De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 4 mei pagina 7

4 mei 1902 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

1297 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Rollen van 6 Tabletten. B Bollen van 6 Tabletten. «STe» 109 Gov*°mn per doosje | (JiUU 80^ Soefi DAME£. Een Valkenjacht bij het kasteel Brederode. Historisch verhaal uit het jaar 1349, door E. MOLT. Geïllustreerd door B. W. WIBVINK. Medemblik, K. H. Idema. Z»l reeds de titel van dit boek vooral de «andacht trekken van onze jongens, die veel met vaderlandsche geschiedenis ophebben: de zeker niet onjuiste opvatting der illustraties zal er zeker ook het hare toedoen, om ook meisjes begeerig te doen verlangen, al de daarop afgebeelde personen en persoontjes te kennen in hnn min of meer belangrijk leven, of althans een klein gedeelte er van. Bovendien nog noodigt de niet alledaagsche wyze van uitgaaf, vorm van 't boek, heldere drnkletter, 't mooie papier, de nette omslag, tot eene nadere ken nismaking uit, en de verhaaltrant is zóó dat men, eenmaal met deze lectuur begonnen, ongaarne uitscheidt vóór op bladzyde 105 het 10de en laatste hoofdstuk een einde neemt, om dan nog eens weer de illustraties te bekij ken voordat men met een voldaan knikje aan 'C adres van schrijver en teekenaar het boek tot nader order in de kast zet. 'k S cel me althans voor, dat het menigen anderen lezer gaan zal als 't my ging en 'k hoop niet mis te zien; want dit historisch verhaal moet veel gelezen worden, niet alleen door de jongeren en de jeugd, maar ook door vaders en moeders, ooms en tantes, en willen de grootouders er ook een gezelligen leesavond aan wijden, 't zal hun niet berouwen. Een Valkenjacht by het Kasteel Srederode is goede lectuur voor jong en oud; voor voorlezen in den huiselijken kring is 't een kostelijk boek. Reeds het begin in zoo echt gezellig. Een bij prachtig weer uitgaande school, waarin naar den trant dier dagen de schoolmeester van het dorpje Velzen by Beverwyk der jeugd had laten letters spellen, voor en na, alleen een enkele maal afgewisseld door psalingezang." Gsen wonder dat die jeugd uitgelaten van pret, nieuwe levenslust door de aderen voelde stroo men, terwy'I bovendien het vooruitzicht van een geheel vryen dingdag" die jongens dubbel gelukkig stemde. Een geheelen vryen dag? O, dan moest het hoofd" zeker getuigen by de behandeling van eene aanklacht wegens toelating van gepleegd onwettig schoolverzuim ..." Pardon! Mag ik U er even aan herinneren, dat dit historisch verhaal komt uit het jaar 1349 toen de schoolmeester" nog niet droomde van de dingen die ons nu beroeren, maar wel de kans beliep op een goeden dag tot dienstman" met den titel schepen te worden aange steld als er ten minsten niet genoeg dorpelingen te vinden waren geweest die zich zoo'n benoe ming wilden laten welgevallen. Waarom niet ? Een der scholieren vertelt het aan z'n makkers (bladz. 2): Vader wilde het niet wezen: als je het ongeluk hebt, een verkeerd vonnis te vellen, kry'g je zelf boete." Dat laatste hadden we van dien goeden ouden tjjd wel mogen overnemen I Maar 't maakte dat eereambt er minder begeerlijk om en in geval de schout geen vry'e boeren" genoeg vinden kon, mocht hy' den schoolmeester er by' nemen, en deze scheen te moeten toestemmen om niet in ongenade b\j de heeren van dien ty'd te komen. Of ze dan, in de vierschaar staande, alle zoo flink voor hunne meening durfden uit komen als deze man van jaren, waarvan de schryver op bladz. 96 vertelt: Zijn haren waren grijs, zy'n tabbaard versleten, maar hij had een open oog en zy'n harte was rein", gevolgd door de mededeeling die 't beste bewys van de juiste beoordeeling geeft, dat hij de oude school meester op de nadrukkelijke vraag van den heerDiederik van Brederode: Weetje wel,dat het slechts aan my' staat, een dienaar die zijn heer zoo schandely'k verzaakt, weg te jagen"? kalm ten antwoord geeft: Ik weet het, maar dit zal my niet weerhouden, te doen en te zeggen wat ik eerly'k en oprecht vind". Die oude dienstman" maakte op dat oogenblik een mooi figuur en dat de edelvrouwe, van Brederod's echtgenoote, hem daarom geen kwaad hart toedraagt, maar op haar beurt dien gestrengen heer ge maal trotseert zooals zy' dat op bladz. 104 op zoo beminnelyke wyze doet, zal haar in ieders achting doen ry'zen. Gaarne gelooven we haar goeden inyloed op den vermetelen Diedorik, al kan zy met den besten wil niet a.tijd, en in 't geheel niet in de beslissendste oogenblikken, zy'n wil buigen en voorkomen dat er onrecht gepleegd wordt, mér zelfs dan zy' vermoedt en denkt. Vrouwenhaters zullen in dit boek misschien geen behagen scheppen, want de daarin ge schetste vrouwenkarakters zy'n alle goed geteekend, maar er is geen enkel by dat afkeer wekt. De deftige vrouw in een lang groen kleed gehuld, het hoofd met oen huif van fijn linnen gedekt, (blz 5) laat zich slechts even zien, toch niet van de slechtste zy'de, nietwaar ? De dames van 't kasteel, kyk! we zouden heel graag eens met de vroolyke Aleida van den Binckhorst willen meelachen om dien prettigen verteller Jan van Polanen met zy'n sprookje van den vleugelloozen vieemdeling in de fazantenkooi (blz. 40 en v. v.). Haar vriendin Elisabeth van den Burgh moge niet zoo schalks" en geestig zy'n geweest, 't is toch een goede ziel, en al wat we van vrouwe Beatrix vernemen, is edelaardig" al zouden wy', menschen van een zoo veel Dateren ty'd, haar genot in de jacht met afgerichte valken niet zoo aanstonds kunnen deelen. Die beschrijving van dat jachtvermaak is m. i. toch eenig mooi. Bloote feiten worden zoo eenvoudig meegedeeld. Wie geen lust had in zulke vermaken, zal er niet door worden opge wekt om mee te doen aan soortgelijk pleizier. Maar wel zal de nadenkende, die de minst edele hartstochten by deze edellieden ziet ontwaken- en aanwakkeren, tot het besef komen dat men de menschelyke natuur bij niemand te veel prikkelen moet. Zelfs die goedhartige Beatrix gelykt een oogenblik een furie (blz. 59; en ook Aleida kent niet het minste medelyden, al spy't het ten slotte die vroolyke dames wel, dat Jan het ventje van die goede Martha" verdriet hebben zal over het verlies van zy'n mooien vogel. Die goede Martha" is een type van een op een kasteel gediend hebbend mensch. Toch vinden we haar aautrekkely'k als vrouw en moeder. Hoe geheel anders is haar man, en toch: hoe begrijpelijk z'n haat, z'u woede, na zooveel bittere levenservaringen. Z'n afstraffing van den vermetelen jonker na z'n aanbod, dezen iets moois te laten zien" is werkelyk wel verdiend, al is het geen goed voorbeeld omdat niemand zóó z'n eigen rechter mag zy'n en het waagstuk toen, in dien ty'd, niet alleen verbanning, maar ook verlies van have en goed kon ten gevolge hebben. Dat het ten slotte met een boete afloopt, is gelukkig voor dat kleine gezin; noch voor den vroegeren poorter in Haarlem, noch voor z'n zachtzinnige vrouw, noch voor hun gul, naar vader en moeder beiden aardend zoontje, zouden we eene andere ontknooping gewenscht hebben. Dit historisch verhaal verplaatst ons in geheel andere tijden en omstandigheden dan waarin wy' leven. Niettemin vinden we in de ons geschetste menschen telkens iets dat mij deed denken: als alles nu was als toen, zouden er ook menschen zy'n als die verschillende kasteelbewoners, die dorpelingen, die onderhoorigen. Meuschen zy'n menschen, en geboorte en op voeding, maar ook onder dndingen van allerlei aard stempelen de karakters, vormen deze tot wat ze in 'tdagelyksch leren in kleine trekjes maar op beslissende oogenblikken geheel en al, in vollen omvang, toonen te zy'n geworden. Goed en kwaad sluimeren in elks gemoed. 't Eerste te wekken en te versterken, 't tweede te breidelen, de zeden te verzachten, was en is en zal altyd bly'ven een taak van gewicht, waaraan te arbeiden een voor ieder individu belangrijk en ook winstgevend werk zal blyken te zy'n. Daarom ook, omdat wy' menschen nu en dan wel eens eene opfrissching van geheugen heel noodig hebben, kan zoo'n brokje geschie denis bij afwisseling in 't geheel geen kwaad. Vinde het veel aftrek! Ook voor leesgezel schappen is het m. i. zeer geschikt. Leeuwarden, kG. C. STELLINGWERF 22 April 1902. JENTINK. 6'iLaat ons gezond zijn; niet sentimenteel. Sinds lang in 't buitenland toevend, deed 't my recht veel genoegen hier en daar met zooveel sympathie verklaard te zien, dat de Kinderbond, hoewel nog steeds een te weinig zich ontwikkelende plant, toch in bloei toeneemt, en las ik ook met pleizier mevr. StellingwerfJentink's mededeelingen daaromtrent in de Groene van 13 April. Alleen VOB! ik my' gedrongen protest aan te teekenen ten opzichte van haar opmerking dat de afdeeling Hoorn «haar jongens geen betere uitspanning wist te bezorgen, dan het football-spel," en wel omdat de geachte schryfster »er nooit iets anders van zag of hoorde dan wie de sterkste was". Is 't niet het verkrachten der natuur, te protes teeren tegen een zoo gezond, levenwekkend spel als football ? Steekt er kwaad in, wanneer jongens hun yry'e uren voor een deel besteden aan zulke lichaamsoefeningen in de lucht, waarbij zeker niet alleen de kwestie is, wie de sterkste is, maar wel degelijk ook de vraag geldt: wie is 't handigst (in casu pootigst) en ... last not least: wie heeft 't meest tegen woordigheid van geest? D&t, voor zoover 't geldt 't football-spel voor jongens uit de «meer bedeelde klassen", maar de Kinderbond bestaat helaas uitsluitend schier uit die «kinderen, die vél minder dan eerst genoemde 't voordeel hebben van te leven in frissche, gezonde lucht, van zich ook in huis of in eigen tuin te kunnen rekken en trekken naar hartelust. Dien jongens is 't niet gegeven in hun kleine woon-, slaap-, eet-, wasch- en zitkamer, die tevens slaapkamer is vaak voor meer dan te velen, hun gezonde ledematen te geven, wat deze behoeven, en wat dan heerlijker, dan dat de «Bond" zorgt, dat zy dit gemis ten minste eenigermate vergoed kry'gen ? Maar er is m.i. nóg een lichtzyde aan de stichting van dien football-club. Is 't niet meer dan menaehelyk, dat die jongens, die, ik herhaal 't, in nog zoo veel andere opzichten ontberen, wat anderen maar voor 't gry'pen hebben, is 't niet gewoon natuurlyk, dat 't hun een bevrediging geeft, wanneer ook zij hun «echte" football-club bezitten, waaraan geen geld bezuinigd in, waar alles klinkt als een klok? Zeker, ik zou met de zoo zeer sympathieke stichtster van den, Kinderbond 1) wenschen, dat er geen aparte clubs, van welken aard ook, onder jongens (en evenmin onder meisjes) mochten bestaan: geen afscheiding dus ook in de apelen bovenal niet in het openlucht-spel tusschen meer of minder bedeelden. Maar of enkele-i dat ook nog zoo gaarne zouden zien, e" er zelven ook pogingen toe aanwenden, erkend moet helaas worden, dat eer. dergelijke toestand nog zóó ver, veraf ligt, dat mon dat voorloopig nog schier als een illusie kan beschouwen. En nu dat zoo is, vind ik 't een zeer goede daad, wat daar gedaan is door de afdeeling Hoorn van den kinderbor.d. Dat men er in de laatste jaren op uit is, op allerlei wijze 't ruwe, 't beeatige in den mensch te doen verdwynen, dat men kinderen van hun prilste j eugd tracht in te prenten: «doet anderen, wat gy' zelven gedaan wilt zy'n" 't is een heerly'k, een verblydend teeken, zefls mér: 't is een der enkele zuivere tonen in de hymne die eens zal weerklinken, maar die cu nog grooten deels door pynigende dissonnanten overstemd wordt : de hymne van «Vrede op aarde en het leven der aardbewoners Gode en menschen een welbehagen." Maar daarom geen afkeuring van wat 't jonge lichaam staalt, wat het weer stand geeft voor den zwaren strijd om 't bestaan. Meisjes- en jongenslichamen moeten in tegen deel krachtiger dan tot heden worden; vroolijke gezondheid moet blikken uit de oogen ook van onze niet-bedeelde maar dan ook niet hongerige spes-patriae en daaraan helpen, ten minste wat de jongens betreft, zulke foot 1) Mej. Marie Jungius. ball- clubs zeker. Is 't af te keuren, wanneer dan die jongens zich bey'veren, in de voorhoede te komen, en daartoe alle kracht, alle op merkingsvermogen en tegenwoordigheid-vangeest inspannen ? Wy willen toch geen JanSalies, geen brave Hendrikken, noch brave Maria's van onze Hollandsche jeugd maken ? Zeker, er is ook aan dit spel in de open lucht gevaar verbonden, maar mér dan aan schaatsenry'den, meer dan aan zwemmen ? ?? ? i A propos van zwemmen. Zoo werkelyk de kinderbond zich nu voortaan ontwikkelen mocht, zooals zulk een waarachtig humane instelling dit verdient, zou er dan niet onder leiding van dames voor de meisjes uit de z.g.n. mindere klassen en elke plaats waar dit mogely'k kan gemaakt worden, een zwemclub kunnen ontstaan ? Wat een weldaad ware dit voor tallooze jonge meisjes! En wie weet, goed voorgaan doet goed volgen, wie weet, of dan niet die dames ook heeren kunnen winnen om 't zelfde te doen voor jongens. Ik weet wel, jongens zwemmen tóch... maar «Ie n' est pas ca." Zoo 'n club, zoo 'n vereeniging waar een beschaafd, tactvol en weldenkend mensch als leider optreedt... 's is toch heel wat anders, dan 't ruwe, kabaalschoppende hoopja kwajongens, wat je nu 't zomers hier en daar in 't water schandaal ziet maken. Zulk zwemmen zou niet alleen't lichaam, 't zou ook den geest ten goede komen. Ten slotte, nu ik toch de pen voor den kinderbond heb opgenomen, er nog eens op gewezen 2) hoe vele meisjes en jonge vrouwen, die nu haar ty'd aan beuzelary'tjas besteden, een goede daad zouden doen, zoo zy werkend lid werden van dezen slechts goeds beoogenden bond. Zy zouden kinderen tot brave menschen trachten te vormen en, dit doende, zich zelve hooger brengen. ? Het is maar de eerste stap, die noodig is: eenmaal te midden van den arbeid, vragen ze zich zelven af: hoe heb ik kunnen leven, zooals ik dat voor dien deed ? En zy ontvangen daar liefde mits zy liefde geven, maar daaraan valt niet te twijfelen, want wie ziet, hoe de andere vrouwen zich der jeugdige schaar wy'dec, die moet al van steen zy'n, om niet desgely'ken te doen en... vrouwen met steenen harten, die komen van zelf niet over den drempel van dien bond vafl en voor jonge liefdebehoevende wezens. Waarlyk er blijft nog genoeg ty'd voor andere dingen over, zoo men zy'n paar uurtjes 's weeks dien heerlyken bond wy'dt. Maar dat deze dan ook blyve wat zy tot nu toe geweest is: gezond en krachtig, niet femelachtig en week-sentimenteel, slechts onder de eerste conditie kan zy opbloeien tot wat zy worden moet; een reuzenbond, waar kinderen zonder onderscheid van rang zich n voelen, waar jonge menschen leeren hand aan hand te gaan den levensweg op, hand aan hand met wie eerly'k is en wél wil, zonder te vragen of hy in een stal dan wel in een paleis geboren is. Keulsn, April '01. VKOTTWKE. 2) Ik weet 't niet juist meer, of in de Groene of wel in Lente myn artikel voor een paar jaar is geplaatst; «Voor hen die kinderen lief nebben", heette 't en ik schreef 't onder den indruk van een lezing van mej. Marie Jungius over den Kinderbond. Examen diploma Mnóerjnffiw. Voor bovengenoemd examen zijn benoemd geworden: Commissie van toezicht: Als lid. Namens het hoofdbestuur: jonkvr. de Bosch Kemper, voorzitster ; mevr. Van der Laan?De Joode, secret.-penningmeesteres; namens de afd. en correspondenten: mej. E. Baelde; mej. M. Berdenis van Berlekom; mevr. J. Tydeman?VerLoren van Themaat. Als plaats vervangster : Namens het hoofdbestuur: mej. L. van Haaften; namens de afd. corresponden: mevr. Postma?Verburg; mevr. de Bruyne De Crane ; mevr. Jitta?Wertheim. Commissie van deskundigen: mej. Joh. W. C. van Kesteren, arts te den Haag; mej. M. Maerkamp van Embden, directrice van het Zusterhuis te Rotterdam; mej. Th. Verhoeven, hoofd der Nuts-Fió'belschool, Nijmegen; mej. J. A. Coster, onderwijzeres aan de Kweekschool te Amsterdam ; IBPJ. S. L. Visé, onderwijzeres aan de Induatrieschool te Ritterdam; mej. E. Levert, onderwijzeres aan eene bizondere Middelbare school te Amsterdam ; mpj. E. Westendorp, directrice van de Huishoudschool te Utrecht; raej. L. Mu'nlieff, onderwyzeres aan de Huishoudschool te Utrecht. Koningin Alexanflra. Miss Sarah Fooley heeft bij Hodrler en Staughton te Londen eene biografie van de koningin van Engeland uitgegeven, waarin over II. M. met hooge ingenomenheid wordt gesproken. Aardig zijn de bijzonderheden uit de jeugd der prinses, wier familie in betrek kelijk bescheiden omstandigheden leefde. Men gaf zich volstrekt niet de moeite om dat voor de kinderen van het gezin te verbergen. Toen prinses Alexandra en haar zusje Dagmar de latere Czarina eens vroegen, waarom zy' niet zulke mooie mousseline jurkjes kregen als de kinderen van gravin M, luidde het antwoord der moeder: «omdat uw vader niet rijk is en mousseline jurken heel duur zijn." In die dagen verrichtten de jeugdige prinsessen allerlei huiahoudelyke werkzaamheden, ook die welke gewoonlyk aan dienstboden worden over gelaten ; zoo maakten zy eiken morgen haar eigen kamers aan kant. Koningin Alexandra houdt by' voorkeur verbly'f te Sandringham, waar de omgeving haar die van hare kinderjaren herinnert. Eene Deensche is zij evenmin als eene Engelsche, wél van vaders- en moederszijde eene volbloed Duitsche, hetgeen haar niet heeft verhinderd, nadat haar vader koning van Denemarken was geworden, aan het Deensche hof eene zeer sympathieke rol te vervullen, evenals later en dikwyls onder zeer moeielyke en py'nlyke omstandigheden, aan het Engelsche hof. Te Sandringham houdt de koningin zich met voorliefde bezig met haar paarden en haar honden. Miss Fooley verzekert, dat de honden, die eens brood hebben gegeten uit de handen van hunne koninklijke meesteres, dit later van niemand anders willen aannemen. Het is te hopen, dat de koninklyke honden hun hoofschheid niet tot dien graad van zelfverloochening doordryven. Denkely'k heeft de bewonderende biografe alleen willen doen uitkomen, dat de koningin by' mensch en dier bemind is. Ea daarin heeft zy gely'k. Het verseh bewaren van vruchten en groen ten. Middag-thee. Marie Rekker. ?Jeanne Vötel. Brieven-schrijven. De heer J. Weck' te Oeflingen in Baden heeft een middel gevonden door welks toe passing een ieder in de gelegenheid is, groenten en vruchten in absoluut goeden staat te houden, niet alleen maanden, maar jaren lang; een middel, zóó eenvoudig, dat het in elke huis houding toegepast kan worden. Door het gebruik van Weck's sterilisator lijdt het geen twy'fel of de uitbreiding van tuin- en ooft-bouw zal ongedachte afmetingen aannemen. Menig tuintje dat nu verwaarloosd wordt, zal bebouwd worden, al ware het slechts voor eigen gebruik. De veelvuldige gevallen van metSLsdvergiftigingen of van ziekten ten gevolge van onvolkomen sterilisatie, zoo ge vreesd door de gebruikers van verduurzaamde levensmiddelen, zijn hier volkomen uitgesloten, omdat: a. alle deelen, die met de spy'zen in aanraking komen van glas zijn en b. de sluiting slechts zoolang gehandhaafd bly'ft, als het ge conserveerde in uitmuntenden toestand is. Het werkend deel van het toestel bestaat uit glazen van '/s, 'h, 'A, 3/4, l, l'/2 of 2 liter inhoud, die voorzien zy'n van een l c.M. breeden platten vlakgeslepen glasrand, waarop by ge bruik een dunne platte caoutchouc ring komt te liggen en daarop een glazen deksel, die een kantige rand heeft, welke zich in het caoutchouc drukt en zoo na de bekoeling een volkomen hermetische sluiting verzekert. Voor het steriliseeren in het klein nu, worden deze glazen zes aan zes in een houder gezet en de deksels door veeren op hun plaats ge houden, echter niet zoo vast dan dat zy' door den druk van binnen opgelicht kunnen worden om den damp te laten ontsnappen. Voor het steriliseeren in het groot gebruikt men losse beugels; men kan dan 50 of 100 glazen tegelijk in groote ketels met stoom of vrij vuur steriliseeren zoo als te zien is aan het proefstation te Laren. (Depot en proef station worden l Mei e.k. naar Bloemendaal verplaatst op de boerdery Hartelust). Nadat de glazen uit den ketel genomen en afgekoeld zy'n, worden de beugels er afgenomen, het deksel sluit dan door luchtdruk en de veeren of beugels dienen weder voor een volgend stel glazen. De glazen van V, liter zy'n speciaal voor zuigelingmelk. Voor het steriliseeren van versche vruchtsappen zonder suiker bestaan eveneens speciale glazen. Plaatsruimte belet mij, meer te vertellen aangaande de hoogst merkwaardige werking en de zeer bevredigende resultaten van Weck's stsriligator. Een en ander werd door my overgenomen uit de belangwekkende circulaire van den heer D. de Ciercq. Dames die belang stellen in het steriliseeren van vruchten en groenten volgens Weck's methode kunnen by haar boekhandelaars ge noemde circulaire verkrijgen. * * * In de achttiende en in 't begin der negen tiende eeuw werd 's middags in de Duitsche salons »thee« gedronken uit fijne Japansche koppen. Geestige, beminlyke, soms zeer on deugende gesprekken »kredenzten" de thee die een echte Garmaansche vrouw feitelijk niet lekker vindt. Duizendmaal liever gebruikt zy groote koppen koffie met «Kuchen." Ten slotte zegevierde dan ook de mokka. Men dronk 's middags geen thee meer ; vriendinnen schaarden zich, gewapend met een handwerk, om een groote tafel midden in 't vertrek. Da dames dronken koffie, aten koek en ... kiatachten. De «KsffdeklatBch1' had burgerrecht ver kregen, heeft dia nóg, behalve in groote toongevende steden, die «dans l'train" zijn, om met Gyp te spreken. Duitsche dames moeten wser thee drinken ; zij doen het ook, met gratie buigend, voor hetgeen de mode-tyran gebiedt. De gesprekken zijn niet aardig meer; alles wordt vluchtig aangeroerd, iaën springt van den-hak-op-dentak. Er is nooit ty'd om nige kwestie uitte-spinnen. L-inger dan 20 minuten blijft men niet op zoo'n middag-thee. In dien tijd treden voortdurend nieuwe bezoeksters binnen. Buigen, handjes geven, even praten, gaan zitten, weer even praten, drinken, bonbons knabbe len, gebakje of sandwich verschalken en vóór de »«emüthliche" Duitsche het wel-enwee van haar kinderen, vriendinnen of dienst personeel heeft kunnen behandelen, is het hoog tijd met lachje en buiging zich »zu verabschieden". Voor de gastvrouw biyft het 's middagsontvangen en thee-schenken een moeielyke taak. Zy vult zelf de kopjes, presenteert zelf haar lekkernyen; dienstboden hebben op dat uur geen toegang tot den kring van vrienden en bekenden; haar hulp wordt op het middag thee-uur versmaad. De gastvrouw is bedrijvig, moet het gesprek gaande houden, moet lieftallig weten te luisteren, moet bezoekers congédieeren en tegeiyktijdig voor anderen een welkomst groet gereed hebben. Het vlot en beminlyk ontvangen van bezoe kers op het middag-thee-uur is een kunst even bedriegelyk als schaatsen-ryden en komediespelen. Hoe onberispelyker en natuurlijker het gedaan wordt des te eer denkt de omstander: ?Daar is heelemaal niets aan, dat kan ik ook.'' Het contact met het gladde ys en de nuchtere planken overtuigen den beginneling al ras, hoeveel inspanning en studie het kost, vóór men op y'sbaan of tooneel een dragelijk figuur maakt. In onze salons zy'n de >teas" ongeveer inge richt als in het land waar zy hun oorsprong vonden. Ook by' ons, worden sandwiches, ge roosterd brood, beschuitjes, zout en zoet gebak en bonbons gepresenteerd. Der gastvrouw blyft aanbevolen zich voor het ontvangen van meergenoemde middag-bezoeken elegant te kleeden. * « * Aan de violiste Marie Hekker te 's Gravenhage werd dezer dagen uit Berlijn haar einddiploma van de Hochschule für Musik toegezonden. Haar leermeester, prof. Wirth, voegde in een particulier schrijven aan dit getuigschrift de mededeeling toe, dat aan mej. Hekker op zy'n voorstel een Reife Zeugniss is toegekend, zooals er nog geen werd uitgereikt, ty'dens hy' aan de Hochschule werkzaam is, dat is ongeveer 25 jaren. ;(0. H. C.) * * * De Arnh. Ct. schrijft: Zy, die Woord en Beeld geregeld lezen, zullen de herinnering hebben behouden aan de van een zeer by'zondere visie getuigende schetsen en novellen van Jeanne Vötel. De schryfster, die dezen pseu doniem koos, mej. Johanna Voorbeytel, tot het najaar van 1901 een korten ty'd ook aan de redactie van ons blad verbonden, is Woensdag overleden. Het journalistzijn ging toen reeds hare pbysieke krachten te boven; maar zy' gevoelde roeping voor eene taak, die haar gelegenheid schonk, indrukken weer te geven. En dat deed zy' steeds in een vorm, die de aandacht trok. Weemoedig stemt 't weten, dat zy voorgoed is heengegaan. * * * s Dr. Georg Steinhausen, directeur der Casselsche Bibliotheek, schryver van eene «Geschichte des Deutschen Briefes" heeft onlangs een essay gewijd aan den briefstyl van mannen en vrouwen van beteekenis. Als den besten briefschrijver van onzen ty'd, roemt hy Bismarck. Bismarck heeft voor een halve eeuw de theorie van een goeden brief aldus geformu leerd. «Wanneer men" schreef hy aan zy'n zuster «in een doorloopende en voor beide partyen prettige briefwisseling wil blyven, dan moet men zich niet uitsloven, telkens wanneer men de pen opneemt, een galarok aan-tetrekken; men moet elkaar over gewone, onbeduidende zaken en alledaagsche dingen durven schryven. Is men vernuftig, dan schry'ft men een geestigen, is men neerslachtig, een sentimenteelen brief, deugt de spijsvertering niet, dan schrijft men zwartgallig en is men zoo als ik vandaag «den boer op geweest", dan is men kort en bondig". Nooit heeft Bismarck Lessing's gulden woord verwaarloosd: «Schry'f zoo als ge spreekt, dan schry'ft gy' goed". Dr. Steinhausen zegt verder dat geen litte raturen noch professoren de beste brieven schryven de bibliothecaris spreekt van Duitschland natuurlyk maar menschen met wilskracht, menschen van karakter, die zich geven zooals ze zy'n, geen in ooi-doeners en aanstellers. Voor ons vrouwen, heeft dr. Steinhausen de grootste bewondering, als briefschryfsters. Hy beweert, dat bij de heeren der schepping, de beste hoedanigheden van den sty'l zich vertoonen, als zy' in briefwisseling treden ... met vrouwen. Deze bibliothecaris is «galanteador." CAPBICE. Beschuitkoek. Benoodigdheden: 4 beschuiten, 4 eieren, GO gram suiker, 40 gram boter, 4 dL. melk, een likeurglaasje rum. Bereiding: 4 eieren, 4 dL. melk, 50 gram suiker en een snuifje zout klutst men goed dooreen. Leg er 4 beschuiten in te weeken. Smelt 40 gram boter in een omeletpan. Doe er de beschuiten voorzichtig in met de schuimspaan. Giet 't overige beslag er by'. Bak het, de pan nu en dan heen en weer bewegende, om het vasthechten der koek aan de pan te voorkomen. Keer den koek om en laat hem aan de andere zy'de bakken. Bevochtig hem met een likeurglaasje rum en bepoeder hem met suiker. c/naazonb&n. Handschoenen. , Aan de redactie van De Amsterdammer Weekblad voor Nederland, ' te Amsterdam. S Geachte Eedactie, De beleefdheid jegens mevrouw (of mejuf; frouw) M. M. eischt dat ik nogmaals een plaatsje moet vragen voor de handschoenenquaestie. Dat het dragen van handschoenen een gebruik, mode of sleur is, die soms lastig en onaangenaam kan zyn ben ik volkomen eens. Ik schreef daar niet over omdat het m. i. van zelf spreekt en alzoo geen betoog behoe't. Hetgeen my in de zaak interesseerde was de vraag: Wat kan wel de oorsprong en de beteekenis zijn van dat zonderlinge gebruik? En daarom nam ik de pen op. Ik waagde toen de bewering (die natuurlyk slechts eene gissing kan zy'n) dat die gewoonte afkomstig is van een oud vooroordeel. Wy hebben in onze maatschappy' immers wel meer gebruiken en gewoonten afkomstig van een oud vooroordeel of bygeloof! Mijne bedoeling nu was uit te lokken dat ook anderen daarover hare of hunne meening zouden te kennen geven en ik zal dankbaar zy'n als iemand wil trachten my in dezen een les te geven. Achtend, met dank voor de plaatsing, Uw dw. d., W. A. C.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl