Historisch Archief 1877-1940
I,
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1297
clarneeren dat de industrie weer in onmid
dellijk contact zal komen met den landbouw
(door industrieele vereenigingen te ver
binden aan de landkolonies), dat de groepen
voor elkander zullen werken en zullen
vormen een bood van eerlijke producenten.
Zq stellen zich dus voor een onderlinge
ruiling waarbij het product der eene groep
eal worden ingewisseld tegen de voort
brengselen der andere groepen.
Dit ruilsyateem past in het ontwerp,
maar ook hier verzet zich de praktijk Men
zou kunnen volstaan met de herinnering,
dat de geschiedenis juist een dergelijke
warenruiling heeft veroordeeld en dat de
behoefte aan het ruilmiddel geld niet is
ontstaan in een of ander winzuchtig brein
maar geboren is uit de noodzaak. D >ch
als deze les der historie niet genoeg is dan
moeten de kolonisten van Bussum en
Blaricum in elk geval hun methode bloot
leggen, 't niet laten bjj hoogdrarende ver
zekeringen ook zonder maar een schijn van
bewijs en 't duidelijk maken dat volgens
die methode de productie in de verschillende
groepen gelijken tred kan en zal houden
met de behoeften elders.
Zg bepalen zich bij voorkeur (zij 't dan
ook miar voorloopig, in afwachting van de
kapitaalstorting der schuldbewuste be
zitter-) tot verschillende
plattelancUbedrijven. Maar hebbeu zij wel eeas ernstig
overwogen welke in die bedrijven toch wel
de verhouding is tusschen voortbrenging
en verbruik ? Weten zij wel dat n tuinier
voorziet in da groentenvraae van minstens
100 personen ? Weten zn wel dat een kolonie
die zich toelegt op melklevering minstens
50 derge'ijke kolonies aan de gevraagde
melk helpen kan? Weten zij wel dat .i
zuivelproducent of graanbouwer genoeg
produceert vo:>r honderden personen V Wa«
blvjven ze dan met hun onderlinge ruiling?
Hebben ze o)k wel eens overwogen dat
ruiling vér buiten de grenzen (noodzakelijk
door den grooten afstand van producant
tot consument) in hun syateem van
binnenlandsche kolonisatie practisch onmogelijk
is? Dat wii tarwe betrekken uit Caicigo,
rogge uit Roemenië, lijnzaad uit Riga en
hout uit de Oostzee, terwijl we verzenden
kaas naar Havana, boter naar E'galand
en Z'iid- Afrika, vee naar Bslgiëen groenten
naar Daitschland? Hoe zal de
binnenandsche kolonisatie met haar
productenruil door groepen of vereenigingjen dien
koop en verkoop kunnen regelen? Al deze
vragen kunnen gesteld worden maar het
Manifest geeft er geen antwoord op.
Teu slotte nog dit. Da stichting der ver
schillende kolonies heeft nog al belang
stelling gewekt, stellig hierdoor te _ ver
klaren dat meer dan een der kolonisten
in 't openbaar leven een rol heeft gespeeld.
Tot dusverre hebben ze echter nog geen
groote verwachtingen kunnen opgewekken,
gelijken ze nog niets op die vaste punten
van waaruit dan het oude productiestelsel
zal worden omgekeerd. Da buitenwacht
houdt ze dan ook voor liefhebberij-ver
eenigingen, afgezonderd^ van de wereld en
waar de deelnemers min of meer zonder
ling met elkaar leven en werken, matig in
hun levenseischen, dragende een kleed van
zelfgesponnen vlas en wol, zich voedend
met de voortbrengselen dar rijke aarde,
kortom een herleving der oude Arcadische
idylle.
H^t manifest komt nu uitdrukkelijk ver
klaren dat zóó 't djel der vereeniging vol
strekt niet is, maar wel een begin van
maatschappelijke reorganisatie 't Komt me
voor dat »men< ondanks die stellige ver
klaring er dat gewicht nog niet zoo gauw
aan zal hechten- In elk geval niet zoolang
de deelnemers niet worden" gezocht en ge
vonden in andere levenskringen. Zeker _'t
is wel aardig en 't getuigt van een ernstig
willen wanneer nu eens een dokter en dan
weer een predikant of onderwijzer zich
afwenden van de wereld«che zaken en een
toevlucht zoeken bij de binnenlandsehe
kolonisatie om daar in gemeenschap met
anderen, groenten te verbouwen, bijen te
teelen, zuivel te bereiden of sportbeschuit
te bakken, 't is wel aardig doch meer als
curiositeit dan wel als maatschappelijk
verschijnsel.
Maatschappelijke beteekenis zou 't streven
eerst dan kunnen verkrijgen wanneer
breede kringen van grondwerkers, van
landbouwers en tuiniers zich bekeerden
tot het collectivisme der binnenlandsehe
kolonisatie, een bekeering die bij den weinig
collectivistischen aanleg onzer plattelands
bevolking niet zoo gauw is te wachten.
Tot zoolang wachte de vereeniging «Ge
meenschappelijk Grondbezit" ook met haar
ietwat gezwollen verklaring dat ze met
schrandere en energieke daden de productie
zal reorganiseeren. Tot dusverre is 't nog
dilettantisme, dat onze sympathie verdient
om den levensernst en goeden wil der onder
nemers, maar overigens in practiscben zin
groen is als 't omslag van 't Manifest.
REYNE.
iiniiiii iniiiiiiiiiiiiiii imm|
Mnzieïin de Hoofdstad,
Het was een door de Nederla^dsche Opera
des heeren Vau der Linden niet gunstig gekozen
tyd, om nog met een oorspronkelijk werk voor
den dat; te komen, toen zij Richard Hol'a
Floris V, op Vrijdag 25 April, voor het voet
licht bracht. My dunkt, in het begin van het
seizoen, als het publiek nog niet overvoerd is
met muziek, zal een dergely'k werk met meer
graagte gezien en gehoord worden, de toeloop
zal grooter zyn en er zullen voor de directie
geen fiiantieele nadeelen uit voortspruiten. Het
is dan ook jammer dat Floris V niet eenige
maanden vroeger is gegaan; dan zou het stellig
meer belangstelling hebben opgewekt by het
publiek en had het niet, na eenmaal te zyn
opgevoerd, wederom van het affiche behoeven
afgenomen te worden, zooals thans wel moest
geschieden, door de op handen zynde sluiting
van het seizoen.
Zeker is er wel geen oorspronkelijke
Nederlandsche Opera tot dusverre opgevoerd, waarvan
de taal beter verzorgd was, dan in Floris V.
Marie Boddaert heeft in gekuischten vorm
eene tri ff 3nde episode beschreven uit onze
vaderlandsche geschiedenis. De figuur van den
edelen graaf, schijnt trouwens voor meer dich
ters aantrekkelijk te zg'n of geweest te zq'n.
Marie Boddaart is er zeer wel in geslaagd onze
sympathie op te wekken voor den ongelukkigen
koningszoon. Zaer handig is door haar de
persoon van Agnete van.Aaieide verbonden
aan de lotgevallen van Floris; bovendien heeft
zy niet verzuimd de onsympathieke heeren
Van Gay k zoo zwart mogelijk te schilderen,
zoodat voor een voldoende tegenstelling in de
karakters gezorgd is. Miar meer nog heeft
zy, door het herhaald optreden van het volk
(het koor), gelegenheid gevonden zooveel af
wisseling te brengen in de scenerie, dat men
met onvetflauwde belangstelling het geheele
werk tot het einde toe volgt. j
Van de laatstgenoemde eigenschap is door
Richard Hol op by zondere wijze party ge
trokken. Da ruime plaats welke aan de koren
verleend kon worden, komt aan het geheel
ten goede; want het is juist de bewerking en
het effect der koren, wftirin de kracht van
het werk gelegen is. Met veel verve en kennis
van de stemmen zy'n zy geschreven. Hol is
altoos zeker van zy'n zaak en de toehoorder
is zeker van den indruk, dien de koren op
hem zullen maken.
Ook in de schildering en typeering der
hoofdpersonen vindt men tallooze plaatsen,
die in hoogs nute treffen door talentvolle
behandeling. Zoo is de party van Graaf Floris
met grooten glans geschreven; die van Agnete
trekt eveneens zeer aan, door hare melodieusa
eigenschappen. Voorts is de nietonbelangryke
rol van den herbargier te Zuylen zeer goed
en karaktervol behandeld. Da beide heeren
van Ciyk zija eveneens juist geïllustreerd.
Zooals men dus bemerkt, is er voortdurend
veel dat de aandacht gaande handt. Toch mis
ik in de muziek die meesleepende dramatische
kracht, die den to.'haordar met gloed bezielt
en die ham geheel oadar den indruk brengt
van het werk.
Ik mis vooral in het orchest die scharpe
karakteristiek, die men in een werk van den
tegenwoordigen tyd zoo gaarne aantreft. Heeft
men eenmaal den ouden opsravorm, met zyn
recitatieven en afgesloten aria's vaarival gezegd,
dan meen ik dat man een ruimers plaats moet
toekennen aan het »L9ittnotiv" en de bewer
king daarvan. Dat het orchest, de vertolker
van stemmingen by' uitnemendheid, hiertoe
vooral aangewezen is, hebben ons Wagner en
enkele zyner discipelen geleerd. Na is de
klank van het orchest in H ol's wark vaak heel
mooi, de orchestratie knap; maar toch mis ik er
in die eenheid, .die men by thematische bewer
king verkrygt. Wal beeft Hol enkele motieven
gebruikt, doch die zyn als zoodanig niet teeke
nend genoeg, zy zeggen te weinig en om'ynen niet
scherp genoeg het beeld, dat de componist er
mede beoogt te ge ren.H >1 is geen geboren opera
componist, hij is geen dramaturg in merg en
beea, en daarom wordt men niet hartstochtelijk
gestemd door de wij sa, waarop hy de woorden
van Marie Biddaert weergaeft, maar wal is Hol
een flj ngevoalend co mp onist, die menige l y rische
passaga met groote distinctie behandelt ea de aan
dacht van dan toehoorder vergt voor verschil
lende uitstekend geslaagde details. Er steekt in
Floris V veel mooie muziek; maar een dra
matisch wark is het niet. E m analoog geval
vindt men by S^hnmann, ten opzichte van
zyne opera Ginovava.
Ia de uitvoering bespeurde men een artis
tieke hand; en geen wonder want de componist
dirigeerde zyn werk zelf.
Wat de heer J os. Ty'ssen in de titelrol te
genieten gaf was eenvoudig subliem. Da heer
Tyssen beheerschte zyne party' zoo volkomen
alsof hij die readüjiren lang gazongen had.
Nooit een weifeling, nooit een aarzeling! Ea
de uiteenloopendste stemmingen werden met de
meest juiste intonatie weergegeven. Bovendien
wai zyn uitspraak zoo duidelijk dat men ieder
woord verstaan kon.
Ook mevrouw Tyssen gaf de party van
Agnete buitengewoon mooi waer. Hat tweede
bedry'f (5 3 tooneel) hetwelk geheel gedragen
werd door deze beide hoofdpersonen, was dan
ook zeer schoon in stemuing. Da componist
zal voorzeker met de uitbeelding dier rollen
hoogst ingenomen geweest zyn.
Da beide hearen Van Ciyk warden vertolkt
door de heeren Van Halvoirt Pjl en v. d.
Hoeck. Da eerste wist met zyn schoon orgaan,
dat slechts nog wat meer diepte verdragen
kon, te woekeren ; en beiden gaven zeer goed
het karakter weer dier laaghartige edelea. Da
heer Poons was als Wassenaar zyn. party niet
meester. Jammer dat daardoor het slot der
derde acte niet voldoende tot zyn recht kwam.
De haer Schürman deed zynbest; maar van
een dergelijke stem kan men niet veel ver
wachten. Mevrouw Lingerak kon als Alde
evenmin grooten indruk maken met haar orgaan.
Da page Barthout van Vianen ward door me
juffrouw Bierlee niet onverdienstelijk, maar
met ietwat keelgeluid, gezongen. Da herbergier
was in handen van den heer Martian Smits
Deze had goede oogenblikken. Hy had zich
vooral zeer goede grime gemaakt. Da kleinere
rollen werden met meer of minder goed geluk
gespeeld door mevrouw C ii Francisca en de
heeren C. N. Sshmidt, P. Koster, Hille en
Haarman.
De heer Jaeqses Goïai had veel werk
gemaakt van déeors en tooneelschikking. Da
koren, vooral da mannenkoren kloriken goed
en het orchest speelde met toewijding.
Hat p\|bliek was zeer warm en de componist
werd met de hoofdpersonen hartelyk gevierd.
Tot myn groot leedwezen was ik verhinderd
de beide uitvoeringen by te wonen van de
Oratoriumvereeniginjr. Dit spyt mij des te
meer daar ik niets dan goeds vernomen heb
van de uitvoering van Verdi's R'quieai onder
leiding van den heer Dan. de Lange en met
medewerking van de dames Naordewier en
Schierbeek en de heeren Rogmans en Hamsing
benevens het Uirechtsche orchest. Ditmaal
werd in de oorsproükelyke, latynsche taal
gezongen.
Wanneer nu de opkomst van het publiek
den eersten avond niet zoo talrijk geweest
is als by vorige uitvoeringen, geloof ik toch
niet dat men zulks moet wijten aan het feit
dat het ditmaal geen Hollandsen was, wat
gezongen werd. Ik zou eer denken dat een
werk van romantischen of oud testamentschen
inhoud grootere aantrekkingskracht uitoefent
op het volkspubliek, dan een doodenmis en
de vy'fde pyoiphonie van Beethoven, die aan
het R qaiem voorafging.
ANT. AVERKA.JIP.
Iets o?er tooneelspeeltel.
II. (Slot).
Riyaards heeft dit alles veel te deftig gezegd,
al is de kern van zija bedoeling zeer juiat en
geheel de mijne. Maar hij hal kannen volstaan
met dit paar woorden: Zonder ziel in je lijf doe
je niet", geen i.è, breng j: g2ea waarac'jtiga
ontroering, geen leven, geen schoonheid naar
buiten. De redeneering van C quelin en andereu
is reine klets, zij het dan ook Gilliscl-e. Dink
om Voltaire, om Nordau, meneer Oqueliu! Al
heb je een lichaam als 'n Bataaf, 'a kop als
Apollo, standen als 'n koning, 'a stem als van
'u eogel, daarbij techniek, die dat lijf kan do°n
buigen, wringen in smirthou lingen, het gezicht
kan plooien in verontwaardigingen, dat kortom
in alle akties van hoogste ho3ghartighnd en
fi ;rheid tot de nederigste teerheid met attitude,
btem en gebaar, tec'm'ek kau bereiken, bij den
werkelijken voeler zal geen sehijn van ontroering
ontstaan, als de ziel niet alles bestuurt. Een
akteur zou het grootst zijn, als hij van al de
aandoeningen, die hij opwekt, zelfs niets onder
gaat of er ,persoon!ijk geheel gevoelloos" voor
blijft? A-j'ibUeft meneer C qielin! Je mag 'n
guit zijn, 'n groote gallische grappenmaker of
meer dan 'u grappenmaker, je humor zou
potsenmakerij, je dramatiek, sentimenteelhol gezeur
worden, a's je niet, bewust of onbewust, op
een of andetfi wijze, op de planken in je ha^,
van wat R yaards ^gevoel" en ,verbeelding"
noemt. Ik hoor je alro"pen, maar... maar...
over het ,wezeu" ! Het »we«en" ? nou ja man,
loop maar tredjes zeker, achter D darot aan,
haal er C>mt,e en des noids de hcele ISs eeuw
bij, roep Kant uit z'u graf die toch al zulke
rarigheidjes ove» het j.wezen" van kunst opz'n
geweten heeft, je maakt me niet bang en we
lachen om je analyze van bet, wezen" der techniek
en de tooueelspeelknnst. Diderot weten we ge
lukkig als 'n groot se rijver te p a itsen en hoog
te schatten, ook zonder UEleles voorlichting.
Zoo ook met de anderen. Maar al zoudt ge
ook mat een karre van geleerd-n om ons hcea
staan, die met t et »tof deraes hatika-bsginselen
op de ton?, ors tojschreeuwen: zelf niets voe
len!... we blijven lachen, sc'iateri'n om uw
Gallische op ratting, uw deftigheid, uw gewichtige
redenaties. Ziel, bij elke kunst allereerst! Ziel
allereerst hoort ge! Als ge deze woorden erkent,
vooropstelt, kunt ge doorpraten, met uw kan
geleerden. Anders geen woord meer! Hutstocht,
groote, machtige hartstocht. Passie in de eerste,
passie in de tweede en passie in de derde plaa'»,
zei Haet. die zeif kon weten, hoe w iaig men
is zouder deze, il is de trchniek maar voor het
op;cVpp?n. Heilige har'stocht, di-ekt
oatspringeud aan de groote bron van de scioonheid en
het leven.
Zsker, laten we ook nog ereis wijs zeggen,
dat de ziel natuurlijk moet geleid worden door
technise'ie voiur-kiig Zeker, moet 'u akteur
in zekeren zin boveu z'n gevoel staan hoe
wel er bov n s*aan nog heel iets anders 13 dan
er ,bttiten" ba dit gevoel te krtë;ren, voor
de menschen te dragen, tot een geheel. Maar
als htt tragiek is, moet js z'n zisl er tranen
over gesc' reid -hibbïn, gloeiende, warme smart.
En als het humor is moi.t eet s zijn geest heb
ben gestaan op dien prachtigen toren van
subjectieve bswogenh^id, in on'roering voor de
bizarre nrngeling van dwaze en heilige heer
lijkheid van het groote le?en. Op dien toren,
waar ieder, in gepeinzen, voor zichzelf stil durft
zeggen, dat ai Ie m nschen in zeker opzicht
komediantfin zijn of waren, vergevorderden in
de techniek van 't leven. Ea nu het bewijs
dat we net »wezea" nog op 'n andere, heel
eenvoudige wijze kunnen naderen, het bewijs
dat door //gevoel" en ^verbeelding"
tooneelspeelkunst moet geheiligd zijn. Op zij,
Duitschers, op zij!, snuffslaars, met je adem van.
grammaire... Op zij brillen-cyklopen, dragers
van het groote g^höimvolle kiem-plasma van
het Wezen" en het »Zijude". Luistert naar
kinder-ervarin?, misschien tienm»al zuiverden
en dieper het »Wezen" van het »Weieu"
rakende dan eij m^t uw grauwe vingers. Oak
de groote Duse moet r/at gevoeld hebben.
Daar sta ik a's kinrf, klein kind, heilig onbe
wust vaa wat aesthetika leert, zeggen wil Het
is tegen Fc'iemer. M'n broertjes, vrindjes en
vriadinne'jes zijn uitgeravof. We zitten alle
maal bekaf te hijgen in het geheimvolle duister
vaa 'n vallenden zomeravond ... Ik hoor
zoetinnige kweel-muziek van vogeltjes, zoet-vloeieni
gejubsl van lichte, zilveren slagjes uit
boomtoppsn groen den hemel inkrioelecd. In de
kiuderzleitjes, moe van stoeien, hijgend en zalig
van levensgenot komt 'n stil verlangen. Eéa
uit het troepje stelt voor tooneeltje te fpslen.
De minst gresciikten kruipen direkt in een
schemerhoekje van de kamer bijeen, bewerend
dat. zij 't publiek zij<\. En de kleintjes op
dit uur misschien wel 't ergst moe die het
zuivet-it voelen, wat heiligs en huiverends, w*t
beklem Is en weernoedsvols in die groote ach
terkamer, waar de schemer na ^lu'pt, ondergaan
lichtelijk ontroering, durven wél. Wat zal het
ziju? Aimard. DO eerste akteur treedt op.
Ik!... Eren te voor had ik nog door de alkoof
heen, tegen het droosnerig straat!ic;it vaa het
venster, naar hut hoofd van miju vader gezien
en gehoord zijn stem, zac jt neuriëa een
klaEkloos liedje... Ea naar het gelait vaa mijn
moeder, met haar vaagbletk mutsje, dat al
weggescheuaerd lag iu de ontro3ren.de
stilteschaduw, van den sluipenden avond. En nog
meer donkere hoofden uit dien
groote-meuschenkring had ik gezien en gewoon gekend. Maar
toen ik opstond om te spslen, was alles om mij
heen veranderd. Ik wist DO? maar fljuw, dat
er meisjes- en jongentjes-ziel'jes zatea te luis
teren. Ik s aarde alleen in de prairi on. De
werkelijkheid was voor mij weggezonken ach'er
de sombere schaduw-vleugelen van den schemer.
Ik begon heel zacht het woord »eenzaaiu" te
zegden, met een Ichte weening van ontlaan
heid in de stem, tranen in mijn oo.»en, schreiing
in mijn keel. Nooit in miju leven had ik mij
zoo eenzaam gevoeld als op dit uur. DJ kamsr
was een woud, zoo woast en gn!lig als ik er
nooit jn zien zal in werkelijkheid Bij het
geweldige baardhoofd van mija vader begon de
,,Far-West" en bij het goedmoedige gezicht van
moeder, eindigde het rijk der wreede Apachen.
En al die audere donkere hoofden, een oo^enblik
tevoor mij nog btkcad en vriendelijk toelachend,
waren p'.ot s m.'tgrootsche stelligheid, moirdenaars
en mestiezen, verkleeda kabillero'a, spelonken,
rotsen of wilde dieren. Het nuchtere
petroleumlampjf, dat ac.iter het nuchtere gordijn, in de nog
nuchterder keuken even rossig schemerde was de
Groote Riad om Vuren gazeten. Ea overal om mij,
het grootp, eeuwig ruischende woud. Ei nachf,
nacht., stikkenacht overal, waar ik keek. En een
zaam, vooral eenzaam! Mijn broertjs kwam op...
Eenzaam vond ook hij het. Ds toon, van zijn
bevend stemmetje verraadde z'n an^st en ontroe
ring... E m andere vrind, Bliksemstraal,
ComancbehoofH, die rammelend z'n skalpeu ia den, vorm
van bleeke propjes papier aau zijn gordel had
gflhargen, een nige dappere in het rijk der
Vakonda, naderde, bevend als 'n riet. Ook bij
vond het eenzaam, angstwekkend eenzaam. Door
het luisterende groepje ging een siddering van
meevoelen, als door b.is-kiiideren, die spraken.
Er volgde een vreeselijke trafiek. Er werd
druk gesproken, geschreeuwd, baianks de
eenzianheid, er werd gezien en opgemerkt oadanks
den Lachf. Miar er was outroar ng bij aller.
Giheel in de sentimenten waren wij allen,
epelertjes. Ziedaar Gallische en. Germaansche
speurders, spionnen en veldwachters in het rijk
der theorie, ziedaar 'n klein psychologisch mira
kel, verklaard door het ziele-leven. Ik zeg niet
dat het tooneelspel was, zooals het hoorde.
Was het »kutst"? misschien meer! Even
min wordt er gezegd, dat er in et n. onzer kiem
van R yaards, Bouwmeester, mevrouw Msnn
of Duse zat. Maar dit kinderspel bracht reeds
diepe en groote ontroering, door ziel in een
vertooning, in iets w a-van we wisten, allemaal,
dat 't vertooning b'eef. Ea niet in duisternis
allén, te surgebtieve stemming op zichzelf
reeds om te gelden als pibif, ? maar op alle
urfn. van den dag bereikten we 't zelfde resul
taat, ais et met gevoel ^gsspeeld" werd.
Die emotionneeren wil, moet zelf ge
*otionneerd zijn of geweest zij". IUtgeldt voor de hoogste
en voor de laagste tooneelspeelkunst. Laat nu
D,derot met rust en de Gallische en Gsrmaansche
opvatting. Laten wij vas stellen ' b )r alles dat,
ia welke r.ch.ting ook, een kun tuitiag eerst
door ziel tot schoonheid kom*. Dat de
allerbekwaamste ,techniek' ons koud, steetkoud
laat. Het pleit voor R .yawds dat hij dit
vro'ger reeds zoo gevoeld heef>, vooral wijl hij
Sïakesp:'are wil laten leven door zija kuns%
hij die daardoor al in de sfeer van diens groot
heid wil kom:n staan. Men leze ook het be
langrijke artikel van den heer Van Nouhuijs
o f er R yiards in Woord en Beeld van deze
ma»nd, dat hoewel te fragm^nterben toch zuivere
opmerkingen over dezen teleur bevat.
B e v e r w ij k. Ts. QUEEIDO.
iiiiiniiiiimiiiiiiiiiiii
Veiling van t
Op verzoek wil ik gaarne trachten de aan
dacht van belangstellenden te vestigen, op een
veiling van teekeningen, die 6 en 7 Mei a. s.,
onder leiding van de heeren de Vries, Singel
146, zal gehouden worden. Al te laat ervan in
kennis gesteld, ontbrak ma tijd en gelegenheid
de collectie te gaan zien om myn peraoonlyke
bevindingen over haar gehalte' mee te deelen.
Da voorlichting moet nu alleen geschieden
onder leiding van den catalogus, en is aldus
niet anders dan een attent maken op 't een
en ander, dat mooi kan z'jn of bet meest
waardevolle van deze collectie schynt uit te
maken. Ia verschillende séries is de catalogus
verdeeld.
Da eerste .Dassins ancisns; cole
Neerlandaise, ju?qu'a la fia du XVllIe s;è;le''
is de grootste en bevat 268 nummers. Van de
A. tot de Z. vindt men daar legio namen, die
ons uit de oud- Hollandsche (en ook VJaamsche)
kunst gemeenzaam zijn. Maar als de aan
trekkelijkste teeken ik daaruit aan:
Hendrik van Avercamp, met twee teekeningen:
een square! (? eerder opgekleurde teekening) en
een met oost-indische inkt gewasschen,
Bserstraaten. Hans Bol, Brekelenkamp, A. Cayp,
K. du Jardin (lierstudie in krrj ), J. de Geyn,
J. van Goyen (natuurlyk is deze aantrekkelijk»
meester by expositie van oude teekeningen
altyd present), Jordaens, N. Maea, Pieter
Molyn, A. en J. van Oiitade, Rstnbrandt (met
twee teekeningen zooals ze zoo veelvuldig
van hem bekend z\jn: getrokken met de pen
en aangewasschen met oost-indische inkt of
sepia-tint) Rnysdael, Saftleven, Troost, E*.
van de Velde, ook A , en W. van de Velde
de Jonge, twee boerenscèa2s van A van de
Venne, waarop zijn gebruikelyke opschriften
betrfffjnde de voorstelling.
Volgt Duitsche School, waarby ik twee
teekeningen noteer, die, als ze echt zyo, heel
mooi kunnen wezen : een van Altdorfer en
een van Dürer.
By de Franschen vind ik Boucher, Callot,
Lancret en Claude Ie Lorrain n exemplaar
uit den ruimen voorraad teekeningen van dezen.
Verder »Esole Italienne", waarby ik liever
niet alleen op de ramen af aanwijsingen doe.
Dau zrjn er een menigte portretten, waarvan
de makers soms goede namen dragen, maar
die toch vooral belangwekkend zijn om de
voorgestelde personen.
Volgt eene afdeeling «Topographie illuslrée
des P.ys Bas" en eindely k «bassins Modernes",
waarbij, op een enkele uitzondering na, nu geen
.namen njureeren, die ons onder de moderne
als de roemrykite toeklinken.
Nog eens, een aankondiging onder voorbe
houd; by kunstveilingen is 't nu eenmaal lang
niet altyd goud wat 'r blinkt uit den cata
logus! Intusschen hebben we by enkele
teekeningen een waarborg, dat zij gekomen
zijn uit bekende collectie's.
V/. S.
Kunst iüOostenrE
De Oostenrijksche regejring l.ejft de geluk
kige gedachte gehad, op de tentoonstelling, die
verleden j%ar te l? ..rij s gehouden werd, allerlei
voorwerpen aan te koop3n. Voor zoover zij
kunstproducten zijn, viudt men ze op het
oogenblik geëxposeerd iu dan salon G. Pisko, Park
ring 2 te Weeaen.
Of de Niderlandsc'ie regeeriag ook zulke
aankaopen gedaaa heeft, weet ik niet. Als het
mocht z'ju gescnied, dau zoa ook bij ons zulk
een tentoonstelling gewenscht zija.
De verschillende zaal'jes, waaruit de salon te
Weenen, die eigenlijk een verdieping vau een
/, Miethskaserne" i<, bestaat, zijn goed verlicht
en gezellig ingericht.
Eerst ziet men een verzameling van
hedenda^gsche Japinsche kunst. Die verzameling is
niet aaugekoe'it, doch een gesc'ienk van de
Japansche aai de O >stenrijkscii3 rfgseri'g, die daar
door hare erkentelijkheid wilde betoonen voor
de teekeningen en werkstukken der
kuisstnijverheidsschool te Weenen, welke aan haar gratis
waren afgestaan.
liet is wel zoaderling, dat onze kuns'nijveren
de Japanners pogen te volgen, terwijl die Oos
terlingen zooveel mogelijk hun best doen, om
de Europeanen nabij te komen. Zij maakt een
vreemden indruk, die moderne Japansc'-ie kurst.
Bij de schilderijen op zijde vudi men er, die
nog geheel op de oude wijze behande.ld zijn;
maar blijkbaar begint het technisch kunnen te
venn:nderen. Ook van de heerlijke naieveteit
der vroegere werken is weinig meer te bespeu
ren. Ginokoesji, Tonei Inosee, Ko-kwoem Ito,
en hoe de kunstenaars verder heeteu mogen,
schilderen opzettelijk archautisch, want naar
zu'ke voortbrengselen is tegenwoordig meer
vraag dan naar de moderne.
En dat is te begrijpen. Want waar de Japan
ners schilderijen naar- Europeeschen trant in
olieverf maken, zijn zij onuitstaanbaar. Alleen
de onderwerpen zijn Japansch, maar het orerige
is'volkonen gelijk aan het werk van
vierderanga schilders in Europa.
De O «tenrijksche regeering zit dan ook met
het geschenk in haar maag. Zij wil het
verkoopen, do.'li tot dusverre deed zich nog geen
liefhebber op.
Belangrijk is de verzameling medailles en
plaque», die weid aangekocht. Ofschoon niet
groot, geeft zij een uitmuntend overzicht der
medailleerknnst van 1770 tot heden. Alleen
werk van Fransche meesters is gekozen. Het
is wel leerzaam, deze penningen met aandacht
te bezien. Ia de 18de eeuw wordt allrs fijn
en vlak gehouden, zopals het portret van
Lodewijk XV, door Roettier*, bewijst. Langzamer
hand wordt het relief forscher, maar toch bliiven
de penningen van Gaunois (1817), Gatteaux (1821)
en Depaulis (1826) nog het karakter van mun
ten behouden. De tentoonstellingsmedailles van
Bo y en Gallé(1867) zijn technisch wel goed
uitgevoerd, doch het relief is plomp. Zelfs een
medaille van Dubois, in 1868 gemaakt, gaat
a»n dit euvel mank. Na 1870 beginnen de
Fransche medailleurs zich op de oude
Grieksche munten te insp.reeren, en trachten zij de
wouderfraaie werken van Syracuse te evenaren.
Die pogingen worden met het gewenschte ge
volg bekroond. R:éds de
tentooistellings-medaille, in 1878 door Oubois g nuakt, toont
grooten vooruitgarg. Ea dan brengt eindelijk
Daniel Dupuis de Frausche medailleerknnst op
haar tegenwoordige hoogte. Van dezen laa'sten
kunstenaar is hier de tentoonstellingsmedaille
vin '889, da medaille der mant te Parijs van
1900, en verder ds beide heerlijke pltques
»!e Nid" en ,la Sou-ce".
In de vitrire, waar dese werken
ten'oongesteld zijn, bevinden zich ook eukele andere
voortbrengselen van Fransche kunstnijverheid.
Zoo ziet men daar het ontwerp voor de medaille,
welke Ghaplain voor de tentoonsttlling van
1900 za! maken, de p aehtig uitgevoerde
lauwerkra: s van gedreven goud, welke de ,Wiener
Mainer-Gesangsvereiu" te Parijs behaalde, en
de medaille, een meesterstuk van R >ty, die aan
den »Schubertbund" werd toegekend. Wie de
oaartistieke werken kent, waarmede zange-s op
wedstrijden gelukkig worden gemaakt, kan ziju
oog! n baast niet gelooven, als hij ziet, hoe
meesterlijk de krans is geJreren, die de Weener
liederlafel verwierf.
Het is niet geheel en al du;delijk, naar welk
bfginsel de aangekochte voorwerpen van kunst
nijverheid gekozen zijn. Want naast voorwer
pen, die tot de baste behooren, welke onze
hedendaagsche ambachtskunst heeft voortge
bracht, z:et men ook tal van andere, waarin de
historische stijlen eenvoudig gecop.ëerd zijp.
Dij Nederlandsche inzeLd ngen heSben blijk
baar niet veel aandacht getrokken. Aangekocht
werden uit ons land slechts een paar batiks op
p:luche, en eenig porselein der fabriek Rozen
burg. De batiks wekken de algemeene bewon
dering en het zou mij niet verbazen, als die
weldra te Weenen zeer gevraagd zullen worden.
Van tixtieie kunst is er op de tentoonstel
ling maar betrekkelijk weini?. Een Eogelsche
geborduurde stof van W. T. Bennett, een
Zweedsche van S. Gjöbil, een Noorsche van Bi
edvaeverie, ziedaar alles wat modern is. Ook een
nabootsing van het gobelin LaDamealaL'corne"
uit het Musée Cluny werd van Blary & Ci'e.
aangekocht.
D<; lederen scbrijfmap van Vadame
Tiauw'ov te Parijs is zeker, uit een oogpunt van
techniek beschouwd voortn ffelijfc bewerkt; het
zelfde kaa ook van de intarsia der firma
Krieger te Parijs getuigd worden. De vraag rijst
echter, of technische volmaaktheid alleen wel
voldoerde i«, om voorwerpsn belangrijk te doen
zijn. Behalve de techniek heeft toci ook al'ijd
de ooispronkelijkheid waarde.
Bij de werken in metaal ziet men fraaie
zaken van Plumet & Sslmersheim, J. Dampt,
R. Liüq'iP, E. Fjui! aïre, Vernier, Cardeilhac en
Brateau.
Dit alles is modern in den besten zin vau
het woord. De goede smaak dezer Fransche
kunstenaars heeft hen behoed voor de overdrij
ving, die het werk vau anderen dikwijls
or.uitstaajbaar maakt. Doch het is mij een raadsel,
hoe de man, die dpzs moderne voortbrengselen
uitzocht, tevens behagen kou schepp a in de
nabootsingen der stijlen Henri II, Louis XII,
Louis XLV en Louis XVI, door de firma
Eontaine te Parijs vervaardigd.
Ook wat het, porselein ec aardewerk betreft
zou ik een andere keus gedaan hebben. De
vazen van vres had ik niet genomen, ook de
groepen van Serres zouden mij maar weinig be
koord hebben. Ea de dierea vau aardewerk,
die Bing & G odahl te Kopeuhagsn thans in
den handel brengen, zoadat men ze in elk
modern magatijn kan vinden, schijneu mij even
min navolgenswaardig. Het is het ongeluk der
moderne kunstnijverheid, dat zij haast alleen
bibelots weet te maken, omdat zij voor de
practische bruikbaarheid geen oog hetfr. Wat
maefc men met zu'k een olifan', met zulk een
zeemeeuw van aardewerk dojiii1 Men kan ze op
een tafeltje of op een kastje zetten. Doch zij
bezitten niet eeas het gleufje in den rug, dat
althans de steenen varkens onzer
pottenkelderijes voor een nuttig doel geschikt rnaaH.
De meeste der andere voortbrengselen van
keramiek, die men in den Weener salon
tectoongesteld ziet, zija zinledige bibelots. Vazen
vormen de meerderheid. Enkele daarvan kun
nen, misschien dienen om er bloemen in
te zetten, maar de meestrn zijn zelfs
voo<dit doel niet eens geschikt. En de bordeu.
worden uitdrukkelijk als //Wandteller"
vermeUl; om van te e'en zi}n zij niet bedoeld.
Oizs vaderen aten van hun Dalftschp,
Ciiineesche of Japansche borden. Was de maaltijd
argeloopen, dan werlen de borden in het
bordenrek gezet, dat iedere keuken bezat. Wij
echter maken ySFandborJen", en plaatsen die
in onze proukkamer, waarheen wij ook allerlei
zaken, die vroeger in gangen of slaapkamers
bleven, a!s linnenkasten, linnenpersen,
beddepannen, s'aande uurwerken, hebben overgebracht.
Het wordt hoog tijd, dat er t: gen al die
dwaa:heid een reactie begint.
E :n zeer rijke afdeeling is die der aanplak
biljetten. Alleen Fransche ziju gekozen, want
Cassiers en De Feure, die ook onder de ont
werpers voorkomen, hebben van hun nationali
teit gehed en al afstand gedaan. Alle mses'ers
van naam zijn vertegenwoordigd, als CLéret,
G G, Léandrc, Mucha, Palen Steinlen. Daaren
boven komt nog iiiteressant werk voor van andere,
minder bekende kunstenaars, als Berthou,
Dellepiane, G»nc y, Gjrrai», Hoheustein, Mataloni
en Weiluc.
Men kent het fenre. EJ» vrouw figuur, zoo
min mogelijk gekleed, en s'eeds in een onge
wone houding, wordt door sterke k'euien,
waarbij licht rood en diep blauw de hoofdrol
spelen, omgeven. In die kleuren zijn dan de
witte letters der reclamf, waarom het eigenlijk
te doen is, uitgespaard. Alleen Mucha heeft
een andere manier. In Privat L^demont, die
hier door een aanplakbiljet VOLT Boldoot ver
tegenwoordigd is, heeft Mucha een navolger
gevonden.
Wie dezer dagen te H eenen m'cht komen
verzuime niet aan den salon Pisko een be
zoek te brengen, o -k al is hij verleden jaar te
Parijs geweest. Want op een
wereldteutoOLstell.ug küin^n de iuthme zaLe«, die nu te