De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 25 mei pagina 4

25 mei 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. tfo. 1300 reedschappen en het gebruik er van aller duidelijkst, in parallelperspectief, (ah het ware in het werk), aangegeven, als by'v. de kruisstok en de verstektang (plaat 11), het verstekblok (plaat 17) Van de zoogenaamde yzerkrameryen, waarbij men (in den beginne) zish zoozeer in de maten vergist als men ze moet bestellen, heeft de schrijver zich niet afgemaakt, als in zooveel leerboeken het geval is, maar ze naast de meubels afgebeeld; als de taats en het schijfje bjj het draaiend boekenrek (plaat 14), de moeren en schuiven (plaat 21). De 40 platen van het werk, waarop alles voorkomt, wat in het huis noodig is, z\jn van een zeer duidelyken en uitvoerigen tekst ver gezeld. De eerste 43 pagina's zyn gewijd aan de materialen, da houtsoorten met hun gebreken enz., dan aan de meest gebruikelijke gereed schappen; al dit aan de hand van het yoortreffelyki werk Handboek voor timmerlieden (waarop Nederland trotsch mag zyn) van den heer H. J. de Groot, Inspecteur van da ambachtscholen. Aan de toelichting voelt men, dat zij geschreven is door iemand, die gewend is te doceeren, by anderen zy'n begrippen ingang te doen vinden. Er staat geen woord te veel in: de leerling, die het boek ter hand neemt, zal er daardoor onmiddellijk baat bij vinden. De overige honderd pagina's tekst (men ziet uit dat getal reeds dat de schrijver zich zyn taak niet gemakkelijk maakte), zyn gewijd aan opmerkingen, die men moet hebben als men de meubels vervaardigen wil, die op de platen voorkomen. Men vindt er ook varianten in op die meubels, die uitvoerig in de Atlas voorkomen. De leerling zal daardoor zien, dat het boek niet bedoeld is als een receptenboek, of zooals de ouderwetscge «orde boeken" voor de bouwkunstige vormen. Uit het bovenstaande zal men genoezaam zien, dat ik (voor zoover men my een oordeel over het behandelde in 's h eer en Daorn's boek wil toekenner) er zeer ingenomen mee ben, en zeker, dat het veel nut zal stichten, niet alleen op de scholen, waarvoor het in de eerste plaats bestemd is, maar ook in de werkplaatsen van heeren meubelmakers, of in handen hunner teekenaars. Ik veroorloof mij er opmerkzaam op temaken, hoezeer dit werk hun taak kan vergemakkelijken. Als ver loofden hem het meubelen van een huis op dragen, welnu, wat is eenvoudiger dan te zeggen, verlangt u uw huis gemeubeld volgens mijn heer Doorn, dan lever ik u dat kant en klaar voor zooveel gulden ! Zij kunnen er dan zeker van zyn, dat zy iets goeds en doorwerkts in hun bezit kry';en,-waarmee hun kindskinderen zich nog goed kunnen generen, waarin ze nog schik zullen hebben, als al die eendaags vliegen, al die dubbele-lat-constructies allang tot de eerste bestemming van het hout, de ontwikke ling van warmte-eenheden, zyn teruggekeerd. Dat de uitgever, de heer van Looy, 's heeren Doorn's werk in een passend gewaad deed steken, dat de uitgave niet k; ijperig geschiedde, spreekt van zelf. Brussel, Mei 1902 L GOSSCHALK, NmiHtniniinnimtlltniiiHiiiiilmMiiiniiiiiiiiiMiinimiMH Eret Harte. Uit my'n kinderjaren herinner ik my een ppelletja, dat vet l van lotto of kienen had. Het fij ie er van is my ontgaan, maar wel weet ik nog, dat de kaarten, die men in handen kreeg, behalve nummers ook fantastische voor stellingen vertoonden van gouden schatten in allerlei aanlokkelyken vorm 't Was in 1851, in den tyd der goudkoorts, die door de ontdekking der eerste rny'nen in Californiëwas ontstaan. Van heinde en verre togen ze naar het goudland, avonturiers en gelukzoekers, veelal schipbreukelingen der maatschappij. Sommigen was de fortuin gunstig, en het gerucht van hun snel verworven ry'kdommen lokte vele anderen, niet slechts hen die door eigen kracht of goed geluk vooruit wilden komen, maar ook den langen tros der tafelschuimers en klaploopers, ook, en niet het raicst, de speculanten, die aan deze moderne Argorauten, uitgetogen om het Gulden Vlies te veroveren, de middelen verschaften om de nauw verworven schatten te verkwisten aan epel en drank en veile liefje. Het mag een wonder heeten, dat uit deze ordelooze en ongebonden toestanden eene ordelyke en krachtige maatschappij geboren is, dat Californiëzich ontwikkeld heeft tot een welvarenden staat, aan welke de oudste gouddelvers hun beste eigenschappen, hun energie en hun werkkracht hebben achterge laten. Hier kon men inderdaad spreken van survival of the fittest, maar ten koste van hoe vele gansch en al verongelukte menschenlevens! Li deze omgeving heeft Bret Harte op zeer jeugdigen leef tij l de indrukken opgedaan, die hy met zyn machtig dichtertalent tot kleine kunstgewroehten zou omwerken. Zyn Tales of the Argonauts legden den grondslag tot zyn roem en stelden voor goed het genre vast, waarin hij zou blijven uitmunten. Bret Harte was geen kind van het Far Wtst, waarheen hy ons by voorkeur verplaatst. Hy werd op 25 Augustus 1839 te Albany in den staat New-York geboren, waar zyn vader, die onderwijzer aan eene meisjesschool was, hem eene goede opvoeding gaf. Hy verloor zyn vader echter vroegtijdig en toog, eerst vyftien jaar oud, in 1854 vol grootsche plannen naar het goudland, waar hij zeventien jaren door bracht Aanvankelijk maakte hy het avontuur lijke leven mee: nu eens was hy goudgraver, dan weer schoolmeester beide typen zyn door hem in zy'n e novellen met voorliefde behandeld later letterzetter, bereden post bode, agent van mynmaatschappyen. In 1857 vestigde hy' zich de San Francisco, dat toen in zyn opkomst was, en kreeg als letterzetter een plaats by het weekblad The Golden Era. Hier schreef en zette hy zyn eerste schetsen, met zoo goed gevolg, dat hij spoedig* van de zetkast naar den redaetielessenaar verhuisde. B'y'vende waarde schijnen echter de produc ten uit die periode niet gehad te hebben, ook niet in de oogen van Bret Harte zelf. In 1864 kreeg hy aan de munt te San Francisco, eene betrekking die hem in staat stelde met zy'n huishouden hy was vroeg getrouwd behoorlijk rond te komen, en nu kwamen eerst de vruchten van zy'n eigenaardig talent tot volle rypheid. Zyn in 1868 in The Oaerland Monthly gepubliceerde novelle The Luck of Roaring Camp maakte hem tot een beroemd man. Hier toonde Bret Harte hoe hy het onwaarschijnlijkste waarschynlyk kon maken : een gansch broeinest van verstokte zondaars, spelers, drinkers, dieven, moordenaars, bekeerd door een kind in de luiers! Het klinkt absurd, maar zoo als Bret Harte ons de pathetische geschiedenis vertelt, is er niets ongerymds in. Uit byna al de verhalen van zy'ae glansperiode spreekt een oneindig gevoel van teederheid, een teederheid, machtiger dan zonde en booze lusten, machtiger zslfs dan verstompte onver schilligheid. ET daarby wordt hy nooit senti menteel : voor die gevaarlijke afdwaling bewaart hem in de eerste plaats zyn gezonde humor, een humor, die zoo als H^ine het uitdrukte »die lachende Thiilie im Wappen führte." By wy°len nam die humor een parodistiscuen vorm aar, zoo als in zy'n Condensed Novel», waarin de «manieren" der groote romanschrijvers van dien tyd op hoogst vermakelyke wyze worden nagebootst. In zyn kleinere novellen toont Bret Harte zich de grootste kunstenaar. Hier kan men van hem getuigen, dat hy geen woord te veel gebruikt, maar by die soberheid meer uit werkt, dan vele anderen, groote mannen in hun soort, door uitvoerige en nauwgezette milieu-beschryving en fijn uitgeplozen karakterrnt'eding. In die korta novellen heeft Bret Htrte slechts een bladzijde noodig om u »erin" te brengen. Ei hy' houdt u vast, ge komt er niet meer nit, en als ge aan het einde zijt gekomen, hebt ge het gevoel, een geheelen roman te hebben medegeleefd. Zijn meer ornvangry'ke werken vertoonen die eigenschappen in veel mindere mate: men zou haast kunnen zeggen, dat de indruk, dien zy maken, omge keerd evenredig is aan hun lengte En in zijne latere levenrjiren heeft de gemakkelykheid waarmede hy schreef, en de zekerheid, steeds gretige afnemers voor zy'n geestesproducten te zullen virden, hem de zelfcritiek wel wat doen verwaarloozen. Bret Harte heeft byna een kwart eeuw in Eiropa doorgebracht. In 1878 werd hy door de Anerikaansehe regeerine aangesteld tot consul in Crefeld en in 1880 naar Glasgow overgeplaatst. Sedert 1885 leef Ie hy, weer als ambteloos burger, te Chamberley in het Engelsche graafschap Surrey, niet ver van Londen. Daar is hy den 5Jen Mei van dit jiar gestorven. Het portret, dat wij hier raproduceeren, is gemaakt naar een ets van 1880. XKSOS. Drowe uren, door J. Houi ADEMA. Amers foort, Valkhcff & Co. Het is mij, na herhaalde lezing van dit vijftal schetsen, niet duidelijk geworden waarom de heer Alema ze heeft laten drukkei, of, beter misschier, opnieuw heeft laten drukken, want, vergis ik mij niet, dan zijn ze vroeger, enkele daarvan althans, al in tijdschriften gepuM'ceerd. Meent de auteur wellicht dat het, publiek, na zich een tijdlang aan naturalisme en symbolisme te hebben vergaapt, tot de romantiek is bekeerd en weer genoegen vindt in besc'irijvingen ;\ li Victor ILigo, wijdloopig griezelig en o~erstelpetd aandoenlijk ? Heeft hijzelf zooveel genot gevonden in het doorleven, al was het dan maar in zija verbeelding, vau zulke droeve uren'', dat hij met kunstenaars goedertierenheid anderen daarvan deelgenoot wilde doen w irden ? Hut is waar, bij een begrafenisp'echtigheid loopen er altijd veel nnnschen te hoop en bij 't verne men van een groot ongeval komen er vaak meer kijkers dan helpers, doch dit bewijst niet dat artistieke lezers ? en welk kuns'enaar wensc'it er andere? - in de voorstelling vau lijden en ellende als zoodanig zich gaarne vermeier. Zoo lang de begrippen tragisch en treurig niet identiek zijn, zal de sjinldenng vau het lijden n het, lijden buiten het gebied der kunst vallen. Zelfs wie ra^t bewonderende aandacht kunnen dwalen door het museum- W:ertz, zullen niet il verruk king komen over de ellende en de akeliohjid van wat daar ter aanschouwing wordt gegeven, maar alleen de kunstvaardigheid waarleeren waarmse de schilder gevoel en gevoelens in beeld heelt weten te brerg'.n. A in die kuast.vaardigheid ontbreekt het bij den schrijver van »Droeve uren" maar al te veel. Zeker, de heer Aiema heeft gevoel en verbeelding en is duo, ook door neiging, poëtisch aangelegd. Maar van willen tot kunnen is de afs'and dikwijls g/oot. M er dan eens doet de auteur denken aan het jongetje dat teekenen zal leeren : het weet te goed boe de voorwerpen zijn om in lijnen te kunnen weer geven hoe hij ze ziel. 't G;voel speelt dan krij gertje met de verbeelding en het verstand, dat moest gadeslaan en controleeren, slaat op de vlucht. Ea zoo wordt de conc ptie zonderling en de taal onverstaanbaar. Nemen we, als voorbeeld, de eerste, nnar ik voeg er dadelijk bij, niet de beste schets. Neen, de beste niet: gaandeweg, zou 'k haast durven beweren, wordt in dit vijf> al de taal meer zuiver, de stijl meer gekuischt, de voorstelling meer klaar, de samenstelling meer logisch. Ware de heer Adema a1 een beroemd man en op leeftijd, men zou kunnen meenen, dat hij esnige schrijfoefeningen uit zijn jeujd had willen voorleggen aan htt opkomend geslacht ter waarschuwingen terleerin?: imm°rs.hetminitieus nagaan en bespieden van den ontwikkeline.'gang van een groot auteur is zér leerzaam! Zelfs Groen van Prinsterer en Da Costa hebben het schrijven moeten leeren, zegt, geloof ik, AHard Pierson ergens, en a's hij 't gezegd heeft, is dit nog geen bewijs dat hij de bcteekenis van den aanleg heeft miskend, maar alleen dat ook hij meende dat oefening d^n meester maakt. Beroemd evenwel is de heer Adema, hij mijn weten, noj niet en zelfs niet oul. Uit niets ook blijkt dat de auteur zijn talent overschat en beroemdheid met niet jOngunstig bekend zou verwarren. Bovendien, de »Droeve uren" zijn luxueus uitgemonsterd, druk en papier van het in kwarto uitgegeven boek een lust der oogen. Ea daarom zou ik nog eeni willen vragan met w<jlk doel de schetsen zijn gedrukt, als de heer Alema niet eerder het recht had van mij te eiscben om te bswijzen wat ik heb beweerd. De eerste schets dus. A' op pagina l (d. i. pas;, 5 van 't boek) ver warring van weten, en zien Er is sprake van »het einde van een herfótdag, vies, »uil, mistig". »Niets met vast? omtrekken, . . . niet (o. a.!) het nabije dorpje, waarvan het slanke kerktorentje, alleen goed zichtbaar aan den voet, hoogerop schijnt te worden opgalost in een zwaren, plekkerig grijzen, wild voorbijdrijvenden damp" vrage: bederft niet, de we'enschap van den auteur dat de toren slank is de teekening? Gieft de schrijver hier weer wat hij ziet? Ea is die wilde voirbjdrijrende damp hetzilfde als de mist, wairvi.il eerst, werd g«sproken? Duidelijk is dit niet! Evenmin als bet ,half ingehouden gehinnik van een paard", ('il G) dat aan den half ingehouien lach vol tranen" vau e Géies'et doet denken, zonder daarom nog blijk te geven van's schrijvers gezon den humor. Doch tegen taal en logica zondigt de auteur in dit schetsje mser, en erger ook. »Daar klinkt schel door den nevel heen," lieet hetoppig. 7, veen meisjeslach, zoo jolig, zoo uitge laten, dat allen, b >eren, jood, duister wezen (dit »duister wezen" ie een my >'erieus sc'irp el, ge huld in een zak en bsriadt zich op een gierpont, evenals de and ;re wezens waarfan hier sprake is; kwaad doet de man niet, er wordt althans verder van hem geen melding gemaaki) elkaar verward, wantrouwend aanzien: ('03 is 't' god beter 't mogelijk, bij zoo'n lach!) een lach, bij dat norseh gedoe evenmin op zij'i plaats, als zij die lacht bij het naargeestig gezelschap." Hierop volgt, zonder spoor van een gedac'iten schakel, in een volgende alinea: ,E;n meisk?, nu goed zichtbaar in het licht van den lantaarn, die in het rijtuig ha^g*", niet een guitig smoeleke, niet mooi, miar onweerstaanbaar vroolijk stem mend en lachopwekkend". Op bladj. 11 zijn de inzittenden vau het, koetsjs de stille woonkamer b.nnengjkomen". D.e //inzittenden" zijn Elsje en de man, dien zij, echt Rassisch, als vadertja" ainsprerkt. Zj praten. Hoort u deu zwarte hinniken? Zeker. Dat kom1, van d; melaich >lie, die u altijd oploet in de een'.atne boerdorj aan dan over kant. Iljt arme bsest hosft nooit zoo lan^ op zijn klonljes te wachten, als wanneer u daar bent, g-iweest. Ea stille J in, die toch ook zijn kdih hebban moM. Vindt u 't go:'d, dit 'K die even breng?" De lezer is in den waan dat lnj bij 't gespr?k aanwezig is, niet waar? en hij "uit, desnoods, bet laatste aan met: vrt'tiyt E sje". Miar de auteur verplaatst ons opeens iu 't verleden door er op te laten volden: ,/E:i vadertje vond (con 'f!) dat oppïrbest." Trouwens op de vo'gende blad zijde worden we nog vtrder terug verplaatst: //L( ig hüd El-js daar gestaan", enz., wat niet verhindert dat, op bladz. 11 het kokend water initi'i./ell //in den g'.adgesc'juurden ketel" en wat«r en vuur tot hem (vadert)-') spreken van wreed uiteen rukken wat aan elkander verbonden was, en hem dwingen tot peinzen over lang vervlogen, smartelijke g,-b-urteci^eu". «Sjel doorloopt, zijn geest wat lang geleden is, heel lang" en een sentimenteele historie volgt, van een dokter, die in dea nicht op een boerenerf gero'p':n, bij een vrouw komt, die Lij als si.udeut heefr, liefgehad en nu, met, haar kind, do^r haar beest van een man, die haar bovendien tot armoede heeft doen vervallen, wordt mishaideld op gruwelijke wij^e. //Het oude l elje", z.-g ik met, den schrijver ; een verouderd lieijs ook ! Djcli de pu:;e de ié,^ta!C3 moet nog komen: het beest (anders noemt de heer Adema uu den boer, die aan delirium tremens lijdt niet) biologeert den dokter met hem op de gierpont te caa'i en ouder vreeswijk vloa ken vindt het tussc'ien de se'iotsen den dood, //naar omlaag slierend a!s eea tragische harlekijn". De dokter, daaraan nog eeas denkende en oak aan het, uiteinde van de vrouw, »weent lang en heftig". Mtar Eisje, de dochter, door hem a's pleegkind aangenomen, komt met een boek bij he.n en //t )eii hadden zij (aiser dan volmaakt verleJen tijd !) tot diep in den nacht gelezen uit het boek vol grappige verhaaltjes"... Diezelfde verwarring van tijden, een onver gefelijke fout, in een kunstenaar, komt in de andere schetsen eveneens voor ; zeer kras b.v. in de geschiedenis van d^n ouden dokter ea zijn O'.de Wiete". Na eea bijna poëtische beschrij ving vau het landschap tusschen Dokkum ec Holwerd, bij ondergaande zon, de op nerking dat er een tijdlang niets te hooren was dan het suizen van de avondstilte. //Dia op eens boorde daar doorheen het monotoom (^en drukfout na'uurhjk, al komt het nog al eens voor) klos sen van paardenhoeven op den weg,"?//dat was de oude dokter van bet do-p, op zijn //Olde Wiete" terugkeerend van zijn zirketbszoeken uit den omtrek." Zijn dorpsgenooten wisten door de O'de Wiete" altijd, waar de dokter was en ook, aan de karakteristieke manier waarop paard eu dokter zich vertoonden, wat er aan de hand was: ,een zekere aanwijzing voor de dorpsbewoners ten opzichte van (lees eenvoudig: van) den algemeenen gezondheids toestand " De dokter was een onderhoudend p-ater. N )oit eindigde hij zijn verhalen ..zonder de hoop te uiten, dat hij met zijn »0ide Wiete" nog lang zou mogen werken voor allen, die hem lief hadden en die hem maar niet konden nrssen." »Toch kwam er eind aan hun werken." E'srst werd de Olde Wiete" ziek, daarna, eindelijk, stierf het. 't Paard is dood, al hooren we nog zijn klossen! stappen op don bewisten avond op den bekenden weg. De dokter aan hst tobben. O/er het paard? N-en, 't ongewone nietsdoen hebben hem oude herinneringen doen uitliepen," vooral die aan zi :kte..revaUen, welke een droevigen afloop hebben gehad." 't Pmksterblomke Mooie Maryke b.v. laat hem geen rust. Na een jaar was ook de dokter dood. Dat is op bladz. 65. Op bladz. 07 echter is de dokter weer levend, hoewel zwaar ziek. Hij ijlt, krijgt vlagen van waanzin, heeft verschrikkelijke hal lucinaties. . . . Dat houdt hij niet vol, en is dan ook op bladz. 78 opnieuw gestorven *Hij ligt nu sinds vele ja'en op het kerkhof van 't stille dorpje." R I. P. zeggen wii, maar hooren desniettemin de //0!de Witt-," vóór den dokter heengegaan, nog voortdurend stappen. . . . O, Walter Sco't en Victor HUTQ, uw adept heet J. Hora Alema, maar UT leerling moet nog veel leeren en vooral veel aflïeren ! Zijn kluchtige vermenging vau hst ernstige en het komische, het geheimzinnige en het realisme b.v., werkt humoristisch, zonder dat de auteur zich daar zelf blijkbaar van bewust wordt. In de historie van het betjoende huisjr" gaat het in dit opiieht niet beter dan in de andere, al erkepnen we een kunstenaars-aanleg in de wijze waarop dit bjgeloof (in somnvge streken van Fneslaad nog niet verdwenen, spijt de Betover.ie Wereld" van Büthasar Bekker) is uitgebeeld. In'usschen, ik zei het reeds, twijfelt de leaer van dit verhaal soms ook, of de auteur wel altijd beseff, wat hij zegt. Als het bui-ji betjoead" was, redeneerde men in Geslkeiken, dan moest iemand, die dair wezen kon zonder er het minste kwaad va> te ondervinder, ook //hetjoend" zijn. Klinkt het nu niet meer dan zonderling den schrijver te hooren verzekeren: //zelfs (X.B.!) de d >mine3 van het dorp kwam daa-tegen op"? Wij gelooven het wel: dat zou zelfs Bilthasar Bekker al hebben gedaan! Ei dat was toch ook maar 'n donrnee! Pierson lie;-:ft gelijk : wij moeten allen het schrijven Icéreti. A. R Theorie en I'ractijk van het Bri'sche Vakvereenigingswezen, door SYDNEÏen BEATRICE WBBT; ? Vertaling van HENKI POLAK. Amsterdam A. B. Soep. 1ste deel. - 1902. Da in 189 t door hen geschreven »History of the B:itih Trades-U lionism" hebben de be kende geleerden op nationaal-economisch ge bied in Engeland, de heer en mevrouw Sydney Webb, doen volgen door twee boeken, waarvoor gelyk het in het voorbericht tot de geschiede nis werd medegedeeld, «alle ontledingen van de economische uitwerkingen van de vakvereenigingsactie" zouden worden bewaard. E<m werk dat zich met de ordsrdeelen van het Britsche vakvereenigingswezen, met de Pioblemen daar van, speciaal zou bezighouden. Twee jaren na de »G ischieienis", verscheen dan ook het door de schryvers beloof Ie vervolgwerk, dat onder den titel «Industrial Democracy", geheel gaf, wat zy meenden nog omtrent de samengesteldheid en de werkkring der vakvereerdgingen, zoowel naar binnen als naar buiten, ons verschuldigd te zy'n Door de goede zorgen van het hoofdbestuur van de A. N. D. B , de wakkere vakvereeniging in ons land, is voor een paar jaren geleden da »G;schieienis'' van het echtpaar Webb, in de vertaling van den heer Hanri Pjlak in het Nederlandsen verschenen. Thans heeft de uit gever A. B S iep, de uitgave ondernomen van het vervolgwerk, waarvan nu laatst het eerste Daül compleet verschenen is. Druk en uitvoe ring van het wark, zijn alleszins netjes en de vertaling bezit de groote verdienste van nauw keurig ta zijn, bewerkt als zy is door een vakman, die niet alleen in de theorie, maar ook uit praktische ervaring het Trades- Unionowezen in E"gtiland zeer goed kent. Dit eerste boek bestaat wadar op zich-zelf uit twee deelen, waarvan het eerste, vier groote hoofdstukken bevat en het tweede, dat met dit boek niet geëindigd is, negen hoofdstukken. Ds eerste hoofdstukken behandelen in al hunne uitgebreidheid, het eigenlyke, inwendige leven van de vakvereenigingen, zooals de schrijvers het hebben samengevat onder den titel van de »B >uw der Vakvereenigingen." Daarin wordt nagegaan de ontwikkeling van af de eenvoudige beroepsvereenigingen, de »Trados clubs", tot aan de zeer samengestelde vakbonden, zooaUzij zichhebben ontwikkeld toe. De behandeling van dit gansche ontwikkelings proces, is die van een demokratie op kleine schaal en de ondervindingen die opgedaan zijn in de Engehche vakvereenigingen, democratiën als ze zyn, en door den schrijvers ge trouw en obj°ktief worden weergegeven, zyn van groot belang, ook voor de demokratie in het algemeen. Het gold hier eene vereeniging te viuden voor twee, schijnbaar zér tegen strijdige begrippen. een goed en werkdadig bestu«r en daarnevens, een zoo groot-mogelijke volksinvloed en contró'.e. Dergelyke problemen laten zich wel in theorie oplossen; de praktijk allén, is hier de leermeesteres en met struikelen, met vallen en opstaan, leeren hier de massas langzamerhand datgene kennen, wat voor hen het beste is. Daarom juist zyn zulke boeken van zoo groot gewicht; de algemeene, de politieke demokratie, vindt hierin dan ook veel voor haar te leeren. O jk zy toch, zal langzamerhand de problemen moaten leeren oplossen, van een verzoening van de rechten van de individu, en diens opoffaring aan de belangen van het algameen. Het tweede gedeelte behandelt: het »werk der vakvereenigingen", de aktie naar buiten, de «methoden en regelen", waardoor de E-gelsche vakvereenigingen, zoowel in eigen boezem als tegenover de tegenparty, de fabrikanten, hunne belangen zoeken te behartigen en hunne eischen wisten door te voeren. Wa> de Engelsche vakvereenigingen zich steeds voorstelden te bereiken, vatten de schrijvers te zamen in deze eene formule, zooals zy voorkwam in de ver klaringen op de programma's dier tal van oude Uaions: «Het voornaamste doel onzer vereeniging is het verheffen der maatschappe lijke positie onzer leden!" Drie middelen stonden, in den loop der geschiedenis van den stry'd tusschen arbeid en kapitaal in E igeland, de vakvereenigingen daartoe ten dienste, de methode van «onderlinge verzekering"; die der «gemeenschappelijke onderhandeling" en die van de »wettelyke regeling". Deze betreffen dus allen den werkelyken stry'd, zooals zy gevoerd is en nog gevoerd wordt door de georganiseerde arbeiders, tegen de eveneens georganiseerde patroons, en de taktiek welke de arbeiders daarby' gevolgd hebben. Al zy'n er van het totaal der engelsche industrie arbeiders niet meer dan ruim 12 proc. ge organiseerd in vakvereenigingen, neemt niet weg, dat dezen toch van af hun bestaan, een overwegenden invloed uitgeoefend hebben op de engelsche industrie. De grootste en be langrijkste takken van industrie in Engeland, die der machinebouw en scheepsbouw, katoen nijverheid en der mynindustrie, hebben ook de sterk te vakvereenigingen en geven voor arbeidstoestanden en voorwaarden in hunne industriën, den toon aan. Twee hoofdstakken springen hier, wat Welangrykheid aangaat, naar den voorgrond. Hat hoofdstuk dat over «Arbitrage" handelt, (Hoofdstuk III) en dat hetwelk «Nieuwe werkwyzen en machines" bespreekt (Hoofdstuk VIII). Beiden zyn, sedert de bekende werkstakingen, ook voor ons eigen land up to date geworden. Aan de objektiviteit der bekwame schrijvers doet het niets af, dat zy by tyd-ei-wyle en by' het trekken hunner conclusies, meer aan de zyde van de arbeiders, dan aan die der fabri kanten staan, hoe critiesch zij ook zy'n gestemd ; liever, j list omèa.: zy zoo gestemd zyn. De schryvers bezien over het algemeen echter, de problemen van een algemeen maatschappe lijk standpunt en nemen dan ook geenszins de conservatieve meeningen en de taktiek van de «oude" vakvereenigingen, geheel in bescher ming. Hit tegendeel is eerder het geval. De lektuur van het gansche werk is een niet byzonder gezellige. Het is uiteraard niet van het soort dat men voor zy'n vermaak leest. Maar voor hem die zich ernstig bezighoudt met groote en ernstige maatschappelijke vraag stukken, is het werk onontbeerlijk. Hij kan er zeer veel kennis uit putten, want de bron is ry'k. Jos L. CORRESPON OENTIE. Wegens plaatsgebrek moeten wy verscheiden stukken tot een volgend nummer aanhouden. 40 cents per regel. iiiKHiiiiliHiiiiiiiiiiilimiiiiiiifiiiiiiiiiiitnimtinifliiiiiiimKillliiMl K A M S TH A's Matrassen-, Badden- en Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek. BED DER TOEKOMST met 10jnargaran tie. Lev?rde se lert 1S!)0 pi. m. 7OO'O stellen. Gnllustreerde Prijscourant grati». Honderden bew'j^en van tevredenheid. Specialiteit inENÜELSCHE LEDIKANTEN. Piano- en Muziekhandel H. EAEB,, te Utrecht. Opgericht 1835. Te'ephoon No. 443. Amerikaamctia, Duitsclie en 'ransclia PIANINO'S en OE3SLS. Uroote keuze in: II IJ IJ H P I .1 Uf O ' S. Oude instrumenten worden ingaruild. Repft>-atiën worden in da Fabriek ten spoedigste uitgevoer 1. Gelegenheid tot stemmen in *a buiten abonnement. Piano-, Orpl- ei METROOS & KAI,SHOVEH, Arnhem, Zoningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Bnwr. Bepareeren -r- Stemmen Builen. Gedurende de maand "Hei Op ruiming van Photographien en Photogravnres. J. H. DE WIT. Algemeene Boek- en Kunsthandel. Utrechtschestraat 54, Amst. (Telefoon No. 394T). iMiiiiiiliimmtuni IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIII YOO^ DAMEjg. UitEestootenen Taa e maatschappij. Onder bovanstaanden titel schreef mevrouw v. Sande?v. Schiltgaarde, iets over het streven . van de vereeniging Onderlinge Vrouwenbe scherming." Wy ontleenen daaraan 't volgende: Beklagenswaardig is in onze maatschappij het lot der ongehuwde moeder, misdeeld is het buiten echt geboren kind. Deze twee catego rieën van paria's te steunen, omhoog te heffen, is 't doel van de vereenigiag Onderlinge Vrouwenbescherming". Zeker, met dankbaarheid mogen wij erken nen, dat onze vereeniging zich in vele kringen eenige bekendheid en sympathie verwierf, maar nog grooter is 't getal van hsn die nimmer van die vereeniging hoorden of, wanneer ze er van hoerden, een onjuiste voorstelling hebben van haar werkkring. Daarom hebben wij gemeend, dat het nuttig, ja noodig is om toe te lichten haar streven, te schetsen haar wyze van werken en daardoor, naar wij hopsn, bij allen, zonder onderscheid van staatkundige of godsdienstige gevoelens, de overtuiging te wekken, dat zij steun verdient. Door Napoleon is hier ingevoerd die schan delijke onrechtvaardige wetsbepaling: het onderzoek naar het vaderschap is verboden", een- bepaling waarvan n de vrouw i het kind slachtoffer zy'n. De vrouw moet nu alleen de | verantwoordelijkheid dragen van een daad, door man en vrouw beiden gepleegd, en na alle doorgett me physieke en moreele ellende staat zij alleen, met de geheele maatschappij en de publieke opinie tegen zich, belast met de zorg voor de opvoeding van het kind, dat natuurlijk een vader heeft, maar een vadf r, die, gesteund door de wet, zich geheel onttrekken kan aan de verplichtingen, die feitelijk op hem rustten, toen hy het kind verwekte. Straffeloos kan hy' zijn begeerten botvieren, want röch de wet, r,öch de piblieke opinie zal hem vervolgen en hoe staat de vrouw tegenover die beide ? We weten 't immers allen hoe de ongehuwde

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl