Historisch Archief 1877-1940
DE iAiJtfSTfcïl:DAMjM8ER "WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1302
vorige week, gemeld, geloof ik nog dat de
daling dverafrjviirg iarlwfist. Op de reactie
zal wellicht actie volgen.
Ondet de Spoorwegleeningen vormen de
sjukken van decN. Z. A. S. M. een vroolvjke
groep. De prijzen zijn algemeen naar boven.
De nouders die het advies van de Groene
Hebben gevolgd en hun stokken hebben be
houden zullen nu hun kapitaal zieni
terugkeeren, dat by de vroegere lage
borlogskoersén verloren scheen. De rmelo galoppeerde
van 75 tot 84 vooruit.
De Stadtsspóofwegmaatschappij zal waar
schijnlijk 4:t/5 pCt. uitkeeren tegen 5 pCt. in
het vorige jaar. Zaterdag 21 dezer wordt de
algemeene vergadering gehouden. *
De tramgroep geeft nog geen reden tot be
spreking. De gepubliceerde ontfangstcyfers
van ('de Mifang-stoomtram wrjzen een ver
meerdering 'a'an van 29 duizend tot 48 duizend
voor de periode van l Januari tot l Juni
van dit jaar, in vergetping met dezelfde
periode van 1900. Hierbjj doe ik evenwel opmer
ken'dat deze periodecyfersniet voor re
htstreek?che vergelijking vatbaar zyn omdat deze geen
betrekking hebben op de exploitatie van een
gelijk getal kilometers tramweg. Na het ver
schijnen van het jaarverslag hoop ik aan deze
mBÏi. en aan de Eediri een bespreking te
wyden. De trsmm.pyen zyn voor de ontwik
keling van de koloniën van groote beteekenis.
Ten slotte de mededeeling voor de houders
der a'an deel en Deli Tabakm py van het besluit
tot recptiitrücite Van e'm.py Voor een oud
preferent aandeel wordt ? 350.?in gewone
HaWffeefen gegeven en voor elk'gewoon aandeel
wordt ? 100.?in nieuwe'gewone rfandèelen
tërstrikt. Den houders wordt bovendien claim
recht 'gegeven om in te schrijven op de nieuwe
aandeelen tegen 80 pCt. Zeven preferente en
9 gewone aandeelen geven recht op n nieuw
aandeel. Zou er veel liefhebberij zyn ?
Hierover later.
Bus^üm, 5
i 1902. D. STIOTER.
HMIIIIIIIHIIIIII
BOËKAANKONDIGING.
Christus' woorden. G. A. Evers. Gro
ningen 1902.
De naam van den man die het boekje in
de wereld zond, dat in een Hollandsche ver
taling ons wordfaangebaden, heeft een hoogst
ongtfrretigen klank. Immers hy heet Ohrfmberlain.
Doch'niet He Bertie&te'diplomaat,'wien 't gelakt
is door zy'n -demonische staatkunde de wel
verdiende verachting van 'heel Europa te
verwerven, is hier aan 't woord, 't Is zyn
naamgenoot, de Oostenryksche geleerde Honston
Stewart Chamberlain wiens merkwaardig boek
«Die Grandtagen desnennzehnten Jahrhunderts"
nog veel te weinig de algemeene aandacht
heeft getrokken. Bedrieg ik my niet, dan is
hy bibliothecaris te Weenen; in elk geval een
man van 'zoo encyclopedische ontwikkeling,
dat >al wat in boeken steekt in zyn hoofd
gevaren sehy'nt."
Dat zulk een man, te midden van den stort
vloed van «factuur, waarmee hy overstelpt wordt,
behoefte voelde aan een verzameling van korte,
kernachtige spreuken, van pitüge en puntige
gezegden die kunnen dienen als vademecum
op de levensreis, wat is natuurlijker dan dit?
Aan die behoefte trachtte hy te voldoen door
?Christus' woorden" te verzamelen. >Zoo menig
gesproken woord heeft slechts als deel van een
grooteren samenhang, zin en beteekenis; in
andere woorden huist daarentegen zoo'n oer
eigene levenskracht, dat ze, uit de beperking
van hunne omgeving losgemaakt, aan:grootheid
van vorm en ongedachten ry'kdom desinhouds
winnen," aldus opent hy de inleiding of
»apologie" die aan zyn spreukenschat voorafgaat.
In die apologie is 't natuurlijk te doen om
een rechtvaardiging van zyn onderneming. E a
hier begeeft hy zich in een beschouwing over
de ond-christely'ke letterkunde, met name over
de vier evangeliën, die voor een leek in de
theologie, gelijk hij zich zelf terecht noemt,
vry bedenkelijk is. Of is zij niet bedenkelyk,
deze bewering die de auteur klakkeloos daar
heen werpt: »Gaen resultaat van een honderd
jarig vurig kritisch streven moet zekerder zy'n,
zoo verzekeren de geleerden van de meest
verschillende richtingen, dan de echtheid van
het evangelie naar Johannes. Verre van apocrief
en 'verzonnen te zijn (zooals men vroeger
veelal beweerde) is juist dit eene evangeli»
het authentieke bericht van een ooggetuige."
Wij nieuwere theologen meenden dat sinds de
onderzoekingen der Tubingerschool geen resul
taat der kritiek meer vaststond dan de onechtheid
van het vierde evangelie; doch de auteur, die
ons in zijn hoofdwerk aan krasse paradoxen
heeft gewend, deinst voor deze stoute bewering
niet terug.
Merkwaardigerwijze evenwel zy'n in zyn
verzameling C aristus woorden niet dan enkele
spreuken opgenomen aan het
JohannesSNUIFJES.
Ik heb tot nu toe geen volkomen juiste
voorstelling gehad van een gootstokje, eti
zou zou, zonder de voorlichting van het
Haagsche kantongerecht, nog denken, dat
het een stokje was om mtêin de goot te
morsen, Dank zij de informatiën door den
kantonrechter mr. H. A. van Kaalte en den
ambtenaar van het Openbaar Ministerie
mr. J. Harencaspel verstrekt, weet ik nu,
dat ecu goqtstokjéeen instrument is, waar
door de argelooze jeuncssc duióe der
residentitstad kennis kan maken met de ver
schrikkingen eener «buitengewone
straf^itting" van het kantongerecht.
Voorloopt heeft zich gelukkig alleen nog
maar een Franschman, Antoine Auguste
Portal, over gootstokjes-misbruik te
verantVfoorlcn gehad. Uit de hem toegezonden
evangelie ontleend. Van waardte inconsequentie?
Oadat de vi'érde evaBgelfst, zbóals Argus'inus
ons leerde >het versmaad had met den mensen
dp aarde te wandelen. »Wie Christus, 'den God,
met geloovig hart te naderen verlangt, zal het
steeds aan de hand van den apostel der liefde
doen. Wie evenwel de,stem van den mensch,
wie Christus' eigen woorden wil vernemen,
zal de andere evangeliën opslaan, alsook de
berichten der oude Kerkvaders." Hoe nu een
man, die in Christus den mensch ziet en wien
'torn zrjn echt-menschalijke woorden te doan
is, tegelijk den evangelist die voor dit
menschelijke oog noch hart heeft als den meest
authentieken oor- en ooggetuige kan beschouwen,
ziedaar een onoplosbaar raadsel.
Doch stellen wij de inleiding die het boekje
opent en de aanteekeningen die het besluiten
ter zijde, dan blijft de hoofdzaak over, de
verzameling der Christuswoorden zelf. En
niet die verzameling heeft Ch'ambefTain inder
daad 'een %oed n nuttig werk gedaan. Velen,
zeer velen on «er tQdgenooten kennen den
Bijbel niet meer, zijn onkundig, niet alleen van
duistere oud-testamentische profetiên en dorre
kroniekmatige berichten, die zij veilig kunnen
laten rusten, maar ook de woorden van Christus,
de gelijkenissen en spreuken uit de evangeliën
zijn hun een gesloten boek. Qaef hun die in
handen en menigeen zal met Tolatoi, die ze
ook op later leeftijd leerde kennen, getroffen
worden door hun diepen inhoud ea hun
schoonen vorm.
Chamberlain verdeelt ze in de volgende
rubrieken: 0?er getooven en'bidden. Over God
en het r\]k Gods. Over zich en de zijnen.
Over de priesters on hunne 'godsdienstige'ge
bruiken. Over de wereld en de menschen,
(Levenswijsheid). O f er doen en' Uien. (Zedelijke
geboden).
Tégen die indeeling zijn bedenkingen in te
brengen, waarin ik my hier niet begeven zal.
De hoofdzaak is dat dit kostbare parelsnóér
komt in handen van zoovölen wier eënig
geestèsvöedsel is de vluchtige en vlottende
lectuur van den dag. Want met Cham
berlain «gelöoven wij in de eeuwige, onuit
puttelijke 'kracht dezer woorden, in welke
omlijsting ze ook gegeven worden."
P. H. HUGENHOLTZ Jr.
MMilllilirM7iiiliiTriimïiï'mïriHiïinifhliiriliiiÏMiiiiiiiii
HE.TSJES
Ta
Naar het Fransch, van LUDOVIC HALEVY.
Gij behoeft niet bang te zijn mijnheer,
gij zult uw treia niet missen. Sinds vijftien
jaren breng ik de reizigers reeds naar spoor...
en nog nimmer is een van hen te laat geko
men. Neen l zie maar niet. op uw horloge .. .
de trein is altijd een kwartier te laat... Het
is nog nooit gebeurd, dat hij op tijd kwam.
Maar dat gebeurde dien morgen. De treia
kwam jukt op tijd en ik miste dien. Mijn koet
sier was buiten zichzelf van woede.
Gij mott het laten aankondigen, als er
treinen plotseling stipt op tijd gaan vertrek
ken ... zei hij tot den stationchef. Nog nimmer
is dat, bij mijn weten, voorgekomen.
Ei terwijl hij alle omstanders tot getuige
riep, vervolgde bij opgewonden :
Wie heeft zoo iets ooit beleefd ? Mij bij
mijnheer tot leugenaar te maken \ Een trein op
tijrf, cp de minuut op tijd... Z°g hem dan
toch, dat het de eerste keer is, dat zoo iets
hier gebsurt.
En het koor viel i i : Zeker, o ja zeker,
de trein verlaat zich altijd.
Ik moest door dit alles drie lange uren door
brengen in een der melankoliekste dorpjes vaa
het canton de Vaud en zag aan beide zijden
van den weg slechts twee hooge bergen wier
kruinen met sneeuw en ijs bedekt schenen.
Hoe zou ik die drie uren doodslaan?... Op
mija beurt riep ik de hulp der omstanders in ...
En weer dreunde het koor: Ge inoet den Ketel
zien. Dat is het mooiste wat deze streek 'u
biedt. Eu waar was die Ketel te vinden ? Hal
verwege den berg op rechts ; maar de weg was
wel wat moeilijk; men raadde mij een gids te
nemen, eu daar ginder in dat kltine witte
huisje met de groene luiken, zou ik vader Simor,
den besten gids uit den heelen omtrek,vinden.
Ik ging naar het vriendelijke huisje en klcp'e
aan.
Eea oude vrouw opende de deur.
Ben ik hier terecht bij vader Simon P
Jawel mijnheer.. . Maar... als het is om
den Ketel te gaan zien . . . dan spijt het mij.
Mijn man voelt zich niet heel wel sedert gis
teren .. . Het zit hem in de beencn . . . Maar
ik zal het wel voor u schikken. Wij kunmn
hem wel remplaceeren. Torn is er altijd nog.
Dan moet Torn maar rmekomeu.
KmimwillllltllliiniHiiiMiiiHniniiiiiilMiiiiiHiiiiiiiiiiiuiiiiiilimtiiMt
sommatie vernam ik, dat het paviljoen op
de groote rotonde van het wandeihoofd
«Koningin Wilhelmina" gelegen is »in rut
Rvjk, tegenover S o hèven i n gen, in de Noord
zee en de territoriale wateren binnen den
afstand van drie zeemijlen van de
laagwaterlijn tusschen zee en kust en wel op
pi. m. 200 meter van die lijn." Dit is eene
welkome en belangrijke vermeerdering van
mijn topographische kennis. Alleen vraag
ik: waarom pi. m.? Heeft de Nederlandsche
justitie geen duimstok bij de hand gehad,
dat ze naar dien afstand zoo maar een gooi
doet? Dit; gebrek aan nauwgezetheid moet
ieder rechtgeaard vaderlander pijnlijk aan
doen.
Maar ik zou het over het gootstokje heb
ben. Het kantongerecht gaat niet over tot
dit cardinale punt alvorens het veld van
werkzaamheid van dit géincrimineerd werk
tuig te hebbm beschreven. Dit is: »een
biljart met spel, de zoogenaamde «Poule
E'iropédiine per?onnelle", bestaande uit een
metalen plaat-constructie ter lengte van
95 c.M. en ter breedte van 33 c M., in de
lengte eerst aan eene der zijiLn over een
afstand van iVj c.M. als hellend vink
oploopende tot een ho ->gte?tand van (Va eM ,
dan overgaande in e-n door banden om
geven opparvlakte, welke aan de vier kan?
ie n eene gi-nnge binneuwdails i-il >opende
glooiing vt-noonf. doch in het mid.lun ich
\ horizontaal uitslrekt, in welk midden
achtI tien cirkelvormige hollen zijn i;n/;-drukf,
elke van of-r.c tio'.ü'ined:! van ~> c.M. en uit
he-t mid-k'ipunt geinelct'. cire-t l militneler
diep; de achttien in drie rijen v-in zes
regelmatig gegroepeerd op een ;if^'a-:d van
2,'4 c.M. van elkander, gekleurd dooreen
fj blair.v, 5 rood. 4 wit, 2 orarjf, 2
roodwit-en-blauvv en eveneens doorén
Ik moet u echter inlichten... Tom is
geen mens oh.
