Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
tfo. 1300
reedschappen en het gebruik er van aller
duidelijkst, in parallelperspectief, (ah het ware
in het werk), aangegeven, als by'v. de kruisstok
en de verstektang (plaat 11), het verstekblok
(plaat 17) Van de zoogenaamde yzerkrameryen,
waarbij men (in den beginne) zish zoozeer in de
maten vergist als men ze moet bestellen, heeft
de schrijver zich niet afgemaakt, als in zooveel
leerboeken het geval is, maar ze naast de
meubels afgebeeld; als de taats en het schijfje
bjj het draaiend boekenrek (plaat 14), de
moeren en schuiven (plaat 21).
De 40 platen van het werk, waarop alles
voorkomt, wat in het huis noodig is, z\jn van
een zeer duidelyken en uitvoerigen tekst ver
gezeld. De eerste 43 pagina's zyn gewijd aan
de materialen, da houtsoorten met hun gebreken
enz., dan aan de meest gebruikelijke gereed
schappen; al dit aan de hand van het
yoortreffelyki werk Handboek voor timmerlieden
(waarop Nederland trotsch mag zyn) van den
heer H. J. de Groot, Inspecteur van da
ambachtscholen. Aan de toelichting voelt men, dat zij
geschreven is door iemand, die gewend is te
doceeren, by anderen zy'n begrippen ingang
te doen vinden. Er staat geen woord te veel
in: de leerling, die het boek ter hand neemt,
zal er daardoor onmiddellijk baat bij vinden.
De overige honderd pagina's tekst (men ziet
uit dat getal reeds dat de schrijver zich zyn
taak niet gemakkelijk maakte), zyn gewijd
aan opmerkingen, die men moet hebben
als men de meubels vervaardigen wil, die op
de platen voorkomen. Men vindt er ook
varianten in op die meubels, die uitvoerig in
de Atlas voorkomen. De leerling zal daardoor
zien, dat het boek niet bedoeld is als een
receptenboek, of zooals de ouderwetscge «orde
boeken" voor de bouwkunstige vormen.
Uit het bovenstaande zal men genoezaam
zien, dat ik (voor zoover men my een oordeel
over het behandelde in 's h eer en Daorn's boek
wil toekenner) er zeer ingenomen mee
ben, en zeker, dat het veel nut zal
stichten, niet alleen op de scholen, waarvoor
het in de eerste plaats bestemd is, maar ook
in de werkplaatsen van heeren meubelmakers,
of in handen hunner teekenaars. Ik veroorloof
mij er opmerkzaam op temaken, hoezeer dit
werk hun taak kan vergemakkelijken. Als ver
loofden hem het meubelen van een huis op
dragen, welnu, wat is eenvoudiger dan te zeggen,
verlangt u uw huis gemeubeld volgens mijn
heer Doorn, dan lever ik u dat kant en klaar
voor zooveel gulden ! Zij kunnen er dan zeker
van zyn, dat zy iets goeds en doorwerkts in
hun bezit kry';en,-waarmee hun kindskinderen
zich nog goed kunnen generen, waarin ze nog
schik zullen hebben, als al die eendaags vliegen,
al die dubbele-lat-constructies allang tot de
eerste bestemming van het hout, de ontwikke
ling van warmte-eenheden, zyn teruggekeerd.
Dat de uitgever, de heer van Looy, 's heeren
Doorn's werk in een passend gewaad deed
steken, dat de uitgave niet k; ijperig geschiedde,
spreekt van zelf.
Brussel, Mei 1902 L GOSSCHALK,
NmiHtniniinnimtlltniiiHiiiiilmMiiiniiiiiiiiiMiinimiMH
Eret Harte.
Uit my'n kinderjaren herinner ik my een
ppelletja, dat vet l van lotto of kienen had.
Het fij ie er van is my ontgaan, maar wel weet
ik nog, dat de kaarten, die men in handen
kreeg, behalve nummers ook fantastische voor
stellingen vertoonden van gouden schatten in
allerlei aanlokkelyken vorm
't Was in 1851, in den tyd der goudkoorts,
die door de ontdekking der eerste rny'nen in
Californiëwas ontstaan. Van heinde en verre
togen ze naar het goudland, avonturiers en
gelukzoekers, veelal schipbreukelingen der
maatschappij. Sommigen was de fortuin gunstig,
en het gerucht van hun snel verworven
ry'kdommen lokte vele anderen, niet slechts hen
die door eigen kracht of goed geluk vooruit
wilden komen, maar ook den langen tros der
tafelschuimers en klaploopers, ook, en niet het
raicst, de speculanten, die aan deze moderne
Argorauten, uitgetogen om het Gulden Vlies
te veroveren, de middelen verschaften om de
nauw verworven schatten te verkwisten aan
epel en drank en veile liefje.
Het mag een wonder heeten, dat uit deze
ordelooze en ongebonden toestanden eene
ordelyke en krachtige maatschappij geboren
is, dat Californiëzich ontwikkeld heeft tot
een welvarenden staat, aan welke de oudste
gouddelvers hun beste eigenschappen, hun
energie en hun werkkracht hebben achterge
laten. Hier kon men inderdaad spreken van
survival of the fittest, maar ten koste van hoe
vele gansch en al verongelukte
menschenlevens!
Li deze omgeving heeft Bret Harte op zeer
jeugdigen leef tij l de indrukken opgedaan, die
hy met zyn machtig dichtertalent tot kleine
kunstgewroehten zou omwerken. Zyn Tales of
the Argonauts legden den grondslag tot zyn
roem en stelden voor goed het genre vast,
waarin hij zou blijven uitmunten.
Bret Harte was geen kind van het Far Wtst,
waarheen hy ons by voorkeur verplaatst. Hy
werd op 25 Augustus 1839 te Albany in den
staat New-York geboren, waar zyn vader, die
onderwijzer aan eene meisjesschool was, hem
eene goede opvoeding gaf. Hy verloor zyn
vader echter vroegtijdig en toog, eerst vyftien
jaar oud, in 1854 vol grootsche plannen naar
het goudland, waar hij zeventien jaren door
bracht Aanvankelijk maakte hy het avontuur
lijke leven mee: nu eens was hy goudgraver,
dan weer schoolmeester beide typen zyn
door hem in zy'n e novellen met voorliefde
behandeld later letterzetter, bereden post
bode, agent van mynmaatschappyen. In 1857
vestigde hy' zich de San Francisco, dat toen
in zyn opkomst was, en kreeg als letterzetter
een plaats by het weekblad The Golden Era.
Hier schreef en zette hy zyn eerste schetsen,
met zoo goed gevolg, dat hij spoedig* van de
zetkast naar den redaetielessenaar verhuisde.
B'y'vende waarde schijnen echter de produc
ten uit die periode niet gehad te hebben,
ook niet in de oogen van Bret Harte zelf.
In 1864 kreeg hy aan de munt te San Francisco,
eene betrekking die hem in staat stelde met
zy'n huishouden hy was vroeg getrouwd
behoorlijk rond te komen, en nu kwamen eerst
de vruchten van zy'n eigenaardig talent tot
volle rypheid. Zyn in 1868 in The Oaerland
Monthly gepubliceerde novelle The Luck of
Roaring Camp maakte hem tot een beroemd
man. Hier toonde Bret Harte hoe hy het
onwaarschijnlijkste waarschynlyk kon maken :
een gansch broeinest van verstokte zondaars,
spelers, drinkers, dieven, moordenaars, bekeerd
door een kind in de luiers! Het klinkt absurd,
maar zoo als Bret Harte ons de pathetische
geschiedenis vertelt, is er niets ongerymds in.
Uit byna al de verhalen van zy'ae glansperiode
spreekt een oneindig gevoel van teederheid,
een teederheid, machtiger dan zonde en booze
lusten, machtiger zslfs dan verstompte onver
schilligheid. ET daarby wordt hy nooit senti
menteel : voor die gevaarlijke afdwaling bewaart
hem in de eerste plaats zyn gezonde humor,
een humor, die zoo als H^ine het uitdrukte
»die lachende Thiilie im Wappen führte." By
wy°len nam die humor een parodistiscuen vorm
aar, zoo als in zy'n Condensed Novel», waarin
de «manieren" der groote romanschrijvers van
dien tyd op hoogst vermakelyke wyze worden
nagebootst.
In zyn kleinere novellen toont Bret Harte
zich de grootste kunstenaar. Hier kan men
van hem getuigen, dat hy geen woord te
veel gebruikt, maar by die soberheid meer uit
werkt, dan vele anderen, groote mannen in
hun soort, door uitvoerige en nauwgezette
milieu-beschryving en fijn uitgeplozen
karakterrnt'eding. In die korta novellen heeft Bret
Htrte slechts een bladzijde noodig om u »erin"
te brengen. Ei hy' houdt u vast, ge komt er
niet meer nit, en als ge aan het einde zijt
gekomen, hebt ge het gevoel, een geheelen
roman te hebben medegeleefd. Zijn meer
ornvangry'ke werken vertoonen die eigenschappen
in veel mindere mate: men zou haast kunnen
zeggen, dat de indruk, dien zy maken, omge
keerd evenredig is aan hun lengte En in zijne
latere levenrjiren heeft de gemakkelykheid
waarmede hy schreef, en de zekerheid, steeds
gretige afnemers voor zy'n geestesproducten
te zullen virden, hem de zelfcritiek wel wat
doen verwaarloozen.
Bret Harte heeft byna een kwart eeuw in
Eiropa doorgebracht. In 1878 werd hy door
de Anerikaansehe regeerine aangesteld tot
consul in Crefeld en in 1880 naar Glasgow
overgeplaatst. Sedert 1885 leef Ie hy, weer als
ambteloos burger, te Chamberley in het
Engelsche graafschap Surrey, niet ver van
Londen. Daar is hy den 5Jen Mei van dit jiar
gestorven.
Het portret, dat wij hier raproduceeren, is
gemaakt naar een ets van 1880.
XKSOS.
Drowe uren, door J. Houi ADEMA. Amers
foort, Valkhcff & Co.
Het is mij, na herhaalde lezing van dit vijftal
schetsen, niet duidelijk geworden waarom de
heer Alema ze heeft laten drukkei, of, beter
misschier, opnieuw heeft laten drukken, want,
vergis ik mij niet, dan zijn ze vroeger, enkele
daarvan althans, al in tijdschriften gepuM'ceerd.
Meent de auteur wellicht dat het, publiek, na
zich een tijdlang aan naturalisme en symbolisme
te hebben vergaapt, tot de romantiek is bekeerd
en weer genoegen vindt in besc'irijvingen ;\ li
Victor ILigo, wijdloopig griezelig en
o~erstelpetd aandoenlijk ? Heeft hijzelf zooveel genot
gevonden in het doorleven, al was het dan maar
in zija verbeelding, vau zulke droeve uren'',
dat hij met kunstenaars goedertierenheid anderen
daarvan deelgenoot wilde doen w irden ? Hut is
waar, bij een begrafenisp'echtigheid loopen er
altijd veel nnnschen te hoop en bij 't verne
men van een groot ongeval komen er vaak meer
kijkers dan helpers, doch dit bewijst niet dat
artistieke lezers ? en welk kuns'enaar wensc'it
er andere? - in de voorstelling vau lijden en
ellende als zoodanig zich gaarne vermeier. Zoo
lang de begrippen tragisch en treurig niet identiek
zijn, zal de sjinldenng vau het lijden n het,
lijden buiten het gebied der kunst vallen. Zelfs
wie ra^t bewonderende aandacht kunnen dwalen
door het museum- W:ertz, zullen niet il verruk
king komen over de ellende en de akeliohjid
van wat daar ter aanschouwing wordt gegeven,
maar alleen de kunstvaardigheid waarleeren
waarmse de schilder gevoel en gevoelens in beeld
heelt weten te brerg'.n. A in die
kuast.vaardigheid ontbreekt het bij den schrijver van »Droeve
uren" maar al te veel. Zeker, de heer Aiema
heeft gevoel en verbeelding en is duo, ook door
neiging, poëtisch aangelegd. Maar van willen tot
kunnen is de afs'and dikwijls g/oot. M er dan
eens doet de auteur denken aan het jongetje dat
teekenen zal leeren : het weet te goed boe de
voorwerpen zijn om in lijnen te kunnen weer
geven hoe hij ze ziel. 't G;voel speelt dan krij
gertje met de verbeelding en het verstand, dat
moest gadeslaan en controleeren, slaat op de
vlucht. Ea zoo wordt de conc ptie zonderling
en de taal onverstaanbaar.
Nemen we, als voorbeeld, de eerste, nnar ik
voeg er dadelijk bij, niet de beste schets. Neen,
de beste niet: gaandeweg, zou 'k haast durven
beweren, wordt in dit vijf> al de taal meer
zuiver, de stijl meer gekuischt, de voorstelling
meer klaar, de samenstelling meer logisch.
Ware de heer Adema a1 een beroemd man en
op leeftijd, men zou kunnen meenen, dat hij
esnige schrijfoefeningen uit zijn jeujd had willen
voorleggen aan htt opkomend geslacht ter
waarschuwingen terleerin?: imm°rs.hetminitieus
nagaan en bespieden van den ontwikkeline.'gang
van een groot auteur is zér leerzaam! Zelfs
Groen van Prinsterer en Da Costa hebben het
schrijven moeten leeren, zegt, geloof ik, AHard
Pierson ergens, en a's hij 't gezegd heeft, is
dit nog geen bewijs dat hij de bcteekenis van
den aanleg heeft miskend, maar alleen dat ook
hij meende dat oefening d^n meester maakt.
Beroemd evenwel is de heer Adema, hij mijn
weten, noj niet en zelfs niet oul. Uit niets
ook blijkt dat de auteur zijn talent overschat
en beroemdheid met niet jOngunstig bekend
zou verwarren. Bovendien, de »Droeve uren"
zijn luxueus uitgemonsterd, druk en papier van
het in kwarto uitgegeven boek een lust der
oogen. Ea daarom zou ik nog eeni willen
vragan met w<jlk doel de schetsen zijn gedrukt,
als de heer Alema niet eerder het recht had
van mij te eiscben om te bswijzen wat ik heb
beweerd.
De eerste schets dus.
A' op pagina l (d. i. pas;, 5 van 't boek) ver
warring van weten, en zien Er is sprake van
»het einde van een herfótdag, vies, »uil, mistig".
»Niets met vast? omtrekken, . . . niet (o. a.!)
het nabije dorpje, waarvan het slanke
kerktorentje, alleen goed zichtbaar aan den voet,
hoogerop schijnt te worden opgalost in een
zwaren, plekkerig grijzen, wild voorbijdrijvenden
damp" vrage: bederft niet, de we'enschap
van den auteur dat de toren slank is de
teekening? Gieft de schrijver hier weer wat hij
ziet? Ea is die wilde voirbjdrijrende damp
hetzilfde als de mist, wairvi.il eerst, werd
g«sproken? Duidelijk is dit niet! Evenmin als
bet ,half ingehouden gehinnik van een paard",
('il G) dat aan den half ingehouien lach vol
tranen" vau e Géies'et doet denken, zonder
daarom nog blijk te geven van's schrijvers gezon
den humor. Doch tegen taal en logica zondigt de
auteur in dit schetsje mser, en erger ook.
»Daar klinkt schel door den nevel heen," lieet
hetoppig. 7, veen meisjeslach, zoo jolig, zoo uitge
laten, dat allen, b >eren, jood, duister wezen (dit
»duister wezen" ie een my >'erieus sc'irp el, ge
huld in een zak en bsriadt zich op een gierpont,
evenals de and ;re wezens waarfan hier sprake is;
kwaad doet de man niet, er wordt althans verder
van hem geen melding gemaaki) elkaar verward,
wantrouwend aanzien: ('03 is 't' god beter 't
mogelijk, bij zoo'n lach!) een lach, bij dat norseh
gedoe evenmin op zij'i plaats, als zij die lacht
bij het naargeestig gezelschap."
Hierop volgt, zonder spoor van een gedac'iten
schakel, in een volgende alinea: ,E;n meisk?,
nu goed zichtbaar in het licht van den lantaarn,
die in het rijtuig ha^g*", niet een guitig smoeleke,
niet mooi, miar onweerstaanbaar vroolijk stem
mend en lachopwekkend". Op bladj. 11 zijn de
inzittenden vau het, koetsjs de stille woonkamer
b.nnengjkomen". D.e //inzittenden" zijn Elsje
en de man, dien zij, echt Rassisch, als vadertja"
ainsprerkt. Zj praten.
Hoort u deu zwarte hinniken?
Zeker.
Dat kom1, van d; melaich >lie, die u altijd
oploet in de een'.atne boerdorj aan dan over
kant. Iljt arme bsest hosft nooit zoo lan^ op
zijn klonljes te wachten, als wanneer u daar
bent, g-iweest. Ea stille J in, die toch ook zijn
kdih hebban moM. Vindt u 't go:'d, dit 'K die
even breng?"
De lezer is in den waan dat lnj bij 't gespr?k
aanwezig is, niet waar? en hij "uit, desnoods,
bet laatste aan met: vrt'tiyt E sje". Miar de
auteur verplaatst ons opeens iu 't verleden door
er op te laten volden: ,/E:i vadertje vond (con 'f!)
dat oppïrbest." Trouwens op de vo'gende blad
zijde worden we nog vtrder terug verplaatst:
//L( ig hüd El-js daar gestaan", enz., wat niet
verhindert dat, op bladz. 11 het kokend water
initi'i./ell //in den g'.adgesc'juurden ketel" en
wat«r en vuur tot hem (vadert)-') spreken van
wreed uiteen rukken wat aan elkander verbonden
was, en hem dwingen tot peinzen over lang
vervlogen, smartelijke g,-b-urteci^eu".
«Sjel doorloopt, zijn geest wat lang geleden
is, heel lang" en een sentimenteele historie
volgt, van een dokter, die in dea nicht op een
boerenerf gero'p':n, bij een vrouw komt, die
Lij als si.udeut heefr, liefgehad en nu, met, haar
kind, do^r haar beest van een man, die haar
bovendien tot armoede heeft doen vervallen,
wordt mishaideld op gruwelijke wij^e. //Het
oude l elje", z.-g ik met, den schrijver ; een
verouderd lieijs ook ! Djcli de pu:;e de ié,^ta!C3
moet nog komen: het beest (anders noemt de
heer Adema uu den boer, die aan delirium
tremens lijdt niet) biologeert den dokter met hem
op de gierpont te caa'i en ouder vreeswijk vloa
ken vindt het tussc'ien de se'iotsen den dood,
//naar omlaag slierend a!s eea tragische
harlekijn". De dokter, daaraan nog eeas denkende
en oak aan het, uiteinde van de vrouw, »weent
lang en heftig". Mtar Eisje, de dochter, door
hem a's pleegkind aangenomen, komt met een
boek bij he.n en //t )eii hadden zij (aiser dan
volmaakt verleJen tijd !) tot diep in den nacht
gelezen uit het boek vol grappige verhaaltjes"...
Diezelfde verwarring van tijden, een onver
gefelijke fout, in een kunstenaar, komt in de
andere schetsen eveneens voor ; zeer kras b.v.
in de geschiedenis van d^n ouden dokter ea zijn
O'.de Wiete". Na eea bijna poëtische beschrij
ving vau het landschap tusschen Dokkum ec
Holwerd, bij ondergaande zon, de op nerking
dat er een tijdlang niets te hooren was dan het
suizen van de avondstilte. //Dia op eens boorde
daar doorheen het monotoom (^en drukfout
na'uurhjk, al komt het nog al eens voor) klos
sen van paardenhoeven op den weg,"?//dat was
de oude dokter van bet do-p, op zijn //Olde
Wiete" terugkeerend van zijn zirketbszoeken
uit den omtrek." Zijn dorpsgenooten wisten
door de O'de Wiete" altijd, waar de dokter
was en ook, aan de karakteristieke manier
waarop paard eu dokter zich vertoonden, wat
er aan de hand was: ,een zekere aanwijzing
voor de dorpsbewoners ten opzichte van (lees
eenvoudig: van) den algemeenen gezondheids
toestand "
De dokter was een onderhoudend p-ater. N )oit
eindigde hij zijn verhalen ..zonder de hoop te
uiten, dat hij met zijn »0ide Wiete" nog lang
zou mogen werken voor allen, die hem lief
hadden en die hem maar niet konden nrssen."
»Toch kwam er eind aan hun werken."
E'srst werd de Olde Wiete" ziek, daarna,
eindelijk, stierf het.
't Paard is dood, al hooren we nog zijn
klossen! stappen op don bewisten avond op
den bekenden weg. De dokter aan hst tobben.
O/er het paard? N-en, 't ongewone nietsdoen
hebben hem oude herinneringen doen uitliepen,"
vooral die aan zi :kte..revaUen, welke een
droevigen afloop hebben gehad." 't
Pmksterblomke Mooie Maryke b.v. laat hem geen
rust. Na een jaar was ook de dokter dood. Dat
is op bladz. 65. Op bladz. 07 echter is de dokter
weer levend, hoewel zwaar ziek. Hij ijlt, krijgt
vlagen van waanzin, heeft verschrikkelijke hal
lucinaties. . . . Dat houdt hij niet vol, en is
dan ook op bladz. 78 opnieuw gestorven *Hij
ligt nu sinds vele ja'en op het kerkhof van
't stille dorpje."
R I. P. zeggen wii, maar hooren desniettemin
de //0!de Witt-," vóór den dokter heengegaan,
nog voortdurend stappen. . . .
O, Walter Sco't en Victor HUTQ, uw adept
heet J. Hora Alema, maar UT leerling moet
nog veel leeren en vooral veel aflïeren ! Zijn
kluchtige vermenging vau hst ernstige en het
komische, het geheimzinnige en het realisme
b.v., werkt humoristisch, zonder dat de auteur
zich daar zelf blijkbaar van bewust wordt. In
de historie van het betjoende huisjr" gaat het
in dit opiieht niet beter dan in de andere,
al erkepnen we een kunstenaars-aanleg in de
wijze waarop dit bjgeloof (in somnvge streken
van Fneslaad nog niet verdwenen, spijt de
Betover.ie Wereld" van Büthasar Bekker) is
uitgebeeld. In'usschen, ik zei het reeds,
twijfelt de leaer van dit verhaal soms ook, of
de auteur wel altijd beseff, wat hij zegt. Als
het bui-ji betjoead" was, redeneerde men in
Geslkeiken, dan moest iemand, die dair wezen
kon zonder er het minste kwaad va> te
ondervinder, ook //hetjoend" zijn. Klinkt het nu niet
meer dan zonderling den schrijver te hooren
verzekeren: //zelfs (X.B.!) de d >mine3 van het
dorp kwam daa-tegen op"? Wij gelooven het
wel: dat zou zelfs Bilthasar Bekker al hebben
gedaan! Ei dat was toch ook maar 'n donrnee!
Pierson lie;-:ft gelijk : wij moeten allen het
schrijven Icéreti.
A. R
Theorie en I'ractijk van het Bri'sche
Vakvereenigingswezen, door SYDNEÏen
BEATRICE WBBT; ? Vertaling van HENKI
POLAK. Amsterdam A. B. Soep. 1ste
deel. - 1902.
Da in 189 t door hen geschreven »History of
the B:itih Trades-U lionism" hebben de be
kende geleerden op nationaal-economisch ge
bied in Engeland, de heer en mevrouw Sydney
Webb, doen volgen door twee boeken, waarvoor
gelyk het in het voorbericht tot de geschiede
nis werd medegedeeld, «alle ontledingen van de
economische uitwerkingen van de
vakvereenigingsactie" zouden worden bewaard. E<m werk
dat zich met de ordsrdeelen van het Britsche
vakvereenigingswezen, met de Pioblemen daar
van, speciaal zou bezighouden.
Twee jaren na de »G ischieienis", verscheen
dan ook het door de schryvers beloof Ie
vervolgwerk, dat onder den titel «Industrial
Democracy", geheel gaf, wat zy meenden nog
omtrent de samengesteldheid en de werkkring
der vakvereerdgingen, zoowel naar binnen als
naar buiten, ons verschuldigd te zy'n Door de
goede zorgen van het hoofdbestuur van de A.
N. D. B , de wakkere vakvereeniging in ons
land, is voor een paar jaren geleden da
»G;schieienis'' van het echtpaar Webb, in de
vertaling van den heer Hanri Pjlak in het
Nederlandsen verschenen. Thans heeft de uit
gever A. B S iep, de uitgave ondernomen van
het vervolgwerk, waarvan nu laatst het eerste
Daül compleet verschenen is. Druk en uitvoe
ring van het wark, zijn alleszins netjes en de
vertaling bezit de groote verdienste van nauw
keurig ta zijn, bewerkt als zy is door een
vakman, die niet alleen in de theorie, maar
ook uit praktische ervaring het Trades-
Unionowezen in E"gtiland zeer goed kent.
Dit eerste boek bestaat wadar op zich-zelf
uit twee deelen, waarvan het eerste, vier groote
hoofdstukken bevat en het tweede, dat met dit
boek niet geëindigd is, negen hoofdstukken.
Ds eerste hoofdstukken behandelen in al hunne
uitgebreidheid, het eigenlyke, inwendige leven
van de vakvereenigingen, zooals de schrijvers
het hebben samengevat onder den titel van de
»B >uw der Vakvereenigingen."
Daarin wordt nagegaan de ontwikkeling van
af de eenvoudige beroepsvereenigingen, de
»Trados clubs", tot aan de zeer samengestelde
vakbonden, zooaUzij zichhebben ontwikkeld toe.
De behandeling van dit gansche ontwikkelings
proces, is die van een demokratie op kleine
schaal en de ondervindingen die opgedaan zijn
in de Engehche vakvereenigingen, democratiën
als ze zyn, en door den schrijvers ge
trouw en obj°ktief worden weergegeven, zyn
van groot belang, ook voor de demokratie in
het algemeen. Het gold hier eene vereeniging
te viuden voor twee, schijnbaar zér tegen
strijdige begrippen. een goed en werkdadig
bestu«r en daarnevens, een zoo groot-mogelijke
volksinvloed en contró'.e. Dergelyke problemen
laten zich wel in theorie oplossen; de praktijk
allén, is hier de leermeesteres en met struikelen,
met vallen en opstaan, leeren hier de massas
langzamerhand datgene kennen, wat voor hen
het beste is. Daarom juist zyn zulke boeken
van zoo groot gewicht; de algemeene, de politieke
demokratie, vindt hierin dan ook veel voor
haar te leeren. O jk zy toch, zal langzamerhand
de problemen moaten leeren oplossen, van een
verzoening van de rechten van de individu,
en diens opoffaring aan de belangen van het
algameen.
Het tweede gedeelte behandelt: het »werk
der vakvereenigingen", de aktie naar buiten,
de «methoden en regelen", waardoor de
E-gelsche vakvereenigingen, zoowel in eigen boezem
als tegenover de tegenparty, de fabrikanten,
hunne belangen zoeken te behartigen en hunne
eischen wisten door te voeren. Wa> de Engelsche
vakvereenigingen zich steeds voorstelden te
bereiken, vatten de schrijvers te zamen in deze
eene formule, zooals zy voorkwam in de ver
klaringen op de programma's dier tal van
oude Uaions: «Het voornaamste doel onzer
vereeniging is het verheffen der maatschappe
lijke positie onzer leden!" Drie middelen
stonden, in den loop der geschiedenis van den
stry'd tusschen arbeid en kapitaal in E igeland,
de vakvereenigingen daartoe ten dienste, de
methode van «onderlinge verzekering"; die
der «gemeenschappelijke onderhandeling" en
die van de »wettelyke regeling". Deze betreffen
dus allen den werkelyken stry'd, zooals zy
gevoerd is en nog gevoerd wordt door de
georganiseerde arbeiders, tegen de eveneens
georganiseerde patroons, en de taktiek welke
de arbeiders daarby' gevolgd hebben. Al zy'n
er van het totaal der engelsche industrie
arbeiders niet meer dan ruim 12 proc. ge
organiseerd in vakvereenigingen, neemt niet
weg, dat dezen toch van af hun bestaan, een
overwegenden invloed uitgeoefend hebben op
de engelsche industrie. De grootste en be
langrijkste takken van industrie in Engeland,
die der machinebouw en scheepsbouw, katoen
nijverheid en der mynindustrie, hebben ook
de sterk te vakvereenigingen en geven voor
arbeidstoestanden en voorwaarden in hunne
industriën, den toon aan.
Twee hoofdstakken springen hier, wat
Welangrykheid aangaat, naar den voorgrond. Hat
hoofdstuk dat over «Arbitrage" handelt,
(Hoofdstuk III) en dat hetwelk «Nieuwe
werkwyzen en machines" bespreekt (Hoofdstuk VIII).
Beiden zyn, sedert de bekende werkstakingen,
ook voor ons eigen land up to date geworden.
Aan de objektiviteit der bekwame schrijvers
doet het niets af, dat zy by tyd-ei-wyle en by'
het trekken hunner conclusies, meer aan de
zyde van de arbeiders, dan aan die der fabri
kanten staan, hoe critiesch zij ook zy'n gestemd ;
liever, j list omèa.: zy zoo gestemd zyn. De
schryvers bezien over het algemeen echter,
de problemen van een algemeen maatschappe
lijk standpunt en nemen dan ook geenszins
de conservatieve meeningen en de taktiek van
de «oude" vakvereenigingen, geheel in bescher
ming. Hit tegendeel is eerder het geval.
De lektuur van het gansche werk is een
niet byzonder gezellige. Het is uiteraard niet
van het soort dat men voor zy'n vermaak leest.
Maar voor hem die zich ernstig bezighoudt
met groote en ernstige maatschappelijke vraag
stukken, is het werk onontbeerlijk. Hij kan er
zeer veel kennis uit putten, want de bron
is ry'k.
Jos L.
CORRESPON OENTIE.
Wegens plaatsgebrek moeten wy verscheiden
stukken tot een volgend nummer aanhouden.
40 cents per regel.
iiiKHiiiiliHiiiiiiiiiiilimiiiiiiifiiiiiiiiiiitnimtinifliiiiiiimKillliiMl
K A M S TH A's Matrassen-, Badden- en
Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek.
BED DER TOEKOMST met 10jnargaran
tie. Lev?rde se lert 1S!)0 pi. m. 7OO'O
stellen. Gnllustreerde Prijscourant grati».
Honderden bew'j^en van tevredenheid.
Specialiteit inENÜELSCHE LEDIKANTEN.
Piano- en Muziekhandel
H. EAEB,, te Utrecht.
Opgericht 1835. Te'ephoon No. 443.
Amerikaamctia, Duitsclie en
'ransclia
PIANINO'S en OE3SLS.
Uroote keuze in:
II IJ IJ H P I .1 Uf O ' S.
Oude instrumenten worden ingaruild.
Repft>-atiën worden in da Fabriek ten spoedigste
uitgevoer 1. Gelegenheid tot stemmen in *a
buiten abonnement.
Piano-, Orpl- ei
METROOS & KAI,SHOVEH,
Arnhem, Zoningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Bnwr.
Bepareeren -r- Stemmen Builen.
Gedurende de maand "Hei Op
ruiming van Photographien en
Photogravnres.
J. H. DE WIT.
Algemeene Boek- en Kunsthandel.
Utrechtschestraat 54, Amst.
(Telefoon No. 394T).
iMiiiiiiliimmtuni
IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIII
YOO^ DAMEjg.
UitEestootenen Taa e maatschappij.
Onder bovanstaanden titel schreef mevrouw
v. Sande?v. Schiltgaarde, iets over het streven .
van de vereeniging Onderlinge Vrouwenbe
scherming."
Wy ontleenen daaraan 't volgende:
Beklagenswaardig is in onze maatschappij
het lot der ongehuwde moeder, misdeeld is het
buiten echt geboren kind. Deze twee catego
rieën van paria's te steunen, omhoog te heffen,
is 't doel van de vereenigiag Onderlinge
Vrouwenbescherming".
Zeker, met dankbaarheid mogen wij erken
nen, dat onze vereeniging zich in vele kringen
eenige bekendheid en sympathie verwierf, maar
nog grooter is 't getal van hsn die nimmer
van die vereeniging hoorden of, wanneer ze er
van hoerden, een onjuiste voorstelling hebben
van haar werkkring.
Daarom hebben wij gemeend, dat het nuttig,
ja noodig is om toe te lichten haar streven,
te schetsen haar wyze van werken en daardoor,
naar wij hopsn, bij allen, zonder onderscheid
van staatkundige of godsdienstige gevoelens, de
overtuiging te wekken, dat zij steun verdient.
Door Napoleon is hier ingevoerd die schan
delijke onrechtvaardige wetsbepaling: het
onderzoek naar het vaderschap is verboden",
een- bepaling waarvan n de vrouw i het kind
slachtoffer zy'n. De vrouw moet nu alleen de |
verantwoordelijkheid dragen van een daad, door
man en vrouw beiden gepleegd, en na alle
doorgett me physieke en moreele ellende staat
zij alleen, met de geheele maatschappij en de
publieke opinie tegen zich, belast met de zorg
voor de opvoeding van het kind, dat natuurlijk
een vader heeft, maar een vadf r, die, gesteund
door de wet, zich geheel onttrekken kan aan
de verplichtingen, die feitelijk op hem rustten,
toen hy het kind verwekte. Straffeloos kan hy'
zijn begeerten botvieren, want röch de wet,
r,öch de piblieke opinie zal hem vervolgen
en hoe staat de vrouw tegenover die beide ?
We weten 't immers allen hoe de ongehuwde