De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 20 april pagina 6

20 april 1902 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1295 aardigheid van een goed deel der hollandsehe kerkgaande schare brengt mede, dat preeken zich dikwijls bezighouden met wetenschappelijke Tragen. Er zijn zelfs tijden, waarin dit bestand deel in de prediking zich moeilijk geheel laat vermijden. Daarbij kan men dan de zonder lingste dingen hooren nit den mond van mis schien brave en vrome, wellicht ook welsprekende lieden, maar die uiterst povere godgeleerden, nog zwakkere historici en in het geheel geen wijsgeeren zijn. Zich van dien ban vrij te houden, niet maar door die gebieden te vermijden of door laag bij den grond te blijven, maar door de hoorders op een niet minder .hoog maar voor hen veel reëler gebied te verplaatsen, dat is niet ieders zaak. Het is wel die van den heer Fl. Niet minder positief, onbewimpeld, beslist wordt hier over God en bidden, over vergiffenis van onze schuld en Hooge leidingen van ons lot gesproken dan in welk grondig betoog of welke stichtelijke bewijsvoering gij maar wilt. Maar hier doet zich alles aan u voor als. leven, be weging, werkzaamheid. Uier geen schaduw van poging om te betoogeu dat iets zoo js, als waren godsdienstige feiten stellingen, van een of anderen geleerde, die voor bewijs vatbaar zijn. Hier worden indrukken en ervaringen levendig u voor oogen gesteld, natuurlijk zooals de schrijver ze ziet, maar ook iaderdaad ziet; voor oogen gesteld, overal nagespoord, ontleed indien dit mogelijk is; is dit niet binnen ons bereik, dan in al hun eenvoud en ernst u alleen te zien en te eerbiedigen gegeven. Er worden geene beden kingen te berde gebracht, die er aan in den weg staan dit ,aan te nemen" of dat te /gelooven"; geene twijfelingen, die dan weer worden opge heven. De verschijnselen rondom ons zoo goed als die van ons innerlijk leven treden hier op juist zooals zij zich ook in de werkelijkheid nu eenmaal naast en door elkaar, dikwijls in onder linge tegenspraak en botsing voordoen, aan de helderst en diepst ziende geesten niet het minst. En alleen als eene ervaring of een aanblik dreigt ons zedelijk kwaad te doen, te verlammen of te verbitteren, zoekt de auteur op en deelt hij mede wat theoretisch alles weer goedmaakt en effen plooit? Wel neen ; maar hij haalt uit wereld of zieleleven op wat praktisch ons daaronder vredig en krachtig houden kan. Intusschen, al behelst dit boek geen letter godgeleerdheid of wat het publiek meestal zich bij dien naam voorstelt: het biedt genoeg diepe en vruchtbare inzichten, zielkundige waarne mingen, intuïtie, en de uitkomsten daarvan even scherp als vooral met nuchtere waarheidszin geformuleerd. En zoo juist en scherp, zonder ooit in het zwevende of onbesliste te vervallen zich over godsdienstige onderwerpen uitspreken, daartoe is alleen hij in staat, die in het godgeleerd denken en de godgeleerde lectuur van onzen tijd geen vreemdeling is, in hare historische zoo min als in hare wijsgeerige onderzoekingen. »In de woestijn van het leven" is het zeker niet ge lukkige opschrift boven eene behandeling van de verzoekingsgeschiedenis. Doch gij leest daarin geen woord over al de kwesties uit het gebied van bijbelsche theologie, historie en archeologie, die zich daarbij ter sprake laten brengen, zoo min als in »Luz-Bethel" kritische wijshtid over de verhalen betreffende de aartsvaders. Wel daar entegen over de verzoekingen, die uit onze hedendaagsche maatschappij tot het reine ge moed komen, van die verzoekingen die aan het gros van ons menschen menigmaal ontgaan; en o f er de houding van zulk een gemoed daartegenover. Daaraan knoopt F), dan vast, hoe ,wat wij zijn naar binnen het voornaamste in bet leven te vinden niet alleen vereischt wijsheid maar ook zekeren kunstzin, de kunst van te genieten, van zich toe te wijden en van te lijden". Maar nu: juist dat hij zich eerst scherp en helder rekenschap geeft van wat zulke oude verbalen inhouden en de kunst verstaat om op n enkelen trek daaruit het volle licht te zien vallen: juist die nauwgezette arbeid vrijwaart hem voor het ver wijt dat hij over de bijbelwoorden maar opper vlakkig is heejgegleden, er «maar wat van heeft gemaakt." En het is dat scherp en belder zien in ieder van zijne onderwerpen, door een bepaalden bij beltekst nauw begrensd,dat dezen schrijver, die op iedere bladzijde zichzelven uitspreekt en van eigen ervaren en eigen indrukken getuigt, zoo vrij doet blijven van eentoonigheid en van frase. Een enkelen keer, b. v. als ook bij aan het gejammer over de ellende enz. enz. des levens en der wereld meedoet, bl. 128 en elders, ben ik ten opzichte van dit laatste niet gerust. Maar de rustige verzekerdheid van den auteur; opmerkingen als op bl. 36 of 48, of geheel de beide laatste preeken, reeds door mij gereleveerd, over wier eenvoud van gedachten zoowel als van foimuleering zich, naar ik meen, de beste prediker niet zou hebbeu te schamen; zijn vertrouwen in de goedheid en het geluk, steeds in de wereld te vinden, een vertrouwen niet, gelijk zoo dikwijls, met moeitevolle redeneeriugen aan allerlei bedenkingen ontwrongen, maar welgemeend, gezond, ongekunsteld: het maakt alles zoo den indruk van echt, van uit het leven gewonnen te zijn. Toch ligt hier tegelijk het puut, waarop deze preekt tant door een ernstig gevaar wordt bedreigd; en ik weet niet of K eisóber dit overal heeft vermeden. Preeken worden toch altijd gehouden voor en om der wille van een gehoor. Zij beoogen, zij be looren althans te beoogen iets te bereiken bij hen, tot wie de spreker zicb richt, hen voor iets te winnen. Zij mogen nooit louter dienen voor des sprekers genoegen alletn, het genoegen b.v. van zijn hart lucbt te geven; aiogen niet opgaan m lyrisch proza. Daartoe vervalt echter Fleiscuer soms, evenals, het moge dan al natuurlijk zijn dat een auteur in de voorrede over zichzelven spreekt, in zijne voorrede toch die soberheid, die réserve geheel wordt gemist, die ook daar gewei, scht is. Dat subjectiviMne, dat sterk zich' zelven uitspreken brengt in Fleischer's arbeid ook iets anders mede; iets anders nog dan dat die arbeid een niet ge wonen stempel voor oorspronkelijkheid draagt en van zeldzame nieuwheid. Ik bedoel, dat daarin het betoogeude bestanddeel geheel ontbreekt. Geene verstandelijke dwaliug wordt bestreden; nergens wordt door argumenten de lezer van iets overtuigd; dat wordt niet eens beproefd. Wie eenige van deze bladzijden beeft gelezen, heeft nog geene bewijzen gekregen, die hem dwin gen hier- of daarover precies zóó te denken, evenmin als hij nu op een of anderen grond weet, waarom deze en geen andere gedragslijn in eenig opzicht de rechte is. Maar hij zal heb ben gewonnen aan verzekerdheid en moed om op de stem zijns harten af te gaan, en aan stren ger ernst van blik ook op zijn eigen gedragingen. Zooals Pleiecher ze zegt, moeten de dingen maar voor zich zelven spreken. Zij zullen het onge twijfeld bij velen ook doen. Natuurlijk niet bij alltn. Niet b.v. bij hen, die onder den indruk leven van het gezag, van de sanctie, die veel en velerlei aan c e geschiedenis1, aan de getuigenis der eeu*en ontleent en ontieenen moet. Daar van blijkt bij Fleischer al zeer weinig. Wij lezen erg veel van »legende" en ,poëzij", als hij oude berichten aanhaalt ; zelden van feiten of van personen die een later geslacht binden. Eindelijk de taal. De heer Fleischer spreekt bet nieuwerwetsche hpllandscb. dat van Van Eeden en Borel c.s., en spreekt dat vlot, gemakkelijk, onge kunsteld, met de rijkste woordenkeus. Ook de voorliefde voor ,het innig teêre", »het stil-blijde", »de weeësmart", »het opvêsren van een ge bed" en dergelijke heeft hij van onze jongste letter kundigen geleerd. Daarvan zijn deze preeken vol. Nu komen zij die, zooals ik, de oude en dus eene geheel andere godsdienstige taal spreken, licht in verzoeking om die nieuwegemaniereerd te vinden en voorbij te zien, hoe veel werk te makeu van teekenachtige en klankvolle uitdrukkingen geenszins noodzakelijk gekunsteldheid behoeft te wezen, evenmin als ongewone zinswendingen fraai te vinden en na te volgen. Maar die nieuwe taal te gebruiken brengt een geheel ander gevaar mede. Zij klinkt als bewoog de spreker zich alleen in aandoeningen en sentimenten, sensaties en emoties; terwijl alleen wie scherper toeluistert ook daaronder de overtuigingen en beginselen verneemt, die wel ovenzeer mogen zijn bedoeld, maar die in den gespierden spreektrant van Luther, Maurice, Kingsley zich veel duidelijker doen hooren. Waardeering verdient het, dat Fleischer bij die voorliefde voor het ongewone en weekelijke, dat expressief en diep zal wezen, zich geheel onthoudt van het spelen met archaïstiscbe kerkelijke termen en formules, die tegenwoordig weer in de mode komen en die bij menigen onkundige en die 't niet nauw met de eischen van de waarheidszin neemt het gemis van doordenken en diepzinnigheid moeten be dekken. Die klinken dan ten minste nog diep zinnig. Maar bedenkelijker dan dit een en ander wezen zou is het, als Fleischer met sommige jongeren zich uitdrukkingen veroorlooft als »Gods schoonheid (sic), die Hij planten wil in het menschenhart", bl. 86, mooi" vertrouwen, ,mooi" stil geluk en dergelijke. De meeste menschen zoeken en gelukkig! in preeken iets dat zicb richt tot den zedelijken ernst, houden godsdienst voor iets dat op den zedelijken mensch in ons een beroep doet. Daaraan den maatstaf aanleggen niet of het van een nauw gezet geweten en van den eisch vaa zedelijke reinheid, van rechtschapenheid en zelf beheersciiing getuigt, maar of het aesthetisch welgevallen wekt in een of anderen kring, iemands kunstzin bevredigt: dat is spelen met woorden, en spelen ten koste van den ernst des levens. Nog erger wordt het, als men hetgeen bewondering vraagt maar nooit eene andere dan zulk eene, waarin ontzag en, streug gevoel vaa verantwoording zich mengen, zoo mooi" gaat vinden. Straks wordt het nog zoo lief" of zoo aardig" ! Zoo is mijne ingenomenheid met den arbeid van den heer Fleischer geenszins onverdeeld. Naar ik hoop zal zijn niet gewoon talent, rijpende, hem op den duur veel strenger doen worden in zijne verbeelding, eenvoudiger in zijne taal, en zijne eveneens meer dan gewone paedagogische wijsheid hem later niet meer zoo in den steek laten als zij dat thans een enkele maal doet. Toch, als ik zijn bundel vergelijk met die, waarmede in de laatste tien jaren onze letterkunde is vermeerderd, komen mij deze jongste preeken voor in diepte en eenvoud van denk. beelden, in helderheid van samenstelling, in toon en taal om het bescheiden uit te drukken lang niet de minste te zijn. Ook niet in oor spronkelijkheid. Amsterdam. CEAMEII. Het tweede halfjaar Fransch volgens nor male methode, dodr dr. J. M. HOOGVLIET. (Eerste stuk. Spraakleer). Amsterdam, J. L. van Looy, 1902. Prijs /1.25. Dit leerboek biedt o.a. de volgende voordeelen aan: 1. Het is geschreven in een eenvoudigen, natuurleken, vertellenden styl, die binnen 't bereik valt van elk tienjarig kind van gemid delde begaafdheid. 2. Het is geheel volledig in zoo ver, dat wie het heeft doorgewerkt elke soort van een voudige Fransche lectuur zonder verdere gram maticale studiën (alleen met behulp van een dragelijk woordenboek) zelfstandig zal kunnen verstaan. 3 Het werktuigelyk instampen van taal regels of van taalvormen aan rissen vervalt. 4. Het maken van zoogenaamde >themata" wordt onnoodig. 5. De behandeling is in alle onderdeelen met de hoofdwaarheden, die door wijsbegeerte, zielkunde en taal weten schap gepredikt worden, en bovendien met de voorschriften van de opvoedkunde in volkomen overeenkomst. Nu, dat is geen kleinigheid, zal deze en gene zeggen; men zal er nu wét aan doen al de Fransche leerboeken, op de scholen hier te lande in gebruik, met bekwamen spoed te ver branden en door de spraakleer van dr. Hoog vliet te vervangen, waarmede in een half jaar zulke verrassende resultaten te bereiken zijn. Ami lecteur, modérez votre zèle l Het was de schrijver zelf, die zooeven aan het woord was en die, in een «korte karakter schets van den inhoud" van z\jn boek, met groote, vette letter de vyf genoemde voordeelen, plus nog vier andere, minder belangryke, op somt. De voorzichtigheid gebiedt, alvorens tot zoo'n radicalen maatregel over te gaan, ons te vergewissen, of er op zyn boniment niet een en ander valt af te dingen. Een der hoofdkenmerken van deze spraak leer is, dat de gebruikelijke spraakknnstige benamingen vervangen zijn door namen van schryvers eigen vinding. Zoo heet man by' hem een noemwoord, lang een beschryfwoord, wij en jvj zy'n ikheidswoorden, uw is een plaatsings woord van myn-en-dy'n, het article partitif heet het toonlooa-onbepaald aantalwoord, de het toonloos-voorgevoegd aanduidingswoord, hij en deze heeten wy'zende iemand en ergens verzwijgende chacun, partout en toujuurs samenvattende aanduidingswoorden, guieonque is een ... uittartend aanduidings woord. De drie geslachten worden met de namen niet-zaakaoortig, zaaksoortig en dingsourtig aangeduid. Het zal niet iedereen duidelyk zy'n, van welke hoofdwaarheid der boven, sub 5 genoemde wetenschappen deze handelwijze een uitvloeisel is. Schr. verliest uit het oog, dat leerlingen wien men een Franache spraakleer in handen geeft, reeds eenigszins vertrouwd zy'n geraakt met de gey'kte grammaticale terminologie, en dat hij dus met de zy'ne, hoe origineel die ook zy'n moge, slechts noodelooze verwarring sticht. Of zou schr. zich vleien, dat zy'n ver nuftige bedenksels algemeene instemming vin den en de eeuwenoude benamingen verdringen zullen ? Een ander kenmerk is, dat de Fransche woorden eerst met groote, vette letter in een onbeholpen, onwetenschappelijke, vaak onjuiste transcriptie gegeven worien en daarna tusschen ( ) met cursieve letter in de gebruikelijke spelling, zoodat den lezer monstervormen als de volgende aangry'nzen : haalt*-laa (haltela), mee wie (mais oui), cleeflenietie:v' maii(t), pluutoo:((), <laavau:tan:zj\ zj(e) vwaa saa d'iesle, zjaamè(z), sjaalman', aa laa drwaat'. Het ge volg hiervan kan niet anders zy'n, dan dat den leerling de in het oog springende wanvormen bybly'ven en de moeilijkheden, aan het aanleeren der gebruikely'ka spelling verbonden, noodeloos vermeerderd worden. Op welke hoofdwaarheid (zie boven, sub 5) berust deze dez» handelwijze ? vragen we weer. In overeenstemming hiermede is, dat schr. in deze Fransche gpraakleer de voorbeelden meestal in het Nederlandsen geeft. Zoo lezen we in 15: Er zijn in 't Fransch heel veel samengestelde zinbindwooïden met k (e) (que) aan 't eind. Zoo zegt men b.v. aa-fèn-k(e) (afin que) (letterlijk tot einde dat....} in de beteekenis (op)dat, ten einde dal, mei hel dod dat b.v. ik roep m'n broer dat hij me komt helpen. Zij riepen hard (om te maken) dat men hen ver weg koa hooreu enz. Zoo zegt men p o e r v u u k (e) (pounu que) met de beteekenis van mits, op voorwaarde dat b.v. ik zal je opzoeken mits je me schrijft waar je woont. We zullen je 't geheim vertellen mits je ons belooft, dat je 't niet verklapt (p o e r - v u u - k (e) beteckent letterlijk: voor-gezien-dat d.w.z. voor ('t geval) het gezien" (d.w.z. goed duidelijk en zeker) is, dat. .. .) Men zou dit «spraakkunst in algebraïschen vorm" kunnen noemen. Een derde hoofdkenmerk is de verhalende vorm, waarin het grootste gedeelte van deze spraakleer is opgesteld. Een enkele maal valt die werkelijk binnen het bereik van «tienjarige kinderen van gemiddelde begaafdheid", b.v.: $ 110. Honderd is san(t) (cent) is miei' (mille) en milioen is een duizend m i e l i on (un milfionj. \ Er zijn nog wel grootere getallen dan milioen, maar met de bespreking kunnen we gerust zoolang wachten tot we bij gelegenheid eens van eeu goede kennis een zoo heel groot getal guldens of rijks daalders kadoo krijgen. (Blz. 88, 89). Dikwijls gebeurt het in een druk huisgezin (vooral als er veel onhandige kinderen of onhandige dienstboden zijn) dat er van eeu kof'ieof thee- of van een eetservies eenige stakken breken. Gewounlijk wordt er in zoo'u gevalletje iets nieuws gekocht om 't gebrokene to vervangen, 't Gebroken kopje of bordje wordt naai' de winkel gebracht met verzoek om liefst presies zoo'n zelfde" mee te geven. In de meeste gevallen heeft dan de winkelier presies zoo'n zelfde" niet; men moet zich met iets andere behelpen. Met dit andere kan dan drieërlei het geval zijn nl. lo. het andere kan veel lijken o]) het stel, waarbij het gebruikt moet worden ; 2.o. het kan er weinig maar toch eenii/szins op lijken en 3o. het kat! totaal iets anders zijn, dat er heelemaal niet in de verste verte op lijkt. Presies diezelfde drie gevallen als bij die kopjes of bordjes doen zich. vooc bij de inkongruente of onyelijksteUiye werkwoorden. Ook daar zij a van de gewone regelmatige vormen eenige zoek geraakt cu door andere vervangen.... Aardig, ofschoon onnoodig, ia ook het begin, waar schr. by' de indeeling der woorden ge neraals, korporaals, aardappelen, ananassen en schapen met drie pooten ter sprake brengt. Maar meestal zweeft hy met ai zy'n streven naar eenvoud en natuurlijkheid ver boven de hoofden van de tienjarigen en onderen. Men oordeele. (Blz. 51, 52). De Participiaal of beschrijftcoordsiüijze omvat alle zoogenaamde deelwoorden3" (die we voortaan liever besckryfwoordsvormcn moeten noemen). Er zijn in 't Fransen evenals in 't Hollandsch twee maar ook niet meer dan twee deel woorden". Die twee verschillende deelwoorden" van het l'ransch staan in beteekenis presies gelijk met de twee verschillende deelwoorden" in 't liollandach. De eerste soort is die, waar in 't Holhmdach. . . end(e) achter komt: makende, hoorcnde, gevende enz. Dit is een zoogenaamd aktief of bedrijvend" particiep of deelwoord" en hoort thuis bij de loapende vol tooiing. De andere soort is die, waar in 't Holiandsch -t, -d of *en aan 't eind komt, b.v. gemaakt, gehoord, gegeven. Dit is een zoogenaamd passief (^ ^lijdend") particiep of deelwoord" en hoort thuis bij de afge loopen voltooiing. Bij dat laatste zal je iets niet heldt:r zijn. Daar juist hebben we geleerd, dat die vormen met ge. . . . allemaal aft/nloo/ien voltooiing waren, en na hooren we: 't Zijn deelwoorden". Is er dan in de heele afgeluopen volto^iings niet meer d an n enkele voorstellingswijze / Op die vraag antwoord ik je dit. De vormen met ye. . . . zijüaltijd (voor/oover er namelijk niet een vorm van het hulpwerkwoord worden bij gebruikt wordt) afyeloapen voltooiing, maai1 deelwoord" of beschrijfwoordsvorifi mogen "vve zoo'n vorm met^^..., alleen in die gevallen noemen, wanneer er óf yeen hulp werkwoord bij gebruikt wordt óf het hulpwerkwoord weez-, h.v. in een gegeven paard, gemaakte schoenen enz. is gegeven ot' gemaakt een deelwoord" of beschrijfwoordsvorm en als ik zeg het paard is ge geven, de schoenen waren gemaakt' is datzelfde ook nog hut geval, maar in: ik heb het paard gegeven" ik had de schoenen gemaakt" is gem:i,akt en gegeven enkel afgeloopen roltooiing, maar oerder niets. Ont houd dus goed, dat gemaakt, gehoord, gegeven enz. met een vorm van 't hulpwerkwoord hebb- geen deelwoorden" zijn, maar enkel afyeloopen voltooiing. Is hier niet aan de wetenschappelijkheid te kort gedaan, zonder dat de duidely'kheid er by' wint? En zy'n dergelyke dingen niet reeds lang vóór dr. Hoogvliet door schryvers van hand leidingen voor het taalonderwijs vry wat juister en helderder uiteengezet ? De vervoeging der »tnel dwoorden" beslaat by'na de helft van dr. Hoogvliets spraakleer. Na de opgave van 9 klankregels, welke by' die vervoeging hun toepassing vinden, volgt de indeeling der werkwoorden in 12 klassen, ge volgd door hoofdstukken over veelkleurige stammen, incongruente of ongelijkstellige werk woorden, het gebruik van den subjonctif,enz. Schr. is er in geslaagd, de indeeling en ver voeging der Fransche verba op zulk een indegelyke wijze te behandelen, dat het iemand, die ze sedert jaren op zyn duimpje kent, groen en geel voor de oogen wordt. Men oordeele. (Eerste klankregel). Wanneer na n (n), l of j een r zun moeten volgen, wordt tusschen die twee letters een d ingeschoven en komt er bovendien nog dikwijls eeu andere verandering n (n) met r en n met r worden allebei tot .... h d l' a a l, of aaj met r worden ai'ebei tot oo:dr - oei of l v met r worden tot oe:dr. Voorb. v i n (n)- met r a a- (koom-zull-) wordt v i n : d r a a-, p l il- met r a a- (klaag-zuil-) wordt plè:drua- ? vaal- met r a a- (deuti-znl/-) wordt v o o : d r a a-, faal- met r a a- (moet- zitll-) wordt f o o : d r a a-, f aaj- met r a a- (tekortschietzull-) wordt ook foo-draa- voel- met r a a(ti»ll-zufl-) vvordt v o e : d r a a- -sol v- met r a a- (losmaak- zuil-) wordt -s o e : d r a a-. Daarop volgen de acht overige klankregels. De werkwroorden van de eerste groep hebben deze eigenaardigheid, dat zoowel de vierde als de derde btamtuk gevormd worden met een uit een enkele klinker beslaand achtervoegsel, dat zonder zoogenaamde meensrhuiumq wordt aangehecht. De werkwoorden van de twe.de groep hebben deze eigenaardigheid, dat de derde en vierde stamvertakking (die hier altijd aan elkander gelijk zijn) beide gevormd worden door een uil een enkele klinker he.^tiiand achtervoegsel, dat met zoogenaamde ineen schuiving (waarbij eeu gedeelte van de stam verloren gaat) wordt aangehecht. Enz. (Er zy'n vy'f zulke groepen). Kan gedeelte hiervan zou, ontdaan vanden rebarbatieven vorm, misschien geen slecht figuur -maken in een spraakkunst ten dienste van candidaten voor een akte in de Fransche taal ; maar voor de meergemelde tienjarigen m. g. b. is het ganschelyk ongenietbare kost. Dergelyke spys in zulk een vorm te kunnen verduwen, is alleen wonderkinderen gegeven. De weten schap moge hier triumfen vieren de ziel kunde en de opvoedkunde (zie boven, sub 5) nemen met omsluierd gelaat de vlucht. De eenige lof, dien men dr. Hoogvliet geven kan, is, dat hy een oorspronkelijk stuk werks i heeft geleverd. Waarom hy zyn methode »nor' maal" noemt, is ons duister gebleven, en de j voornaamste voordeelen, die by ons verzekert i dat zijn arbeid aanbiedt, hebben we er te ver geefs in gezocht ; daarentegen kleven het werk, zooals we aangetoond hebben, gebreken aan, die het ongeschikt maken voor het gebruik dergenen voor wie de schryver het bestemd heeft. Het auto-da-fe, boven bedoeld, kan dus voorloopig uitgesteld worden. _ S. De Van LenneB-Blaat. Waarde Eedactie. Mrjn antwoord, niet als truc, maar in vollen ernst bedoeld, bly'kt u niet voldaan te hebben. Ook is u niet voldoende dat ik my uw wel willende kastyding voor het niet-begrypen van uw bedoeling, zonder eenig verzet liet welge vallen. Gy voegt er nog een en ander aan toe. Maar dat kan ik me niet geheel laten welgevallen. Gy schry'ft: «Zoo was dus de aanval in peen enkel oplicht te verdedigen, en wel allerminst nu by geschiedde met weglating van hetgeen een onmisbare inlichting voor de lezers van het Vaderland moest zyn; dat n.l. de prent een reproductie was van eene uit het jaar 1893; en met verzwygfing van het meest beteekenende deel van het onderschrift". . . Op beide punten kon ik volstaan met een beroep op de algemeene verspreidheid van uw blad, dat door iedereen gelezen wordt. Maar ik kan meer doen en u verwyzen naar mijn artikel in Het Vaderland. Behalve dat in het door u geciteerde staat «nogmaals", wat al op een herhaling wy'st, komt daarin het volgende voor:... «het interieurtje door Braakenziek zoo huissely'k geteekend voor het Weekblad van 27 Auy. 1893 en nu door de redactie opnieuw actueel geacht" . . . Duidelyk bly'kt me nu hieruit dat gij naar ik al vermoedde niet eens de moeite geno men hebt mijn artikel te lezen, dat gy' gevonnisd hebt op een citaat. Dat citaat kwam voor in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en uw handelwyze klopt derhalve niet met uw bewering dat de «anderen", die óók een verkeerden indruk kregen van uw plaat, u »koud laten". Als we nu onze rekening opmaken: Ik heb me vergist in uw bedoeling nauw toelichting mijn vergissing erkend en me zelfs tegen uw vry krasse redeneering dat ik als «vriend en medewerker" my' niet vergissen rjjoaht, maar niet verzet, omdat dit bijzaak bly'ft, waarbij onderzocht zou moetan worden in hoeverre de minder handige formuleering van het onderschrift der plaat aanleiding gaf. Gy hebt nu zélf wat boos u niet eens de moeite gegeven my'n artikel in zy'n geheel te lezen, en spreekt boudweg een beschuldiging uit, die ik u met de stukken weerleggen kan. Is er in my'n handelen iets lichtvaardige ge weest, moet uw eigen lichtvaardigheid u dan niet tot zachtmoedigheid stemmen ? Als steeds Uw dv. Den Haag, 13.4.02. W. G. VAN NOTJHUYS. De heer Van Nouhuys vergist zich. Op merkzaam gemaakt door het citaat in de N. B. C. hebben wy wel degely'k het nummer van het Vaderland genomen en ons vaa de juistheid van de aanhaling der N. B. C. vergewist. Vervolgens hebben wy het artikel doorgezien, en bemerkende dat het een her haling bevatte van ons bekende oordeel vellingen over v. Lanneps werken, daarin allerminst gezocht naar de bedoelde verklaring, die even als het weggelaten deel van het onderschrift in den krassen aanval haa behooren te zyn opgenomen. Nu was hel gevolg dat een zoo algemeen verspreid blad als de 2v. M. C. evenals wy', die later verschynende mededeeling niet heeft opgemerkt, en wy by monde van den heer Nouhuys voor het Nederlandsche publiek werden ten toon gesteld als lieden »aan wier doen zoo spoedig mogely'k een eind moest worden gemaakt". Intusschen, de heer van Nouhuys heeft gely'k later in zy'n artikel kwam de door ons ver langde mededeeling voor. Ten opzichte van dit punt déciiargeeren wij hem gaarne voor het overige zal verdere toelichting over bodig zy'n, al zouden wij den Heer v. Nou huys willen voorstellen in plaats van te spreke van een »minder handig geformuleerd onder schrift" van een door hem «verminkt onder schrift". Schrijft de heer v. Nouhuys aan gaande ons : »zelf wat boos" dan is dat juist. We zouden wel eens willen weten welk redacteur niet iets onaangenaams in zy'n binnenste zou gevoelen als men, in strijd met de feiten van zooveel jaren, zy'n naam trachtte te bederven en hy moest ervaren dat dit nogal door zyn medewerker werd beproefd. Thans echter aan te nemen, dat de daad onwillekeurig de bedoeling ver is voorbü'gestreefd, valt ons niet moeilyk na v. Nouhuys' welwillende verklaring. | Boekverkooping te Leiden. ;raphen, waarby'p. a. brieven van Prins Willem en zijne familie, alba amicorum enz. enz. lierby' hoogst interessante stukken. Zonder twyfel zal deze veiling menig bezoecer tellen. Alles ia te zien op Vrijdag en Zaterdag 25 en 26 April. a.a. Officieele stukken over den oorlog in Zuid-Afrika. Het Perskantoor van het Algemeen Nederandsch Verbond te Dordrecht heeft met toe stemming der Boerenvertegenwoordigers in Europa uitgegeven de Ambtelyke Verslagen van Generaal de la Eey en Generaal J. C. Smuts, alsook andere stukken betreffende den oorlog n Zuid-Afrika kort geleden ontvangen. Deze verzameling stukken in een vlugschrift vereenigd, zendt het Perskantoor van het Algemeen Nederlandsen Verbond te Dordrecht na ont vangst van ?0.25, franco aan alle aanvragers. Bij de firma Burgersdyk & Niermans ver scheen de catalogus van eene interessante en omvangryke veiling welke aldaar van 28 April tot 6 Mei a. s. zal plaats hebben. De hoofdafdeeling in den Catologus beweegt zich op het gebied der rechtsgeleerdheid, staatsweten schappen, staathuishoudkunde, sociologie, han del enz. Onder meerdere belangrijke rechtsgeleerde bibliotheken bevat deze rubriek de verzameling van werken en tydschriften, nagelaten door mr. E L. van Einden, in leven advocaat te 's Gravenhage en redacteur van de Gemeente stem. Een kleine 1600 noa. over genoemde wetenschappen wordt hier aangetroffen, meest bestaande in gezochte standaardwerken en ty'dschriften. De verdere afdeelingen geschie denis en aardrykskunde, geslacht- en wapenkunde, godgeleerdheid en-wy'sbegeerte (waarby o. a. de bibliotheek van wylen Ds. J. J. L. Luti, predikant by de Waalsche gemeente te Rotter dam), taal- en letterkunde, Oostersche talen, enz., kunst-, pracht-, en plaatwerken zy'n voorzien van belangrijke boekwerken. Tot slot eene afdeeling handschriften, autoInhoud van Tijdschriften. Den Gulden Winckel. Maandschrift voor boekenvrienden in Groot-Nederland. Alg. Geschiedenis, dóór prof. H. C. Rogge. Steinlen, door Bulée.?Darwinisme en demo cratie, door dr H. W. v. d.BerghvanEisinga. Vlinders, door Piet Vluchtig. Ook een uitgever die genoemd mag worden, door A. W. Stellwagen. Fragment uit: >Drie verhalen, door Marcus. Hygenische Bladen. No. 4: Dr. G. W. S. Lingbeek: Over suggestie in het dagelijkach leven. Overlading. Dr. V. van der Plaats: Ozon. Sanitaire kroniek. Dr. G. W. Bruinsma: Bescherming der openbare gezond heid in het buitenland. 40 cents per regel. iiiittiiiimiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini TRADEMARR MARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar b{j alle Wijnhandelaars e* bfl de vertegenwoordigers KOOIMIAV* & ItKI IMFR, Wjjnhandelaars te Amsterdam. Prijzen van af ? 2,50 per teek. IIoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG, Noriaal-Wolarttteta. K. F. DEUSCHLH-BBNUEK, Amsterdam, Kalverstr. 157 Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. K A MS TRA's Matrassen-, Bedden- «l Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek. BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant protu. Honderden bewyzen van tevredenheid, Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTBH. Piano- en Muziekhandel H. EAHR, te Utrecht. Opgericht 1835. Telephoon No. U3, Amerikaansche, Duitsclie en Pransehe PIANINO'S en ORGELS. Groote keuze in: H l l Kf IA \0'S. Oude instrumenten worden ingeruild. Rep»ratiën worden in de Fabriek ten spoedigste uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in «l buiten abonnement. ECHT VICTORIAWATER. GRAND Cordon Jaune & Rouge LIQUEUR ROY4LE. Agents-Generaux B. A. RIPPING &Co.,Amsterd. Zeker en zonder pijn werkt het echte Radlaner EkBteroogenmlddel d. i. 10 Gr. '25 pCt. Salicyl collodium met 5 Centigr. Hennepextract 5') Cents.Alleen echt met de firma Kronen- Apotheke, Berlrjn. Depot in Amsterdam, b\j CLÉBAN & Co., Apotheek POLAK, PHARMACIE Piano-, Orpl- en MKYKOOS A KAL.SHOVE1I, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huw Repareeren Stemmen Ruilen. J. H. DE WIT. Algemeene Boekhandel Utrecb-tschestraat 54, Amst. (Telefoon No. 3947). Opruiming van Photographien en Photogravnres.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl