Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAKB.
No. 1296
militair strafstelsel nog zóó kwaad niet,
mits de rechter wijs en verstandig zij. Maar
niettemin wordt dan nu heel aardig het
huis van buiten opgeknapt, en mag pro
fessor Van der Hoeven er grootsch op
wezen, dat het zyn ontwerpen kunnen
heeten, die ter tafel worden gebracht, dat
zijn beginselen gehandhaafd bleven ondanks
Staatacommissiën- en Raad-van-State-wijs
heid; het huis van binnen geheel te ver
bouwen, is een taak, die men liever aan
anderen overlaat!
't Is waar, na deze herziening is die
van het formeele militair recht in 't uit
zicht gesteld, maar tusschen beloven en
doen ligt in parlementairen zin een klove
van jaren. Doch wellicht mogen wij er ons
in verheugen, dat tot op heden de militaire
procesorde nog geen punt van behandeling
uitmaakt. Op dit oogenblik toch nou het
nog mogelijk zijn een militair wetboek
van «irafvordering te zien voteeren naar
den geest van die militairisten, welke
krampachtig vasthouden aan tweeërlei
rechtebedeeling, aan een af«ooderlgke recht
spraak voor militairen, uitsluitend door
officieren, die «oh geen krijgatucht kunnen
denken zonder specifiek militair rechts
college. En moest dit jammer ons weer
beschoren zijn, werd het formeel recht
thans in dien geest gewijzigd, op nieuw
zouden ?wij voor jaren gebukt gaan onder
een reehtsbedeeling voor militairen, die in
Frankrijk aanleiding gaf tot een vergissing,
zoo groot, zoo bedroevend, dat zij geheel
de wereld in rep en roer kon brengen
en die seUs in Duitschland de vraag doet
stellen, of de soldaat voldoende rechtsze
kerheid bezit.
Nu de omstandigheden gewild hebben
dat wij ten onzent nog ruim 700 militairen
per jaar uen gevonnisd door rechtscolleges,
wier samenstelling heel veel te wenschen
overlaat, en naar regelen, die met de
beackaving den spot drijven, nu mogen wij
ons daarin verheugen, vrant het aantal
jongelieden welke de militaire instellingen
van nabij leeren kennen, wordt met den
dag grooter. Ea deze jongeren zijn het
die bij de natie de overtuiging moeten
vestigen, hoe de rechtspositie van den
soldaat niet ie verzekerd, en hoe de her
ziening van de «crimineete wetboeken"
nog iets meer is dan een eiach des tijds, tot
heden handig weggeschoven achter een
nieaw wetboek van militair strafrecht, dat
de kamergeleerden met genoegen in han
den zullen nemen, maar de duizenden
voor wie het bestemd is, koud kan laten.
*
* *
Vaccinatie in Nederland.
In de Hygiënische Bladen werdt door dr.
6. W. Bruinsma eene vergelijking gemaakt
tusscken de wjjie waarop de vaccinatie als
voorbehoedmiddel tegen de pokken in Neder
land ia geregeld en zooals die elders, vooral
in DnitBchland, aan voortdurend toezicht is
onderworpen en komt daarbij tot de slotsom,
dat hier te lande verbetering zeer wenschelyk is.
De schrijver stelt op den voorgrond, dat
zooals de uitoefening der geneeskunst in Ne
derland is geregeld ieder geneesheer by het
verrichten van inentingen in zijne clientèle
most worden vrijgelaten, nu hij de meest
ernstige en levensgevaarlijke operaties op eigen
verantwoordelijkheid mag ondernemen, doch dat
sedert 1872, het jaar van de invoering der
Epidemiewet, publieke rechten aan deze inen
tingen zjjn verbonden, namelijk het bezoeken
van scholen, welke beteekemY nog is versterkt
door de Leerplichtwet en dat de Staat daaraan
bat recht ontkent zien met deze kanstbewerking
te bemoeien. Dit echter geschiedt slechts in
zeer geringe mate; de wet eischt »dat in iedere
gameente van ons land elke drie maanden voor
allen gelegenheid wordt gegeven tot kostelooze
inenting of herinenting; deze bepaling maakt
dat twee zittingen vallen in de wintermaanden,
een zeer ongeschikte ty'd om met kleine kin
deren er gebruik van te maken, bovendien zegt
dezelfde wet alleen, dat er .gelegenheid" tot
inenting moet zijn, doch bepaalt verder niets
omtrent de lokaliteiten, waar de zitting wordt
gehouden. Het gevolg daarvan is, dat ook in
uitgestrekte gemeenten met verschillende
karkHMMHMtllllHnilMIHHIMHIHmHHUilllllllllUII
DE MOEDER.
VAN
CLARA. VIEBIG.
Vrij naar 't Dtiitsch, door M. v O.
Men had haar als laniloop-ter opgepakt en
achter slot gezet; toen de gendarme haar op
't smalle paalje in de eenzame velden gezien
had, was ze bezig aan 'n paar, by den oogst
vergeten bieten te knabbelen, die ze juist uit
den grond getrokken had.
't Kegende hard, met wat half gesmolten
sneeuwvlokken er tusschen; over de onafzien
bare kale vlakte gierde de wied en joeg over
allea heen. Geen rook geen schoorsteen
geen beschuttend dak. Zij liep daar als verloren
in die groote eenzaamheid. Het mutsje, de
dracht der poolsche landmeisjes, zat, kletsnat,
als gekleefd op haar hoofd, de zwarte, ver
waaide haarlokken hirgen haar als striemen
in 't gezicht. Geen mantel, geen doek, geen
enkel verwarmend kleedingstuk droeg ze. Zs
dwaalde door de grauw-schemerige
No?embernamiddag alsof ze zóó van 't werk geloopen
was, in hiar korten, rooden, gescheurden en
gevlekten rok, met keurs'.y'tje, half lange
hemlsmouwen en blauwe kralenketting om
den hals.
Waar ga je heen ?" vroeg de Pruisische
gendaroie, die hier vlytig rondspioneerde; de
II issisch poolsche grenzen waren niet veraf
gelegen.
Ze zag hem met groote doffa oogen aan.
Hy pakte haar bjj den blooten Rrm, die
blauw geplekt was van de kou. Waar ga ja
heen? Van waar kom je V"
Zij schudde langzaam 't hoofd, wees met den
vinger naar haar lippen, ooren en voorhoofd
en schudde weer ontkennend 't hoofd. Toen
begreep hy, dat za geen duitsch verstond en
dorpen niet zelden de inenting altijd op dezelfde
plaats geschiedt b.v. het gemeentehuis of de
woning van den geneesheer, somwijlen een
veldwachterswoning of een herberg en dat ook
verder omtrent de inrichting van het lokaal
alles wordt overgelaten aan de vrije keuze
van den geneesheer aan wien deze kostelooze
inentingen zyn opgedragen. In het buitenland,
zoo bewijst de schryver door aanhalingen vooral
uit Duitsche wetten, is dit alles geheel anders
geregeld. In alle dorpen met minstens 250
inwoners moet ieder jaar ter plaatse gelegenheid
zyn tot inenting; gedurende de wintermaanden
mogen g«en zittingen worden uitgeschreven en
evenmin gedurende het warmste van den zomer;
de lokalen moeten zindelyk, friach en goed ver
licht zy'n en een der gemeente-autoriteiten of
een veldwachter moet aanwezig sijn om de
orde te bewaren. Da kinderen moeten schoon
en gewasschen zyn en niet ofkomstig uit ge
zinnen, waar tesmeUelyke ziekten zyn.
Wat de kunstbewerking zelve aangaat, ook
deze is in Dnitschlani aan regels onderworpen;
hier te lande kan het gebeuren, zoo meent
de schrycer, dut publieke yaccinatiën worden
toevertrouwd aan artsen, die nog nimmer een
inenting hebben verricht of bijgewoond, in
Duitschland moet ieder, die zich met vaccinatie
belast, het bewjjs overleggen, dat hy' eenige
zittingen heeft bijgewoond. Terwy'l hier te lande
een geneesheer deaverkiezende nog van arm
op arm mag inenten, zooals vroeger algemeen
?was en somwijlen aanleiding heeft gegeven tot
minder gewenschte gevolgen, is bijna overal
elders het uitsluitend gebruik van animale
koepokstof verplichtend gesteld. Evenmin is
in ons land voorgeschreven of op n of op
beide armen moet worden ingeënt of met
hoeveel prikjes en opgekomen pokjes genoegen
moet worden genomen. Alles hangt geheel af
van het oordeel en de opvatting van den
geneesheer.
Tan slotte wijst de schrijver er nog op hoe
weinig moeite er in Nederland wordt gedaan
om de inenting der kinderen binnen het eerste
levensjaar te bevorderen en welk een groot
aantal kinderea beneden de sehooVjaren daar
door niet ingeënt ijji en een voortdurend
gevaar opleveren de pokken binnen te sleepen,
vooral uit Belgiëwaar deze ziekte nog veel
vuldig voorkomt.
Deze laatste bsw-ering geeft den heer Fierson
aanleiding in eau volgend nummer derzelfde
Hyyiën. Bladen nogmaals te betoogen, dat dus
de vaccinatie niet zooals de heer Bruinsma
heeft beweerd, een voorbehoedmiddel is tegen
pokken, omdat in Belgiëdeze inenting ver
plichtend is. Juist deze bewering echter is voor
den laatste weer een bewy's met welke ondeugde
lijke wapenen da anti-vaccinateurs hun stry'd
voeren tegen de vaccine, omdat wel verre van
verplichte vaccinatie, in Balgiëtegenwoordig
nog nagenoeg dezelfde toastand aanwezig is
als in Nederland vóór de gezondheidswetten
van 1865 en 1872 en de geneeskundige
c»mmissiën aldaar aanhoudend klagen over de
weinige zorg aan het inenten besteed, zóó
zelfs dat de Minister nog in 1895 per circu
laire heeft moeten herinneren, dat de inentingen
niet mochten geschieden door vroedvrouwen.
Met een sprekend voorbeeld uit zy'ne praktyk
illustreert ten slotte dr. Bruinsma, waarom hij
voor zich de vaccinatie gerust een voorbehoed
middel tegen pokken durft blijven noemen.
Ty'dens de pokkenepidemie van 1870,71 had
hy een gezin onder behandeling, waar de vader
alleen als militair was ingeënt en vry' '«leef,
terwy'l de vrouw en de beide dochters, zenr
ernstig werdea aangetast, 't Was een gemengd
hnwelyk, wonende op de grens van twee ge
meenten ; de inwoners der eene waren meestal
katholiek, die der andere protestant. Alle
familieleden (vijf) van den man uit de eerste
afkomstig en die de zieken waren komen be
zoeken bleven eveneens van Je ziekte ver
schoond, drie familieleden van da vrouw, die
zich om gemoedsbezwaren nimmer hadden
laten inenten, werden allen aangetast.
De Fransch-Russische alliantie.
De reis van den Duitschen
rijkskanselier naar Venetiëen Weenen en de be
sprekingen aldaar door hem gevoerd met
de leiders van de buitenlandsche politiek
der beide met Duitschland verbonden
mogendheden, hebben hen, die de triplice
Eteeds met leede oogen beschouwden en
onophoudelijk hare nadere ontbinding
voorspelden, gedrongen tot het aanslaan
van een anderen toon. Dit geldt vooral
van de Fransche bladen: in plaats van
de doodsklok te luiden voor het
drievoujisintimimiiflMniiiHmiiiiiiiiinHiimiiiimniniimifniiitiiiiiiiiiiii
herhaalde z\jne vragen in 't poolsch.
Li haar sombere oogen kwam 'n zachtere
uitdrukking toen ze haar eigen taal hoorde ;
toch antwoordde ze niet. Met den uitgestrekten
arm wees ze ach'.er zich naar de onafzienbare
vlakte, waar de troosteloosheid der eenzame
velden in de naderende avondschemering w.
gdoezelde en slechts hier en daar in de verte
de vage omtrekken van boerderijen flauw zicht
baar waren, als eenigst spoor van leven en
menschen.
Zoo, daar kom je dus vandaan ?" Ze knikte.
En waar ga ja heen Y"
Weer hief ze haar arm op en wees op de
wijduitgestrekte vlakte iójr zich, waar de wind
over heen snoof, als 'n hongerige hond over
'n teeg bord.
Waar zijn js papieren?" Ze toonde haar
leege handen.
Dan moet je met me mee l" En zonder
verder vee! woorden te verspillen, duwde hij
zijn kort zijdegewesr meer rugwaarts en pakte
haar vaster aan.
Dali!'' Ze stootte 'n gil uit, die schel en
doordringend als trompetgeschal den wind
overstemde, rukte zich met geweld los r-n
stormde weg. Hij haar achterna. Die
Isndloopster wilde ontvluchten dan had ze stellij
gestolen of wellicht wa^ ze 'u sp'on van 'n
troep smokkelaars l
Spoedig had hij haar ingehaald en aan den
fladderenden rok gegrepen. Genade ! soldaat,
genade!"
't Was 't eerste woord dat o f er haar lippen
kwam ; jammerend zonk ze in de modder van
't doorweekte akkerveld en omvatte zy'ne
voeten. 'Lt kuste zijae knieën.
Laat me los! Ik moét gaan, vér, hél vér
weg l" Haar oogen sagen hom met smeekende
angst aan ; xe -wrong de handen saam en sloeg
ze dan weer om zijn voeten. Toen hy zich
losmak'-n wilde, krampte ze haar vingers aan
zyn jas.
Sta op !"
Ze stor_d niet op. Als 'übundel oule lom
pen lag IA vó)r hein ineengerold, 'n hoopje
elisnde. Mut geweld moest hy haar overeind
dig verbond, gaan zij nu den lof zingen
van de Fransen- Russische alliantie en van
het groote nut, dat deze in 't bijzonder
voor Frankrijk heeft. »In zekere politieke
kringen houdt men niet op; de
FranschRussische alliantie te critiseeren en te
beweren, dat bij deze alle voordeelen zijn
aan den kant van Rusland, dat de over
eenkomst slechts zou hebben gesloten om
gemakkelijker zijn leeningen in Frankrijk
te kunnen plaatsen. Maar die redeneering
is in alle opzichten valsch".
Aldus Jules Hansen in den Figaro. De
alliantie is volgens hem een defensief
verbond, gesloten met het doel, den vrede
te verzekeren, en gebaseerd op een mili
taire conventie. Deze conventie was reeds
in December 1891 door den heer de
Freycinet opgesteld en door den czar
Alexander III in het volgende jaar goed
gekeurd. De onderteekening werd ech
ter uitgesteld, omdat de Fransche minister
er eene politieke paragraaf aan wilde
toevoegen, welke de beide natiën vast zou
verbinden in het geval van een aanval
van buiten. Intusschen werd, na vrij
langdurige onderhandelingen, de alliantie
definitief gesloten en geteekend in Maart
1894.
Met of zonder die politieke paragraaf?
Daarover schrijft de heer Jules Hansen
wijselijk niets. De inhoud van het alliantie
traktaat is nooit gepubliceerd. Alexander
III en zijn zoon Nikolaas hebben beiden
eenige malen officieel gesproken over de
?onation amie et allee"- en de Fransche
presidenten Carnot en Liubet hebben de
zelfde woorden gebruikt. Maar al zijn
die woorden, vooral in den beginne, in
Frankrijk met geestdrift toegejuicht, hoe
ver die vriendschap gaat en tot w At die
alliantie bindt, blijft tot dusver een ge
heim. Men moet den »durf", de onge
geneerd heid, vooral het prestige van een
Bismarck hebben, om zulke alliantie-trak
taten, waarin allicht voor een der beide
partijen eene drukkende of onwelkome
verplichting wordt gesteld, wereldkundig
te maken, zooals de «ijzeren
Rijkskanselier" in Februari 1888 deed met het
Duitsch Oostenrij ksche alliantie traktaat.
R'jeds in 1887 was eene duidelijke toe
nadering tusschen Frankrijk en Rusland
te bespeuren. Generaal Boulanger's
barakkenbouw aan de grenzen van
ElzasLotharingen had Bismarck aanleiding
gegeven tot een houding vaa zoo drei
genden aard, dat de Fransche minister
Flourens te St. Petersburg steun zocht
en verkreeg. Te vergeefs beproefde B
smarck toen van Rusland de toezegging
te verkrijgen van onzijdigheid bij eea
eventueelen nieuwen Fransch-Duitschen
oorlog. Het eenige resultaat van dezen
stap was,. dat Frankrijk in de
Bulgaarsche quaestie openlijk partij trok voor
Rusland.
De Fras-»ch Russische alliantie, die
zooals wij zagen eerst in 1894 tot stand
kwam, heeft ontegenzeggelijk aan Frank
rijk een gevoel van veiligheid gegeven.
Volgens den heer Jules Hansen heeft zij
een hoogst gunstigen invloed gehad op de
betrekkingen van Frankrijk met de overige
mogendheden en op de uitbreiding van
Frankrijk's koloniale macht. Wat het eerste
betreft mag men bescheidenlijk vragen, of
die veiligheid niet vaak zeer duur ge
kocht is en of Frankrijk daarvoor niet
enkele der eerste beginselen van een
WestEuropeeschen constitutionielen staat om
niet eens te spreken van eene republiek
heeft opgeofferd. En wat de koloniale
expansie betreft, is het niet juist
Bismarck geweest, die Frankrijk tot de
«avonturen" in Tunis en Tonkin heeft
aangemoedigd, omdat hij daarin eene heil
zame afleiding zag voor den gevaarlijken
revanche-iust. Zeker, ook na Bismarck's
verdwijnen van het staatstooneel heeft
Frankrijk aan zijn expansielust kunnen
toegeven. Maar dat de goede vriend aan
de Newa hierbij niet veel meer doet dan
UmillllmmlIIMMlmlIIMIIIMIIMIIIimmlIIIIIIIHIIlmlIlfmlIIIMIIlmlIIIM
trekken; ze beet en krabde, schopte, ging heftig
te keer. Daarop scheen ze geheel uitgeput te
zijn en niet tot loopea in staat. Hy moast haar
meer voortslepïn dm dat ze liep ; als hij haar
losgelaten had, zou ze omgevallen zyn.
En gedurende hél den langen moeiel\jken weg.
huildo ze aldoor, onbetfaarhjk, wild, zonder
ophouden, 't ne uur na 't andere. En telkens
weer wierp ze zich neer, wilde niet opstaan en
moest hy haar trekken, sleuren en stooten.
Ik meet gaau l vè?, vér weg ! Ik moe" gaan!''
Haar geschrei en gejammer weerklonken
onheilspellend in den donkeren nacht, en de
klagende wind, die t t 'n storm was overge
gaan, droeg 't al verder en verder voort.
Zelfs de politieman had er van gehuiverd en was
blij geweest toen hy eindelijk 's nachts laat,
uitgeput te Gnesen aangekomen was en die
wilde landloopster hal kunnen afbveren.
En zoo za.t Katia Giemziank* dan in de
gevangenis. Ze had haar naaai opgegeven en
ook gezegd waar ze vandaan was : in Szczurora
hoorde ze thuis. Daarheen wilde ze nu o»k weer
terug; Jat had rnen er ei;:delyk uitgekregen.
Als 'n dolb raasde en tierde ze den morgan
na haar opsluiting in haar cel, lif p met 't hoofd
tegen de deur, s!osg met de vuisten op de ka!c
muren : S .cmrora ! Ik moét weg l" Ze wilde
ciets eten. Wél stond Z8 als vastg«tooverd vóór
't bord warme soep met brood en sta&rde er
lang op; haar reuivlfuge's openden zich wijd
en snoven begeerig den walmen damp in, die
van 't soepbord omhoog walmde. R^eds strekte
ze de haad er T^aar uit... Maar plotseling
sprong ze op, sloeg wser tegen de deur en
jammerde wetr: Szczu'ora !" M^n kon van
het half verhongerde schepsel maar niet te
weten komen, vanwaar ze nu gflkoinen was.
Op alle vragen schudde ze siechts 't hoofd!
Szczurora!'' E'ndelijk om haar te kalmeeren,
zeide men: Je zult naar S^czurora gaan,
jawel, je mag naar Szczurora ! '
Dat werkte a's esn tooverwoord Ze wierp
zich op 't voedsel en verslond alles gretig. Nu
was ze rustig; ia 'n hoek van de cel zat ze
op den grond ineengehurkt op n punt te
sta-en en te wachten.
lijdelijk toekijken, is gebleken bij het
Faschoda-incident; de schrijver in den
Figaro kan hierover niet veel meer zeggen
dan: »Wie weet of Rusland niet zou heb
ben geholpen, als wij er op hadden aan
gedrongen."
Eindelijk komt de quaestie der herhaalde
Russische leeningen ter sprake. Volgens
den schrijver hebben de Franscben uit
stekende zaken gemaakt, door hun spaar
penningen in Russische fondsen te beleggen,
heel wat beter dan zij zouden hebben ge
daan als zij waren voortgegaan met daar
voor «Spanjaarden, Pjrtugeezen" enz. te
koopen. Rusland heeft zijn sitaatsschuld
sterk verminderd, en als het daarbij groote
sommen heeft geleend voor de uitbreiding
vari zijn spoorwegnet, dan kan men dit
geen onproductieve uitgaven noemen.
Marianne kan dus tevreden zijn, tevre
den en gerust, en President Loubet zal bij
zijij aanstaand bezoek aan den Czar niet
nalaten, die gemoedsstemming in de warm
ste kleuren te schilderen. Dat kan zeker
geen kwaad, want nu de uitslag der V
rkiezingen en het lot der regêering in
Frankrijk onzeker zijn, voelt men daar
dubbel de behoefte, om den bondgenoot
eene verzekering te geven van onwankel
bare trouw.
millmiiiiimmiiliiiiHMiilllliiiiimiiiiiiiiiiiimililllil
De acM-HKMag in fle jiraiHjl
De tijd ligt nog niet zoovele jaren achter
ons, dat, wanneer er uit sommige
werkliedenkringen stemmen opgingen omtrent den
acht uurs-werkd&g, men daarover in
breederen kring niets anders te zeggen had,
dan een medelijdend schouder-ophalen. Ia
de laatste 12 a 15 jaar is echter het vraag
stuk van den werktijd zér actueel ge
worden ; het is een der meest dringende
vraagstukken geworden ook voor onze
sociale wetgeving, en zoover zijn we nu
wel reeds gevorderd, dat in ongeveer alle
moderne landen, waar er arbeidersbeweging
en arbeidswetgeving in meer of mindere mate
voorhanden is, de kwestie van de inkorting
en regeling van den werktijd niet alleen
voor vrouwen en kinderen, maar ook voor
volwassen mannen, dringend noodzakelijk
wordt geacht.
En metterdaad is reeds hier en daar
zelfs de 8-urige werkdag verworden van
»utopie" tot werkkelijkheid, belichaamd in
wettelijke voorschriften hier vanwege de
gemeente of provincie in de bestekken,
d dar in de wet voor de industrieele werk
lieden.
Maar immer vindt dit voortschrijden op
den weg der arbeiders-bescherming een zeer
welkome aanmoediging in de voorbeelden
en pogingen van particulieren en op zich zelf
staande ondernemingen. Voor den wetgever
zijn deze voorbeelden zelfs dikwijls noodig,
wyi hij er een rechtvaardiging in kan vin
den, een wettelijk voorschrift uit te vaar
digen ook voor anderen.
Nu zijn de vootbeelden, dat particuliere
werkgevers vrijwillig voor hunne werk
lieden dtn 8 urendag invoeren, voor wat
Europa aangaat, nog niet voor 't grijpen.
Hoezeer Europa ook een «oudere" bescha
ving mag bezitten, op het stuk van produc
tie en arbeidsregeling, ook niet betrekking
tot der normalen werktijd, staat Europa
achter Noord Amerika en Australië.
Met des te meer belangstelling is dan
ook in breeden kring de aandacht geschon
ken aan de, tot nu weigetlaagde poging
op een groote duitsche fabriek, om den
8-urendag in practijk te brengen. Het is
de instrumentenfabriek van de firma Carl
Zeitz te Jyna. aan het hoofd waarvan staat
professor Abbé, op welk fabriek ruim 1200
werklieden in vercchillende branches werk
zaam zijn. Met l April 1900 voerde de
firma voor een deel harer werklieden den
S urigen werkdag in, als proef voorloopig,
voor den tijd van een jaar, zonder een voor
de gezellen ongunstige verandering in het
loon.
Een jaar daarna, April 1901, hield prof.
eiliKIIIIIMIMMIlllllllllimilllHlllUIUHIIIIMIMIMIIIIIIIIIItlflIHIIIIIHM
l
Daar bui en j*agden de sneeuwstormen en
spreiden over all: s 'n efta wit kleed. Waar
't akkerveld zich uitstrekt waar 't meertje
ligt waar de sloot ia waar de straatweg
begint wie k*n 't zeggen ? Alles a wit
heid . . . Ea korte dagen waarin de ochtend
reeds avond schijnt te zijn. Alles donker en
somber.
Wat zou men met haar doen ? Ze was alleen
wegens landloopery opgepakt. Men zou haar
binnen enkele dagen moeten loslaten. Maar was
dat nu, in dit barre winterweer eigenlyk geen
wreedheid ? Zy zelve had maar n wensch,
ne bede, die ze steeds met denzelfden drang
afsmeekte! Sjcznrora!" Ze omvatte de knieën
van ieder dio in haar cel kwam.
Daar verscheen op zekeren morgen de inspec
teur van den heer Dalchow, van 't buitengoed
Prysienowo ru Wilhelmshöhe genoemd,
die een w-.-ggeloopen arbeidster terug kwam
halen ; de meid was 'n week te voren op eens
spoorloos verdierven en door de beschrijving
der landloopster, die met de hare overeen
stemde, was men haar op 't spoor gekomen.
Toen men haar riep, sprong Kngia sidderend
van vreugde uit haar hoek op ; met haastige
schreden ijlde ze door de gangen en ademde
mot welbehagen voor de daur de frisschïlucht
in, terwijl ze verlangend de armen naar de
witte verte uitstrekte . .. Daar voelde ze zich
op eens vastgegrepen. Do opziener van
Pryjienowo fchudde haar heftig: Psia Krew, j'iu
vervloekte hond! wie laat je wegloop:>n? Je
zult er van langs krijgeü" en hy tooade drei
gend de z«eep.
Wordt te Piy ier.owo nog de sweep met
negen staarten gebruikt, meneer de inspecteur?"
vroeg een der omstanders schuchter.
Zijn wy' dan liassen ? of Polen ?'' was 't
barsche, antw<n;d. We zijn immers Duitschers."
En knipoogend voegde hy er zachtjes bij : Neen
vriendje, wij gebruiken de zweep met maar
zeven staarten."
Katia werd vierkant opgepakt en in de
briceka geworpen ; naist haar nam de gendarme
op 'n bos stroo plaats. Op den bok zat de inspec
teur en legda da zweep over de vurige paarden.
Abbéeen voordracht voor alle gezellen
der fabriek, waarin hij mededeelde, dat de
resultaten van dezen proef zóó gunstig
waren, dat de firma bad besloten, den
8 urendag definitief ook voor anderen in
te voeren. Er was, naar prof. Abbémede
deelde, noch een vermindering van productie
ingetreden, zoodat ook om die reden het loon
niet verlaagd behoefde te worden, noch kon
worden gezegd, dat, om dit resultaat te be
reiken, een al te groote inspanning van de
werklieden was gevergd geworden. Het heele
geheim, zeide hij, van het stijgen der pro
ductie per uur berust op den meer
intensjeven arbeid, het snellere tempo van arbeid,
en de verdwijning van allerlei gewoon
ten en oponthoud, welke de lange werk
tijd immer met zich brengt. Vo>r den
lichamelijk gezonden, niet overjaagden
mensch_ brengt deze arbeids-methode geen
het geringste nadeel, dat zoo dikwijls als
de schaduwzijde van den verkorten werk
dag ons wordt voorgehouden. Prof. Abb
verklaarde, dat zijne waarnemingen berust
ten op zeer interessant technisch en
phisiologisoh materiaal, en 'hij behreld zich voor,
dit later systematisch tepubliceereh.
De 8 ureadttg is dtfe op die^ooteiabriek
definitief iugevo'erd. En a(*n zijn voorne
men, om zijne bevindingen in ruimerèn
kring te publiceeren, heeft prof. Abb
gevolg .gegeven. In een tweetal voordrachten
voor de v ereeniging voor
Staatswetenschappan te Jena, gaf bij van zajn waarnemingen
verslag, en het komt mij van belangvoor,
daaromtrent het een eu ander mede te
deelen. De 233 werklieden waarmee prof.
Abbéallereerst de proef nam, werkten vóór
diea tijd (1899?1900) 9 uur per dag, te
zamen 559,169 uur, en verdienden 345 899
mark of 61 9 pf. per uur, in stukwerk.
Geduretvde de proef met 8 uur werken
(1900-1901), werkten zij B09759 uur, en
verdienden 366.484 mark, of 71 pf. per uur.
Het 'loon Bfieeg dus met 16 pCt.; het be
hoefde slechts met 12.2 pCt. te stijgen, om,
bij heteelfde tarief', den werklieden hun
loon te doen behouden. DJ leeftijd der
werklieden liep uiteen van 22 tot 53 jaar.
De stijging der loonen was, gerekend naar
de verschillende leeftijden, de volgende.
gemiddeld
stukloon in
n
vcruou- rs :s* TJ ,
o S -a <s -n a, uren
berei S | 'el kend.
mS" M S/0 9 uur Snur
25-25 jaar 34 23.5 5.5 55.3 65.2 100:117.9
25-30 69 27.3 7.9 62.2 72.0 100:116.7
30-35 69 32.2 10.1 65.1 74.8 100:114.9
35-iO 40 37.7 12.7 60.6 70.2 100 11. 5.8
40 en ouder 21 45.3 15.3 63.3 74.3 100:117.4
Opmerkelijk is het hier, dat, naar deze
cijfers, de oudere werklieden in n iet mindere
mate het snellere tempo van den arbeid
zich hebben aangewend als de jongeren.
Wezenlijk onderscheid was er wél tusschen
de verschillende branches van arbeid : de
slijpers der microscopische instrumenten
gingen het geringst, de schrijnwerkers het
meest in loop vooruit ? de eersten 94 pCt.,
de laatsten 20.3 pCt. O >k met andere cijfers
werden door prof. Abbézijn waarnemingen
noar uitvoeringen toegelicht.
Nadat aldus een jaar lang deze proef had
bestaan, en het der directie voldoende naar
gebleken dat van erge afbeuling der werk
lieden geen sprake was, onderwierp zij de
zaak aan hftt oordeel der werklieden zelf,
die zich dus, naar het voorbeeld der 233
kameraden, over de vóór- en nadeelen van
den 8 urendag een oordeel hadden kunnen
vormen ; en met bijna algerneene stemmen
beslisten toen de werklieden ten gunste van
den 8 urigen werkdag.
Van belang was vooral de vraag, zeide
prof. Abbéin zyn voordracht, of door den
snellere n, meer inteneieven ar beid de krachten
der werklieden spoediger zouden zijn ver
bruikt. En dat is, naar zijn oordeel, niet
het geval. Zelfs indien een arbeider, om
meer te verdienen, zijn krachten sneller
wilde opgebruiken dan bij den langeren
arbeidstijd, zou hij dat niet kunnen. Het
snellere werken gaat ten slotte onbewust,
de werklieden passen zich er bij aan, eigen
lijk^ zonder het zelf te willen.
Er is dus wél meerdere inspanning, maar
geen meerder krachtsyeibruik te
constateeren. Want,, zegt prof. Abbé: de meerdere
inspanning bij den arbeid wordt ruimschoots
vergoed door de meerdere rust. Want het
is tiet slechts de arbeid eelf, het is óók het
aanwezig zijn in de afbriek, dat inspanning
en oplettendheid eischt. Bij den werkman die
Ze vlogen over don weg, zonder ophouden in
n razende vaart, door 'n troosteloos onaf
zienbaar wit land ; alles wit en als in
doodsverstijving.
Voor eenigen tijd, tosn de op 't veld staande
bieten geoogst aaoasten worden, had 'n agent
'n troepje vrouwen over de grenzen gebracht;
h\j dreef ze als een kudde schapen naar de
landhuizen waar ze als arbeidsters verhuurd
werden. Ze liepen op bloote voeten en ieder
droeg haar bundeltje kleeren ; die niet al te
arm waren, sleepten haar goed in een
bontgeschilderd'J houten kist mee. Katia uit Ssczurcra
had niet eens 'n bundeltje gehad ; wat ze bezat
droeg ze op 't lijf. De agent bracht haar naar
Pryaienowo ze was 'n flinke sterke meid,
meneer de baron zou er niet mee bedrogen
zijn" ; men sloot een contract voor n jair,
drukte Kïtia de pen in de hand en z\j zette
haar drie kruisjas er onder. Daarop nam de
agent aft-chd i; zy volgde hem tot de poort en
hy beloofde baar, de familie in Szczurora van
haar te zullen groeten en ze te vertellen, waar
zij was. Zy keek hem na, zoolang hij zicht
baar was.
Bij de bïetenoog-t had ze vlug en flink mee
geholpen werken kon ze als een paard
en met de anderen was ze vroolyk en bl\j ge
weest als de opziener haar 's avonds 't glaasje
brandewijn had uitgereikt. Maar kort daarop
was ze stil en teruggetrokken geworden, eiken
dag sti!lor. Als 'n geslagen hond sloop ze rond
terwijl haar sombere oogen s'oeds doffer
werden. 's Zondags stond ze mtc^tal buiten de
poort, iri 't Novembergrauwe -wazige verschiet
te turen. Op zekeren dag was ze verdwenen.
Nu had men haar dan weer teruggebracht ;
als 'n zware zak had men haar uit den wagen
neergesmakt. Nog geen uur later liep ze,
alsof er niets gebaurd was, in den stal rond en
droeg over de bont en-blauw geslagen f
chouders 't juk waaraan de zware emmers met 't
voer voor de kal vers hingen. Die zou 't niet
wagen weer weg te looper, daarvan was de
inspecteur zeker !
Winter aldoor winter 'n eindelooze