De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 27 april pagina 3

27 april 1902 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Fo. 1296 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. geen eigenlijken spier arbeid verricht, maar gedurende zijn werktijd staat of zit in de bepaalde houding die het werk eischt, in de gewone omgeving, in hetzelfde lawaai, met dezelfde oplettendheid van den loop der machine waarvoor hij heelt te zorgen, in dezelfde omgeving van stampende en draaiende werktuigen wordt de vermoeienis voor een goed deel veroorzaakt door het zijn in de fabriek. De verkorting van den arbeidstijd zal dus een groot deel van zijn kracht uitsparen, die hij voor den meer intensieven arbeid kan aanwenden. Het is eenvoudig het meer productief maken van de arbeidskracht, in eenzelfde tijds eenheid. Bij korieren, arbeidstijd verbruikt de arbeider min der kracht, bij intensieveren arbeid verbruikt hij niér kracht. Wegen dus, wat den physiologischen toestand van het lichaam aangaat, deze twee factoren tegen elkander op, dan blijft voor den Werkman nog het voordeel van den meer deren vrijen tijd, de meerdere rust. Daar ligt voor de werklieden de waarde van den werkelijk korteren arbeidstijd. De omstandigheid, dat Engeland nog altijd op de wereldmarkt een groote voor sprong heeft boven Duitschland, is volgens prof. Abbête wijten aan het feit, dat daar binnen enkele jaren de 8 urige werkdag algemeen zal zijn, en_ in Duitschland de 10 uren dag zelfs nog niet algemeen bestaat. Nog niet zoozeer en in de eerste plaats om de mülioenen winst die de verkorting van den arbeidstijd aan de industrie zou geven; maar bovenal weegt hier zwaar het kapitaal aan intellekt dat in de arbeidswereld ver loren gaat, door volkomen nutteloos eenige uren daags te lang de arbeiders-bevolking in de fabrieken op te sluiten. Alleen zij, die redeneeren: wij willen baas zijn in eigen huis; die de arbeidersbevolking willen houden op het peil van een minderwaardig ras van slaven, dat avond aan avond ge knakt naar huis gaat, zich te buiten gaat aan den drank en alle gelegenheid mist, zich tot hooger peil te verheffen alleen dezulken zullen zich op den duur tegen de verkorting van den arbeidstijd verzetten. Dat ideaal was verwezenlijkt in het midden der 193 eeuw, in de Engelsche industrie centra Birrnicgham, Manchester, Li ver pool. 1) Daar tegenover stelt prof. Abb de tegenwoordige arbeiders-bevolking uit de Engelsche fabriekssteden, die, door den langdurigen, maar welgeslaagden strijd voor in de eerste plaats korteren werktijd, ren geslacht is geworden, dat in produc tiviteit, intellect, energie en organisatie nauwelijks ergens ter wereld zijn gelijke vindt, een geslacht, dat niet kruipend buigt yoor den patroon, niet heel gauw tevreden is, dat hooger loon eischt dan overal elders in Europa betaald wordt, maar dat, trots alles, voor den patroon goedkooperen arbeid levert dan waar ter wereld ook. Prof. Abbêacht het een alleszins gerecht vaardigde actie, den strijd dien de arbeiders voeren voor den 8 urendag. Meer en meer wint veld het inzicht, dat de maatschappij uit zelfbehoud, en ook uit medelijden niet de arbeidende klasse, een einde meet maken aan de te langdurige afbeuling der arbeiders. Het verder vasthouden aan de meening. dat lange arbeidstijd voor de industrie voordeel, en voor de arbeiders geen of weinig schade brengt, zou ten slotte misdaad worden! S. 1) Zie daarover het belangrijke werk van Friedrich Engels, »Die Lage der Arbeitenden Klassen Engelands.* Dietz, Stuttgart. Muziek ia de Hoofdstad, Onlangs nog mocht ik schrijven dat wij der directie van het Amsterdamsch Lyrisch Tooneel er niet dankbaar genoeg voor kunnen zijn, dat zij Figaro's bruiloft van den onsteifelijken Mozart hier ter opvoering heeft gebracht en thans reeds heeft diezelfde directie ons verrast liililiiiiiimilllliHiiiiiliiiiMimtltll winter. Heden was 't de eerste zachtere dag, iets van milde voorjaarsstemming was in de lucht; de februarizon scheert, zij 't ook nog fliuwtjes De binnenplaats was n groote wa terplas, even ah de tuin maar op den weg vóór de poort, ag 'n droge strook land tueschen de plassen en daarop kon de jonge mevrtuw van 't landgoed op en neer loopen. Ze was eerst kort geleden van 't kraambed hersteld. Toen ze, langzaam met op gomelastieken overschoenen, onhoorbare schreden liep, zag ze een der stalmeideu aan den rand van de sloot zitten. Waarom was die nu niet met de anderen by 't middagmaal ? Zwaar gebouwd maar toch mager, zat ze daar; met haar pikzwart haar, den rug naar den weg gekeerd, terwijl de beenen in de sloot hirgen. Ze praatte zachtjes voor zich heen; op eens «rikte ze 't uit, bracht 'n paar papieren aan de lipp;n, die ze uit haar keurslijf gehaald had, en kuste die met hartstochtelijke innigheid, heel haar lichaam sidderde. Wat scheel; je ?'' vroeg de jonge vrouw en bleef voor haar staan. Verschrikt werdde Eatia zich om en staarde de vragende aan. Met n sprong was ze op de beenen en stond bevend voor haar meesteres om dadelijk daarop voor haar voeten neer te zinken en de zoom van haar kleed te kussen; ze deed dit zoo wild en heftig, dat mevrouw Dalchow terugweek ; deze gebogen gestalte was als een incarnatie van ellende en smart, dat voelde de jonge vrou» vaag. Ze trok haar hand uit de mof en raakte met de toppen harer vingers de schouders der neergeknielde aan. Wat gcheelt je?" herhaalde ze in haar ge broken poolsch. Szczutwa! Swaafora P' steuade de onge lukkig», strekte de hand met de papieren is de hoogte en zwaaide ze been en weer. Hebt je slechte tijding va-a huis ?" vroeg mevrouw, om zich heen kijkende; h«ar man zag 't ongaarne dat ze met 't dienstpersoneel sprak, iMtur nu w»« er niemand te aiefi. Is er iemand gestorven?" Lézen, leüen," jammerde Katia en zwaaide weer de papieren zoodat ze kraakten heb brief met een reproductie van Mozart's «Tooverfluit" een reproductie zoo mooi en getuigende van zooveel ernst en kunnen en willen, dat inderdaad deze jonge instelling zich hiermede een schoonen lauwer te meer heeft verworven. «Die Zaubeiflöta" heeft haar ontstaan te danken aan het initiatief van Emanuel Sahikaneder, die in den tijd van Mozart directeur was van het «Theater vom Stahrenbergschen Freihause auf der Wieden" te Weenen, een theater dat, volgens den bekenden Mozartbiograaf Otto Jahn, niet veel meer was dan »eine Holzbude, in welcher das Wiener Publikum durch drastische Zugmittel aller Art, besonders durch komische Opern, herbeigelockt wuide". Reeds had Sshikaneder, met behulp van een zijner trawanten, den als tooneelspeler en korist aan zün theater verbonden J. G K. L. Gieseke, een »Zauberoper" saamgesteld, n.l. »0beron, König der Elfen", met muziek van Paul Wranitzky, welk werk zelfs by de keizerkroning in Frankfurt a. M. (1790; gespeeld was en daarna zijn weg spoedig over aile tooneelen gemaakt had. Toen dus Schikaneder in grooten financiëelen nood verkeerde en meende dat hij zich slechts met een buitengewoon »Cassastnk" zou kunnen staande houden, was het zeer verklaarbaar, dat bij naar dezelfde bron greep, als waaraan hij zijn Oberon had ontleend, n.l. Wielands »Dschinnistan". Ditmaal was het »Lulu oder die Zanberflöte" waarop zijn keuze viel en waarmede hu bij Mozart kwam en dezen bezwoer er de muziek Hj te schrijven. Mozart, wiens dramatische neigingen genoeg bekend waren uit zijne vroegere werken »Le nozze di Figaro, Don Giovanni, en Cosi fan tutti, maakte aanvankelijk wel eenig be zwaar. «Wen n wir ein Malheur haben, so kan n ich nichts dazu, denn eine Zauberopor habe ich noch nicht komponirf' zoo zeide bij; niettegenstaande zijne tegenwerpingen echter, toog hij, ten zeerste aangevuurd door Schika neder, toch aan den arbeid. Gieseke hielp ook in dit werk den handigen theaterdirecteur aan den tekst; zelfs zóó, dat men veilig kan zeggen dat hem het leeuwendeel er van toekomt. Volgens hst oorspronkelijk plan, ontleend aan het Lulu-sprookje, zou de »Fee Perifirime" (konirgin der nacht) de goede genius vertegenwoordigen en de toovenaar Dilserghuin (de latere Sarastro) als booze geest optreden. Uit diens macht moest nu prins Lulu (Taniino) de dochter der Fee Perifirime, Sidi (hier Pamina), bevrijden en wel door middel van de hem door Perifirime verstrekte toovermiddelen, n.l. de fluit en een ring, die hem van gedaante kon doen verwisselen. Reeds _ waren tekst en muziek al gevorderd tot het duet tusschen Patnino en Papageno in het paleis van Sarastro, dus kort vóór het begin van het Finale van het eerste bedrijf toen Schikaneder plotseling een andere wending ging geven aan den tendens van het stuk. Hij was n.l. tot de ontdekking gekomen dat in het Leo polds' attertheater te Weenen, van welk theater hij steeds een ernstige concurrentie te duchten had, een opera werd voorbereid naar het zelfde sprookje, en wel onder den titel »Kaspar, der Fagottist, oder die Zauberzither, ein Maschinenspiel in drei Aufzügen, T«st vora Schauspieler Terinet, Muzik von Wenzel Muller". Den 8en Juni 1791 werd ook werkelijk dezs opera met buitengewoon veel succes ia genoemd theater opgevoerd. Schikaneder achtte het toen niet ge raden vast te houden aan het idee »Zauberoper." Jahn beschrijft de metamorphose ii Sshikaneder's ontwerp op de volgende juiste wijze: Urn von den bereits gemachten Vorbereitungen so viel als möglich zu retten beschloss er die «Pointe um zu kehren und, aus den benen Zauberer einen edlen Weiaen zu machon, der Tamino für sich gewintt, ihn zu höhererWeisheit nnd Tugend leitet und durch die Hand der Pamina belohnt." Vervolgens beschrijft Jahn hoe de vrijmetselarij, die onder de regeerir.g van Leopold II niet meer de gunst genoot van het vroegere vorstelijke hof, er in verheer lijkt werd. Ernst Frank gaat zalfs nog verder en meent dat het doen van de Koningin der nacht zinspeelt op Keizerin Maria Theresia, die (7 Maart 1743) eene vergadering »der ersten Wiener .Loge zu den drei Kan on en" door grenadieren en kurassieren had doen overvallen en uit^ eeïjagen. Ignaz von Burr, voorzitter eener andere loge. zou met Sarastro geïjentifieerd moeten worder, in Tumino zou men Keizer Josef II moeten zoeker, ecz. In den regel, ja bijna algemeen, wordt het inlasschen dezer nireirneke eigenaardigheden het werk als een verdienste aar gerekend. Men zjet daarin een diepzinnigere dramausche beteekeuis en men komt er toe zich te ver heugen over het feit, dat de omstandigheden van thuis kan niet lezen! Heb gevraagd niemand kan lezen ? niemand kan schrijven geen man geen vrouw, ni: mand , t'ani pani, Szczurora !" In smeekende houding hield ze in de biddend in elkaar gevouwen handen de brieven omhoog gehever. De jonge vrouw bebeerichte haar tegenzin en nam de vrij smerige, bevlekte papieren, 'n Blijde gelukkige uitdruk king kwam over 't magere gezicht der arbeidster en in haar vreugde kwam er 'n stroom van woorden over hare lippen, lang onderdrukte, korte, harde en gestamelde klanken klach ten, smeekbeden, zef.er.wtnschen, dat a'les stroomde, bruiste, en schuimde over. Mevrouw von Dalchow verstond er geen iylabe van. Ik versfa je niet," zei ze medelijdend en do schou ders ophalend. Toen ze de brieten inzag, merkte ze dat ze in 't poolsch geschreven waren, wat ze niet iezvn kon. Ga er toch mee naar den inspecteur, die zal ze je voorlezen, arme ziel I" O neen I neen ! wil niet." En opspringend schudde ze heftig 't hoofd, haar oogen begon nen te flitsen terwijl ze de, dicht lij elkaar staande wei kbrauwen samentrok; het gezicht had weer de oude stralke uitdrukking aange nomen. Haastig nam ze de brieven weer terug, drukte ze aan haar lippen en verborg ze snel, als 'n bedreigd heiligdom, in haar keurslijfje. 't Hoofd gebogen sloop ze heen, met slependen gang, als gebukt onder 'n Gezichtbaren zwaren last Daar riep mevrouw haar terug : Geef my de brieven, ik zal ze aan mynheer laten zien, die kan ze lezen." Aarzelend, besluiteloos stond de meid met de hand op 't lijfje gedrukt. Geef hier;" de toon was nu bevelend. Eatia boog zich onderdanig diep: Niemand kan lezen," stamelde ze nog even op roerend droe ven toon. Toen_ mevrouw von Dalchow haar man de groezelige brieven gaf, was hy zeer ontstemd, Ik het je immers verzocht, je niet met dat volk te bemoeien Constance. Nu, je moet 't maar zelve ondervinden t" Er verliepen dagen, zonder dat hu zich ver der over de, op zyn schrijftafel liggende brieven aanleiding hebben gegeven tot hat wijzigen van den origineslen opzet. Ik moet eerlijk bekennen dat de beteeketris van het werk m nooit diepzinniger voorgekomen ia door de mysterieuse gebaren der priesters van S irastro; wél moet mij de verklaring van het hart, dat ik steeds bitter weinig gevoeld heb voor het sollen met Pamino en dat ik aan het dwaas gesnap van Pupageno, steeds een veel grooteren schijn van juistheid en waarheid heb gegeven, dan er mee bedoeld i?. Ik voor mij vind dan ook in »le nozze di Figaro" en zelfs ook in »ion Gio"ar,ni" een veel groo'ere dramatische kracht opgesloten liggen, dan in het tekstboek der »Z'iuberflö,e". liet is moeilijk na te gaan hoe wel het werk geworden zou zijn, indien da oorspronkelijke bedoeling gevolgd ware geworden Allicht echtsr had men dan een Zauber of Ma'chenoper bekomen, die men als zoodanig gaarne in zijd geheel ha J kunnen accepteeren, zonder da politieke teüdansen er bij in d.'n koop te moeten r.eiueu, weike thans geen waarde meer bobben en slechts, gezion uit het standpunt van den toenmaligen lijd, een lukaal belarg vertegenwoordigen. Terecht zegt Oskar Merz ergens dat «Mozart solcher mateii^len Auffassungsweise ga^zlich fern stand". Wy zien in Mozart slechts den genialen componist, die ieder onderwerp wist te bezielen met de macht zijner heerlyke gaven en zoo ook hetft Mozart, trots de be zwaren die ik tegen het wtrk gevoel en die ik hierboven opgesomd hob, van de «Zauberflöie" genaakt een opera van stralende schoon heid. Waarlijk hoe sty'gt onze bewondering nog voor dat gerie, als wij nagaan dat bij deze opera iu de lente van zijn laatste levens jaar componeerde, haar in den zomer tot op voering bracht, dan nog zyn «Clemenza di Tito" componeerde en z\jn K' qniem voor het grootste gedeelte schretf, totdat zyn vroege dood op 5 December hem op vy'f en dertigjsrigen leefdjd wegrukte van zya kunst, die hy nog zoo heerlijk had kunnen dienen. By' de compositie van die Zauboiflüte, was er echter nog niets dat hem een spoedigen dood voorspelde. Als een staal'ja van zijn zorgeloozen humor vermeldt Jahn, dat hy aan een zijner bekenden, die hem verweet dat hy de »feierlich sanfte Marsch", waarmede het tweede bedrijf begint, gestolen had uit Gluck's A'ceste (Ie Acte, 3a Scène), ten antwoord gaf »das sei nicht möglich, da er dort ja noch stehe." Evenals met den Figaro, heeft het Amst' Lyrisch Tooneel, ik zeide het reeds, ook met de »Zauberflö;e" een fameus succes behaald. Het zrjn in 't byzonder twee mannen, die zich met de opvoering van het stuk de grootste verdiensten verworven hebbsn. In de eerste plaats de kapelmeester Peter Raabe, die, vol komen doorgedrongen in den stijl van Mozart, zoowel als in den geest van dit werk en blijk baar geheel op de hoogta der traditien, alle uitvoerenden heeft kunnen enthousiastmeeren met zyn geest. Het orchest vooral, waar, uit den aard der zaak de kapelmeester den meesten invloed kan doen gelden, was uitstekend ver trouwd met zyn taak. Da ouverture reeds werd met een lichtheid gespeeld en een duidelijkheid, die ons een treffend beeld gaven van dit ver rukkelijk muziekstuk ; doch ook verder, in het geheele verloop van het werk, kon men de intelligentie waarnemen, die in de vertolking der orchestpartitie aanwezig wa». Beheerschte de heer Kiabe nu vóór het tos,: ?;«! de uitvoerenden met zyn autoriteit, niet M;., -.'.or Wiüt de regis seur de heer Engelen, zyn invloed op het tooneel en achter de schermen te doen gevoelen; want alles marcheerde zoo voortrt ffelijk, alsof het werk reeds dagen en weken lang op het repertoire had gestaan. Een bijzonder woord vaa hulde voor de snelle scè.ieveiwisselicgen en voor de smaakvolle decors van den heer Jan Maandag, mag hier niet achterwega bly ver. Hoewel ik mij niet in dan breede wensen bezig te houden met de medespelerden, wil ik toch een en ander aanstippen over de ver tolking der solisten. Mejuffrouw Antoinette Sohns heeft alweder eene creatie geleverd van I'amina, die mij niet minder bevredigd heeft dan haar Sasanna in »Figaro". Zoowel in zang en spel, als in haar mooie manier van gprek^n heeft zy opnieuw getoond, welk een voortreffe lijke kunstorares wij in haar bezitten. Hat was inderdaad uitstekend wat zij bood. De koningin der nacht meyr. Engelen-Sewing het ft een meer paesieve rol te vervullen. Echter de zangkunst van mevr. E., waarin speciaal de goed gelukte atacc'iti de aandacht trokken, gaf een groot relii-f aan die rol. Da heer Chr. W. V. de Vos, die zich als kunstenaar hoe langer hoe meer bej-kt te ontwikkelen, gaf een zeer verdienstelijke Tainino te aan schouwen en te boeren. bekommerde. Maar eiudeüjk liet hij Katia Giemzianka toch eens roeier. Z? kwam op bloote voeten en verspreidde 'n doordringPüe stallucht om zich hoen. Aan de deur bleef ze staan en stsarde niet deffc, wezenlooze oogen vcor zich uit. Mijnheer zat aan de scbryfafel, terwyl mevrouw bij de vvarme kachel haar kindje wiegde. Katia Gieanzianba, hier zijn je twee brie ven," zei mijnheer. De een )s van den 15den November 8 dage0 later ben je weggeloopen. De tweede is van dea lölni Jaouari dus beiden reeds zeer larg geleden. Luister nu 's, wat ze je tchryVen." n hij las voor: Lieve Katia ! Wij beginnen m<:t je toe te eprcken met 'c woord Gods: Geloofd tij Jezus Christus en zijne moeder Maria ! Verder mel den ,'\j je,, dat Pan Brcmmler ons verteld heti't, waar je nu dient. We zijn blij, dat je gezond zy't, en 't je goed gaat. Dat j 9 zoontje Gregoor heel lief en aardig is, weet je zelf wel. Nu wensch ik als uw zoon Gregcor u te verzoeken mij niet te vergeten en als u wat verdiend hebt, mij geld te sturen om kleeren te koopen, want u weet, dat we 't hier arm hebber. Nu doe ik als ja broer Kasimir Giemzianka je weten, dat we allen gezond zijn, ook Gregcor je zoon. Het gaat by ons als ge woonlijk ; er is niets nieuws te vertellen. Nu hebbsn we geen papier gespaard. Verder groe ten we je duizend en millioenen malen: Ik, Kasimir Giemzianka, my'n vrouw, Walek en Soschka; ook Gregoor groet je, als de gehoor zame zoon zy'ner moeder. En Marischka, de eerste keukenmeid, groet je ook. Als je ons geld stuurt, verzend 't dan aan haar adres, dan krijgen wy 't vlugger. Nu vragen we nog hoe 't je gaat, lieve Katia? blyf gezond ! Tot weer ziens ! God behoede u, amen. Je broer, KASIMIR GIEMZIASKA. My'nheer wierp de brief neer: Ziezoo I dat is er een l Je broer heeft 't zeker door den schoolmeester laten schrijven ?" Kazta knikte. Je hebt dus 'n kind t h ui» l" Weer knikte ze, terwyl 'n teeder lachje op haar gelaat verEen der voornaamste figuren uit de Tooverfluit is zeker de Papageno. Het komt er bij hem op aan »la note comique" te brengen in het geheel, zonder echter aan den eenen kant te chargeeren als in een operette en, aan den anderen kant, groven boert te verkoopen als in de ouderwetsche -«komische Oper" van Dittersdorf of Weigel. Den heer Denys was deze rol opgedragen en ik moet zeggen, met zyn beschaafden zacg, wist hij menige plaats tot haar recht te brengen. Ook als tooneelspeler had de heer Datys vele goed geslaagde momenten, in het bijzonder het alleraardigste toneei'je tusschen Papageno en Papagnna (mrj. E. Kruyt), aan te wijzen. De Fapageno beteekunt dan ook vcor den heer Derys een grotten stap voorwaarts. Echter ten zeerste wil ik zijn aandacht vestigen op den dialoog. Als men daarin een grap wil zeggen, moet men van te voren verzekerd zyn van het succes en dat ligt meestal in de wijze in den »truc", waarmede de grap gedebiteerd wordt. De heer Dei ys maka daarvan vooral nog veel studie. Mrjuffrouw Kruyt zong en speelde het. allerliefste rolletje van Papagera zeer los en aardig. De haor Schmier was een imposante Sarastro, groot van verschijning en statig van gebaar. Wel zou men af en toe een fijneren toonaanzet, een mooier legato en een grootere distinctie in de uitspraak wenschen, doch de heer Schmier heeft diepte en daar komt het by een Sarastro vooral op aan. Van de trioensetnbles was vooral dat der drie dames door mejuffrouw Estella de Jorg, Th. Alard en j Jenny Kakels uitstekend bezet; doch allen, ook de niet genoemden, werkten met hart en ziel mede en zoo komt het, dat het ensemble zoo goed was en dat men zoo in hooge mate onder een artistieken indruk kwam. Alleen het koor moest nog meer kunnen presteeren. Als men nagaat wat vaak door zangvereenigingen en liedertafels, ook uit de volksklassen, bereikt wordt, dan is dunkt me, de wensch billyk, dat ook hier gestreefd worde naar een hoogeren trap van voortreffelijkheid. Het feit dat thans reeds een paar opvoeringen hebben plaats gehad voor een uitverkochten schouwburg, moge der Direct e tot aanmoediging strekken in haar artistiek streven en tot bewys, dat dit streven door het publiek gewaardeerd wordt. Tot fflyn spijt was ik verhinderd de weldadigheida-uitvoering by' te wonen in den Stadsschouwburg, waarop mej. Cath. v. Ronnes met haar kinderkoor en de heer Joh. Wageraar met zijn, «Doge van Venetië," lauweren hebben ingeoogst. Ik heb echter onlangs nog van het kinderkoor van mfj v. Rennes kunnen gei wagen en verleden jaar heb ik by een der i eerste opvoeringen te Utrecht van »den Doge" ! een uitvoerig verslag er over uitgebracht, zoo! dat ik mügerustelyk daaraan mag refereeren. j ANT, AVERKAMP, IÏVPV UTöl Men moet den tijd, de eeuw van Diderot, j Voltaire en Rousseau kenr-en van meer dan n ! kant, om klaar en oorzakelijk het iet al verband te begrijpen, dat den schepper vaa Le Neoeu de , Ram(au er toe bracht 'i homme stusible" als j tooneelspeler niet g< schikt te aciitcii voor een subhmen *imitateur de lana'ure". Van Noukuys j haalt Diderot's metning evc-n vluchtig aan, m l zijn artikel over Willem ll'yiiards ia Woorden \ Beeld van deze maaiid. Ma moet Diderot's ! stfiaüsebe, scherpzinnige, buitetsporig-polemische natuur kermen, zijn rijke, haitütcchtelijke, funtuftische logitk, zijn gen ale veelweterij, maar ook ijn luchtig, vluchtig, biJLa bra!,ie-£chtig vaa . den hak op den lak springen, om d. t tordeel over troneeispeelkunst nuar zijn Legafieve waarde ; te bcspotttn Hut zou waarschijnlijk den heer van Nouhnys weinig moeite gekost ktbben, | iderot met Didtrof te veislaan vooral in : d, t geval a!s hij slech's diets mtrkwaardige wijsgeu-'ge verhandeling over /,T:aitédu beau" Ohtleedde; c; u verbandtlmg die, wat haar fuuj daineiittele aesthetiek bt treft, nog in bazen tijd i van zetr groote waarde is. Niet voor n.cmendal | door den grcoten Auf.us.te Comte dtstijds met i zooveel bizoDdereti lot opgenomeu, verzorgd en gekoesterd a!s eta verwaarloosd wei k vau hcoge wijsgeeiige schooi, heid, iets waar de gt est-i aakte, i pietenge iiistorikus Scblosscr wel bitter weicig van geweten zal hcubtu, totu hij, diei s weik besprekende, in Diderot v. el koa zitn een braaf schoolmeestertje met kcnws van de lagtr-otdirwijs-vakken! lu ziktrea ziu acht ik dan ook niet de formule van Diderot, dcor Ctquelin gevarieerd overgenomen, de formule van het Gallische ten opzichte dtr tooneelspeelkunst. Ik g loof niet, dat wat Diderot gezegd hetft de belichaming kan zijn van de Gallische opvatting evenmin als die van Ri.yaards, de formule is voer het Germaansche ras. Want hier tusschen in staat b.v. Schopenheuer, die destijds over het wezen der opera schrijvende, zeer verstandige, zij 't dan niet Germaan.sche-7Y« waarheden uit gesproken heeft. Het theorie! je van Didtrot is gefabriekt, in de 18e e<uw, de eeuw der t ratio naliteit n", dtr stompe en verstompende, der scherpe en verscherpende rationalittiten. Laten we dat vooral niet vergeten. In ei n tijd, dat Voltaire zonder veel tchande Sl'&kespcare belachehjk kon maken, kon uitschelden, om zijn zoogenaamde hombasttrige grofheid, orn zijn zoogenaamd fiden/ïV.gtbrekk'ge dramaturgie. In een tijd, dat bij diens plastiek kon vrrrniLken, zonder dat, iemand den , barbaar" Slmkespeare ktrde in dit land, na hem eerst als een bloedzuig r op het lijf te hebben gezeten om sappen en levenskrachten op te zuigeo, voor zijn eigen drama'tjes. In een tijd, dat Voltaire met grai ie en zonder tegenspraak Dante voor 'a liende-raugs-dichter kon verklaren, en zijn werk bi-kiitikastereu als mal gerijmei. In dien tijd werden de Gallische grondbeginselen over toot eelspeelkunstgefabr'ekt en de stoere, geniale Diderot v«aa even sterk besmet met encyklopedisüsche »rat'.oualiteiten", soms getroffen door formuleer-waanzir, als de zwakste rede-kavelaars dier dagen. Maar bitter weiwg waaide hecht het gioole leven aan al deze dingies en begii.seKjes. Geen beter kampvecbter, dcor de tijden heer, voor de groote werkers, dan htt leven zélf. Het is den brave Voltaire niet gelukt de wereld te suggereeren, dat Ssakespeare n vierde-rangs-dramaturg was, 'n barbaar, 'n mispunt, loch in Dacte ons 'n tal^ntloozen malloot te dorn zien. Het is den nijdigen anthropologtr ai.thn polieger ware beter! Nordau niet gelukt Maeterlirck ons te doen be schouwen alg 'n groven ,/imbecile", 'n idiotirigen fctumper. En evenmin als Voltaire 'n ia? formule gaf over de dramatiek van 'u gansch anderen land aard en over de vizioenaire dichtkunst van bet rrivsthk-rniddeleeuwsche tijdperk, evenmin gaf Diderot 'n Gallische formule, al zijn er 'n troep fransche ak'eurs, die hem napn-ten. Want is het nitt kurifus? Niemand mkder dun de scfcrikaarjjegende Hugo, de groote Opgeblazen?, die er kans toe heeft gezieo, bombast te verh; ff^n tot den rang van soms zeer waardeerbare ly riek, iHemarjd minder dan deze vizioenairlrspte reeds Voltaire teer als den elleadig-smakelooze, die Sliakcspeare juist door zijn zoogenaamd Gallische negatie en afbreking toegang iieeft gegeven in dit land. En kennen we nitt den grcoten Fraaschen rumoerling, den grootsn soci alen schrijver van de Comédie llumuine, die het leven, de literatuur overgolfde met zijn factazieëii en ontgoochelirgen van htt here/uke in het beest mensen? Kennen we niet Baizcc, den stijllooze, den opstapelaar, den gloeieud-onrustigen, hoog-ijdeler, skcht-schrijvenden Balzac? Balzac, die met het trii:ende leven opz'n hand, spelend bewijzen zou, in hoonetd reaiisme, hoe heroïeke naturen, ideaal-dragers in werkelijkheid niet bestaan. Balzac, die bovendien zcu bevu'jjea met zijn eigen grooten geest, dat nien //Gallische" log ek kan hebber, gekneed in den duitsch-koutemplatieven vorm, dat menn.ysfiek voeler kan zijn, docrdiè^kt VEU antieke tragiek en heidensche fantastiek ; e'at, kortom, geen enkel groot man 'n bepaalde formule van een deuk- bf gin«el kaa gever-, onvers ch-llig of dit psychologisch, wijsgeerip, aest.hetisch of weten schappelijk heet, wtardoor mede 'n ras- opvatting gekenmerkt wordt. Want even daarna staat klaar, 'n atdtr groot man uit datzelfde milieu, misschien op dezelfde p!aats en formuleert 'n b'ginsel, lijtrecht er tegenover, waardoor dan eveneens de rasopvatting ^eketmerkt zou zijn. Zao is htt mij dan sympathiek, dat R-. \aards, biijkers een ciïaat uit T. A. V. E. N . door van Noiihuiis in zijn attiktl over dien akleur in Woord en Beeld aangehaald, de theorie, die door moet gaan voor 'n Gallische" opvatting even sterk wenscht te bestrijden als ik. Het is de dwaasheid ten t '.p, de theorie, die vast stelt, dat een tooneelspeler zoogenaamd buiten de seLtimcnten moet stta.". Da Diderol'scbe steUkg, de, C\ quelm'sche, dt God-weet- wat voormeer'tche, dat 'u akteur boten zijn gevoel moet staan, wil het schoon ziji>, is grif. Zeker, het tooLcel vraagt niet de waarheid, maar alleen dea schooten schijn. Men kan alle kwesties bcgewichtigen. Ook deze! Zoo valt weer over het psychische wezen" der tooneelepeelkunst boe-ken te praten . . . of heeL maa! niets te zepger, wat vaak hetzelfde, soms nrg beter is. Met het iiicczen" voora!, het nvezen" zitten we iu onze. aesthetische maag! Mija kunstenaarschap voor 'n Duitscher! 'n uilscher s. v. p.!! Voor scheen. Mevrouw kon baar oogen niet van Katia afwenden, waren dat nog dezelfde harde stugge trekken, iftaarovcr die vrier.delijkzachtmoederli^ke uitdrukking gekomen was 'i De tranen druppelden Katia over de wangen, rechts en links van den giimlachccdea mond; de armen hield ze tóó, alsof ze 'n kir.d er in droeg en tegen de borst drukte. Onder die tranen scheen heel haar siug, verstompt wezen weggesmolten te zijn, als de ysklonip in 't voorjaar. Luister nu verder naar den tweeden brief," zei mijnheer. Ik, Kasimir Giemzianka en mijn vrouw schryven je en begim.en met de woorden Gods: Geloofd zij Jezus Chribtus en zijn moeder Maria. En nu schrijven wij je om je te vragen of je gezond zijt. Wij zyn allen we), ook je zoen Gregoor. Wij verwonderen ons alleen maar, dat je rog heelemaal niet naar kern gevraagd hebt, terwijl andere meifjes, die zelfs pas in No vember heengegaan zyn haar kinderen al 10 roebel gettuurd hebben. En jy hebt onsje kind geheel zonder kleeren achtergelaten en je denkt er niet aan naar hem te vragen. Ik bezit niets. Ik zal hier misschien ook niet blyven, wat moet ik dan met jou naakte bengel beginnen ? En al bad ik vier maanden lang dagelijks 20 kopeken verdiend, dan zou dat nog niet genoeg zyn, om kleeren voor hem te koopen. En nu stuur je maar onmiddellijk geld vcor den jongen, atders kun je hem by je remen. Ik kan hem alleen dan houden als je maandelijks drie roebel voor hem zendt. Hy kost mij veel meer, want behalve aan kleertn, moet hy' toch nog ingesmeerd en gewas»chen worder, opdat hy' niet door de wurmen opgegeten wordt en hij is nog niet eens twee jaar oud. Dus je kunt nagaan wat zoo'n kind aan onderhoud kost. Ik denk er niet aan, andermans kinderen voor niets den kost te geven. Andere meisjes raceten maandelijks wel tien roebel voor haar kinderen betalen en doen dat ook. Je bent dos nog goedkoop af. Wanneer je niet binnen acht dagen geld stuurt, kan de bengel gaan bedelen. Ik houd hem niet langer; ik smijt hen de deur uit. Dat zweer ik je l Dan kunnen de vossen hem opvreten ! Onthoud dus goed, wet ik je geschreven heb. KASIMIR GIEMZIANKA." God in den hemel ! hoe vreeselijk !" riep de jorge mevrouw uit en zag baar man ontzet aan. Als die slechte man dat arme kind maar niet reeds 't huis uitgezet heeft!" Ze boog zich snel over 't, met kant versierde wiegje en strekte, als beschermend, de armen er over heen uit. Mijnheer haalde de schouders op : Kom, zóó erg zal 't wel niet geloopen zijn ! Zeg Katia Griemziarska, heb je gehoord wat ik gelezen heb ?" Ik heb gehoord." Je hebt er eigenlijk cog geen recht op, maar ik zal je zooveel uitbetalen als je tot nu toe verdiend hebt, sfuur dat dan dadeiijknaar huis." Met dof voor zich uitstarenden blik bleef ze staan ; hare tranen vloeiden niet meer, geen spier van haar gezicht vertrok, de bleeke lippen bewogen zich nauwelyks, toen ze zacht een tonig stamelde: 't Is te laat, Kasimir Giemziarka heeft gezworen." Langzaam wendde ze zich tot heergaan om. Mijnheer riep haar terug, Wil je wel eerst mevrouw bedanken en groe ten." Ze bukte zich machinaal en kuste de zoem van 't kleed der jonge vrouw en 'n tipje van de jas van mijnheer. Toen ging ze heen. Dien nacht woedde 'n ontzettende sneeuw storm om Prysienowo; 't was alsof 't opnieuw winter geworden was. Den volgenden morgen was alles weer met 'n dik wit sneeuwkleed be dekt, tot in 't verst verschiet. Waar 't skkerveld sich uitstrekt waar t meertje ligt ?waw de sloot is wMir de straatweg begint . . . Wie zou 't kunnen zeg gen ? -- Diezelfde morgen was Katia weer verdwenen, maar de gendarme heeft haar niet weer opgepakt. Ook te Szczurora is zij niet aangekomen. -

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl