Historisch Archief 1877-1940
1297
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Rollen van 6 Tabletten. B Bollen van 6 Tabletten.
«STe»
109
Gov*°mn
per doosje | (JiUU
80^
Soefi
DAME£.
Een Valkenjacht bij het kasteel Brederode.
Historisch verhaal uit het jaar 1349,
door E. MOLT. Geïllustreerd door B. W.
WIBVINK. Medemblik, K. H. Idema.
Z»l reeds de titel van dit boek vooral de
«andacht trekken van onze jongens, die veel
met vaderlandsche geschiedenis ophebben: de
zeker niet onjuiste opvatting der illustraties
zal er zeker ook het hare toedoen, om ook
meisjes begeerig te doen verlangen, al de daarop
afgebeelde personen en persoontjes te kennen
in hnn min of meer belangrijk leven, of althans
een klein gedeelte er van. Bovendien nog
noodigt de niet alledaagsche wyze van uitgaaf,
vorm van 't boek, heldere drnkletter, 't mooie
papier, de nette omslag, tot eene nadere ken
nismaking uit, en de verhaaltrant is zóó dat
men, eenmaal met deze lectuur begonnen,
ongaarne uitscheidt vóór op bladzyde 105 het
10de en laatste hoofdstuk een einde neemt,
om dan nog eens weer de illustraties te bekij
ken voordat men met een voldaan knikje aan
'C adres van schrijver en teekenaar het boek
tot nader order in de kast zet.
'k S cel me althans voor, dat het menigen
anderen lezer gaan zal als 't my ging en 'k
hoop niet mis te zien; want dit historisch
verhaal moet veel gelezen worden, niet alleen
door de jongeren en de jeugd, maar ook door
vaders en moeders, ooms en tantes, en willen
de grootouders er ook een gezelligen leesavond
aan wijden, 't zal hun niet berouwen. Een
Valkenjacht by het Kasteel Srederode is goede
lectuur voor jong en oud; voor voorlezen in
den huiselijken kring is 't een kostelijk boek.
Reeds het begin in zoo echt gezellig. Een bij
prachtig weer uitgaande school, waarin naar
den trant dier dagen de schoolmeester van het
dorpje Velzen by Beverwyk der jeugd had
laten letters spellen, voor en na, alleen een
enkele maal afgewisseld door psalingezang."
Gsen wonder dat die jeugd uitgelaten van pret,
nieuwe levenslust door de aderen voelde stroo
men, terwy'I bovendien het vooruitzicht van een
geheel vryen dingdag" die jongens dubbel
gelukkig stemde.
Een geheelen vryen dag? O, dan moest het
hoofd" zeker getuigen by de behandeling van
eene aanklacht wegens toelating van gepleegd
onwettig schoolverzuim ..."
Pardon! Mag ik U er even aan herinneren,
dat dit historisch verhaal komt uit het jaar
1349 toen de schoolmeester" nog niet droomde
van de dingen die ons nu beroeren, maar wel
de kans beliep op een goeden dag tot
dienstman" met den titel schepen te worden aange
steld als er ten minsten niet genoeg dorpelingen
te vinden waren geweest die zich zoo'n benoe
ming wilden laten welgevallen. Waarom niet ?
Een der scholieren vertelt het aan z'n makkers
(bladz. 2): Vader wilde het niet wezen: als
je het ongeluk hebt, een verkeerd vonnis te
vellen, kry'g je zelf boete."
Dat laatste hadden we van dien goeden ouden
tjjd wel mogen overnemen I Maar 't maakte dat
eereambt er minder begeerlijk om en in geval
de schout geen vry'e boeren" genoeg vinden
kon, mocht hy' den schoolmeester er by' nemen,
en deze scheen te moeten toestemmen om niet
in ongenade b\j de heeren van dien ty'd te
komen. Of ze dan, in de vierschaar staande,
alle zoo flink voor hunne meening durfden uit
komen als deze man van jaren, waarvan de
schryver op bladz. 96 vertelt: Zijn haren waren
grijs, zy'n tabbaard versleten, maar hij had een
open oog en zy'n harte was rein", gevolgd door
de mededeeling die 't beste bewys van de juiste
beoordeeling geeft, dat hij de oude school
meester op de nadrukkelijke vraag van den
heerDiederik van Brederode: Weetje wel,dat
het slechts aan my' staat, een dienaar die zijn heer
zoo schandely'k verzaakt, weg te jagen"? kalm
ten antwoord geeft: Ik weet het, maar dit zal
my niet weerhouden, te doen en te zeggen wat
ik eerly'k en oprecht vind". Die oude
dienstman" maakte op dat oogenblik een mooi figuur
en dat de edelvrouwe, van Brederod's
echtgenoote, hem daarom geen kwaad hart toedraagt,
maar op haar beurt dien gestrengen heer ge
maal trotseert zooals zy' dat op bladz. 104 op
zoo beminnelyke wyze doet, zal haar in ieders
achting doen ry'zen. Gaarne gelooven we haar
goeden inyloed op den vermetelen Diedorik, al
kan zy met den besten wil niet a.tijd, en in
't geheel niet in de beslissendste oogenblikken,
zy'n wil buigen en voorkomen dat er onrecht
gepleegd wordt, mér zelfs dan zy' vermoedt en
denkt.
Vrouwenhaters zullen in dit boek misschien
geen behagen scheppen, want de daarin ge
schetste vrouwenkarakters zy'n alle goed
geteekend, maar er is geen enkel by dat afkeer
wekt. De deftige vrouw in een lang groen
kleed gehuld, het hoofd met oen huif van fijn
linnen gedekt, (blz 5) laat zich slechts even zien,
toch niet van de slechtste zy'de, nietwaar ? De
dames van 't kasteel, kyk! we zouden heel graag
eens met de vroolyke Aleida van den Binckhorst
willen meelachen om dien prettigen verteller
Jan van Polanen met zy'n sprookje van den
vleugelloozen vieemdeling in de fazantenkooi
(blz. 40 en v. v.). Haar vriendin Elisabeth van
den Burgh moge niet zoo schalks" en geestig
zy'n geweest, 't is toch een goede ziel, en al
wat we van vrouwe Beatrix vernemen, is
edelaardig" al zouden wy', menschen van een zoo
veel Dateren ty'd, haar genot in de jacht met
afgerichte valken niet zoo aanstonds kunnen
deelen.
Die beschrijving van dat jachtvermaak is
m. i. toch eenig mooi. Bloote feiten worden zoo
eenvoudig meegedeeld. Wie geen lust had in
zulke vermaken, zal er niet door worden opge
wekt om mee te doen aan soortgelijk pleizier.
Maar wel zal de nadenkende, die de minst
edele hartstochten by deze edellieden ziet
ontwaken- en aanwakkeren, tot het besef komen
dat men de menschelyke natuur bij niemand
te veel prikkelen moet. Zelfs die goedhartige
Beatrix gelykt een oogenblik een furie (blz. 59;
en ook Aleida kent niet het minste medelyden,
al spy't het ten slotte die vroolyke dames wel,
dat Jan het ventje van die goede Martha"
verdriet hebben zal over het verlies van zy'n
mooien vogel.
Die goede Martha" is een type van een
op een kasteel gediend hebbend mensch. Toch
vinden we haar aautrekkely'k als vrouw en
moeder. Hoe geheel anders is haar man, en
toch: hoe begrijpelijk z'n haat, z'u woede, na
zooveel bittere levenservaringen. Z'n afstraffing
van den vermetelen jonker na z'n aanbod,
dezen iets moois te laten zien" is werkelyk
wel verdiend, al is het geen goed voorbeeld
omdat niemand zóó z'n eigen rechter mag zy'n
en het waagstuk toen, in dien ty'd, niet alleen
verbanning, maar ook verlies van have en goed
kon ten gevolge hebben. Dat het ten slotte
met een boete afloopt, is gelukkig voor dat
kleine gezin; noch voor den vroegeren poorter
in Haarlem, noch voor z'n zachtzinnige vrouw,
noch voor hun gul, naar vader en moeder beiden
aardend zoontje, zouden we eene andere
ontknooping gewenscht hebben.
Dit historisch verhaal verplaatst ons in geheel
andere tijden en omstandigheden dan waarin
wy' leven. Niettemin vinden we in de ons
geschetste menschen telkens iets dat mij deed
denken: als alles nu was als toen, zouden er
ook menschen zy'n als die verschillende
kasteelbewoners, die dorpelingen, die onderhoorigen.
Meuschen zy'n menschen, en geboorte en op
voeding, maar ook onder dndingen van allerlei
aard stempelen de karakters, vormen deze tot
wat ze in 'tdagelyksch leren in kleine trekjes
maar op beslissende oogenblikken geheel en
al, in vollen omvang, toonen te zy'n geworden.
Goed en kwaad sluimeren in elks gemoed.
't Eerste te wekken en te versterken, 't tweede
te breidelen, de zeden te verzachten, was en
is en zal altyd bly'ven een taak van gewicht,
waaraan te arbeiden een voor ieder individu
belangrijk en ook winstgevend werk zal blyken
te zy'n.
Daarom ook, omdat wy' menschen nu en
dan wel eens eene opfrissching van geheugen
heel noodig hebben, kan zoo'n brokje geschie
denis bij afwisseling in 't geheel geen kwaad.
Vinde het veel aftrek! Ook voor leesgezel
schappen is het m. i. zeer geschikt.
Leeuwarden, kG. C. STELLINGWERF
22 April 1902. JENTINK.
6'iLaat ons gezond zijn; niet sentimenteel.
Sinds lang in 't buitenland toevend, deed
't my recht veel genoegen hier en daar met
zooveel sympathie verklaard te zien, dat de
Kinderbond, hoewel nog steeds een te weinig
zich ontwikkelende plant, toch in bloei toeneemt,
en las ik ook met pleizier mevr.
StellingwerfJentink's mededeelingen daaromtrent in de
Groene van 13 April. Alleen VOB! ik my'
gedrongen protest aan te teekenen ten opzichte
van haar opmerking dat de afdeeling Hoorn
«haar jongens geen betere uitspanning wist te
bezorgen, dan het football-spel," en wel omdat
de geachte schryfster »er nooit iets anders van
zag of hoorde dan wie de sterkste was". Is
't niet het verkrachten der natuur, te protes
teeren tegen een zoo gezond, levenwekkend
spel als football ? Steekt er kwaad in, wanneer
jongens hun yry'e uren voor een deel besteden
aan zulke lichaamsoefeningen in de lucht,
waarbij zeker niet alleen de kwestie is, wie de
sterkste is, maar wel degelijk ook de vraag
geldt: wie is 't handigst (in casu pootigst)
en ... last not least: wie heeft 't meest tegen
woordigheid van geest?
D&t, voor zoover 't geldt 't football-spel voor
jongens uit de «meer bedeelde klassen", maar
de Kinderbond bestaat helaas uitsluitend schier
uit die «kinderen, die vél minder dan eerst
genoemde 't voordeel hebben van te leven in
frissche, gezonde lucht, van zich ook in huis
of in eigen tuin te kunnen rekken en trekken
naar hartelust. Dien jongens is 't niet gegeven
in hun kleine woon-, slaap-, eet-, wasch- en
zitkamer, die tevens slaapkamer is vaak voor
meer dan te velen, hun gezonde ledematen te
geven, wat deze behoeven, en wat dan heerlijker,
dan dat de «Bond" zorgt, dat zy dit gemis ten
minste eenigermate vergoed kry'gen ? Maar er
is m.i. nóg een lichtzyde aan de stichting van
dien football-club. Is 't niet meer dan
menaehelyk, dat die jongens, die, ik herhaal 't, in nog
zoo veel andere opzichten ontberen, wat anderen
maar voor 't gry'pen hebben, is 't niet gewoon
natuurlyk, dat 't hun een bevrediging geeft,
wanneer ook zij hun «echte" football-club
bezitten, waaraan geen geld bezuinigd in, waar
alles klinkt als een klok? Zeker, ik zou met
de zoo zeer sympathieke stichtster van den,
Kinderbond 1) wenschen, dat er geen aparte
clubs, van welken aard ook, onder jongens (en
evenmin onder meisjes) mochten bestaan: geen
afscheiding dus ook in de apelen bovenal niet
in het openlucht-spel tusschen meer of minder
bedeelden. Maar of enkele-i dat ook nog zoo
gaarne zouden zien, e" er zelven ook pogingen
toe aanwenden, erkend moet helaas worden, dat
eer. dergelijke toestand nog zóó ver, veraf ligt, dat
mon dat voorloopig nog schier als een illusie
kan beschouwen. En nu dat zoo is, vind ik 't
een zeer goede daad, wat daar gedaan is door
de afdeeling Hoorn van den kinderbor.d. Dat
men er in de laatste jaren op uit is, op allerlei
wijze 't ruwe, 't beeatige in den mensch te
doen verdwynen, dat men kinderen van hun
prilste j eugd tracht in te prenten: «doet anderen,
wat gy' zelven gedaan wilt zy'n" 't is een heerly'k,
een verblydend teeken, zefls mér: 't is een
der enkele zuivere tonen in de hymne die
eens zal weerklinken, maar die cu nog grooten
deels door pynigende dissonnanten overstemd
wordt : de hymne van «Vrede op aarde en het
leven der aardbewoners Gode en menschen een
welbehagen." Maar daarom geen afkeuring
van wat 't jonge lichaam staalt, wat het weer
stand geeft voor den zwaren strijd om 't bestaan.
Meisjes- en jongenslichamen moeten in tegen
deel krachtiger dan tot heden worden; vroolijke
gezondheid moet blikken uit de oogen ook
van onze niet-bedeelde maar dan ook niet
hongerige spes-patriae en daaraan helpen, ten
minste wat de jongens betreft, zulke
foot
1) Mej. Marie Jungius.
ball- clubs zeker. Is 't af te keuren, wanneer
dan die jongens zich bey'veren, in de voorhoede
te komen, en daartoe alle kracht, alle op
merkingsvermogen en
tegenwoordigheid-vangeest inspannen ? Wy willen toch geen
JanSalies, geen brave Hendrikken, noch brave
Maria's van onze Hollandsche jeugd maken ?
Zeker, er is ook aan dit spel in de open lucht
gevaar verbonden, maar mér dan aan
schaatsenry'den, meer dan aan zwemmen ? ?? ? i
A propos van zwemmen. Zoo werkelyk de
kinderbond zich nu voortaan ontwikkelen
mocht, zooals zulk een waarachtig humane
instelling dit verdient, zou er dan niet onder
leiding van dames voor de meisjes uit de z.g.n.
mindere klassen en elke plaats waar dit mogely'k
kan gemaakt worden, een zwemclub kunnen
ontstaan ? Wat een weldaad ware dit voor
tallooze jonge meisjes! En wie weet, goed
voorgaan doet goed volgen, wie weet, of dan
niet die dames ook heeren kunnen winnen om
't zelfde te doen voor jongens.
Ik weet wel, jongens zwemmen tóch...
maar «Ie n' est pas ca." Zoo 'n club, zoo 'n
vereeniging waar een beschaafd, tactvol en
weldenkend mensch als leider optreedt... 's
is toch heel wat anders, dan 't ruwe,
kabaalschoppende hoopja kwajongens, wat je nu 't
zomers hier en daar in 't water schandaal ziet
maken. Zulk zwemmen zou niet alleen't lichaam,
't zou ook den geest ten goede komen.
Ten slotte, nu ik toch de pen voor den
kinderbond heb opgenomen, er nog eens op
gewezen 2) hoe vele meisjes en jonge vrouwen,
die nu haar ty'd aan beuzelary'tjas besteden,
een goede daad zouden doen, zoo zy werkend
lid werden van dezen slechts goeds beoogenden
bond. Zy zouden kinderen tot brave menschen
trachten te vormen en, dit doende, zich zelve
hooger brengen. ?
Het is maar de eerste stap, die noodig is:
eenmaal te midden van den arbeid, vragen ze
zich zelven af: hoe heb ik kunnen leven, zooals
ik dat voor dien deed ? En zy ontvangen daar
liefde mits zy liefde geven, maar daaraan valt
niet te twijfelen, want wie ziet, hoe de andere
vrouwen zich der jeugdige schaar wy'dec, die
moet al van steen zy'n, om niet desgely'ken
te doen en... vrouwen met steenen harten,
die komen van zelf niet over den drempel van
dien bond vafl en voor jonge liefdebehoevende
wezens. Waarlyk er blijft nog genoeg ty'd voor
andere dingen over, zoo men zy'n paar uurtjes
's weeks dien heerlyken bond wy'dt.
Maar dat deze dan ook blyve wat zy tot
nu toe geweest is: gezond en krachtig, niet
femelachtig en week-sentimenteel, slechts onder
de eerste conditie kan zy opbloeien tot wat
zy worden moet; een reuzenbond, waar kinderen
zonder onderscheid van rang zich n voelen,
waar jonge menschen leeren hand aan hand
te gaan den levensweg op, hand aan hand met
wie eerly'k is en wél wil, zonder te vragen of
hy in een stal dan wel in een paleis geboren is.
Keulsn, April '01. VKOTTWKE.
2) Ik weet 't niet juist meer, of in de Groene
of wel in Lente myn artikel voor een paar
jaar is geplaatst; «Voor hen die kinderen lief
nebben", heette 't en ik schreef 't onder den
indruk van een lezing van mej. Marie Jungius
over den Kinderbond.
Examen diploma Mnóerjnffiw.
Voor bovengenoemd examen zijn benoemd
geworden: Commissie van toezicht: Als lid.
Namens het hoofdbestuur: jonkvr. de Bosch
Kemper, voorzitster ; mevr. Van der Laan?De
Joode, secret.-penningmeesteres; namens de
afd. en correspondenten: mej. E. Baelde;
mej. M. Berdenis van Berlekom; mevr. J.
Tydeman?VerLoren van Themaat. Als plaats
vervangster : Namens het hoofdbestuur: mej.
L. van Haaften; namens de afd.
corresponden: mevr. Postma?Verburg; mevr. de Bruyne
De Crane ; mevr. Jitta?Wertheim.
Commissie van deskundigen: mej. Joh. W.
C. van Kesteren, arts te den Haag; mej. M.
Maerkamp van Embden, directrice van het
Zusterhuis te Rotterdam; mej. Th. Verhoeven,
hoofd der Nuts-Fió'belschool, Nijmegen; mej.
J. A. Coster, onderwijzeres aan de Kweekschool
te Amsterdam ; IBPJ. S. L. Visé, onderwijzeres
aan de Induatrieschool te Ritterdam; mej.
E. Levert, onderwijzeres aan eene bizondere
Middelbare school te Amsterdam ; mpj. E.
Westendorp, directrice van de Huishoudschool
te Utrecht; raej. L. Mu'nlieff, onderwyzeres
aan de Huishoudschool te Utrecht.
Koningin Alexanflra.
Miss Sarah Fooley heeft bij Hodrler en
Staughton te Londen eene biografie van de
koningin van Engeland uitgegeven, waarin
over II. M. met hooge ingenomenheid wordt
gesproken. Aardig zijn de bijzonderheden uit
de jeugd der prinses, wier familie in betrek
kelijk bescheiden omstandigheden leefde. Men
gaf zich volstrekt niet de moeite om dat voor
de kinderen van het gezin te verbergen. Toen
prinses Alexandra en haar zusje Dagmar
de latere Czarina eens vroegen, waarom
zy' niet zulke mooie mousseline jurkjes kregen
als de kinderen van gravin M, luidde het
antwoord der moeder: «omdat uw vader niet
rijk is en mousseline jurken heel duur zijn."
In die dagen verrichtten de jeugdige prinsessen
allerlei huiahoudelyke werkzaamheden, ook die
welke gewoonlyk aan dienstboden worden over
gelaten ; zoo maakten zy eiken morgen haar
eigen kamers aan kant.
Koningin Alexandra houdt by' voorkeur
verbly'f te Sandringham, waar de omgeving haar
die van hare kinderjaren herinnert. Eene
Deensche is zij evenmin als eene Engelsche, wél
van vaders- en moederszijde eene volbloed
Duitsche, hetgeen haar niet heeft verhinderd,
nadat haar vader koning van Denemarken was
geworden, aan het Deensche hof eene zeer
sympathieke rol te vervullen, evenals later
en dikwyls onder zeer moeielyke en py'nlyke
omstandigheden, aan het Engelsche hof.
Te Sandringham houdt de koningin zich met
voorliefde bezig met haar paarden en haar
honden. Miss Fooley verzekert, dat de honden,
die eens brood hebben gegeten uit de handen
van hunne koninklijke meesteres, dit later van
niemand anders willen aannemen. Het is te
hopen, dat de koninklyke honden hun
hoofschheid niet tot dien graad van zelfverloochening
doordryven. Denkely'k heeft de bewonderende
biografe alleen willen doen uitkomen, dat de
koningin by' mensch en dier bemind is. Ea
daarin heeft zy gely'k.
Het verseh bewaren van vruchten en groen
ten. Middag-thee. Marie Rekker.
?Jeanne Vötel. Brieven-schrijven.
De heer J. Weck' te Oeflingen in Baden
heeft een middel gevonden door welks toe
passing een ieder in de gelegenheid is, groenten
en vruchten in absoluut goeden staat te houden,
niet alleen maanden, maar jaren lang; een
middel, zóó eenvoudig, dat het in elke huis
houding toegepast kan worden.
Door het gebruik van Weck's sterilisator
lijdt het geen twy'fel of de uitbreiding van
tuin- en ooft-bouw zal ongedachte afmetingen
aannemen. Menig tuintje dat nu verwaarloosd
wordt, zal bebouwd worden, al ware het slechts
voor eigen gebruik. De veelvuldige gevallen
van metSLsdvergiftigingen of van ziekten ten
gevolge van onvolkomen sterilisatie, zoo ge
vreesd door de gebruikers van verduurzaamde
levensmiddelen, zijn hier volkomen uitgesloten,
omdat: a. alle deelen, die met de spy'zen in
aanraking komen van glas zijn en b. de sluiting
slechts zoolang gehandhaafd bly'ft, als het ge
conserveerde in uitmuntenden toestand is.
Het werkend deel van het toestel bestaat
uit glazen van '/s, 'h, 'A, 3/4, l, l'/2 of 2 liter
inhoud, die voorzien zy'n van een l c.M. breeden
platten vlakgeslepen glasrand, waarop by ge
bruik een dunne platte caoutchouc ring komt
te liggen en daarop een glazen deksel, die een
kantige rand heeft, welke zich in het caoutchouc
drukt en zoo na de bekoeling een volkomen
hermetische sluiting verzekert.
Voor het steriliseeren in het klein nu, worden
deze glazen zes aan zes in een houder gezet
en de deksels door veeren op hun plaats ge
houden, echter niet zoo vast dan dat zy' door
den druk van binnen opgelicht kunnen worden
om den damp te laten ontsnappen.
Voor het steriliseeren in het groot gebruikt
men losse beugels; men kan dan 50 of 100
glazen tegelijk in groote ketels met stoom of
vrij vuur steriliseeren zoo als te zien is aan
het proefstation te Laren. (Depot en proef
station worden l Mei e.k. naar Bloemendaal
verplaatst op de boerdery Hartelust).
Nadat de glazen uit den ketel genomen en
afgekoeld zy'n, worden de beugels er afgenomen,
het deksel sluit dan door luchtdruk en de
veeren of beugels dienen weder voor een
volgend stel glazen.
De glazen van V, liter zy'n speciaal voor
zuigelingmelk. Voor het steriliseeren van
versche vruchtsappen zonder suiker bestaan
eveneens speciale glazen.
Plaatsruimte belet mij, meer te vertellen
aangaande de hoogst merkwaardige werking en
de zeer bevredigende resultaten van Weck's
stsriligator. Een en ander werd door my
overgenomen uit de belangwekkende circulaire
van den heer D. de Ciercq.
Dames die belang stellen in het steriliseeren
van vruchten en groenten volgens Weck's
methode kunnen by haar boekhandelaars ge
noemde circulaire verkrijgen.
* *
*
In de achttiende en in 't begin der negen
tiende eeuw werd 's middags in de Duitsche
salons »thee« gedronken uit fijne Japansche
koppen. Geestige, beminlyke, soms zeer on
deugende gesprekken »kredenzten" de thee
die een echte Garmaansche vrouw feitelijk niet
lekker vindt. Duizendmaal liever gebruikt zy
groote koppen koffie met «Kuchen." Ten
slotte zegevierde dan ook de mokka. Men
dronk 's middags geen thee meer ; vriendinnen
schaarden zich, gewapend met een handwerk,
om een groote tafel midden in 't vertrek. Da
dames dronken koffie, aten koek en ...
kiatachten. De «KsffdeklatBch1' had burgerrecht ver
kregen, heeft dia nóg, behalve in groote
toongevende steden, die «dans l'train" zijn, om met
Gyp te spreken.
Duitsche dames moeten wser thee drinken ;
zij doen het ook, met gratie buigend, voor
hetgeen de mode-tyran gebiedt. De gesprekken
zijn niet aardig meer; alles wordt vluchtig
aangeroerd, iaën springt van
den-hak-op-dentak. Er is nooit ty'd om nige kwestie
uitte-spinnen. L-inger dan 20 minuten blijft men
niet op zoo'n middag-thee. In dien tijd treden
voortdurend nieuwe bezoeksters binnen. Buigen,
handjes geven, even praten, gaan zitten,
weer even praten, drinken, bonbons knabbe
len, gebakje of sandwich verschalken en
vóór de »«emüthliche" Duitsche het
wel-enwee van haar kinderen, vriendinnen of dienst
personeel heeft kunnen behandelen, is het hoog
tijd met lachje en buiging zich »zu
verabschieden". Voor de gastvrouw biyft het 's
middagsontvangen en thee-schenken een moeielyke
taak. Zy vult zelf de kopjes, presenteert zelf
haar lekkernyen; dienstboden hebben op dat
uur geen toegang tot den kring van vrienden
en bekenden; haar hulp wordt op het middag
thee-uur versmaad. De gastvrouw is bedrijvig,
moet het gesprek gaande houden, moet lieftallig
weten te luisteren, moet bezoekers congédieeren
en tegeiyktijdig voor anderen een welkomst
groet gereed hebben.
Het vlot en beminlyk ontvangen van bezoe
kers op het middag-thee-uur is een kunst even
bedriegelyk als schaatsen-ryden en
komediespelen. Hoe onberispelyker en natuurlijker het
gedaan wordt des te eer denkt de omstander:
?Daar is heelemaal niets aan, dat kan ik ook.''
Het contact met het gladde ys en de nuchtere
planken overtuigen den beginneling al ras,
hoeveel inspanning en studie het kost, vóór
men op y'sbaan of tooneel een dragelijk figuur
maakt.
In onze salons zy'n de >teas" ongeveer inge
richt als in het land waar zy hun oorsprong
vonden. Ook by' ons, worden sandwiches, ge
roosterd brood, beschuitjes, zout en zoet gebak
en bonbons gepresenteerd. Der gastvrouw
blyft aanbevolen zich voor het ontvangen van
meergenoemde middag-bezoeken elegant te
kleeden.
* «
*
Aan de violiste Marie Hekker te 's Gravenhage
werd dezer dagen uit Berlijn haar einddiploma
van de Hochschule für Musik toegezonden.
Haar leermeester, prof. Wirth, voegde in een
particulier schrijven aan dit getuigschrift de
mededeeling toe, dat aan mej. Hekker op zy'n
voorstel een Reife Zeugniss is toegekend, zooals
er nog geen werd uitgereikt, ty'dens hy' aan
de Hochschule werkzaam is, dat is ongeveer
25 jaren. ;(0. H. C.)
* *
*
De Arnh. Ct. schrijft: Zy, die Woord en
Beeld geregeld lezen, zullen de herinnering
hebben behouden aan de van een zeer by'zondere
visie getuigende schetsen en novellen van
Jeanne Vötel. De schryfster, die dezen pseu
doniem koos, mej. Johanna Voorbeytel, tot het
najaar van 1901 een korten ty'd ook aan de
redactie van ons blad verbonden, is Woensdag
overleden. Het journalistzijn ging toen reeds
hare pbysieke krachten te boven; maar zy'
gevoelde roeping voor eene taak, die haar
gelegenheid schonk, indrukken weer te geven.
En dat deed zy' steeds in een vorm, die de
aandacht trok. Weemoedig stemt 't weten, dat
zy voorgoed is heengegaan.
* *
* s
Dr. Georg Steinhausen, directeur der
Casselsche Bibliotheek, schryver van eene «Geschichte
des Deutschen Briefes" heeft onlangs een essay
gewijd aan den briefstyl van mannen en vrouwen
van beteekenis.
Als den besten briefschrijver van onzen ty'd,
roemt hy Bismarck.
Bismarck heeft voor een halve eeuw de
theorie van een goeden brief aldus geformu
leerd. «Wanneer men" schreef hy aan zy'n
zuster «in een doorloopende en voor beide
partyen prettige briefwisseling wil blyven, dan
moet men zich niet uitsloven, telkens wanneer
men de pen opneemt, een galarok
aan-tetrekken; men moet elkaar over gewone,
onbeduidende zaken en alledaagsche dingen
durven schryven. Is men vernuftig, dan schry'ft
men een geestigen, is men neerslachtig, een
sentimenteelen brief, deugt de spijsvertering
niet, dan schrijft men zwartgallig en is men
zoo als ik vandaag «den boer op geweest", dan
is men kort en bondig". Nooit heeft Bismarck
Lessing's gulden woord verwaarloosd: «Schry'f
zoo als ge spreekt, dan schry'ft gy' goed".
Dr. Steinhausen zegt verder dat geen litte
raturen noch professoren de beste brieven
schryven de bibliothecaris spreekt van
Duitschland natuurlyk maar menschen met
wilskracht, menschen van karakter, die zich
geven zooals ze zy'n, geen in ooi-doeners en
aanstellers.
Voor ons vrouwen, heeft dr. Steinhausen
de grootste bewondering, als briefschryfsters.
Hy beweert, dat bij de heeren der schepping,
de beste hoedanigheden van den sty'l zich
vertoonen, als zy' in briefwisseling treden ...
met vrouwen.
Deze bibliothecaris is «galanteador."
CAPBICE.
Beschuitkoek. Benoodigdheden: 4 beschuiten,
4 eieren, GO gram suiker, 40 gram boter, 4
dL. melk, een likeurglaasje rum.
Bereiding: 4 eieren, 4 dL. melk, 50 gram
suiker en een snuifje zout klutst men goed
dooreen. Leg er 4 beschuiten in te weeken.
Smelt 40 gram boter in een omeletpan. Doe
er de beschuiten voorzichtig in met de
schuimspaan. Giet 't overige beslag er by'. Bak het,
de pan nu en dan heen en weer bewegende,
om het vasthechten der koek aan de pan te
voorkomen. Keer den koek om en laat hem
aan de andere zy'de bakken. Bevochtig hem
met een likeurglaasje rum en bepoeder hem
met suiker.
c/naazonb&n.
Handschoenen.
, Aan de redactie van De Amsterdammer
Weekblad voor Nederland,
'
te Amsterdam.
S Geachte Eedactie,
De beleefdheid jegens mevrouw (of
mejuf; frouw) M. M. eischt dat ik nogmaals een
plaatsje moet vragen voor de
handschoenenquaestie. Dat het dragen van handschoenen
een gebruik, mode of sleur is, die soms lastig
en onaangenaam kan zyn ben ik volkomen
eens. Ik schreef daar niet over omdat het m. i.
van zelf spreekt en alzoo geen betoog behoe't.
Hetgeen my in de zaak interesseerde was
de vraag: Wat kan wel de oorsprong en de
beteekenis zijn van dat zonderlinge gebruik?
En daarom nam ik de pen op. Ik waagde toen
de bewering (die natuurlyk slechts eene gissing
kan zy'n) dat die gewoonte afkomstig is van
een oud vooroordeel. Wy hebben in onze
maatschappy' immers wel meer gebruiken en
gewoonten afkomstig van een oud vooroordeel
of bygeloof!
Mijne bedoeling nu was uit te lokken dat
ook anderen daarover hare of hunne meening
zouden te kennen geven en ik zal dankbaar
zy'n als iemand wil trachten my in dezen een
les te geven.
Achtend, met dank voor de plaatsing,
Uw dw. d.,
W. A. C.