hem reeds
vroeger in de N. R. G. gebezigd, een weinig
willen versterken. Hij schreef' daar >>het
geheel maakt een ainyaniimen indruk."
dit is te zwak gezegd, dunkt, ma. D j indruk
is meer dan aangenaam. Trouwens bij een
wapen is het aangenaam alleen op te vatten
in den zin van het geweldig», ht'.t
imponeerende, het, vergeef rae het woord, maar
ik ken geen beter, het orerdonderer.de
en waarlijk dat is hier in de hoogte mate
bereikt. Wildeman zou inderdaad een wilde
man moeten zijn, orn in dit geval aan den in
druk van het dreigende en het verbijsterende
te kunnen ontkomen. Alben reeds het
aantal leeuwen met open bekken en bloed
dorstige tongen is legn nietwaar, de
mantel is er mee «bezaaid". Maar vooral de
«aanziende" siierenkop schijnt mij
lietallerindrukwekkendst wat ooit uit de dierenwereld
in een wapen is verdwaald, want hij ziet
je niet alleen aan, maar steekt al aanstonds
de tong tegen je uit, en dat met een
gezicht zoo tri fier. d menschelijk als ik
er in mijn leven ooit een in de natuur
heb gezien. Wist je niet dat het een stier
heette, je zoudt zweren dat het een man
was met horens op het hoofd. Of het
nu dit beest is of een der andere" uit de
menagerie, die in zijn levensloop het per
aspera ad astra heeft geschreven, ik weet
het niet, rnaar ik hoop van harte dat onze
l ring een gemakkelijker en vreedzamer
bestaan zal mogen leiden,dan het koninklijk
besluit van 30 September hem blijkens_het
wapen, waarmee dit hem heeft begiftigd,
schijnt te hebben toegedacht. Zooveel echter
is zeker in zijn geheel beeld t h e t wapen
van zijn Z K.H. de gedachte af: De
tijden zijn geweldig, het gedierte steekt
Hy wil o.a. aan zjjn apostelen 'doen kennen
die groote waarheid, die hij den Vader Doemde,
die hoogste kracht die hjj den Gaest noemde.
(pa?. 82).
Ojk in de opstandingsverhalen leest Schur
wat niemand vóór hem er in lezen kon.
Nadat hij heeft meegedeeld, dat Jezus volgens
Matth. en Marcus verscheen aan 500 broeders-,
door de apostelen op een berg bijeengebracht,
deelt hij mede, dat van een lichamelijke op
standing eii dus ook van een hemelvaart geen
sprake kan zjjn. »De opstanding is hem",
vooral Paulus heeft hem in deze meening ver
sterkt, »de zuivering, de regeneratie van het
starre lichaam, aeterisch en vloeibaar. Die
zuivering kan dadelyk by' dit leven plaats
hebben door het innerlijke werk van de zial
en een zekere wijze van lever, (welke?). Maar
voor de meeste menschen kooit zij pas na dan
dood tot stand, en alleen bij hem, die op de
eene of andere wyze een adspiratie gevoelde
voor recht en waarheid, (pag. 151).
Wij willen ons geen oordeel aanmatigen over
thaosJiiche bespiegelingen in het algemeen,
maar zal Sshuréals schrijver over de grootste
persoonlijkheden op het gebied van den gods
dienst ons vertrouwen inboezemen, dan moet
hij van nauwkeurigheid bij het lezen der oude
berichten meer blijken geven dan hij deed in
zyn boekje over Jezus.
Of Jezus bye. werkelyk een Nadreër was
als Simuel, en een Essear van den 4 len graad,
of «Zoon des menschen" beteekent boodschapper
der lijdende menschheid, of de apostel Johannea
de schrijver is van het 41e E/angelie, of het
bericht eener verschijning van Jezus aan 500
personen van Mattheus en Marcus afkomstig
is en meer van dien aard, wordt niet
uitgemaikt door de theosofls maar door een accuraat
historisch onderzoek. v. H.
NIEUWE UITGAVEN.
Liores anciens en molernes en vente aux
prix marq'iés cbez Mirtinua Nijh' ff. E;onomie
politiqite, colonisation, commerce, finances,
q'iastions sociales ?'! s Pirtie. KoopvaarHj
flootPieterse. .(Mos. 3141-4650 ) LÏHiye, Martinus
Nijhoff.
Javaan en Chinees. Esne opiumbekeuring.
Indische novelle, door JSOLINE (Mavrouw
SCHOLTING). Utrecht, A. W. Bruna.
Te Trulh about the War. Au open letter
to dr. A. CONAS DOYLB hy John M lijbertson,
London, The New Age Press.
Inhoud van Tijdschriften.
Teekenen des T</jdi Afl 2: Christus beschou
wing, door C. J. N. Maatschappij en kerk,
door dr. J. Herderschee. M\j neringen, door
C. G. ChsFannes. Ean antwoord op een
woord van verweer, door R. de Haas. Vragen,
door C. J. N.
lydichrift voor toegepaste Scheikunde en
Hygiëne. No, 7: De dienst van toezicht en
onderzoek van levensmiddelen in België, door
dr. A. J. Vandevelde, bestuurder van het Stads
laboratorium te Gmt. Elektro-chemische
ludustrie, door dr. W. P. Jorisaen. (Vervolg )
Controle op de boter, door M. Bokma ds Boei-,
zuivelconsutent. Ean rapport over
meelvervalsching, door R Schoolhygièie te Ant
werpen, door R, Da Tijdechnftenlijst in
het Scheikundig Jaarboekje. (Rad.) D»
natuurlijke ventilatie van kleine woopvertrek
ken te Amsterdam, door J.
Nederland. .No. 4: Proza: Marie
MarxKoning, Teuns heilige. Is. Qierido, Moderne
werkers. G Ileuvelman, Esn tweede huwe
lijk. Kroniek. * Frederik v. E?dan, Van de
passielooze lelie. Lodewijk Biekelmans,
Marieken van Ny'megen. Garard van Eskeren,
Donkere machten. Flandria's
Novellenbibliotheek. Bseken nog niet besproken.
Poëzie : Betf y Juta, Sneeuwklokjes. Ch. J. M.
Gilhuis, Maionna, Jaanne Hiaxman, Gsdachte.
Jong Holland. No. 19 : Annie Silomonf, M'n
geluk I?III. Verlangen, Dar liefste komst,
Marinbeeld. Job. Steketee, Oproeping.
Limbrecht Lambrechts, Aan den virtuoos.
OJ?jibwe Sjoson Wapisania. Verzen. W.
F. Jansen Jr., Van het wiel der statiekoets.
Frits, Oace, I dreamed. Joh. Vorrii k
Wskker. Frans Hulleman, Iets over kritiek.
Iht Tooneel No. 14: Olfijicel. Dr. Plas,
Van Lennep en bet Tooneel. A. C. Kreeft.
Bouwmeester te Groningen. Ook een manier.
K'ijen Haard, No. 15: Galijkvloers, door
Liui*e B. B , XV. Proeven met de reddings
middelen te Koog op Ttxe), door J. Daalder Di.,
met afb. Da Spinster, naar de schlldery'
van Matlhy^ Maris, met bijschrift door J er1'.
de Wies. Mr. A. van Naamen van Eemne?,
door F G. v. P , met portret. Getallen, naar
het Duitsch van A. van Sohweiger-LsrcheLfeld.
(Slot) Voor onze Amateur- fotografen : De
spiegel en de camera, door dr. J. E Rombouts,
met afb. Telegrafeeren zonder draad, door
dr. E. van der Ven, met portret vanMarconi,
I. Afbeelding van een gezicht op
Woudrichem in da 18e eeuw. Verscheidenheid.
Feuilleton.
ihiiiiuiimuiiiiiuiiiiik
zich in uw azuren mantel koop u een
stok en een zweep!
Doch een kleine verbetering zou ik in de
beschrijving hebben voorgestel'!, had het
aan aiij gelegen het Kon. Besluit to for
muleeren. Het begint ril. met het wToord:
Gevierendeeld. Dat Wildeman zoo iets aan
genaam in de ooren kan klinken, daar is
hij \Vildeman voor, maar is dat nu een term
oni te gebruiken ten opzichte van eens
vorsten machtssymbool? Weet men dan niet
hoe licht er tuascheu de zaak of de persoon
en het b^elddaaropTjetrekkelijk bij de menigte
verwarring ontstaat? Eon gevierendeeld"
wapen?en weldra heet het bij de gerucht
makende gemeente een ter schavot geroepen
man ; en zoo zou het best nog eens kunnen
gebeuren, dat Kuyper op een zijner aan
staande reizen aan de reporters moest
meedeelen, dat van den Prins Gemaal nog geen
haar werd gekrenkt Gouverner c'est
prévoir en daarom begrijp ik me niet
dat de R?geering. die voor dat Kon. Besluit
verantwoordelijk is, zoo iets hetfc kunnen
voorbijzien.
Te meer bejammer ik dat, nu ik het plan
heb in gezaghebbende kringen het voorstel
te doen, Wildemans beschrijving met toe
lichting en teekening op de scholen te
introduceeren, Ie omdat het geheel mij nu zoo
volmaakt voorkomt, en 2e wijl, bij het her
leven der Heraldische kunsten wetenschap,
ieder weldenkende, die 't hart op de rechte
plaats heeft, behoort bij te dragen tot het
aanwakkeren van een streven om het volk
van der jeugd af van de waarheid te door
dringen, dat een van geboorte groot man
nog iets anders behoort te bezitten om zijn
voortreffelijkheid te bewijzen dan een
voudig eenïge gaven van geest en hart.