De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 8 juni pagina 1

8 juni 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

^fr_ * N'. 1302 DE AMSTERDAMMER A°. 1902. WEEKBLAD VOOR' NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Eet auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, ('r. p. post. ? 1.65 Voor Indiëper jaar B?mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Dit bl*d i» verkrijgbaar Kiosk 10 .Boulevard des Capucinea tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 8 Juni, Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 inaotices uit DuitscalanJ, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RU DOLF J1OSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I H H O V 1»t VAN VEBBE EN VAN NABIJ: De vrede in Znid"Afrika. Het kabel-ontwerp Stormteekens, I, door Reyne. Een onbiilykheid in de financiëele verhouding tusschen het Rijk en sommige gemeen ten, door mr. dr H. 8. Veldman. Zeer gewenscht, door D. Hoofdmomenten nit den Gemeenteraad, H, (Slot), door Secans. SOCIALE AANGELE GENHEDEN : Meerdere bepe king van kinder arbeid, II, (Slot), dhor P. Inspecteur» van den Arbeid voor het Haven- en Dokbedr\jf, door S. Tuberculose bjj zeelieden door v d. P. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Muziek en zang bij de Boeren, II, (Slot), door H A Cornelisse De collectie Völcker in Pnlchri Studio door L. Lacomblé. Maeterlinck's nieuwste drama, Uonna Yanna," door dr. J. Schryver. Het Hof vsu Lodewp XIV, door Is Quérido. Een minister van onderwijs onder Napoleon, III, door A. W. S. Boekaankondiging. WETENSCHAP: De wenselikhyid van n alge meen doctoraat in de letteren door J B. Schepers. FEUILLETON: Een voorteeken. Naar het Fransch, van D« Villiers de L'Isle Adam. RECLAMES. VOOB DAMES: Verzoekschrift om vrouwenkies recht, door E. Kunst Heynemann. De kleine pasmunt van 't geluk, door F. J. van Uildriks. Internationale kinderlitteratuur, door N. van Hichtom. Allerlei door Caprice. SCHAAK SPEL. FINANCIËELE EN OECONOMISCHE KBONIEK, door D. Stigter. - SCHETSJES: Torn, Naar bet Fransch, van Ludoric Halevy. INGE ZONDEN. PEN- EN POTLOODBKASSEN. ADVEETENTIEN. De vrede in Zuid-Afrika. Het bericht, dat aan den oorlog in ZuidAfrika een einde is gekomen, heeft hier te lande geenerlei geestdrift gewekt; in tegendeel, allereerst een gevoel van teleur stelling. En dit is zeer verklaarbaar. Men gelooft gaarne wat men wen echt. De Boeren nebben ons door hun heldhaftig verzet tegen eene ontzaglijke overmacht, een verzet dat zelfs hun vijanden bewondering afdwingt, gewend 007 van hen bijna het onmogelijke te verwachten. Wij meenden te mogen aannemen, dat hun kracht en hun moed, na «en strijd van bijna drie jaren, nog ongebroken waren, en dat cij nog steeds beschikten over belangrijke materieele hulpmiddelen, hetzij op veilige plaateen bewaard, hetzij aan den vijand zelf ontnomen. n wij hoopten, dat zij, niettegenstaande van geen enkele zijde eene tusschenkomst te hunnen behoeve wafl te verwachten, den ongelijken strijd nog zouden kunnen volhouden tot de Eagelsche regeering hun betere voorwaarden zou toestaan dan de thans door hen bedongene. wnrender is de officieele term -door de Engelsehe regeering gebruikt voor het feit der onderteekening door de Boerenleiders van de voorwaarden, die de onmiddellijke staking der vijandelijkheden ten gevolge had. De term is aanmatigend, en ook niet juist. Hoogstens kan van eene eapitulatie sprake zijn. En dat in dk geval de onaf fiankelijkheid der Republieken zou moeten, worden prijsgegeven, was te voor zien. Met minder zou de Engelsehe trots zich niet hebben tevreden gesteld. Maar er is mér prijsgegeven, althans wanneer de voorwaarden in haar vollen omvang zijn bekend gemaakt: de solida riteit der Boeren in de Republieken met hun stamverwanten in de Kaapkolonie en Natal. En vooral voor hen, die vol be wondering zijn voor de nobele en loyale ?wijze, waarop de Boeren-strljders in geheel Zuid Afrika elkander hebben gesteund en geholpen en hunne zaak n en ondeelbaar hebben gemaakt, is dit eene pijnlijke verrassing. Dat de Engelsehe regeering zich met hand en tand verzet heeft tegen elke poging, om de vredesvoorwaarden ook uit te strekken tot hetgeen zij »de Kaapsche rebellen1' noemt, is begrijpelijk. Zij wil allereerst meester zijn in haar eigen huis, en daarenboven wil zij op geenerlei wijze de solidariteit der Hollandsche ele menten in geheel Zuid-Afrika erkennen. In dit laatste ligt de kern der zaak. Toch blijven wij met vertrouwen aannemen, dat de Boerenleiders niet tot onderteekening van de voorwaarden zijn overgegaan zonder -van de Engelsehe autoriteiten de vaste toezegging te hebben verkregen, dat deze allen, die in Zuid-Afrika tegen Engeland de wapenen hebben gevoerd, met gelijke maat zal meten. En zou het geen verstandige politiek zijn van de Engelsche regeering, bij de de eerste de beste gelegenheid, hier dus bij de kroningsfeesten, aan de »Kaapsche rebellen" algemeene amnestie te verleenen ? Zou zij er eenig voordeel in kunnen zien, in de Kaapkolonie door hel nemen van uitzonderingsmaatregelen en het handha ven van uitzonderingstoestanden eene jegens haar vijandige gezindheid te besten digen ? Zou zij niet veeleer den besten weg tot verzoening van de Burgers in Trans vaal en Oranje-Vrijstaat inslaan, wanneer zij den nieuwen onderdanen het blijvend zelfverwijt bespaarde, hun wakkerste bondgenooten, die goed en bloed voor hen hebben opgeofferd, ten slotte, zij het dan ook gedwongen, in den steek te hebben gelaten ? Naar uit Pretoria wordt bericht, hebben de Boerenleiders, vóór zij de vredesvoor waarden onderteekenden, verklaard, dat zij hiertoe slechts gedwongen overgingen, om dat de vertegenwoordigers der Engelsche regeering beslist weigerden verder te onderhandelen; omdat hun aantal dagelijks verminderde; omdat zij geen andere kans zagen om hun krijgsgevangen staragenooten terug te krijgen en omdat zij de ver nietiging van hun ras wilden voorkomen. Het bericht klinkt niet onwaarschijnlijk. Het is niet moeielijk zich, in de verte, in veilige rust, in welvaart en in het onge stoord bezit van huis en hof en gezin, tot geestdrift te laten stemmen door den hel denmoed van de twee kleine volken. Maar het is niet zoo gemakkelijk zich in te denken in de namelooze ellende, die deze oorlogsjaren over alle Bjerengezinnen heb ben gebracht. Wellicht zullen wij eerst later kunnen vernemen, welke wonderen van geduld en overredingskracht voor de Boeren aan voerders zijn nood ig geweest, oin met hun uitgeputte en ten deele zeker reeds moedelooze scharen den strijd zoo lang vol te houden. De tot een feit geworden annexatie is voor het Hollandsche ras in Zuid-Afrika een zware ramp. Maar wij kennen dat ras in zijn taaie volharding en wij blijven vertrouwen, dat het, ook onder dezen druk, het bewustzijn van zijne roeping niet zal verliezen. Toen alle kwalen uit Pandora's doos waren uitgeschud, bleef de hoop op den bodem liggen. Moge voor die hoop, ge grond op het onuitroeibare nationaliteitsgevoel, op de beste eigenschappen van een eenvoudig en krachtig ras, de zinspreuk der oude vaderlandsche hervormers van toepassing blijven: »Pressa valentior, sterker en moediger onder druk!" Het kabel-ontwerp. De meening, dat Nederland, eerst in den uitersten nood verantwoord zou zijn met een Duitsch Nederlandsche kabel maatschappij concessie te verleenen, ten einde Indiëanders dan langs de Engel sehe lijnen met Nederland telegrafisch te verbinden, is zeker door de Memorie van Antwoord niet verzwakt geworden. Het gevaar dat zulk een eontracteeren met het machtige Duitsehland oplevert, wordt, gelooven wij, wel door niemand geheel voorbijgezien. Zelfs het Handels blad, dat dit ontwerp van de vorige Be geering althans nog steun meent te mogen verleenen, erkent »dat het voor ons land wellicht raadzamer ware geweest, dat beide Eegeeringen den aanleg en de ex ploitatie elk op haar gebied op zich hadden genomen." O altren t de pogingen daartoe in het werk gesteld, geen inlichtingen te ont vangen, het stelt blijkbaar dit blad teleur. Twee hoofdpunten het landingsrecht, en het recht van telegraaftoestelleii in Indiëdoor Duitschers te doen bedienen kunnen niet anders dan gevaarlijk zijn voor onze onafhankelijkheid en waardig heid als natie. Ten opzichte van deze beide aangelegen heden kan men onmogelijk gerust gesteld worden door de verklaring, dat Nederland bij de Duitsch-Nederlandsche maatschappij »ten allen tijde" de bediening der toe stellen door haar eigen ambtenaren kan doen geschieden immers juist op het oogenblik dat Nederland dit noodig mocht oordeelen, is het allerwaarschijnlijkst dat Duitsehland, dit zeer ownoodig misschien wel beleedigend zal vinden. Practisah geeft men alzoo, trots de schoonste be palingen, iets van zijn recht prijs. En met de landingspuaten, nu en later bij verdere uitvoering van de overeenkomst, staat het even zoo. »Meeningsversehillen over de vraag, of de punten, waar de Nederlandsche Re geering de landing van kabels wil gedoogen, doelmatig zijn en omtrent het bedrag de* vergoedingen voor aan de vennootschap te verhuren transitdraden zijn zeker denk baar, maar alleen tusschen de Regeering en de concessionarissen, niet tusschen de Regeeringen onderling." Nietwaar, wat klinkt dat onschuldig! De Regeeringen zullen niets met elkander te doen krijgen alleen de Regeering en de concessionaris vechten samen de geschillen uit, langs den weg in de con cessie aan te wijzen. Terwijl de concessio naris eene Maatschappij zal stichten, eene Duitsche, waarin Nederlanders alleen dan evenveel invloed als de Duitsche aandeel houders zullen kunnen oefenen, indien zij de helft van het kapitaal aanbrengen, nu, en ook later bij yergrooting van het aandeelen-kapitaal. Blijkt, wat zeer waarschijn lijk is, het Nederlandsch kapitaal minder belust op deze geldbelegging dan krijgen wjj in Nederlatidsch-Inoiëeen bevoorrechte Duitscbe telegraafmaatschappij, dienaresse der Duitsche Regeering enz. Hoe een liberaal ministerie zoo iets heeft kunnen voorstellen, en een kerkelijk ministerie deze nalatenschap heeft durven aanvaarden, we begrijpen het geenszins. Immers zulk een haast was er thans toch zeker niet bij het tot stand brengen eener nieuwe telegrafische verbinding. En *nood" drong allerminst dezen weg in te slaan, Een weg waarvan het einde zoo moeilijk is te voorzien ... terwijl eene oplossing, die Nederland geen enkel nadeel kan brengen de inrichting eener eigen telegraafverbinding voor de laad lag. Wat men als een ingezonden stuk in het Handelsblad kon lezen, schijnt ons dan ook zeer der overweging waard. ,De memorie van antwoord op het wetsont werp betnffende het tot s'aad brengen van Kabelverbinding in Oost-Aziëdoet uitkomen, dat een samengaan met Duitschland aangewezen was, omdat het maken van een nationale, Nedeilandsohe vtrb:ndisg tusschen Batavia en Ma nilla of tusschen Menado en de Philippijnscbe eilanden onmogelijk zou zijn doordat de Eng^Jsche telegraafmaatschappij Bistern Extension Australiasia aiid Chma Telegrapli. Cv." het monop l e zou bezitten voor alle telegrafische verbindingen uitgaande van de vroegere Spaantche bezittingen in den Stillen Oceaan. Ik acht het noodig tegen deze opvatting op te komen, omdat zij onjuist is. »Toen de voorbereidingen werien getroff ;n om in samenwerking met Duttschlaad aas Neder!.lodiëeen van de Eagekcbe kabels onafhanke lijke verbuiding te bezorgen, had men wel licht grond die meening te hebb n, omdat het toen nog dubieus was of het bovenge noemde monopolie nog van kracht was onder de nieuwe rechtsorde, ontstaan door het iubezitnemeu van de eilanden door Amerika. Men aeende dat dit recht vcrlo** u was gegaan »par droit de coiquête". Tbans bestaat er zekerheid dat dit recht is vervallen. President Rïosevelt heeft deze quaestie doen onderzoeken door de meest beroemde rechter lijke ambtenaren der Vereen:gJe Staten alvo rens aan de ,Commercial Padie Cable Cy'1. vergunning te verleenen een telegraafkabel te leggen van, de westkust van Amerika naar de Pnihppijnen. »Het was toch haogst noodzakelijk die quaestie dtfi litief op te lossen alvorens vergunning te verleenen ter voorkoming yan moeilijkheden. ,De memorie van antwoord zegt dan ook duidelijk, dat indien het monopolie der Eastern Estension Compary aan den aanleg bezwaren in den weg heeft gelegd, die bezwaren thans ziju overwonneo. Afgekocht door Amerika is het monopolie, naar men zeker meent te weten. niet. ,Natuurlijt, waar een recht is vervallen, be hoeft men riit af te koopen. , Vraagt daarom onze regeering op de Philippijnen thans aan de Amerikaansche regeerug landingsrecht voor een Nederlandschen telegraafkabel uitgaande vaa Bitavia of Menado, dan zal dit ongetwijfeld zonder moeilijkheid en met de meeste be reidwilligheid worden verleend, evengoed als thans bv. de ontworpen Duitsche kabel YapGaam op dit Amerikaansehe eiland zal landen, dat vóór het Amerikaansehe bezit toch ook onder het monopolie begrepen was. «Deze quaestve, nl. uet landingsrecht, zal bij de komende oeraadsiagingen in de Tweede Kamer zeer zeker veel ter sprake komen. De vele voor standers van een Nederlandsehe verbinding i o nI der vreemde inmenging (ook onder de Kamerleden zijn ze talriji) zullen omtrent die qaaestie eerst zekerheid willen erlangen al vorens hun stem aan het regeeringsontwerp te geren. De regeering dient n. m.-ra. met daidei l ij k e, zeer precies e, zoo noodig g e] documenteerde verklaringen te ko men. Bij nader in te winnen informatie zal aan de li"g ering blijken dat het vervallen mo nopolie van de ,.Eastern Extensiou Cy." geen hinderpaal meer kan ziju voor het leggen van een geheel Nederlandsehe kabelverbindiug met de PMlippijnen, heUij deze mettertijd tot stand komt of niet of wel gjlegd zal worden naast de ontworpen Duitsch-Nederlaudsclis verbinding". Zeker, dient er te dezen opzichte vol komen licht te worden ontstoken. Nederlands eer en onafhankelijkheid hebben recht op betere bescherming dan die waarvan het kabelontwerp getuigenis geeft. Men mag, naar onze meening, aan binnenlandsche partij-politiek zulk een groot vaderlandsch belang niet offeren, en waarlijk, men behoeft niet lang na te denken om te kannen bevroeden, dit n in het ontwerp zelf, n in de slappe verdedi ging daarvan door de Rsgeering, vele zwakke plaatsen voorkomen, die de voor- j genomen daad als een lichtvaardige ken- i merken. ' Ten opzichte van onze koloniale buiten- \ landsche politiek een slecht begin. Ont- l houding is oneindig beter, dan een i samenwerking tusschen den wolf en het lam. l l Stormteekens. i. Als ik op een kalmen najaars of winter avond wat laat me nog bevind in m'n tuin of op een der stille landwegen, dan is 't me vaak alsof in 't Westen uit het groote water opkomt een aanhoudend on afgebroken zuchten. En over de Kennemer duinen en bosschen zwelt dat zuchten aan tot een zacht ruischen, wegnemend de doodsche stilheid in 't dorp, waar de be volking zich vroeg ter ruste legde. Niets is er in de natuur dat wijst op ruw weer; geen wolkje is er aan de lucht en ook de barometer wijst met z'n metalen vinger nog naar rechts, naar droog en bestendig. Maar de zee kermt reeds en die verwijderde stem van de zee, door dringend tot bijna twee uren landwaarts, is voor ons de nooit feilende profetie, dat een storm de kusten nadert. Aan dat profetisch ruischen der zee werd ik onlangs sterk herinnerd bij 't lezen der Handelingen van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, 't Was voor namelijk de rede van den heer Van den Biesen, uitgesproken bij 't algemeen debat over de Staatsbegrooting, die me als stormteeken in de ooren' klonk en die ik hier als zoodanig wensch te signaleeren. Zijn vurig Toepen om beschermende rechten op tal van waren en producten is geen nieuw verschijnsel in onzen Senaat, maar 't geschiedde nu in omstandigheden welke dien aandrang geven een m. i. be denkelijk karakter. Nu toch richtte hij zich tot een minister van Financiën, die een bekende warme genegenheid koestert voor het Protectionisme, nu kon hij ook zich beroepen op het stembusprogram van twee groote staatkundige partijen, die ge zamenlijk de overwinning hebben bevoch ten. Nu kan de aandrang des heeren Van den Biesen tevens worden beschouwd als een pogen om leiding te geven aan een Ministerie, dat van af zijn geboorte strompelt en struikelt in 't wanhopig streven om de free-trade-geit en de protectionis tische kool allebei te sparen. Bezien we die redevoering iets nader, dan valt allereerst op, dat de redenaar zijn gehoor klaarblijkelijk heeft willen imponeeren, door als grondslag van zijn be toog te aanvaarden een vrij krasse stelling, die in zijn mond werd tot een axioma. Hij beweerde nl. dat onze industrie, onze land- en tuinbouw kwijnen en voor een groot deel Ie niet gaan door het verderfelijk wijhandelsstelsel 1). Als eenig bewijs werd daaraan toegevoegd een gansche reeks importartikelen, die naar sprekers oordeel met vrucht hier te lande geproduceerd kunnen worden, mits ons tarief van inen uitvoer wordt gewijzigd. 't Gaat bezwaarlijk binnen 't beperkt bestek van een courantenartikel geheel de overvloedige stof van dat protectionistisch pleidooi te vermalen. Laat ik daarom me bepalen tot den grondslag van 't betoog en voor 't geen daar buiten ligt (zij 't dan ook voorloopig) tot een enkele opmerking. Zóó blijft terzijde een principieel debat over het vrijhandelstelsel en zijn beweerd verderfelijk karakter, waarmee wordt ge handeld o. a. ook in den geest van onzen Minister President, die nog voor enkele weken verklaarde den veldslag tusschen free trade en protectie te willen uitstellen tot een concreet ontwerp door de Regee ring zal zijn ingediend. Laat me alleen dit opmerken, dat waarschijnlijk 't ijverig zoeken naar ruwe en schrille klanken den heer Van den Biesen er toe heeft gebracht op Dinsdag 28 Januari verderfelijk te noemen een stelsel, dat hij Woensdag d.a.v., zij 't dan ook met een ige restrictie, zijn vriendschap in beginsel waarlig keurde 2). Maar, en dit is de hoofdzaak, de ijverige strijder voor 't Protectionisme, wiens rede ik als een teeken van naderend stormweer aanduidde, gaat uit van de grondstelling dat onze industrie, onze land- en onze tuinbouw door het vrijhanddstelsel worden gebracht in een periode van kwijnen en te niet gaan. Die grondstelling is in be slisten strijd met 't, allereenvoudigst begrip van waarheid, zooals ik hieronder gaarne aantoonen zal. De industrie kwijnt, zegt de heer Van den Biesen, en wanneer hij daarmee be doelt dat de nijverheid bij ons niet heeft genomen zulk een hooge vlucht als in de ons omringende landen, ja dan heeft hij gelijk. Maar ongelijk heeft hij wanneer dit minder geweldig zich ontwikkelen alleen en uitsluitend wordt toegeschreven aan onze handelspolitiek. De verklaring van de beperkte uitbreiding onzer industrie is veeleer te zoeken in onzen volksaard en in ons volkskarakter. ? Gebrek aan industrieelen aanleg bij onze ondernemers en ambachtslieden en gebrek aan industri1) Hande''n>en 1ste Kim-.T rei 30 pa'', 124. 2) , vcl-i2pas.147. eele durf bij ons kapitaal, dat zijn. twee factoren die op de langzame ontwikkeling der nijverheid remmend hebben gewerkt. En nu is 't wel waar, en misschien is dat het ideaal des hefren Van den Biesen, dat we met een liefst buitensporig hoog invoerrecht kunstmatig industrieën als even zoo vele kasplantjes in 't leven kunnen roepen en zóó 't kapitaal tot durven en tot ondernemingszin kunnen prikkelen, maar dan maken we gansch het Nederlandsche volk tot een groote commissie van weldadigheid, die een kleine groep ondernemers of aandeelhouders bedeelt met hooge percenljes. 't Worde herhaald dat onze nijverheid niet kwijnt, maar dat ze, zij 't ook lang zaam en geleidelijk, zich uitbreidt, 't Bewijs bestaat allereerst hierin dat onze loonstandaard sedert jaren klimmende is. De toename der nijverheid blijkt ook hieruit, dat van 1877 tot 1895 het aanfal fabrie ken hier te lande klom van 2159 tot 4089. De toename blijkt ook hieruit, dat van 1877 tot 1895 het aantal stoomwerktuigen steeg van 2775 tot 4812, een toename die nog meer in 't oog spiingt, wanneer we overwegen dat 't meerendeel dier fabrieken en stoomwerktuigen vt-oral ook klom in capaciteit. In zijn rede heeft de heer Van den Biesen een gansche lijst van invoerartike len gegeven met wel eens duizelingwek kende cijfers. Die re.ks van waren en producten en cijfers zou men stuk voor stuk moeten nagaan en van elk invoer artikel grondig o.iderzoeken of 't hier te lande gemaakt worden kan, en zoo ja, welke dan wel de reden is dat 't hier niet of onvolkomen geschiedt. Dan verricht men loonend werk, waarop misschien af doende corclusies zijn te bouwen. Zulke conclusies kan men niet verbinden aan een een twee drie neergeworpen cijferreeks zonder toelichting of verklaring. Daarom geef ik hierboven slechts enkele cijfers, die niet weersproken kunnen worden en waaruit onmiddellijk reeds blijkt de onjuist heid van de stdlling des heeren Van den Biesen: dat onze nijverheid kwijnt en te niet gaat. En op gelijke wijze slaat hij de plank geheel en al mis waar hij verklaart dat ook land- en tuinbouw ten ondergaan door onze handelspolitiek. Men vatte deze uit spraak nu niet op alsof m i. alles couleur de rose is bij den land- en tuinbouw. Integendeel, de plattelandsbevolking die in deze bedrijven het levensonderhoud tracht te vinden moet (als geen aanzienlijk eigen kapitaal voorhanden is) in den regel hard en lang ploeteren voor een schrale vergoeding. Dat zijn werkeljjk geen tee kenen van bloei, doch de oorzaak der kwalen van de plattelandshuishoufJingligt dieper dan de strijders voor 't protectio nisme schijnbaar ook maar vermoeden. Zij hebben steeds den mond vol technische en commercieele adviezen en vergeten dat de agrarische vraagstukken vóór alles zijn van sociaal economischen aard. Technische en commercieele vorderingen kunnen de opbrengst van het landbouw bedrijf doen stijgen, maar een verhoogde opbrengst geeft den beoefenaar van het bedrijf daarom nog geen redelijke vergoe ding voor zijn zwaren arbeid. Deze tegen stelling is onaf hankelijk van onze handels politiek en de inwilliging der protectio nistische verlangens om door beschermende tarieven (in casu door graanrechten) de opbrengst te versterken, oefent niet den minsten invloed op de verdeeling der vruchten van den arbeid Alleen zou men dit kunnen zeggen, dat in den regel juist degenen, die 't meest ijverig zijn in 't roe pen om protectie, achteraan komen suk kelen, wanneer de noodzaak Tordt bepleit oin bij de wet te regelen de sociale ver houding van den grondgebruiker tot den grondeigenaar. En dat de landbouw als bedrijf, dus in i technischen zin, zou kwijnen en te niet gaan, is te weerspreken o.a. met een be roep op de ervaring der laatste jaren. In tegenspraak van den heer Van den Biesen wees in de Eerste Kamer de heer Breebaart reeds op 't klimmen van den grond prijs als een gevolg van betere toestanden. Men zou daartoe ook een beroep kunnen doen op de grondige studie van Dr. G. W. Bruinsma onlangs gepubliceerd in het Sociaal Weekblad, waar deze duidelijk aan toont dat beter dagen voor het landbouw bedrijf zijn gekomen met de toepassing van nieuwe methoden, dat bij den akker bouw de opbrengst per Hectare steeds klimt en dat onze veestapel toeneemt in tal en in waarde, ondanks de moeilijk heden bij den uitvoer naar Belgiëen Duitschland. En ten slotte zij nog opgemerkt dat 't zeer twijfelachtig is of zelfs in tech nischen zin een protectionistisch tarief den landbouwer ten goede zou komen. Graanrechten zullen kunstmatig opdrij ven de oogstwaarde van de met graan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl