Historisch Archief 1877-1940
Fo. 1296
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
geen eigenlijken spier arbeid verricht, maar
gedurende zijn werktijd staat of zit in de
bepaalde houding die het werk eischt, in
de gewone omgeving, in hetzelfde lawaai,
met dezelfde oplettendheid van den loop
der machine waarvoor hij heelt te zorgen,
in dezelfde omgeving van stampende en
draaiende werktuigen wordt de vermoeienis
voor een goed deel veroorzaakt door het
zijn in de fabriek. De verkorting van den
arbeidstijd zal dus een groot deel van zijn
kracht uitsparen, die hij voor den meer
intensieven arbeid kan aanwenden. Het
is eenvoudig het meer productief maken
van de arbeidskracht, in eenzelfde tijds
eenheid. Bij korieren, arbeidstijd verbruikt
de arbeider min der kracht, bij intensieveren
arbeid verbruikt hij niér kracht. Wegen
dus, wat den physiologischen toestand van
het lichaam aangaat, deze twee factoren
tegen elkander op, dan blijft voor den
Werkman nog het voordeel van den meer
deren vrijen tijd, de meerdere rust. Daar
ligt voor de werklieden de waarde van den
werkelijk korteren arbeidstijd.
De omstandigheid, dat Engeland nog
altijd op de wereldmarkt een groote voor
sprong heeft boven Duitschland, is volgens
prof. Abbête wijten aan het feit, dat daar
binnen enkele jaren de 8 urige werkdag
algemeen zal zijn, en_ in Duitschland de
10 uren dag zelfs nog niet algemeen bestaat.
Nog niet zoozeer en in de eerste plaats om
de mülioenen winst die de verkorting van
den arbeidstijd aan de industrie zou geven;
maar bovenal weegt hier zwaar het kapitaal
aan intellekt dat in de arbeidswereld ver
loren gaat, door volkomen nutteloos eenige
uren daags te lang de arbeiders-bevolking
in de fabrieken op te sluiten. Alleen zij,
die redeneeren: wij willen baas zijn in
eigen huis; die de arbeidersbevolking willen
houden op het peil van een minderwaardig
ras van slaven, dat avond aan avond ge
knakt naar huis gaat, zich te buiten gaat
aan den drank en alle gelegenheid mist,
zich tot hooger peil te verheffen alleen
dezulken zullen zich op den duur tegen
de verkorting van den arbeidstijd verzetten.
Dat ideaal was verwezenlijkt in het midden
der 193 eeuw, in de Engelsche industrie
centra Birrnicgham, Manchester, Li ver
pool. 1) Daar tegenover stelt prof. Abb
de tegenwoordige arbeiders-bevolking uit
de Engelsche fabriekssteden, die, door den
langdurigen, maar welgeslaagden strijd
voor in de eerste plaats korteren werktijd,
ren geslacht is geworden, dat in produc
tiviteit, intellect, energie en organisatie
nauwelijks ergens ter wereld zijn gelijke
vindt, een geslacht, dat niet kruipend buigt
yoor den patroon, niet heel gauw tevreden
is, dat hooger loon eischt dan overal elders
in Europa betaald wordt, maar dat, trots
alles, voor den patroon goedkooperen arbeid
levert dan waar ter wereld ook.
Prof. Abbêacht het een alleszins gerecht
vaardigde actie, den strijd dien de arbeiders
voeren voor den 8 urendag. Meer en meer
wint veld het inzicht, dat de maatschappij
uit zelfbehoud, en ook uit medelijden niet
de arbeidende klasse, een einde meet maken
aan de te langdurige afbeuling der arbeiders.
Het verder vasthouden aan de meening.
dat lange arbeidstijd voor de industrie
voordeel, en voor de arbeiders geen of
weinig schade brengt, zou ten slotte misdaad
worden! S.
1) Zie daarover het belangrijke werk
van Friedrich Engels, »Die Lage der
Arbeitenden Klassen Engelands.* Dietz, Stuttgart.
Muziek ia de Hoofdstad,
Onlangs nog mocht ik schrijven dat wij der
directie van het Amsterdamsch Lyrisch Tooneel
er niet dankbaar genoeg voor kunnen zijn, dat
zij Figaro's bruiloft van den onsteifelijken
Mozart hier ter opvoering heeft gebracht en
thans reeds heeft diezelfde directie ons verrast
liililiiiiiimilllliHiiiiiliiiiMimtltll
winter. Heden was 't de eerste zachtere dag,
iets van milde voorjaarsstemming was in de
lucht; de februarizon scheert, zij 't ook nog
fliuwtjes De binnenplaats was n groote wa
terplas, even ah de tuin maar op den weg
vóór de poort, ag 'n droge strook land
tueschen de plassen en daarop kon de jonge
mevrtuw van 't landgoed op en neer loopen.
Ze was eerst kort geleden van 't kraambed
hersteld. Toen ze, langzaam met op
gomelastieken overschoenen, onhoorbare schreden
liep, zag ze een der stalmeideu aan den rand
van de sloot zitten. Waarom was die nu niet
met de anderen by 't middagmaal ?
Zwaar gebouwd maar toch mager, zat ze daar;
met haar pikzwart haar, den rug naar den weg
gekeerd, terwijl de beenen in de sloot hirgen.
Ze praatte zachtjes voor zich heen; op eens
«rikte ze 't uit, bracht 'n paar papieren aan de
lipp;n, die ze uit haar keurslijf gehaald had,
en kuste die met hartstochtelijke innigheid,
heel haar lichaam sidderde.
Wat scheel; je ?'' vroeg de jonge vrouw en
bleef voor haar staan.
Verschrikt werdde Eatia zich om en staarde
de vragende aan. Met n sprong was ze op
de beenen en stond bevend voor haar meesteres
om dadelijk daarop voor haar voeten neer te
zinken en de zoom van haar kleed te kussen;
ze deed dit zoo wild en heftig, dat mevrouw
Dalchow terugweek ; deze gebogen gestalte was
als een incarnatie van ellende en smart, dat
voelde de jonge vrou» vaag. Ze trok haar hand
uit de mof en raakte met de toppen harer
vingers de schouders der neergeknielde aan.
Wat gcheelt je?" herhaalde ze in haar ge
broken poolsch.
Szczutwa! Swaafora P' steuade de onge
lukkig», strekte de hand met de papieren is
de hoogte en zwaaide ze been en weer.
Hebt je slechte tijding va-a huis ?" vroeg
mevrouw, om zich heen kijkende; h«ar man
zag 't ongaarne dat ze met 't dienstpersoneel
sprak, iMtur nu w»« er niemand te aiefi. Is
er iemand gestorven?"
Lézen, leüen," jammerde Katia en zwaaide
weer de papieren zoodat ze kraakten heb brief
met een reproductie van Mozart's
«Tooverfluit" een reproductie zoo mooi en getuigende
van zooveel ernst en kunnen en willen, dat
inderdaad deze jonge instelling zich hiermede
een schoonen lauwer te meer heeft verworven.
«Die Zaubeiflöta" heeft haar ontstaan te
danken aan het initiatief van Emanuel
Sahikaneder, die in den tijd van Mozart directeur
was van het «Theater vom Stahrenbergschen
Freihause auf der Wieden" te Weenen, een
theater dat, volgens den bekenden
Mozartbiograaf Otto Jahn, niet veel meer was dan
»eine Holzbude, in welcher das Wiener
Publikum durch drastische Zugmittel aller Art,
besonders durch komische Opern, herbeigelockt
wuide".
Reeds had Sshikaneder, met behulp van een
zijner trawanten, den als tooneelspeler en korist
aan zün theater verbonden J. G K. L. Gieseke,
een »Zauberoper" saamgesteld, n.l. »0beron,
König der Elfen", met muziek van Paul
Wranitzky, welk werk zelfs by de keizerkroning
in Frankfurt a. M. (1790; gespeeld was en
daarna zijn weg spoedig over aile tooneelen
gemaakt had. Toen dus Schikaneder in grooten
financiëelen nood verkeerde en meende dat hij
zich slechts met een buitengewoon
»Cassastnk" zou kunnen staande houden, was het
zeer verklaarbaar, dat bij naar dezelfde
bron greep, als waaraan hij zijn Oberon had
ontleend, n.l. Wielands »Dschinnistan". Ditmaal
was het »Lulu oder die Zanberflöte" waarop
zijn keuze viel en waarmede hu bij Mozart
kwam en dezen bezwoer er de muziek Hj te
schrijven. Mozart, wiens dramatische neigingen
genoeg bekend waren uit zijne vroegere werken
»Le nozze di Figaro, Don Giovanni, en Cosi
fan tutti, maakte aanvankelijk wel eenig be
zwaar. «Wen n wir ein Malheur haben, so kan n
ich nichts dazu, denn eine Zauberopor habe
ich noch nicht komponirf' zoo zeide bij;
niettegenstaande zijne tegenwerpingen echter,
toog hij, ten zeerste aangevuurd door Schika
neder, toch aan den arbeid.
Gieseke hielp ook in dit werk den handigen
theaterdirecteur aan den tekst; zelfs zóó, dat
men veilig kan zeggen dat hem het leeuwendeel
er van toekomt. Volgens hst oorspronkelijk
plan, ontleend aan het Lulu-sprookje, zou de
»Fee Perifirime" (konirgin der nacht) de goede
genius vertegenwoordigen en de toovenaar
Dilserghuin (de latere Sarastro) als booze geest
optreden.
Uit diens macht moest nu prins Lulu (Taniino)
de dochter der Fee Perifirime, Sidi (hier
Pamina), bevrijden en wel door middel van de
hem door Perifirime verstrekte toovermiddelen,
n.l. de fluit en een ring, die hem van gedaante
kon doen verwisselen.
Reeds _ waren tekst en muziek al gevorderd
tot het duet tusschen Patnino en Papageno in
het paleis van Sarastro, dus kort vóór het begin
van het Finale van het eerste bedrijf toen
Schikaneder plotseling een andere wending
ging geven aan den tendens van het stuk. Hij was
n.l. tot de ontdekking gekomen dat in het Leo
polds' attertheater te Weenen, van welk theater
hij steeds een ernstige concurrentie te duchten
had, een opera werd voorbereid naar het zelfde
sprookje, en wel onder den titel »Kaspar, der
Fagottist, oder die Zauberzither, ein
Maschinenspiel in drei Aufzügen, T«st vora Schauspieler
Terinet, Muzik von Wenzel Muller". Den 8en
Juni 1791 werd ook werkelijk dezs opera met
buitengewoon veel succes ia genoemd theater
opgevoerd. Schikaneder achtte het toen niet ge
raden vast te houden aan het idee »Zauberoper."
Jahn beschrijft de metamorphose ii Sshikaneder's
ontwerp op de volgende juiste wijze: Urn von
den bereits gemachten Vorbereitungen so viel
als möglich zu retten beschloss er die «Pointe
um zu kehren und, aus den benen
Zauberer einen edlen Weiaen zu machon, der
Tamino für sich gewintt, ihn zu höhererWeisheit
nnd Tugend leitet und durch die Hand der
Pamina belohnt." Vervolgens beschrijft Jahn
hoe de vrijmetselarij, die onder de regeerir.g
van Leopold II niet meer de gunst genoot
van het vroegere vorstelijke hof, er in verheer
lijkt werd. Ernst Frank gaat zalfs nog verder
en meent dat het doen van de Koningin der
nacht zinspeelt op Keizerin Maria Theresia,
die (7 Maart 1743) eene vergadering »der
ersten Wiener .Loge zu den drei Kan on en"
door grenadieren en kurassieren had doen
overvallen en uit^ eeïjagen. Ignaz von Burr,
voorzitter eener andere loge. zou met Sarastro
geïjentifieerd moeten worder, in Tumino zou
men Keizer Josef II moeten zoeker, ecz.
In den regel, ja bijna algemeen, wordt het
inlasschen dezer nireirneke eigenaardigheden
het werk als een verdienste aar gerekend.
Men zjet daarin een diepzinnigere dramausche
beteekeuis en men komt er toe zich te ver
heugen over het feit, dat de omstandigheden
van thuis kan niet lezen! Heb gevraagd
niemand kan lezen ? niemand kan schrijven
geen man geen vrouw, ni: mand , t'ani
pani, Szczurora !" In smeekende houding hield
ze in de biddend in elkaar gevouwen handen
de brieven omhoog gehever. De jonge vrouw
bebeerichte haar tegenzin en nam de vrij smerige,
bevlekte papieren, 'n Blijde gelukkige uitdruk
king kwam over 't magere gezicht der arbeidster
en in haar vreugde kwam er 'n stroom van
woorden over hare lippen, lang onderdrukte,
korte, harde en gestamelde klanken klach
ten, smeekbeden, zef.er.wtnschen, dat a'les
stroomde, bruiste, en schuimde over. Mevrouw
von Dalchow verstond er geen iylabe van. Ik
versfa je niet," zei ze medelijdend en do schou
ders ophalend. Toen ze de brieten inzag, merkte
ze dat ze in 't poolsch geschreven waren, wat
ze niet iezvn kon.
Ga er toch mee naar den inspecteur, die
zal ze je voorlezen, arme ziel I"
O neen I neen ! wil niet." En opspringend
schudde ze heftig 't hoofd, haar oogen begon
nen te flitsen terwijl ze de, dicht lij elkaar
staande wei kbrauwen samentrok; het gezicht
had weer de oude stralke uitdrukking aange
nomen. Haastig nam ze de brieven weer terug,
drukte ze aan haar lippen en verborg ze snel,
als 'n bedreigd heiligdom, in haar keurslijfje.
't Hoofd gebogen sloop ze heen, met slependen
gang, als gebukt onder 'n Gezichtbaren zwaren
last Daar riep mevrouw haar terug : Geef my
de brieven, ik zal ze aan mynheer laten zien,
die kan ze lezen."
Aarzelend, besluiteloos stond de meid met
de hand op 't lijfje gedrukt.
Geef hier;" de toon was nu bevelend. Eatia
boog zich onderdanig diep: Niemand kan
lezen," stamelde ze nog even op roerend droe
ven toon.
Toen_ mevrouw von Dalchow haar man de
groezelige brieven gaf, was hy zeer ontstemd,
Ik het je immers verzocht, je niet met dat
volk te bemoeien Constance. Nu, je moet 't
maar zelve ondervinden t"
Er verliepen dagen, zonder dat hu zich ver
der over de, op zyn schrijftafel liggende brieven
aanleiding hebben gegeven tot hat wijzigen
van den origineslen opzet. Ik moet eerlijk
bekennen dat de beteeketris van het werk m
nooit diepzinniger voorgekomen ia door de
mysterieuse gebaren der priesters van S irastro; wél
moet mij de verklaring van het hart, dat ik
steeds bitter weinig gevoeld heb voor het
sollen met Pamino en dat ik aan het dwaas
gesnap van Pupageno, steeds een veel grooteren
schijn van juistheid en waarheid heb gegeven,
dan er mee bedoeld i?. Ik voor mij vind dan
ook in »le nozze di Figaro" en zelfs ook in
»ion Gio"ar,ni" een veel groo'ere dramatische
kracht opgesloten liggen, dan in het tekstboek
der »Z'iuberflö,e". liet is moeilijk na te gaan
hoe wel het werk geworden zou zijn, indien
da oorspronkelijke bedoeling gevolgd ware
geworden Allicht echtsr had men dan een
Zauber of Ma'chenoper bekomen, die men als
zoodanig gaarne in zijd geheel ha J kunnen
accepteeren, zonder da politieke teüdansen er
bij in d.'n koop te moeten r.eiueu, weike thans
geen waarde meer bobben en slechts, gezion uit
het standpunt van den toenmaligen lijd, een
lukaal belarg vertegenwoordigen.
Terecht zegt Oskar Merz ergens dat «Mozart
solcher mateii^len Auffassungsweise ga^zlich
fern stand". Wy zien in Mozart slechts den
genialen componist, die ieder onderwerp wist
te bezielen met de macht zijner heerlyke
gaven en zoo ook hetft Mozart, trots de be
zwaren die ik tegen het wtrk gevoel en die
ik hierboven opgesomd hob, van de
«Zauberflöie" genaakt een opera van stralende schoon
heid. Waarlijk hoe sty'gt onze bewondering
nog voor dat gerie, als wij nagaan dat bij
deze opera iu de lente van zijn laatste levens
jaar componeerde, haar in den zomer tot op
voering bracht, dan nog zyn «Clemenza di
Tito" componeerde en z\jn K' qniem voor het
grootste gedeelte schretf, totdat zyn vroege
dood op 5 December hem op vy'f en
dertigjsrigen leefdjd wegrukte van zya kunst, die
hy nog zoo heerlijk had kunnen dienen.
By' de compositie van die Zauboiflüte, was
er echter nog niets dat hem een spoedigen
dood voorspelde. Als een staal'ja van zijn
zorgeloozen humor vermeldt Jahn, dat hy
aan een zijner bekenden, die hem verweet dat
hy de »feierlich sanfte Marsch", waarmede het
tweede bedrijf begint, gestolen had uit Gluck's
A'ceste (Ie Acte, 3a Scène), ten antwoord gaf
»das sei nicht möglich, da er dort ja noch
stehe."
Evenals met den Figaro, heeft het Amst'
Lyrisch Tooneel, ik zeide het reeds, ook met
de »Zauberflö;e" een fameus succes behaald.
Het zrjn in 't byzonder twee mannen, die zich
met de opvoering van het stuk de grootste
verdiensten verworven hebbsn. In de eerste
plaats de kapelmeester Peter Raabe, die, vol
komen doorgedrongen in den stijl van Mozart,
zoowel als in den geest van dit werk en blijk
baar geheel op de hoogta der traditien, alle
uitvoerenden heeft kunnen enthousiastmeeren
met zyn geest. Het orchest vooral, waar, uit
den aard der zaak de kapelmeester den meesten
invloed kan doen gelden, was uitstekend ver
trouwd met zyn taak. Da ouverture reeds werd
met een lichtheid gespeeld en een duidelijkheid,
die ons een treffend beeld gaven van dit ver
rukkelijk muziekstuk ; doch ook verder, in het
geheele verloop van het werk, kon men de
intelligentie waarnemen, die in de vertolking
der orchestpartitie aanwezig wa». Beheerschte de
heer Kiabe nu vóór het tos,: ?;«! de uitvoerenden
met zyn autoriteit, niet M;., -.'.or Wiüt de regis
seur de heer Engelen, zyn invloed op het
tooneel en achter de schermen te doen gevoelen;
want alles marcheerde zoo voortrt ffelijk, alsof
het werk reeds dagen en weken lang op het
repertoire had gestaan. Een bijzonder woord
vaa hulde voor de snelle scè.ieveiwisselicgen
en voor de smaakvolle decors van den heer
Jan Maandag, mag hier niet achterwega bly ver.
Hoewel ik mij niet in dan breede wensen
bezig te houden met de medespelerden, wil
ik toch een en ander aanstippen over de ver
tolking der solisten. Mejuffrouw Antoinette
Sohns heeft alweder eene creatie geleverd van
I'amina, die mij niet minder bevredigd heeft
dan haar Sasanna in »Figaro". Zoowel in zang
en spel, als in haar mooie manier van gprek^n
heeft zy opnieuw getoond, welk een voortreffe
lijke kunstorares wij in haar bezitten. Hat
was inderdaad uitstekend wat zij bood. De
koningin der nacht meyr. Engelen-Sewing
het ft een meer paesieve rol te vervullen.
Echter de zangkunst van mevr. E., waarin
speciaal de goed gelukte atacc'iti de aandacht
trokken, gaf een groot relii-f aan die rol. Da
heer Chr. W. V. de Vos, die zich als kunstenaar
hoe langer hoe meer bej-kt te ontwikkelen,
gaf een zeer verdienstelijke Tainino te aan
schouwen en te boeren.
bekommerde. Maar eiudeüjk liet hij Katia
Giemzianka toch eens roeier. Z? kwam op
bloote voeten en verspreidde 'n doordringPüe
stallucht om zich hoen. Aan de deur bleef ze
staan en stsarde niet deffc, wezenlooze oogen
vcor zich uit. Mijnheer zat aan de scbryfafel,
terwyl mevrouw bij de vvarme kachel haar
kindje wiegde.
Katia Gieanzianba, hier zijn je twee brie
ven," zei mijnheer. De een )s van den 15den
November 8 dage0 later ben je
weggeloopen. De tweede is van dea lölni Jaouari
dus beiden reeds zeer larg geleden. Luister
nu 's, wat ze je tchryVen." n hij las voor:
Lieve Katia ! Wij beginnen m<:t je toe te
eprcken met 'c woord Gods: Geloofd tij Jezus
Christus en zijne moeder Maria ! Verder mel
den ,'\j je,, dat Pan Brcmmler ons verteld heti't,
waar je nu dient. We zijn blij, dat je gezond
zy't, en 't je goed gaat.
Dat j 9 zoontje Gregoor heel lief en aardig
is, weet je zelf wel. Nu wensch ik als uw
zoon Gregcor u te verzoeken mij niet te
vergeten en als u wat verdiend hebt, mij geld
te sturen om kleeren te koopen, want u weet,
dat we 't hier arm hebber.
Nu doe ik als ja broer Kasimir
Giemzianka je weten, dat we allen gezond zijn,
ook Gregcor je zoon. Het gaat by ons als ge
woonlijk ; er is niets nieuws te vertellen. Nu
hebbsn we geen papier gespaard. Verder groe
ten we je duizend en millioenen malen: Ik,
Kasimir Giemzianka, my'n vrouw, Walek en
Soschka; ook Gregoor groet je, als de gehoor
zame zoon zy'ner moeder. En Marischka, de
eerste keukenmeid, groet je ook. Als je ons
geld stuurt, verzend 't dan aan haar adres, dan
krijgen wy 't vlugger. Nu vragen we nog hoe
't je gaat, lieve Katia? blyf gezond ! Tot weer
ziens ! God behoede u, amen. Je broer,
KASIMIR GIEMZIASKA.
My'nheer wierp de brief neer: Ziezoo I dat
is er een l Je broer heeft 't zeker door den
schoolmeester laten schrijven ?" Kazta knikte.
Je hebt dus 'n kind t h ui» l" Weer knikte
ze, terwyl 'n teeder lachje op haar gelaat
verEen der voornaamste figuren uit de
Tooverfluit is zeker de Papageno. Het komt er bij
hem op aan »la note comique" te brengen in
het geheel, zonder echter aan den eenen kant
te chargeeren als in een operette en, aan den
anderen kant, groven boert te verkoopen als
in de ouderwetsche -«komische Oper" van
Dittersdorf of Weigel. Den heer Denys
was deze rol opgedragen en ik moet zeggen,
met zyn beschaafden zacg, wist hij menige
plaats tot haar recht te brengen. Ook als
tooneelspeler had de heer Datys vele goed
geslaagde momenten, in het bijzonder het
alleraardigste toneei'je tusschen Papageno en
Papagnna (mrj. E. Kruyt), aan te wijzen. De
Fapageno beteekunt dan ook vcor den heer
Derys een grotten stap voorwaarts. Echter
ten zeerste wil ik zijn aandacht vestigen op
den dialoog. Als men daarin een grap wil
zeggen, moet men van te voren verzekerd zyn
van het succes en dat ligt meestal in de wijze
in den »truc", waarmede de grap gedebiteerd
wordt. De heer Dei ys maka daarvan vooral
nog veel studie. Mrjuffrouw Kruyt zong en
speelde het. allerliefste rolletje van Papagera
zeer los en aardig.
De haor Schmier was een imposante Sarastro,
groot van verschijning en statig van gebaar.
Wel zou men af en toe een fijneren
toonaanzet, een mooier legato en een grootere
distinctie in de uitspraak wenschen, doch de
heer Schmier heeft diepte en daar komt het
by een Sarastro vooral op aan. Van de
trioensetnbles was vooral dat der drie dames door
mejuffrouw Estella de Jorg, Th. Alard en
j Jenny Kakels uitstekend bezet; doch allen,
ook de niet genoemden, werkten met hart en
ziel mede en zoo komt het, dat het ensemble
zoo goed was en dat men zoo in hooge mate
onder een artistieken indruk kwam. Alleen
het koor moest nog meer kunnen presteeren. Als
men nagaat wat vaak door zangvereenigingen
en liedertafels, ook uit de volksklassen, bereikt
wordt, dan is dunkt me, de wensch billyk, dat
ook hier gestreefd worde naar een hoogeren
trap van voortreffelijkheid. Het feit dat thans
reeds een paar opvoeringen hebben plaats gehad
voor een uitverkochten schouwburg, moge der
Direct e tot aanmoediging strekken in haar
artistiek streven en tot bewys, dat dit streven
door het publiek gewaardeerd wordt.
Tot fflyn spijt was ik verhinderd de
weldadigheida-uitvoering by' te wonen in den
Stadsschouwburg, waarop mej. Cath. v. Ronnes
met haar kinderkoor en de heer Joh. Wageraar
met zijn, «Doge van Venetië," lauweren hebben
ingeoogst. Ik heb echter onlangs nog van het
kinderkoor van mfj v. Rennes kunnen
gei wagen en verleden jaar heb ik by een der
i eerste opvoeringen te Utrecht van »den Doge"
! een uitvoerig verslag er over uitgebracht,
zoo! dat ik mügerustelyk daaraan mag refereeren.
j ANT, AVERKAMP,
IÏVPV
UTöl
Men moet den tijd, de eeuw van Diderot,
j Voltaire en Rousseau kenr-en van meer dan n
! kant, om klaar en oorzakelijk het iet al verband
te begrijpen, dat den schepper vaa Le Neoeu de
, Ram(au er toe bracht 'i homme stusible" als
j tooneelspeler niet g< schikt te aciitcii voor een
subhmen *imitateur de lana'ure". Van Noukuys
j haalt Diderot's metning evc-n vluchtig aan, m
l zijn artikel over Willem ll'yiiards ia Woorden
\ Beeld van deze maaiid. Ma moet Diderot's
! stfiaüsebe, scherpzinnige, buitetsporig-polemische
natuur kermen, zijn rijke, haitütcchtelijke,
funtuftische logitk, zijn gen ale veelweterij, maar
ook ijn luchtig, vluchtig, biJLa bra!,ie-£chtig vaa
. den hak op den lak springen, om d. t tordeel
over troneeispeelkunst nuar zijn Legafieve waarde
; te bcspotttn Hut zou waarschijnlijk den heer
van Nouhnys weinig moeite gekost ktbben,
| iderot met Didtrof te veislaan vooral in
: d, t geval a!s hij slech's diets mtrkwaardige
wijsgeu-'ge verhandeling over /,T:aitédu beau"
Ohtleedde; c; u verbandtlmg die, wat haar
fuuj daineiittele aesthetiek bt treft, nog in bazen tijd
i van zetr groote waarde is. Niet voor n.cmendal
| door den grcoten Auf.us.te Comte dtstijds met
i zooveel bizoDdereti lot opgenomeu, verzorgd en
gekoesterd a!s eta verwaarloosd wei k vau hcoge
wijsgeeiige schooi, heid, iets waar de gt est-i aakte,
i pietenge iiistorikus Scblosscr wel bitter weicig
van geweten zal hcubtu, totu hij, diei s weik
besprekende, in Diderot v. el koa zitn een braaf
schoolmeestertje met kcnws van de
lagtr-otdirwijs-vakken! lu ziktrea ziu acht ik dan ook
niet de formule van Diderot, dcor Ctquelin
gevarieerd overgenomen, de formule van het
Gallische ten opzichte dtr tooneelspeelkunst. Ik
g loof niet, dat wat Diderot gezegd hetft de
belichaming kan zijn van de Gallische opvatting
evenmin als die van Ri.yaards, de formule is
voer het Germaansche ras. Want hier tusschen
in staat b.v. Schopenheuer, die destijds over het
wezen der opera schrijvende, zeer verstandige,
zij 't dan niet Germaan.sche-7Y« waarheden uit
gesproken heeft. Het theorie! je van Didtrot is
gefabriekt, in de 18e e<uw, de eeuw der t ratio
naliteit n", dtr stompe en verstompende, der
scherpe en verscherpende rationalittiten. Laten
we dat vooral niet vergeten. In ei n tijd, dat
Voltaire zonder veel tchande Sl'&kespcare
belachehjk kon maken, kon uitschelden, om zijn
zoogenaamde hombasttrige grofheid, orn zijn
zoogenaamd fiden/ïV.gtbrekk'ge dramaturgie. In
een tijd, dat bij diens plastiek kon vrrrniLken,
zonder dat, iemand den , barbaar" Slmkespeare
ktrde in dit land, na hem eerst als een
bloedzuig r op het lijf te hebben gezeten om sappen
en levenskrachten op te zuigeo, voor zijn eigen
drama'tjes.
In een tijd, dat Voltaire met grai ie en zonder
tegenspraak Dante voor 'a liende-raugs-dichter
kon verklaren, en zijn werk bi-kiitikastereu als
mal gerijmei. In dien tijd werden de Gallische
grondbeginselen over toot eelspeelkunstgefabr'ekt
en de stoere, geniale Diderot v«aa even sterk
besmet met encyklopedisüsche »rat'.oualiteiten",
soms getroffen door formuleer-waanzir, als de
zwakste rede-kavelaars dier dagen. Maar bitter
weiwg waaide hecht het gioole leven aan al
deze dingies en begii.seKjes. Geen beter
kampvecbter, dcor de tijden heer, voor de groote
werkers, dan htt leven zélf. Het is den brave
Voltaire niet gelukt de wereld te suggereeren, dat
Ssakespeare n vierde-rangs-dramaturg was, 'n
barbaar, 'n mispunt, loch in Dacte ons 'n
tal^ntloozen malloot te dorn zien. Het is den nijdigen
anthropologtr ai.thn polieger ware beter!
Nordau niet gelukt Maeterlirck ons te doen be
schouwen alg 'n groven ,/imbecile", 'n idiotirigen
fctumper. En evenmin als Voltaire 'n ia? formule
gaf over de dramatiek van 'u gansch anderen land
aard en over de vizioenaire dichtkunst van bet
rrivsthk-rniddeleeuwsche tijdperk, evenmin gaf
Diderot 'n Gallische formule, al zijn er 'n troep
fransche ak'eurs, die hem napn-ten. Want is het
nitt kurifus? Niemand mkder dun de
scfcrikaarjjegende Hugo, de groote Opgeblazen?, die
er kans toe heeft gezieo, bombast te verh; ff^n
tot den rang van soms zeer waardeerbare ly
riek, iHemarjd minder dan deze vizioenairlrspte
reeds Voltaire teer als den elleadig-smakelooze,
die Sliakcspeare juist door zijn zoogenaamd
Gallische negatie en afbreking toegang iieeft
gegeven in dit land. En kennen we nitt den
grcoten Fraaschen rumoerling, den grootsn soci
alen schrijver van de Comédie llumuine, die het
leven, de literatuur overgolfde met zijn
factazieëii en ontgoochelirgen van htt here/uke in
het beest mensen? Kennen we niet Baizcc, den
stijllooze, den opstapelaar, den
gloeieud-onrustigen, hoog-ijdeler, skcht-schrijvenden Balzac?
Balzac, die met het trii:ende leven opz'n hand,
spelend bewijzen zou, in hoonetd reaiisme, hoe
heroïeke naturen, ideaal-dragers in werkelijkheid
niet bestaan. Balzac, die bovendien zcu
bevu'jjea met zijn eigen grooten geest, dat nien
//Gallische" log ek kan hebber, gekneed in den
duitsch-koutemplatieven vorm, dat menn.ysfiek
voeler kan zijn, docrdiè^kt VEU antieke tragiek
en heidensche fantastiek ; e'at, kortom, geen
enkel groot man 'n bepaalde formule van een
deuk- bf gin«el kaa gever-, onvers ch-llig of dit
psychologisch, wijsgeerip, aest.hetisch of weten
schappelijk heet, wtardoor mede 'n ras- opvatting
gekenmerkt wordt. Want even daarna staat
klaar, 'n atdtr groot man uit datzelfde milieu,
misschien op dezelfde p!aats en formuleert 'n
b'ginsel, lijtrecht er tegenover, waardoor dan
eveneens de rasopvatting ^eketmerkt zou zijn.
Zao is htt mij dan sympathiek, dat R-. \aards,
biijkers een ciïaat uit T. A. V. E. N . door
van Noiihuiis in zijn attiktl over dien akleur
in Woord en Beeld aangehaald, de theorie, die
door moet gaan voor 'n Gallische" opvatting
even sterk wenscht te bestrijden als ik. Het
is de dwaasheid ten t '.p, de theorie, die vast
stelt, dat een tooneelspeler zoogenaamd buiten
de seLtimcnten moet stta.". Da Diderol'scbe
steUkg, de, C\ quelm'sche, dt God-weet- wat
voormeer'tche, dat 'u akteur boten zijn gevoel moet
staan, wil het schoon ziji>, is grif. Zeker, het
tooLcel vraagt niet de waarheid, maar alleen
dea schooten schijn. Men kan alle kwesties
bcgewichtigen. Ook deze! Zoo valt weer over
het psychische wezen" der tooneelepeelkunst
boe-ken te praten . . . of heeL maa! niets te zepger,
wat vaak hetzelfde, soms nrg beter is. Met
het iiicczen" voora!, het nvezen" zitten we iu
onze. aesthetische maag! Mija kunstenaarschap
voor 'n Duitscher! 'n uilscher s. v. p.!! Voor
scheen. Mevrouw kon baar oogen niet van
Katia afwenden, waren dat nog dezelfde harde
stugge trekken, iftaarovcr die
vrier.delijkzachtmoederli^ke uitdrukking gekomen was 'i
De tranen druppelden Katia over de wangen,
rechts en links van den giimlachccdea mond;
de armen hield ze tóó, alsof ze 'n kir.d er in
droeg en tegen de borst drukte. Onder die
tranen scheen heel haar siug, verstompt wezen
weggesmolten te zijn, als de ysklonip in 't
voorjaar.
Luister nu verder naar den tweeden brief,"
zei mijnheer.
Ik, Kasimir Giemzianka en mijn vrouw
schryven je en begim.en met de woorden Gods:
Geloofd zij Jezus Chribtus en zijn moeder Maria.
En nu schrijven wij je om je te vragen of je
gezond zijt. Wij zyn allen we), ook je zoen
Gregoor. Wij verwonderen ons alleen maar, dat
je rog heelemaal niet naar kern gevraagd hebt,
terwijl andere meifjes, die zelfs pas in No
vember heengegaan zyn haar kinderen al 10
roebel gettuurd hebben. En jy hebt onsje kind
geheel zonder kleeren achtergelaten en je denkt
er niet aan naar hem te vragen. Ik bezit niets.
Ik zal hier misschien ook niet blyven, wat moet
ik dan met jou naakte bengel beginnen ? En
al bad ik vier maanden lang dagelijks 20
kopeken verdiend, dan zou dat nog niet genoeg
zyn, om kleeren voor hem te koopen. En nu
stuur je maar onmiddellijk geld vcor den jongen,
atders kun je hem by je remen. Ik kan hem
alleen dan houden als je maandelijks drie
roebel voor hem zendt. Hy kost mij veel meer,
want behalve aan kleertn, moet hy' toch nog
ingesmeerd en gewas»chen worder, opdat hy'
niet door de wurmen opgegeten wordt en hij
is nog niet eens twee jaar oud. Dus je kunt
nagaan wat zoo'n kind aan onderhoud kost. Ik
denk er niet aan, andermans kinderen voor
niets den kost te geven. Andere meisjes raceten
maandelijks wel tien roebel voor haar kinderen
betalen en doen dat ook. Je bent dos nog
goedkoop af. Wanneer je niet binnen acht
dagen geld stuurt, kan de bengel gaan bedelen.
Ik houd hem niet langer; ik smijt hen de deur
uit. Dat zweer ik je l Dan kunnen de vossen
hem opvreten ! Onthoud dus goed, wet ik je
geschreven heb.
KASIMIR GIEMZIANKA."
God in den hemel ! hoe vreeselijk !" riep de
jorge mevrouw uit en zag baar man ontzet
aan. Als die slechte man dat arme kind maar
niet reeds 't huis uitgezet heeft!" Ze boog
zich snel over 't, met kant versierde wiegje en
strekte, als beschermend, de armen er over
heen uit.
Mijnheer haalde de schouders op : Kom, zóó
erg zal 't wel niet geloopen zijn ! Zeg Katia
Griemziarska, heb je gehoord wat ik gelezen
heb ?"
Ik heb gehoord."
Je hebt er eigenlijk cog geen recht op,
maar ik zal je zooveel uitbetalen als je tot nu
toe verdiend hebt, sfuur dat dan dadeiijknaar
huis."
Met dof voor zich uitstarenden blik bleef ze
staan ; hare tranen vloeiden niet meer, geen
spier van haar gezicht vertrok, de bleeke lippen
bewogen zich nauwelyks, toen ze zacht een
tonig stamelde: 't Is te laat, Kasimir
Giemziarka heeft gezworen." Langzaam wendde ze
zich tot heergaan om. Mijnheer riep haar terug,
Wil je wel eerst mevrouw bedanken en groe
ten." Ze bukte zich machinaal en kuste de
zoem van 't kleed der jonge vrouw en 'n tipje
van de jas van mijnheer. Toen ging ze heen.
Dien nacht woedde 'n ontzettende sneeuw
storm om Prysienowo; 't was alsof 't opnieuw
winter geworden was. Den volgenden morgen
was alles weer met 'n dik wit sneeuwkleed be
dekt, tot in 't verst verschiet.
Waar 't skkerveld sich uitstrekt waar t
meertje ligt ?waw de sloot is wMir de
straatweg begint . . . Wie zou 't kunnen zeg
gen ? -- Diezelfde morgen was Katia weer
verdwenen, maar de gendarme heeft haar niet
weer opgepakt.
Ook te Szczurora is zij niet aangekomen.
-