Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 1299
spraak dezelfde zou sijn als die van de hollandsche
a a of e e 4) (Dat ook & ft, A enz. niet on
wetenschappelijk is, zou ik uitvoeriger moeten
betoogen) Prof. va» Hamel e» de Framchman
F. Rode, tedert vele jaren beraar hier te lande noe
men beide mijn transcriptie uitstekend. c\Ae doel
matigheid, 't Is een feit, dat de leerlinge» mijn
tranicripiie bijna onmiddeKjk kunnen lezen (natuurlijk
nadat het ban door de leenwr is voorgedaan).
't I» ook een feit, dat de schok, die zij bij de
overgang tot de gebruikelijke tckrijfwijze noodza
kelijk moeten ontvangen, na 't gebruik van deie
transcriptie betrekkelijk teer weinig hinderlijk i*.
2. De nieuwe indeelingen en benamingen. Deze
zijn de vrncbt van jarenlange studie. Er is hier
niet, zooals de heer S. schijnt te denken, alleen
een kwestie van naven. De gangbare
oramnatikale begrippen zijn naar mij» overtuiging innig
verkeerd. Men moet dus trachten die begrippen
langzaam maar zeker uit de hersenen van leeraren
en leerlingen uii te delgen. 5) Die uUdelging ii bij
tienjarige kinderen nog betrekkelijk gemakkelijk,
Kj votvauenen veel moeielijker, bij doorknede v
kmannen tomtijdt onmogelijk. Dat zelfs zevenjarige
kinderen de nieuwe begrippen kunnen opnemen
en dit zelfs met meer gemak dan oudere leer
lingen is mij persoonlijk door ervaring gebleken.
Dat voor bejaarde vakmannen diezelfde opneming
dikwyls uitent moeilijk i«, bleek mij eveneen*
herhaaldelijk en zeer overtuigend.
3. De bruikbaarheid voor 't onderricht aan
kinderen. Ik beb tot dusver nog geen geregelde
proefnemingen met jongere dan twaalfjarige
leerlingen (en dit wel niet klauikaal) genomen,
tot nog toe met het beste gevolg. Een enkele
toevallig zich voordoende proef met een zeven
jarige leerling deed me dadelijk vermoeden, dat
op dit onontgonnen terrein dezelfde bewerking
even goed of zelf t beter zou kunnen worden toe
gepast. Mijn behandeling van het fransche
verbum wordt door prof. van Hamel (de Gids,
Mei 1901) als een toonbeeld van duidelijkheid en
eenvoud geroemd. Ik zelf heb de vaste over
tuiging:, dat deze lof niet overdreven i». 6)
4. Wat S. over mijn ikaraktertchets enz.'' in het
midden brengt, lijkt me voor een gedeelte vol
komen juist. Het woord lominent is geestig,
scherp en... niet geheel onverdiend. Laat mij
h ir r echter aanteekenen, dat ik vooraf ongeveer
vijftien jaar lang op een bescheidener toon mijn
ideeën verdedigd ... maar toen nergens gehoor
gevonden heb. Nu probeer ik het eens op een
andere manier, en dan later weer op een andere
net zoo lang tot het lukt.
- 5. Waar zit het verband met al die weten
schappen, als filozofie, zielkunde enz?7) Op
deze vraag van de heer S. antwoord ik
eenvoudig dit: De taal is een hoogst belangrijk
onderdeel van het veritandelijke leven van de
metuch. De studie van de taal komt om die
reden van zelf met filozofie en met zielkunde
enz. in verband... op deze eenige voorwaarde,
dat mei alle traditie op 't gebied van taaistudie
onverbiddelijk aorde gebroken.
Buiten verband met het artikel van S. ver
oorloof ik me ten slotte nog een paar verschil
lende vonnissen, door tegenstanders over mijn
arbeid uitgesproken, onder elkanderjte résu meeren.
la. Deze methode zon voor moderne talen
uitstekend kunnen zijn, maar voor de oude
is ze niet te gebruiken. Alle mogelijke classici
M de verschijning van mijn grieksche en
atijnsche leerboekei).
U. Deze methode is voor oude talen goed,
maar voor de niejace deugt ze niet. (Verschil
lende leeraren ia moderne talen na de ver
schijning van mijn fransche en engelsche
cursussen).
IIIIUIIMIIIMHIIlllllllllllllMllltinillllllllHIIIIIIIHIIIIIIHIIIIIIItlMMMIIIItll
Ha. Het is aUe» nieme, maar alle* verkeerd.
(Taco Hajo de Beer in Noord en luid.)
114. Het is alles heel goed, maar er is hoe
genaamd niet* nieuw* in.
(De heer Prick in het Tijdschrift v. Opvoeding
n Onderwijl).
Wie reimt sich dies zusammen???
DE. J. M. HOOGVLIET.
D,en Haafe, Mei 1902.
*?*
|N A S C H RIF T.|
Om het geduld der lezers niet op een al te
zware proef te stellen, zal ik mij naar aanleiding
van dr. Hoogvliet'» anti critiek tot een paar
korte opmerkingen bepalen. Aan het onderwijzend
publiek verblijre het eindoordeel over zijn werk.
1) In mijn aankondiging van «bet tweede
halfjaar Fransch" heb ik de hoofdkenmerken
besproken, waardoor deze spraakleer zich van
baar oudere zusters onderscheidt, m. a. w. de
kenmerken, die haar veriehijning moeten rechtvaar
digen. Volgens dr. Hoogvliet zijn dit bijzaken.
Een dergelijk verschil in beschouwing wordt
meermalen waargenomen, wanneer de hoedanig
heden van een kind door zijn eigen vader en
door een vreemde worden getaxeerd; discussie
daarover is veelal onvruchtbaar.
2) Onmogelijk: uw transcriptie crkveletye*x\
3) Van deze hoofdvragen heb ik alleen de
derde onaangeroerd gelaten; zij leek mij van
ondergeschikt belang, waar ik de drie andere,
ondei overlegging van de noodige piècet
tuttifeativei, in hoofdzaak ontkennend meende te
moeten beantwoorden.
4) Waartoe dient dan die onnoodige, ondoel
matige, onjuiste, onwetenschappelijke verdubbe
ling van letterteekens voor een enkelen klank ?
5) Poog dan liever eerst uw nieuwe bena
mingen bij het onderwijs in de moedertaal
ingang te doen vinden, maar plaag den leerling
op de Fransche les niet met namen als toonloos,
voorgevoegd aanduidingsieoord of vóórstukje voor
iets wat hij op de Neierlandsehe-taalles bepa
lend lidwoord" heeft leereu noemen en zal
moeten blijven noemen.
6) Hierin ligt iets raadselachtigs. Het tweede
halfjaar franse h" draagt de dagteekening De
cember 1901 en is blijkens den titel in 1902
verschenen. En er zijn reeds met het beste
gevolg proeven mee genomen op twaalfjarige
leerlingen! P En prof. Van Hamel heeft de
behandeling van het Fransche verbum geroemd
in »de Gids" van Mei 1901!! P f
7) Dat verband behoeft voor mij geen betoog.
Wat mij ontgaat, is de overeenstemming van
uw wijze van behandeling met de
hoofdwaarheden der door u genoemde wetenschappen en
met de voorschriften der opvoedkunde.
SCHOEVEH.
Tooneelspelen en ztóDnmfle.
Als ik uit het lange betoog van den heer
Querido, «Iets over tooneelspeelkunst", in het
jongste nnmmer van dit weekblad, den korten
zin samenvat, dan houd ik alleen over, dat hij
?ziel" bij het spelen van den acteur noodig
acht tot het geven van kunst. Nu dat is
reeds herhaaldelijk en ook vry wat kern
achtiger gezegd, dan de heer Querido het deze
keer noodig heeft geacht ons mee te deelen.
De volgende zinnetjes van Royaardg in T. A.
V. E. N. U. winnen het, dunkt mij, in helder
heid en afdoendheid.
»De technisch allerbekwaamste tooneelspeler
zal toch pas door zyn Gevoel en Verbeelding
tot kunstenaar gewijd worden"
>De tooneelspeler, die Hamlet of Oedipju
heeft nit te beelden, dient zich zoo innig en
zoo vaat te verbeelden Hamlet of Oedipus te
zijn, dat in die verbeeldingen zyn eigen mensen
zyn n physisch n psychisch schy'nt weg
gezonken voor den tgd, dat die droom duurt"...
«Wil de tooneelspeler het publiek doen
gelooven aan zyne metamorphose, hij geloove
daaraan allereerst zelf"....
?Denk u den mensch, dien gij hebt uit te
beelden, werk uwe verbeelding naar hem op,
tracht n zelf geheel in hem te verliezen en
gy zult lang of kort schynen als hy, vet of
mager als hy, gy zult gaan spreken als hy,
gaan doen, loopen, zitten, gebaren als hy; ja,
het kleed dat hy draagt, zal n passen als ware
het u aan het lyf gemeten."
Hensch, deze questie kan niet meer belang
wekkend worden gemaakt door
jeugdmededeelingen van een literator, die zjjn meening komt
voegen by de andere. Tooneelspeelkunst moet
nog meer dan elke andere nit het leven komen,
om den indruk van »leven" teweeg te brengen.
De intensiteit van des toeschouwers genieten
staat in rechte rede tot de mate van
medeleving in het spel van den tooneelkunstenaar,
die zy'n vak verstaat. Mg dunkt, wie een en
ander niet inziet, moet nog maar eens een
weinig over de zaak nadenken.
Wie bg de behandeling van deze questie
belangwekkend wil blijven, dient op de zaak wat
dieper in te gaan. Ia welken zielstoestand ver
keert de tooneelspeler ty'dens zyn spel? Welke
gedachten spreken zyn hersens als hy stil moet
spelen?En tot welke grens kan by
gedisponeerdheid dit gedachtenleven in het karakter van de
rol gaan zonder in het abnormale te vervallen ?
Een tgd geleden ik weet niet meer hoe
lang publiceerde het Handelsblad uitknip
sels uit den Gil Sla», losse gedachten van be
kende Fransche en enkele andere
tooneelgrootheden over dit onderwerp. Ernest van
Dyck antwoordde toen het volgende: >Is het
in iedere kunst niet genoeg de ziel van een
kunstenaar te bezitten en talent te hebben, dat
| wil zeggen, zy'n vak grondig te verstaan ? De
rest doet er weinig toe of teel, het is een
geheim."
Lezers, die gaarne een kijkje in de werk
kamer van de ziel werpen, zou de heer Querido
zonder twyfel aan zich verplichten indien hy
juist dit geheim aan eenige artiesten van
beleekenis zou weten te ontfutselen en er dit
blad mee verrassen. Dat kon nu eens waarly'k
belangwekkend worden.
A. B. D.
* *
*
Ja, meneer A. B. D., daar moesten we 't nog
'e reis knusaig, alhoewel dunnetjes over hebben:
Tooneelspelen en Zielkunde ! Vooral Ziel
kunde t! «Wat dieper" op »de zaak" ingaan.
Zie je niet zoo maar dieper, maar t w at dieper".
Edoch, nu niet beste heer ! Bovendien is uw
zeer, zér kernachtig betoog zoo verbluffend
«diep" en afdoend, zoo sober, dat elke naspeech
vry wel overbodig lykt. Aan «geheimen ontfut
selen" doe ik echter niet. Stel je voor, nog
wel «ontfutselen". Foei.. . hooggeachte, hoe
kunt gy zoo iets van een fatsoenlyk mensch
verlangen! En dan gij, die er blykbaar
niets onfatsoenly'ks in ziet, hoe kranig zou
dat niet door u klaargespeeld kunnen worden....
Zulk een machtige zielsreportage! Gy, die
blykens uw «wat diepere", mede verheven
meening, dat tooneelspeelkunst nog meer dan
elke andere uit het leven moet komen, dat
alles zoo goed «inziei*' en over »het zaakje"
ook blijkens uw raad, zooveel zult nagedacht
hebben. Ja, zoo'n jeugd mededeeling is
heelemaal geen «nadenkael", ziet n. Om soo iets
te geven, moet men Duitscher, psycholoog,
tooneelspeler van beteekenis, diepzinnig of
A. B. D. zyn. Ik wensen u veel snkses by uw
eventueel bezoek in de «werkkamer" der zielen.
Als KVJ dan maar niet télang behoeft te
anlichanbreeren.
Is. QDBBIDO.
Vondels Geboortalocl
Geachte Redactie.
Naar aanleiding van de correspondentie
Acket - Royaards (Amsterdammer, 30
Maart en 3 April) wil ik u meedeelen dat
ik, evenals de heer J. Acket, dezelfde fouten
tegen de uitspraak opmerkte by de
Gysbreghtvertooning te Amsterdam (l Januari) en de
Oedipoes-vertooning te Gent (18 April), by'
de tweede echter veel minder dan de eerste.
Men elideerde niet waar de versmaat het
vereischte (Gysbreght 427 d'edele en); men
verscherpte de v en s niet waar de vooraf
gaande consonant het verlangde (Gysbreght
421 met «waerden, 712 nou «an, 734 mei
reughd, 867 ic& «at, 947 het «aed, enz.); men
sprak d£n Bisschop niet met doffe e, maar met
de van stem, wat toch wel
«VoorgangersNederdnitsch" is; men sprak, wat niemand
gelooven kan die het niet gehoord heeft, de
ontkenning en, niet met doffe e, maar ook
met de van stem. Wat wordt er dan van een
vers als 950 Endoor geen wreedheid EN vergaat,
of 1125 En 't Aemsterlandscheliluedüi* sneuvelt
niet alleen?
Met alle achting,
J. VEKCOULLIE,
TRADEMARX
40 cents per regel.
HIIMIIIIIIHIIIHIMIIII
K AM ST R A's Matrassen-, Bedden- n
Slaapkamer-Meubelfabriek, S o eek.
BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan
tie. Leverde sedert 1806 pi. m. 7OOO
stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratie. !
Honderden bewijzen van tevredenheid. . j
Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTEN. '
Piano- en Muziekhandel
H. RAHR, te utrecht.
NlARTELL'S C06NAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wjjnhandelaars e*
bQ de vertegenwoordigers
KOOPMAH8 dr BUUI1VIER,
Wgnhandelaars te Amsterdam.
Fijlza van af ? 2,50 per Ftai
Hoofd-Depöt
VAH
Dr. JAEGER'S ORIG,
Noraaal-Welartikelen.
K. F. DEÜSCHLB-BKHGBR,
Amsterdam, Kalveritr. 157
Eenig specialiteit ia dei«
artikelen in geheel NederL
ECHT
ViCTORIAWATER.
GRAND MARMER.
Cordon Jaune & Rouge
LIQUETJR ROYAIE.
Agents-Generaux B. A. RIPPING&Co.,Amsterd.
Opgericht 1835.
Telephoon No. 443.
Piano-, Orpl- en MtóetaJel
JNLEYROOS A KALSHOTEH,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Haw
Repareeren Stemmen Ruilen.
Amerikaansche, Duitsche en
Fransche
PIANINO'S en ORGELS.
roote keuze in:
JU ir H P B ft \ O'S.
Oude instrumenten worden ingeruild.
Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigste
uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in ea
buiten abonnement.
Gedurende de maand Mei Op
ruiming van Photographien en
Photogravnres.
J. H. DE WIT.
Aljgemeene Boek- en Kunsthandel.
UtrechtscMestraat 54, Amst.
(Telefoon No. 3S4r>.
lllinillllMMIIHIIIMIIIIIIftllllllllllllllll
iiiiiimimtmiiii minimum n
l O dubb. Capsules
voor
kopp«=?^en
109'
eo*s<Vn
per doosje | UiUU
Soefl
IMIIIMIIIIIII11IIIMI
DAME&.
Portretjes.
v.
Laatste liefde.
De rytuigen reden aan in het Voorhout en
de menschen kwamen 't Operagebouw binnen;
zy drongen op by 't plaatsbureau, schoven
langzaam de deuren in, verdeelden zich door
gangen en couloirs tot zij de lichte zaal bin
nenkwamen waar hier en dasr in de loges al
dames zaten in mooie japonnen, vroeg gekomen
om alles te zien en verwonderd dat er nog
niemand yan »de coterie" was, waarvan de
dames alty'd in groot toilet, de heeren allen
in rok verschenen. Maar 't was nog te vroeg,
die kwamen pas later hunne plaatsen innemen
met druk gepraat, gegroet en geknik naar de
kennissen zoodat iedereen opkeek en de binocles
richtte, en eenige minuten de comedie in de
zaal was en niet op 't tooneel. Straks, midden
in de tweede acte zouden zy' wel komen,
zeiden de ingewijden. De anderen luisterden
en de habitués vertelden nog meer:
Ky'k die dame in 't rood; ja heel jong is
ze niet meer, die geeft altijd zulke prachtige
kransen aan den tenor. En daar komt »de prooi"
binnen, dat mooie meisje in 't wit, zy' brengt
een millioenije mee ten huwelyk! Ze zeggen
dat zy eiken dag een aanzoek afwijst: elle
vise haut, weet je! En daar zit onze vriend
de overste ook weer, trouw op zyn post De
groote bewonderaar van onze kleine dugazon,
madame Duchaut. Ah, bonjour overste!
Aan den overkant groelte de overste terug
eigenly'k gepensioneerd majoor, maar graag
luisterend naar den hoogeren titel met een
oogknipje en een zelfbewust glimlachje onder
den witten militairen snor; naast hem zat
een dame die hem schertsend plaagde:
Overste, overste, u heeft vanavond zeker
weer oogen noch ooren voor iemand anders
dan de kleine Duchaut!
En achter hem lachten zy, iedereen amu
seerde zich met den ouden heer en 't kleine
ondeugende actricetje, en iedereen wist dat de
geschiedenis zoo onschuldig was als een
roomtaartje. Maar 't was nu eenmaal een pretje
geworden om 't op te stoomen, om den overste
er druk mee te plagen, om te doen alsof men
er heel wat van dacht en wist. En 't was
voor hem een streelend plezier om 't mikpunt
? te zyn van die vleiende plagerijtjes en graag
liet hy' zich die aanleunen terwijl hy' trotsch
zy'n knevel opdraaide en betekenisvol met de
oogen knipte.
De chef d'orchestre beklom zyn hoogen stoel,
tikte, en vroly'k, opwekkend, licht, klonk de
ouverture van Offenbach's >fllle du
Tambourmajor" door de zaal.
Het scherm rees, de eerste acte begon en
toen >la petite Duchaut" met haar blonde
pruikje en donkere oogen naar voren kwam,
overmoedig lachend de zaal inkeek, glimlachte
ook tegen den ouden gryzen heer dien zy'
daar avond aan avond op z'n plaatsje terug
zag, toen wendden tal van lachende gezichten
zich om naar den overste die zy'n borst hoog
opzette en zy'n binocle naar 't tooneel richtte
met fieren gelukkigen glimlach.
De habitué's stootten elkaar aan :
't Is allervermakely'kst die comedie ! Hij
suggereert zich dat hy' doodely'k van haar is;
hy' noemt haar overal zy'n vriendinnetje, en
ik weet zeker dat hij haar zelfs nooit gesproken
heeft! 't Heeft iets van ean schooljongens
adoratie ! ?
Maar toen »mam'zelle Monthabor" in haar
cantini ere-pakje, na hare coupletten gezongen
te hebben, met applaus werd teruggeroepen en
met een plotselinge ondeugende ingeving
haltfront met militair saluut maakte voor den
overste, toen deed de heele zaal mee, men
lachte, applaudisseerde even hard naar haar
als naar hem, 't werd bijna een ovatie en
men vergat werkelyk te ky'ken naar 't chique
troepje dat juist binnenkwam in de loge, pratend
en lachend en groetend naar rechts en links.
Op een dag toen >la Mascotte" op het affiche
stond werd op het laatste oogenblik «change
ment de spectacle" aangekondigd wegens on
gesteldheid van madame Duchaut.
Men sprak den overste aan, informeerde
belangstellend, maar bij kon niets vertellen,
wist zelf niets. Treurig onderging hy' de eerste
drie actea van de »Juive". Voor de vierde
had hij geen moed meer en hy' vertrok met
een eenzaam en verlaten gevoel, geen raad
wetend met zy'n halven avond en toen eindely'k
strandend op »de Witte" waar 't te vroeg was
en h\j nog niemand vond.
Ka een uur kwamen zyn kennissen opdagen,
de laatste die van een diner kwam bracht
nieuws mee.
Weet jullie 't al van Duchaut? vroeg hy'.
Opschrikkend vroeg de overste:
Wat ? Dat ze ziek is, meen je ?
De andere lachte:
D'r van door is ze l
Even sloot de oude man de oogen, zijn hand
beefde toen hy' dronk.
D'r van door ? ! Och kom, dat is niet
waar?
Onmeedogend vertelde de ander, blij met
't nieuwtje:
Of ze hoor ! Met den baryton ! Ze zitten
aan de opera met d'r banden in 't haar, ze
kunnen geen enkele operette opvoeren !
Al zy'n zelfbeheersching had de overste
n*oodig om zich groot te houden, om niet te
laten merken wat er in hem omging. D'r van
door ! Met den baryton ! Weg, voorgoed weg:
nooit zou dat lieve blonde kopje meer tegen
hem lachen... En vly'mend in eens voelde
hy hoe men hem uitlachen zou, hoe de habi
tué's zouden grinneken over den ouden man
wiens vriendinnetje was weggeloopen met een
ander. Hy' vloekte binnensmonds. De anderen
beklaagden haar man, den regisseur Duchaut:
Arme kerel; hy' was dol op die vrouw
zeggen ze.
Toen stoof de overste op, driftig sloeg hij
den vuist op ? tafel:
Wat d ... dan had die g t om m er i k maar
beter op z'n vrouw moeten passen. Hy' was er
immers alty'd zelf by'; dan had bij maar op
moeten letten !
Nou ja, zeg I riep een van de heeren ;
anderen protesteerden, men lachte over het
geval.
Maar de overste stond op, hy had er genoeg
van, verlangde naar huis. Hardop liep hy' te
praten in de nachtstille straten:
Waarom heeft die man, die stommerik ...
niet op haar gepast ? .. Zoo'n uil laat dat
onder zyn oogen gebeuren !... En ik ben.
geblameerd ... belachely'k gemaakt. Wat sla
ik voor een figuur ! In ieders oogen ben ik
voor den gek gehouden, ben ik de bedrogen
meneer!... Oh ... zoo'n canaille ... canaille!
Als een oude man strompelde hij langzaam
de trap op naar zy'n kamer en daar zakte hy'
neer in zy'n stoel, diep weggly'dend tusschen
de wy'de lage armleuningen.
Lang bleef hy zoo zitten, suffend, toen
richtte hy' zich met moeite op, en met
bevende handen trok hy een groote
fotographie van den muur die hij, zonder haar meer
te bekyken, wegsloot in een la bij oude ver
geelde papieren en verbleekte portretten.
M. CONSTANT.
De Mei in Me slavinnen.
II. (Slot).
Wat blyft ons dus te doen, nu wy eenmaal
bsgrepen hebben, dat de plicht de vrouweate
beschermen door vrouwen, een gebieden ie plicht
is, die ons allen is opgelegd 't Sommige mannen
verbieden onze vrouwen zich bezig te houden
met een soort wei k als het onze, een werk
dat, om arme jonge meisjes te beschermen
voor gevaren, u die gevaren moet leeren kennen.
Maar was dit bezwaar onoverkomelijk en
was het verbod zoo uitdrukkelyk'? Hebt ge
werkelyk alles gedaan, wat in uw macht was
om aan te toonen dat een verkeerd begrepen
zedigheid eene dwaling is en overdreven vrees
lafheid 'l Hebt gij gezegd, dat wy geen recht
hebben ons aan onze plichten te onttrekken?
Hebt gij een voor een de tegenstrijdige argu
menten afgebroken en daartegenover gesteld
het leit van een eindelijk begrepen plicht, een
plicht ons allen opgelegd uit liefde voor onze
arme zusters. O, ik kan niet gelooven aaneen
formeel en hardnekkig verbod van den man,
wanneer een vrouw werkelijk uit liefde voor
hare zusters handelen wil. Indien u die poging
niet gelukt is, dan is het omdat uw verlangen
niet sterk genoeg is geweest, en in dit geval
moet ge uw mannen niet gebruiken als een
voorwendsel om uw plicht niet te doen, de
mannen zyn vaak meer onverschillig dan
overtuigd.
Zonder dat de mannen er alty'd de oorzaak
van zijn, zy'n er vrouwen, die geen begrip
hebben van hare verplichtingen en die zich
laten weerhouden door weinig gerechtvaardigde
bezwaren.
Op uw vraag zal men heel koeltjes ant
woorden: Dat interesseert my niet."
Alsof men vrij is te kiezen, alsof men het
recht heeft, alsof de moreele mogelijkheid
bestaat om zich niet te interesseeren voor hare
zusters, en dat zyn teerhartige vrouwen, die u
dat antwoord geven!
Er zyn gevallen, waarin een opvoeding tot
medely'den en persoonlyke leering bijna nood
zakelijk zy'n, wanneer lietde voor onze naasten
niet voldoende is om zeker gevoel van tegen
zin en zekeren phyi-ieken afkeer te overwinnen.
Ik wensch te spreken over degenen onder ons,
die de taak op zich genomen hebben (ik zeg
niet dat die taak op alle vrouwen rusten moet)
om zich bezig te houden met arme gevallen
vrouwen, met haar die werkelyk gevallen zijn,
niet met meisjes, die wy beschermen moeten
tegen den handel in blanke slavinnen.
Er zyn gevallen, die u met minachting en
zelfs ik schaam me het te moeten zeggen
met walging vervullen voor deze arme zusters.
Dat moest zoo niet zijn en de moreele stoot,
dien ik my' bij dergelijke gelegenheden gegeven
heb om me terug te brengen tot een juister
opvatting der dingen, dien breng ik u toe. die
hem mochten noodig hebben: De gedachte
aan het verleden dezer vrouwen wekt afkeer
in u op, haar lichaam vervult u met weerzin,
gy' beschouwt u physiek boven haar staande;
welnu, bedenkt wat gy beiden zy'n zult acht
dagen na uwe respectieve begrafenis, niet op
den dag zelf waarop het graf met bloemen en
kraruen nog eenig verschil zou maken, maar
acht dagen daarna l"
Dat vooruitzicht, ik verzeker het u heeft by
my op wonderlyke wyze het geringe gevoel van
ingebeelde superioriteit bekoeld en ik ben be
gonnen alleen de ziel te zien, de arme ziel,
door het bezoedelde lichaam heen.
Nogmaals, er is hier geen sprake van een
werk voor gevallen vrouwen en wy eischen van
u geen moeiely'k te volbrengen offers. Wij vragen
alleen door alle mogely'ke middelen de; jonge
meisjes, die bedreigd worden, te beschermen,
en geen van ons heeft een voorwendsel om zich
aan dat werk te onttrekken.
Ik begrijp, dat om eenige hulp te kunnen
verleenen in een werk als het onze, men het
kwaad dat geschiedt kennen moet en de mid
delen ertegen bestudeeren. Maar zyt gy zoo
teergevoelig, helaas! dat gy deze kwesties zelfs
niet op een afstand bestudeeren kunt ten einde
te voorkomen dat uwe arme zusters ze vau
heel naby' kennen? Z\jt ge zelfe bevreesd te
witen dat er gevaren bestaan, waaraan zij zijn
blootgesteld? Denkt ge niet dat het egoisme is
en wel het lafste egoïsme?
Wat betreft de vrees dat vrouwenreinheid
eenigszins verminderen zou door het leren met
al zy'n ellende te kennen, dat scbynt my' een
gelegenheidsargument van loutere uitvinding
en dat geen steek houdt; ware reinheid is niet
van zulk broos weefsel. Beschouw de vrouwen
in uwe omgeving en zegt me of die van 50
jaar een minder reine ziel bezitten dan die
van 25? Het is een kwestie van de hoedanig
heid der ziel" en niet van de kennis van het
leven.
Indien gy het kwaad en zy'ne gevolgen be
studeert als een afleiding, dan zal het een
ongezonde studie voor u zijn, maar indien gij
de noodige kennis opdoet met het intense ver
langen het te bestryden, zal het uw ziel
ver