Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
tfo. 1295
loof dat men hunne kleine draaierytjes niet
doorziet, by volwassenen nog zo D vaak aan
wezig, vindt men reeds by kinderen.
Als er gebakken vitch op tafel komt, roept
ze: O, tongking dat is 't lekkerste wat er is."
Weet iemand wat tongking is? Tot dusver is
het ons niet mogelyk geweest haar juist te doen
onderscheiden bot, schol, tong, sprot, en bokking;
zy verwart de visschen, maar ook hunne
namen en smeedt allerhande variaties, waar
van bovenstaande een der sprekendste is.
Zy vraagt dringend om visch met graten,
evenals zij kersen en pruimen met de pitten
verlangt. My'n vrouw laat een paw reuzen graten
in de visch zitten, die Appelsnoe'je dan ookna
afbop van de smulparty in triomf laat zien.
Een gevoel dat ik heel goed begrijp. A's men
dne jaar oud ia, wil men niet graag behandeld
worden als een klein kind By welke gelegen
heid men begint zelfstandig te worden is eenerlei,
maar aanvangen moet men er mee, dat ligt
nu eenmaal in den aard der zelfstandigheid.
Intusschen heeft het middagzonnetj a de sneeuw
buiten op verscheiden plaatsen doen verdwijnen
en naar buiten kykende zie ik op de vensterbank
een voorbarigen vlinder zitten. Ik zeg niets,
maar neem Appelsnoetje op my'n arm, draag
haar naar het raam en toon haar zwygend
het diertje. Zvj vliegt my haast van den arm,
als een springlevende karper.
Een karpèl, een karpèl l Mamma, mamma
een karpèl l Anna, Dolt, Bertha, een karpèl!"
Da hsele fanilie komt voor het venuter.
Dat is toch een heuzelyke niet? Dat is er
toch geen uit gekheid, niet Pappa ?"
Neen, dat is een heuzelyke, levende kapel."
Ja een levende karpèl! Bertha een levende
kartel!" Ik heb de grootste moeite haar vait
te houden, haar heele lichaampje trilt van
genoegen.
Ziedaar de eerste frissche vreugde, die een
ding geeft. Zy heeft op prentjes en in de natuur
11 Dec. 1828 Mavr. Koning (Naret-Koning)
en de heeren Vroombrouck en Rombach
muntten er door hun treffend spel in uit. De
Belgische opstand belette, dat het stak, 't
welk vol toespelingen was op het verbly'f van
ona hof te Brussel na 183), weer vertoond
werd.
Ds B uilofl van Rloris en Roosje,
kluchtspel met zang en dans, mat eeniga nieuwe
gasten gestoffeerd, en vertoond op den
Ansterdamschen Schouwburg, dan 27iten September
1864 voor de laden van het derde congres
der Internationale Vereeniging tot bevordering
der Sociale Wetenschappen.
Het verheugd Amsterdam, by het plechtig
bezoek door Z K H Willem Nicolaas
A'exander F.ederik Karel Hendrik, prins van Ora^j9,
ter gelegenheid van zijn achttienden verjaardag,
aan de hand van zy'n doorluchtigen vader, aan
de hoofdstad gebracht.
FiloTctctes op het eiland Lemnos, dramatische
voorstelling, vrij gevolgd naar het G.-ieksch.
Etn d c'iter aan de Bunk van Ltening, tafe
reel uit hst leven van Joost van den Vondel, in
3 bedryven, vertoond in den grooten schouw
burg te Amsterdam.
Op verzoek van R >obol en Tj Hink heeft Mr.
Jacob van L'nnep vertaald i Otello ei Rom:o
en Julta.
In O'ello had Rubol de rol van Jago willen
spelen, en daar hy zingen moest en niet zingen
kon, had Van Lanuep dit verholpen door de
vraag: «Wie heeft er een liedje?'' en een
tooneelist, die stem had, zou het liedji
aanheffjn. Da directeur Eluard de Vries verzette
zich tegen het geven der ro'. aan R tobol; hy
kwam den marq ré, den fi'ou, de.i schurk, den
verrader, den heer L J. Vakman toe, die
bovendien goed zingen kon. M', i. van Lannep
vereenigde zich oimiddelyk met de ziens wy ze
van Jan Eluard de Vries.
Hat merkwaardige der vertalingen van
Shakespaire's Rimeo en Jttlta en O.ellou, dat .
er gebroken ward mst de bewerkingen en ver- |
knoeiingen van Shakespeare's w arken djor den
Franschman Ducis. Ei hoawal nu v. Lmnep's
S'iakespeare's vertalingen slap zyn, en rollen als
de gedichten van Poot, is het zich direct keeren
tot Siakespeare een fait van bateekenis in de
tooneelgeschiedenia.
Hat overig aantal tooneelspelen door mr. J.
van L-ranep voor gelegenheden of op verzoek
van dazen of genen gemaakt, wordt
voorbygegaan, om de aandacht te vestigen op de vele
zangspelen die hy gedicht heeft, en waaronder
er zyn, &\iSiff<) met muziek vanden componist
Van Brae, H nerlemi Verlossing met muziek
van Rossini, Dj B.rgwerken met muziek van ,
A Birlya, die door mudci of opsradirecteurs !
beproefl dienden Ie worden, of zy nog de j
moeite van opvoering waardig zy i, evenals van \
Soliman II, maer operette dan zangapal, met
muziek van Ojarg.
* *
*
Al wat Van Lmnep voor het tooneel gedicht ('
en gewerkt heeft, tot de samenstelling toe
van groepen, uitbeeldende episoien uit da ,
Vaderlandsche historie, orn het volk door aan- j
schouwing eigen geschiedenis te learen, heeft
niet de minste aanmatiging,... het is alles '}
gedaan : tot leerzaam tydverdryf, gely'k Vondal, j
de oude valer, het bedoal ie, en om
tooneelisten en f aestcom missie a en anderen wel
gevallig te zyn. Mr. Jacob van Lannep wist
zoo ontzachly'k veel, dat men hem ma ir even
bahoefle aan te tikken on hem tot het
uitb Belden zelfj van het msest verschillende, ain
het werk te zien.
Mat zy'ne historische drama's heeft mr. J. van
Lannep de lyn der geschiedenis van het tooneel
gevolgd. Het eerste treurspel in Goster's
Akademie in 1617 gespeeld, is: DJ moord begaan
aan Piins Wdkm 1; de eerste schouwburg te
Austerdam opent in 1638 met: Gy®htvan
AemM; de nieuwe schouwburg in 1774 met |
Jacob Simonsi de Ryk, en zoo gaat het verder,
tot Van Lannep komt en dan historisch an draad
weer opneemt.
Kirakterteekening haeft men waiolg in Van
Lonnep's tooneelwerk te zoeken; dat zal men
vinden by de drama's van H. J. S^himmeL.
die eene geduchte schrede verder gaat, nu
eens zy'ne personen boetseert, dan in marmer
beitelt, maar, als Van Lannep, blyft by de historie.
Mr. J. van Lannep ontworstelt zich aan het
pseudo-klassicisme, en omhelst het romantisme.
Hij geeft echt Hollandsen werk en laat zien
dat er iets anders en gezonders is dan Itïhnd
en K'itzebue. Hy breekt mat de sty're taal en
Bchry'ft zooals de mensen spreekt. S jms schertst
hy met oude dogma's, b v. by de
tooneelaanwyzing van het zangspal: Htarlem's Verdedi
ging »De handeling vangt aan des voormiddag»
te negen en eindigt des avonds te acht uren."
Gakscherend met de eenheden van tijd en
plaats, schryft hy in de beschouwing: »Recht
voorzichtige aanwijzing ten gevalle der voor
stander» van het eïassieisme."
Eanzelfde breken met het verouderde, de
zucht om waar en natuurlyk te wezen, en de
iiniiiiii mui iiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiil
pruiken af te warpen, kon men reeds in 1832
bij hem waarnemen, in: Een Attisterdamwhe
Winteravond.
Hoewel hij in het voorspel den klassieken
bodem niet had verlaten, heeft hy in het stuk
zelve aan klassicisme, allegorie en wat dies mear
zy, den bons gegeven, en stoutweg beproefd, de
groote mannen uit de eeuw van Frederik
Hendrik, eens ontdaan van het opgesmukte
pok, waarin hun lofredenaars uit de 18 la en
191e eeuw hen gestoken hadden, als natuurlijke
menschen te laten handelen en praten.
O ja mr. Jacob van Lannep op tooneelgebiei de
eere te geven, die hem toekomt, hebbe men
hem in verband met zyn tyd te beschouwen.
Dit doende, blijkt, dat hy eene belingryke
plaats inneemt in de geschiedenis en het wezen
van het tooneel, om de volgende redenen:
a. het breken met een verouderd ba Her
dclassicisme;
b. het leeren kennen, doen liefhebben er)
waardeeren van eigen historie;
c. het opwerpen van een dam tegen de
stukken van Ifflind en Knzebue;
d het volgen van da historische lyn;
e. het schryven eaner natuurlijker taal;
/. het schier een halve eeuw lang, belangstel
ling in het nationaal tooneel gewekt te hebben;
g. Vondel weder ia eere hersteld en liefde
en smaak voor zijne tooneel- en dichtwerken
te hebben opgewekt;
h. de kannis voor ouiere Hollandsche
schryvers te hebben verlevendigd;
t. Middelen te hebben beraamd om van het
nationaal tooneel een betere en meer zekere
toekomst te scheppen.
* *
*
DJ waardeering voor Vondel en de bewon
dering voor de grootheid der zeventiende eeuw,
en deza willende doen herieren dreef v Linnep,
omstreeks 1844, aan, da ziel te worden dar
redary Perskamer Achilles, onder de zinspreuk: »Met
der tyd wordt de spruit een boom". Daar kwamen
voorname en kunstlievenda Amsterdammers
samen on» Vondel en andere ouda schrijvers
te lezan en te hooran verklaren, en enkele
treurspalen op te voeren, van Vondel hoe
averechts ook! spalende gekleed in roken
witta das. Mr. J. van Linnep speelde mee en
werd in welsprekend beid door zy'ne medeleden
overtroffen. Voor het streven van A>;htiles wist
hy da sy upathie te verwerven van Z.M. K ming
Willem III, die zelf met groot hofgednde
eene Vondel-vartooning kwam bywonen in het
lokaal «Ft-ascati", in de Nas te Anstardam.
Achilles spatte uit een. Nog voor dit gebeurde,
vereenigden zich onder voorzitterschap van
mr. Jacob van Lannep, de heeren H. J. S ;himmel,
H af dij k, A J. de Bjll en anderen om den
deerlyken toastand van hst tooneel onder de
aandacht van Z M Koning Willem III te brengen.
Z M oordeelde dat deze toestand niet be
stendigd mo;ht bly'ren, zon op middelen ter
verbetering, en banoamia eene commissie ter
beraming en opgave der middelen tot herstel
van het nationaal tooneel.
De commissie door Koning Willem I benoemd,
bestond uit de heeren mr. J. van Lannep,
J. H. Barlaga, II. J. Schimmel en A J. de
Buil, allen te Ansterdam, en de heer J. W.
Holtrop 's Gravenhago.
Dan 20jten Mei 1851 bracht deze rapport
uit, gesUid door haar secretaris A J.deBiil.
Da Ktming zegde na dit rapport allen
mogely'kan steun toe.
Da plannen waren goed, de y ver brandende,
da belangstelling en da off ir vaardigheid der
Konings groot... en toch kwam van het geheele
plan niets.
E'rst twintig jaar later zou dit plan, dank
zy' den heeren H J. Sskimmal, A C. Wertheim
en E. Binck warkalykheid worden door da
stichting der «Vereeniging: Hit Nedarlandsch
Tjoneel".
T jen was mr. Jacob van Lannep al vier
jaar dood. Miar in het tot waikelijkheid ge
worden plan was geest van zyn geest.
Kort voor zyn dood had hy een ander groot
werk tot stand gebracht: de volledige uitgave van
al de werken van Joost van dan Vondel, naar
tydsorda garangschikt en van toelichtingen en
verklaringen voorzien, en had hy voor den
dichter, dien hy van zyne kinische jiren tot
over den mannely'ken ouderdom had liefgehad,
een standbeeld halpen oprichten.
By de onthulling van dat standbeeld, en by
de vertooning van het door ham gedichte: E:n
dichter aan de bmk van leening, heeft men
mr. Ja3ob van Lennep voor het laatst in het
openbaar gezien en voor het laatst officieel
hooren spreken. Hat was beschoren, dat zijn
levenstaak, met da uitgave van alle da werken
van Vondel, voleindigd was. Da uitgave dier
dichtwerken is een groot deel van mr. Jacob
Van Lannep's geestelyke nalatenschap.
Conscience heeft het volk learan lezen;
Van Lennep haeft het volk zyae geschiedenis
doen kennen, in 't bizonder die der 17 Ie eeuw;
hy heeft Vondel, 's lands oudsten en grootsten
poëet, weer in eere hersteld, en voor de
naiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii
Minimum iitiiiiiiiiiiitiuiiiiiii
al vlinders gezien; maar die zyn verbleekt
en vergaan, zooals duizend andere vlindertjas
u'.t de lente van deze kinderziel. Earst vandaag
worden vlinder en Appalsnoe'ja formeel aan
elkander voorgesteld Dat is pleizier ! Dat
is 't genoegen in het geziene, zonder te vragen,
wat is dat ding my en wat ben ik voor dat
ding; het genot dat in iedere blosm een ontdekt
land ziat en in ie Ier steentja een persoonlijk
geschenk.
Ach Ihve zoete Pappa, laat de kavpè! toch
binnenkomen!" smeekt de kleine.
Paternitéoblige. Ik tracht dus heel voor
zichtig de lente in de kamer te kry'gen, zonder
dat ik haar vleugels beschalig en het gelukt
inderdaad. Nu zit het diertje op tafel onder
een kru'wvuur van ze yen paar oogen.
Bsrtha je moet niet zoo hard praten,"
fluistert Appelsno.tje, daar kaa hy niet tegen."
En iedere kleine beweging vaa zyn voelhorene,
iedere trilling der v!erkjes wordt mat onder
drukten j'ibel bsgro t. Dan gebeurt er iets
groots, iets ongehoord groots. Da vlinder fladdert
op en zet zich op den arm van Rosine.
Het kiad is volmaakt bewegingloos, alleen
hare wp geopende oogen gaan behoedzaam de
ry rond, van den een naar den ander.
Hy houdt \anme," zegt ze met zaligen trots.
De vlinder 'heeft, zooals vlinders doen, de
dame zy'ner keuze verlaten en is weggevlogen
naar den kap van het gordyn. Hj maakt geen
aanstalten om vandaar terug te keeren en
raakt langzamerhand in het vergeetbaek.
Dit intermezzo stond niet op het programma;
nu gaan we de tweede aflesling beginnen:
Appelsnoetje h te paard gestegen; het paard
ben ik en als zoodanig mag ik de heele
litteratuur der rijliedjes athoppen, van de heeren
met 'r bonte kleeren, van het paardje met
zijn vlassen staartje en van
komelingschap, het thans lerende jongere en
j >ngste geslacht, den wag gebaand en geëffend
om op te gaan naar de zonnige hoogten, van
Vondei's poëzie, in wier warmte en schoonheid
zy zich verkwikken. Zinder mr. Jacob van
Lannep ware dit onmogelijk geweest.
Bjvenal b!y>e aan mr. Jacob van Lannep
de niet hoog genoeg te schatten verdienste:
zy'ne ty'dgenooten weer te hebbeu doen lachen
den goed-ronden Hollandschen lach, den lach,
die verstorven was.
J. H. R
(Mg Prenttet ia Palclri.
Eene goede gedachte van de fi ma van Stockum
om elk jaar eene tentoonstelling van oude
prentkuast te houden, die daarna in het openbaar
verkocht wordt. Zoo nu weer eene die plaats
heeft in PalcW, van 11?10 April, en
daarna geveild wordt op 17, 18 en 19 d. a. v.
Voor mij Leeft zoo'n tentoonstelling meer
bekoring nog dan de permanente fxios.ties in
musea. M -n is hier vrijer, men doet meer wat
men wil; de p3rtefeuilles met prenten gevuld,
zijn te bezichtigen. Men neemt een stoel, gaat
er bij zitten, neemt de prenten in de hand,
betast ze, bekijkt ze, en msn waant zich eigenaar
er van of een »richard," die zijne collectie wil
verrijken en nu zijne keuze dost. Het is een
groot genot zich een oogenblik rijk te gevoelen
door den rijkdom, dien men om zicb heen ziet;
want rijkdom is het, die moaie prentkunst u^t
vroeger dagen.
E^n bijzonder geno% dat snufflen in oule
prenten, die heerlijke getuigenis )en van vol
hardend werken, vaa staal en noest geduld, van
grootscbheid en onbeuepenheid, van teekenlalent
en kunstzin.
Hbt zijn de in het hout gestelen en in het
koper gegroefde of gebeten beellea van een
vroeger leven, dat anders verloren zou gegaan
zijn; maar dat nu voor ons b;waard is gebleven.
Giene fotografische instantacéi op een koopje;
maar hst leven vai measc'ien en diugen djor
kunstenaars in fxp-essieve lijnen vastgelegd in
onveranderlijke beelden, die ons stsrk en krach
tig toespreken in de heerschende kunsttaal van
het tijdvak, waariüzij gewroc'it werden.
M )oi die prenten, nu eens ia zacht grijze
nuanceenngen, dan ia kraeitge zwart en wit
contrasten, waarvan het koper als het ware nog
eene wa-ms schittering a ia mjegedeeld heeft,
die de ziel is welka de prent vaa leven doet
tintelen.
Oiider de historische prentsn, zoo mooi van
kleur, zoo vast van vorm en sterk van r-alief,
merkten wij op de portretten vaa J. Suyjerhoef
met da typi-che ovale licht blonde omlijstingen,
uit kindeifijUurtjes sa.nengesteld. Ii tegen
stelling van de klo:ke expressieve pottretteu
van Ddlff, wier vormen djor krachtige, breede
lij ner g il vingen in stsrk relief naar vorea komen;
zijn de pirtreVen van Suylerhoef zachter van
modelé, nj .er van harceermg, strakker van lichr.
Misschien niet zoo goed vaii formaat, van ver
houding; maar mooier wel van zwart en wit
nuanceering, waardoor zij het oog zachter streelen
door de duffe zwarte ea da glinsterende zilver
grijze toonpwiijeD. Dijlff pikt meer door zijn
vastheid en fo:sci:heid, door zijn echt Hollandsen
karakter, bij Suyderlioef voelt men verwantschap
met zuidelijke kunst. Wij za^en voorts mooie
portretten door Joannes Frisius, van Akersloot,
Goltzius, Bloo'eliug Hiudius, L'icas
Vorsterman, Hopfer; een mooie Vaillant, Kiüio, F.sher,
Aagidius Sa-dier. Dan een piar wel moaie
hou1 gravures, een van Hans Burgkmaier, mooi
van compositie, een mildeneeuwsch sprookje
of vertelling, ea ten van Uerooy aas Auirta
naar Albert Dürer, vol kleurü^tehug, rijk en vol.
Ejne interessante afleeling was die der
zedeprenten, waaronder aardige prentin naar P.
Breughel de Oude, belangrijk vooral door de
voorstellingen. Vooral twee prenten door P. A.
Merica waren zeer gees'ig: de magere en de
vette keuken.
De magere keuken aldus voorgesteld. Eene
kamer met uitgemergelde hongerlijders. Op een
tafel een pot met mosselsehelpen, waarschijnlijk
reeds van haren inhoud omlast; hier en daar
een raap, een stuk brood, dat hard als een steen
schijnt. Ei diar omheen een hoop magere
kerels met holle oogen en hongergeeuwbekken,
die met knokige vingers in de harde schelpan
grabbelen om nog een. volle te vinden. Niast
hen ligt eene awgere teef met dito jongen, die
onmachtig neergezegen liggen op haar inge
vallen buik, terwijl zij zelf op een mosselscheip
knabbelt. E^n jongen van liet type der
BritschIndi.c'ae hongerlijders, s*aat weienloos bij de
tafel met den ijzeren pot als hoed op zijn
kokosnoten hoofdje Op een houten kast liggen
een paar ramenassen. Bij den schoo: steen, waar
o wonder, een haring hangt, en een bosje ge
droogde scharren, zit een andere hongerlijder
geduldig met een lepel te roeren in een ketelljc,
waarvan de inhoud wel scüjlpeiisop za' zijn, en
dat lauw gehouden wordt door e u rookend
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiininiii
Joe, joe, joe
Naar Hoorn om een koe,
Naar A'kmair om een varken.
Zoo ry'den we naar Marken,
Naar Marken oin een wagen.
Zoo ry'den we naar Scha.;«n,
Naar Schagen om een fj ^es.
Z)o rijden we naar de B-je(t)i,
Van de Bae(t)s naar Akersloot
Om een schoo'j) wittebrood.
Plotseling houdt ze mat paardrijden op en
trekt een zeer bedenkelijk gezicht. Ik ken dat
en zou het een chocolade-gezicht willen noemen.
Onder het rijd in heeft ze chocolade-gedachten
gekregen. Vragen mig ze natuurlijk niet, maar
van tyl tot tij l sluipt een diep ernstige
chocolade blik naar de schrijftafel en dan kijkt
ze my aan met een gez'cht, dat duidelykzegt:
Hy merkt nog alty'i niets." Ze wil trachten
iets van haar geleerdheid om te zetten in
zoe'igheid.
Wil ik 'ns tellen?"
Ja, doe dat!"
Z'j telt; by' twee en twintig zet zij ie deren
keer een gu'tig, triimfeerend gezicht, als wilde
zij vragen: Wat zegje daarvan?!!" Vroeger
zei ze altijd dwee, dwaalf en dwintig. Natuurlyk
toon ik heel wat bewondering, en als ze het
brengt tot twee en twintig dreig ik haast om
te vallen van verbazing. Maar zooals het met
jinge kunstenaars meestal gaat, ze willen nog
hooger stijgen dan de top; tVppelsnoetje denk c:
Ik moet hem rog meer geven en met een triomf,
die haast aan grootheidswaanzin grenst, gaat
zy voort: drie en twintig, vier en twintig."
Het was boven onza kracht," maar het
succes blijft uit en met het bekende prima
donna gezicht verklaart zij: Nu tel ik niet
meer."
Waarom niet?"
Omdat het zoo vervelend is."
houtje. Hij zelf, is zijn armoede ontgroeit, zijne
s'eüopstaande haren zijn door het bolletje van
zijn hoed gedrongen, zijne ellebogen, knieën, en
andere lic'iaamsdeelen, zosken de ruimte door de
met overdaad geventileerde kleeren heen. In een
hoek een dito kerel, die met volharding
middeleeuwsche stokvisch beukt, d^e blijkbair heel
hard was, en dicht daarbij eene magere uitge
mergelde vrouw met borsten zonder zog, die
haar kind kunstmatig voedt, dat zijn af
komst niet veiloochent. Eu ten slotte Vethans,
een dikbuikige, vette kerel, die de deur heeft
opengedaan van het hongerhol van Schrielhans;
maar die, zijne vergissing bemerkende, niet weet,
hoe gauw hij maken zal dat hij weg komt,
niettegenstaande eete goedgeefsohe vrouw h< m
op een bord een psen en een appel aanbiedt,
terwijl een magere sprinkhaan van een man hem
met beide haaden vasthoudt. Maar Vethans
denkt:
Daer magherman die pot roert is een arm
gha-terije,
dus loop ik nae de vette ceucken met herten
blije.
Nu de vette keuken. Het is er vol, vol van
worsten en hamme-a, die aan den zolder hangen
of op de tsifel liggen te middsn vaa
varkenskoppsn en gelardeerle kapoenen; het is er vol
van d kbuiken, met dikke ronde koppan, met
worsten in hun gordel, met bierkannen in hunne
dikke knuisten. Speenvarkens sissen aan het
spit, het vet dru:pt er af, wat door de vette
poes met welgevallen wordt opgelikt; een vet
gemest mormel vaa een hond doet zich als een
IMurnokmd te goed aan vetkaarsen. Groote
ketels met vette soep hangen aan de
haardijzers boven een welgevosd vuur te dimpen;
eene dikke vrouw, die bijna uit hare kleeren
berst, zooals trouwens alle gasten, zoogt Laar
vet jong, dat, ofschoon reeds vol, blijft zabberen
aai de gevulde borsten van zijn moer.
Het is er rijk weelderig, er is van alles volop,
van alles overdaad; het is het paradijs van
L -mme Goedsak; meu zuipt, men vreet zich tot
berstens vol; min kent daar geen verdriet, geen
zorg, meu is er vroolijk, opgewekt; de lippen
glanzen van het vet, dj wangen gl.mmen door
het strakgespaunen vtl over de volle
ro;dgekleurde wangen. De kinderen groeien er als
appelen aan de boomen; e!k jaar vruchten en
oogst. Ia de verte heeft Schrielhans den dikken
rook gezien van den schoorsteen en hij heeft
aangeklopt; de deur werd open gedaan en daar
stout hij, mager en stamperig in zija versleten
plunje, met zija dosdelzak op den rug. Op
eens slaat hem de damp van liet vette leven
in het gezicht, hij valt, bijna in zwijm, hij voelt
de geeuwhonger in hem opkome0, hij wil ook
naar binnen, o k aanzitten bij die welgetu'de
tafels, maar Vethans pakt hem bset. l/r uit
hongerlijder, j 3 hoort hier niet en de vette hond
bijt hem in zijae duune kuiten en S;hriel!ians
schreeuwt en raast en tiert, hij protesteert, hij
heeft hetzelfde recht als die anderen op die
welgevulde tafels, [s hij geen kustenaar, hij
kan ten minste een deuiitj?. spslen, waarbij de
aideren op de maat mee kunnen dansen?
Miar jullie zijn alleen vreetzakken, nietsdoeners,
die het werk door anderen laten doen en
daarvaa mooi weer spelen, en bovendien nog heel
gew'c'itig doan, en zoo buiten hst geirang blijven.
Dat is een beetje erg.
Vuech maghermii van hier hoe hongherich
ghij siet,
't Is hier al vette cuecken gin en diut hier niet.
K istelijk waren die afbeeldingen van den
ouien Breughel; daar waren de Alchimist, een
prac'itig tx-mplaar door Joh. GilSe; het
Boogschuttersfeest met het monogr. H. B. F., de
hansworsten van P. A. M^rcia, met wonderlijke
fantastische nachtm rneacht'j;e gedrochten, waar
bij die van O lelon R-don kindertjes zijn. Voorts
nog een boerenkl jppartij van Lucas Vorsterman
en tal van and :re bezienswaardige prenten :
stadsen dorpsgezichten uit Nederland, een honderd
tal historische prenten uit de 10', 17;, 18 > en
19 j eeuw, eeue vrij uitgebreide verzameling
prenten, betrekking hebbende op muziekinstru
menten uit de 10;, 17i en 13 j eeuw. Alles
zeer belangwekkend.
Man bejammert alleen maar, dat een kunst,
die eenmaal zoo hoog stond ia ons lanJ, dat
die laugzanerhand verdwenen is; de fotografl;,
dat 19; eeuwsche woadernnaster, dis de
tosvluclit is geworden voor uitgevers van boeken
ea tijdschriften, wier beurzea gevoel:g zija
geworden d )or de concurrentie, draagt daaraan
wel een beetje schuld. Het is jammer, want
die teeken- eu graveerkuusten zij werden be
oefend door een groep kunstenaars, wier zedelijke
kraaht wij na eeuwen nog gevoelen, wel een
bewijs, dat zij eene gezonde kern vorm ie in
haren tijd.
Dat geld! dat geld! Vette beduimelde
papiertjes.
L. LACOMBLÉ.
iiHiiniiimiiniiiuiiiiinmiii
Volgt een langere pauze, met nog langeren
buk naar de schrijftafel.
Pappa, waar groeit eigenly'k chocorlade?1'
Chocolade groeit niet, die wordt gemaakt."
Hoe dan?'
ILt kleiae zwarte boontjes en die groeien
aan een boom."
Ia onzen tuin niet, wel?"
Neen heel ver weg, in landen waar het veel
warmer is dan bij ons."
Weer een stilzwijgen. Maar myn valerhart
ontdooit en ik vraag: Hou je van chocola?"
Dat was het reddende woord.
Latuurlijk!" roept ze uit, illumineert
dadelijk beide oogen en op haar stralend voor
hoofd staat: Eindelijk!"
Nu dan klim van 't paard enkrijg de dooa l"
Zoo gezegd, zoo gedaan.
Een groot deel van dezen chocolaad-voorraad
heeft Appelsnoetja mij bij stukjes en beetjes
geschonken. Zij komt dikwyls binnen, midlen
onder het werk, om mij eea stukje chocolaad
of een prentje of een madeliefje, dat 't in haar
warme handjes heeft afgelegl, te brengen en
alles most ik zonder tegenstribbelen aannemen.
Volgens de wet van den cirkelgang der stof, keert
dus ook deze tot haar punt van uitgang terug.
Die bewaar ik tot Zondag l" roept Appel
snoetje.
Dezen Zondag lieve jonge dame ben ik zeker
nog te beleven, want deze Zondag" zal na
vy'f minuten aangsbroken zijn, na acht minuten
is bij op de helft en na tien minu'en heelemaal,
heelemaal voorbij.
Nu zy haar lekkers beet heeft,'geeft zy_my
gauw een zoen, zegt nacht Pappa" en springt
weg. Hierin onderscheiden kinderen zich van
volwassenen Als deze hunne chocolade beet
hebben, blijven ze alty l nog wat zitten en praten
over Wagner of over vegetariërs.
Oagemerkt heeft moeder Appelsnoetje op
schoot genomjn en de banden en knoopen van
Een MteruraclitjDSSl,
JAN FEITII, Zondeval. Amsterdam. Vaa
Hilkema & Warendorf.
//Vic, nu geheel vervuld van wrevel door de
makte kamer-wrevel om 'm, drong alle mede
lijden terug met 'n wreedheid, die 'm in deze
stemming zelfs behaagde. Want telkens rees wel
in 'm 't grote medelijden met haar, telkens als-i
herdacht wa'-i van hun engagement had ge
maakt; ook nu weer, terwij!-i meende hun
huweliks-toekomst aldus te moeten vaststellen.
«Toch zag-i, in weerwil van zieh-zelf, Dolly
als 'a beeld van tragiek.
,Ja, ze was wel tragies! Dat streelde z'n
artistieke-z Deken naar tere situat e?. Hij vond
't wel machtig tragies, zo als hun omgang geweest
was ia 'oengageaient, dat nu al bijna voorbij
was; en die verhouding, zoals 't in de toekomst
zou zijn, te b'ginnen met 'i, bost.-tocht voor
hun twetëa op de huweliksreis, op die «blijdste
tocht van 't leven" zoals ie 'cnosmde!...
Ironie voor hem!
»Ea dan guude-i, in gedachten, Dolly ook
wel haar deel in die mooiheid der tragiek: zij
was jong en mooi, maagd-nog, juist als bijl...
Eu ze zouën huu maagdelijke mooiheid kuis
voor elkaar verborgen blijven houën, volgens
zijn boete-wil, terwijl de hele wereld met 'n
gewoon grove vrijheid ze zich als man-en-vrouw
al zouëu voorstellen!...
,Ea 'tdee Vic lachen lachen in z'n peil
loos verdriet! om deze situasie, die-i zich
ging schepp ?n "
'kll;b dit fragmentje er uit gelicht omdat het
den lezer ineens van allerlei op de hoogte brengt.
Vooreerst van den stij', waarin dit
eersteling;boek van den beer Fe .t h voor een groot deel
geschreven is. Da-t is d: stijl der meditatie, de stijl
der bespiegelende ziunen, voordurend onder
broken door tusschenruimten van opwellingen
of bedenkingen, de stijl van p-o en contra
voelingen, den lezer meeslingerend in een
beweg.ug van oigewisheid naar een allengs duide
lijker wordeud doel.
Dan duidt dit frag-nent de situatie aan vdor
de perip stie. We voelen er in dat de jonge man,
Vic, die thans overlegt, voor het ge vichtige
feit van z'n leven staa% en dat 't zij het vol
trekken vaa zijn huwelijk met Dol'y, 't zij het
verbreken van zija verloving met haar, het
belangrijker zal doen worden, als 't den schrijver
lukt onze belang tel'i ig voor Vic te behouden.
Verder geeft het OES al een iaz c t in den
gemoeds'oestand van Vic, dien we noch voor
l m, ncch voor Dbl'y bizonder geruststellend
zu'len vinden, want de overwegingen van den
jongen man daar alleen op zijn kamer, waarvan
de hem behoorende dingen dior de behangers
worden weggebracht naar de woning die hij met
Dulj zou gaan bewonen, getuigen van een
zóó overspannen, abtormalen hersen-staa*, dat
ze voor hst huwelijk weinig goeds voorspellen.
't Was zoo vanzelf gegaan dat g agageerd
raken van Victor van. Schraeven met Dol'y
Vernout, zooals 't, zoo dikwijls gaat in een
wereldje vai u'.tgaande jongelui. Ni een dans
avond.
V.c hield van Dol'y veel zielsveel. Ea
we weten niet anders dan dat Dolly's liefde
even warm is als de zijne. S:offe!ijke bezwaren
sc'iijaen niet te bestaan, en ergo zal 't spoedig
tot een huwelijk komen 't nornale verloop.
Als Vic nu maar niet aan 't toboen was
geraakt! Zoo waahopig dat hij alles in de war
stuurt!. ..
Ea waarover f! .. .
Hier dien fk een urtstapja te doen naar
Noorwegen. O ik in tijd terug naar 18S2.
Bjö-nsou kwam voor 'c voetlicht met «Een
Haidschoeii", het stuk over mannenkuischheir?,
ook in ons 'and vertoont oader den titel jSyava",
naar de hiofdpersooi. De invloed van dat stuk
is zeer grjot geweest. Het werd gedragen door
een der fem'nistische grondstellingen van gelijk
heid van man en vrouw ook op
geslachtsgebied. E schte de man maagdelijkheid bij zija
aanstaaade vrouw, zij kon hèai dien z Ifden
eisch stellen.
De S7ava"-stelling is het onderwerp geweest
van heel wat deb\t, en van uit Noorwegen
heeft de /,Svava"-s»roommg zich in Duitschland
en ook ons laad in de literatuur geopenbaard.
Maar 't wil me voorkomen dat zij desondanks
vrijwel verloopen is. Vonl I)s?n bij zijn
Noracreatie al heel spoedig een groot deel der ont
wikkelde vrouwen aan zijn kant, die mét hem
het recht der vrouw op ontwikkeling van geest
en karakter erkend wilden zien, zoo men daar
tegenover haar groote plichten tegenover maa
en kinderen en maatschappij wenschte op te
leggen S ,-ava bleef meer een vreemle. Er
was in haar te weinig overtuigend msnschelijks
ze leek moer een vleesch geworden theorie. Ze
sloeg niet alleen haren verloofde in 't gfz cht
met dien handschoen, zij trof ook een aantal
vrouwen, die in haar geva', ondanks verdriet en
zelfs ergernis, toch ten slotte vergeven zouden
hebben uit... liefje. Björnsou heeft metS?ava
haar kleertjes en schoentjes losgemaakt. Nu
moet men niet denken, dat Appelsnoetje zich
tegen het naar bei brengen verzet en dat er
tranen vloeien. Gaen q'iaestie van. Ten eerste
weet zy heel goed, dat zulke pogingen niet
zouden baten en ten tweede is haar wereld
beschouwing deze: Morgen is het net zoo prettig
en zoo leven wij alle dagen."
Mamma," zegt Appelsnostje plotseling onder
het uitkleeden, dieven zien er immers zwart
uit, riet?"
Waarom dink je dat?''
Ach, ik dacht, dat ze heelemaal zwart waren."
Neen, dieven zien er net uit als andere
menschen."
Dieven spelen in de fantasie van Appelsnoetje
een belangyke rol sinds haar kony'n gestolen
is. Zij verlangde er^ naar een levend dier,
eerst moest het een heuzelyk paard zyn, toen
een bok en al kleiner werd het pasrd, tot het
den vorm aannam van een allerliefst wit konijntje.
Zy kuste het en drukte het in hare armen
en gaf het zooveel blijken van teederheid, dat
't zeKs het konijn te veel werd; met een
koenen sprong wipte het van haar arm af en
Appelsnoetje viel in 't gras. Anderhalve minuut
was ze erg boos op 't beest, maar toen vergat
ze hem en twee dagen lang sprongen ze samen
in den zonneschijn. Maar in den ochtend van
den derden was het hok leeg en Appelsnoetie
hoorde dat een dief het kony'n gestolen had.
'c Trilde bedenkelijk om 't mondje van Appel
snoetje daar ziet ze op eens haar gieterij e
in het zand liggen.
O Mammi" roept ze vroolijk uit, kjjk
eens l' De lieve dief heeft my'n gietertje niet
meegenomen l"
Aan de zaligsprekingen van de bergrede ont
breekt nog deze: Zalig zijn de dankbaren van
harte; reeds op aarde zullen zy' gelukkig zy'n."