De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 22 juni pagina 3

22 juni 1902 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

ITo. 1304 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. EMILE VON BKDCKEN FOCK Acht Gsfatge mit Klavierbegleitung Fciede, Tod, Zuflacht, Lfltzte Bitte für eina kokere Stimme. Herbst, Die Tropfen, Das alte Haus, Sahnsucht für eine mittlere oder tief^re Stimme. A. A Noske, Mid delburg. COBNELIK VAK OOSTEBZBE. DrOl L'.sbCSlieder. Op. 22. Liebesgedanken, Der Traum, G ckes gen u g. Zwei StimmuDgsgediohte op, 21, Abendgang im Schnee, Vö'el im Wald. A. A. Noske, Middelburg. Vieils Airs de la Marquise. Trois Mélodies ponr cbant et Piano. Op. 25. Menner, Obstination, la Princesse lointaine. B. Schott Fières, Bruxslles. JOH WIJSMAN, FünfLieder für eine S'tngstimme op. 5. Mein Liebchen, Nacht, Wenn "still mit seinen letzten Fiammeo, Still wie die Nacht, Mir tril imte einst ein sehöier Traum. G. Alsbach & Co., Amsterdam. ABNOLD SrotL Zwei L'eder von Louise Eickhcff ten Kate, op 28. Waldesruhe, Auf die Besrge ncbhi1 ich steigen. Bjrenballade. Drei Schüise, op. 29. G. H van Eek, 's Gravenhage' GEOEGE BEYERLE Ean liedje van Verlan gen. Woorden v»n FabiëB. A l ge m een e Muziekhandel voorn Siumj ff en Koning, Amsterdam. Getrouw aan mijn gewoonte om in de zomermaanden de u>y' ter recensie toegezonden compesitiën te be&preker., wil ik in dit nummer hiermede een aanvang maken. Hst is zoo lang zamer hac d een beele stapel muziek geworden, die ik voor mij hei) liggen en laat ik het dadelijk zeggen er is veel goeds by'. Ik wensch dan een begin te maken met eeuige liederen of gezargen. Met een beerleken bundel lyrische gf zangen, heeft Emile v«n Brncken Fuck ons begiftigd. Men weet het, de componist van Soleneia staat geheel op modernen bodem. Zyn taal beweegt zich in den vrijen vorm. Gien schablone boudt zyn g^dachtergarjg vast; maar hij schept «ichzelve de uitdrukkingswijze waarvan hij zich bedienen wil en dat hij een meester is in bet weergeven van stemmingen, dat bewijzen deze acht gezangen, met hun uiteenloopenden inhoud, «p nieuw. De eerste vier nummers zyn voor hooge stem geschreven. In «Friede" van Karl Maria treft ons de rust in de declamatie en de breede, vreedzaam dalende melodie in de pianoparty. In »Tod" van John Hen) y Mackay wordt men medegesleept door de »hochbeglü'kte Saele" met haar geatpeggieerde klaviarmelodia in E, ?Zuflucht" van Franz Kugler is een wild, brui send, hartstochtelijk stuk, waarin zeer schoon de overgang naar de mildere derde strophe is tot stand gebracht. «Latzte Bitte" van Oito Julius Bierbaum is van smachtend karakter. «DE DOLLE". 2) DOOB J. F. DE WITT. Ongeveer drie weken later schreef mijn vriend : Zaterdagavond ben ik by den Dolle op be zoek geweest. Die avond is hier in het bijzonder bestemd ei voor een latertjs op de Soos" of voor een heerenbijeenkotnst. Zaterdagavond zoekt ieder wat gezelligheid want, kerel, ja kan je niet begrijpen, hoe hoorbaar stil het hier op dien avond is. Op andere weekdagen bemerk je nog de stilte van het provinciestadje niet zoo erg. Je hebt je bezigheden, en je denkt vast om die van den volgenden dag. Allicht valt er ook wat te studceren, wat vooral voor my' met het -oog op het nieuwe strafwetboek noodig is. De rechterlyke ambtenaren houden daarover natuurlijk vaak gesprekken met elke a". Maar op Zaterdag heb je zio het volle gevoel, dat je nu niets te doen hebt en dat er tusschen jou en je mrk ook nog een Zondag ligt, een echte plattelands sond»^, zoo lang als een Hollandsche straatweg. Voor dien avond worden dan ook allerlei afspraakjes gemaakt en zoo bracht da oppa«ser van den Dolle mij een briefje, houdende een invitatie by hem te ko men. Ik accepteerde natuurlyk en begaf mij vol verwachting naar onzen held. Hij ontving mij zeer joviaal en gentlemanlike. Hy heeft zijn kamers keurig ingericht. Veel ernstiger dan je van iemand, die zoo'n bijnaam heeft, zou ver wachten. Niets geen bravour met wapenen ot photo's van vrouwen. Hij heeft slechts een klein wapenrek met een paar Japansehe sabels met goud ingelegd, een paar krissen, waarvan de handvatten met edelgesteenten zijn versierd en een paar klewangs, welke hij zelf op A'jeh veroverde. Want hij is in Indie geweest. Daar was echter destyds voor zy'n wapen, naar by meende, niet genoeg te doen. Tegenover de weinige wapens vond ik een groote boekenkast met veel werken over militaire zakenen sport, doch ook met de bandjes van de beste schrijvers uit binnen- en Buitenland. De behangsels, de meubelen, vloerklecden en gordijnen, alles is van roode stcffen, een deftig rustig rood, dat aan de kamer iets warms geeft. Boven zijn groote schrijftafel hangen de geschilderde por tretten van zijn ouders, die beiden nog leven. Zijn moeder moet een pracht van een rossigblonde vrouw zijn geweest. Op consoles aan den wand gehecht, staan de Apollo van Belvédère en de Venus'van Milo in marmer, en het eenige wat aan den ruiter aanvoerder herinnert is het gezicht van de bekende mooie platen: Cbarge de cuirassifrs en attaque d'un convoi van Detaille en charge de dragons a Gravelotte van de NeuviHe. My'n gastheer begon, cndat hij mij een sigaar bad aangeboden en een glas moezelwijn had voorgezet, dadelijk over Amsterdam te prafen en hij sprak in-den beginne meer dan ik. Hij was niet in uniform, maar droeg ee?n soort blauw flacelien zomercostuum, dat hem uitstekend kleedde. Hij heeft een eigenaardige manier om zy'n cogen te doen schift ren en ik geloof be paald dat hy' zy'n knevels net als een kat kan MtMIIIIIIIIIiMltlllMtlHtl »Der Sshnsncht Angen" en *das Sohmerzentiefe G!ü?k" spreken ons daaruit in kunatvolle polyphonie. Het tweede viertal liederen is voor lage stem gedacht. «Herbst" van Theodor Storm, met zijn warme lyriek, boeit vooral door den middensatz in Ges, waar een prachtig stem menweefsel Bchoone melodieën doet hooren. Grootsch is ook het gedicht van Mackay »die Tropfen" weergegeven. Bij de woorden «Blutige Tropfen Lieder des Schmerzes" bereikt de componist, niet het minst door zy'n orchestrale klavierparty, een msjestueuse uitdrukking. Te genover al deze liederen met groot pathos maakt «das alte Haus" van Ktchard Zoozmann een bijna eenvoudigen indruk. «Sahnsucht" van Carl Otto R-llwitz daarentegen is wederom energiek en »schwungvoir' in hooge mate. De gezargen van v. Brucken Fock stellen aan de uitvoerenden de denkbaar hoogste eischen. De zangstem beweegt zich steeds in moeilijke intervallen en gehoorzaamt rby.hmisch geheel aan de eisenen der declamatie. De pianoparty (van begeleiding is hier in 't geheel geen sprake,) is geheel symphonisch en zelf standig. Deze gezangen zullen daarom dan slechts tot hun recht komen, wanneer twee ernstige kucstbeoefenaren met liefde de taak op zich nemen zich geheel met de gedachten van den componist vertrouwd te maken. Maar dan zal zeker de voldoening groot zy'n. Corr elie van Oasterzee ontmoet men gaarne by' het jaarlyksch overzicht van de nieuwe uitgaven. Ditmaal heb ik vy'f d uitscheen drie fransche liederen van haar ter bespreking voor mij liggen. De dnitsche liederen zijn van Emil Alfred Hermann Gartrud Klett, Christian Morgenstern (twee) en Datlev von Liliencron. Met uitzondering van Morgenstern's Traum, hetwelk mij niet bekoren kor, zy'n het allen schoone verzen die Corn. v Oosterzee op muziek heeft gezet en schoon is ook de muziek, die zy' bij de ver/en geschreven heeft. Echt mooi en rank is de meloiïein»LiebeEgedanken" met de quintolen-begeleiding in de piano. Da wedergave der woorden »weisse Biüten stehn am schwarzen Strauche" komt my minder geslaagd voor; het slot echter is prachtsol en rijk aan stemming. Op pag. 4 in de 4j maat van het tweede systeem zal de componiste in de zangstem wel d bedoeld hebben in plaats van dis. »G;üjkes genug" is ook zeer stemmicgavol ; alleen de muzikale gedachte bij de woorden »und wenn nach heissem ernsten Tag, du mir verscheuchtest schwere Sorgan" komt my ietwat gewrongen voor; ook bevreemdt my de declamatie tegen het slot, by de woorden »und nicht mehr dachte an ein Morgen" waar het woordje »an" het sterkst geaccentueerd is. Het vers van Harmaim is zeer mooi opgevat en weergegeven ; maar een treffer is bepaald »Vö^el im Wa!d". Hier is alles leven en zonneschyn, zelfs door den aardig gedachten «BarenschriU" heen. Dat een heele kleine herinnering aan Siegfried's Waldiö^lein even komt opduiken, vind ik niet erg. In Morgenstern's »Der Traum" is het slot goed getreffan; het begin trouwens acht ik voor compositie niet geschikt en mejuffrouw van Oosterzee heeft mij die opinie niet kunnen ontnemen. Bij de fransche liederen twee er van zijn van Fratjiis Coppée, het derde van Edmond R'jstand heefc de componiste niet zonder succes gepoogd oude wijsen te vinden by' de fransche woorden. Het bent ia zy' hierin geslaagd bij »0faatination'. Wol a^bt ik ook iiiniinHumm» doen opstaan. Dat geeft iets ongewoon bcweegly'ks aan zy'n gezicht. Ik kon h'jm echter wel aanzien, dat het al een jaar of zes geleden is, toan wij hem voor het eerst zagen. Toen was hij ongeveer vijf en dertig, dus moet hij nu even in de veertig aijn. Maar een aangenaam mer/sch is hij nog altijd. I* gevoelde mij uitstekend bij hem tehuis. Hij gaf een geheele reeks van herinneringen aan Amsterdam en het bleek dat hij zoowat overal rondgekeken had, maar dat scheen alleen te hebben moeten dienen om aan zijn nieuwsgie righeid te voldoen, niet uit zucht naar lo-bandigheid. En wat mij het meeste trof, was dat bij heelemaal niet ov.r coiquê.es sprak. Sjms noemde bij met een eikel woord een bekend café-chantanttype v&n avonturen echter geen woord. Nu, j-i weet hoe ik het land heb aan die pochhansen, die je dadelijk aUeriei intimi teiten onder ja neus duwen. Ik hub bepaald er op gelet, de eenige vrouw, die mijn gastheer even noemde gedurende ons geheele gesprek, was de dochter van den burgemeester en dan nog om haar te roemen als de type van een edelvrouw en om mij aan te bevelen te trachten meer in hsar gezelschap te zijn. Dat verhoogt ieder niau" zei.... de Dolio, Verder spraken wij over bekende Amftirdammers, over mijn beroep en zijn loopbaan, en de aa gename en de schaduwzijd. n van beiden en dan nog een beetje over de stad onzer inwoning, maar daar over is weinig te zeggen. Hoe zoo'n burgemeester het hier zijn geheele leven uith .udt, begrijp ik niet," zei mijn ga;theer. Voor den dienst is het hier een goed land. Je hebt p.-achtige veldon oai te cefe;.en en te mar.oemreeren, maar j; moet niet aan je zelf en aan de Kilvers:raat gaan zitten denken, dan kry'g je, laat ik maar zeggen, heimweh." Zoo maakte ik op een alleraangenaamste wijze weder kennis met onzen ouden bekende. En teekenecd was het aftcheid, zoo om een uur of twee. Toen hij mij uitliet, zeide hij eensklaps: Doe je aan paardrijden?" en op mijn toestemmend antwoord : Nu, als je dan eens een paard van mij wil hebben, zeg het dan, dan wil ik j? wtl e^r s ien paar mooie toeren in de buurt wijzen." De derde bri. f begon aldus; S tte ktrd. Ik heb mij nu vast voorgenomen je zoo dik- ! wijls mogelijk te Echrij.en, en antwoord mij \ alsjtblief, xij het ook iret een enkd woord, '' want nu de zomer zoo'n si uk opgeschoten it>, l geloof ik dut het bier, wat het clageüjktche leven betreft, nog stiller zal worden. Men zegt wc), dat hier in d, n winter vele OI'IÓUS worden ' gegeven, dat er een eiansclub is en een tooreel- j club en een recite(rclub, dat er schaak-, whist- ' en hombieavondjes worden georganiseerd, waar ! ik weet niet of ik aan a'die pretjes zal kunnen meedoen. Dat zal nog al kot-U-aar worden en kijk eer s in den Nederlandechen Almanak na.wat een substituut-griiti T hier verdient. Ik zal (lus nogal eet-s 's avonds ti uis zitten en dan vind ik het een heerlijk werkje aan een goeden vriend te schrijven. Wij hebben tcch ook samen zocveel diorgemaakt van de school van 0;te hf, dat ik mijn pen en my'n brieven aan jou zco kan Isten'gaan. Het ware genoegen var. schrijven is echter als erop wordt gereageerd, en dat vir.dt men bij heel weinig menscher, terzij op verjaardagbrieven en die zijn weer de onpleizierigste brieven, die bestaan. Neen, je moet i de hoofjmelodia van »Menuet" goed gedacht, doch ik geloof dat een meer eenvoudige strenge strophen-bewerking hier beter zou zy'n aan gebracht. Thans koaat mij het geheel ietwat overladen voor. Grooter eenvoud zou misschien in »la Princesse lointaine", altijd met het oog op het rococo-karakter der melodie, niet geschaad hebben. 0/eriger.s zijn de stukjit fijn bewerkt en voortriff^lyk gedeclameerd. Maar mij is Cjrn. y. Qjsterzee liever in de compositie van haar zinrijke duttsche gedichten. Het titelblad der uitgave van de fracscka nummers maakt, met zijn gouden gravenkroonij >.s en blauwe letters op dof witten grond, wel een ietwat opzich'.igen indruk. Esn nieuwe verschijning op het gebied der lyriek is de heer Joh. Wijsman. Ia zy'n opus 5 komt hij zich alsliederencomponist voorstellen. Het is blijkbaar 'B heeren Wysmans bedoeling niet geweest zich in diepzinnigheden te gwn verliezen; zy'n liederen dragen een eenvoudig karakter en ook de begeleidingen zy'n niet moeilyk. Af en toe zou men zelfs door een meer polyphoon-symphonische kianerpartij grooter uitdrukking verlangen ; ik denk aan het slot van »Nacht". Het eerste lied »Mein L'ebchen", een alleraardigst gedichtje van Sama'ja, zal, goed voorgedragen, zy'n uitwer king op het publiek niet missen. Het conventiorieele voorsptlletja moest eigenlijk maar wegblijven. By het korte raspe! in de piano partij zy'n een paar herstellingsteekens vergetsr. In »N»eht" zon men hier en daar meer diepte wenschen. Bjven wees ik reeds op het slot. De woorden »bei mir ist der Schmerz, der mir am Herzen frrsst' durken mij ook eenigs zins mat weergegeven. GsMbel's lied »Wenn still mit seinen letzten Fiammen" is vlot ge schreven; vooral de beide laatste woorden zijn goed gedacht. Wat in de 10j maat van af het slot die fes betetkent in plaats van e is tny niet recht duidelijk. »S;ill wie die Nacht'' is wel het beste uit den bundel, het heeft een zeer stemmitgsvolle begeleiding, die den toe hoorder over het ietwat eentonige van het refrein wel zal heenzetten. O ;k het laatste lied heeft vele goeds eigenschappen. Ware het niet dat op de laatste pigina de bageleiding wel wat vaak naar de hooga h'f voert, hetgeen op dea duur wat monotoon werkt, dan zou ik dit lied nog boven het vorige stellen. De componist trachto in het vervolg declamatiefouten als bij «trühlingsgr ner Waldesrautn", waar de hoogste noot op de tweede lettergreep van hat eersta wo)rd valt, te vermijden. Waarom werd bij de laatste twee liederen den naam van den dichter verzwegen ? Over het algemeei mag men den heer Wijsman geluk wenschen met zijne eers e l jderen. Er straalt een ernstig pag^n in door en waar ik thans nog moest wijzen op eeriige tekortkomin gen, geloof ik dat de heer Wijsman deze by een volgend liederenopus wel zal vermijden. Van Arnold Spoel heb ik thans ^ór my liggen opus 28 en 29. Het eerste opus bestaat uit twee liederen van Louise Eiekhcff?ten Kate joWaldesruh" en »Auf die Berge rtö.:ht'ieh steigen". De aanvang van het eerste lied is buitengewoon mooi. Ean breede Gjs-dur-melodie in de pianopartij beheerscht het geheele begin ; de zangstem sluit er zich nauw bij aan. Dat is waarlijk een sehoone ingeving, die ge heel den indruk van «Waldesruh und Friede'' schildert. Het komt mij voor dat de aanhef nog mooier zou gewerkt hebben, indien het korte voorspel niet bfcloot, maar onmiddellijk in het besiu van htc .iet; overging; vooits je hart zoo eens kunnen uitstorten ea dan een deelnemend woord terugkrijgen ! Jj ziet dus, waarop ik reken. O! j*, de ritmeester laat ji groeten. Hij is op tegenbezoek bij mij geweeat en toen hij by' die gelegenheid je portret zag staan, zei bij, dat by zich herinnerde ons altijd zoo getrouw te samen gezien te hebben. Pas nu maar op, want bij leett je courant, en onlangs zei hij mij nog, dat het zoo j immer was dat de Nederlandsche pers zoo weinig belang scheen te stel len in htt leger. Zelfs de grootste couranten hebben er bijna noo.t een artikel over, zoo liet bij zich uit, behalve ais du ooriogsbegrootirg behandeld moest worden; en als ze dan schrijven is het gewoonlijk onjuist l Laat jij hem nu eens zien, dat het wel auders mogelijk is. Met de winterpret is reeds een begin gemaakt. Er is een damescomitégevormd voor tconeeluitvoeringen en dat heeft eenige heeren, o. a. den ritmeester en den ondergeteekeniie uitgenoodigd op een bijeenkomst tegenwoordig te zijn om tooneelstukken, ge.chikt om vertoond te worden, ter bespreking in te dienen. De dames hebben het eerst een comitégevormd, omdat zij c'an gemalktlijker de heeren kunnen uit) oor'igen, die dj meenen dat in aanmerking kvmen cm mee te spelen. Vat je 'i Als de dames weten, dat zij ce breien kunr.en kiezen komen zij er gemakkelijker toe om n» te doen. Anders zijn zij bang, (Jat zij niet-gewenschte nuépelers kunnen krijger. De ritmees t r legt mij al die provinciale trucs uit. Wij zijn beiden zeer verrast door een aanwinit van den dasneskring. Er is lame.ijii een dochtertje van een kolonel uit bet buitenland thuisgekomen. Zij is een prachiige blondine en even twintig. Zij bad na haar kostschooltijd een paar jaren bij families is htt buitenla- d doorgebrachi om zich de spreekwijze van de moderne talon volkomen eigen te maker, laatstelijk was zij in Frankrijk en nu is zij als een wonder van gratie terug gekomen. Zij ia waarlijk als een meteoor in ons kleine stadje komen vallen en heeit alle heerenharten in opschudding gebracht. Algemeen wordt zij erkend als de beauty van den Season. De rit meester zegt, dat zij een van de mooiste mei-jes is, die bij ooit zag. [ik kon dit tlot niet lezen zonder te glim lachen ; mijn vriend en zijn niuiwe kennis schenen hst leelijk te pakken te hebben, en ik begon waarlijk rneer dan gewone belangstelling in de briefwisseling te stellen,] Het volgende is ontleend aan brief No. IV. Het winterleven ontwikkelt zich hier meer en meer, on tot nog toe bevalt het mij zeer vel. Vooral onze tooneelclub heeft iets erg aanlrekke'ijks. Er zijn nu een paar tooneel stukken gekoze;;, het getal medespelers is be paald en de rollen zijn verdeeld. Natuurüjk heeft ritmeester Van Doorn een hoofdrol. Ik heb een aardig ; olie'je als oppasser. Het is niet veel, maar ik ben blijde dat ik onder de gekozen artiesten" behoor, want de groote pret steekt natuurlijk in do repetities. Die zcuden eerst in een zaal van het logement gehouden worden, maar de burgemeester het-ft een sa'cn in zijn enorm groote villa beschikbaar gesteld, en zijn gratie volle dochter recepieert. Zij wil echter niet meespelen, zij zeide met ee-n onbeschrijflijk bekoorlyken glimlach, dat zij zich te oud gevoelde. Nu, ritmeester Van Doorr, gevoelt zich nitts te oud. Die maakt zooveel had de bas, in de laatste twee maten van pagina 3, meer verzorgd kannen zy'n. Hst tweede gedeelte van het lied, met een meer bewogen begeleiding in de linkerhand, staat niet op gelijke hoogte. Het eenigszins conventioneele forte-tusschenspel weet ik niet goed thuis te brengen. In den tekst lees ik van het »F(üstern und Rsuschen und leise Z ureden von tausend stimmen". Maar dat is toch uit de begeleiding moeilijk te verstaan ! Hoe dit zij. bil de woorden »Hier ist Friede" zou de rustige stemming van het begin zeker wel op haar plaats geweest zijn l Ondanks deze bezwaren is «Waldesruhe" een zeer mooi lied Ook het tweede nummer is een dankbaar, schwungvoll stuk, waarvan misschien de pianoparty' een weinig druk is, maar overigens toch zeer goed speelbaar. De Boerenba'lade »Drei Sobihse" van dr. Rudolph Presber heeft ook den heer Spoel geï.spireerd tot een compositie Dat is dus reeds het derde toorgedicht op dien tekst dat ik hier in de kolommen van de Amsterdammer bespreek. Spoel heeft in hooge mate eenvoud betracht in het weergeven van de woorden. Alles is goed zangbaar geschreven en aan de voordracht van den zanger zal een goed deel van den indruk zy'n toe te schrijven, dien het werk maakt. Ik voor my' had liever een leidende gedachte, een sprekend motief in het werk ontmoet. Vooral gedichten van eenigszins langen adem verdragen m.i. een dergelijke motief bewolking zeer goed. Van langen adem is ook het «üedje van verlangen" van Gaorge B-ysrle op woorden van Fabiës. Da componist heeft echter getracht dat euvel zoo wei;,ig mogelijk merkbaar te maken door het, behoudens enkele afwykingen, als s'rophenlied te behandelen. Da declamatie is vlot en geestig en aan de pianoparty ligt een langzame Wals ten grondelag. AM'. AVEBKAMI'. iiiiiiititmnmmmiiimnnmmimniittiiltiiiniiïiiiinniittiuivniiitiiiitii B;sten in PülcMi Hy' was een kerel van tia. vast, zoo getuigt zy'n werk. Een, die wist wat hy wiUe, die zei wat hy te zegg -n had, en wat hy zei, dat was helder, eenvouJig, oat was taal begrijpelyk voor een ieder. Onwrikbaar vast waren de uitingen van dien gtooten kunstenaar, wiens schoonheidsbegrip als het ware gedragen werd door de stevige stutten van zy'n harmonisch en goed geëquiliöreerd yerstand. Opgegroeid, ryp geworden, groot geworden om zoo te zegden tubschen de muren d» gothische kerken, witr coustrucüeve lijnen, wier massa's zich in zijne hersenen gedrongen hadden eri daarin gegroeid war<n tot een vast en hecht geheel, vermocht slechts een, die tot geestesbeelden geworden steenmassa's te beroeren, te schokken. Het was de zon, die voor den schilder tot liCLt en schaduw verbrokkelde, wat voor den bouwkundige blijft als de tot steen vergroeide gedachten vaa den bouwmeester. Bjsboom, de kerkenteekenaar, een van de weirigen, die het groote en breede dier oude kerken begrepen en gevoeld heelt, en dit ook ten volle getoond heeft, bij ontroerde, wanneer het licht onder de gewei/er, door, stralenbnndels goot langs de witbtpleitttrde kolommen, en lichtende streepen itekende op de biau»e grafzeiken vaii ultgestonen geslachten, wier camen cok ten slolte langzaam verdwijnen onder de vosl/olen der k IHIMIIIIIIIIEIHHnmltlmlIllllllltlltMimiMlllltlliflilillflIMItHIIIIIIIH werk van de mooie kok»,elt dochter! Hij heeft, handig genoeg, van htt enthousiasme van de heeren gebruik geuuakt oin op haar bijl a a!!e s'.emmeu te JUL-II uitbrengen voor de dan.eshoofdrol en LU moet by o.«i haar samenspelen. Zy ia in hxt stuk ook de dochier van een hooldofn'iier en hy is haar aai>buder. Saineu zyu zij bfct altijd in het stuk achter den rug van papa eens, tn bij moet oin in haar nabijheid te zijn, zich opiff'urui tn met pa een einüelcoze reeks party>;u Skat te spelen. Htt j is een Duitseh slukjt, waarlijk heel i-ardig. Ik l ben de oppasser van pa een mooie rol voor j een ambtenaar \an de rechterlijke macht. Voor den ritmeester is het jammer, ciat in het j wetboek van iie repetities het kussen verboden is. Ja, er is door e dames een hac-i slel bepa lingen voor het tooneeige^elschap opgemaakt. Daarin sttat dat over de toedeeling tr rollen gestemd wordt; dat men zlcti or.derwe.ipen moet aan den regisseur er. ock dat aile tussen geschrapt worden. Eu j -i begrijpt, dat in Diutsche stukken nog al eens gekust wordt. Zelfs van het amendement om althars handku-sen toe te laten Kuss die hand, gi a fige frau ! wilden de dame s niet weten. Lieve hemel, zij duifden beweren, dat zij kusten kinderachtig vonden ! De eigenlijke voorstelling zal gegeven worden in een Stadsschouwburg, want zoo iets hebben wij hier ook. Zeg, kan jij bij de voorstelling niet ove; kernen V ik kan je als mijn log intrcduceeren. .Nog wat, ik heb den ritmeester laten lezen, wat j i schreef over de Neuerlandsche pers en het leger, en dat je WQU, dat heeren cliicieren in dientt dan zejf eer.s wat op het papier zetten, maar hij z<-gt ook, dat iemand die nog in dienst is nie: iii een gewone couant aan merkingen kan maken. Dat gaat voor een oiikier wel in een militair tijdschrift, maar niet in het publiek. Als je r,u t-ensiets uit een vakblad overnam 'l Nu, denk over beide voorstellen eens na. Uit brief No. V. Ik word nu hoe lar^er z«o intiemer met Van Doorn. Wij hebben sinds mijn iaaitte schrijven etn paar rijtoerljes gemaakt. Ik had j mij na zi,n aanbod om ecu paard van hem te leenen, dadelijk een rijcostuua besteld en teen dat gereed was, heb ik hem eens aandeviaag heiinnerd. Daarna heb ik eenmaal 's morgens vrceg en eenmaal 's middags met h«m gereden. Het was goddelyk l Het is hier een prachtige streek en dan met je twee en zoo vroeg in den echten l in dat me.oic Lerfslwié;' e*n toer te maksn, dat ger.ot is bijna niet te beschrijven. Wij stapten naar buiten, ttrsdjl Van Doorn mij opmerkza-j] maakte op de eigenaardigheden van mijn ros. A:J je die kent, ry'dtje natuuilyk gemakkelijker. Daarna maakten wij wat gang en hoorde je een poos-je liefs dan het stampen van de paarden en het eigenaardige piepen van het Lêrweik. Toan wij weer stapten ge raakten wy wc /vertrouwelijker aan hrt pi a'en. Wy' icden naar een dn'p in dn buurt, zaten even ai en. waren na twee uur weer terug. Ik ben hoe langrr zoo meer verbaasd, dat men dien man d«n Lynaam van den Dolle heeft gegeven. Als anderen hem ook niet zoo noem den, zou ik danken dat die oppa-ser ons indertijd leelijk in de luren heelt gelegd. Stel je toch eens voor, wat men ons van hem verteld heeft. Dat hij esn nachtbraker was i De zon was het, die de kerken met hare witbekalkte kale muren en kolommen, hare lee;ijke houten banken en betimmeringen in Bosboom's brein omtooverde in ruimten gevuld met goudstof, dat schitterde op de muren, opde koperen hanglampen, op het korte roode manteltje van een uit zy'n graf herrezen zeveptienden eeuwschen edelman. De zon was het, die de schaduwen helder e-n warm maakte, maar toch zoo, dat wij bij het zien van Bos booms kerken, nitt geheel en al de verkwikkende koelte vergeten, waarvan wij 's zomers onder die hoogo steenen gewelven genieten kunnen. Bosboom geeft in zijne kerken mooi de stem ming weer, die wij ondervinden, wanneer wy ons geheel alleen in die oude kerken b .vinden, wanneer wy dan zoo ongestoord kunnen terug denken in vroegera eeuwen, om ons te door dringen van den toen heerschtnden tydgeest. Is er een hooger genot denkbaar dan zich te vereenzelvigen met den geest van alle tijden en volken, die zich in den vorm van kunst geopenbaard heeft ? De heer en mevrouw H. W. Mesdag hebben hunne collectie Bosbooms, niet minder dan 91 schilderyen, aquarellen en teekemn^er, deze maand in Pulchri tentoongesteld voor het publiek. Belangrijk en mooi is deze tentoon stelling. Bslangry'K door de data van fommige werken, waardoor wij o. m. zien, hoe Bosboom op 25 jarigen 1% eftyd al dingen maakte, zoo Lreed en decoratief groot, dat Rubens er best zijn naam onder had kunnen zetten, (uo. 16 cat. in de kathedraal van Antwerpen). Mooi is deze tentoonstelling door den aard van de kunstwerken, voor het meerendeel studies, schetsen, werkteekenii gen ; maar die voor een kunstenaar alle groo'.e eigeruetappen van den meester vertegenwoordigen. Veelal zijn zij met sepia gewasschen en hier en daar verhelderd door een enkel kleurtje ; soms cok met houts kool of k ijt geteekend waar even een tintje over heen gewasschcn is. Dan meer doorge voerde aquarellen, waar, door dunnetjes over elkaar heen wa'schen van tinij^ een ry'ken meer doorwerkten toon vei kregen is, zoo no. 14 boerendeel in Drenthe, vol van de heerlijkheid,, van de mysterie van het schemerend half donker ; no. 20, kerk te Haren bij Groningen vol kieurtinteliug ; no. 31, de kapitale aquarel van de groote kerk te Alkmaar op calqueerpapier met sepia gewasschen, door een enkel blauwtje, roodje en geeltje geworden tot een stuk van, voorname kleurenpracht. Bosboom placht nog al eens vaak een ca'que te maken van een schilderij, die zijn atelier veriiet; en zoo'n calque veegde en smeerde hij dan wel eens als bij daar zm in had, en wist die dan soms op te voeren tot eene magistrale teekening, zooals bovengenoemde er eene is. Dit ter verklaring van de vouwljes die in de teekening zijn, ontstaan door het opplakken op wit papier, waardoor een hoogst verrassend eü'ect bereikt is. Deze tcekenL g zag ik in '89 meen ik op eene tentoonstelling v^n de Hollandtche teekeumaatscbappij, er werd ten/ 900 voor gevraagd, Bjsboom vroeg geen buitenspo rige prijzen ; de aquarel werd toen niet verkocht, en is nu E aar ik hoor op de markt het tien voudige waard. Dit neemt niet weg, dat de teekening toch mooi blijft, en de innerlijke; waarde er niet door veranderd U. Met genoegen zou ik elke teekening en elk schilderij willen bespreken, maar dit gedoogt niet de ruimte, waarover ik te beschikken heb. Toch wil ik cp enkele wijzen. Zoo behalve reeds geroemde werlop; no l consistoriekamer, ?MttiiiiijiiiiiiiiniiiiHtiiiiiiiiiliiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiii We!, ik kan je verzekeren, dat bij hoogst ge regeld loeit, zoo'n er kele keer, dat je als goede vrienden wat blijft napraten, uitgezonderd. Maar zijn gewoonte is om nog \óó" Uaalt uur naar bed te gaan en om zes uur op te staan. Ik kan er maar niet toe komen om vi.or middernacht te gaaa slapen en wat zou ik ook 's morgens zoo vroeg moeten beginnen, waar de rechtbank eertt om tien uur zitting neemt. Dus ben ik aliyd la'er dan Van Dooru. En wat drinken aangaat, daaraan doet hij waarlijk niet veel m'c. Ja, zoo'n groote kerel kan naiuu lijk heel wat verdragen, en is er een gezellige bijeen komst dan weigert bij niet eens te klinken. Anders is hij hoogst matig Bij het om bijt drinkt hij melk, 's middags aan tatel Victoriawater, iti het borreluur witte port en 's avonds wijn of grog Slechts een enkele maal gebruikt hy' oude k'are of bier. Hy zegt dat je daarvan dik wordt ea dat een cavalierist mot een embonpoint net zooveel deugt als eenpasrdmet een btchel. EQ wat de vrouwen aargaar, j», een klui zenaar is hij niet, doch toen ik hem daa:o?er eens polste, antwoordde hij : Ja, een mensen moet eens londkijker', maar je moet je aan twee stelregels vasthouden: ja moet nooit een vrouw. wie zy ook is, wat voorliegen, ea je moet uit eer,s anders huis wegblijven, vut je ? Dan kom je nooit in moeilijkheden, en kan je met even veel gerustheid afscheid nemen als je kennis hebt gemaakt." Maar over vrouwen in het algemeen is hij nu niet erg te spreken. Er schijnt op het oogenblik slechts n vrouw voor hem te bestaan en die is natuurlijk de twintigjarige kolocelsdochter. En deze jonge dame heeft ook een onverwacht einde gemaakt aan onzen tweeden rit. Wij baiden op een middag eerst eeri weg gevolgd waar langs wij zelfs tot de provinciale hoofdstad hadden kunnen doorry'den, een pracht van een weg, aan ..en eer.en kant waarvan zich zulke echte zuidelijke landhoeven bevonden, met ommuurde binnenplaatsen en groote poorter, op welke plaats-.n j», kippen zag en van die stoere paarder, zooals Nakken teekent; aan de andere zijde glooide het nu grauve l»nd vrij hoog op, ttrwy'l boven op de hooge vlakte een rand' kreupelhout in. herfstdos zich scherp legen de lucht afteekende. Later gingen wij een zijweg in door een bosch waar jo byna aan eiken kruisweg een Christusbeeld zag. Die weg in het bosch steeg ook eenigszins, en zoo kwamen wij op de hoogte, en jawel hoor, toen kwamen van rte andere zijde uit het bosch de kolonel met zijn dochter aanrijden, Koodat zij en wy n wpg terug moes ten. En toen liet Van Doorn zich in de kaart kyken, want in minder dan geen ty'd reed hij naast de jonge echoone en kreeg ik pa tot gezelschap. Nu is de kolonel een alleraardigst man, zoodat ik mij in dat fp?-'cht niet te bek'sgeri had.cn toen wy in ^'ad ferrrp waren vsn vader en dochter af cheid hadden genomen en op zijn kamer even uitrustten, maakt* Van Doorn een bseije zijn excuses, maar ik had natuurlijk geen idee om er a»n te denken het gebeurde kwalijk te nemen Ite zou hem gaarne het aardige vrouw!j ?> gunnen, want hij is waarlijk een van de beste, nobelste marnen, die ik ken. Ik heb van den kolonel de uitnoodfging gekre gen om hem ook eens een visite te maken. Zooals ik zei, is men hier zeer gastvrij en ah je in gezelschap van Van Doorn wordt aange troffen, heb je zeker geen aanbeveling meer noodig. (Wordt oervulgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl