De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 8 juni pagina 4

8 juni 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1302 i. f op den grond, doch in behoorlijke spnwpotjes te laten deponeeren. Het zon dan ook zeer aanbevelenawaard zijn, dat zoowel koopvaardjjkapiteins, als offi ieren bjj de marine door ' meerdere kennis van de gezondheidsleer tot de stellige overtuiging kwamen, dat toevoer van versche lucht een der eerste voorwaarden is om gezond te blijven. Esn nauwlettend toe zicht op het logies aan boord behoort dan ook stellig een der eerste plichten van een scheepskapitein te zy'n. Met een groote mate van zekerheid mag men aannemen, dat door zorg voor toevoer van versche lucht en door behoorlijke reinheid het ontstaan van ziekte, en daarop dikwyls volgende ongeschiktheid voor het beroep, in vele gevallen kan worden voorkómen. Hierop de aandacht te vestigen is het doel van dit schrijven. ? A m s t, Mei 1902. v. D. P. iHiiiiiiiiiimiHiiiiiiimiiiiiiiim ir mui Inziet In de Hoofdstad. Ea zoo behooren de >G3tterdil nmerung"opvjeringen van de Wa&nervereeniging ook weder tot de geschiedenis Maar nog klinken verheven wy'zen van dat grootsche me?sterweik in ons oor na; nog leven wy mede bet tragisch lot van de fleuren, die door den vloek TBI het booze ten ondergang gedoemd zyn Zaker heeft Wagner by geen zy'ner vroegere waiken zich zóó onbekommerd om alle stoff-)Jyke beslommeringen, kunnen overgeven aan zyn machtigen scheppingsdrang. By het begin van de Siegfried-compositie nog, had hy zich zelven kannen toeroepen «Weiast du was darnus wird f" Ea heeft by zyn Jung Sieg£md niet acht jaren onder de linde mos-ten laten rusten, totdat de j^rge koning L Jwig II van B.-ieren hem met vreugde wekte ?uit dien langdurigen slaap 1 Hoe gthaal anders zal het den meester te mo^de geweest zyn, toen hy zich in 1870 nederzette tot het componeeren van zyn reeds fin 's zoo lang geooneipieerden »Siegfrieds Tu l"? Vroeger een bange vrees of zyn illusie verwezenlykt T.OU kunnen worden, of hy erin ?zoa slagen zyn »leventwrk", zooals by den »U ng" noemde in zyn Miuheilung an die F, eui.de ooit te voltooien; een twy'fel aan den ka stzin van het Duitsche volk thans een onwrikbaar vertrouwen op de genegenheid van zy' -. monarch,die niets vuriger weuscht dan dat de nip-ster zy'n R ng des Nibelungen, maar vol tooien kan en, als trouwe hoeder van het kunstwerk, er wel voor zal zorg dragen dat de uitvoering niet afhankelijk behoeft te zyn van de mllen der menigte. Wonder is het niet dat de bewerking van «Götterca nmerucg" van een ongf kenden ry'Mom getuigt, en ontstaan ooknaTristan en Meistersinger zegt men van het werk zeker niets te veel, wanneer men beweert dat .i Instrumentatie ei motief bewerking a wedtirgave van de meest uiteenloopande en elkaar plotseling afwisselende stemmingen een ryVi-id aan den dag legt die de bewonJering vm. tydgenoot en nazaat zal blyven opwekken. Niuwelyks is het mogelijk dat n mensch in slaat kan zy'n tegelykeity'd zoowel de muzikale inte..tiëa, als die vaa den tekst, van de mia iek, van de decors enz in hunnen gehaelen omvang, in zich op te nemen. Hoe dikwy'ls kou t het voor dat men eerst later tot het hè» f komt van enkele details, die men vroeger r, in opgemerkt had; hoe zou het anders ook mogelyk zyn dat men telkenmale als men het wei k hoort, er weder nieuwe schoonheden in 011 dekt ? E m buitengewoon interessant stuk acht ik de -Nornenscene". Niet alleen omdat de Nomen 01 s verhalen van »der Welt Esehe" en van de bron waaruit een koene god dronk en «seiner A ">gen Eines zahlt' als ewign Z-jll"; van Loge WIM door Wotarj, «des zerschlagenen Speeres stei bende Sputter" diep in de borst zyn geUurht, en dan van het vuur dat daarvan «v.fzündete" en door hem werd geworpen »in der Welt-E-.che zu Hauf geschichtete Scheite",maar ook omdat de muzikale bewerking dezer scène bmte: gewoon rijk is en trots haar weelderige ii siumentatie toch de zangstemmen niet verdri'kt. Het is ook in de instrumentatie van »Göter^aBmerurjg" dat door Wagner een veijcheidenheid van timbre en coloriet wordt vei kregen, die door geen der latere muziekcoloristen nog is overtroffer, n'en déplaise alle m<-e;alyke brochures van Erich Urban c. s. On echter aan die geweldig groote eischen te kunnen voldoen, zyn eigenaardige moeilykheden verbonden. De vier tuba's die behalve de contra bas-tuba in dit werk worden aangewend, en de iiiiiiiiiiimmiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHI vroeg ik my' verwonderd af, wie my' thans kon bezoeken. Tegelykertyd kwam er een vage bewustheid in my, dat ik in de pastorie van een dorp in Bretagne was en meteen kwam ik myn bed uit. Ik zag hoe de volle maan boven de kerk stoad, oser m\jn venster, en op den grond viel een groot vak licht. Het moest middernacht zyn. Terwy'l ik naar de deur ging, zag ik hoe er li<-at naar binnen kwam door het sleutelgat, er had dus werkelyk iemand geklopt. Op dit oogenblik sloeg buiten ie torenklok. Wie is daar ? vroeg ik. Het licht zag ik niet meer, maar de deur g! g langzaam open; tegenover my, in de gang stond een zwarte, hooge figuur, een priester, den hoed op het hoofd. De maan verlichtte hem geheel, maar zyn gelaat dat in da schaduw bleef, kon ik niet herkennen, alleen zr,n «ogen zag ik schitteren, die my met een strakke plechtigheid aanstaarden. Gitroffin door een schrik, die my' als het wa e yer'ande, zag ik de gestalte zwygend aan. Eensklaps hief de priester langzaam den arm naar my op en bood my iets zwaars en zwarts aan, een mantel. Ik sloot de oogen, maar een nachtvogel die langs «ns heen gierde, deed ze mij weer opene:, duidelp hoorde ik het dier door de kamer fladderen. Met een kreet, die smtóorde in myn keel, wierp ik met beide handen de kamerdeur 6:cht en schoof den grendel er op. Maar hoe zonderling, wat ik deed, scheen mr toe, geen geluid te geven... M.;t een schok ontwaakte ik, zat rechtop in b<"l. de armen voor m\j uitgestrekt, myn voorh ufd met koud zweet bedekt; myn hart klopte mat hoorbare slagen. bas-trompet zyn niet in ons C mcertgebouworchest aanwezig en moeten van Brussel komen; ook worden er, behalve de vier hoorns van ons orchest, nog vier ex'ra hoorns vereischt die men echter van hier kan recruteeren. Zonder nu in het minst een blaam te willen werpen op de verrichtingen dier heeren musici, zal het toch in het oog vallen dat het steeds zoo hoog geroemde ensemble van ons orchest noodzakelykerwyze door de medewerking van vreemde elementen ietwat moet inboeten van zyn voortreffelijkheid; zy het ook maar door een lichte ztreving in de stemming der instru menten. Af en toe was dit ook merkbaar. Maar anders was het wederom een heerly'k genot te luisteren naar de verklanking dezer wóndervolle partituur. Die stroom van geluiden, nu eens machtig opbruisend en zich verheffend tot een alles meeslepende kracht, dan weder teeder en van een roerende innigheid, gaf inderdaad op schoon e wij ie de verschillende stemmingen weer, die door den dichter-com ponist in zyn drama zyn neergelegd. Ditmaal was B.ünnhilde nwjt:ffr. Plaichinger nit Beriyn. Een voor ons nieuwe verschijning I Hoewel mcj. Piaichii ger's orgaan niet die egale volheid bezit, die voor een party als B: nhilde eigenlyk wel vereischt wordt en die men ook by' vroegere nitbeeldsters dezer rol mocht aantreffen, hoewel haar stem in de hoogte vaak iets scherps verkrygt, dat men in den regel niet ontmoet by zangeressen van baar jeugd, maar veeleer bij artisten die reeds pa.-sézy'n, maakte de warmte van haar voordracht toch een goeden indruk. Menigmaal wist zy' den toehoorder mee te sleepen en een sterke impressie op hem uit te oefenen. Haar rijzige gestalte paste buitendien ook goed by het karakter van de ongelukkige Walk ure, beter dan haar minder fraai gerormd gelaat en het druk gezwaai met haar armen. Burgstaller was Siegfried. Daarmede is reeds veel gezegd, want wie onzer heeft niet her haaldelijk genoten van zy'n .Megfried-creaties, om het even of het was in het tweede of derde Rirg-drama? Ditmaal ben ik echter door zyn zang niet onder zoo'n grooten indruk kunnen komen. Zijn stem, die eigenlyk nooit de stra lende hoogte h e i-f t kunnen ontwikkelen van een echten Wagner-tenor schynt hoe larger hoe meer een baritonaal karakter te verkrijgen ; zij had dan ook in de eerste en tweede acte rog al te kampen met de ligging; men had kuncen denken dat de zanger zich spaarde voor de derde acte. Na was hst daarin wel beter, maar toch tiet zooals het eigenlijk wel zyn moest. H^t is over den eersten avond dat ik refareer; ik veraeem dat hy bij de tweede voorstelling veel beter gedisponperd was. Overi gens moet men erkennen dat Bargstaller zich bijzonder met het karakter van den sympa thiek en held heeft vertrouwd gemaakt. Gu ither werd voortrtff jlyk gezongen door Geo Weber uit Darmstad, die als Sichs en Wanderer reeds zyn spiren verdiend heeft. Inderdaad, men heeft goed gedaan hem te vragen. Moeilyk zou die rol beter kunnen gezongen worden, Ganther is een tamelijk treurige fijuur in het drama. Als die nu niet door een superieure kracht wordt vertolkt, dan strekt zulks niet om den algemeenen in druk te verhoogen. Mevrouw Fanchette Veihunk uit Breslau was hier evenals mej. Plaiching>r nog onbekend. Zij heeft een uitstekenden indruk gemaakt. In het begin dacht my dat de vocaliseering van haar , ee en i ietwat scherp was en de stem tengevolge daarvan een eenigszins harden klank verkreeg. L 'ter verminderde dit euvel. Jammer was het dat mevr. Ver hurk in de derde acte na de »Verwandlung" te vroeg inviel met «War das sein Hom". Vermoedelijk was men op het tooneel met de verandering van scè.ie vroeger klaar, dan vóór het tooneel met den T.auermarsch. Door het beleid van den heer Viotta kwam echter alles goed terecht. Een beter type voor Hagan dar Elmblad kan men zich moeilyk voorstellen. Echter die party' moet toch gezongen worden ; wat de heer Elmblad er mede deed kan moeilijk aan spraak maken op den naam van zingen en dat was j immer, want, zooalg ik zeide, in figuur, houding, blik en gebaar en vooral in zyn dictie was hij op en top de >grimme Nibelungensohn." Carl Nebe, van wien ik vroeger een uit stekenden Backmesaer gehoord heb, zong wel duidelyk, maar een weinig onzeker de kleine party van Alberich. Het »Rieintöjhterterzett", die parel uit de moderne litteratuur van zang-ensembles, werd ditmaal vervuld door de dames Minnie Naat, Saphie David en Luhe G:ller-Wolter. Nog zelden, ook niet in Bsyreuth, hoorde ik dat overheerlijke muziekstuk zoo schoon zingen. De stemmen pasten goed by elkaar en klonken onberispelyk zuiver. Vooral de sopraan, voor wie de intonatie vaak heel moeilyk is, gaf veel relief aan de vertolking Minder goed vond ik mej. Nast als «dritte Norn". Deze party ligt haar niet zoo goed. De beide andere Schikgodinnen werden vervuld door ??ItMimlllllllllUIMIiMlilHIIIIMIIIMIMIIMUMIIIIMIIUII Wat een afschuwelyke droom, sprak ik, hardop. Maar myn angst duurde nog voort; er ver liepen zeker een paar minuten voor ik de hand durfde uit te steken om de lucifers te zoeken, ik was bang in de duisternis een kille hand ie zullen voelen, die de mijne zou vastgry'pen. Eindelijk stak ik de kaars op en het licht gaf my moed Ik besloot ean glas koud water te drinken om my geheel op te knappen en stapte myn bed uit. Voorby het venster gaande bemerkte ik dat de maan precies zoo stond, als ik het in myn droom had gezien en met de kaars in de hand naar de deur gaande, on'dekte ik dat de grendel er voor geschoven was, wat ik my' niet herinnerde gedaan te hebben, vóór ik naar bed ging. Ik wierp een blik rondom my en kieeg een zonderling gevoel. Ik stapte weer in bed en opzittend, trachtte ik de zaak te beredeneeren, maar geruststellen deed dit my niet. iiindehjk echter behaalde de slaap de overhand en toen ik ontwaakte, was de kamer vol zonneschijn. Myn horloge stond op tien uur. Ik kleedde my spoedig aan, den schrik van 's nachts had ik geheel vergeten. Toen ik in de eetkamer kwam, zat myn vriend my op te wachten met een courant voor zich. Goed geslapen ? vroeg hy. Uitstekend, antwoordde ik, haast werktuigelyk, want ik voelde grooten honger. Nanon bracht de koffie binnen. Onder het ontbot voerden we een levendig gesprek, tot ik my opeens myn droom herinnerde. A propos, zei ik, wat heb ik van nacht een wonderlyken droom gehad, allerzonderlingst. Ik begon hem te vertellen, hoe ik den slaap niet vatten kon enzoovoort. Maar op het punt hem te ver'.ellen van den priester, die mij den mevr. Galler-Wolter en mevr. Viotta-Wilson Zy deden dat op uitstekende wijze, zoodat deze moeielijke en gecompliceerde bladzij Ie uit de partituur, mede door de duidelijke uitspraak dier dames, geheel tot haar recht kwam. Mjvrouw Geiler-Wolter had nog een derde rol te vervullen, nl. die van Waltraute, waarin zij B.ünnhilde tracht over te halen, den ring terug te geven aan de Ry'ndochteren, ten einde den ondergang van Wotan en de zynen te ver hoeden. Am theaters, waar men Wagner's werken nog door coupures verminkt (gelukkig zy'n er zoo niet vele meer) wordt deze scène meestal weggelaten. Ten onrechte dunkt my'. want de monoloog van Waltraute is zóó mooi en zóó dankbaar, dat men die zeker niet gaarne zou missen; maar het rechte genot kry'gt de toehoorder er eerst van, wanneer hij zoo voortreffely'k wordt gezegd als mevr. GellerWolter dit deed. De dames en heeren werkende leden der Wagnervereeniging (de eersten hebben in dat werk niet veel te doen) k veten zich met groote intelligentie van hun taak. De belangrijke mannenkoren klonken be schaafd en zeker. De eerste tenoren konden wel met een paar klankrijke stemmen versterkt worden. Ojk moeten de heeren vooral acht geven de tempt niet te versBellen. D costumeering en de grimes van de heeren lieten echter te wenschen over. My dunkt, dat de kapper hier nog een groot arbeidsveld vóór zich heeft. Met het spel der heeren kan men zich overi gens wel ingenomen verklaren. Da regisseur, de heer Valdek heeft eer van zy'n werk. M»ar niet alleen daarin heeft hij zich weder als de conscentieuse kunstenaar getoond, ook in de geheele leiding der regie was ean ervaren en artistieke leiding waar te nemen; behalve het misschien te vroeg klaar zy i na de Verwandlur g in de derde acte, sloot alles voortuff lyk in een en Göiterda nmerung vordert heel wat van de regie. Nacuurly'k zou da heer Valdek op een grooter tooneel, met meer van elkaar verspreide rotsen (tweede acte), zy'n Gibichucgen nog beter hebben laten minoeuvreeren en zou hij aan de drie »Ri-;in'.ö;htarT' ook wel wat meer vry>ieid van bewaging ge gund hebber, dan waarmede zy zich thans moesten vergenoegen. Doch dat is nu eenmaal niet anders. Ea thans, nadat allen herdacht zy'o, die in meerdert) of mindert) mate hebbeu medegewerkt tot het verkrysren van ean z<>o schoon geheel, wil ik Viotta dank zeg^pn voor zijn superieure leiding. Vour wij Uly'ft, Viotta een der weinige uitverkoren Wanner dirigenten van de oude garde. Bij V.otta behotft uien g?en angst te hebben voor het insluipen van particulariteiten, die indruischen tegen den geest van het kunst werk. Bovendien beheerscht hy het werk en de uitvoerenden geheel, zoodat men veilig mag zegden dat van hem de levenwekkende kracht uitgaat, die de intentiëa v<in den grooten meester weet te bezielen met den geestdrift zy'ner opvatting. Dank dus vooral aan Viotta. Wanneer zullen wy eens een Ringcyclus, onder zyn leiding, hier mogen bij *onen ANT AVEKKAMP. «IIIMIHIIIMimlIHtllU MIIIIIIIIIIIHimitlllllltllllllllllH mantel aanbood, kwam Nanon. met de gemeen zaamheid, oude dienstboden eigen, onverwachts binnen en overhandigde my een brief, die extra besteld was, van myn vader. Ik doorliep den brief en zei: Myn beste vriend, nauwelyks hier gekomen, moet ik al weer vertrekken. Ken proces, waarby' ik absoluut tegenwoordig moet zijn en dat eerst in December zou beginnen, begint binnen veertien dagen. Ea daar ik de noodige stukken er voor zelf by elkaar moet brengen, ben ik genoodzaakt, daar dadelijk mee aan te vangen. Dat is jammer, antwoordde de pastoor, maar beloof me ten minste, direct daarna terug te komen. Ik laat mijn geweer hier O>rer drie weken zal ik waarschijnlijk klaar zy'n en dan kom ik voor een week of wat. Ga dan in vrede. Den gansenen da,' leidde de pastoor mij overal rond en toonde my, niet zonder trots, zyn landelyke schatten. Onder het eten ver telde hy my van zyn reis door het Heilige Land, totdat het uur van vertrek was aange broken. Ik zal je een einl vergezellen, de wan deling zal me g ed doen l zei Maucombe. A propos, sprak ik, hier is het adres van myn vader te Pary's, als ge soms iets tuaschentyds te schryven hebt. Nanon nam de adreskaart en stak haar tu«chen den spiegel. Een oogenblik later liepen wy op den grooten weg; hst paard leidde ik aan den toom. Weinige minuten later begon er een fijne motregen te vallen en de eensklaps opgestoken, y'skoude wind joeg ons de kille droppels in het gezicht Ik hield stil. Ou Ie vriend, nu wil ik niet langer dat Inziet en mi bij de II (Slot). Nsast de p alrnen en gezangen hal men tal van godidiens ige liederen (doch ook al weer niet bij de DoppW, die, wijl in die liederen riet het streng gereformeerde geloof werd ge vonden, er gevaar voor afdwaling in zagen); met name de iiederer| vprvat in de zoogenaamde Kinderharp", welke bundel in geen Bj-rengezin gemist werd Het waren opw< kkende liederen, alle op godsdientt'g gebied, met voor het grootste f-edeel'e gemakkelyke populaire melodiën. Men vond er in melodiën uit den Liederschatz" zoowel a's wij-jes van Nederlandscbe volksliederen en daarnaast melodiën : van bekende Engelsche Songs"; een bundel, ' die zich uitnemend goed leende tot het bereiken ' van het doel, waartoe hy' gegeven was: opwek king van het godsdienstig gevoel door den za g. ' Hoe druk dezs bundel gebruikt werd en met j welk een y'ver en lust men er zich op toe legde \ mag blyken uit het fait dat zeer velen by'na den ganschen bundel ('.r wa-en een kleine iOO lieJeren in!) van buiten kenden, van sommige twee, drie coupletten, van enkele meer. Bjhalve deze godsdienstige liederen had m; n nog tal van minnelie^j-s, vaderlandsctie en enkele komische liederen, allen in het echte Afrikaansch. De wyze waarop de je liederen bewaard werden en van hand tot hand gingen is kenschetsend om aan te duiden hoe primitief en eenvoudig nog veel in het leven der Boeren was. Deze lied ren toch bestonden niet in drukvorm, doch werden als de handschriften van weleer van den een naar den ander gebracht om gecop'ëerl te worden. In ieder huU was een bundel aangelegd waarin da meest gewilde liedjes waren opgenomen en telkens wanneer men een .mooi liedje" by' vrienden ofgeburen gehoord had, werd dit door een dochter des huizes of wie er zich het meest voor interes seerde, in het Liedeboek" by'geschreven. IJselyk lange minnedichten, meestal uitermate droedg, vaa twintig, dertig coupletten, za'en er, by de jonge Afrikaanschen vooral, grif in en waren niet het mi .st in de gunst; voor beschaafde Nederlandsche ooren was het genot ze te hooren op zyn minst twyfV.lachtig; het gedicht zelve muntte gewo inly'k uit door groote bombast aan den eenen kant en kinderlyke onbeholpenheid aan den anderen, waarby de groote eentonigheid der melodie het geheel niet smakelijker maakte. Evenwel, al genoot een beschaafde Nederlander er niet veel by, de Boeren zelf, toehoorders zoowel als zangers e^ Gangsters von len het prachtig! Een sehoon voor'leeld van deze soort gedich ten wcrlt gevonden in Constant en B rtina", een zeer bekend liedje onder de Boeren; de melodie is natuurlijk hier nosilyk weer te geven; zy heeft in eento igheid veel weg van eene langzaam tikkenda klok. De inhoud worde hier in grov^ treike i meegedeeld om den lezer een idee te geven, hoe eenvoudig en primitief de dichtkunst nog by (ie B >eren is. Het eerste couplet luidt aldus: De liefd ? breng zoo menig paar Li grooten ramcpoel en gevaar Als door der ouders hco/aardy D i kinders veel en zwaar moet ly. Daarr.a komt steed) in dichtmaat het verhaal hoe Constant zeerberoemd"de -choone bljein'' Bertiena reaiinde, doch hoe de oulers hem het huis beletten, waarop ly' vol wanhoop afscheid neemt. En daarna Co stait was rusteloos, waar hy gaat. Hij hal g-en hoop, by wordt soldaat. Door zijn gedrag en groot verstant Wcr.l hj verheven tut sergeant. Dat groote vers and, waardoor ieaiand ser geant word , is prachtig! Hvj blijft la' g t.etruuw aan zy'n beminde en vol hoop op da t »ek > n^t, d n:h teil slo'.te wordt hat hem toc.h ie michtig, hij keert, le-ug naar de woning zy'ner tijriieua en hou it daar da volgende a'leeuspraak: A Ij i, ik stap de wereli ai, Juil P zal mij draden naar mijl graf, A jij, daar is geer) keer meer an, Daar is j nu oulers oorzaak van. Ei dan de droevige episoJe: Hij het achter GJI die huis gegaan Ea heefi een droevige daad gedaan; Hij heeft zijn baj met aanvaard Doorsteekt zijn hait en viel ter aard. Alvorens te sterven roept hij nog een laatste groet aan zyne beminde toe en zegt haar rouw te dra;en over zijn dood. B rtiena schijnt gehoord te hebban, dat da.ir buiten iets voor viel 't welk niet pluis was want zy' komt naar buiten en .... ziet met een droef gemoed Haar minnaar zwemmen in zyn bloed. Dat is voor Bertiena toch wat al te bar en : Zy neemt de bajonet vol bloed E , steek die met een ko ,'l gemoed Diep tot in haar teerbeminde hart Eu valt bij Constant neer met smart. Haf slot bevat dan de waarschuwing aan de ouiers: Ouders, spiegel julle en. leer E i brei k om geld geen liefde meer; Daar liefde geld te boven te gaat E-i zelfs vermoord is 't eindelyk kwaad. Ma dunkt eenvoudiger aan den eenen en met grooter bombast aan. den ar,deren kant kan het toch niet. En men vond dat een zeer monl lied! Niet alken by' de minnedichtei ook in vaderiandsche en komische liederen wordt dezelfde eenvoudigheid, dezelfde onbeholpen heid in uitdrukking gevonden. Overal 't bewijs hoe het volk nog in zijn eerste stadium van ontwikkeling verkeerde. Waarschijnlijk ec'.ter zal dit tylperk van eenvoudigheid en kinderlykheid spoedig zy'n afgefloten; aan wie ook in. dezen rampspoedigen oorlog de overwinning moge ten deel vallen, de Bjeren zullen niet meer zijn, wat ze vroeger waren; de invloed van de duizenden en duizenden uitlanders, die ongetwyfeld het land zullen overstroomen, zal zich ook bij hen laten gelden en evenals zooveel meer eigenaardigs zal ook de typische wijze van zingen en muziek maken zeker weldra verdwynen; sonaten zullen dan ruischen van uit elke Bjerenwoning; piano, viool en harp zullen in plaats van seraVyn en eoncerüna in den avond weer klinken, dans en jolige liedjas zullen het psalm gezang hebben vervangen. Ea de jongste dochter des huizes zooeven van het conserva toirs teruggekeerd zal een stuk met trillers ep'len, waarnaar haar bejaarde ouders vol verbazing met open mond naar luisteren l t llltlllllMMIIIIIIIIMmmimimlIIIIIIIIIIMIIIIIItlllllEIIIIMIIIIIIIIIflMII ge mee loopt ' Je leven is kostbaar en deze regen is zeer ongezond. Keer terug. Voor hy terugkeerde, sprak ky' : Ik heb tcch je vaste belofte dat je terug komt, niet waar ? Eu na myn vaste verzekering, voegde hy' erby : Maar je hebt nog een heel eind weg voor je, by dezen regen en ik zie ... Op dit oogenblik brak de volle maan door, onze silhouetten en die van het paari teeken den zich eensklaps reusachtig af op den natten weg. Een nachtvogel vloog langs ons heen, een afschuwelijken kreet slakend. ' Mijn vriend stond in het volle maanlicht, l maar zy'n gezicht bleef verborgen door de ' schaduw van zyn hoed, alleen zijn oogen zag ik schitteren en terwy'l hy zyn woorden afb. ak, bood hij myn z^n mantel aan Neem mijn mantel, ik wil het, je kunt hem terugzenden van uit de Gouden Zon. l Ik s'oot, verbysterd, een oogenblik de o»gen, 1 terwijl hy my snel den mantel omwierp en ' haastig terugkeerde naar zyn huis. Werktuigelyk sprong ik op myn paard. Een afschuwely'ke vrees hield myn hart beklemd, schoon ik niet had kunnen zeggen waarvoor. Ik ben in den oorlog geweest, ik heb eeE paar duels gehad, myn zenuwen zyn dus gestaald en toch, ik was bang! l Ik zette myn paard de sparen in de zijden en met gesloten oogen en lossen teugel, gaf | ik my over aan den razenden galop van my'R dier, aan wien ik zeker myn angst instinctI matig overbracht In minder dan een half uur bereikten wy de eerste huizen der stad. Ie zag 1 weer menschen, verlichte winkels en woonhuizen. Het land der verschrikking lag achter my. In de Gouden Zon zette ik my voor het heldere vuur en luisterde met genoegen naar de gesprekken in de gelagkamer. Ik voelde my Moge evenwel deze toekomst niet al te spoedig aanbreken! H. A.. CORNKLISSB. ailliiiiiiiiiiiiuillliiiiiiiiiiiinilllllilllMiiiiiiiiilllllliiiiiiilllilllllllllllllim De collectie Volder in Pnlc&ri Stnflio. De heer H G. J. Völcker van Soelen, bewoner van het huis te Voorst bij Warnsveld in d> Graafschap Zutphen, had voor eenige dagen een gedeelte van zyne collectie aquarellen en teekeningen aan Pulchri Studio afgestaan. De andere helft der collectie zal vermoedelijk in Februari volgen, na afloop van de tentoonstel ling der leden. De collectie is belangrijk in menig opzicht. Toy's Maris is er by vertegenwoordigd met zyn doopstoet in Freiburg, ons welbekend door de reproductie, die Zilcken er van vervaardigde. Da sq'iarel is eene ? herinnering aan de reis, die hy met Jacob deed naar Duitschland omstreeks het jaar 1860. Zy is in een blau wen diepen toon gehouden, zeer door wei kt, waai bij ook gebruik is gemaakt van dek verf. De in het oog vallende blauwe kleur is waarschynJyk te wy'ten aan het verdwynen of verbleken van de kleuren, waarmede het blauw vermengd is geweest, wat venwal niets afdoet aan de waarde van het kunstwerk, daar de toonsverhouding gebleven is. De hoogste lichten zyn gevoelvol en raak met een mesje in het papier gekrabd door de verf heen, wat hetzelfde effect geeft als wanneer Jacob Maris met een ruigen borstel, zijne schitterende kantlichten zet op zyn water, h uit j es en schui ten. Da figuren hebben dat kloeke en breede, dat de teekeningen van den Elzasser Tneophile Schutter zoo aantrekkelijk maakt, waardoor de figuren van Millet dat monumentale karakter kiyger, wat wy bij Maunier als plastiker zoo bewonderen. O /er de stemming zelf van dit zoo diepgevoelde werk, over de plechtigheid, die a!» een teer waas gespreid ligt over bet tafaretl, spreek ik niet, omdat het moeily'k is, om met denzelflen eenvouJ in woorden te vertolken wat T.jy's Maris met lijnen, toon en kleur doet; en bovendien hy kan beter zelf de diepte van zijn gevoelen vertolken, dan ik dat vermag met een paar woorden. Van Jacob Maris een viertal squarellen: een avond, molen met sneeuw, en een maaneffact, waar men in beide den leeuwenklauw voelt van dan grooten meester; heerlyke specimen van zyn werk. Voorts een aq'iarei, zyne eigen kinderen voorstellend: vioolfpelende jorgen en pianospelend ineUje, ongeveer uit de periode 1880, den ty'd toen zoovele mooie kindertafereelen zyn atelier verlieten, den tijd van vreugde en strijd. En nog een Scheveningsch vrouwtje bij een haardvuur, waarby''men, wat de voor stelling aangaat even aan Iiraëls denkt. Van Jozef hraëls, een hearlyk mooi aqnarelletje 30 by '20 cM. ongeveer; de verheer lijking van het moederschap, moeder die een kind zoogt; dit weik vereenigt in zich alle goede qualiteiten van den grooten kunstenaar, het is een kostbaar kleinood in deze collectie. Albert Neuhuys is verteganwojrdigd door een paar mooie werken: \óó.ral eene oude vrouw by het spinnewiel en voorts een interieur met vrouw en kir.d. Van Mauve zyn onder meer een paar prach tige zuivere stalen van zy'n groot talent: een n'j:i getoetste afzandery en een bly, zomorsch, stil, intiem dorpswegje. Bosboom heeft er zyn prachtige gereehtzaal van Veere, ruim en groot gezien zooals Rjinbrandt dat deed. De com binatie van het rocjd van het tafelkleed en de bruine kleur der houten betimmering doen in de verte aan de Sïaalmeesters denken door den gloed, die er van uitstraalt. De meeste dezer werken ontstonden in den bloeityd der Hollandsche Teekenmaatschappij. Een paar andere squarellisterj, die wy steeds giarne ontmoeten en wier qualiteiten wy ook altijd weer bewo; deren zijn Rjchussen en David Bits, die hier in deze collectie door zeer goede werken vertegenwoordigd zijn. Van den eerste wijs ik vooral op de «soiiëeby een diplomaat" en op de «opeisching van het stadje." Wat was die Rochuasen toch een geestig en fijn opmerker, hoe goed heelt hy de fuioncmie van menschen, dieren en dingen opgenomen, en met welk een gemak en een talent heeft bij die weergegeven. Zy'ne «soiree" stelt voor een 18a eeuwsch interieur met vier gepruikte heeren, aan een epeeltafelije zittend, by den schoorsteen een lakei in onbewegelijke houding. In de aangrenzende balzaal gewoel van gasten, waaronder jonge vrouwen en heeren in gala. Het kaartspel wordt onderbroken door de komst van een lak'ei, die een zwaar gelakten brief op een zilveren blad binnenbrengt. Da diplomaat ky'kt op met zekere hooghartigheid en voorgewende ergernis; van de andere spe lers maakt er een gebruik van dit onverwachte incident om gauw eens een snuifje te pakken. E^n derde, waarschijnlijk ook een diplomaat werpt een zydelingschen, onderzoekenden blik op den brief, welks inhoud hem blijkbaar intrigeert; de vierde, zeker een volbloed speler IIIUIIMIIIIIIIIII llllllltlllllllllltllllllIIIIIMKUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII teruggekeerd in het werkelyke leven. Ik was nu eigenlyk beschaamd over myn vrees. Ik bekeek zelfs glimlachend den mantel, dien de herbergier zou terugbezorgen; hy' was versteld en nog eens versteld, met zulk een zorg, dat ik my verbeeldde dat Maucombe tel kens als hij een nieuwen mantel had uitgespaard, het geld aan de armen moest hebben gegeven. Een uur later zat ik in den trein, in myn eigen rfentel gehuld, dien men in de herberg voor my bewaard had en een lekkere sigaar aanstekend dacht ik, terwy'l het gegil van den locomotief my in de ooren klonk: Dat hojr ik liever, dan het gekrijsch der nachtuilen daarginds. Ik beken dat ik min of meer spyt had van myn belofte o a terug te komen. Daarop sliep ik vast in en dacht niet verder aan het voorval. Voor ik naar Pary's kon gaan, moest ik zes dagen in Chartres blyven om de stukken byeen te brengen, die ik VOD. myn proces nood'g had. Eindelyk, den zevenden avond, na myn vertrek uit de pastorie, kwam ik weer te Pary's aan. Ik liet mij dadelyk naar myn vader brengen. Hy' was gezeten in den salon en hield een geependen brief voor zich. Wij drukten elkaar de hand en hij sprak: Je weet zeker nog niet welke treurige ty'ding deze brief bevat. Maucombe is na je vertrek ziek geworden, door een gevatte koude, en eergister is hy gestorven. Deze brief is van zyn huishoudster. Hy' reikte ay den brief over en ik las ver der: Hy was zeer gelukkig, dat mijnheer X a vier jgyn mantel spoedig ban teruggestuurd, want hy had hem gedragen «p zy'n reis naar het Heilige Graf; hy wilde er niet van scheiden en is er in gestorven en mee begraven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl