De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 4 mei pagina 4

4 mei 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

I, DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1297 clarneeren dat de industrie weer in onmid dellijk contact zal komen met den landbouw (door industrieele vereenigingen te ver binden aan de landkolonies), dat de groepen voor elkander zullen werken en zullen vormen een bood van eerlijke producenten. Zq stellen zich dus voor een onderlinge ruiling waarbij het product der eene groep eal worden ingewisseld tegen de voort brengselen der andere groepen. Dit ruilsyateem past in het ontwerp, maar ook hier verzet zich de praktijk Men zou kunnen volstaan met de herinnering, dat de geschiedenis juist een dergelijke warenruiling heeft veroordeeld en dat de behoefte aan het ruilmiddel geld niet is ontstaan in een of ander winzuchtig brein maar geboren is uit de noodzaak. D >ch als deze les der historie niet genoeg is dan moeten de kolonisten van Bussum en Blaricum in elk geval hun methode bloot leggen, 't niet laten bjj hoogdrarende ver zekeringen ook zonder maar een schijn van bewijs en 't duidelijk maken dat volgens die methode de productie in de verschillende groepen gelijken tred kan en zal houden met de behoeften elders. Zg bepalen zich bij voorkeur (zij 't dan ook miar voorloopig, in afwachting van de kapitaalstorting der schuldbewuste be zitter-) tot verschillende plattelancUbedrijven. Maar hebbeu zij wel eeas ernstig overwogen welke in die bedrijven toch wel de verhouding is tusschen voortbrenging en verbruik ? Weten zij wel dat n tuinier voorziet in da groentenvraae van minstens 100 personen ? Weten zn wel dat een kolonie die zich toelegt op melklevering minstens 50 derge'ijke kolonies aan de gevraagde melk helpen kan? Weten zij wel dat .i zuivelproducent of graanbouwer genoeg produceert vo:>r honderden personen V Wa« blvjven ze dan met hun onderlinge ruiling? Hebben ze o)k wel eens overwogen dat ruiling vér buiten de grenzen (noodzakelijk door den grooten afstand van producant tot consument) in hun syateem van binnenlandsche kolonisatie practisch onmogelijk is? Dat wii tarwe betrekken uit Caicigo, rogge uit Roemenië, lijnzaad uit Riga en hout uit de Oostzee, terwijl we verzenden kaas naar Havana, boter naar E'galand en Z'iid- Afrika, vee naar Bslgiëen groenten naar Daitschland? Hoe zal de binnenandsche kolonisatie met haar productenruil door groepen of vereenigingjen dien koop en verkoop kunnen regelen? Al deze vragen kunnen gesteld worden maar het Manifest geeft er geen antwoord op. Teu slotte nog dit. Da stichting der ver schillende kolonies heeft nog al belang stelling gewekt, stellig hierdoor te _ ver klaren dat meer dan een der kolonisten in 't openbaar leven een rol heeft gespeeld. Tot dusverre hebben ze echter nog geen groote verwachtingen kunnen opgewekken, gelijken ze nog niets op die vaste punten van waaruit dan het oude productiestelsel zal worden omgekeerd. Da buitenwacht houdt ze dan ook voor liefhebberij-ver eenigingen, afgezonderd^ van de wereld en waar de deelnemers min of meer zonder ling met elkaar leven en werken, matig in hun levenseischen, dragende een kleed van zelfgesponnen vlas en wol, zich voedend met de voortbrengselen dar rijke aarde, kortom een herleving der oude Arcadische idylle. H^t manifest komt nu uitdrukkelijk ver klaren dat zóó 't djel der vereeniging vol strekt niet is, maar wel een begin van maatschappelijke reorganisatie 't Komt me voor dat »men< ondanks die stellige ver klaring er dat gewicht nog niet zoo gauw aan zal hechten- In elk geval niet zoolang de deelnemers niet worden" gezocht en ge vonden in andere levenskringen. Zeker _'t is wel aardig en 't getuigt van een ernstig willen wanneer nu eens een dokter en dan weer een predikant of onderwijzer zich afwenden van de wereld«che zaken en een toevlucht zoeken bij de binnenlandsehe kolonisatie om daar in gemeenschap met anderen, groenten te verbouwen, bijen te teelen, zuivel te bereiden of sportbeschuit te bakken, 't is wel aardig doch meer als curiositeit dan wel als maatschappelijk verschijnsel. Maatschappelijke beteekenis zou 't streven eerst dan kunnen verkrijgen wanneer breede kringen van grondwerkers, van landbouwers en tuiniers zich bekeerden tot het collectivisme der binnenlandsehe kolonisatie, een bekeering die bij den weinig collectivistischen aanleg onzer plattelands bevolking niet zoo gauw is te wachten. Tot zoolang wachte de vereeniging «Ge meenschappelijk Grondbezit" ook met haar ietwat gezwollen verklaring dat ze met schrandere en energieke daden de productie zal reorganiseeren. Tot dusverre is 't nog dilettantisme, dat onze sympathie verdient om den levensernst en goeden wil der onder nemers, maar overigens in practiscben zin groen is als 't omslag van 't Manifest. REYNE. iiniiiii iniiiiiiiiiiiiiii imm| Mnzieïin de Hoofdstad, Het was een door de Nederla^dsche Opera des heeren Vau der Linden niet gunstig gekozen tyd, om nog met een oorspronkelijk werk voor den dat; te komen, toen zij Richard Hol'a Floris V, op Vrijdag 25 April, voor het voet licht bracht. My dunkt, in het begin van het seizoen, als het publiek nog niet overvoerd is met muziek, zal een dergely'k werk met meer graagte gezien en gehoord worden, de toeloop zal grooter zyn en er zullen voor de directie geen fiiantieele nadeelen uit voortspruiten. Het is dan ook jammer dat Floris V niet eenige maanden vroeger is gegaan; dan zou het stellig meer belangstelling hebben opgewekt by het publiek en had het niet, na eenmaal te zyn opgevoerd, wederom van het affiche behoeven afgenomen te worden, zooals thans wel moest geschieden, door de op handen zynde sluiting van het seizoen. Zeker is er wel geen oorspronkelijke Nederlandsche Opera tot dusverre opgevoerd, waarvan de taal beter verzorgd was, dan in Floris V. Marie Boddaert heeft in gekuischten vorm eene tri ff 3nde episode beschreven uit onze vaderlandsche geschiedenis. De figuur van den edelen graaf, schijnt trouwens voor meer dich ters aantrekkelijk te zg'n of geweest te zq'n. Marie Boddaart is er zeer wel in geslaagd onze sympathie op te wekken voor den ongelukkigen koningszoon. Zaer handig is door haar de persoon van Agnete van.Aaieide verbonden aan de lotgevallen van Floris; bovendien heeft zy niet verzuimd de onsympathieke heeren Van Gay k zoo zwart mogelijk te schilderen, zoodat voor een voldoende tegenstelling in de karakters gezorgd is. Miar meer nog heeft zy, door het herhaald optreden van het volk (het koor), gelegenheid gevonden zooveel af wisseling te brengen in de scenerie, dat men met onvetflauwde belangstelling het geheele werk tot het einde toe volgt. j Van de laatstgenoemde eigenschap is door Richard Hol op by zondere wijze party ge trokken. Da ruime plaats welke aan de koren verleend kon worden, komt aan het geheel ten goede; want het is juist de bewerking en het effect der koren, wftirin de kracht van het werk gelegen is. Met veel verve en kennis van de stemmen zy'n zy geschreven. Hol is altoos zeker van zy'n zaak en de toehoorder is zeker van den indruk, dien de koren op hem zullen maken. Ook in de schildering en typeering der hoofdpersonen vindt men tallooze plaatsen, die in hoogs nute treffen door talentvolle behandeling. Zoo is de party van Graaf Floris met grooten glans geschreven; die van Agnete trekt eveneens zeer aan, door hare melodieusa eigenschappen. Voorts is de nietonbelangryke rol van den herbargier te Zuylen zeer goed en karaktervol behandeld. Da beide heeren van Ciyk zija eveneens juist geïllustreerd. Zooals men dus bemerkt, is er voortdurend veel dat de aandacht gaande handt. Toch mis ik in de muziek die meesleepende dramatische kracht, die den to.'haordar met gloed bezielt en die ham geheel oadar den indruk brengt van het werk. Ik mis vooral in het orchest die scharpe karakteristiek, die men in een werk van den tegenwoordigen tyd zoo gaarne aantreft. Heeft men eenmaal den ouden opsravorm, met zyn recitatieven en afgesloten aria's vaarival gezegd, dan meen ik dat man een ruimers plaats moet toekennen aan het »L9ittnotiv" en de bewer king daarvan. Dat het orchest, de vertolker van stemmingen by' uitnemendheid, hiertoe vooral aangewezen is, hebben ons Wagner en enkele zyner discipelen geleerd. Na is de klank van het orchest in H ol's wark vaak heel mooi, de orchestratie knap; maar toch mis ik er in die eenheid, .die men by thematische bewer king verkrygt. Wal beeft Hol enkele motieven gebruikt, doch die zyn als zoodanig niet teeke nend genoeg, zy zeggen te weinig en om'ynen niet scherp genoeg het beeld, dat de componist er mede beoogt te ge ren.H >1 is geen geboren opera componist, hij is geen dramaturg in merg en beea, en daarom wordt men niet hartstochtelijk gestemd door de wij sa, waarop hy de woorden van Marie Biddaert weergaeft, maar wal is Hol een flj ngevoalend co mp onist, die menige l y rische passaga met groote distinctie behandelt ea de aan dacht van dan toehoorder vergt voor verschil lende uitstekend geslaagde details. Er steekt in Floris V veel mooie muziek; maar een dra matisch wark is het niet. E m analoog geval vindt men by S^hnmann, ten opzichte van zyne opera Ginovava. Ia de uitvoering bespeurde men een artis tieke hand; en geen wonder want de componist dirigeerde zyn werk zelf. Wat de heer J os. Ty'ssen in de titelrol te genieten gaf was eenvoudig subliem. Da heer Tyssen beheerschte zyne party' zoo volkomen alsof hij die readüjiren lang gazongen had. Nooit een weifeling, nooit een aarzeling! Ea de uiteenloopendste stemmingen werden met de meest juiste intonatie weergegeven. Bovendien wai zyn uitspraak zoo duidelijk dat men ieder woord verstaan kon. Ook mevrouw Tyssen gaf de party van Agnete buitengewoon mooi waer. Hat tweede bedry'f (5 3 tooneel) hetwelk geheel gedragen werd door deze beide hoofdpersonen, was dan ook zeer schoon in stemuing. Da componist zal voorzeker met de uitbeelding dier rollen hoogst ingenomen geweest zyn. Da beide hearen Van Ciyk warden vertolkt door de heeren Van Halvoirt Pjl en v. d. Hoeck. Da eerste wist met zyn schoon orgaan, dat slechts nog wat meer diepte verdragen kon, te woekeren ; en beiden gaven zeer goed het karakter weer dier laaghartige edelea. Da heer Poons was als Wassenaar zyn. party niet meester. Jammer dat daardoor het slot der derde acte niet voldoende tot zyn recht kwam. De haer Schürman deed zynbest; maar van een dergelijke stem kan men niet veel ver wachten. Mevrouw Lingerak kon als Alde evenmin grooten indruk maken met haar orgaan. Da page Barthout van Vianen ward door me juffrouw Bierlee niet onverdienstelijk, maar met ietwat keelgeluid, gezongen. Da herbergier was in handen van den heer Martian Smits Deze had goede oogenblikken. Hy had zich vooral zeer goede grime gemaakt. Da kleinere rollen werden met meer of minder goed geluk gespeeld door mevrouw C ii Francisca en de heeren C. N. Sshmidt, P. Koster, Hille en Haarman. De heer Jaeqses Goïai had veel werk gemaakt van déeors en tooneelschikking. Da koren, vooral da mannenkoren kloriken goed en het orchest speelde met toewijding. Hat p\|bliek was zeer warm en de componist werd met de hoofdpersonen hartelyk gevierd. Tot myn groot leedwezen was ik verhinderd de beide uitvoeringen by te wonen van de Oratoriumvereeniginjr. Dit spyt mij des te meer daar ik niets dan goeds vernomen heb van de uitvoering van Verdi's R'quieai onder leiding van den heer Dan. de Lange en met medewerking van de dames Naordewier en Schierbeek en de heeren Rogmans en Hamsing benevens het Uirechtsche orchest. Ditmaal werd in de oorsproükelyke, latynsche taal gezongen. Wanneer nu de opkomst van het publiek den eersten avond niet zoo talrijk geweest is als by vorige uitvoeringen, geloof ik toch niet dat men zulks moet wijten aan het feit dat het ditmaal geen Hollandsen was, wat gezongen werd. Ik zou eer denken dat een werk van romantischen of oud testamentschen inhoud grootere aantrekkingskracht uitoefent op het volkspubliek, dan een doodenmis en de vy'fde pyoiphonie van Beethoven, die aan het R qaiem voorafging. ANT. AVERKA.JIP. Iets o?er tooneelspeeltel. II. (Slot). Riyaards heeft dit alles veel te deftig gezegd, al is de kern van zija bedoeling zeer juiat en geheel de mijne. Maar hij hal kannen volstaan met dit paar woorden: Zonder ziel in je lijf doe je niet", geen i.è, breng j: g2ea waarac'jtiga ontroering, geen leven, geen schoonheid naar buiten. De redeneering van C quelin en andereu is reine klets, zij het dan ook Gilliscl-e. Dink om Voltaire, om Nordau, meneer Oqueliu! Al heb je een lichaam als 'n Bataaf, 'a kop als Apollo, standen als 'n koning, 'a stem als van 'u eogel, daarbij techniek, die dat lijf kan do°n buigen, wringen in smirthou lingen, het gezicht kan plooien in verontwaardigingen, dat kortom in alle akties van hoogste ho3ghartighnd en fi ;rheid tot de nederigste teerheid met attitude, btem en gebaar, tec'm'ek kau bereiken, bij den werkelijken voeler zal geen sehijn van ontroering ontstaan, als de ziel niet alles bestuurt. Een akteur zou het grootst zijn, als hij van al de aandoeningen, die hij opwekt, zelfs niets onder gaat of er ,persoon!ijk geheel gevoelloos" voor blijft? A-j'ibUeft meneer C qielin! Je mag 'n guit zijn, 'n groote gallische grappenmaker of meer dan 'u grappenmaker, je humor zou potsenmakerij, je dramatiek, sentimenteelhol gezeur worden, a's je niet, bewust of onbewust, op een of andetfi wijze, op de planken in je ha^, van wat R yaards ^gevoel" en ,verbeelding" noemt. Ik hoor je alro"pen, maar... maar... over het ,wezeu" ! Het »we«en" ? nou ja man, loop maar tredjes zeker, achter D darot aan, haal er C>mt,e en des noids de hcele ISs eeuw bij, roep Kant uit z'u graf die toch al zulke rarigheidjes ove» het j.wezen" van kunst opz'n geweten heeft, je maakt me niet bang en we lachen om je analyze van bet, wezen" der techniek en de tooueelspeelknnst. Diderot weten we ge lukkig als 'n groot se rijver te p a itsen en hoog te schatten, ook zonder UEleles voorlichting. Zoo ook met de anderen. Maar al zoudt ge ook mat een karre van geleerd-n om ons hcea staan, die met t et »tof deraes hatika-bsginselen op de ton?, ors tojschreeuwen: zelf niets voe len!... we blijven lachen, sc'iateri'n om uw Gallische op ratting, uw deftigheid, uw gewichtige redenaties. Ziel, bij elke kunst allereerst! Ziel allereerst hoort ge! Als ge deze woorden erkent, vooropstelt, kunt ge doorpraten, met uw kan geleerden. Anders geen woord meer! Hutstocht, groote, machtige hartstocht. Passie in de eerste, passie in de tweede en passie in de derde plaa'», zei Haet. die zeif kon weten, hoe w iaig men is zouder deze, il is de trchniek maar voor het op;cVpp?n. Heilige har'stocht, di-ekt oatspringeud aan de groote bron van de scioonheid en het leven. Zsker, laten we ook nog ereis wijs zeggen, dat de ziel natuurlijk moet geleid worden door technise'ie voiur-kiig Zeker, moet 'u akteur in zekeren zin boveu z'n gevoel staan hoe wel er bov n s*aan nog heel iets anders 13 dan er ,bttiten" ba dit gevoel te krtë;ren, voor de menschen te dragen, tot een geheel. Maar als htt tragiek is, moet js z'n zisl er tranen over gesc' reid -hibbïn, gloeiende, warme smart. En als het humor is moi.t eet s zijn geest heb ben gestaan op dien prachtigen toren van subjectieve bswogenh^id, in on'roering voor de bizarre nrngeling van dwaze en heilige heer lijkheid van het groote le?en. Op dien toren, waar ieder, in gepeinzen, voor zichzelf stil durft zeggen, dat ai Ie m nschen in zeker opzicht komediantfin zijn of waren, vergevorderden in de techniek van 't leven. Ea nu het bewijs dat we net »wezea" nog op 'n andere, heel eenvoudige wijze kunnen naderen, het bewijs dat door //gevoel" en ^verbeelding" tooneelspeelkunst moet geheiligd zijn. Op zij, Duitschers, op zij!, snuffslaars, met je adem van. grammaire... Op zij brillen-cyklopen, dragers van het groote g^höimvolle kiem-plasma van het Wezen" en het »Zijude". Luistert naar kinder-ervarin?, misschien tienm»al zuiverden en dieper het »Wezen" van het »Weieu" rakende dan eij m^t uw grauwe vingers. Oak de groote Duse moet r/at gevoeld hebben. Daar sta ik a's kinrf, klein kind, heilig onbe wust vaa wat aesthetika leert, zeggen wil Het is tegen Fc'iemer. M'n broertjes, vrindjes en vriadinne'jes zijn uitgeravof. We zitten alle maal bekaf te hijgen in het geheimvolle duister vaa 'n vallenden zomeravond ... Ik hoor zoetinnige kweel-muziek van vogeltjes, zoet-vloeieni gejubsl van lichte, zilveren slagjes uit boomtoppsn groen den hemel inkrioelecd. In de kiuderzleitjes, moe van stoeien, hijgend en zalig van levensgenot komt 'n stil verlangen. Eéa uit het troepje stelt voor tooneeltje te fpslen. De minst gresciikten kruipen direkt in een schemerhoekje van de kamer bijeen, bewerend dat. zij 't publiek zij<\. En de kleintjes op dit uur misschien wel 't ergst moe die het zuivet-it voelen, wat heiligs en huiverends, w*t beklem Is en weernoedsvols in die groote ach terkamer, waar de schemer na ^lu'pt, ondergaan lichtelijk ontroering, durven wél. Wat zal het ziju? Aimard. DO eerste akteur treedt op. Ik!... Eren te voor had ik nog door de alkoof heen, tegen het droosnerig straat!ic;it vaa het venster, naar hut hoofd van miju vader gezien en gehoord zijn stem, zac jt neuriëa een klaEkloos liedje... Ea naar het gelait vaa mijn moeder, met haar vaagbletk mutsje, dat al weggescheuaerd lag iu de ontro3ren.de stilteschaduw, van den sluipenden avond. En nog meer donkere hoofden uit dien groote-meuschenkring had ik gezien en gewoon gekend. Maar toen ik opstond om te spslen, was alles om mij heen veranderd. Ik wist DO? maar fljuw, dat er meisjes- en jongentjes-ziel'jes zatea te luis teren. Ik s aarde alleen in de prairi on. De werkelijkheid was voor mij weggezonken ach'er de sombere schaduw-vleugelen van den schemer. Ik begon heel zacht het woord »eenzaaiu" te zegden, met een Ichte weening van ontlaan heid in de stem, tranen in mijn oo.»en, schreiing in mijn keel. Nooit in miju leven had ik mij zoo eenzaam gevoeld als op dit uur. DJ kamsr was een woud, zoo woast en gn!lig als ik er nooit jn zien zal in werkelijkheid Bij het geweldige baardhoofd van mija vader begon de ,,Far-West" en bij het goedmoedige gezicht van moeder, eindigde het rijk der wreede Apachen. En al die audere donkere hoofden, een oo^enblik tevoor mij nog btkcad en vriendelijk toelachend, waren p'.ot s m.'tgrootsche stelligheid, moirdenaars en mestiezen, verkleeda kabillero'a, spelonken, rotsen of wilde dieren. Het nuchtere petroleumlampjf, dat ac.iter het nuchtere gordijn, in de nog nuchterder keuken even rossig schemerde was de Groote Riad om Vuren gazeten. Ea overal om mij, het grootp, eeuwig ruischende woud. Ei nachf, nacht., stikkenacht overal, waar ik keek. En een zaam, vooral eenzaam! Mijn broertjs kwam op... Eenzaam vond ook hij het. Ds toon, van zijn bevend stemmetje verraadde z'n an^st en ontroe ring... E m andere vrind, Bliksemstraal, ComancbehoofH, die rammelend z'n skalpeu ia den, vorm van bleeke propjes papier aau zijn gordel had gflhargen, een nige dappere in het rijk der Vakonda, naderde, bevend als 'n riet. Ook bij vond het eenzaam, angstwekkend eenzaam. Door het luisterende groepje ging een siddering van meevoelen, als door b.is-kiiideren, die spraken. Er volgde een vreeselijke trafiek. Er werd druk gesproken, geschreeuwd, baianks de eenzianheid, er werd gezien en opgemerkt oadanks den Lachf. Miar er was outroar ng bij aller. Giheel in de sentimenten waren wij allen, epelertjes. Ziedaar Gallische en. Germaansche speurders, spionnen en veldwachters in het rijk der theorie, ziedaar 'n klein psychologisch mira kel, verklaard door het ziele-leven. Ik zeg niet dat het tooneelspel was, zooals het hoorde. Was het »kutst"? misschien meer! Even min wordt er gezegd, dat er in et n. onzer kiem van R yaards, Bouwmeester, mevrouw Msnn of Duse zat. Maar dit kinderspel bracht reeds diepe en groote ontroering, door ziel in een vertooning, in iets w a-van we wisten, allemaal, dat 't vertooning b'eef. Ea niet in duisternis allén, te surgebtieve stemming op zichzelf reeds om te gelden als pibif, ? maar op alle urfn. van den dag bereikten we 't zelfde resul taat, ais et met gevoel ^gsspeeld" werd. Die emotionneeren wil, moet zelf ge *otionneerd zijn of geweest zij". IUtgeldt voor de hoogste en voor de laagste tooneelspeelkunst. Laat nu D,derot met rust en de Gallische en Gsrmaansche opvatting. Laten wij vas stellen ' b )r alles dat, ia welke r.ch.ting ook, een kun tuitiag eerst door ziel tot schoonheid kom*. Dat de allerbekwaamste ,techniek' ons koud, steetkoud laat. Het pleit voor R .yawds dat hij dit vro'ger reeds zoo gevoeld heef>, vooral wijl hij Sïakesp:'are wil laten leven door zija kuns% hij die daardoor al in de sfeer van diens groot heid wil kom:n staan. Men leze ook het be langrijke artikel van den heer Van Nouhuijs o f er R yiards in Woord en Beeld van deze ma»nd, dat hoewel te fragm^nterben toch zuivere opmerkingen over dezen teleur bevat. B e v e r w ij k. Ts. QUEEIDO. iiiiiniiiiimiiiiiiiiiiii Veiling van t Op verzoek wil ik gaarne trachten de aan dacht van belangstellenden te vestigen, op een veiling van teekeningen, die 6 en 7 Mei a. s., onder leiding van de heeren de Vries, Singel 146, zal gehouden worden. Al te laat ervan in kennis gesteld, ontbrak ma tijd en gelegenheid de collectie te gaan zien om myn peraoonlyke bevindingen over haar gehalte' mee te deelen. Da voorlichting moet nu alleen geschieden onder leiding van den catalogus, en is aldus niet anders dan een attent maken op 't een en ander, dat mooi kan z'jn of bet meest waardevolle van deze collectie schynt uit te maken. Ia verschillende séries is de catalogus verdeeld. Da eerste .Dassins ancisns; cole Neerlandaise, ju?qu'a la fia du XVllIe s;è;le'' is de grootste en bevat 268 nummers. Van de A. tot de Z. vindt men daar legio namen, die ons uit de oud- Hollandsche (en ook VJaamsche) kunst gemeenzaam zijn. Maar als de aan trekkelijkste teeken ik daaruit aan: Hendrik van Avercamp, met twee teekeningen: een square! (? eerder opgekleurde teekening) en een met oost-indische inkt gewasschen, Bserstraaten. Hans Bol, Brekelenkamp, A. Cayp, K. du Jardin (lierstudie in krrj ), J. de Geyn, J. van Goyen (natuurlyk is deze aantrekkelijk» meester by expositie van oude teekeningen altyd present), Jordaens, N. Maea, Pieter Molyn, A. en J. van Oiitade, Rstnbrandt (met twee teekeningen zooals ze zoo veelvuldig van hem bekend z\jn: getrokken met de pen en aangewasschen met oost-indische inkt of sepia-tint) Rnysdael, Saftleven, Troost, E*. van de Velde, ook A , en W. van de Velde de Jonge, twee boerenscèa2s van A van de Venne, waarop zijn gebruikelyke opschriften betrfffjnde de voorstelling. Volgt Duitsche School, waarby ik twee teekeningen noteer, die, als ze echt zyo, heel mooi kunnen wezen : een van Altdorfer en een van Dürer. By de Franschen vind ik Boucher, Callot, Lancret en Claude Ie Lorrain n exemplaar uit den ruimen voorraad teekeningen van dezen. Verder »Esole Italienne", waarby ik liever niet alleen op de ramen af aanwijsingen doe. Dau zrjn er een menigte portretten, waarvan de makers soms goede namen dragen, maar die toch vooral belangwekkend zijn om de voorgestelde personen. Volgt eene afdeeling «Topographie illuslrée des P.ys Bas" en eindely k «bassins Modernes", waarbij, op een enkele uitzondering na, nu geen .namen njureeren, die ons onder de moderne als de roemrykite toeklinken. Nog eens, een aankondiging onder voorbe houd; by kunstveilingen is 't nu eenmaal lang niet altyd goud wat 'r blinkt uit den cata logus! Intusschen hebben we by enkele teekeningen een waarborg, dat zij gekomen zijn uit bekende collectie's. V/. S. Kunst iüOostenrE De Oostenrijksche regejring l.ejft de geluk kige gedachte gehad, op de tentoonstelling, die verleden j%ar te l? ..rij s gehouden werd, allerlei voorwerpen aan te koop3n. Voor zoover zij kunstproducten zijn, viudt men ze op het oogenblik geëxposeerd iu dan salon G. Pisko, Park ring 2 te Weeaen. Of de Niderlandsc'ie regeeriag ook zulke aankaopen gedaaa heeft, weet ik niet. Als het mocht z'ju gescnied, dau zoa ook bij ons zulk een tentoonstelling gewenscht zija. De verschillende zaal'jes, waaruit de salon te Weenen, die eigenlijk een verdieping vau een /, Miethskaserne" i<, bestaat, zijn goed verlicht en gezellig ingericht. Eerst ziet men een verzameling van hedenda^gsche Japinsche kunst. Die verzameling is niet aaugekoe'it, doch een gesc'ienk van de Japansche aai de O >stenrijkscii3 rfgseri'g, die daar door hare erkentelijkheid wilde betoonen voor de teekeningen en werkstukken der kuisstnijverheidsschool te Weenen, welke aan haar gratis waren afgestaan. liet is wel zoaderling, dat onze kuns'nijveren de Japanners pogen te volgen, terwijl die Oos terlingen zooveel mogelijk hun best doen, om de Europeanen nabij te komen. Zij maakt een vreemden indruk, die moderne Japansc'-ie kurst. Bij de schilderijen op zijde vudi men er, die nog geheel op de oude wijze behande.ld zijn; maar blijkbaar begint het technisch kunnen te venn:nderen. Ook van de heerlijke naieveteit der vroegere werken is weinig meer te bespeu ren. Ginokoesji, Tonei Inosee, Ko-kwoem Ito, en hoe de kunstenaars verder heeteu mogen, schilderen opzettelijk archautisch, want naar zu'ke voortbrengselen is tegenwoordig meer vraag dan naar de moderne. En dat is te begrijpen. Want waar de Japan ners schilderijen naar- Europeeschen trant in olieverf maken, zijn zij onuitstaanbaar. Alleen de onderwerpen zijn Japansch, maar het orerige is'volkonen gelijk aan het werk van vierderanga schilders in Europa. De O «tenrijksche regeering zit dan ook met het geschenk in haar maag. Zij wil het verkoopen, do.'li tot dusverre deed zich nog geen liefhebber op. Belangrijk is de verzameling medailles en plaque», die weid aangekocht. Ofschoon niet groot, geeft zij een uitmuntend overzicht der medailleerknnst van 1770 tot heden. Alleen werk van Fransche meesters is gekozen. Het is wel leerzaam, deze penningen met aandacht te bezien. Ia de 18de eeuw wordt allrs fijn en vlak gehouden, zopals het portret van Lodewijk XV, door Roettier*, bewijst. Langzamer hand wordt het relief forscher, maar toch bliiven de penningen van Gaunois (1817), Gatteaux (1821) en Depaulis (1826) nog het karakter van mun ten behouden. De tentoonstellingsmedailles van Bo y en Gallé(1867) zijn technisch wel goed uitgevoerd, doch het relief is plomp. Zelfs een medaille van Dubois, in 1868 gemaakt, gaat a»n dit euvel mank. Na 1870 beginnen de Fransche medailleurs zich op de oude Grieksche munten te insp.reeren, en trachten zij de wouderfraaie werken van Syracuse te evenaren. Die pogingen worden met het gewenschte ge volg bekroond. R:éds de tentooistellings-medaille, in 1878 door Oubois g nuakt, toont grooten vooruitgarg. Ea dan brengt eindelijk Daniel Dupuis de Frausche medailleerknnst op haar tegenwoordige hoogte. Van dezen laa'sten kunstenaar is hier de tentoonstellingsmedaille vin '889, da medaille der mant te Parijs van 1900, en verder ds beide heerlijke pltques »!e Nid" en ,la Sou-ce". In de vitrire, waar dese werken ten'oongesteld zijn, bevinden zich ook eukele andere voortbrengselen van Fransche kunstnijverheid. Zoo ziet men daar het ontwerp voor de medaille, welke Ghaplain voor de tentoonsttlling van 1900 za! maken, de p aehtig uitgevoerde lauwerkra: s van gedreven goud, welke de ,Wiener Mainer-Gesangsvereiu" te Parijs behaalde, en de medaille, een meesterstuk van R >ty, die aan den »Schubertbund" werd toegekend. Wie de oaartistieke werken kent, waarmede zange-s op wedstrijden gelukkig worden gemaakt, kan ziju oog! n baast niet gelooven, als hij ziet, hoe meesterlijk de krans is geJreren, die de Weener liederlafel verwierf. Het is niet geheel en al du;delijk, naar welk bfginsel de aangekochte voorwerpen van kunst nijverheid gekozen zijn. Want naast voorwer pen, die tot de baste behooren, welke onze hedendaagsche ambachtskunst heeft voortge bracht, z:et men ook tal van andere, waarin de historische stijlen eenvoudig gecop.ëerd zijp. Dij Nederlandsche inzeLd ngen heSben blijk baar niet veel aandacht getrokken. Aangekocht werden uit ons land slechts een paar batiks op p:luche, en eenig porselein der fabriek Rozen burg. De batiks wekken de algemeene bewon dering en het zou mij niet verbazen, als die weldra te Weenen zeer gevraagd zullen worden. Van tixtieie kunst is er op de tentoonstel ling maar betrekkelijk weini?. Een Eogelsche geborduurde stof van W. T. Bennett, een Zweedsche van S. Gjöbil, een Noorsche van Bi edvaeverie, ziedaar alles wat modern is. Ook een nabootsing van het gobelin LaDamealaL'corne" uit het Musée Cluny werd van Blary & Ci'e. aangekocht. D<; lederen scbrijfmap van Vadame Tiauw'ov te Parijs is zeker, uit een oogpunt van techniek beschouwd voortn ffelijfc bewerkt; het zelfde kaa ook van de intarsia der firma Krieger te Parijs getuigd worden. De vraag rijst echter, of technische volmaaktheid alleen wel voldoerde i«, om voorwerpsn belangrijk te doen zijn. Behalve de techniek heeft toci ook al'ijd de ooispronkelijkheid waarde. Bij de werken in metaal ziet men fraaie zaken van Plumet & Sslmersheim, J. Dampt, R. Liüq'iP, E. Fjui! aïre, Vernier, Cardeilhac en Brateau. Dit alles is modern in den besten zin vau het woord. De goede smaak dezer Fransche kunstenaars heeft hen behoed voor de overdrij ving, die het werk vau anderen dikwijls or.uitstaajbaar maakt. Doch het is mij een raadsel, hoe de man, die dpzs moderne voortbrengselen uitzocht, tevens behagen kou schepp a in de nabootsingen der stijlen Henri II, Louis XII, Louis XLV en Louis XVI, door de firma Eontaine te Parijs vervaardigd. Ook wat het, porselein ec aardewerk betreft zou ik een andere keus gedaan hebben. De vazen van vres had ik niet genomen, ook de groepen van Serres zouden mij maar weinig be koord hebben. Ea de dierea vau aardewerk, die Bing & G odahl te Kopeuhagsn thans in den handel brengen, zoadat men ze in elk modern magatijn kan vinden, schijneu mij even min navolgenswaardig. Het is het ongeluk der moderne kunstnijverheid, dat zij haast alleen bibelots weet te maken, omdat zij voor de practische bruikbaarheid geen oog hetfr. Wat maefc men met zu'k een olifan', met zulk een zeemeeuw van aardewerk dojiii1 Men kan ze op een tafeltje of op een kastje zetten. Doch zij bezitten niet eeas het gleufje in den rug, dat althans de steenen varkens onzer pottenkelderijes voor een nuttig doel geschikt rnaaH. De meeste der andere voortbrengselen van keramiek, die men in den Weener salon tectoongesteld ziet, zija zinledige bibelots. Vazen vormen de meerderheid. Enkele daarvan kun nen, misschien dienen om er bloemen in te zetten, maar de meestrn zijn zelfs voo<dit doel niet eens geschikt. En de bordeu. worden uitdrukkelijk als //Wandteller" vermeUl; om van te e'en zi}n zij niet bedoeld. Oizs vaderen aten van hun Dalftschp, Ciiineesche of Japansche borden. Was de maaltijd argeloopen, dan werlen de borden in het bordenrek gezet, dat iedere keuken bezat. Wij echter maken ySFandborJen", en plaatsen die in onze proukkamer, waarheen wij ook allerlei zaken, die vroeger in gangen of slaapkamers bleven, a!s linnenkasten, linnenpersen, beddepannen, s'aande uurwerken, hebben overgebracht. Het wordt hoog tijd, dat er t: gen al die dwaa:heid een reactie begint. E :n zeer rijke afdeeling is die der aanplak biljetten. Alleen Fransche ziju gekozen, want Cassiers en De Feure, die ook onder de ont werpers voorkomen, hebben van hun nationali teit gehed en al afstand gedaan. Alle mses'ers van naam zijn vertegenwoordigd, als CLéret, G G, Léandrc, Mucha, Palen Steinlen. Daaren boven komt nog iiiteressant werk voor van andere, minder bekende kunstenaars, als Berthou, Dellepiane, G»nc y, Gjrrai», Hoheustein, Mataloni en Weiluc. Men kent het fenre. EJ» vrouw figuur, zoo min mogelijk gekleed, en s'eeds in een onge wone houding, wordt door sterke k'euien, waarbij licht rood en diep blauw de hoofdrol spelen, omgeven. In die kleuren zijn dan de witte letters der reclamf, waarom het eigenlijk te doen is, uitgespaard. Alleen Mucha heeft een andere manier. In Privat L^demont, die hier door een aanplakbiljet VOLT Boldoot ver tegenwoordigd is, heeft Mucha een navolger gevonden. Wie dezer dagen te H eenen m'cht komen verzuime niet aan den salon Pisko een be zoek te brengen, o -k al is hij verleden jaar te Parijs geweest. Want op een wereldteutoOLstell.ug küin^n de iuthme zaLe«, die nu te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl