Historisch Archief 1877-1940
No.
1295
D
E
AMSTERDAMMER WEEKBLAD
VOOR
NED
E
RL
AN
D.
3
vermeerderde de moeite en den last der verant
woording die de altijd wakkere directeur soms
zwaar pp z'n schouders voelde drukken.
Gelukkig dat hij er tegen kon en het
or.der?wijzend personeel met hem. Jaar op jaar werd
tronwen» hun werk bekroond met goede, soms
heek beste resultaten, 't Jaarverslag sprak tel
kens van oud-leerlingen die het goed en heel
best, ja «oms bijzonder goed was gegaan, die
in hunne brieven aan directeur of onderwijzer
getuigden van hunne dankbaarheid, van het op
prif» ktsllen der goede opleiding die zij genotar,
Van de ondervinding die zij opdeden dat hunne
bekwaamheid in het maken van berekeningen en
schetsen, bun doorzicht en overleg werden op
prijs gesteld en begeerd, zoo al niet veel in
eigen stad of provincie, dan tochinaiderett-den
en aangrenzende provincies.
Dat laatste was wel eens weer een
«truikeiblok. De oudew, de meeders vooral, zagen niet
gawae de zoons van verre gaan. Al Ter Jienden
ze dasr goed geld, 't was zoo redeneerden
zij zonde van het kostgeld dat zij zelf zoo
heel goed zonden kunnen gebruiker, en wat had
men nu aan z'n kindeis als zij zoo gauw al
heent rokken naar den vreemde en men ze maar
zoo enkel eens zag!
M»»r ook dal bezwaar vervalt langzamerhand.
De heer Baron, de .fliDke directeur onzer
Atnbactrt*:cb0ol, heeft er geen moeite meer mee,
om een leerling geplaatst te krijgen. Dezer dagen
nog deelde hij mij op eene desbetn nVnde vraag
mee: »Er vertrekken nn morgen 47 leerlingen
die allen met een diploma de school verlaten.
Allen hebben reeds een patroon, zoodat velen
a.*. Maandagmorgen 6 uur present zullen zijn
in iiunne nieuwe werkplaatsen, den
eerstkomenden Zaterdag voor 't eerst werkloon ont
vangen.
Deze groote groep komt voor een groot ge
deelte ten goede aan de smeden in de provincie;
vowrsl de doipssmid is op een jongea knecbt,
oud-leerling vaa de Ambachtscchool, gesteld. De
meeste knapen blijven in de omgeving en nu
er bepaald eene grcote behoefte bestaat aan
goede smeden, is een twintigtal nieuwe krachten
waarlijk niet onbeduidend."
r't Is opmerkelijk zoo ging de heer B.
voort hoe de Ambacbtssohool in den laatsten
tijd mede wordt gebruikt als arbeidsbeurs. N.et
alken toch komen patroons om de vertrekkende
leerlingen onmiddellijk in dienst te nemen
(dit> maal bad de heer B. veel meer knapen kunnen
plaatsen dan het getal dat den cursus had
doorloopei) maar de patroons, fabrikanten, archi
tecten enz. komen ook informeeren naar de oud
leerlingen die wellicht geschikt zouden zijn voor
meesterknecht, werkmeester, ondetbaa», opzich
ter, lijnwachter, of in ieder geval eene plaatsing
waarvan ieder zal zeggen, dat zij voor een
kneoht-vakman eene verbeterde positie geven zal."
Green wonder dan ook, dat elk jaar het aan tal
candidaten voor eeie plaats op de school klimt.
Deze keer gaven zich voor den nieuwen cnrsus
zelfs 128 aan. Hoe jammer is het dan ook, dat
er van die 128 maar 55 konden worden aange
nomen wegens plaatsgebrek. Hoe bitter jammer
dat bet Bestuur der Ambachtstchool haar muren
niet kan uitzetten of wat misschien Log
beter ware ! op een nieuw en ruimer terrein
een grootere school kan bouwen. Gsen geld :
dat is ook hierbij de eenige maar toch alles
tegenhoudende reden. Geen geld! De rekening
over het geëindigde boekjaar werd goedgekeurd
in ontvang op ?21,674.4.70 tn in uitgaaf op
?22,231.683, met een nadeelig saldo alzoj van
?655.21. En dat terwijl tal van knapen reik
halzend uitzien naar eene plaatsing, ouders en
voogden van die .jiggies" er reeds geruimen
tijd op gevlast hadden. Ik sprak er een, die me
vertelde hoe z'n eenige zorg was geweest, dat
z'n zoontje nut een goed toelatings-txamen zou
doen hij was altijd zoo speelsch maar nu:
geen plaats, dit was erger, vond de man.
Wanneer onze school voor ambachtsonderwijs
zich nu eens kon uitzetten war behoefte, wat
zouden we hier dan e-ene grootsche inrichting
kunnen krijgen! En wanneer men er din bij
bedenkt dat allen die met goed gevolg den
driejarigen cursus hebben gevolgd en de school
hebben doorloopen, in de toekomst, behoudens
onvoorziene tegenspoeden,fiaantiëelonafhankelijk
zullen kunnen zijn, dan komt men toch wel tot
de overtuiging dat het daaraan bestede geld
niet onnut verfpird zou zijn.
Zondag jl. was er naar gewoonte in eeaige
vertrekken van het gebouw tentoonstelling, de
jaarlijksche, van allerlei voorwerpen, geheele
meubelstukken en huishoudelijke artikelen van
hout en ijzer, onbescbilderd of ook zeer net
afgewerkt, zoodat men op het eerste gezicht
niet wist of men hout of ijzer, dan wel iets veel
kostbaarders voor zich zag. Men kreeg een vaag
idee vau het bouwen van een huis, stuksgewijze
namelijk, b. v. een geraamte van een gedeelte
dakbedekking met goot en al, een venster met
bijbehooreD.de vensterbank en iuikenkas'jes, een
ophaalrsam maar ook een dat naar buiten kan
openslaan. De leek kon zich ook verheugen in
de nieuwste methode van panbsdekking, waarbij
het Eölus onmogelijk wordt gemaakt, deze
dak
IIIIIIIIIIIIIIIIIIII..IIIIIIIIIImllHllltlmlmllllllimllllllllHII
nntHHNHinmiHiimiiimHiitfiiiiittttiiiniii
Een dag nit het leren yan Appelsnoetje,
DOOR
OTTO ERNST.
II. (Slot).
Rosine wordt niet heelemaal in beslag geno
men door haar huishouclelyke plichten: een groot
glimmend gewreven meubel heeft de aandacht
van moeder en huisvrouw eensklaps afgeleid. Het
is de bom bau-kait. Wie de etymologie der
.kinderen minder bestudeerd heeft dan ik, kan
op het eerste oogenblik de beteekenis van
bombam kast zich wellicht niet verklaren. Toen
mijn, reeds eenmaal vermelde mannelijke erf
genaam nog in babykleertjes voor het raam
zat en in zijn langzaam ontwakend kinder
zieltje met verbazing de dingen der wereld
opnam, zag hy op een avond een man aan
komen, die een klein lichtje aan een lang stuk
hout droeg; en de man stak het lichtje een
oogenblik in een lamp, die op een ijzeren paal
staat en opeens brandde de lamp helder! Dat
is de lichtjesman zei hij. En op een anderen
keer, kwam een wagen met twee paarden
voorby en op het eene paard zat een man, die
een stok in zijn hand had en aan dien stok
was een touw, en als de man met den stok in
de lucht sloeg, dan klapte het. Een klapstok,
dacht de kleine wereldburger, en wat bij dacht
zei hij ook. En Appelsnoetje zei eens, toen zy
een spreeuw in zyn nestkastje zag wippen: O
kijk eens mamma, die lieve kleine vogel is in
zijn vogelstal gegingt (gegaan); en toen zij
op zekeren dag een kast zag, die als men haar
open maakte een menigte witte en zwarte
tanpannen als veertjes van boven neer te blazen
en op den grond stnk te gooien.
Wie voor zulke «onafgemaakte dingen" geen
oog ha^, kon zich aan al htt afgemaakte ver
lustigen, ook in de teekenzaal, waar menige
voltooide scbets de bewondering afdworg.
Met en zonder perspectief, dat was knap werk,
hoor! Zelfa enkele plan-scielsen" van groot're
en kleinere voorwerpen, b. v. b. een schrijftafel,
wtkte de verbazing van een lei k in het vak,
terwijl ook voor het smeedweik menige teekening
gemaakt was die gerust een mooi staal'je van
kunst en smaak heeten kon.
't Is alle jaar precies hetzelfde \" klaagde
Nurkp, maar ,bij had ongelijk. Elk jaar wordt
er met de dan in de mode zijnde stijleii"
wel degelijk rekening gehouden.
Zóó was 't vroeger, thans is zus de eisch!
hoort men ook c'aar, en ziet men daar ook, als
't geheugen maar goed genoeg is, om kleinigheden
in zich op te nemen en te bewaren. En wie nu
nog lust gevoelt, dat alles peuterwerk" te
noemer, bij of zij bsdenke dat in de
Ambachtsschool een grondslag wordt gelegd, slecats eene
opleiding wordt gegeven. Na die theorie komt
de pra-ktijk in het leven aan de beurt en 'c zal
van den oud leerling zelf afhangen, hoe die
praktijk voor bem en de zijnen zal zijn:
nietsgevend of lijk aan goede, winstgevende werken.