Is Tom geen mensen P
Neen, het is onze hond, maar hij za' u
even goed geleiden ah mijn oudje. Hij is dat
zoo gewoon.
Och kom!
Zeker, sinds lange jaren heeft hij mijn
oudje pp zijn tochten vergezeld. Op die wijze
heeft bij de verschillende plekjes leeren kennen
en nu weet hij over&l den weg. Hij heeft al
veel reizigers tot gids gediend en wij hebben
er altijd veel voldoening van gehad. Wat ge
zond verstand betreft, ge behoeft daarvoor niet
bang te wezen, hij heeft dit evengoed als u
of ik. Neem Tom tot gids, ... hij zal u minder
kosten . .. mijn oudje neemt drie franc. Tom
krijgt ge mede voor half geld ea hij zal u even
veel laten zien.
Uitstekend moedertje, en waar is Tom nu P
Hij ligt in het zonnetje. Hij heeft van
morgen al een Eagehche familie naar den Ketel
gebracht. Zal ik hem dus maar roepen P
Afgesproken.
Tom. Tom!
Hjj k Wam vlug door het venster r a« binnen
springen, een leelijk hond j; met ruig uitstaand
haar. Er lag over'Zijn getieele wazen een zekere
ernst, hij scheen het gewicht van hetoogenblik
goed te begrijpen. Zijn eerste blik was voor
mij; hij mat mij met een fl aken oogopslag van
het hoofd tot de voeten en zijn vroolijk geblaf
dat daarop volgde scheen duidelijk te zeggen:
»Dat is een toerist-, hij wil den Ketel zien."
Ik had echter voor dien dag genoeg er aan,
dat ik nmaal den trein gemist had ea ik zei
dus aan het oudje dat ik slechts drie uur over
had voor miju tocht naar dea Ketel.
Ja ja, ik weet het, gij wilt met den trein
van vier uur vertrekken. Wees onbezorgd. Tom
zal u ter rechter tijd terugbrengen ... Komaan
Tom, pas op je tellen. Vooruit maar.
Tom scheen evenwel aog geea aanstalten te
maken tot vertrek. Hij bleef onbeweeglijk staan
en zag vol vefVachting naar zija meesteres.
O! hoe dom, zei het moedertje, ik vergat
zijn suiker. Zij'tam vier stukjes suiker uit een
vaasje ea zei, terwijl zij mij die oyerreikte:
Nu Tom, mijn jongen, je ziet dat mijnheer
de suiker heeft. Vooruit nu, naar den Ketel,
den Ketel, verstaat g^e?
Zij had zeer duidelijk en zeer langzaam haar
woorden herhaald en in dien tijd beschouwde
ik Tom opmerkzaam. Hij beantwoordde al wat
zijn meesteres hem zei met een licht hoofd
knikken, dat duidelijk aantoonde dat hij begreep
en wairin zich ten slotte teekenen van ongeduld
en van slechte luim mengden. Mea zou een ea
ander dus hebhea kunnea vertalen: ,Ja, ji,
naar den Ketel... ik begrijp het immers wel...
Mijnheer heeft de stukjes suiker... en ik kea
den weg... of houdt gij mij voor zoo dom P"
Ea zonder eea verder //naar dea Ketel" van
moeder Simon af te wachten, draaide Tom,
zichtbaar beleedigd, op zijn hielen, zette zich
tegenover mij is positie en met een blik mij de
deur wijzende, zei hij zoo duidelijk als het maar
een hond gegeven is iets te zeggen ;
Volg mij nu maar !
Ik volgde hem gehoorzaam. Wij vertrokken
te samen, hij bleef een paar schredea vooruit.
Wij volgden den straatweg die door het dorp
leidde ,.. Alle dorpskiuderen schenen mijn gids
te kenaen.
Dag Tom, wel Torn hoe gaat het ?
Zij wilden met den liand spelea ; hij wetdde
echter het hoofd af met verachtelijk gebaar,
met het air van een bond die geea tijd heeft
om zich te amuseeren, vaa eea hoad die bezig
is zijn plicht te doea en zijn anderhalve fraLC
te verdita n Esa der kinderen riep :
Liat hem met rust. Hij brengt dien heer
naar den Ketel... Dag mij r. heer ! Waarop allea
lachten ea ia koor herhaalden :
Dag mijnheer ! Goeie reis, mijnheer !
Is was min of meer verlegen met mijzelf
voelde mij zelfs eea weiuig vernederd. Ik werd,
zoo te zeggen, door dea wil van diea hond
beheerscht. Hij was voor het ocgenblik mij u
meester. Hij wist waarheen hij mij leidde. Ie
haastte mij verder het dorp door en verlangde
alleen te zijn met Tom, omgeven door de
schosrhedeu der naluur, die hij geroepen was mij te
doen bewonderer.
Deze Ecbooaheden der natuur waren om te
beginnen een afschuwelijk stoiti^e, brandend
heete weg in eea feilen zonneschijn. De hond
liep vlug vcotuit en ik werd bijna moede hem
te volgen. Ik trachtte zija ij^er eenigszir.s te
matigen . .. T->in, beste jongen, aitt zoo heel
vlug ... Tom hield zich doof, vervolgde wnder
n»ar mij te willen luisteren zijn vlugge spron
gen eu kreeg een waren aanval van drift en
toorn, toen ik mij, aan den zoem vaa eea veld
oader een boom die een weinig schaduw güf,
wilde teerv'eien. Hij begoa woedetd te bltff a
ea wierp mij toornige blikken toe ., . Het wa^
duidelijk, wat ik deed was tegen den regel.
Men was niet gewend hier reeds rust te nemer.
Ea zijn geblaf werd zoo scberp, zoo hinderlijk,
dat ik opstond om dea weg te vervolgen. To:ii
werd dadelijk kalm eu begoa weer vrcolijk
voor mij uit te draven. Ik had hem begrepen.
Hij was tevreden. Esni^e minuten later sloegen
wij een verrukkelijkea zijweg in, vol schaduw,
rijk aan geurende bloemen; frisch murmelde
een beekje. To'm verdween onmiddellijk ia de
struiken. Ik volgde hem nieuwsgierig en nog
geen 'honderd schredea verder vond ik hem
op mij wachtend, met den kop omhoog en eea
oog schitterend van voldoeaing, ia eea soort
prieel vaa bloemen ea struikgewas, aaast eea
kleinen waterval. Daar stond ook een oude
rustieke baak; Toms blik ging vol ongeduld
van mijn oogen naar die baak ea van die bank
naar mijn oogen. Ik begon Torn's taal nu
eenigszins te verstaan.
Ziet ge nu wel, zei hij, dat hier een
betere plek is om te rusten. Hier is het heerlijk
koel ea frisch. Het was d «raas vaa u daar in
diea braadeadea zonneschijn te willea rusten,
hier veroorloof ik het u gaarne.
Ik hield stil, ging zitten... ea stak een
sigaar op. Ik maakte tea halve n beweging
om er hem eea aan te bieder, misschiea rookte
hij wel... Toen viel mij in, dat hij wil de
voorkeur zou geven aan eea stuk su.ker. Hij
hapte het behendig op, knabbelde het met zija
ivoren tanden stuk, vleide zich aan mija voeten
n sliep in. Hij'was klaarblijkelijk gewend op
deze plek even te rusten en een kort dutje
te doen.
Hij sliep niet langer dan tien minuten. Ik
was overigens volkomea rustig oader alles. Tom
begon mij eea onbegrensd vertrouwen ia te
boezemen. Ik was nu besloten hem blindelings
te gehoorzamen. Maar daar stond hij juist op,
rekte ziju leden n wierp mij een zijdehngschen
blik toe, die zooveel beteekende als : «Vooruit,
kameraad, nu maar weer verder." En voort
ging het, in het kreupelhout, veel langzamer
5au op den stoffi^ea weg, zij aan zij als twee
oude vriüridea, Torn blijkbaar genietende van
de bekoorlijke rust ea kalmte dezer heerlijke
natuur.. . Straks op dea straatweg had hij haast
om de warmte, het stof te ontvluchten; daarom
stapte hij voort zonder omzien, met vlugger,
haastigen tred. Hij liep om voort te komen.
En nu uitgerust en verfrischt kuierde Tjm
enkel uit het genot dat het hem vereehafte eea
der schoonste paadjes van het canton de Vaud
te bewandelen.
Dasr vertoonde z'ch een paadje links ran
dea weg. Torn aarzelde een oogenbhk. Hij dacht
na, ging voorbij en vervo'gde zija weg, recht
voor zich uit; toch hij gaf blijken vaa verwarrii g
ea onzekerheid . .. Maar daar stond bij weer
stil. Het was duidelijk, hij Lad zich vergist.. .
Juist, want hij keerde om en sloeg het pad
links in, dat ons al zeer spoed'g in een soort
circus geleidde. Tom, mst de-n neus in den wiad,
nooiigde mij uit de geweldige toog'c der onaf
zienbare muur vaa rotsen te metea waardoor
dit circus gevormd werd .., Toen Tom dacht
dat ik genoeg bewoaierd had, maakte hij rechts
omkeert en ^wij verrolgden weder ons pad lacgs
het kreupelhout. TJUI had vergeten mij het
circus te wijden ... een geriag vergrijp, dat liij
spoed g weer goed had gemaakt...
Nu werd oase weg steiler, scherper, zeer
hard... Ik vorderde s'echts laagzaam mtt
groote voorzorg. Torn sprong handig vsn rots
tot rots, maar hij liet aiij getn oogei blik ach
ter... Hij wachtte mij ea hield geea oog van
mij af. Hij was klaarblijkelijk bezorgd of ik
het er wel goed zou af brengen . .. Daar hoorde
ik het bruischeu ea schuimen van water. Tom
begon vroo ijk te b'affen.
Houd moed, zei zijn kwispelende staart,
wees dapper, wij zijn nu haast bij den Ketel.. .
Het is waarlijk de Ketel. Een met heel breede
bror, valt vaa een net zeer groote hoogte ea
stort ziju waterstralen tintelend en opbruischead
in een licht uitgehold rottbekken ... Ik zou er
mij altijl over beklaagd hebben deze gevaarlijke
klimp'iruj te hebben ondernomea om tea slotte
zulk een middelmatig wonder te aanschouwen, als
ik den braven T)m nitt tot gicis hid gehad. Hij
was zelf veel interessanter dan de geheele Kete'.
A»u weerszijden der bron in kleine
Zwi'ssrsche huisjes wordt u melk aangeboden door
twee meisjes in atioaaal kostuum, d« eene is
blond, de andere heeft donker krullau; 'tij
wachten op den drempel hunner huisjts als
twee mechanieken in houten doo>j<s geplaatst
en zien uit wie vau haar ik de eer zal aai.djerj.
Mij dunkt dat het kleine blonde kind mooie
oogen heeft en ik heb rcdds drie of vier stappen
in de ric'.ting van haar l:u sje gedaan, als Tom
vreeselijk begint te bit ff n en mij met geweld
den weg verspert. Zou hij aan de donker gelokte
de voorkeur geveu P l& verander van richting
en T >m komt als door betoovering totiuit,a!s
hij mij aan een tafeltje voor liet huis van zijn
protégézi't zitten. Nu vraag ik een glas IrisscUe
melk. T im's vriendinnetje vtrd*ijut in laar
speelgoeddoos en bij gaat snuife'ende achter baar
aan het huisje bincen. Door ecu openslaand
venster volg ik ziju be^e^ingen nnt. de ooger-....
Die schavuit ! bij laat zich het eeist bedienen.
Men geeft hem eea gro.tj tap m.t mtll'. Hij
is omgekocht.
Daarnp, met de witte diuppels nog rp zijn
mondharen, komt Tom mij weer gezelschap
houbesehiiderd met de cijfers 2, 3, 4 en C;
welke spiegelgladde aldus geconstrueerde
speelplaat rechtliji ig is bevestigd op het
biljart op circa 23 cM. tegenover een der
biljartbanden van at' de onderlijn van het
hellend vlak gemeten, boven welk vlak óók
nog is aangebracht boven het spel eene
stang, waaraan zijn bevestigd vijt' beweeg
bare kleppen, respsctievelijk blauw rood wit,
oranje en driekleur, uitsluitend dienende
om kleur te markeeren."
Al dadelijk treft mij de argiistigheid,
waarmerla JLjnsieur Auioine Augusteonze
vadeiiandsciie kleuren heeft gebruikt, mis
bruikt rnag ik wel zeggen, om zijn zaakje
een air vaa re?p3Ctabih.:it ts geven. Maar
ook treft mij een gebrek ain nauwgezetheid
in de dagvaarding. K ;rst «rood
wit-enblauw"; goed. Miar dan »re;pactievelijk
blauw rood wit" welke vlag is dat nu
weer? Nu kom ik aan. het gootstokje. DO
dagvaarding zegt:
»0p welk spel (de '-Poule Europêenne
personcelle'') in voornoemde locaiiteit in
vo jrmelde maand door meerdere personen
uit het publiek i* gespa^ld het hazardspel,
?Ivi oo^enaamde P-m U; Earopéjnae
per.sonnelle, zijnde zij daari.os losgelaten door
beklaagde ondernemer van dat spel
althans zrjnemvvege ;
hebbende o. ?'.. tip 5 Mei 19n2 W.
Heenemau. op l!) M-i "l'jn2 jhr. F. H. P J.
(i-jvt-rs en J. C van Uautivijk voormeld
huzai'd uuirïderc1 keeren gespeeld, doordien
dc-zu spelers ieder voor zich sp-.'ler.do miar
i].. j-egel(;zt van hi-t spel, na telkens ren
halven kulden ;i.!s iu/.ct aan een eleremploy
te he!)''jen jtfgodragpüen een kleur 1o
hebben aangegeven, een houten gootstokje
in do hand hebbeu genomen of ut-houden,
dat losse gootstokje telkens litbben gesteld
in schuinen stand met het ondereinde
rustende op het biljartlaken op eenige
centimeters van het hellend vlak der
sptelpiaat, vervolgens met de hand een
caoutchouc bal uit htt gootstokje htbben
laten afrollen, waarna die bal voorlrt 1de
over het biljartlaken, het hellend vlak op,
over het horizontale vlak, tegen den tegen
over ligjenden band van dat vlak, om,
terugrolltnde, of wtl aanstonds in eene
der holten te blijven liggen, of wel van
de eer.e holle te verspringen in een andt-re,
hebbende die keeren dat de bal terecht
kwam en bleef liggen iti een holle welke
de kleur had door den speler aangegeven,
de speler een veelvoud zijner m i se
btpaaid door het cijfer in de holte ge
wonnen, alle andere keeren verloren."
Mijn knikkerjaren liggen lai g achtf-r
mij, maar ik duif toch wel te zeggen, dat
ik" in mijn tijd dit gescharrel met zoü'ii
gootstokje verachtt-lijk en min zou hebben
gevonden. L;eve hemel, waar heb je je duim
e:i wijsvinger voor ? Wat ean lamme manier
van 'knikkeren, een week gutta percha
balletje uit een goot in er n stokje te laten
loopeii ! Neen, dan is ink schieten hetl
wat anders, al maak je ju vingers er wat
vuil nitê.
Wat <b kantonrechter eigenlijk wou we
ten, 'K of dt'zfi slappe huulendige nn.ruor
v.-iii knikkeren ten ha/.ardspel was. Toen
ik dat, las dacht ik: »I).i spnc!:?tein
gros' sor Wort grlassen au-!" En h-itór .^pel,
ttriii'b.-iar volgens artikel z-,» en zoovet! ?
Dat zou toch wat te ei1-' zija op htt
vani delhoofd dat naar H. M. gedoopt is.
Mou', f<i'.iu' Anloine Auaru^te proiesieeuiy dan
o->k verontwaardigd. Haz-trd ? geen dir
ken aan. Pure behendigheid. Je moet het
gootstokje met het achtereind ter hoogte
dea en ziet hij toe hoe ik mijn melk drink. Ik
geef hem een -klontje suiker en beiden
wederkeerig volkomen tevrelen met elkander, ademen;
wij met volle teugen de lichte vrije berglucbt
in en verdroomea wij op drie a vier honderd
meter hoogte een verrukkelijk half uurtje.
Eiadelijk begiet Tom eeaige teekeaea van
ongeduld en bezorgdheid te geven. Ik lees nu
reeds in zijn oogen als in een opea boek. Wij
moeten vertrekken... Ik betaal, sla op en ter
wijl ik rechts dea weg wil insluaa die ons om
hoog heeft geleid, zie ik Tom, die links aan dea
iagang van een anderen weg post vat.. Hij werpt
eea strergen, erastigea blik op mij. H< eveel heb
ik iu die twee uren niet geleerd en hoe heb ik
mij vertrouwd gemaakt met zijn
zwijgeadewelsprekenheid!
Wat deakt ge daa toch vsa mij P zegt
Tom's blik. Meeat gij, dat ik u tweemaal
deczelfden weg zou brengen ?. .. Ik ben een goede
gids... Ik ken mijn vak... Wij gaan eea
aaderen weg terug.
Wij slegea langs een ander pad den berg af
en vondea dien weg scbooner dan den eersten.
Tom uitgelaten van pret, danste om mij heen
met een uitdrukking van vreugd en voldoening.
Wij beieken het dorp weder en op het pleintje
voor het station wordt Tim aangehouden door
drie of vier honden, zijn vrienden, die een
baurpraatje met hem wenschen te houden of hent
een wedren voorslaan. Zij trachten hem staande
te houden, maar Tom wijst knorrend ea grom
mende hun vrieadscbaf sbetuigingea af.
Gij ziet immers dat ik bezig bea, ik moet
dezen heer naar het spoor brengen.
Slechts in de wachtkamer kan bij besluite»
afscheid van mij te ncrmn, nadat hij vroolijk de
laatste twee stukken suiker heeft opgeknabbeld
en ik lees duidelijk in Tom's tfscheidsblik :
Wij zijn twiatig miauten vóór 't vertrek
van den trein teruggekomea. Ik heb u ten minste
uw trein niet doen missen ! Gaede reis kame
raad, tot weerzien !
iiitiUAüinnhliliii inrtiimrfhiiintiiiiiiiDlini
Rotterteclie Weertoleii
Mijnheer de Jïedacteur!
Beleefd verzoek ik u het onderstaande in
uw blad te willen opnemen.
In uw laatst verschenen nummer komt een
stukja voor, getiteld »R)tterdamsche Weer
baarheid", waarin op spottende wy'ze gesproken
wordt over het Rotterdatnsohe
vrywilligerskorps en speciaal over den kapitein-comman
dant, den heer H J. J. BJS Ieder weldenkend
meiïsch, die dit stukja gelezen heeft, zal mij
voorzeker toegeven, dat het beter thuis behoort
in een blad als b. v. Asmodée, dan in het
weekblad waarin het is verschenen. Ik vermoed;
dan ook, dat de inhoud toevalligerwijze aan
de redactie van de «Groene Amsterdammer"
ontsnapt is en het opnemen dus geheel zonder
bedoeling van die zy'de is geschied.
Dan schrijver van het stukje, die blijkens den
aanhef te Nymegen verbluf houdt, zou ik
kunnen aanraden zich beter op de hoogte te
stellen van de omstandigheden, alvorens zich
op dergelijke wy'ze in een blad te uiten ; zoo
hy dit gedaan had, dan zou bij zeker beter
de namen van de tegenwoordig by het korps
dienende offbieren vermeld hebben. Het ligt
echter niet in mijne bedoeling hem verder van
repliek te dienen ; in de eerste plaats omdat
de inhoud van het bedoelde stukje roy daartoe
te min is, en ten andere omdat de schrijver
den moed niet hee-ft met open vizier in den
strijd te treden, door het stukja mat zijn naam
te onderteekenen.
U, mijnheer de redacteur, mijn dank betui
gende voor de veiieende plaatsruimte.
Met hoogachting,
J. VAN ALPHEN,
Ie luitenant van het korps Koninklijke
Scherpschutters te Rotterdam.
Rotterdam, 3 Juni 1902.
(Wie zou no? kunnen twy'felen aan de
hoogeristigB beteekecis van het Rotterdamsche
corps, wanneer hii ziet hoe een zijner aanvoer
ders zelfs ten? boutade als die in ons vorig
nummer au gratid eérieux opneemt ? By zoo
veel ernst en zoo veel strijdvaardigheid kunnen
de Rotterdammers dankbaar zeggen: »Liel>
Vaterland, kacnst ruhig sein ? '
Eed.)
van e^nzelfden knoop van je vest houden.
't Was waarlijk uiterst vriendelijk van
Monsieur Antoiiie Auguste. dien tip te
geven. Als de heeren van 't kantongerecht
om van 't publiek niet eens te spreken
daarmee hun voordeel doen, zal het den
Franse;hman moeielijk vallen het volgend
jaar zijn pacht van »minstens ? 4500-?"
te betalen.
Alleen zou ik r.ög willen weten, de hoe
veelste knoop en welk model van vest
bedoeld zijn en voor welke taille het recept
geldt. Dat heeft tot mijn verbazing noch
de kantonrechter, noch de ambtenaar van
het O. M. gevraagd. Hoe konden zij zoo'n
prachtige gedegenheid ongebruikt laten
voorbijgaan !
Klahrblijkelijk is hun het mysterie van
het gootstokje nog niet opgelost. Naar aan
leiding van de knoopenonthullirjg zei de
kan toiirechter, dat het spelleije geen behen
digheid was als het op een kur.st berustte.
D.it is mij nu weer dtiister; het kunstbe
grip van den kantonrechter is mij te nevel
achtig.
Maar ik heb goeden moed. Als deskun
digen in casu het gebruik van het,
gootttokje zijn biëedigd: n hoogleeraar in de
pt..V?iologie te Leiden, n assistent aan
hef^phy.-ioiogisch laboratorium aldaar, eea
l 1-te luitenant der artillerie uit Drift en een
! keraar in de imchanica uit den Haag. l
l Stroomen van wetenschappelijk licht
zulj Jen over lu-t gootstokje worden uitgestort.
i Alvs op die maaier maar niet de aardigheid
j vau het spelletje afgaat!