Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOO E NEDERLAND.
No. 1295
Dat de artikelen in de met Duitschland
te slatten overeenkomst voorkomen, is
dubbel onbegrijpelijk, omdat de Memorie
van Toelichting zelf nadrukkelijk vermeldt,
dat de Duitsche Regsering op het absolute,
onbeperkte landingsrecht veel prijs stelt,
waardoor geconstateerd wordt dat
Nederl.ndiëab het ware voorbestemd is om een
rol te vervullen in de telegraafverbindingen,
die andere mogendheden met het Oosten
tot stand zoeken te brengen.
Waarom dus zulke gunstige omstandig
heden te gelegener tijd niet dienstbaar
gemaakt aan de behartiging van
Nederlandsche belangen ? Waarom de mogelijk
heid daartoe nu fiaaal weggenomen om
niets ? Waarom niet elk project van
kabelaanleg afzonderlijk overwogen zonder zich
voor immer de handen te binden ?
Jaarlijks worden millioenen bewilligd om
den vreemdeling gewelddadig te kunnen
beletten den voet aan land te zetten op
onze Indische eilanden. In de
bovanaangehaalde overeenkomst wordt aan
Duitschland voor immer vrijen toegang verleend
in onzen Archipel zonder eenig voorbehoud.
In de artikelen 5 en G staat zelfs niet
vermeld, dat door het verleenen van het
landingsrecht de Nederlandsche
souvereiniteitsrechten immer onverkort blijven, en
dat de Nederlandsche Regeering zich voor
behoudt om alle telegraafstations op haar
gebied immer uitsluitend te doen bedienen
en bezetten door Nederlandsche
regteringsambtenaren en beambten. Ja, in artikel 5,
wordt het tegendeel nadrukkelijk vermeld.
De vennootschap zal de exploitatie voeren
met eigen personeel en eigen toestellen.
Hierdoor doet de regeering afstand van
elke medezeggingschap op de wijze der
exploitatie.
Duitschland's neiging tot expansie naar
het Westen hier en in bet verre Oosten
is bekend. Het zal zijne stations op onze
eilanden in geval van oorlog niet onbe
schermd laten door zijn leger of zijne vloot
in geval een conflict dreigt. En de kans
dat Nederland in het Oosten ongewild in
een Duitschen oorlog wordt betrokken is
nog een verrassing te meer, die de overeen
komst Nederland brengen kan.
* *
*
Het zou zijn een getuigenis van nationale
kracht en een daad van wijsbeleid, als de
Volksvertegenwoordiging hare goedkeuring
onthield aan de met Duitschland te sluiten
overeenkomst, betreffende den kabelaanleg
in onzen Ojst, of althans de artikelen 5
en 6 dier overeenkomst verwierp.
Diplomaticus.
De voeding van den
Nederlandschen soldaat.
III. (Slot.)
Aan het warm opdienen der spijzen
moet streng de hand worden gehouden.
Van het meeste belang moet het verder
geacht worden zooveel mogelijk afwisseling
in de soort van eten te brengen.
Een der middelen daartoe is het ver
strekken van visch, hetgeen in garnizoe
nen van geringe sterkte zonder bezwaar
kan plaats hebban. DJ ondervinding
daarvan opgedaan heeft zulks bewezen.
Ook op dit punt zoude den
commandeerenden officieren wat meer vrijheid gegeven
kunnen worden.
Eindelijk moet de zindelijkheid zooveel
mogelijk in de hand worden gewerkt.
Niet alleen is dit van toepassing op de
keukens, maar ook op de koks en bijkoks.
Op dit punt valt nog veel te doen.
Het is duidelijk dat, evenals zulks in
iedere huishouding plaats vindt, op som
mige dagen en ook bij bepaalde soorten
van spijzen, belangrijke hoeveelheden
overblijven. Worden deze restanten (klie
ken) in de burgermaatschappij zorgvuldig
bewaard om den volgenden dag hetzij
als twaalfuurtje, hetzij als een voorproefje
bij het middagmaal te worden benut, in
de kazernes worden de restanten in de
spoelington gedaan om als beesten voeder,
ten bate van het E'jk, te worden ver
kocht.
Ia vroeger tijd, toen de soldaat zijn
middagmaal uit een eetketeltje gebruikte,
kon dat niet wel anders, doch thans, nu
het eten in gamellen op de kamers wordt
gebracht en een ieder het begeerde daar
uit op een bord schept, nu zouden de
restanten ook zeer goed ten behoeve der
manschappen, die zulks verlangen, kunnen
worden benut.
Het is mij bekend dat in een garnizoen
de restanten steeds werden aangewend om
den soldaat eea warm twaalfuurtje te be
zorgen, hetgeen ten zeerste door hem werd
gewaardeerd. Het werd echter aan de
manschappen overgelaten een portie in de
keuken te gaan halen.
Tot eene algemeene invoering van dezen
nuttigen maatregel schijnt het echter nog
niet gekonven te zijn, omdat ze te veel
soesa meebrengt, zooals beweerd wordt.
Ik heb mij dat nooit kunnen verklaren.
Bij dat eten toch behoeven geen officieren
of onderofficieren van de week tegen
woordig te zijn. De onderofficier, in iedere
keuken aanwezig, zou de zaak zonder
b-zwaar kunnen regelen.
Waartoe toob, vraagt men zich af, al
die drukte van toezicht en nog eens toe
zicht bij alles wat de soldaat in zijne
huishouding doet.
Het is bovendien zonde dat kostelijke
hoeveelheden eten, vooral erwtensoep,
boonen en erwten, voor beeetenvoeder
worden van de hand gedaan, terwijl »en
den soldaat er nog een lekker en voed
zaam hapje van kon geven.
Vooral na vermoeiende oefeningen en
bij koud weer zou de maatregel veel nut
stichten.
Zeker, er zullen bszwaren aau verbon
den zijn, doch daartegen ziet men in de
burgermaatschappij niet op en behoeft
men dit in de militaire wereld ook niet
te doen waar het welzijn van den troep
er mede gemoeid is.
Zvj het dan ook ten overvloede, toch
wordt aangeteekend, dat bedoelde maat
regel allén kan worden toegepast op die
dagen, dat de restanten daartoe voldoende
zijn en dat de oefeningstijd of andere
omstandigheden zulks niet boetten.
Het uur waarop des zomers eene oefe
ning 's morgens eindigt en 's namiddags
weder begint, heeft veel invloed op de
hoeveelheid eten, welke overblijft.
Wanneer de troep tusschen 10 en 11
uur terugkomt, wordt het middageten
omstreeks l uur gebruikt. Ia dergelijke
gevallen blijft er altijd veel eten over
omdat de man, na terugkomst, zich in de
cantine te goed doet aan gekocht brood
en koffie of aan het brood, dat hem van
Rijkswege wordt verstrekt. Da groote
trek naar middageten verdwijnt door die
gewoonte.
Een groot voordeel van het verbruiken
der restanten is nog, dat de man een
stuk brood kan uitsparen voor avond
eten. Zooals bekend is wordt voortdurend
van verschillende zijden aangedrongen om
te voorzien in de leemte, dat de soldaat
na het middageten niets meer van's Rijks
wege ontvangt, ook niet bij het houden
van nachtoefeningen.
Warneer aan vorenstaande wenken de
noodige aandacht wordt geschonken, dan
zal, naar mijne vaste overtuiging, binnen
korten tijd de voeding van onzen soldaat
in de garnizoenen geen aanleiding tot
klachten meer behoeven te geven,
Wat aangaat de voeding in legerplaat
sen, bivaks e. a., daarover kan ik kort zijn.
De qualiteit der aldaar verstrekte levens
middelen is goed te noemen. Da bereiding
zal echter wel eens wat te wenschen over
laten. Hier zullen de jonge scldaten
moeten denken aan de spreekwijze ȟla
guerre comme a la guerre."
En dat is niet wel anders mogelijk,
omdat het eten veelal wordt gereed gemaakt
in veldkeukeng. De ijzeren ketels hangen
daarbij aan stokken of zijn in ijzeren
platen geplaatst; de'' stokken of platen
rusten op graszoden. Baven de vuren is
een afdak van stioo.
Bij aanhoudenden regen of sterken
wind kan de beste kok niet voorkomen
dat er wel eens een rooksmaakje aan het
eten is of dat er zand in komt.
Doorgaans hoort men bij dergelijke ge
legenheden geen enkele klacht, omdat een
ieder kan zien dat het niet anders kan,
dat voor koopen van andere levensmid
delen niet altijd gelegenheid bestaat, maar
vooral, omdat door steeds in de buiten
lucht te zijn en veel te marcheeren de
maag zoo graag is, dat kleine gebreken
niet eens worden bemerkt.
In legerplaatsen, waar vaate keukens
zijn, b. v. te Harskamp, kan het eten
even goed bereid worden als in de garni
zoenen en dat is het in den regel ook.
E VAN GEXDT.
Raad een klacht in van 150 handelsfirma's
cargadoors, veemen, reederijen enz., kortom
allen abinnés die de telefoon dagelijks
noodig hebben en niet dan tot ongerief of
schade ondervinden, indien de door of met
hen gevraagde telefonische aansluiting
hapert. Op die klacht hoorden wij natuur
lijk aanstonds "klachten over de bediening :
de telefooDJufvrouwen dit, de
telefoonjufvrouwen dat, ze babbelen maar en zij
lachen en zij lieten de ab >nnés bellen, zij
slotea verkeerd aan en braken te vroeg
af, in a woord, van plichtsbesef
geen zweem, gekheid en brooddronkenheid
vierden er den teugel.
Als dan de aanvaller had uitgesproken,
goed had uitgesproken, vroeg ik gemeen
lijk: »Van ? 3, u bedoelt dat van ? 3
weekloon de meisjes, waarvan u spreekt,
zoo vroolijk en brooddronken worden ?
Merkwaardige ontdekking. U zelf bent,
het is waar, reeds te geposeerd voor de
proef, maar probeert het eens in u we familie,
geeft uwe dochter eens f 3 per week om
geheel mee rond te komen en ziet eens
hoe opgewekt en brooddronken hare stem
ming zal zijn. Maar u moet eenigen tijd
volhouden natuurlijk, u moet niet al te
vroeg uwe illusie prijsgeven. Valt geen
uwer familieleden in de termen om ver
geleken te worden met een leerlinge-tele
foniste kiest u dan ten volle naar uwe
eigen appreciatie uit de telefonisten van
hoogeren leeftijd en volledige loonen vaa
f 5, f G en ? 7 per week, wegens door
de Gemeente erkende vakkennis van f5,
f G en f 7 per week, ziet u!'1
»Is me dat ook een vak!'' werd mij dan
gewoonlijk allereerst geantwoord; waarop
ik bescheidenlijk tegenover den aanklager,
die het ver in de maatschappij had ge
bracht, antwoordde, ween een vak is het
niet in dien zin dat men in den loap der
jaren het aangenaam gevoel met zich
meedraagt, dat, waar vingervlugheid af
neemt en de zenuwen slijten, dat daar de
vele jaren van dienstpraestatie een meer
dan voldoend tegenwicht in de finantieële
weegschaal leggen. Men draagt als tele
foniste met zich om het gevoel van door
dergelijk vak dat gelijk u zegt, geen
eigenlijk vak is mettertijd, sneller of
langzamer, dat weet men zelve niet, on
bruikbaar te worden, maar zegt u, daar
tegenover staat dan ook ... ja, wat was
het ook eigenlijk, vroeg ik dan, dat u
daartegenover als lichtzijde stelde? O ja,
het loon! '
«Welnu, op l April 1.1. was, volgens de
cijfers mij door den wethouder verstrekt,
de toestand deze, dat er werkten:
11 telefoa. Is khsse op eea weeklosn va'i ? 10
5 , Is u , , O
In hooger beroep.
Indien eene zaak in eerste instantie is
verloren en men acht de beslissing onjuist,
is het vrijwel regel in hooger beroep te
gaan. Z >o komt het mij ook voor, dat
waar een priacipiëele beslissing in den
Raad dezer Gemeente werd uitgelokt, die
door onvoltalligheid der vergadering of
om welke redenen ook, in strijd met het
algemeen belang werd opgelost, dat het
in een dergelijk geval is geraden en zelfs
meer dan dat, noodzakelijk is, te komen
in hooger beroep.
Het is uit dien hoofde dat ik voor de be
zoldiging der A'nsterdamsche
Gemeentete'efonisten bij dezen in hooger beroep ga
bij de gepasseerde collegiön zullen het
mij hoop ik ten goede houden de
publieke opinie.
Het beroep op de publieke opinie heeft
eilaas eenige bezwaren. De »recht- en
billijk-gezinde men", die overgroote meer
derheid in de massa, die het »vox populi
vox Dei" ten spreekwoord deed worden,
is gemeenlijk in hare algemeene veroor
deeling van afkeurenswaardige feiten ver
staanbaar genoeg, maar zij laat het eilaas
meestal daarbij, vertrouwende dat als
bij de Boeren ook zonder bemiddeling
»alles zal rech kom".
Intusschen als men in ons land eerder
«sneller recht" zou verlangen, minder uit
ongeduld dan wel omdat niet valt te
ontkennen dat voor ieder onzer in het leven
de tijd om ie handelen zoo kort is, dan
betreurt men het meest dat offi ;iëele
lichamen, die voor alles zich tot taak
moesten stellen iets. goed, of iets niet te
doen, nog op allerlei wijzen schipperen,
eerder dan een eerlijk beginsel eerlijk te
erkennen.
Niet met den tooverstaf van besluiten
kan B. & W. met den Raad decreteeren
dat er in Amsterdam geen onvoldoende
woning, geen onvoldoende hygiëne, geen
onvoldoende loon meer zal zijn, maar dit
kunnen zij, zij zouden kunnen zeggen in
onze exploitatie geen van die misstanden,
in onze exploitatie geen zweem van
menschvernieling, geen schijn van sweating.
Eilaas zelfs dit schijnen B. & W. niet
eens aan den Raad hebben durven voor
stellen; een slecht vooruitzicht voor ge
meente exploitatie.
* *
*
Over de telefoon exploitatie dezer ge
meente kwam 17 October 1001 bij den
/
4.
9
23*)
1;
2 j
2;
2;
21 leerl.-felefon's'en //
»Van de 85 telefonisten en
leerlingtelefonijten in dienst bij de Gemeente ver
dienden er derhalve op l April 1.1. slechts:
23 eea weekloon vau ?8 en hooger.
41 verdienden een weekloon benede i /"S
21 leerl.-'eltfon. verdienden een weekloon van/3.
»Ziet u daarop drijft nu eene gemeente
exploitatie, voor meer dan de helft op
weekloonen van ? 3 en ?5, en dat in een ge
meente monopolie waaruit een ton («egge
?100,000) als bate op deze begrooting
werd gebracht.
»Word t de telefoniste ziek dan ontvangt
zij gedurende 3 maanden % van baar
weekloon, gedurende G maanden M van
baar weekloon en verder rechtens niets,
verstaat u niets. U veronderstelt waar
schijnlijk dat zij tegen het ongeval dat
voor baar uit langdurige ziekte kan ont
staan, voldoende gewapend is door hare
spaarpenningen. Maar als u eenig begrip
hebt van het werkelijk leven, van een
zich behelpen uitsluitend van een week
loon van /'3, ?4, ?5, /'C, ? 7, durft u dan
in ernst volhouden dat van een dergelijk
weekloon ook nog te sparen valt tegeu
onvoorziene tegenspoeden ? '
In plaats van te antwoorden zweeg de
aanklager gewoonlijk, haable de schouders
op en ging heen. K'jk dat is zoo gewoon
lijk het resultaat dat men. bereikt als men
poogt iets gemoedelijk uit te leggen.
Toen ik in de zitting van 20 Oct. 1901
in den gemeenteraa l beweerde: de bezoldi
ging der gemeente-telefonisten is eene
zx>danige dat zij geeft den indruk van sweating,
een smerige boel, werd die vergelijking
door velen te kras gevonden en werd mij
door den voorzitter, wel evenzeer deswege
als uithoofde van het vergevorderde uur
verzocht hetgeen ik te zeggen had liever
schriftelijk in te dienen. De nota van G
Nov. die toen volgde werd in toon en stijl
eilaas evenmin gebillijkt.
De wethouder Mr. Tti. Heemskerk die
haar te bespreken had, sprak O April van
den »levendigen toon;' Vroeger was uit
gesproken dat B. en W. zich door diezelfde
nota »gekwetst" hadden geToeld. Ik heb
er toen Wagenaar aanstonds op nageslaan
en gezien dat als wij bescheiden raads
lieden in dezen tijd tevreden kunnen zijn
dat het «kwetsten van eenen der wethou
ders" niet meer »op verbeurte van den
hals'' wordt gestraft, een zoo humaan
collega als B. en W. in onzen tijd zich
niet minder gelukkig zullen gevoelen dat
zij die straf niet meer op eenig raadslid
in verzet behoeven toe te passen. Inder
daad ware het beter dat eens en vooral in
alle discussiën waar geen persoonlijke vete
hoegenaamd kan worden vermoed, het
idee van kwetsten geheel ter zijde werd
gelaten men bleef bij de feiten om die te
noemen goed of slecht met den naam die
ze verdienen.
*) Waarvan G volgens de nieuwe dienstregeling
sullea worden aangesteld ah aspirant-telefonisten
met een weekloon van ?5.
Zeer zeker schuilt de verdienste van een
voorstel, gelijk de wethouder zeer terecht
opmerkte, voor een ernstig college niet in
den toon maar in de feitelijke waarde der
argumenten. Maar nu waren al stond
ik in stijl en toon, gelijk beweerd werd,
zeer zwak mijne argumenten meende
ik juist zeer sterk.
Mijn sterkste argument voor eene royale
loonsverbetering was dit, dat waar de
gemeente beslag legt op den vollen arbeids
dag der telefoniste, de gemeente haar ten
minste zooveel loon behoort toe te kennen,
dat van dat loon alleen, de telefoniste
fatsoenlijk en onafhankelijk kan rond
komen. Dergelijke eisch staat tegenover
elke gezonde exploitatie eenvoudig zoo
muurvast, dat er alleen met behulp van
excepties een schijn van verweer tegen
kan zijn aan te voeren.
Een cijfer beneden ?8 als weekloon, heb
ik van bovengenoemd standpunt onvol
doende geheeten om daa.-van alleen, als
gemeente-telefoniste fatsoenlijk en onaf
hankelijk in Amsterdam te leven.
Men is daarop met beweringen komen
aandragen als deze: van de 85 telefonisten
en leerling-telefonisten wonen er maar 6
buiten het gezin, 79 in het gezin of bij
familieleden; cijfers die vandaag gelden
maar morgen geheel anders kunnen zijn ;
maar die hoe ook, alleen kunnen worden
verkregen door onbescheiden onderzoek in
het familieleven, waarop elders de sweater
zijn hocgerloon bouwt; gewettigd alleen
tegenover degeen die de hand uitstrekt
naar liefdadigheid, maar een maatregel die
de «liefdadigheid engros" bekend genoeg, de
impopulariteit harer geneeswijze op den
hals heeft gehaald. In elk geval een dwang
van onvrijheid die tegenover den eerlijken
vrijen arbei l is onbescheiden en onbillijk.
Want aan geen gemeen te-werkgeefster staat
het te onderzoeken of het kind van ge
meente-loon eene moeder of tante onder
houdt, of van het loon van het eene kind
een broertje de ambachtsschool kan be
zoeken of eene zuster zich voor het onder
wijs of wel eenig vak kan bekwamen,
kortom of het loon wordt verdiend voor
levensonderhoud alleen dan wel 'met de
gelijktijdige bedoeling om daarmede de
maatschappelijke positie voor zichzelve
en of voor anderen te verbeteren, te
verhoogen of te versterken of enkel te hand
haven.
Al wat daartegen indruischt, hoe
schoonschijnend ook naar het uiterlijk, is inner
lijk uit den booze, is of bemoeizucht,
beoogt of dwang van onvrijheid of sweating
d. i. loonroof.
En nu beshuldig ik geen van de sprekers
in den Raad die het farnilieonderzoek
o zoo billijkten, dat zij daarmede onrecht
voor hadden, maar ik houd vol dat het
hen op dat oogenblik aan voldoende eer
bied voor den vrijen arbeid heefc ontbroken.
Een merkwaardig oneerbiedige stelling
werd verdedigd door het raadslid Prof.
Mr. D. P. D. Fabius, n.l. deze, dat de
barmhartigheid het opvoeren van het on
voldoende looncijfer tot de door mij ge
vraagde ?8 als minimum (vaor de telefo
nisten 2e kl.) om daarvan alleen, fatsoenlijk
en onafhankelijk te kunnen leven, verbood.
Barmhartiger dan de hoogleeraar oor
deelde gelukkig de ^landaard die in haar
Raadsoverzicht van O April schreef: «Had
den de heeren de zaak niet zoo principieel
opgezet, misschien hadden zij het gewonnen,
doch nu viel bun voorstel met cne stem
minderheid. Wij zouden hierbij willen
aanteekenen dat het misschien gewenscht
is, om nu óók in zooverre met de practijk
rekening te houden, dat aan meisjes die
op eigen beenen moeten staan, meer dan
? G wordt gegeven; want voor haar achten
wij dat loon onvoldoende.'1
Karakter, niet bet, loon beslist, zeide de
wethouder Mr. Heemskerk met Prof. Fabius
on zoo reikten beiden de hand aan
Multatuli, die dat reeds lang voor hen beweerd
heeft. Maar dezelf.le Mr. Heemskerk had
zich eerst aan bet woord »speldegeld" ver
gaapt, blijkbaar in dat deel van zijn betoog,
niet bij de aanhangige voordracht.
Speldegeld, de door B. en W. gesanc
tioneerde term voor een weekloon van
? 3, ? -i, /' 5 en ? G ; dit ten slotte de
ofliüieele eerbied voor meisjes, die zon
der fortuin hun brood moeten verdienen
en er prijs opstellen dit in gemeentedienst
te doen. Het woord was ergerlijk, het
beste zal zijn om met Homerus aan te
riemen dat het den wethouder onwillens
ontsnapt is.
Zag men den Raad alleen verdeeld toen
het op stemmen aankwam, er bleek niets
i van eenige verdeeldheid in den boezem
j van B. en W. De afwezigheid van twee
j wethouders, de heeren Serrurier en
Ger1 ritsen, dient daarbij in het oog te worden
gehouden. Moeilijk ware toch aan te nemen
dat de wethouder Gerritsen ter wille van
de eenheid in den boezem van het
Dagelijksch Bestuur, het standpunt, door Dr.
Alette H. Jacobs ingenomen, zouden heb
ben willen verloochenen.
»Wij leeren" schrijft Dr. Aletta H.
Jacobs in hare brochure Vrouwen belangen,
3 vraagstukken van actueelen aard
»uit de geschiedenis dat iedere opheffing
uit afhankelijke toestanden der menschheid
in haar geheel steeds ten goede is gekomen
en haar telkens een stap verder bracht
op den weg der beschaving, ook al ging
die opheffing gepaard met groot verzet.
ja soms met bloedigen strijd."
Welnu »bloedigen" strijd hebben wij in
.den Raad voor de meerdere waardeering
van vrouwenarbeid, gtloof ik, niet te
vreezen, maar dat het eenigen strijd zal
kosten, enkele leden in het Dagel. Bestuur
van het ingenomen standpunt af te bren
gen, dat wil ik gaarne erkennen.
Voor de vroegere loonregeling (vastge
steld Sept. 1899)
voor eeae leerling-telefoniste ?3 per w:ek
, telefoniste 2 klasse ?5 ti*t ? 7 p. week.
// , telefoniste l klasse , 8 , ,10*
is nu in de plaats gekomen (aangenomen
7 April 1902)
voor eene leer'ing-telefcn:ste ? 4 per wet k
, a?pirante-telefjniste ?5 per week
r , telefoniste 2 klasse ? fit./ 9 p. week
n n telefoniste l klasse 10 t.,/12
Met dien verstande dat de
salarisverhooging in eene klasse telkens met ? l per
week plaats beeft om de twee j aren, totdat
het maximum in de klasse is bereikt.
Ongeregeld is eilaas gebleven hoe lang
iemand leerling-telefoniste of aspirant
telefoniste mag zijn. Mijn voorstel bepaalde
o. a. in de toelichting daaromtrent het
volgende :
»De leerling-telefonisten wordt bij geble
ken geschiktheid na G maanden toegelaten
als aspirant-telefoniste, de aspirant-telefo
niste na hoogstens een jaar als zoodanig
dienst te hebben gedaan, bevorderd tot
telefonisten 2e klasse. Leerling-telefonisten
en aspirant-telefonisten zijn van nacht
dienst vrij gesteld."
Aan de publieke opinie nu de taak, om
waar de gelegenheid zich voor doet, te laten
blijken dat B. en W. vaa Amsterdam
zonder vrees van (bevoorrechte gemeente
posities) te scheppen,gerust mogen besl uiten
minstens ?8 weekloon toe te kennen waar
zij beslag leggen op iemands gebeelen
arbeidsdag in gemeentediensten; maar
vooral ook, als dit hooger beroep mijner
zijds niet geheel tevergeefs zal blijken, de
scherpe uitspraak, waar noodig, ter bevei
liging van leerlingen hoe ook geti:eld
en niet minder de openbare herhaalde
afkeuring, zoolang minder] wige personen
(meisjes) met loonen van ?4 en 5 per
week in gemeentedienst (hoe gering geschat
ook) worden gebruikt als volledige werk
krachten en worden belast (onder welke
excepties ook) met dag- en nachtdienst.
A m s t. O. KA^IERLINGH ONNES.
wiiuiiiHiiumuuiiiiiutiuaiuiinummmuuummmimiiililiillumill
Sociale,
NMHHiHiiimimiiiiimmi
AiMtsscMeB in Frieslanl,
Vele p'aatselijke en provinciale bladen gaven
deier dagen de mededeel! g te lezen vaa den
bloei dar in 't vjrig jaar opgerichte
ambachtsschool te Hjrlingen. Aanvankelijk begonnen
met een leerlingental vau 32, staan er nu reeds
weer 28 jongens klaar om na de Paa?chvacautie
meegeteld te worden bij de Harlinger
ambachtsschool-bszoeker?, zoodat deze zoo nuttige in
richting dan reeds 60 leergierigen getrouw eiken
werkdag baar deuren zal zien binnengaan.
Dat gaat dus wel een goed gangetje. Reeds
hoorde ik een echte Leeuwarder, een bewoner
dezer stad »an af z'n eersten ademtocht,
meesmuilend opmerken; dat hardloopers altijd
doodloopers waren, maar we vergeven hem gaarne
deze uiting van jaloersch'ieid ondat het in de
zusterstad nu zooveel vluigir gaat dan het elders
ging, om een nieuw middel ter ontwikkeling
bij de burgerij geliefd te maken. Dat is echter
niet zoo vreemd. L-ieringen wekken, vertoogea
moeten gehouden worden om het tut vai iets
nieuws te doen postvitten ia de hoof Jen; dooi
vootbeelien tr kkeu en maken de uarten warm;
zij do:u gevoelens van tegenzin veranderen in
een streven om ook te krijgen wat anderen
hebben en dat b'eek zoo heel gosd te zijn en
te beantwoorden aan het doel dat men er indertijd
mee had.
Dat voorbeeld ten go;de halden de HarHngers
in de Ambachtssc'ioal der hoofibtai, welke LU
dezer dagen haar een-cn-twintig j*r:g bestain
mocbt herdenken. Miar de Harlmgeis hebben
niet alleen een goede aansporing tot navolgen
gevonden in 't geen te Leeuwarden reeds meer
dan twee tientallen jaren langzaam aan in wtarde
won en meer en meer werd gewaardeerd: de
ambachtsschool te Harlingen heeft nu niet <?ea
grooteu tegenzin te overwknea d:e La^e
zusterschool hier in den eersten tijd den strijd zoo
moaielijk maakte. ladividueel boort men nog
wel bezwaren van sherlsi aard te berde brenger;
de massa evenwel denkt er va:i jaar tof, jaar
biter over, en van die mildere stemming prcfiteert
Harlinger, zoodat zij in vele opzicLt n rustiger
en geruster beginnen en nu ook Lonpvoller
voortwerken kan. Giea familie toch in de
ho fctstad of den naasten omtrek er van, t f
zij west u ts verhalen vau bloedverwant, vriend
of goeden kennis, die geheel of gedetkelijk i'ii
opkomst aan de am'iactitsfchoo! te Leeuwarden
te danken heeft. Was dan de jingeling nog
bijna knaap na drie jaren lang het onderwijs
c'iia: te hebben genoten, reeds ,/klaar genoeg"
gemaakt, 031 geheel zelfstandig als timmermar,
meubelmaker, smid of schilder te kunnen op
treden? K/m een gevestigde bais hem niels
meer leeren? Kan die jeugdige
ambac'jtsschooibezoeker nu zelf wel voor baas" fungeeren 'i
Er warjn er dwaas gence^ l die de
toestemmende bïantwoordii g dezer vraag niet
in twijfel trokken, die oordeelden dat het zoo
moest zijn, oftchooa de voorstanders \au de
Ambachtsscbool deze gevaarlijke leer nooit hadden
helpen verbreiden. Zij beloofden opleiding, theo
retisch onderlicht, maar niet meer. Doch dan
volgde de teleurstelling voor menig ouderpaar:
moesten hunne zoo knapp1, volleerde (zoo zij
meenden) zonen nu nog weer de praktijk leerea
van een baas?!
En aan den anderen kant werkten de bazen
over 't algemce.1 niet mee, om de
Ambachtstchool gfUtfi te maken bij anderen. Wat zou
zoo'n school! Die gewezen A-jnb£ch.tï-jongen8
moeeten zich tiet verbseldea dat zij wat meer
wis'eu als een man van het vak. G-kheid! Bias
timmeimin zou zoo'n joagen" niet graag het
bouwen van een huis opdragen wattusscheu
twee haakjes wel nimmer aan een jongmaatje
zal worden toegestaan ; b.;as smid zou wel
eens willen zien dat die Btadsknaap fcich met de
joige peardfu van z'n boerenklauteii ledden tou,
om deze vlug en goed te beslaan. En al die
bazen maakten zie!) gezamenlijk en vooral in
elkaara gezekchap heel wtrtn over die ^halve
werklui," en hunne jonge knechten, gewezen
leerlingen der Arnbaohtssc-ijol, hadden van-hunne
?medeknechten heel wat te verduren «oms en
vo :den bij hunne bazen dan hoegenaamd geen
steun. Hun s'.rijd .sloeg terug op de schooien