Oi»ze Ambschtsscholen te Harlingen en te
Leeuwarden a!le goeds! Mocht er een Croesus
zrjn die het Bestuur voor onze te klein gebleken
Ambac'jtsschool zou willen in staat steiler, deze
te vergrooten, beter nog! deze over te brengen
naar een nieuw en dubbel zoo groot Gebouw
op ruim en frisch terrein, dan ... o, wat zou
1902 dan een belangrijk boekjaar in de annalen
onzer hoofdstad zijn en bij de voltoo.ïog meer
en meer worden. Wie helpt aan de vele
duizenden die er voor noodig zijn?
Leeuwarder, G. C. STELLINGWMIF
25 Maart 1902.
JEKTISKDe dageraad der volksbevrjjding.
Brj S. L. van Looy, Amsterdam, zal ver
schijnen: De dageraad dur volkubevrijding,
schetsen en tafereelen uit de socialistische
beweging in Nederland door W. H. Vliegen.
De scuryver zegt over het karakter van dit
werk in zijn voorrede het volgende:
»Er is in tien jaar ty'ds onlzaglyk vél ver
anderd in de Nederlandsche socialistische be
weging, maar in niets heeft er zoo groote ver
andering plaats gehad als wel iu het personeel
dat die beweging vormt.
De scheuring van 1894, en haar lange na
sleep van ellenden van allerhanden aard, heeft
negentig procent dergenen die voor dien tijd
de beweging vormden, teruggedreven,
gedeeltely'k naar de andere partijen, doch voor het
overgroote deel naar het oneindige leger der
onversohilligen.
Een geheel nieuwe beweging is opgekomen,
een nieuw leger is gevormd, nieuwe duizenden
hebben het werk der volksbevrijding ter hand
genomen.
Onder die nieuwen, die jongeren, heerscht
over datgene wat wy, ouderen, verstaan onder
"de oude beweging" een bijna verbazingwek
kende onwetendheid, een onwetendheid die
betreurenswaardig mag genoemd worden omdat
zy zoo vaak aanleiding geeft tot lichtvaardige
oordeelvellingen en ook omdat de nieuwe be
weging in die oude, goede, duurgekochte er
varingen heeft, uit welke zy haar voordeel
doen kan.
Maar om van die oude beweging kennis te
nemen zóó dat men zich een voorstelling kan
maken, niet alleen van de feiten, maar ook
van hun oorzaken, niet alleen van de daden,
maar ook van de gedachten die eraan vooraf
gingen, daarvoor ontbreekt in ons laud een
geschiedenis van die «oude beweging," geschre
ven door iemand die haar medemaakte als
militante deelnemer, door iemand die weet hoe
er toen werd gedacht en hoe er werd geutreden
en geleden.
De behoefte aan een eenvoudige beschrijving
van de socialistische beweging in Nederland,
van af haar eerste begin, in 1878 en 1871), tot
aan de scheuring van 1891, toen
metdeSociaal-Demokratiscbe Arbeiderspartij een nieuw
tijdperk aanbrak, wordt zeer gevoeld, door de
ouderen ook, maar vooral door de jongeren,
en het is in die behoefte dat ik wil voorzien.
Ik verdeel deze geschiedenis in vy'i tijdvakken,
in ieder dezer tydvakken droeg de beweging
een eenigszins apart stempel.
Het eerste tijdvak omvat de jaren 1878
1883, Dat zijn de jaren waarin de beweging is
ontstaan en zdóyer gegroeid dat men in ernst
van een politieke partij kan gaan spreken.
Het tweede ty'dvak omvat de jaren 1884
1887, dat z£n jaren van groote woelingen en
massabetooginger, voornamelijk in de groote
steden. Het is de tijd der eerste groote
kiesrechtbeweging en een tyd van hevige vervol
gingen.
Het derde ty'dvak omvat de jaren 1888
?iiiiiiiiiimimiiiiimiiiiMiiiiiitiiitiiiiiiiHiiiiiifiiiiiiiiiiiiHiiii
den liet zien en die bom-bam deed als men
daarop sloeg, doopte zij de piano met groot
enthousiasme bom-bam-kast.
Appelsnoetje wil nu musieeeren. Ik leg de
Tetralogie van de Nibelungen op de pianokruk
en zet er haar bovenop. Zy slaat twaalf maal
achter elkaar dezelfde toets aan en zegt: dat
is: Alles blij maakt de Mei". Dan geef t ze te
kennen het lied van Toontje tip, voetje wip"
te willen spelen, dat met derizeliden eenzamen
toon schynt geschreven. Ik maak haar
opmerkzaam, dat ook de zwarte toetsen geluid
geven. Allengs komt zij er achter, dat het
nog veel pleizieriger is, wanneer ze beide
handjes te gelijk op de toetsen neerslaat. Maar
zij voelt bij intuïtie, dat er aan het genoegen
toeh nog wat ontbreekt en nu wordt het haar
duidelyk wat dat is: hetmuziekboek'! Pappa,
nu moet ik ook in het boek kijken, niet ?"
Ja zeker ! Dat is de hoofdzaak !"
Ik haal den derden band van de Sonaten
van Beethoven voor den dag en sla hem op :
Op 106, Sonate für Hammerklavier. Erg
toepassely'k ; en nu gaat het er op los. In het muziek
lezen overtreft zy den knapsten partituurlezer.
Na drie slagen op de piano draait zij het
blad om.
Pappa, nu mott u ook zingen !''
Als men bedenkt dat het talent van den
kanarievogel reeds tien minuten lang bezig is
zich te uiten in een waanzinnig geschetter,
dan zal men kunnen begrijpen, dat ook de vader
liefde haar grenzen heeft. Ik weet iets, dat
haar op andere gedachten brengt.
Appelsnoetje, willen we prenten gaan kijken?"
Geen antwoord; maar op hetzelfde oogenblik
laat ze zich van den stoel gly'den, gevolgd door
de Tetralogie, en zit op den grond.
Wy gaan prenten kyken, en die geniet men
't best met den buik op den grond en 't hoofd
in de beide handen. Zoo verlangt Appelsnoetje
dat deze kunstbeschouwing zal gehouden
wor1890, een tijd van innerlijke versterking, het
eerste optreden der sociaaldemokratie in ons
land en de eerste belangrijke werkstakingen. :
Het vierde tijdvak omvat de jaren 1891?:
1893. Dat kan in zekeren zin het agrarisch
tijdvak worden gebeeten, wijl toen de groote
beweging der landarbeiders in het Noorden !
plaats vond. Maar daarmede samen herleefde '
sterk aan.
Deze jaren waren in allerlei opzicht het
hoogtepunt der beweging. j
Het vijfde ty'dvak omvat eigenlyk alleen het ;
jaar 1894, het jaar der scheuring, waaraan een '
kort woord- ia! worden toegevoegd over het ;
verdere verloop van den in Socialistenbond ',
herschapen Sociaaldemociatischen Bond. My'n !
eigenlyke taak eindigt echter met dat jaar 1894." i
Het jaarlijk-iche concert »ten bate van het
ondersteunii gbf jnds voor de leden van het
Concertgebouw Orehts.' werd ditmaal (10 April),
gegeven met medewerking van den beroem
den violist Hngo Heermarm uit Frankfort a/M.
In hooge mate beeft deze voorin ff ilyke kun
stenaar ons verplicht door de uitvoering van
het vioolconcert van Richard Strauss, dat hier
nog niet beketdwas. Het is een »Jngendwerk"
van den meester, echter n waaruit men den
klauw van den leeuw reeds kan bevroeden.
Het eerste deel is misschien wat te uitgebreid
en het thematisch materiaal wat te rfy'k. Daar
door vindt men niet de klassieke klaarheid in
den bouw van bet geheel. Er is stof aanwezig
voor een geheele tymphonie en daardoor wor
den enkele motieven niet zoodanig bewerkt
ab de latere Strauss, die van thans wel zou doen.
Da thema's zijn echter allen zoo schoon en
edel gevonden en de orchestklank is zoo
buitengewoon rijk en mooi, dat men zich
waarlijk verheugen mag over het bezit van dit
vioolconcert. De tweede Satz is een juweel
van stemming. Ean schoone melodie, breed
uitgesponnen, vormt bijna het eeuige bestand
deel van dit »Lento". De componist heeft hier
geen ingewikkelde combinaties gebracht; hij
heeft zijn ziel slechts uitgezongen in een
roerend lied van elegische stemming.
Het Finale staat niet op dezelfde hoogte1
Het Rondothema heeft een eenigszins,
»'aadelnd" karakter en mist het schuimende, het
overmoedige dat men als slot van een dergelijk
concert gaarne aantreft. Niettemin acht ik toch het
achtste opus van Strauss een der schoonste viool
concerten van den lateren tijd en een werk, dat
in den ontwikkelingsgang van den jongen
meester een belangrijke plaats bekleedt.
Voorts deed ons prof. Heermann nog kennis
maken met een E dur Adagio van Mozart, dat
ons wel niet de liefelijke muze van dien meester
in k\ haar schoonheid openbaarde, maar dat
toch een belangrijke vermeerdering mag ge
noemd worden van het viool-repertoire en voor
welker bekendmaking ieder violist zeker dank
baar zal geweest zijn.
Heermann was reeds lang bij ons bekend
als een der grootste kunstenaars van zijn in
strument. En dat is hij nog steeds. Al mogen
er jongeren komen, met een techniek die aan
het fabelachtige grenst; al mogon er zijn, die
b.v. een Finale uit Mendelssohn's concert in
zoo'n duizelirgwekkend snel teu po spelen dat
het begeleidende orchest niet meer kan volgen.
Heermann, de acht en vijftigjaiige, is en blijft
r.og steeds de kunstenaar, die niets behoeft
schuldig te blijven aan de eischen der techniek,
maar wien daarenboven het karakter en de
geest van het kunstwerk zulk een eerbied in
boezemen, dat hij, verre van zichzelven en zijn
eigen persoonlijkheid op den voorgrond te plaat
sen, juist zich geheel terugtrekt ten bate van
het kunstwerk, hetwelk hij reproduceert. En
zoo was het ook Donderdagavond, Gaheel op
gaande in Strausa en Mozart, wist hy' bij ons
gewaarwordingen op te wekken, die onsslech's
deden bezig houden met de gedachten dier
meesters. En dat is de grootste lof, dien men
een uitgeoefend Kunstenaar brergen kan.
Heermann is geen virtuoos, doch een kunste
naar die met virtuoos meesterschap alles ver
tolkt waartoe hij zich geroepen gevoelt.
Door het orchest werd voorgedragen
Beethoven's Coriolan-ouverture, Paul
Dukas'»Apprenti sorcier" en met medewerking van enkele
leden der Maatschappij «Caecilia," Richard
Strauss' »Heldenleben".
Ik geloof niet dat de uitvoering der beide
den, ook door mij. Daar lig ik. Haar eerste
verbazing is voor een groote Amerikaansche
stoomboot.
O Pappa, kijk is, wat 'n groot schip! Dat
gaat heelemaal naar Keulen, niet?"
Ja nog wel verder zelfs!"
O je! Dan zou ik wel mee willen varen I"
Dat geloof ik graag."
Weec je nog Pappa, dat we ook eens gevaard
hebben in een schip, weet u nog ? '
Ja natuurlyk, hoe zou ik dat ooit kunnen
vergeten!"
Toen was er een heele groote zee!" Het
was een riviertoch je. Alles is zee bij haar;
zeeën, rivieren, slooten zelfs.
O een lektrische tram." roept zij bij een
andere plaat uit. Ze stelt het oude theater te
Segesta voor. Haar broer heeft namelijk een
spoortrein met rails, die in een cirkel gelegd
worden en de concentrische zitbanken van het
arophithcater ziet zij voor rails aai. Nog ver
makelijker wordt het bij een afbeelding van
het Parthenon te Athene. .
O Pappa, net als in de diergaarde niet?"
In de diergaarde? Waarom?"
Ja bij den leeuw zyn hok, weet u dat niet
meer?"
Heilig Parthenon! Uw slanke zuilen ziet zij
voor 't traliewerk aan van een leeuwenkcoi! !
Voor het antieke is zij nog niet rijp. Wij gaan
weer verder kijken. Daar is een prent met
mooi gekleurde aardbeien, frambozen en kruis
bessen.
Pappa, dat zyn toch geen heuzel\ke aard
beien. Die zijn toch maar uit gekheid niet ?" ,
Ja, die zijn maar uit gekheid."
Hè, ik wou dat ze heuzelijk waren." Zooals
men ziet, weet ze deze dingen beter thuis te
brengen. Zoo ook een prent met afbeeldingen
van dieren.
O een leeuw! een aap! een beer! Pappa
wat is dat?"
laatste werken, wat klaarheid en duidelijkheid
aargaat, zon kunnen worden overtroffen. Inder
daad, sedert Dukas' Scherzo op de programma's
van het Concertgebouw- Orchest voorkomt, heeft
bet nog zóó reel gewonnen aan lichtheid van voor
dracht, dat de componist zeker vreugde zou
beleven van zijn werk, indien hij het hier hoorde
voordragen.
Ook in Heldenleben worden allengs de nog
eenigermate confuse plaatsen hoe langer hoe
meer ontward; zoo zelfs dat, naar ik geloof,
»des Helden Walstatt" voor niemand meer eeu
raadsel behoeft te zijn. Wel komt het mij voor
dat de houten blaasinstrumenten in «des Helden
Widersacher" ietwat scherper en spitser voor
den dag konden komen ; daardoor zon meer
in den geest van den componist worden ge
handeld ; ook meen ik dat dit gedeelte een
sneller tempo verdraagt. De viool-solo werd
wederom gespeeld door den heer Louis
Zimmermann met al het meesterschap waarover
deze uitstekende kunstenaar beschikt.
Het Amsterdamsche publiek toonde zich niet
zeer dankbaar jegens zijn orchest; anders had
het gebouw, met het oog op het doel van het
concert, te klein moeten zijn, om al de toe
hoorders te bevatten.
De laatste kamermuziek avond in dit seizoen
was vooral belangrijk wegens de eerste uitvoering
van een Sonate voor piano en viool van Oscar
Pösa. Dezen componist heeft men reeds vroeger
hier leeren kennen, als toondichter van zeer
stemmingsryke liederen, waarin aan de piano
partij een groot aandeel was verleend, zoodat
deze zelfs een bijna tymphonischen indruk
maakte. Nu het dus de kennismaking gold
met een zuiver instrumentaal werk, was mijn
verwachting hoog gespannen. Nu moet ik eerly'k
bekennen dat, bij het asnhooren, het eerste
Allegro op mij eenigszins den indruk maakte
van stroefheid. Noch het eerste thema, be
staande uit twee bijna gelijkluidende motieven
van vier noten, noch het tweede thema bezit
die bloeiende phantasie in de vinding, die
iemands hart verwarmen. Bij het doorlezen der
sonate (zij is bij N. Simrock te Berlijn al»
opus 7 uitgegeven) werd ik in mijn meening
bevestigd. Men wordt overstelpt met een aan
elkander rijgen van de twee hoofdmotieven.
Onophoudelvjk gaat het maar voort; nu eens
in de piano-, dan weder in de vioolpartij.
Indien nu het tweede thema op Benige melo
dische bekoorlijkheid kon bogen, en een
zekere mate van rust vermocht te brengen in
den stroom van klanken, dan kon men vrede
hebben met de bewerking der beide motieven
van het eerste thema; doch thans heb ik te
vergeefs gewacht op een lichtstraal in dien
vloed van tonen, die beiden instrumenten
ontstroomen.
Hoe geheel anders trof mij het tweede deel.
Esn grandioos motief wordt in de viool aan
geheven, geschraagd door breede arpeggio's
voor de piano. Het motief veiheft zich en be
reikt in een grootsch pathos zijn hoogtepunt;
daarna daalt het, totdat het ten slotte alleen
in de piano wordt doorgevoerd.
Een tweede motu f van de viool op den
dominant va" A, dolce e grazioso omgeven
door zacht rigurenwerk, komt vervolgens een
kleine verpozing brergen, totdat daarna het
hoofdmotief van het Andante wederom optreedt,
ook dan gevolgd door het tweede th9ma. Dit
Andante is het werk van een man die waarlijk
iets te zeggen hetft..
De derde Sitz, een vurig Allegro Molto in
driekwarts maat, geeft eveneens blijk van een
groot talent. Men vindt er allerhand
rhyihmische combinatiën in, die zeer moeilijk zijn in
de uitvoering, doch den toehoorder voortdu
rend boeien en verrassen. Het tweede thema
in As mag men als een parel van melodische
schoonheid beschouwen et n van de zuiver
ste soort; Posa hetft daar een heerlijke
ingevii g gehad. Wat de componist dan verder
met zijn materiaal doet is waarlijk van bijzon
deren aard. Hij kent al de geheimen van het
contrapunt en maakt er een gretig gebruik van.
Het werk is opgedragen aan Elvard Grieg,
doch het heeft nut-t gemeen met dien
Noorschen componist. Het heeft eigenlijk met geen
enkel componist iets gemeen. Posa komt my'
voor te zija een talent van groote oorspron
kelijkheid en een immens kunnen. Of het nu
nog bij hem aan het gisten is ? Of thans nog
niet die rijpheid bij hem is ingetreden, die
over de hartstochten doet zegevieren? De
toekomst zal het leeren. In ieder geval geeft
deze sonate, en meer speciaal het tweede en
derde deel daaruit, het recht om groote dingen
te verwachten van dien Weener kunstenaar.
Men boude dus de aandacht op hem gevestigd!
De wijze waarop de heeren Iló'ntgen en
Eidering deze sonate ten uitvoer brachten is
boven allen lof verheven. Niet alleen dat in
technisch opzicht het volmaakte schier bereikt
werd, maar boven alles maakte de toewijding
en de geestdrift der uitvoerenden een
verheffenden indruk. Men kreeg de overtuiging dat
zij zich kweten van een ernstige taak, die zij
imtifiiiiiiiiiitiMifiiiinii
Een rhinoceros." Ik moet eens een extra
genoegen voor m'n moeite hebben en vreag
haar: Hoe heet dat beest?"
Een sirocer.os!"
Juist ! Ia dat geen genot om te hooren ?"
Toen zij twee jaar oud was, zei ze inplaats
olifant" omenint." Haar sluimerend ge
hoor had den rbythmus opgevangen, had alleen
onthouden dat de olifant een dakïylus is
het overige fantaseerde zij zelve, zooals het kind
eens dichters betaamt.
O die stoute woffel," roept zij plotseling uit.
Zou hij nu naar de grootmoeder gaan ?"
Ik weet het niet, misschien wel."
Jou stoute woffel," herhaalt ze en slaat duch
tig met haar handjes op den roover in effigie,
nje mag het lieve roodkapje niet opeten I"
Personen verdeelt Apgelsnoetje met een fijn
onderscheidingsvermogen in menschen" en
kinderen." Menschen worden weer onder
verdeeld in vrouwen" en ooms."
Wie is die oom?"
Dat is oom Beethoven."
En die oom P'
Oom Garibaldi"
En die oom?"
Oom ? Mag men dien man eigenlijk wel
oom noemen ? .... Het zij zoo. De zon van dit
kinderuur^js zal schijnen over rechtvaardigen
en onrechtvaard'gen; dus vooruit dan maar!
Oom Nero."
Nidat ze by de buste van den Apollo van
Belvédère gevraagd heeft: Wie is die vrouw?"
wordt haar opmerkzaamheid door een kraai
afgeleid, die buiten met luid gekras door de
winterstille lucht vliegt.
Die kraai kraait" zegt ze met een ernstig
gezichtje.
Daar hoor ik uit haar mondje een groet uit
de kinderjaren van de menschheid, toen de taal
geboren werd, en over hare rozeroode lippen
komt de geluidlooze adem der eeuwen.
zich zei ven hebben willen opleggen, van een
zending die zij wilden vervullen ; de componist
mag hun daarvoor zeker dankbaar zijn.
De andere werken van den avond waren
Beethoven's f-moll strykquartet op 95, en
Mozart's g-moll strykquintet, door de heeren
Eidering, Spoor, Hofmeester en Mossel en
in Mozart's werk Röatgen aan de tweede
alt. Beide conpositiën zijn meesterstukken in
den volsten zin des woords. Beethoven met al
zijn verheven ernst, Mozart met zyn zonnige
liefelijkheid ; trouwens n het quartet n het
quintet, vormen een vast bestandeel van het
repertoire.
Ook de uitvoering dezer werden was prachtvol.
De langzame gedeelten vooral klonken met al
de betooverende schoonheid die er in woont.
En zoo zijn dan deze genotvolle avonden
in dit seizoen wederom ten einde gebracht.
Zij behooren tot het bepte wat het muziek
leven in Amsterdam biedt. Met een hartelijk
tot weerziens neem ik afscheid van onze talent
volle kunstenaars.
Aan enkelen mijner lezers, die het verzoek
tot mij richtten, Leoncavallo's »Zaza" in het
Weekblad te bespreken, moet ik tot mijn
leedwezen mededeelen dat ik aan hun verlangen
niet kan voldoen.
Voornemens zijnde Dinsdag 15 dezer de
voorstelling te bezoeken, bestelde ik vooraf
schriftelijk plaats. Door de directie der Fransche
opera werd hierop niet geregardeerd, zoodat
men mij een vergeefsche reis liet maken. Da
lezer zal begrijpen dat ik ca een dergelijk
onheusch wedervaren geen lust gevoel my
andermaal naar de Fransche opera te begeven.
ANT. AVEPKAMP.
Mr, Jacoli m Lennep en liet tooneel.
IV. (Slot).
Van Een Amsterdamsche Winteravond, het
gelegenheidsstuk, gemaakt in 1832, bij het feest
van het 200 jarig bestaan van het Athenaeum
Illustre te Amsterdam behield mr. J. van Lennep
eene herinnering, die hem een goeden kijk op
de kleinzieligheid der menschen gaf.
Hij had in dit stuk al de groote mannen
der 17de eeuw saamgebracht, ook een koop
man, een zekeren Bentes, en dezen eenige
nuchtere opmerkingen in de moed gelegd.
De handelsstacd toonde zich boos. Maar van
Lennep wist zich te verdedigen. Hij gevoelde
al te wel, dat er bij de Bentessen van 1832 vry'
wat gewetensknaging onder liep en dat ven
meer dan n onder hen, al wilde bij er niet
voor uitkomep, zijn portret maar al te wel
in dat van Bentes herkend werj. En dat dit
niet te stout een beweren is, bleek uit een feit,
dat kort na de feestviering plaats vond.
Koning Willem I had namelijk, ter gelegen
heid van dit jubilë: het twee honderdjarig
bestaan van het Amsterdamsche Athanaeum
lilustre, het Anatomisch Museum van wijlen
De Riemer aangekocht en aan het Athenaeum
ten geschenke gegeven : de burgemeester Van
de Poll, was onmiddellijk, zoo hij dacht, do
dankbetuiging der stad voor dit wel willet d en
alleszins genereus geschenk, aan Z. M. gaan
overbrengen : maar, och arm ! op de eer
ste raadsvergadering de beste, dreven de
Bentessen van 1832 door, dat de Burgemeester
nog eens naar den Haag kon gaan, en Z.M.
verzoeken, het cadeau maar te houden, aan
gezien men er hier niet van gediend bliefde.
Da verzameling ging toen naar Groningen, en
de Ba lessen wreven zich in hun handen, en
verheugden zich, dat zij zich zoo wel hadden
uitgesloofd.
Het aantal dramatische werken door Mr.
Jacob van Lsnnep is met de genoemde, nog
met vele aan te vullen. Nog enkelen mogen
vermeld worden, met bijvoeging van
geleger.heidstukken. Ia de eerste plaats fiuwaardcs
Geertruid'i, historische voorstelling in drie
bedrijven, 1840, gedicht op verzosk van Mevr
de Wftd E-gelman, geb. B:a, ter viering van
haar 25 jarige tooneel loopbaan.
Groot succes had het niet, doch het werd bij
ejke opvoering met aandacht en geduld, ja,
niet geheel zonder welgevallen aargehoord.
Bembrandt van Rijn, gelegenheidsstuk ge
schreven met het doel om de kas van het
fonds te styven voor de oprichting van een
standbeeld voor Rembrandt.?Van Rambrandt's
historie weet men thans meer en beter.
Wie was de verdrukte?, blijspel in 2 bedr.,
saamgeeteld, op verzoek eener bevallige tooneel
speelster' (1849).
De Zecknpitein of het gtboorterccht, trsp , in
5 bedrijven, overgezet uit het Engelsen van
Sir E. Bul wer Lytton. Thans nog zeer goed
opvoerbaar, mita de tooneelisten... artiesten
zijn. De hoofdrol werd indeniji treffalyk ge
speeld door Jan Albregt. Toen kwam L. J.
Veltman in die rol, en hij ging er Jan Albregt
nog verre in te boven !
De Staatsman bij toetal, vertaling van ie
Diplomute, vertoond in den Stadsschouwburg
SS!
iiniiiiiiiiBiiiirtiMtii
Zy kijkt nog steeds naar buiten en zegt
plotseling: Nu is het toch winter niet?"
Ja, nu is het winter."
Na den winter komt toch de lente," ver
klaart zij met een verstandig gezichtje. Pappa
wanneer komt eigenlijk de lente?"
Al gauw."
Morgen?"
Neen, morgen nog niet."
Wanneer dan ?"
Na zeven weken."
Is 't nu zeven weken ?"
Neer, EU moet het eerst Zondag worden en
nog eens Zondag en dan nog eens en dan nog
eens en dan nog eens en dan nog eens en dan
nog eens en dan ia 't lente!"
O ja!" Zij verheugt er zich over alsof ze
haar reeds in de hand bad. En op den grond
liggend, met beide wangen in haar knuis'jes
begint ze een lied te zingen van eigen maaksel':
Nu komt de mooie lente,
Dan scby'nt de zon zoo mooi
En dan zingen de vogeltjes,
En dan spelen we in den tuin,
En dan geeft Dolf mij neer zijn schop,
En dan graven we weer in den tuin.
Het is een kinderlied met eene melodie die
steeds weer opnieuw aanvangt; maar eensklaps
wordt ze afgebroken door het opzienbarend
berichf, dat het eten is opgedaan.
Aah - mejuffrouw, mag ik u naar tafel
ge;eiden?" Ik moet geducht bukken; zij steekt
haar armpje door den mijnen en trippelt aan
mijn zijde naar tafel.
Als de soep op tafel komt, roept zij met
stralende oogen uit: O, groentesoep, dat is het
lekkerste wat er is, en zelden simuleert zy bij
het opdienen van een gerecht buikpyn." Als
mijn vrouw haar dan het eten afneemt en zegt:
Ku kryg je vandaag geen vruchten ook," dan
verzekert zij heel gewichtig: Maar mamma,
voor vruchten heb ik geen buikpijn l" Het
ge