De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 20 april pagina 3

20 april 1902 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1295 D E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NED E RL AN D. 3 vermeerderde de moeite en den last der verant woording die de altijd wakkere directeur soms zwaar pp z'n schouders voelde drukken. Gelukkig dat hij er tegen kon en het or.der?wijzend personeel met hem. Jaar op jaar werd tronwen» hun werk bekroond met goede, soms heek beste resultaten, 't Jaarverslag sprak tel kens van oud-leerlingen die het goed en heel best, ja «oms bijzonder goed was gegaan, die in hunne brieven aan directeur of onderwijzer getuigden van hunne dankbaarheid, van het op prif» ktsllen der goede opleiding die zij genotar, Van de ondervinding die zij opdeden dat hunne bekwaamheid in het maken van berekeningen en schetsen, bun doorzicht en overleg werden op prijs gesteld en begeerd, zoo al niet veel in eigen stad of provincie, dan tochinaiderett-den en aangrenzende provincies. Dat laatste was wel eens weer een «truikeiblok. De oudew, de meeders vooral, zagen niet gawae de zoons van verre gaan. Al Ter Jienden ze dasr goed geld, 't was zoo redeneerden zij zonde van het kostgeld dat zij zelf zoo heel goed zonden kunnen gebruiker, en wat had men nu aan z'n kindeis als zij zoo gauw al heent rokken naar den vreemde en men ze maar zoo enkel eens zag! M»»r ook dal bezwaar vervalt langzamerhand. De heer Baron, de .fliDke directeur onzer Atnbactrt*:cb0ol, heeft er geen moeite meer mee, om een leerling geplaatst te krijgen. Dezer dagen nog deelde hij mij op eene desbetn nVnde vraag mee: »Er vertrekken nn morgen 47 leerlingen die allen met een diploma de school verlaten. Allen hebben reeds een patroon, zoodat velen a.*. Maandagmorgen 6 uur present zullen zijn in iiunne nieuwe werkplaatsen, den eerstkomenden Zaterdag voor 't eerst werkloon ont vangen. Deze groote groep komt voor een groot ge deelte ten goede aan de smeden in de provincie; vowrsl de doipssmid is op een jongea knecbt, oud-leerling vaa de Ambachtscchool, gesteld. De meeste knapen blijven in de omgeving en nu er bepaald eene grcote behoefte bestaat aan goede smeden, is een twintigtal nieuwe krachten waarlijk niet onbeduidend." r't Is opmerkelijk zoo ging de heer B. voort hoe de Ambacbtssohool in den laatsten tijd mede wordt gebruikt als arbeidsbeurs. N.et alken toch komen patroons om de vertrekkende leerlingen onmiddellijk in dienst te nemen (dit> maal bad de heer B. veel meer knapen kunnen plaatsen dan het getal dat den cursus had doorloopei) maar de patroons, fabrikanten, archi tecten enz. komen ook informeeren naar de oud leerlingen die wellicht geschikt zouden zijn voor meesterknecht, werkmeester, ondetbaa», opzich ter, lijnwachter, of in ieder geval eene plaatsing waarvan ieder zal zeggen, dat zij voor een kneoht-vakman eene verbeterde positie geven zal." Green wonder dan ook, dat elk jaar het aan tal candidaten voor eeie plaats op de school klimt. Deze keer gaven zich voor den nieuwen cnrsus zelfs 128 aan. Hoe jammer is het dan ook, dat er van die 128 maar 55 konden worden aange nomen wegens plaatsgebrek. Hoe bitter jammer dat bet Bestuur der Ambachtstchool haar muren niet kan uitzetten of wat misschien Log beter ware ! op een nieuw en ruimer terrein een grootere school kan bouwen. Gsen geld : dat is ook hierbij de eenige maar toch alles tegenhoudende reden. Geen geld! De rekening over het geëindigde boekjaar werd goedgekeurd in ontvang op ?21,674.4.70 tn in uitgaaf op ?22,231.683, met een nadeelig saldo alzoj van ?655.21. En dat terwijl tal van knapen reik halzend uitzien naar eene plaatsing, ouders en voogden van die .jiggies" er reeds geruimen tijd op gevlast hadden. Ik sprak er een, die me vertelde hoe z'n eenige zorg was geweest, dat z'n zoontje nut een goed toelatings-txamen zou doen hij was altijd zoo speelsch maar nu: geen plaats, dit was erger, vond de man. Wanneer onze school voor ambachtsonderwijs zich nu eens kon uitzetten war behoefte, wat zouden we hier dan e-ene grootsche inrichting kunnen krijgen! En wanneer men er din bij bedenkt dat allen die met goed gevolg den driejarigen cursus hebben gevolgd en de school hebben doorloopen, in de toekomst, behoudens onvoorziene tegenspoeden,fiaantiëelonafhankelijk zullen kunnen zijn, dan komt men toch wel tot de overtuiging dat het daaraan bestede geld niet onnut verfpird zou zijn. Zondag jl. was er naar gewoonte in eeaige vertrekken van het gebouw tentoonstelling, de jaarlijksche, van allerlei voorwerpen, geheele meubelstukken en huishoudelijke artikelen van hout en ijzer, onbescbilderd of ook zeer net afgewerkt, zoodat men op het eerste gezicht niet wist of men hout of ijzer, dan wel iets veel kostbaarders voor zich zag. Men kreeg een vaag idee vau het bouwen van een huis, stuksgewijze namelijk, b. v. een geraamte van een gedeelte dakbedekking met goot en al, een venster met bijbehooreD.de vensterbank en iuikenkas'jes, een ophaalrsam maar ook een dat naar buiten kan openslaan. De leek kon zich ook verheugen in de nieuwste methode van panbsdekking, waarbij het Eölus onmogelijk wordt gemaakt, deze dak IIIIIIIIIIIIIIIIIIII..IIIIIIIIIImllHllltlmlmllllllimllllllllHII nntHHNHinmiHiimiiimHiitfiiiiittttiiiniii Een dag nit het leren yan Appelsnoetje, DOOR OTTO ERNST. II. (Slot). Rosine wordt niet heelemaal in beslag geno men door haar huishouclelyke plichten: een groot glimmend gewreven meubel heeft de aandacht van moeder en huisvrouw eensklaps afgeleid. Het is de bom bau-kait. Wie de etymologie der .kinderen minder bestudeerd heeft dan ik, kan op het eerste oogenblik de beteekenis van bombam kast zich wellicht niet verklaren. Toen mijn, reeds eenmaal vermelde mannelijke erf genaam nog in babykleertjes voor het raam zat en in zijn langzaam ontwakend kinder zieltje met verbazing de dingen der wereld opnam, zag hy op een avond een man aan komen, die een klein lichtje aan een lang stuk hout droeg; en de man stak het lichtje een oogenblik in een lamp, die op een ijzeren paal staat en opeens brandde de lamp helder! Dat is de lichtjesman zei hij. En op een anderen keer, kwam een wagen met twee paarden voorby en op het eene paard zat een man, die een stok in zijn hand had en aan dien stok was een touw, en als de man met den stok in de lucht sloeg, dan klapte het. Een klapstok, dacht de kleine wereldburger, en wat bij dacht zei hij ook. En Appelsnoetje zei eens, toen zy een spreeuw in zyn nestkastje zag wippen: O kijk eens mamma, die lieve kleine vogel is in zijn vogelstal gegingt (gegaan); en toen zij op zekeren dag een kast zag, die als men haar open maakte een menigte witte en zwarte tanpannen als veertjes van boven neer te blazen en op den grond stnk te gooien. Wie voor zulke «onafgemaakte dingen" geen oog ha^, kon zich aan al htt afgemaakte ver lustigen, ook in de teekenzaal, waar menige voltooide scbets de bewondering afdworg. Met en zonder perspectief, dat was knap werk, hoor! Zelfa enkele plan-scielsen" van groot're en kleinere voorwerpen, b. v. b. een schrijftafel, wtkte de verbazing van een lei k in het vak, terwijl ook voor het smeedweik menige teekening gemaakt was die gerust een mooi staal'je van kunst en smaak heeten kon. 't Is alle jaar precies hetzelfde \" klaagde Nurkp, maar ,bij had ongelijk. Elk jaar wordt er met de dan in de mode zijnde stijleii" wel degelijk rekening gehouden. Zóó was 't vroeger, thans is zus de eisch! hoort men ook c'aar, en ziet men daar ook, als 't geheugen maar goed genoeg is, om kleinigheden in zich op te nemen en te bewaren. En wie nu nog lust gevoelt, dat alles peuterwerk" te noemer, bij of zij bsdenke dat in de Ambachtsschool een grondslag wordt gelegd, slecats eene opleiding wordt gegeven. Na die theorie komt de pra-ktijk in het leven aan de beurt en 'c zal van den oud leerling zelf afhangen, hoe die praktijk voor bem en de zijnen zal zijn: nietsgevend of lijk aan goede, winstgevende werken. Oi»ze Ambschtsscholen te Harlingen en te Leeuwarden a!le goeds! Mocht er een Croesus zrjn die het Bestuur voor onze te klein gebleken Ambac'jtsschool zou willen in staat steiler, deze te vergrooten, beter nog! deze over te brengen naar een nieuw en dubbel zoo groot Gebouw op ruim en frisch terrein, dan ... o, wat zou 1902 dan een belangrijk boekjaar in de annalen onzer hoofdstad zijn en bij de voltoo.ïog meer en meer worden. Wie helpt aan de vele duizenden die er voor noodig zijn? Leeuwarder, G. C. STELLINGWMIF 25 Maart 1902. JEKTISKDe dageraad der volksbevrjjding. Brj S. L. van Looy, Amsterdam, zal ver schijnen: De dageraad dur volkubevrijding, schetsen en tafereelen uit de socialistische beweging in Nederland door W. H. Vliegen. De scuryver zegt over het karakter van dit werk in zijn voorrede het volgende: »Er is in tien jaar ty'ds onlzaglyk vél ver anderd in de Nederlandsche socialistische be weging, maar in niets heeft er zoo groote ver andering plaats gehad als wel iu het personeel dat die beweging vormt. De scheuring van 1894, en haar lange na sleep van ellenden van allerhanden aard, heeft negentig procent dergenen die voor dien tijd de beweging vormden, teruggedreven, gedeeltely'k naar de andere partijen, doch voor het overgroote deel naar het oneindige leger der onversohilligen. Een geheel nieuwe beweging is opgekomen, een nieuw leger is gevormd, nieuwe duizenden hebben het werk der volksbevrijding ter hand genomen. Onder die nieuwen, die jongeren, heerscht over datgene wat wy, ouderen, verstaan onder "de oude beweging" een bijna verbazingwek kende onwetendheid, een onwetendheid die betreurenswaardig mag genoemd worden omdat zy zoo vaak aanleiding geeft tot lichtvaardige oordeelvellingen en ook omdat de nieuwe be weging in die oude, goede, duurgekochte er varingen heeft, uit welke zy haar voordeel doen kan. Maar om van die oude beweging kennis te nemen zóó dat men zich een voorstelling kan maken, niet alleen van de feiten, maar ook van hun oorzaken, niet alleen van de daden, maar ook van de gedachten die eraan vooraf gingen, daarvoor ontbreekt in ons laud een geschiedenis van die «oude beweging," geschre ven door iemand die haar medemaakte als militante deelnemer, door iemand die weet hoe er toen werd gedacht en hoe er werd geutreden en geleden. De behoefte aan een eenvoudige beschrijving van de socialistische beweging in Nederland, van af haar eerste begin, in 1878 en 1871), tot aan de scheuring van 1891, toen metdeSociaal-Demokratiscbe Arbeiderspartij een nieuw tijdperk aanbrak, wordt zeer gevoeld, door de ouderen ook, maar vooral door de jongeren, en het is in die behoefte dat ik wil voorzien. Ik verdeel deze geschiedenis in vy'i tijdvakken, in ieder dezer tydvakken droeg de beweging een eenigszins apart stempel. Het eerste tijdvak omvat de jaren 1878 1883, Dat zijn de jaren waarin de beweging is ontstaan en zdóyer gegroeid dat men in ernst van een politieke partij kan gaan spreken. Het tweede ty'dvak omvat de jaren 1884 1887, dat z£n jaren van groote woelingen en massabetooginger, voornamelijk in de groote steden. Het is de tijd der eerste groote kiesrechtbeweging en een tyd van hevige vervol gingen. Het derde ty'dvak omvat de jaren 1888 ?iiiiiiiiiimimiiiiimiiiiMiiiiiitiiitiiiiiiiHiiiiiifiiiiiiiiiiiiHiiii den liet zien en die bom-bam deed als men daarop sloeg, doopte zij de piano met groot enthousiasme bom-bam-kast. Appelsnoetje wil nu musieeeren. Ik leg de Tetralogie van de Nibelungen op de pianokruk en zet er haar bovenop. Zy slaat twaalf maal achter elkaar dezelfde toets aan en zegt: dat is: Alles blij maakt de Mei". Dan geef t ze te kennen het lied van Toontje tip, voetje wip" te willen spelen, dat met derizeliden eenzamen toon schynt geschreven. Ik maak haar opmerkzaam, dat ook de zwarte toetsen geluid geven. Allengs komt zij er achter, dat het nog veel pleizieriger is, wanneer ze beide handjes te gelijk op de toetsen neerslaat. Maar zij voelt bij intuïtie, dat er aan het genoegen toeh nog wat ontbreekt en nu wordt het haar duidelyk wat dat is: hetmuziekboek'! Pappa, nu moet ik ook in het boek kijken, niet ?" Ja zeker ! Dat is de hoofdzaak !" Ik haal den derden band van de Sonaten van Beethoven voor den dag en sla hem op : Op 106, Sonate für Hammerklavier. Erg toepassely'k ; en nu gaat het er op los. In het muziek lezen overtreft zy den knapsten partituurlezer. Na drie slagen op de piano draait zij het blad om. Pappa, nu mott u ook zingen !'' Als men bedenkt dat het talent van den kanarievogel reeds tien minuten lang bezig is zich te uiten in een waanzinnig geschetter, dan zal men kunnen begrijpen, dat ook de vader liefde haar grenzen heeft. Ik weet iets, dat haar op andere gedachten brengt. Appelsnoetje, willen we prenten gaan kijken?" Geen antwoord; maar op hetzelfde oogenblik laat ze zich van den stoel gly'den, gevolgd door de Tetralogie, en zit op den grond. Wy gaan prenten kyken, en die geniet men 't best met den buik op den grond en 't hoofd in de beide handen. Zoo verlangt Appelsnoetje dat deze kunstbeschouwing zal gehouden wor1890, een tijd van innerlijke versterking, het eerste optreden der sociaaldemokratie in ons land en de eerste belangrijke werkstakingen. : Het vierde tijdvak omvat de jaren 1891?: 1893. Dat kan in zekeren zin het agrarisch tijdvak worden gebeeten, wijl toen de groote beweging der landarbeiders in het Noorden ! plaats vond. Maar daarmede samen herleefde ' sterk aan. Deze jaren waren in allerlei opzicht het hoogtepunt der beweging. j Het vijfde ty'dvak omvat eigenlyk alleen het ; jaar 1894, het jaar der scheuring, waaraan een ' kort woord- ia! worden toegevoegd over het ; verdere verloop van den in Socialistenbond ', herschapen Sociaaldemociatischen Bond. My'n ! eigenlyke taak eindigt echter met dat jaar 1894." i Het jaarlijk-iche concert »ten bate van het ondersteunii gbf jnds voor de leden van het Concertgebouw Orehts.' werd ditmaal (10 April), gegeven met medewerking van den beroem den violist Hngo Heermarm uit Frankfort a/M. In hooge mate beeft deze voorin ff ilyke kun stenaar ons verplicht door de uitvoering van het vioolconcert van Richard Strauss, dat hier nog niet beketdwas. Het is een »Jngendwerk" van den meester, echter n waaruit men den klauw van den leeuw reeds kan bevroeden. Het eerste deel is misschien wat te uitgebreid en het thematisch materiaal wat te rfy'k. Daar door vindt men niet de klassieke klaarheid in den bouw van bet geheel. Er is stof aanwezig voor een geheele tymphonie en daardoor wor den enkele motieven niet zoodanig bewerkt ab de latere Strauss, die van thans wel zou doen. Da thema's zijn echter allen zoo schoon en edel gevonden en de orchestklank is zoo buitengewoon rijk en mooi, dat men zich waarlijk verheugen mag over het bezit van dit vioolconcert. De tweede Satz is een juweel van stemming. Ean schoone melodie, breed uitgesponnen, vormt bijna het eeuige bestand deel van dit »Lento". De componist heeft hier geen ingewikkelde combinaties gebracht; hij heeft zijn ziel slechts uitgezongen in een roerend lied van elegische stemming. Het Finale staat niet op dezelfde hoogte1 Het Rondothema heeft een eenigszins, »'aadelnd" karakter en mist het schuimende, het overmoedige dat men als slot van een dergelijk concert gaarne aantreft. Niettemin acht ik toch het achtste opus van Strauss een der schoonste viool concerten van den lateren tijd en een werk, dat in den ontwikkelingsgang van den jongen meester een belangrijke plaats bekleedt. Voorts deed ons prof. Heermann nog kennis maken met een E dur Adagio van Mozart, dat ons wel niet de liefelijke muze van dien meester in k\ haar schoonheid openbaarde, maar dat toch een belangrijke vermeerdering mag ge noemd worden van het viool-repertoire en voor welker bekendmaking ieder violist zeker dank baar zal geweest zijn. Heermann was reeds lang bij ons bekend als een der grootste kunstenaars van zijn in strument. En dat is hij nog steeds. Al mogen er jongeren komen, met een techniek die aan het fabelachtige grenst; al mogon er zijn, die b.v. een Finale uit Mendelssohn's concert in zoo'n duizelirgwekkend snel teu po spelen dat het begeleidende orchest niet meer kan volgen. Heermann, de acht en vijftigjaiige, is en blijft r.og steeds de kunstenaar, die niets behoeft schuldig te blijven aan de eischen der techniek, maar wien daarenboven het karakter en de geest van het kunstwerk zulk een eerbied in boezemen, dat hij, verre van zichzelven en zijn eigen persoonlijkheid op den voorgrond te plaat sen, juist zich geheel terugtrekt ten bate van het kunstwerk, hetwelk hij reproduceert. En zoo was het ook Donderdagavond, Gaheel op gaande in Strausa en Mozart, wist hy' bij ons gewaarwordingen op te wekken, die onsslech's deden bezig houden met de gedachten dier meesters. En dat is de grootste lof, dien men een uitgeoefend Kunstenaar brergen kan. Heermann is geen virtuoos, doch een kunste naar die met virtuoos meesterschap alles ver tolkt waartoe hij zich geroepen gevoelt. Door het orchest werd voorgedragen Beethoven's Coriolan-ouverture, Paul Dukas'»Apprenti sorcier" en met medewerking van enkele leden der Maatschappij «Caecilia," Richard Strauss' »Heldenleben". Ik geloof niet dat de uitvoering der beide den, ook door mij. Daar lig ik. Haar eerste verbazing is voor een groote Amerikaansche stoomboot. O Pappa, kijk is, wat 'n groot schip! Dat gaat heelemaal naar Keulen, niet?" Ja nog wel verder zelfs!" O je! Dan zou ik wel mee willen varen I" Dat geloof ik graag." Weec je nog Pappa, dat we ook eens gevaard hebben in een schip, weet u nog ? ' Ja natuurlyk, hoe zou ik dat ooit kunnen vergeten!" Toen was er een heele groote zee!" Het was een riviertoch je. Alles is zee bij haar; zeeën, rivieren, slooten zelfs. O een lektrische tram." roept zij bij een andere plaat uit. Ze stelt het oude theater te Segesta voor. Haar broer heeft namelijk een spoortrein met rails, die in een cirkel gelegd worden en de concentrische zitbanken van het arophithcater ziet zij voor rails aai. Nog ver makelijker wordt het bij een afbeelding van het Parthenon te Athene. . O Pappa, net als in de diergaarde niet?" In de diergaarde? Waarom?" Ja bij den leeuw zyn hok, weet u dat niet meer?" Heilig Parthenon! Uw slanke zuilen ziet zij voor 't traliewerk aan van een leeuwenkcoi! ! Voor het antieke is zij nog niet rijp. Wij gaan weer verder kijken. Daar is een prent met mooi gekleurde aardbeien, frambozen en kruis bessen. Pappa, dat zyn toch geen heuzel\ke aard beien. Die zijn toch maar uit gekheid niet ?" , Ja, die zijn maar uit gekheid." Hè, ik wou dat ze heuzelijk waren." Zooals men ziet, weet ze deze dingen beter thuis te brengen. Zoo ook een prent met afbeeldingen van dieren. O een leeuw! een aap! een beer! Pappa wat is dat?" laatste werken, wat klaarheid en duidelijkheid aargaat, zon kunnen worden overtroffen. Inder daad, sedert Dukas' Scherzo op de programma's van het Concertgebouw- Orchest voorkomt, heeft bet nog zóó reel gewonnen aan lichtheid van voor dracht, dat de componist zeker vreugde zou beleven van zijn werk, indien hij het hier hoorde voordragen. Ook in Heldenleben worden allengs de nog eenigermate confuse plaatsen hoe langer hoe meer ontward; zoo zelfs dat, naar ik geloof, »des Helden Walstatt" voor niemand meer eeu raadsel behoeft te zijn. Wel komt het mij voor dat de houten blaasinstrumenten in «des Helden Widersacher" ietwat scherper en spitser voor den dag konden komen ; daardoor zon meer in den geest van den componist worden ge handeld ; ook meen ik dat dit gedeelte een sneller tempo verdraagt. De viool-solo werd wederom gespeeld door den heer Louis Zimmermann met al het meesterschap waarover deze uitstekende kunstenaar beschikt. Het Amsterdamsche publiek toonde zich niet zeer dankbaar jegens zijn orchest; anders had het gebouw, met het oog op het doel van het concert, te klein moeten zijn, om al de toe hoorders te bevatten. De laatste kamermuziek avond in dit seizoen was vooral belangrijk wegens de eerste uitvoering van een Sonate voor piano en viool van Oscar Pösa. Dezen componist heeft men reeds vroeger hier leeren kennen, als toondichter van zeer stemmingsryke liederen, waarin aan de piano partij een groot aandeel was verleend, zoodat deze zelfs een bijna tymphonischen indruk maakte. Nu het dus de kennismaking gold met een zuiver instrumentaal werk, was mijn verwachting hoog gespannen. Nu moet ik eerly'k bekennen dat, bij het asnhooren, het eerste Allegro op mij eenigszins den indruk maakte van stroefheid. Noch het eerste thema, be staande uit twee bijna gelijkluidende motieven van vier noten, noch het tweede thema bezit die bloeiende phantasie in de vinding, die iemands hart verwarmen. Bij het doorlezen der sonate (zij is bij N. Simrock te Berlijn al» opus 7 uitgegeven) werd ik in mijn meening bevestigd. Men wordt overstelpt met een aan elkander rijgen van de twee hoofdmotieven. Onophoudelvjk gaat het maar voort; nu eens in de piano-, dan weder in de vioolpartij. Indien nu het tweede thema op Benige melo dische bekoorlijkheid kon bogen, en een zekere mate van rust vermocht te brengen in den stroom van klanken, dan kon men vrede hebben met de bewerking der beide motieven van het eerste thema; doch thans heb ik te vergeefs gewacht op een lichtstraal in dien vloed van tonen, die beiden instrumenten ontstroomen. Hoe geheel anders trof mij het tweede deel. Esn grandioos motief wordt in de viool aan geheven, geschraagd door breede arpeggio's voor de piano. Het motief veiheft zich en be reikt in een grootsch pathos zijn hoogtepunt; daarna daalt het, totdat het ten slotte alleen in de piano wordt doorgevoerd. Een tweede motu f van de viool op den dominant va" A, dolce e grazioso omgeven door zacht rigurenwerk, komt vervolgens een kleine verpozing brergen, totdat daarna het hoofdmotief van het Andante wederom optreedt, ook dan gevolgd door het tweede th9ma. Dit Andante is het werk van een man die waarlijk iets te zeggen hetft.. De derde Sitz, een vurig Allegro Molto in driekwarts maat, geeft eveneens blijk van een groot talent. Men vindt er allerhand rhyihmische combinatiën in, die zeer moeilijk zijn in de uitvoering, doch den toehoorder voortdu rend boeien en verrassen. Het tweede thema in As mag men als een parel van melodische schoonheid beschouwen et n van de zuiver ste soort; Posa hetft daar een heerlijke ingevii g gehad. Wat de componist dan verder met zijn materiaal doet is waarlijk van bijzon deren aard. Hij kent al de geheimen van het contrapunt en maakt er een gretig gebruik van. Het werk is opgedragen aan Elvard Grieg, doch het heeft nut-t gemeen met dien Noorschen componist. Het heeft eigenlijk met geen enkel componist iets gemeen. Posa komt my' voor te zija een talent van groote oorspron kelijkheid en een immens kunnen. Of het nu nog bij hem aan het gisten is ? Of thans nog niet die rijpheid bij hem is ingetreden, die over de hartstochten doet zegevieren? De toekomst zal het leeren. In ieder geval geeft deze sonate, en meer speciaal het tweede en derde deel daaruit, het recht om groote dingen te verwachten van dien Weener kunstenaar. Men boude dus de aandacht op hem gevestigd! De wijze waarop de heeren Iló'ntgen en Eidering deze sonate ten uitvoer brachten is boven allen lof verheven. Niet alleen dat in technisch opzicht het volmaakte schier bereikt werd, maar boven alles maakte de toewijding en de geestdrift der uitvoerenden een verheffenden indruk. Men kreeg de overtuiging dat zij zich kweten van een ernstige taak, die zij imtifiiiiiiiiiitiMifiiiinii Een rhinoceros." Ik moet eens een extra genoegen voor m'n moeite hebben en vreag haar: Hoe heet dat beest?" Een sirocer.os!" Juist ! Ia dat geen genot om te hooren ?" Toen zij twee jaar oud was, zei ze inplaats olifant" omenint." Haar sluimerend ge hoor had den rbythmus opgevangen, had alleen onthouden dat de olifant een dakïylus is het overige fantaseerde zij zelve, zooals het kind eens dichters betaamt. O die stoute woffel," roept zij plotseling uit. Zou hij nu naar de grootmoeder gaan ?" Ik weet het niet, misschien wel." Jou stoute woffel," herhaalt ze en slaat duch tig met haar handjes op den roover in effigie, nje mag het lieve roodkapje niet opeten I" Personen verdeelt Apgelsnoetje met een fijn onderscheidingsvermogen in menschen" en kinderen." Menschen worden weer onder verdeeld in vrouwen" en ooms." Wie is die oom?" Dat is oom Beethoven." En die oom P' Oom Garibaldi" En die oom?" Oom ? Mag men dien man eigenlijk wel oom noemen ? .... Het zij zoo. De zon van dit kinderuur^js zal schijnen over rechtvaardigen en onrechtvaard'gen; dus vooruit dan maar! Oom Nero." Nidat ze by de buste van den Apollo van Belvédère gevraagd heeft: Wie is die vrouw?" wordt haar opmerkzaamheid door een kraai afgeleid, die buiten met luid gekras door de winterstille lucht vliegt. Die kraai kraait" zegt ze met een ernstig gezichtje. Daar hoor ik uit haar mondje een groet uit de kinderjaren van de menschheid, toen de taal geboren werd, en over hare rozeroode lippen komt de geluidlooze adem der eeuwen. zich zei ven hebben willen opleggen, van een zending die zij wilden vervullen ; de componist mag hun daarvoor zeker dankbaar zijn. De andere werken van den avond waren Beethoven's f-moll strykquartet op 95, en Mozart's g-moll strykquintet, door de heeren Eidering, Spoor, Hofmeester en Mossel en in Mozart's werk Röatgen aan de tweede alt. Beide conpositiën zijn meesterstukken in den volsten zin des woords. Beethoven met al zijn verheven ernst, Mozart met zyn zonnige liefelijkheid ; trouwens n het quartet n het quintet, vormen een vast bestandeel van het repertoire. Ook de uitvoering dezer werden was prachtvol. De langzame gedeelten vooral klonken met al de betooverende schoonheid die er in woont. En zoo zijn dan deze genotvolle avonden in dit seizoen wederom ten einde gebracht. Zij behooren tot het bepte wat het muziek leven in Amsterdam biedt. Met een hartelijk tot weerziens neem ik afscheid van onze talent volle kunstenaars. Aan enkelen mijner lezers, die het verzoek tot mij richtten, Leoncavallo's »Zaza" in het Weekblad te bespreken, moet ik tot mijn leedwezen mededeelen dat ik aan hun verlangen niet kan voldoen. Voornemens zijnde Dinsdag 15 dezer de voorstelling te bezoeken, bestelde ik vooraf schriftelijk plaats. Door de directie der Fransche opera werd hierop niet geregardeerd, zoodat men mij een vergeefsche reis liet maken. Da lezer zal begrijpen dat ik ca een dergelijk onheusch wedervaren geen lust gevoel my andermaal naar de Fransche opera te begeven. ANT. AVEPKAMP. Mr, Jacoli m Lennep en liet tooneel. IV. (Slot). Van Een Amsterdamsche Winteravond, het gelegenheidsstuk, gemaakt in 1832, bij het feest van het 200 jarig bestaan van het Athenaeum Illustre te Amsterdam behield mr. J. van Lennep eene herinnering, die hem een goeden kijk op de kleinzieligheid der menschen gaf. Hij had in dit stuk al de groote mannen der 17de eeuw saamgebracht, ook een koop man, een zekeren Bentes, en dezen eenige nuchtere opmerkingen in de moed gelegd. De handelsstacd toonde zich boos. Maar van Lennep wist zich te verdedigen. Hij gevoelde al te wel, dat er bij de Bentessen van 1832 vry' wat gewetensknaging onder liep en dat ven meer dan n onder hen, al wilde bij er niet voor uitkomep, zijn portret maar al te wel in dat van Bentes herkend werj. En dat dit niet te stout een beweren is, bleek uit een feit, dat kort na de feestviering plaats vond. Koning Willem I had namelijk, ter gelegen heid van dit jubilë: het twee honderdjarig bestaan van het Amsterdamsche Athanaeum lilustre, het Anatomisch Museum van wijlen De Riemer aangekocht en aan het Athenaeum ten geschenke gegeven : de burgemeester Van de Poll, was onmiddellijk, zoo hij dacht, do dankbetuiging der stad voor dit wel willet d en alleszins genereus geschenk, aan Z. M. gaan overbrengen : maar, och arm ! op de eer ste raadsvergadering de beste, dreven de Bentessen van 1832 door, dat de Burgemeester nog eens naar den Haag kon gaan, en Z.M. verzoeken, het cadeau maar te houden, aan gezien men er hier niet van gediend bliefde. Da verzameling ging toen naar Groningen, en de Ba lessen wreven zich in hun handen, en verheugden zich, dat zij zich zoo wel hadden uitgesloofd. Het aantal dramatische werken door Mr. Jacob van Lsnnep is met de genoemde, nog met vele aan te vullen. Nog enkelen mogen vermeld worden, met bijvoeging van geleger.heidstukken. Ia de eerste plaats fiuwaardcs Geertruid'i, historische voorstelling in drie bedrijven, 1840, gedicht op verzosk van Mevr de Wftd E-gelman, geb. B:a, ter viering van haar 25 jarige tooneel loopbaan. Groot succes had het niet, doch het werd bij ejke opvoering met aandacht en geduld, ja, niet geheel zonder welgevallen aargehoord. Bembrandt van Rijn, gelegenheidsstuk ge schreven met het doel om de kas van het fonds te styven voor de oprichting van een standbeeld voor Rembrandt.?Van Rambrandt's historie weet men thans meer en beter. Wie was de verdrukte?, blijspel in 2 bedr., saamgeeteld, op verzoek eener bevallige tooneel speelster' (1849). De Zecknpitein of het gtboorterccht, trsp , in 5 bedrijven, overgezet uit het Engelsen van Sir E. Bul wer Lytton. Thans nog zeer goed opvoerbaar, mita de tooneelisten... artiesten zijn. De hoofdrol werd indeniji treffalyk ge speeld door Jan Albregt. Toen kwam L. J. Veltman in die rol, en hij ging er Jan Albregt nog verre in te boven ! De Staatsman bij toetal, vertaling van ie Diplomute, vertoond in den Stadsschouwburg SS! iiniiiiiiiiBiiiirtiMtii Zy kijkt nog steeds naar buiten en zegt plotseling: Nu is het toch winter niet?" Ja, nu is het winter." Na den winter komt toch de lente," ver klaart zij met een verstandig gezichtje. Pappa wanneer komt eigenlijk de lente?" Al gauw." Morgen?" Neen, morgen nog niet." Wanneer dan ?" Na zeven weken." Is 't nu zeven weken ?" Neer, EU moet het eerst Zondag worden en nog eens Zondag en dan nog eens en dan nog eens en dan nog eens en dan nog eens en dan nog eens en dan ia 't lente!" O ja!" Zij verheugt er zich over alsof ze haar reeds in de hand bad. En op den grond liggend, met beide wangen in haar knuis'jes begint ze een lied te zingen van eigen maaksel': Nu komt de mooie lente, Dan scby'nt de zon zoo mooi En dan zingen de vogeltjes, En dan spelen we in den tuin, En dan geeft Dolf mij neer zijn schop, En dan graven we weer in den tuin. Het is een kinderlied met eene melodie die steeds weer opnieuw aanvangt; maar eensklaps wordt ze afgebroken door het opzienbarend berichf, dat het eten is opgedaan. Aah - mejuffrouw, mag ik u naar tafel ge;eiden?" Ik moet geducht bukken; zij steekt haar armpje door den mijnen en trippelt aan mijn zijde naar tafel. Als de soep op tafel komt, roept zij met stralende oogen uit: O, groentesoep, dat is het lekkerste wat er is, en zelden simuleert zy bij het opdienen van een gerecht buikpyn." Als mijn vrouw haar dan het eten afneemt en zegt: Ku kryg je vandaag geen vruchten ook," dan verzekert zij heel gewichtig: Maar mamma, voor vruchten heb ik geen buikpijn l" Het ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl