De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 25 mei pagina 2

25 mei 1902 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M STERDAM M EK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1300 kamp der medici. In de arbsiderskringen toch heeft men bij die ouderwtjsaangelegenheden, naar ik meen, zelden hun waar schuwende stem gehoord. Alvorens men daar in het publiek optrad en, door al die omstanders gesuggereerd, zich ver praatte, ging men in enkele min of meer huishoudelijke bijeenkomsten de wenschelijkheid en de mogelijkheid van de beweging na. Aanvankelijk was de deel neming niet groot, maar toen op 24 S?pt. 1898 een vo'.doend aantal vakvereenigingsmannen bijeen waren, besloot, men tot het hou ien van een enquête. Men richtte e*m viertal vragen, met betrekking tot den veldarbeid van kinderen, voorloopig slechts aan drie landelijke bonden. Terwijl bij n bond de onderwijzers de enquêse voer den, waren bij de beide andere de arbeiders aan het woord. Ia het rapport, uit de 130 ingekomen antwoorden opgemaakt, kon de zaak van alle mogelijke kanten beschouwd worden. Na behandeling van dit rapport in de afdeelingen der bonden, kwamen afgevaardigden dier afdeelingen op hetCsngïea van 4 Juni 99 bijeen. Ia September ging men met de bespreking van het L'^erplicht-vraagatuk verder. Jaarlijks komt men na voorbereiding bijeen. Het aantal aangesloten banden is sinds aanmerkeiijk toegenomen. Ziet hier de vragen gesteld door het CongresbesÊuur bij de enquése, diede tweede samenkomst voorafging; het betreft de »Lagere School en de Vakopleiding." Vraag 1. Het is een erken l feit, dat in 't algemeen de opleiding voor eenig vak of ambacht zeer onvoldoende is in ons land. Er is echter verschil over de vraag, of een verbetering daarin gunstigen invloed kan uitoefenen op den toestand der arbeidende klassen. Acht gij bovengenoemd gemis een nadeel voor den arbeider? 2. Wanneer moet met de vakopleiding een aanvang worden gemaakt? a. na den voltooiden leertijd op de lagere school ? b. op de lagere school door toepassing van handenarbeid, slöjd, huisvlijt, enz.? 3. Als op het leerplan der lagere school ook handenarbeid zal zijn opgenomen, zal het onderwijs dan van minder waarde worden voor de algemeene ontwikkeling? 4. Z'jn er in uwe omgeving gelegen heden of inrichtingen tot het verkrijgen van vakopleiding en wordt er veel of weinig gebruik van gemaakt? Daarbij te onderscheiden de pogingen uitgaande van: a. Vakvereenigingen; b. van particulieren; c. van overheidswege. 5. Zijn er in uwe omgeving scholen, waar reeds onderwijs wordt gegeven in den zin van 2b en hoe is uw oordeel daar over? Waar de beantwoording dezer vragen soms een enkele moeilijkheid opleverde, heeft men de latere vragenlijsten boven dien voorzien van toelichtingen. Wat ons hier bovenal belang inboezemt is het helder inzicht in het doel van dergelijke samenkomsten, omtrent den arbeid, die verricht kan en moet worden door den niet-vakman, het is de juiste kennis van het middel om tot het doal te geraken. Aan den heer Bsnse de vraag, hem reeds in Amsterdam gesteld, in hoeverre bij deze organisatie boven zijn vereeniging verkiest, in hoeverre hij van V. E. O. op den bestaanden grondslag duurzame resul taten verwacht. B. DE GREVE. Amsterdam, 10 Mei 1902. De slavenhandel op Celebes, L Terwijl wij on Ier een fijnen motregen een steile helling beklommen, ontmoetten we ean transport slaven, bes aande uit dria ha'fvolwa-!' en mannen en een jonge vrouw. De. ee'sten varen aan elkander bevea'.ig-i door kettingen, die do ijieran ringen, on hunne halzen gelegd. verboadun. Zi lispsn achter elkander en hun -ïe'ait teekemle droefheid; de jinge vrouw liep los en scaeen niet on'evriden. Op dazen scojt, die zijvairts voor ons uitvcek, volgde oen bor.t gekleede A>"a')>er, die verlegen toreen 'e word'Su toen hij ons plotseling te z'eri kra."g en snel voorbijging, zonder groeten. e«) slavjn zijn, zooals wij hoorden, Toradja's uit de tn'gen van het binnenland, die door do AraMttren en Bjegineezen worden gejaagd 2iet t:ehdip van moierne geweren. Men brengt hen naar Eirekang en Sideareng en voert er ve?l uit naar Borneo; de voornaamste uitvo.^rplaa's is Pare P-ire''. E-ïrsn deze woorden van de bekende Z*ritschcr che reizigers P en F. Sarasin, neerge schreven in het Zzüschrift d?,r Gesellschnftfiir Enlkuwle. band XXXI, 18!)o, bl. 35, maakten in fiurop» bekend dat op Celebes slavenhandel wordt gedreven, naar het scheen op vrij groote schaal, en nie1; alleen in de binnenlanden, die na onze eeuwenlange tegenwoordigheid op dit eiland nog altgd grootendeels onbe kend zyn, maar zelfs ais uitvoerhandel, naar Bjrneo, wellicht nog naar elders Nattere, en schandelijke bijso derheden over dezen menschenroof en ? handel geeft een opstel van den controleur by het Binnenlandsch Bestuur A. P. van Rijn, geplaatst in de laatste afleve ring van het Tijdschrift van het Ned Aardr. Genootschap (bl. 328-372) en klaarbly'kelyk in dat tijdschrift opgenomen omdat het een zeer beUngrijka beschrijving geeft, vergezel! van een kaart.van het nog nooit door Europeanen bezocht gebiei der boven-Sadang, waar schijnlijk de grootste rivier van Celebes, uit stroomend aan da westkust. Plaats en omvang van dit opitei zullen wellicht minder algameene bekendheid geven aan het daarin over den slavenhandel gezegde dan verehcht zal zijn om op dit punt een publieke opinie te vormen, die, zoo nooiig, kan helpen bereiken wat het doel is van den schryver: de Nederlandsche Regeering in dezen tot handelen aan te sporen. Daarom moge in dit blad aandacht voor de zaak worden gevraagd. * * Toradja (van to ri adja ^ bewoners van het binnenland) is een naam die by Euro jeanen wel voor alle bewoners van hst berglani van Midden-Celebes in gebruik is, maar b j de B legineazen alleen voor die vai het bo?enSidang-gebied en het zyn deze, die in'tbyzondar aan de slavenjachten blootstaan. Van Ry'n beschryft hun land als dichter bevolkt dan eenig berglandschap van ZuidCalebss; hun sawahs zyn zeer goed aangelegd, hun dorpen goei gebouwd, altijd op de heu.-els, nooit in de vlakte, en zóó, dat de verdedigbaarheid zoo groot mogelyk is leaiand, die eenigermate gewoon geraakt is aan de vervuiling van de BoegineesctiB plaatsen van samenwoning krijgt van de zindelyiheid en netheid esn prettigen indruk". Er worden drukke passew gehouden en sommige streken telen veel koffie, die wel vaart onder de bevolking brengr, daar vreemde handelaren haar opkoopjn. Maar: Oe shuerny' tiert hier nog zoo onbelemmerd, dat op eiken passer '&g een of mser kinderen te koop worden aangeboden. Men liet mij een jongetje zien, waarvoor de eigenaar, eveneens een Toradja, 10 Rijksdaalders vroeg; het kind had stellig in vele dagea geen eten gehad en zag er zoo ellendig en vervallen uit, dat de dood in weinige dagen wel verlossing zal hebben gebracht. Naar men my vertelde, zien de maeste meoschen, die men in 't openbaar te koop aanbiedt, er zoo zwak en uitgeteerd uit, omdat de eigenaars, gewoonlyk onbemiddelde menachen, in wier handen de slaven door het dobbelspel zyn overgegaan, deze zoo spoedig mogelijk tracaten te verkoopen en er geen geld voor over hebben om hun levend eigendom, nog zoolang te voeden. De Boegineesche han delaars, die hier ta Rmteboswft (aan de grens van hat Toradj i-gebied) gevestigd zyn, koopen gaarne kinderen van + 6ji»r, die nog niet te ver zyn uitgehocgerd, voor 10 tot 15 Rijks daalders, oaidat oudere personen wegloopen zooira zy hun kans schoon zien". Dit is dus h-jt slaaf worden van geheele huisgezinnen door dobbelspel, met kans op hongerdood. Nu het slavenjigen met moderne vuurwapenen. Het fora1j»land vestigde in 1897 de aan dacht van het bestuur te Makassar op zich door geruchten van een vinnigen stry'd'' ! Da Boegineezen van het rijk Sidenreng eu na burige staatjes waren uit het zuiden het 'and binnengedrongen, gosd gewapend met achterlaad- en zelfs mat repeteer-geweren'1. Tot overmaat van ramp had een der drie vorsten van de Toradja twist met een zy'ner familie leden en riep de laatste de hulp der B iegineezen in. De vor.t machteloos tegenover hunne moierne vuurwapens, niettegenstaande dat zyn mannen buitengewonea moed en doods verachting aan den dag legden", vroeg steun aai aen Datoe van Loeöe, 1) Ien kustpotentaat aan wien, in naam althan", verreweg het grootste deel der bewoners van Centraal Celebes en van het Z.O. schiereiland onderhoorig zijn, als een overbly'fsel van de macht en grootheid van het Locö3sche ry'k in lang vervlogen eeuwen, voor de opkomst en oyerheer>ching van Gowa. Deze vorst van Loco3 is thans met al zijne rijksgrooten teruggezonken in den meest deer nis waardijen staat van armoede en ellende. Ne-gens wellicht, schryft de heer van Rijn, doet de vloek van het op'twa-nisbru'k zich zoo ernstig gevoelen, heeft het all-s er.ergie en levenslust zoo verlamd, den mensch zoo verd'erlykt als in dit ongelukkige land. Dit zichtbare degeneratieproces van een eertijds krachtig volk heeft alleen gewoekerd onder de eigenlijke Loeö.'ërs, dat zijn de Mohammedaanscha bewoners van de kustplaatsen, en de tot dusverre heidensch geb evene bevolking van het binnenland door het godsdienstverschil streng van de kuitbewoners gescheiden onaangetast gelaten. * * # Da Datoe zag gean kars de weinige hinder den indringers uit zijn vaza'staten te verdrijven en deed een beroep op den gouverneur van Calcbes, met verzoek om hulp en althans om vergunning tot den invoer van een gro 't aaital Beaumont-geweren. Alleen dit laatste word toe gestaan. Maar het noodlot der Toradj v wilde dat ook dese geweren niet tot hunne bescherrain ', nuar tegen hen zouden worden aangewend! De Datoe sfak diep in de schuld bij een Arabier, S*id AU, sedert tai van jaren te Palopo woonachtig, en Slid AH wist zich meester to maken van de zestig BaaumiRt-.;?weren, die volgens ds vergunning van den Gouverneur van C ilcbo.i werd.m ingevoerd Hij bewapende daarme Ie oen aan al avonturiers die uit verschillende str.. kan van C ilebes naar h«t toone;! van den stry l waren komen af zakken en trok met d'e macht het gebergte in, naar h-t heette om de Sidonren;ers te bevechten, ma';r in waarheid o-n zij-,e handels belang-n te behartigen. Wel is waar heeft hy eenige gevechten met da Sulenrer.gerd geleverd in het ko!!i;di>trict Prtngali, maar van vele kanten hoorde ik beveüigon, dat hij honderden Tora'jV.s a's slaven naar Palopo h-seft vorïo-31 d en a'dnar naar alle richtingen verscheept en dat alle k -ltb van de door hen bezette streek aan hem te Palopo moest worden afjftleve.-d. Said Ali was na eenigen tijd ernstig ziek te Palop} teruggekeerd, een zijner zoner! achter latende om op den koffbafvo r toezicht te houden. Op zekeren dag beval deze het Toradja hoofi 100 koelies samen te brengen voor den o?ervoer van een partij ko'fh. Toen da koelies er op den behaalden tijd niet waren, liet de jeugdige ouv«r!aat het hoofl geeselen, hem vervolgens het gezicht insmeren met variiensdrek eu vroeg h?t hoofd nf hy EU begreep dat hij slechts te doen had wat hem werd bevolen. Het hoofd antwoordde dat hij 't nu begreep, en kwam in korten tijd met 200 man terug, volgens zyn zeggen om het transport vlug te laten afljop^n. Het hoofd zelf en 10 zy'ner mannen geleidden elk een paard, waarop Suid Ali's zoon en zijn met geweren ge wapende vol gelingen gezeten waren. Na een h^eleindweegs te hebben afgelegd, kwam men in een hollen weg. Plotseling trok het hoofd zyn klewang en in het volgende oagenblik vielen da Arabier en zyn 10 volgelingen doodenjk getroffen van hunne paarden. De Toradjijs zijn een zacUt en gedwee volk ; wanneer zij by het dobbelspel, waaraïn zij verslaaid zijn, hMn eigen lichaam op het spel hebben gezet, verlieien, dan begeven zij zich blijmoeiig in slaverny. Maar door de overwel digers tot het uiterste gebracht, kunnen zij een doodsverachting aan den dag leggen, die hun den moei geeft, alleen met het bla-ke wapen tot voor de tromp vrn 's vy'inds geweer te stormen om daar dan, tot loon van hun dappsrheid, het doodelijk schot te ontvangen. In Boni vertelde men my met bewondering vele staaltjes van zulk een wanhopigen moed der ToraijiV. 1) Het ry'k L^rös ligt ain de binnenzijde der golf va i Boni; de hoofdplaats is Palopo. Om zijn invloed op de Toradji niet geheel te verspelen, wilde de Datoe toch trachten iets voor hen te doen en riep daartoe de hulp in van B>ni. Gretig gingen de vor,t en de landsgrooten van dat .ijk op het verzoek in en be!o:>f>ien den gevraagden bysfand op veel grooter schaal dan Loeö3 aaigenaam kon zyn. De roeairyka tijd van Boni's «groo heid was men nog niet vergeten. Ook kende men de welvaart van het dichtbevolkte Toradja land, dat voor meer dan twee eeuwen door den grooten Aroe Palakka, bondgenoot van Spee'man en stichter van B mi's mach', was schatplichtig gemaakt, in korten (y'd werd een krijgsmacht van 45 'O man op de been gebra' h en onder oppjrtevel van den Poenggawa, den kfijgsoverste van B mi, naar Palopo verscheept. Van hieruit trok de Poenggawa mat zyn geheele macht caw den boven-Sadang, verdreef na eenige gevechten de Sidenrengers, die zich daar gevestigd hadden en proclameerde het geheele stroomgebied van den bo?en-Sadang lot onderhoorigheid van Boni. Da Datoe van Lieö3 waagde het niet, ziek* te verzetten tegen deje aanmatiging van Biferen hechtte gedwee zyn zegel aan het, hem door den Poenggawa voorgelegde contract tot vaststelling der grenzen van Boni's niéuw verworven gebied met dat van Loco % waarop de Poenggawa met zijn kry'gsmacht naar B)ni terugkeerde. Weinige maanden later, in April 1893, ont ving de heer Van Rjn de opdracht van den gouverneur, een reis naar het Toradja land te ondernemen om van de gebeurtenissen op de hoogte te komen. Hij vernam er, dattotage.it van Boni in 't Toradja-Iand niemand anders was aangesteld'dan Siid AJi ! Deze heeft er zio onbarmhartig huisgehouden, dat de hoofden hem en Boni djn rug hebb;n toegekeerd en er de voorkeur aan geven met hun oude vyander, da Sidenrengers, samen te gaan. (Slot volgt). IIIIIKIIIIMIIllllllimUCU Sociale, «?.ïiinniiiHfii IIIMtlltMIMIIIMlIIIIIIIIIIIIIIIIMIIItlIllIilHIIIIIIlllllllllllC Een zepraal yan arbeiders. De Nieuwe Tijd van deze maand brengt een artikel van Jos. Loppuit, den scherpzinnigen arbeider publicist, over de zege praal der Diamantwerkers, bij de groote uitsluiting van onlangs. Een zegepraal, drie maanden durend, zoo volkomen als er wellicht ooit esre door strijdende vakvereenigingen is behaald geworden. Loopuit laat de kern van den strijd nog eens zien : Het liep over de vraag: zal de A. N.D.B. bet recht blijven houden zijne leden niet te doen samenwerken met ongeorganiseer den, ook duur, waar de juwelier rechtstreeks zijn invloed kon laten gelden. Ea het ant woord, dat de nu aangenomen regeling treft, tast dat recht niet aan, het erkent dat recht stilzwijgend. Alleen het echrijft in die gevallen, waarin deze kwestie tot een geschil kon aanleiding geven, minnelijk overleg voor en zoo dit niet dadelijk moge lijk is, het inroepen van de scheidsrechterlijke uitspraak van den verzoeningsraad der Kamers van Irbf'i De arbeiders, in dit geval in defensieve houding, hebber, gestreden om niets meer dan de verdediging hunner rechten en daarom ook op niets mér gerekend. De inwendige regeling der organisatie is versterkt uit dezen strijd getreden, een der schoonste overwinningen, die had kunnen behaald worden, en die behaald is. Van nu af', meent ook de heer L'jopuil, gaat de A. N. D B. weer een nieuw tijdperk tege moet. Merkwaardige cijfers geelt Loopuit, die illustreeren de geweldige kracht waar over de A. N. D. B als vakv-reenigir.g beschikt. Er zijn nl. 11 uitkeeringen gedaan tot een totaal bedrag van ? M!J,3-17 41. terwiit aan de werkeloozen werd uitgekeerd ? 5803 f,0. Bij den aan vans: der uitsluiting ', was er echter slechts ? 0(i 0(IH in kas, terwijl ook voor de gewone dageii.iks-'che dingen, altijd een beduidende som aanwezig moest zijn. Door ile werkenden werd / 40 000 van deze som bijeengebracht aan e.rlra koniribuiie, d i. afdracht van 10 i.(J'. hunner wekelijksche verdiensten. M e. f. d'J gewone kositnimties is er door dezen orgeveer ? 17UUUO npjTP,br;;cht, (ij'lei,s (!e uitsluiting. Door de eischen d- r f'ibviuks-eigenart'n is er veel werkeloosheid ontstaan, inzon derheid de laatste weken, waardoor globaal genomen de Bjnd nog uel l 2~> (JOU aan baten moest den-en. Met het l'omls van /fiU.UÜU bijeengebracht d >or een groep mense.heri, waaronder ook Vrij;,, demokraten, werddii de uitkeeringen mogelijk ge maakt. O.<k zeer merkwaardig mag het genoemd worden, dat. gedurende de ganschfe uitslui ting slechts twee wezenlijke stakingsvergaderiiigen plaats vonden, door den heer Loopuit met recht, een eenig feit in de geschiedenis genooiud. Met genoegen zie ik ook in dit herdenkingsstukje van den stry'd, d"n wakkeren sekretaris der Bril. Verstel. Ver, Carel Mester herdacht. »Door Carel Hester's bemoeiingen en zorgen waren de uitgeslotenen steeds in staat een uitstekende tijdpasseering te vinden. Twee en vijftig bijeenkomsten zijn er gehou Ien waaron Ier 11 spreekbeurten; H8 concu't^n zijn er gegeven waarop 110 personen hunne mede werking verleenden". Het komt mij voor, dat deze nuchtere opsomming v au Loopuit in geen enkel opzicht Hester's verbazende werkzaamheid, om deze bijeenkomsten goed te doen slagen, in het, juiste licht stelt. Allereerst is het op zichzelf niet reeds een prachtig bewijs van geestelijken moed en vooruitgang, dat Hoster het initiatief durfde nemen, tot het houden dezer bijeenkomsten, die schier allen schitterend resultaat hadden. Ik heb mij geërgerd, meer dan eens, aan de IsiFi ironie va_n zekere kranten en menschen, aan de niets zeggende, ge weten looze kritie ken, die de nieening uitspraken, dat het voor de diamantbewerkers wel een lollig tijdje kon worden op die wijze. Werkstakingen met muziek, met voordrachten en lezingen noch-nicht-dagewesen. Maar wat'n heerlijk idealisme, een frisch rijk leven moet er toch blofien in de ziel van een werkman, een proletarier, die zoo iets aandurft. Hester's temperament, n van veel vuur en flexi biliteit, heeft het dan ook aangedurfd met de mooiste gevolgen. Hij heeft blijkbaar voorzien, dat de uitsluiting yan langen duur zou zijn. Hij heeft in intuïtief begrepen, dat de strijdende, hier en daar grommende, gepijnigde menschen, een afleiding moest bezorgd worden. Dat de martelende, dik wijls doorgehongerde uren, en het strakkijken naar den gang van den droeven strijd, wilde er geestdriften jubtl inblijven, op een of andere wijze moesten worden verzacht. Hij greep naar het middel van koncerten en lezingen, tevens een proeve van mooie, spontane overgave voor ay stiekvoelenden, aan een prachtige worsteling van arbeiders. Alle leden toegang, rmigloos luisterend, zonder dat ze hun genot behoef den te betalen; allen hoorden, zagen, leef den. Mede een proeve van geheel onbaat zuchtig zich geven aan den eenen, een niet modieus, maar geheel eerlijk luisteren aan den anderen kant. E°n proeve boyendien van esthetisch genot, dat hoe primitief ook, wat omgeving waai ir, en omstandigheden waaronder de kunstuitingen gegeven wer den, toch de richting aanwijst hoe in de toekomst, zonder eenig honorair aanhang sel, in den vorm van rikfjes of guldens k ii jat kan worden beoefend voor de gemeen schap, zonder n lancieele prikkels. In plaats spot, had Hester en z'n kommissie bij ieder weldenkende, bewondering verdient voor hun optreden, voor den otiverdroten ijver, waarmee zij tot het laatste oogenblik aan 't werk zijn gebleven. Ik zal niet bewereu, dat de uitsluitingsstrijd voor de diamantbewerkers verloren zou zijn, als deze koncerten en lezingen niet gegeven waren, maar wel meen ik het een bewonderenswaardig verschijnsel in de arbeidersbeweging te mogen r.oeruen yan geestelijken groei, van algeheele herleving, dat in de jam sierlijkste ellende, kommervolste toestanden, dreigende zorg n en be roeringen het Hester gelukt is, schier eiken dag volle zilen te krijgen. Het pleit voor Hesier en het pleit voor de massa. Het pleit vooral voor de diamantbewerkers, die vroeger in. laagrnaterialistische harts tochten en neigingen verloren, steeds meer bewijzen geven te bebooren tot dat deel van het proletariaat, dat z'n strijd het meest zelfbewust voert,om steeds meer van schoon heid, kunst en wetenschap in haar geeste lijke sfeer op te nemen. En mocht het waar zijn, dat de zang, de muziek, de voordrachten tijdens de uitsluiting koiitrasteerden met de bange en rijpende ellende-toestacden, slechts een oppervlakkige, zal er 'n soort tardende lichtzinnigheid in zien van het lot en de omstandigheden. Ik zelf behoorde onder de sprekers en onder de toeschouwers, maar het was diep ontroerend te zien, hoe bezielend deze massa de uren van uitspan ning doorleefde met weik vuur, welke liefde en daiikbaaiheid voor het gecotene, die ver bazing moest wekken voor zulke levens kracht. Want als men langs de zee van ge zichten heenzag, vooral n. g aan het eind der uitsluiting en men was proefon dervindelijk bekend met de nooden der arbeiders in huwelijken kiing, hoe ver bijsterend het gebrek aan de eenvou digste levensbehoeften, kinderen, matnen, vrouwen en gansene gezinnen teisterde- en men hield dien indruk van ellende vast, verbond dien aan den indruk vau het luis terende, jubelende, juichende publiek op de bijeenkomsten, dat toch deze hongerperiode meemaakte, dan stonel men ver stomd. Hier en daar op de gezichten rammeide armoe, zag men ontroerend sjofele klceren, maar die kommergezichten ont spanden, zoodra zang, muziek of voordracht begon, die menschen gaven zich met een vuur en jubel over, zooals dit slechts te verwachten is van een publiek, dat minstens maatschappelijk geen zorgen kent. Hier juist andersom, wei een bewijs, dat een deel dezer massa, beheerscht werd door idealen van de grootste geestelijke en moreele schoon heid. De levenskracht, bet enthousiasme en de groote vaste eenheid in gedragslijn, in deze uilsluiting door half hongerende arbeiders getoond, behooren tot de schoonste en verhevenste momenten van strijd, die ooit een zelfbewuste, voor n doel opko mende massa heeft doorleefd. Beverwijk. Ls. QI-KIUDO Schilderij-t. n. We zijn nog in Arti. 't Is niat opwekkend een verdere opsomming te gflven van de teleurstalümjsn, die verschillende inzenders den bezoekers bereiddsn. 'k Hab zoowat genoemd denaren, ciie wat raen noemt reputatie genieten. Maar (laar zijn er ook verschillendfl, die eens een gnrstig vermoeden gaven van hun verdere fintwikkeling, en,hier nu werk uitstallen dat alle illuasie over hun toekonst wear beneemt. We zullen ze dan ook maar weer in hetvergeetboek houden. Dip, opmerking g«ldt niet voor nan enkele als Hart Nibbrig. Bjvendian, deze heefc al werk gegevon, waarbij zijn etreven niet alleen zeer kennelijk en gtformuleerd was, maar dat daarvan tevens een vrijwel bereikte uitkomst verloor de. We hebben bij ham alleen te wachten op verdere ry'ping. Hij echter ook heeft mooier gtëxposoerd dan heden. In deze inzending, walk een aehttmswaardig werkstuk het groote landschap ook zij, theoretiseert te veel het stelsel van zijn knnstrichfing. Uier is echter Breinan. In zijn Morgennevel is hir.derlyk de true van het procédé. Als 't zoo sterk mist, dat alle vormen varvagen, en er niet getracht is naar uitdrukking van een stemming, dat dan de dikte van den ne?el gevosld worde. In een ander werk 't Luistert schildert hij nu esns ge woonweg ; we zouden dit kunr.en nemen vooreen proef op de som; 't blijkt daar echter volstrekt niet uit, dat deze schilder met zijn pointilleermanier zich meerdar dan vele collega's in hst kleurwezen verdiept heeft. Wiggfrs' teekening is ook te veel een graphisch maakwerk ; 't is koel als een mechanische reproductie ; er zit geen muziek in. Er zouden lange beschou wingen te maken zijn over het tegenwoordige landschapschilderen. Daar wordt op dat gebied heel wat gemaakt, dat met een half oog be keken, 't nog al aardig doet. Wat we vroeger als de gaven van enkele uitverkorenen be schouwden, schy'nt heden gemeengoed gewor den. Maar voor alles valt er een vorm aan te leggen, en er is ganoeg navraag en waardeering van kunst der »nieuwe richting" tegenwoordig, om dien overvloed van reproductie's verklaarbaar te doen zyn. De een is wat onhandiger dan de ander, maar zy' allen hebben tocb de gemeenschappelijke reiging naar een stereotype mooiheid van kleurtjes en zwemende tintjes, die zy by hun wandeling in het vrije buiten gretig opsporen. -Al wenden zij dan ook voor impresaionnistische natuurweergave, hun werk ^ordt even conventioneel als by de atelier- kunstenaars eener vroegere gereratie, die zich in langdurige studie begaven van boomslag of uitdrijven der wolken. Er moest masr eens een wind komen door die druilerige atmosfeer van groezeligmooie kleurtjes en gevoelig gryze tintjes. Ean landschap van Rubens mocht er eers hangen op een tentoonstelling van de jorgere hollandsche landschapacbildars ! Zeih de gekleurde prenten, ik meen van R v:ère ? die dezer dagen op de L-ïidschestraat in een wii kelkast hirigen, zouden hy dat eenwige g*tokkel op eenzelfde thema wat leven kur.r.en aanbrengen. Zeker, er zyn nog wel eens levendiger oogenblikken. In Arti is er bijv. een landscharja van Bobeldyk, een heel aardig genomen geval uit het polderland by' regendag, dat me steeds aantrekkelijk was. Ojk zyn er, die de genoemde elementen in de kurst van de moderne grooten met trfffiinder vaardigheid en verstandiger smaak ten eigen bata rxploiteeren, en zich daarmee dan ook aardig in de gunst-vanpubliek hebben ingewerkt Zij zijn zeer produc tief; nu ze eenmaal den gleg beethebhen, loopt het werk van zelf van de har.d. B j dit on persoonlijke werk, hoeft er in het binnenste van den voortbrenger o«k weinig verwerkt ta worden. Sympathieker zyn dan de welmeenende ploeteraars, al brergen zy' het in hun weik meestal niet verder dan tot fragmentarische verdier.stelykheden, enkele goedgflukte partij tjes, afgekuabbelde deugdelyke kleuri.rokjas, die afgezonderd zijn aan te wyzen in het geheel. Maar zulke voor eenkwart gelukte pogingen zyn toch meer waardeerbaar dan h-et opper vlakkige, pretentieuze landschapgeschilder van Gorter. Naast de gewone représentanten van moderne kunst zijn er weer anderen, die het nu eens over een anderen boeg werpen, minder alledaagsch willen zijn, dan op erbarmelijke manier aan 't afdwalen raken, gely'k A Molkenboer met zyn »Avondstilte". In Lucas expo seert by twee schilderijen met scènea uit de werken van Wagner, die met hun sch \j~liare hoogvliegerigheid van onderwerp toch i iet au sérieux moeten worden genomen; hoogstens valt daarin te pry'zen het geduld, waarmee de schilder ingewikkelde bladerparty'en op pauterig-uitvoe rige wijze heeft afgewerkt Het belangrijkste landsobapstuk op de Artitentoonstalling is «Eenzaamheid" van L W. van Soest. Daarin is bly'k vau n blik over den samenhang van het suj^t, maar tevens te onderkennen een aar.gestrakte waarnemirg van de onderdeelen tot onderlinge opwerking van de totale impressie. Hoe minutieus ook gewogen daar zy de waarde van iedere geringheid in kleur en karakter der dirgen, gaat er tocb n groote streek door het geheel, zoodat werkelyk al die plans in een breede wydschheid liggen. Dit is wel geen werk machtig van visie, maar een zeer verdienbtelyk voortbrer.gsel van vaste en krachtige bewustheid. De Willink-van-Collen prys werd in Arti toegekend aan den heer Dooy'ewaard, een schilder, die naar mijn weten thacs voor 't eerst met exposeeren uitkwam. Het »R)ode breisterije" geeft werkelijk zeer goeden dunk van aangeboren coloristischs begaafdheden. Het rood ^vervult in dat stukj s een ? zeer boeiende hoofdnoot. Ook in L-icas exposeert hij, en daar eveneens hebben zijn binnen huisjes een bijzondere aantrekkelijkheid om het bloeiende uitzicht van warm samensmeltende kleuren. Toch, hoe berijdbaar deze eigenschap in een aankomelirg ook zij, is in zijn werk, over het geheel beschouwd, waarneembaar een be denkelijke neiging tot een al te beperkt na jagen van mooie kleurtjes, los van hun oor zakelijke verschy'ning, waardoor het groote begrip van de kleur zijn ondergang kan hebben. Als wa ons r.u tot Arti bepalen, valt er weinig meer op te merken, dat tot beschouwing kan worden aanbevolen. Ik heb evenwel de volgende namen genoteerd, als het, beste van wat er rog op te visachen is: RoelofV, die een ongeveer gelykwïardig p-tulje in L'icas heef?, Akkeringa wiens gssuft'jerd zeestrandje niet geheel vrij van truc is, maar dat to :h een siiakelyk aanzien hstft met zijn blonde kleuren, Huik, die soms aardig uit den hoek komt zooaSs nn weer met die varkertj^s. Kramer, met aardige kleurtjes in twee huizen, tegen stelling mtt besneeuwd land, Garard Muller met een rrpare) van bloemen, van dor Voo met een goud gelukt koestudit j;, Zoetelief Tromp, di-3 echter veel beter werk geleverd heeft, S:haap met een landschap, waarin hij zich wser in romantische stemming p.fzondcrt, van Ojrt, die zoow.it op n hoogte blijft, steeds ean eerlijke opvattirg behoudt van zyn wr-rk, maar dien men bij zijn groote zorgzaamheid tot verhoogir>g van het beriehaafja aanzien z\jcer teekeiiit:gen, toch wel graag uit den band van zijn gelijkmatigheid zou willen zien springen. Uink geeft een nog al koude repatitie van vroeger werk en de slordig opgekwakta veifligen in het achterbuurtje van mevr. Bisschop-II >bertson heeft als kleuruitzegging een al te hollen klank. Mesdag kent iedereen en de nogal groote stukken van Jansen behoeven eiganlyk niet genoemd te worden. Vooral hat overmoedig geuorstelJe doek 13tj de on-Ie kerk is opzichtbarend ger<oeg, om den bezoekers zijn helle verven op ruwe wyze in de oogen te doen springen. By' dit vertoon van kraingan durf, denken we aan belgische kunst, aan Verlat bijv. die dan echter meer capaciteiten als teekenaar daarbij ontwikkelde. IK mag d-\n nog wel de aandacht vragen voor een teekening van Mor.nickendam, voorstellende een gropp achtergevels van huizen, als een opmerkelyko visie van vormen en tinten in silhouettegedaanten. In Lucas heeft deze jongere een paar fl^uurstukken, waarin hy een stevigheid van schildermanier ontwikkelt, die nog wel veel ongematigde academische bravoure inhoJdt, mafr waarbij toch werkelyke kernachtig heid onmiskenbaar is. Het oude »Arti" houdt met zyn tentoon stelling heel wflinig zijn achtbaarheid op tegen over Lucas. By een totaal- overzicht is de dufheid hier zelfs wat minder, zou ik haast denken. Misschien zijn hier wal grooter prullen binnengelaten. Moj. Sohwartze is hier bepaald nog minder, van der Waay zond in een goorkleurigen regendag, die naar rk ztker meen, weer eens in 't licht gehaald word na 'xaositia, jjren geleden. Maar de Bock zond een schilderij, dat wel een welkome vertegenwoor diger van zyn kunst kan heeten, Henrieus maakt met zyn drie pastelteekenirgen een levendigen sprong in het bekerde sukkelgangetje van zooveel fandschapschilders, en opvallend is ook, dat vele van hen, die in Arti

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl