De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 15 juni pagina 5

15 juni 1902 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No 1303 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. den verzamelaar W. Tschertkow bijeengebracht. Het was dan ook wel noodig er een inleidend woord aan te doen voorafgaan, om de tegen strijdigheden die het bevat te verklaren en uit een dieper liggend beginsel de verzoening van zeer niteenloopende denkbeelden op te delven. Dat dit inderdaad vrijwel gelukt, ah men nanwkenrig leest, wat de redacteur daaromtrent zegt, laat zich niet weerspreken. Maar daarmede is dit dieper liggend be ginsel niet gerechtvaardigd. Integendeel. De beginselen, waarvan Tolsto uitgaat, zijn naar het m\j voorkomt alles be halve aanbevelenswaardig. | Sexualisme en ascetisme schijnen tegen woordig de polen te zyn, waarom het vraagstuk der sexueele moraal zich beweegt en Tolstoi zoekt de oplossing niet in een hoogere en meer gezonde moraal, maar in een zonderling compromis tusschen deze beide; een compromis waarop hq het etiq.net zet van Christendom. Zyn Christendom is ascetisch en daardoor is natunrlijk alle gemeenschap tusschen man en vrouw, zoowel in als buiten het huwelijk, in beginsel van lager orde. In den regel ziet h\j in die gemeenschap'alleen het zinnelijke, vleeschelyke en wanneer h\j daarin juist zag, zou het ascetisme daardoor van zelf het eenig ware zyn. Doch hij heeft daarnevens nog een andere gedachte, die dit ascetisme voorloopig op den achtergrond houdt. Hy gevoelt zeer goed, dat de volmaaktheid niet door het individu kan bereikt worden. De menschheid in haar geheel moet tot volkomenheid worden gebracht en door als geheel daarnaar te streven kan dit ideaal zie U alleen Verwerkelijken. Hy ijvert daarom ook tegen de castraten. Werd de castratie ingevoerd, dan was er geen nage slacht en de weg tot volmaking zon dus worden gesloten. Het zinnelijk sexueele leven is dus een middel, om de menschheid in stand te honden en haar de gelegenheid te geven zich te volmaken, tot dat als eindresultaat daarvan dit zinnelijke leven ophoudt en het ascetisme als het ware over de geheele menschheid zegeviert. Het lage zinnelijke is dus de nood zakelijke voorwaarde voor het hooggeestelijke, in dien zin, dat de thans levende asceet dit hooggeestelijke wel persoonlijk bereikt heeft, maar tevens vrede heeft met dat lagere, omdat daardoor de komende geslachten tot dat hoog geestelijke kunnen opstijgen. «Wanneer zoo heet het bl. 41 de menschen tot de sexueele gemeenschap aangetrokken worden, dan ge schiedt dit daartoe, opdat de volmaaktheid, die de eene generatie niet bereikt, door de daaropvolgende bereikt zon worden." Hy schrijft deze woorden met een beroep op Mattheus 19:12 en veroordeelt daarbij de moedwillige castratie, daar bij in dien text niets anders leest dan wat er gewis ook onder verstaan moet worden, dat er nl. zijn, die ter wille van het koninkrijk der hemelen zich van alle sexueele gemeenschap onthouden. Al heeft hij recht tot deze textverklaring, daarmede is toch zijn ascetisch Christendom niet gerechtvaardigd. Het is niet moeilijk om hier en daar eenige uitspraken in den Bijbel te vinden, die schijnbaar een ascetischen toon doen hooren, maar het Christendom ais zoo danig is nooit ascetisch geweest en het is dit eerst geworden, toen de Heidenen er zich toe bekeerden.. De Roomsche kerk zoowel als de Grieksche hebben, door de Heidensche aan de Christelijke wijsheid te huwen, van het Chris tendom iets anders gemaakt dan het was of wilde zyn. Franciscus van Assisi, door sommigen in onze dagen verheerlijkt als een type van een ernstig gewild christelijk ideaal, heeft van het Christendom niets dan den naam en is een Buddhist of wat men wil, maar geen Christen. Iemand, die de smart en het lijden en de armoede verheerlijkt, ja daarop verliefd is, heeft geen flauw begrip van een Christus, die in Gethsemane tegen het lijden opziet, ja zich wentelt in het stof om het weg te bidden, die het alleen aanvaardt uit gehoorzaamheid en overgave aan den wil des Vaders. Christus en Franciscus van Assisi zijn vol slagen antipoden. Wie Christus wil begrijpen, moet Israëlitisch voelen en wie Franciscus wil begrijpen, moet Buddhistisch voelen. Renan heeft indertijd Jesaja 53 een «hymne a la donleur" genoemd, terwijl het juist het tegenovergestelde is. Het geheele Oude Testa ment protesteert met heftigheid tegen de smart en men behoeft Klaagliederen III maar te lezen, of Job daarnaast te leggen, om dit in de schrilste tonen te hooren. Er wordt gebogen onder Gods wil, als en omdat Hy het zoo verlangt, maar de smart als zoodanig wordt aangemerkt als onnatuurlijk, onmenscheiyk. Het ideaal van het Christendom is niet armoede en gebrek te lijden, maar kind te zijn en ik zet het den knapsten, om een kind smaak te doen krijgen in verdriet. Even als een kind op moeders schoot, ge koesterd door hare liefde, wellicht een pijnlijke operatie kan ondergaan met een soort van berustende gelatenheid, maar van ascetisme niets begrijpt, zoo ook de Israëlitische vrome en de Israëlitische Christus. Is dit zoo, en de bewijzen hiervoor zouden te vermenigvuldigen zijn, dan is ook het asce tisme ten aanzien van het sexueele leven beslist niet-christelijk. Als onthouding wordt gekozen, dan mag dit niet zijn, omdat die ont houding als zoodanig een hooger ideaal vertoont, maar omdat men ter wille van een hoogere roeping die onthouding noodig acht. Men kan een voorrecht prijsgeven ter wille van iets anders, zonder daarom dat prijsgeven zelf zoo begeerlijk te achten. Als I'aulus zegt: «hetgeen my gewin was heb ik schade geacht", make men van zijn woorden niet het tegendeel en late hem dat gewin zelf niet schade noemen. Laat my uit eigen ervaring een voorbeeld kiezen. In mijn arbeid hier te Zetten heb ik weinig gelegenheid, om my veel met kunst op te houden. Veracht ik daarom de kunst? Dat zij verre. Ik acht ze hoog en zou niets liever wenschen, dan er veel, veel van te genieten, maar ik heb er mij van gespaand ter wille van mijn arbeid. Daarom acht ik het leven buiten de kunst niet hooger te staan, ik ben het tegendeel van asceet. Doch wat doet Tolstoï? H\j ziet in het huwelijk en de huwelijksliefde bij voorkeur het sensueele. Een enkele maal verheft hij zich tot een hooger standpunt, maar het is uitzondering. Bl. 43 zegt hij, dat de castraten ten onrechte beweren, >dat de gemeenschap met een vrouw, die het verwekken van kinde ren ten doel heeft e a op den bodem van eene geestelijke liefde staat, een zonde is. Dat is volstrekt geen zonde, het is de wil Gods." Ware de doorgaande toon van Tolstoï's ge schrift van dezen klank, hy zou gewis heel anders geschreven hebben. Doch zelfs deze betere toon is nog niet eens volkomen zuiver. De bewering toch, dat huwelijksgemeenschap alleen ten doel mag hebben, het verwekken van kinderen is een eerste stap naar het ascetisme. Wanneer de liefde op zuiver geeste lijken bodem staat, is alles rein en kuisch, al denkt men aan geen kinderen. Ja, wat meer is, als man en vrouw een christelijk huwelyk sluiten, waarvan geldt: »wat God vereenigd heeft scheide de mensen niet", dan ia dit niet een geoorloofd sensualisme, maar een gemeen schap die geestelijk-zinnelyk of zinaelykgeestelijk tegelijk mag beeten, aangezien de mensen uit ziel en lichaam bestaat en de een heid van die twee in de huwelijksgemeenschap tot haar ideaal komt. Al wat daar buiten ligt is er de caricatuur van of nog erger schennis van het beeld zelf. Het christendom is hst zuiver- menschelyke en wanneer zij, die er buiten staan, dit ont kennen, hebben zy het christendom nooit be studeerd. Een christelijke kerk, die dat loochent of verzwakt, doet haar naam schande aan en behoorde zich te schamen over haar Heidensche bijmengsels. Volslagen onchristelijk en onmenschelyk is daarom ook, wat Tohtoïbl. 57 zegt, dat wan neer het doel om kinderen voort te brengen niet aanwezig is, er slechts van vleescbelyk genot kan sprake zyn. Volslagen onwaar, wat hij er op laat volgen en waarover, naar hij beweert, zelfs allen het eens gijn, dat >de sexueele omgang den mensen verzwakt en wel in zijn allermenschelykste werkzaamheid, in zijn geestelijke werkzaamheid." Dat is vol komen waar van alle. ontucht, maar hat is laster tegenover de heilige eenheid van man en vrouw. De geestelijke werkzaamheid wordt er veeleer door verhoogd. Het treurigste van Tolstoï's beschouwingen is, dat zy noodzakelijk er toe moeten leiden, ontucht en hnwelyk op n lijn te plaatsen, met bet eenige verschil, dat het huwelijk door een briefje van het stadhuis zou gewettigd zyn. Die twee hebben evenveel van elkaar als valsche en echte parelen. Wanneer zal onze hedendaagsche maatschappij eens ophouden mei haar geploeter (ik weet geen beter woord) in allerlei sexueele vraag stukken. De eenvoud, de reinheid, de kieschheid van het echt menschelyke gaat er by verloren. Alles wordt gekunsteld en uitge plozen en daardoor van zijn geurig waas beroofd. Leef buiten het huwelijk kuisch en krachtig. Huw niet lichtzinnig, maar ernstig. Laat de liefde vrij P uw nart inwerken en met de vereering, die zy eiseht voor het voorwerp der liefde, zal zy tot booger leven bezielen. De geestelijke band blijft de grondslag en maakt alles geestelijk, ook het zoogenaamd zinnelijke. Laat in het huwelijksleven de verhoudiig van man en vrouw zijn evenals de verhouding, waarin men staat tegenover zich zelven, nl. degelijk, waardig, heilig en tob dan niet over allerlei vraagstukken, die nooit de een voor den ander kan oplossen en die voor ieders verantwoording blijven. De christen gelooft in een Christus, wiens eerste "penbare daad was: een bruiloft te bezoeken en daar de feestvreugde te vermeer deren, die daarin het voorbeeld zijns Vaders volgde, toen het eerste menschenpaar bijeen gebracht werd. Al wat Tolstoïdaarover aaders llllllllimilllMIMMIIIIIIIIIIIIIllUllllliniMIIMIHIIIIMHmMIIMHMMIIMHHIIIMHH^ imilimMMimnillMIMIIIMMIIIIMIHimilMMimilllMniMIIIIUmMHMHIHmiMMUUmmillimmiimilllüUUimUimiUUm YOO^ DAMEjS. Vronwelüe faMeKs-iBspectie, Hoe meer de deelname der vrouwen aan den industrieelen arbeid toeneemt, des te meer wordt het ook noodzakelijk, dat de vrouw daadwerkelijk betrokken wordt by de inspectie, d.i. bij het toezicht op de naleving van de vetten op den arbeid. Juist toch in dte bran ches, waarin de wettelijke bescherming het meest noodig is: kleeder-industrie en andere hnig-industrieele bedrijven, wordt zeer veel arbeid door vrouwen verricht, en neemt haar percentage eer toe dan af. In ons land heeft men reeds sedert eenige jaren het groote belang eener vrouwelijke febrieks-inspectie erkend, en zijn adjunctinspectrices van den arbeid aangesteld, ik meen, thans in twee of drie van de 9 inspecties. Er wordt echter in de verslagen der inspectie over de resultaten en bevindingen dezer vrouwelijke inspectie geen bijzondere melding gemaakt, wat wel zal komen omdat ze vrouwe lijke inspectrices niet onafhankelijk optreden, maar staan onder directe beschikking van den inspecteur. In Duitschland is sedert eenigen tijd een vrouw als inspectrice opgetreden, n.l. Fiaulein Von Richthofen, een dame van grooten huize, die, na eene academische opleiding te hebben genoten, door de Badensche regeering als inspec trice werd aangesteld. Onlangs hield zij voor een sociaal-politieke vereeniging een voordracht over hare bevindingen als zoodanig, waaraan wij enkele bijzonderheden ontleenen. Frl. Von Richthofen is een jonge dame, aan »ie het b\j haar optreden door niets te merken was, dat ze behoorde tot de blauw-bloedigen. De vrouwelijke fabrieks- inspectie, zei ze o. a., is een geheel moderne instelling. W vinden de eerste sporen daarvan in NoordAmerika en Kanada, waar de vrouwen trouwens ook tot andere beroeps- en ambtenaars-posten worden toegelaten. De stad Parijs telt 14 vrouwelijke inspecteurs van den arbeid; terwijl zij ook in enkele der fransche provinciën worden aangetroffen. In Engeland werd de vrouwelijke fabrieks-inspectie ingevoerd in 1893, nadat de arbeiders- en vrouwen-vereenigingen daarop hadden aangedrongen. Thans zijn er in Enge land nog slechts 6 dezer beambten, die echter veel werk maken van hun ambt. Ze staan onder direct gezag van de inspecteurs. In Duitsch land is de vrouw-inspecteur nog uitzondering. In geheel Duitschland zijn thans 8 vrouwen zoodanig werkzaam. De meesten waren vroeger directrices in confectie-werkplaatsen, n was vroeger chef op een kantoor, n rechtskundige. Geen hunner is ooit zelf werkster geweest. De vrouwelijke inspectrices bekleeden allen ook dtór een ondergeschikte positie. Zooals alles in Duitschland, is ook de fabrieks-in spectie sterk gecentraliseerd, Over haar eigen werkzaamheden zeide Frl. von Richthofen o.a.: »Myn wetenschappelijke vorming bestond in een driejarig bezoek aan de universiteit in Berlyn. Het bezoek aan eenige fabrieken speelt daarbij nauwelijks een rol. Men gaf mij eerst het werk dat eiken jongen ambtenaar wordt opgedragen, die het tot inspecteur wil brengen. Myn eerste werk zaamheden bestonden in de controle van fabrieksreglementen, bouwplannen voor bak kerijen, aanvragen om vergunning voor overarbeid, enz. Later werden onder mijn toezicht gesteld alle werkplaatsen waar vrouwen werk zaam zijn. In Baden zijn 60.000 vrouwen in de industrie werkzaam, voornamelijk in de tabaksbranche, bijouterie- entextiel-ny'verheid. Zelfstandig, op eigen initiatief, mag ik evenwel niets ondernemen. De omgang met de patroons levert geen be zwaren op. Veel moeilijker is het, voeling te krijgen met de arbeidsters. Ze zijn zeer be vreesd voor de vervolgingen, die hen, indien zij inlichtingen verschaffen, van wege de superieuren zal treffen. Ik herinner mij twee meisjes, die haar pleegmoeder smeekten, mij toch niets van de onbehoorlijke handelingen van den werkmeester mede te willen deelen. »Myn offieieele spreekuren waren gewoonlijk niet druk bezocht. De werksters moeten eerst aan de inspectie gewennen. Zeker, er worden met vrouwelijke inspecteurs wel eens ervaringen opgedaan, die niet zeer gunstig zijn. Maar dit ligt ook dikwijls in de keuze der personen. In Saksen-Weimar b.v. werd een dame van over de 60 jaar als assistente der inspectie aangesteld. Hoe zon zulk een vrouw zelfs tegen de lichamelijke inspanning bestand kunnen zijn? ?De inspectrice van Hessen heeft de offiei eele spreekuren afgeschaft, maar daartegen aan de werksters de gelegenheid gegeven, haar particulier te bezoeken. Dat schijnt daar betere resultaten af te werpen. Met de man nelijke arbeiders kan men gemakkelijk in contact komen door middel der vakvereenigingen. De vrouwen treden niet of zelden collectief op. Van de 60 000 arbeidsters in Baden zijn slechts 15 georganiseerd. «Voor de vrouwelijke fabrieks-inspectie ligt nog een oneindig groot arbeidsveld braak: de strengere controle over de confectie-werk plaatsen, de ateliers der groote magazijnen, de huisindustrie Gewenscht komt het my voor, vrouwen als inspectrices aan te stellen, die eenige academische opleiding hebben genoten en dezen hulpkrachten uit de kringen der werksters zelf ter zijde te stellen-1' Het kwam my voor, nu ook in ons land met de instelling van vrouwelijke inspectie begon nen is, dat in het door deze jorge vrouw gesprokene, die zich met zooveel toewijding aan haar taak heeft gegeven, genoeg belangrijks was, het onder de oogen te brengen van tal rijke lezeressen. X. De moeilijk weg, 4e beste, Wie, op de middaghoogte van bet leven aangekomen, een blik terugslaat, zal allicht bij het overzien van wat daar achter hem ligt, ge troffen worden door het een of ander verschijnsel, een tint, een klank, een vorm, een overgang, die in dat beeld van het verleden, zooals het zich aan 't geestesoog vertoont, steeds terugkeert als 't refrein in een melodie, telkens weer op gevat, nadat het tijdelijk werd losgelaten. Zoo'n levensrefrein gaat veelal door ons leven, zonder dat .wy er ons bewust van zijn; het ontstaat in den langen loop der jaren, komt nu eens uit by gewichtige besluiten of handelingen van beteekenis, dan doet het zich gelden by de eenvoudigste onbelangrijke beslissingen, in de wijze, waarop wij ons tegen over kleine teleurstellingen gedragen, in ons aanvatten van schijnbaar de meest voor de hand liggende dingen. Waarschijnlijk bewegen wij ons allen langs den levensweg op de muziek van zoo'n eigen refrein, waarbij maat en toon van achter de schermen geregeld worden door onze afstamming en onze opvoeding, door temperament en physieke gesteldheid, door-omgeving en levens omstandigheden. Hoe die alle werken is ons zelven niet duidelijk; dikwijls is het ons, of wij juist niet doen en niet denken, zooals zy alle zouden doen verwachten, maar meestal blijkt ten slotte, dat by menschan vaneenigszins geprononceerde persoonlijkheid de schakel niet verbroken werd, die impulsie en daad verbond op steeds dezelfde wijze, en dat door doen en denken, al raakten die beide zeer uiteenloopende gebieden, een steeds gevolgde draad liep, welks kleur de hoofdtint geeft aan onze levensschildery. En even groot als de verscheidenheid is in der menschen uiterlijk bij toch zoo volkomen overeenkomst in de hoofdzaken, even ryk aan afwisseling is de manier, waarop zij hun leven, voor zoo ver zy daar zelf aan arbeiden, hebben opgebouwd en nog voortdurend opbouwen. Geen twee menschen ondernemen denzelfden arbeid, in dezelfde omstandigheden verricht, op dezelfde wijze, verheugen zich op dezelfde manier ^over gelijke vreugd, treuren in -denzelfden trant bij gelijken graad van smart; geen twee, die moeilijkheden van nerlei aard ook op nerlei manier zullen aanvatten, die een zelfde teleurstelling op gelijke wijze dragen, een zelfde doel langs nen weg bereiken, een zelfde taak op n manier volbrengen. Maar wél bestaat er groote kans, dat wie ieder dier levens afzonderlijk kon overzien in zyn geheel, den indruk zou krijgen van een treffende eenheid, van een onverwachte harmonie in den opbouw van ieder individueel leven, alsof een bouwmeester naar een vast plan eraan gewerkt had, altijd het nieuwe heden naar n vasten aangenomen stijl aansluitend by 't verleden, dat gisteren heden was. Er moeten duizenden en duizenden van die levensbouwstijlen zijn, zooals we in een zaal met duizenden en nogmaals duizenden meuschen evenveel verschillende aangezichten waarnemen. Elkanders stijlen kennen wij slechts voor een zeer, zeer klein deel; meestal weten zelfs zy, die elkander 't naast staan, ouders en kinderen, vrienden, bloedverwanten omtrent die diepere lagen van elkanders bestaan onbegrijpelijk weinig; zelfs echtgenooten kunnen daarin eeuwig vreemdelingen voor elkander blijven, en menigeen leert zelf nooit den grondtoon van zyn eigen wezen kennen. En zoo het iemand mocht gelukken door een samenloop van omstandigheden helder te leeren zien het beginsel, waariran werd uitge gaan büden opbouw van levens, welker paden zich aaneensloten tot een breeden mooien weg, zou hij dan niet goed doen, zoo hij trachtte dat beginsel te plaatsen in een helder licht n om het zelf des te vaster te grijpen a opdat het mogelijk een weifelende tot steun mocht zijn? Daar is in den loop der tijden veel wijsheid neergelegd in uitspraken, die gemeengoed zyn geworden van de menschheid. Veelal heeft men die uitspraken onder dak gebracht in de schatkameren des geestes van mannen als Confncius, Boeddha, Jezus, Mohammed, in wie de menigte terecht of ten onrechte vertrouwen had leeren stellen en die met het gezag van hun naam soms de meest ongelijksoortige meeningen moesten dekken, zoodat men, aan hun poorten kloppend, steeds in den verlang den zin een antwoord krijgen kan op gestelde vragen. En als wij nu hen vragen om de formule die past op het levensbeginsel, 't welk wij bedoelen aan te wijzen, dan hooren wij ten antwoord deze worden: >Zoek eerst het koninkrijk Gods en alle dingen zullen u toe geworpen worden." Die woorden wijzen op iets dat als zeer begeerlijk wordt voorgesteld, omdat uit het bezit ervan andere goede dingen als vanzelf voortvloeien, en de oude philosofen kozen niet ten onrechte zoo'n onbepaalde uitdrukking ah »het koninkrijk Gods," waarbij ieder zich het zyne kon denken. Van die mogelijkheid tot verschil van uitlegging is door verschillende secten en partijen dan ook een verbazend ruim gebruik gemaakt. Intusscben, dat deed er niet toe; niet op het vinder), maar op het zoeken kwam het in dezen aan, op het moei lijke, hooge, waarnaar moest worden gestreefd. »Bind uw ploeg aan een stor!" heeft een andere wijze gezegd; houd het hooge, het onbereikbare voor oogen, jaag dat na en terwy'l ge dat volgt en er u naar richt, komt al het andere als vanzelf tot u, zonder dat ge er u inspanning of moeite voor behoeft te ge troosten. De krachtsinspanning, die het moei- l ly'ke gold, was zoo stalend en sterkend, dat ' al het mindere voor u bereikbaar werd, zonder eenige eischen te stellen, waaraan het u te moeielyk viel, te voldoen. De moeilijke weg, de bestel Ja, zeggen paedagogen en ethici, dat is de weg van den plicht; als ge dien maar volgt, is het goed. Aslof daarmee de zaak beslist was! Komen niet honderdmaal verschillende plichten met elkander in botsing en begint de moeilijkheid der keuze juist niet, waar men wikt en weegt, welke der verschillende plichten onafwijs baar is ? De moeilijke weg, de beste ! Wie u dien raad geeft, neemt natuurlijk aan, dat er van keuze voor u sprake is. Wij effleureeren zelfs daarbij niet 't vraagstuk van den vryen wil en blyven ons bewegen op de gewone banen, waar de arbeid en 't maatschappelijk leven de menschen doen gaan, en waar hen voort durend het denkbeeld vergezelt, dat zy te kiezen hebben tusschen deze handeling en gene, dit werk en dat andere, de studie ter linker of de studie ter rechter zijde, de hoogere of de lagere genieting, den vooruitgang in de ne of dien in de andere richting. Welnu, als gij voor dergelijke keuzen ge plaatst, den moeilvjken weg kiest, is daarvan het zeer eenvoudige, voor de hand liggende en nimmer uitblijvende gevolg, dat uw krachten ten allen tijde voor den gemakkelijker! weg toe reikend zyn. Wilt ge door lectuur uw gezichts kring uitbreiden, kennis nemen van wat dichters en denkers en wetenschappelijke mannen om trent historie en leven hebben te boek gesteld, laat dan, zoo ge naar den litterairen kant ontwikkeld zyt, uw keuze vooral ook vallen op geschiedenis of aardrijkskunde; hebt ge neiging u in de richting van wis- en natuur kunde te ontwikkelen, sla dan ook den weg in der humaniora, dan hebt ge verhoogde kar, s op een ryk en mooi leven, dat u bevre diging kan schenken. Maar moet men dan niet met zyn aanleg rekening houden ? Is dat niet het eerste voor schrift, dat ieder aan jonge menschen geeft; denk toch aan uw aanleg; spring niet verder, dan uw pols lang is; zie toe, waar de natuur u voor bestemd heeft en meer van dien aard. Wy'ze voorschriften, zeker, maar die niet de strekking hebben, ons leven ryker te maken. Onze aanleg ... daar behoeven wy ons niet druk om te maken, die redt zichzelven wel ; die zal trots alles steeds zich baan breken, en die geeft per slot van rekening toch de hoofdkleur aan ons leven. Voor ons komt het erop aan, te willen wat ons moeite kost en inspanning, te versmaden de gemakkelijke triomfen en zoo wij in de richting van onzen aanleg werken, dan hoog, heel hoog het ideaal te plaatsen, waarnaar wy streven. Is men niet steeds al te zeer geneigd, anders te doen, het voor de hand liggende te kiezen, het dichtbij zijnde te grijpen, droomerig te volgen het platgetreden pad, in .den sleur mee te loopen met de menigte ? Als de menschen zich van die gemakzucht een beetje ontdeden, zouden ze in 't leven zelf misschien wat meer echt belang gaan stellen, want wat wy' met moeite en strijd veroveren, dat stellen we immers 't hoogste op pry's. Het bouwen aan ons eigen leven behoeft geen sinecure te zyn; wy mogen gerust van dat ne enkele bestaan, dat ons te leven slechts gegeven is, iets maken, dat waard is, om er alle ons geschonken krachten aan te besteden. En als dat levensgebouw een hoog en beerlijk paleis zal wezen, dan moet gij niet rusten, maar voortdurend zoeken en jagen naar de edelste materialen, alty'd u inspannen, om het schooner en doelmatiger te doen worden, en zoo ge by uw levenstaak een onbedriegelyke leuze wilt, een refrein, waarop het u een lust zal zyn te werken, dan zy het de meening dat de moeilijke weg de beste is. L o c h e m, F. J. VAN UILDRIKS. »nnninniiimniiiiiiimmiiii»iiiniiniiiimmmi Dennengeur in de kamers. Reinigen van k'eederen Alhance umverselle des Femmes pour la Puu; par l'Education. . Mademoisselle de Gaby. DJ moeder van Guy de Maupassant. liergtuchten. Om den beerlijken geur der dennenwouden in de kamers te kry'gen is het voldoende een pot of ander geschikt voorwerp met een liter kokend water te vullen en daar in druppels gewijze een lepel vol essence van terpentijn te storten. Dit procédéwerkt zeer gunstig op borstlyders en is bovendien zeer weinig kostbaar, daar men aan 15 cent terpentijn voor een week genoeg heeft. * * * Daar het nog al eens voorkomt dat de kraag van een jas of mantel reeds een vet randje vertoont, als het kleedingstuk overigens nog zoo goed als nieuw is, zal het volgende recept velen welkom zyn. Men doet eenvoudig een eetlepel vol salmiakgeest in een waterglas vol water en wrijft met een linnen lap gedrenkt in dit mengsel de schoon te maken kragen. Maandblad, gewijd aan Hygiëne en Industrie. Redactie Dr. van Hamel Roos en Harmens. *** In den afgeloopen winter is te Berlyn een afdeeling opgericht van de tAlliance univarselle des Femmes pour la Paix par l'Education." Lina Morgenstern is als presidente gekozen voor de Berlijnsche afdeeling. Prinses Wizniewska fungeert te Pary's als presidente van genoemde vereeniging, die over de geheele wereld haar vertakkingen heeft. Het ledental bedraagt ongeveer elf millioen vrouwen. Zullen zy' ooit het ideaal van haar streven «Vrede op Aarde" verwezenlijkt zien ? Het tegenwoordig ledental allicht met; d:in hun kinderen of kindskinderen? Al worden wij in onze dagen opgeschrikt door gruwelverhalen van oorlog, bloedvergieten, gouddorst en geweldenarij, tècn. mogen wy de handen niet traag in den schoot doen rusten, maar ieder werke in eigen kring om jonge, ontvankelijke gemoederen te brengen tot menschenliefde, te doen uitsterven het absurd begrip van rassenhaat. Is schooner taak denkbaar voor vrouwen, dan het kweeken van zaehte aandoeningen, teere gevoelens, liefelijke neigingen ? * In de Parijsche wereld is mejuffrouw de G:thy bekend om haar gratie en de onberis pelijke standen die zy in een ommezienije weet aan te nemen. Mannen van het vak, schilders en beeldhouwers erkennen haar als de koningin »de la pose plastique". Zy' heeft een mooie stem en een uiterlyk geknipt >voor de planken." Met hart-en-ziel wydt zy zich aan de moeily'ke en veel omvattende studie der tooneelspeelkunst. *** De talentvolle Fransche schrgver Guy de Maupassant, tydens zyn leven woelig en onrustig, lang voor het uitbreken van zyn noodlottige zielsziekte kribbig en onverdraag zaam, lag nog al eens overhoop met zyn familieleden, zelfs met zyn zachtzinnige moeder, die zoo grooten eerbied heeft voor haar zoon als artiest. De oude vrouw koestert zich gaarne in het gloriezonnetje van haar betreurden zoon. Haar grootste behoefte is, de menschen te doen begrypen, hoeveel de littéraire kunst in haar Guy heeft verloren Zoodra zij hoorde dat Aatome, »Boule de Suif" een der schoonste novellen van de Maupassant, wilde op/oeren, verzocht zy hem, by' haar te komen. De om werking van »Bdlile de Suif" door Metenier las zij woord voor woord. Elke bizonderheid werd met Antoine besproken en zy stelde de leiders van het «Théatre Libre" in de gelegen heid alles uit de herberg te Totes op-te-koopen o ui de plaats der handeling op het tooneel precies zóó te hebben, als die door haar zoon was aangegeven. * * * Dames die bergtochten willen maken, moeten zorg dragen dat elk détail van haar toilet zóó praktiscn is, dat een Engelsche schoone er haar goedkeuring aan zou geven. Engelsche vrouwen verstaan bij uitnemendheid de kunst, zich om te reizen zóó verstandig en wél doordacht uit-te-rusten, dat zy geen last hebben noch van haar lichaam, noch van haar kleeren. Om bergtochten te maken, verlangt een gezond lichaam niet anders dan hygiënische verzorging en praktische kleediog. Dauies, die m de Se otsche Hooglanden, in Tirol, in Zwitserland, of in eenige oergstreak naar eigen keuze eea wan del-, klim- en klautertocht willen ondernemen, moeten er op bedacht zyn, haar kleeding zoo danig in-te-richten, dat stoornissen in het toilet geen domper zetten op reis vreugde en zwelgen in natuurttchoon. CommeLQons par Ie commencement. Liefst combmation helaas! Engelsche vinding maar juist ddArom zoo praktisch. Niet van zijde, maar van, dunne, ijle, poreuse wollenstof. FyLe, wollen kousen, met in toom gebonden door knellende banden maar a l'enfant met elastieken ter zyde van het been bevestigd aan de sous taille. Stevige kalfsleeren rijglaarzen niet lukraak in een winkel gekocht, maar, by een er vuren schoenmaker besteld. De laarzen moeten ge maakt zyn overeenkomstig den bouw en groei onzer voeten. Lang vooruit bestellen, niet op het laatste nippertje en dan eabiet met nieuw schoeisel voor gems spelen I Dat loopt nooit goed af. Laarzen waarmee men uit klimmen gaat, laarzen met platte hakken en breede voorschoenen, moeten eerst aan den voet wennen, wanneer men voor zijn genoegen gaat sty'gen. Pynlyke voeten bederven het humeur, zoowel in de vlakte als op de hoogte. Een onderrokje van soupele, zich willig om de beenen slingerende stof. Costuum, rok en manteltje liefst van loden; die stof is licht en bestand tegen weer en wind. Voet. rye rok, dat spreekt van zelf, en van een ot andere mechaniek voorzien, zoodat het voetvrye zich kan uitstrekken tot een paar vingers boven de stevige njglaarsjes. Het tipje uer zwartwollen kousen, is in de bergen niet .shocking." Dunne blouse van linnen, mousseline, flm.el, of wasch-zijde. Volg uw eigen smaak. Ronde hoed, met breeden rand. Blauwe voile. Zy' die bang zyn haar »teint" te beschadigen, kunnen gezicht, hals en hinden insmeren met crème d'lris en daarop een laag poudre d'Iris. Edoch, die nufjes zyn niet de ware bergbeklimsters. Om de handen koel en lenig te houden, moet men niet anders dragen dan gemsleeren handschoenen. Deze uitrusting geldt natuurlyk alleen vo)r bergtocnteu, midden in den zomer. Het meenemen van een wollen fichu of groote zijden das verdient aanbeveling voor haar die gevoelig zyn voor koude. Op hooge vlakke punten kan een fnssche bergwind zeer ten onpas in den nek blazen van haar die vermoeid en verhit zyn door het klimmen. CAPKICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl