De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 22 juni pagina 4

22 juni 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 1304 eene teekening, waarin hy mit enkele vegen en lynen de getnele constructie van het gewelf aangeeft en de ruimte er van vult met eane mooie verdeeling van licht en donker. De schilderyen uit deze collectie, at te gaan op de handteekening, zyn voor het meerendeel afkomstig uit de nalatenschap van BDSDOOB, en zjjn breed gedane kapitale schetsen' waar de kunstenaar het een of ander licht* ffect tot z'gne grootste kracht wist op te voeren in een oogenblik, dat hy' daartoe sterken aandrang geroeide. Het zijn o a zoo te zeggen lichtontladingen, die b.y' met zy'ne borstels in krach'ige vegen streek op een ondergrond, waarop door voorafgaand zoeken een rijpen toon gegroeid was, die deze lichtuitbarstingen gerust dragen konden. Bosboom schilderde gaarne op doeken, waar a! reeds iets op stond; maar wat hy' vermocht te bereiken op het maagdelijk doek of paneel, getu'gt no. 25, koorhek in de nieuwe kerk te Delft. Daar is alles reeds in uitgedrukt, of liever het h compleet omdat zy'n lichteffect bereikt is. Da serie synagogen is zeer belang wekkend; groot gedane dingen, die door hu a mysterie, door de beving van het licht, door de trilling van het leven die hen doorroer, den toeschouwer mosten ontroeren. Machtig mooi is ook no 32. de toon is voldragen, rjjk, blank en licht en daarin gloeit als een vurigen roby'n het roode manteltje van het zeventiende eeuwsche mannetje en schittert het koperen lampje dat in de kerken van Bosboom zulk een grooten rol speelt, als een gouiachtigen topaas. Men lette eens op zijne teekeningen, hoe .geestig hy' die lampjes schetste, met die eigenaardige haaklyntjes die WQ ook weer forscher en breeder terugvinden in die schetsen waar hij kerkinterieurs en boerendeelenopbouwt. De vegen schijnen balken, planken en muurriakken die hy gelijk een Zeus neerblitaemt op zy'n doek en die h\j tooverachtig aaneenvoegt en tot imposante geboawea doet opgroeien. Ia no. 64, boerendeel te Nieuw-Loosdrecht nadert hjj Rembrandt, met wien hij zooveel verwantschap vartoont met betrekking tot zy'ne opvatting van licht en bruin. Wat is no 82, het oude slot, breed van teekening l Wat staan die torens daar massaal op hunne grondvesten. Men voalt dat de grootste middeneeuwache eatapnlten niets tegen die muren had Jen ver mocht uit te richten. fin dat drukt hy uit met aan paar lijnen. Alles wat Bjsboom aanraakt wordt groot. No. 89. Watertoren in Sche/eningen in opbouw, Ijjkt wel de opbauw van den toren vai Babal of een dergelijk reusachtig we-k; hij kon de dingen niet klein zijn, dat was hem materieel onmogelyk. Ik zou voort kunnen gaan, de verschillende werken te bespreken; maar hst zon mij te ver voeren. Ik no«m nog eren no 40, 49, 46, 23, 26, f>2, 57, 73, 90, 92; ten slotte zou men er t je kiman op alle numners te wijzen, wat dan ook eigeniy'k het verstandigst zou zijo, Het is zeker eene mooie gedachte om den geest VAI den grooten Bssboom we Ier eens te brengen binnen de muren van Pulchri, en hem daardoor weder hulde te brengen en zy'ne groote verdiensten te loven; wanneer hy' nog leefde, zou hem dit zeker ojk g moegen hebben gedaan. H j w»s gevoelig voor appreciatie, hoe groot hij ook was; hy stond als mensch buiten aijn werk, en aardig is het, wanneer men in zijne aato biografie leest, hos hy over zy'a eigen werk sprekende, w BMige in vervoering meester stukjes noamt Maar hai hy het gevoel v*n zelfwaarde, hy was bovendien een streng rechter voor zgn eigen werk, een lastig vader voor zij o. a'.elierkindertjes. H(j was een groot kunstenaar ea bovendien een mooi mansch. L. LACOMBLÉ. Op aan den WdElel Geboren Heer J. HUDIG te Rjtterdan. Amst., d6 Juni 1902. WelEdd Gebaren Hier, Hit zij my verguad na aanleiding der orga nisatie der Vierjaarly'ksche Tentoonstelling te Rotterdam eenige opmerkingen te miken, dia wellicht tot verbetering van den tegenwoordigen toestand kunnen bijdragen. Da jury tot toelating bestond h»ofdzakelijk uit kunstschilders. Toch moet het bekend zgn dat het oordeel van schildars onderling ovar hun werk, haast nooit dat is van onpar tijdige beoordelaars. Diargelaten la jalousie du métier", brengt het zoeken in zoo verschiU lendB richting med«, dat de een dikwy'ls anti pathie heeft voor het werk van den ander, niet tegenstaande beiden aanspraak kunnen hebben op de waardeering van het publiek. Een kuastenaar is uit den aard van zyn beroep meestal eenzijdig, dn voor alle kunstuitingen een opsn oog te hebben valt slechts weinigen ten deel. Bedenkely'ker echter is het dat uwe jury leden of bestuursleden zyn van kunstgenootscbappen, die vóór a'.les de belangen hunner vereeniging voorstaan, welke niet die zy'n van vrye concurrentie. Daarby komt nog dat deze vereenigingen somtyds imperialistische neigin gen hebben, zoo mogelyk de macht in handen van enkelen willen houden en sterk gekant zijn tegen algemeen stemrecht voor al hare kun stenaars of het wyd openzetten harer deuren voor het gewone stemhebbende lidmaatschap. Wy' leven gelukkig niet maer in de ty'den van een Ribera, toen vergift en sluipmoorde naars middelen waren om zich van lastige con currenten te ontslaan; heden ten daga ver bindt men zich tot cl'qae of club van onder linge adoratie of zoekt oider patronaat van kunstkooper en criticus de markt kunstmatig te dwingen en reclame te maken. Wél zijn de passiën der menschen gebleven, maar de chemie en de verbeterde politie en justitie dwingen dagenen die tot zulke uitersten over willen slaan in hun eigen belang hun toevlucht tot meer diplomatieke middelen, te nemen, welke echter niet minder doeltreffmd zyn. uw verzoek tot de ju-y gericht om datgene toe te laten wat getuigt van talent, ernstig artistiek streven en kunnen, is goed bedoeld maar sluit d3 partijdigheid niet uit. Indien U uw oog hebt laten gaan over het afgekeurde moet het U opgevallen zijn dat er heel wat by was dat evenveel (zoo niet meer) recht op plaatsing had als het toegelatene. Waarom den armen talentvollen schilder uit te sluiten die zyn lidmaatschap der kunstclub niet kan betalen, of hem die geen aanleg tot intrigeeren heeft en niet met de wolven me huilt de deur gewezen, of van gelijkwaardige stukken het eene geweigerd, het andere toe gelaten ? Maar hoe tot verbetering te komen? Het tysteem te Amsterdam gevolgd om ook profes soren, kunstliefhebber?, etc. zitting in de jury te doen nemen is niet veel beter. Het zyn al te gader menschen die hun leerlingen, vrienden en kennissen meestal de voorkeur geven en waarvan de synpathiëa en antipathiën dikwy'ls zoo bitter weinig met kunst hebben uit te staan. Ondergeteakende neemt de vrijheid u twee middelen voor te stellen om hierin verbetering te brengen, in de hoop dat anderen met me ar geschikte voor den da£ mogen komen. Het eene is de jury door sterke controle te dwingen tot rechtvaardigheid, het tweede alles aan te nemen wat zich aanmeldt. Als controle-middel zou de publieke tentoon stelling der te weigeren s ukken, g'durende n week, met vermelding der uitgebrachte stemmen, op jury en inzenders een heilzamen invloed kunnen hebben. Aan het twaeda middel om alles aan te nemen, z i u oadergeteekenda echter de voorkeur geven, daar men dan nimmer in p rsponlykheden vervalt; de nestors in de kanst die hors concours" zyn, zou men vóó: alles plaatsen, al de andere werken zouden van een nummer worden voorzien, dit door het lot zoa moeten uitwijzen, welke kunstwerken, tengevolge van gebrek aan plaatsruimte geweigerd moeten worden. Aan het eindeloos geknoei en geïitrigaer zou dan voor goed een einde komen. Het geval dit een uitstekend leermeester in zy'n fiiantiën geschaad werd door terugzending vaa zijn werk, zooale nu moet zyi voorgekomen, is dan on mogelyk, daar niemand a in den uitsUg van het lot een slechte bateekenis zal kunnen geren. Bdile door my voorgestelde wj'zen vaa toalating z\ju zeker rechtvaardiger dan de nu in zwang zy'nde, waardoor maar al te dikwijls het kruiwagen systeem de overhand bekout. In de hoop dat u ook het uwe zult willen by'dragen tot da vrye ontwikkeling der kunst door den Aagius stal dar tentoonstellingen te halpen zuiveren, verolyf ik met verschuldigde hoogachting, U iv dw. dr. P. J. ViN DER DüSSE IIHIHIIIIIHIIIIIIlllHninillllllllMIIIIIMIIIItlll Mieterliucï's nieuwste dram, (P.èoe en 3 Actes). LI. Inderdaad, by 't tweede bedryf begint 'n nieuw drama en deze fout herhaalt zich bij 't derde. Wel hangt dit met 't eerste nauwer samen dan 't tweede m it 't eerste, miar toch nog los genoeg Gaido, die ia 't eerste van 'n mooie teere liefde sprak en nu ook verdwaald raakt in de vraag omtrent 't lichamelyk bezit, zijn dat eigenlijk wel dezelfden? om van 'n nieuw d atria te moge a spreken. Opzettelyk drijft M. ons tot 'n stilstaan by de groote feiten, hij, die ons leerde, dat in die groote, uitwendige verschijnselen 't leven niet ligt. 't Mieterlinck'sche drama lag in dit werk daar waar hy ons hvd kunnen laten zien den stryd der ziel, d n stillen, martelenden zielestry'd van Vanna, die eindigen zoa in 't volgen van 'n vermeenden plicht; niet lag 't in 't weer geven van de caïee en onbeholpen tentscène d grand speatacle, maar in 't uitbeelden van 't zieleleei, de fohering, de onrust van Gaido, toen hy alleen bleef in dien jimnernacht. Veel liever dan 't naï/e ea onbeholpen dier tentscène aan tl toonen, zou 'k willen volstaan m?t de bloote vermslding van m'n oordeel. Er is zooveel in, dat tegenstaat. We vragen, zonder antwoord te bekomen, wat boeit Vanna eigenlijk, waarvoor wykt ze, waarom wijkt ze? Wordt ons die li fde van Fbrence's soldenier, 'n man van 't zwaard en dat bly'ft hij, al doet Maeterlinck wanhopige pogingen, om hem, pour Ie besoin de la cause, als de verpe soonlijkte zachtaardigheid, teerheid en goedheid voor te stellen ook mair eenigazins plausibel ? Wat is er grootsch in die Helde? Waarom belegerd, laten hongeren de stad, waar de geliefde woont, die nota bene! vroeger zelfs ontweken werd, om haar geluk niet te verstoren? Waarom volgt eerst 'n groote daad, nadat de gruwelijke eisch is gesteld ? Is dit psychologisch verklaar baar en ware 't niet begrypelyker geweest, als we gelnord bidden, dat deze man zich voor dit beleg niet heeft laten vinden ? We kunnen blyven vragen: Wat bapaalt, in 't tweede bedryf, Vanna's omkeer, als de koele onverschilligheid, die we in ha»r veronderstel len, let wel, want geteekend is die niet, ver andert in genegenheid? Maar 't moet met vragen eindigen ; de beschikbare ruimte gedoogt niet, dat 'k tot in détails afdwail; 'k kan slechts de hoofdgebreken toelichten. Dit de geheele opzet van dit werk niet deugt, bly!it daghelder hieruit, dat Maeterlinck alle pogingei heeft aangewend, om da in zic'izelf tegenstrijdige en onbegrijpelijke peraoDnlykheid van Prinzivalle voor ons waarschijnlijk te miken. Die pogingen geven zoo duidelijk uiting vaa de moaite, die ze den schryver gekost hebben, dat vooral hier de zjer zwakke techniek bloot ligt. Ia 't eerste bedryf wordt ons, die niets kwaads vermoeden, herhaaldelijk verzekerd, dat Florence's soldenier toch heasch zoo kwaad niet is, als hy wordt geschilderd. 't Kin ons niet euvel worden gednid, als die verklaring weinig indruk op ons maken kan, nu ze ons aldas bsreikt. Ein der luitenants... Ik heb Prinzivalle nooit gezien, maar een van m'n broers heeft hem gekend. Hij is van onbeschaatden oor sprong ... Hy is van geringe afkomst, dat is zeker, maar hij is niet de woesteling, dien men zich hem denkt. Men zegt dat hy heftig is, grillig, liederlyk, gevaarlyk, maar oprecht ; en ik zou hem zonder vreeze m'n degen overgeven". Oïin de woorden, die de overigens aan 't ridicule grenzende Marco, ten bewy'ze bijbrengt. Welnu, ik heb 'n man gevonden, die zich voor mij nederig toonde, zooals de aangedane leerling zich buigt voor een meester. Hij ia geletterd, welbespraakt, der wysheid toegedaan en weetgierig ' . . . Neen, waarlijk, is 't teveel gazegd, dezen Marco ridicuul te noemen ? M'n vergete niet, dat deze Sage", die af en toe de hoogste wysheid hanteert alsof hy citaten uit Maeterlinck's schoonste boek, La Sigessj et la Destinéi, aanplakt, hier tot z'n zoon spreekt over den mai, die Marco's schoondochter voor n nacht komt opeischen. G-jheel buiten Maeterlinck's waardigheid ligt die andere poging, om Prinzivalle op te htffin in onze achting als hy, vóór Vanna's komst, 'n gezant van Florence, die tegelijk Prinzivalle's verrader is, laat treden in de legertent. We zijn daar, tusschen dolken en onderschepte brieven, waarlyk niet ver van den oaderwetschen draak. 't Is heusch niet onze schuld, dunkt me, a's we aaa 't waardige slot van. dit intermazzo, meewarig da schouders ophalen, niet wetend wat meer af te ksurea: de naïviteit van den schry'ver, die mee at aldus geslaagd te zy'n in z'n pogen, of de grojte woorden, die hij in ons in deze banale scène voorzet, 't Zal de moeite loonea, er eenige te c-piëeren: Prinzivalle. Vous avei peu1 treraison... c'est bien ... vous n'est tes pis libre, maïs il ne vous sera fait aucua mal... Nous servoas des dieux diffjrents... ... je n'ai point da patrle... je ne peux pis savoir... Il me semble parfois q Vil m'en tui fallu une... Mus j'ai tout autre cho?e que vom n'aurez la-nais; et q/i'aucun homme n'a eu au point < je l'ai, mji!... Jel'aurai tout a l'heare, a l'instant, ici mê-ne. Cela suffit a tout... AUez; séparons-nous; nom n'arons pas Ie temp j de peser ces aigmss... Nous sommes loin l'un ds l'autre et n ;us nous touchons preeque ... Chaq ie homme a son destin... Les uns ont une idee, les autre un dés r" ... Is dat langs pourparler niet kostelijk op 't moment, dat da verrader den spreker naar 't leven staat? De laatste gelegenheid, om ons Pnazivalle's goedheid te schilderen, vindt Mieterlinck, als Vanna op P.'s vraag: vous :es nue sous ce manteau?, haar mantel wil losmaken en P. mat 'n handgebaar dit voorkomt, 'c Zou werkelyk heel goed zy'n, ah 't niet zoo volstrekt onbe grypeiyk ware. Want Mieterlinck vergeet, d*t bovenaan stait ea in pas leeft de gruwelijke en wreede eisch van Prinzivalle, zoo ellendig, dat niets in staat is, onze verachting voor dien man te verminderen of te verzachten. Alle woorden, door den schryver diaraan besteed, zy'i o'erbjdij en onnut. H j bereikt er dit aide:e mee: dat we niet weten, waar hy' heen wil en g:en inzicht krygen in den aard van 't karakter, dat hy ons wil uitbeelden. Wat het laats'e bedryf aan 't tweede bindt, is 't gaai vai PrinzifaU«, geleid door Vanna, naar de door hem geredde stal Pisa en 'thuis van Gu'.do. Van alle technische zwakheden van dit stuk is deze zeker de groots'e. 't Is ons niet msgen gelukken ia 't drama factoren te vinden, die verklaring kuinea geven vaa Va na's geloof, dat Prinzivalle do/r Guido als z'n gast zal worden ontvangen, met opjn armen zonder dat hem leed geschieden zal. 't lt waar, 't is weer 't vleeschelijke bezit, waarom 't gait. 't Is .óó?er niet gekomen en M. Iaat onsen geest hierbij weer verwijlen. Wij echter, die weten, dat dit neveni<\ïk H, dat 't de belegeraar is die de stad liet hongeren, die ten slotte Guido's vrouw opjisshte en oor zaak is, dat al 't teere tusschen die twee is vernietigd, welke in G lo's paleis treedt, wy vinden ve^l meer gro id voor Giilo's handelen dan vor Vanna's n?-)f geloof. Ei wat te zégjen vaa Prinzivalle, die mede gaat? Kan 't zijn, ondat de man met de ijzeren vuist verstrikt is in Vanaa'd lieflj. Wiet 't weet, mag 't zeggen. Ei zoo zou 'k kan,en doorgaan, 'k Z >u u kuanen aantoonen, waarom de baz ;lende Marco mij met ergernis en afgry'sm vervult; waarom 'k dien pleiter voor den afstand van Vanna, die de mooie gedachten als groote woorden hanteert, 'n Sbylock vindt veeleer dan 'n wyze, maar 'k moet my bekorten. Al die wijsheid heeft mat dit concraete geval niet vaa djen. Ei vraagt men my, wat 't aatwoard had moeten zyn op den gestelden eisch, dan weet 'k, ook met volle kennis vaa al 't schoone, dat door Maeterlinck omtrent 's menschen hoogste wyaheid, dat is supreme goedheid, is gezegd, geen ander te geven dan wat Guido zegt: N:>us repreadrons bientót notre piste aux remparts; et s'il fau': y mourir, nous y m>urrons du moins sans salir la défaite." Zou 't dit, ten slotte, zyn, dat dit stuk voor eeuwig als ciimère moet braalmerken? 't Zou me te ver voeren, aan te tooaen, dat het dit niet kki zyn en indien Maeterlinck zich tot 't bewys van deze abstractie mocht hebben laten verle'.den, 't zai hem gezegd, dat hem niet gelukt is, onze instemming te verkrijgen. Dd Fransche bladen hebben over 't algemeen 't stuk vry'wel toegejuicht. Sommige vonden 't slot vreemd en onbegrijpslijk, andere zagen er nog al psychologische micmac" (draaiery) in, maar 't eindoordeel luidde vry wel een stemmig, dat M. veel krachtiger, veel flinker en degelyker is geworden. Hilaas. met leedwezen worde't getuigd, mijn oordeel kan zoo niet luiden. Sta 'k alleen ? Wat daert 't ? Toen 'k dien avjnd in den schouwburg, ontevreden en gedeiillusioaeerd, me zag te middaa van 'n toejuichend publiek 't domme Frantche publiek, dat middenin ook 'n banaal frazfitje applaudiseert zocht 'k steun voor m'n meening en vond dien by Maeterlinck: , lis iubissent dans les plaisirs de la vie la dimination spirituelle q ie subit, par exemp'e, Ie spectateur olairéqui s'est garédans un théa're tti l'on JDue un drame qvii n'est pas l'un des cirq ou six caefs-d'oeuvre de la littérature uniyerselle. Il sait qiepresqae tout ce qui transporte ceux qai applaudissent autour de lui est iait de préjagés plas ou moins pernicieux sur l'honneur, la gloire, i'amour, la patrie, la sacriiice, la justice, la religion et la libarté; ou des lieax communs les plus mous et les p'us nervants de la poésie. Néanmoins, il prendra part a l'exultation générale, et il lui faudra faire a chaque instant un violent retour sur lui-mèoae, un appel tonnéa toutes !es certitudes, pour se persuader que ce'ix qui sont restés fidóles aux plus vieïlles erreurs n'ont pas raison c mtre sa raison isolée"!). Parijs, 28 Mei 190.3. Dr. J. ^ Le Temple enseveli, pag. 173. OFCP 8ii iDYloeil m oelsa, JE Voor eenigen ty'd werd in dit blad naar aanleiding van de werkJ3s van Top Naeff gewezen op het gevaar dat daarin ligt voor het prestige van de zwakke zusters onder onze onderwijzeressen. Ik vraag vergunning eenige opmerkingen omtrent den invloed van lectuur enz. ten beste te mogen geven. Als oudonderwyzer meen ik in dit geval een duit in het zakje te mogen doen. E?en ter loops herinnerend aan het grof materialistische : »Min ist was man iszt", zou men onderstellen, dat het geestelijk voedsel dat wy gebruiken, van zeer grooten invloed is op de ontwikkeling en de vorming van den geest. Hoe het er dan zal uitzien in de hersenen van het geslacht dat met onze nieuwe, nieuwere en nieuwste litteraire voortbrengselen wordt gevoed ik zal me aan geen voorspelling wagen, slechts wanschen dat de ziekelyke in vloed daarvan geneutraliseerd wordt door de veldwinnende sport. Da machtige invloed vaa een boek is reeds meermalen aangetoond. Tan gerieve van den lezar zij slechts herinnerd aan de Ntge 'hu1:, dat den stoot gaf aan de afschaffng der slaverny; aan Mix Havelaar, dat een rillinz door het land deed gaan; aan Trilby dat hoedje, da jas, costuumpjas, ets. in de mode bracht. Tan bewijze van da groote verscheidenheid van invloed, als 't voorafgaande nog niet genoeg is, kan nog dienen dat men tegenwoordig de menschen opstraat elkaar hoort vragen : Quo vaiis? In plaats van: waar ga ja naar toa. Z )o'n paar trekkende voorbeelden doen meer dan wekkende leeringen. Overgaande tot de kinderboeken en hun invloed op het kinderhart en leven, betwyfel ik geen oogenblik of ik heb mijn. moreel fond, mijn zadely'k karakter te danken aan vader Jacob, den braven Midrik en de zoete Miatje, my'ti kortgeknipte haar aan Piet den Sneerpoets. Dat ik geen honden schopte, niet met lucifers spaelde, gaea moriaantje plaagde, is ook alles het gevolg van den Sfruwwelpeter. Koetsveld hield my tanig van het eten van op straat gevonden lekkers, en van het onder graven van schuttingen. En Gswin leerde my goad te zya voor katten. Zoo was ik ongeveer twaalf jiar gaworden en een zoete jongen. Tjan kreeg ik een boek van Airnard te leen, dat ik verslond en dat my uitermate beviel. Uit gavolg van die lectuur was een middag gaan eten en ean gebroken vais. Het eten liep ik mis, doordat ik, in de oude Plantage op verkenning uit, van de andare jongacs afgedwaald, hen had loopen zoeken, terwijl ze al lang naar huis waren; de vaas werd door my van den schoorsteenmantel geslagen toen ik ean voorstelling won geven van : »de Indiaan sprong op, draaide driemaal in de rondte en viel toen stuiptrekkend naor". Van het stuip trekken kwaoa toen niet», want b\j my'n derde onwenteling zwaaide my'n tocnahawk da vaas tegen den grond. Mjn conclusie daaruit is, dat menschen die hunne kinderen zonder toe zicht laten spelen in vertrekken met breekbare waar, wél zullen doen boakea als die van Aimard buiten het bereik der kiaderen te houd in. Nog een boek trachtte een invloed ten kwade op my' uit te oefenen, 't Was Ptrcioal Keene van Mirryit. Daarin vliegt door een ontploffing van vuurwerk ean onder wijzer de lucht in. Na was er in onze school n onderwijzer, die niet slechts altyd streng en hard was, maar in zyn berisping, verma ning of staf altyd r.og iets van zijn onaan gename persoonlijkheid mengde; aan dien man hadden alle jongens het land en ik heb lang het voarneaien gahsd hem ook eens ta laten springen. Daar hy' echter niet, als zy'n Eigelsche collega, op een platform stond, zag ik geen kans iets ongemerkt onder hom te verbergen. Het kwam dus niet tot de daad. Maar bij de moreele appreciatie he^ft men slechts op de gezindheid tn letten. Op my'n lila jsar hal ik myn eerste onge lukkige liefde, 't Voorwerp myier aanbidding ging op de II. B. S. en wooade onder Delfts haven. Ik hab haar noait gesproken. Maar ik kreeg van onze huishoudster voor my'n ver jaardag L:,'-fde of Plicht'' vertaald door mevrouw Koorders-Boeke. Da heldin van dat verhaal, een Aisacienne, kan haar hand niet raikai aaa den man harer keuze, een P.-uisisch offiner, ia de annexatie, en zy' zingt: Ej ist bestimmt in G)ttes Rith. Diar nu de annexuie van Delftshaven door Ritterdam aanstaande wis en zeker haar baslag zou krijgen voor ik ver genoeg zou zyn oai myne Djlftshavensche te kunnen vragen, veranderde plotseling mya liefde van een hoopvolle in een ongelukkige en speelde ik uit den treure: Ei ist bestimmt in Gottei Rith. Dit verveelde mya vader zóó, dat hy da Tü-kischa Sjhaarwache voor my medebracht. Hat middel bleek probaat. Kort daarna kwam ik onder den invloed van de gedichten van den schoolmeester. E m geheelen Zaterdagnamiddag heb ik doorgebracht met het samenstellen vaa over de veertig graf schriften in den trant van: Hier ligt Poot. Hij is dooid. Naar de behoefte van het ry'mwoord van den tweeden regel werd de eigennaam in den eersten bepaald. Ik had er veel succes mee onder ons jongens, maar kreeg van vader een zuur gezicht. O ader wordende, sprak ik minder over myn lectuur en ging die waarschynly'k onverschilliger over my heen. Ean boeiend schryver kon mij wel gevangen houden, maar als ik het boek sloot, hernam het dagelijksch leven en het gezond verstand zyn rechten. Ea onder den regelmatigen dwang van repetities en fximens werd de invloed van de lectuur geheel ganeatraliseerd. UU mijn, leven als onder wy'zer herinner ik my' geen enkel sterk staaltje van beheersching eener kin derziel door een roman of een episode uit een boek. Integendeel kan ik met voorbeel den aantoonen, dat het gelezen of gezongen woord vaak eea tegennovergestelde uitwer king had. Toen ik eens een uitvoerige expli catie had gegeven van het spreekwoord: wie met pek omgaat, wordt licht besmet, kwamen drie leerlingen, een zoon van een schoenmaker en twee zyner vrindjes 's middags op school met weivoorziene pekhanden l En hoeveel leer lingen er ook onder my'n kapelmeesterschap gezongen hebben : Naar Zee ! van Heye (het zyn er een paar duizend) toch zy'n er maar drie op het water terecht gekomen, hl. 2 offi cieren van administratie en l machinist, dus nog niet eens echte zeelui. De lust om >de wereld rond te zwieren in het topje van den mast" bleek niet groot. De positie is ook al te ongeriefelyk : een rondreisbiljet Ie klasse op een modern drijvend hotel, daar zouden meer liefhebbers voor geweest zyn. Tot my'n lijfdeurtjss behoorde ook het bekende: Op nu, makkers, laat ons dwalen, Op naar buiten heengesneld !" En kom ik nu eens bij goed weer buiten, dan vind ik »het nakroost dier gespierde braven" in cafés gevuld met jeneverlucht en tabaksrook dien men kan sny'den, bezig zich te vergiftigen met de daarvoor bestemde distillatie-producten. Ik heb sinds lang den invloed van het gedrukte woord by de opvoeding teruggebracht tot de m. i. ware proportie en acht dien heel klein. Da inborst en het huis gezin, dat zijn de groote factoren in de zedely'ke opvoeding. Ik wil eindigen met een zeer sterk voorbeeld van contrast tusschen woord en daad. Een boezemvriend van my, had hooren zingen: Le forgeron de la paix, door een chanteur sérieux de CaféConcert en dweepte met dien Vrede-smid die weigert wapenen te smeden voor den oorlog die hem zy'n zoon gekost heeft, die slechts werktuigen des vredes wil smeden en alle vernielingstuig vervloekt, Hy had een flinke sterke stem en zong dit lied tot hy er schor van was. Drie maanden later werd hij cadet der artillerie. BOEKAANKONDIGING. Na den dood tot zegen. Naar het Engelsch (A. Gift From the Grave) van EDITH WABTON, door J. BBBLAGB. Amersfoort, G J. S othonwer. Dit boek is in een zeker opzicht een evenement. Wy' zy'n gewoon aan romans, waarin bespied wordt en ontleed de domste passie, de liefde, wal te verstaan de sexueele, ook aan boakan die ons bepalen bij de zonden onzer diepstgezonken medemenschen, maar Elith Warton behandelt in A Gift From the Grave het berouw en da schaamte van een beschaafd man, die de achting voor zich zei ven verloren heeft door een onedele daad, waartoe hy zich niet in staat had geacht. Dit onderwerp is niet nieuw; 't is meer in beeld gebracht, maar niet altoos op de fijnste manier, en meestal werden de vragen die daarbij ter sprake kwamen, niet zuiver gesteld. Als iemand zich bewust wordt iets slechts te habben uitgevoerd, dan kan hy bang worden en gaan vluchten om niet in de handen der politie te vallen ; hy' kan ook een poging doen om goed te maken wat hy' heeft bedorven, en als hem dat ongeveer gelukt is, zich troosten. Ean schry'ver, die 't ergste geval wil verhalen, kan een soldaat «uitbeelden", die zich in zijn wanhoop doodschiet, of een boerenknecht, die zich ophangt in den stal boven de koe of de geit, aldus boete doende en zich onttrekkende aan een langere s mart. Elith W «ton heeft zich de zaak niet zoo gemakkelijk gemaakt. Op de zuiverste manier wordt door haar de kwestie gesteld : de politie komt er niet bij te pas ; de vrees voor ontdekking is er zooveel mogelyk buiten gehouden ; van angst voor de hel is geen sprake ; goedmaken is onmogelijk, want de büleedigde persoon is dooi en pas na haar dooi beleedigd ; de zondaar heeft alleen te maken met zich zelven. Wat haeft hy gedaan ? Hy was eens de vriend van een begaafde vrouw Margaret Aubyn, die hem wat hooger taxeerde dan hy' verdiende H,j was in staat haar superioriteit te baseffan, vereerde haar oprech', en stelde pry's op haar genegenheid. Zij correspondeerden. Haar brieven aan hem waren geen minnebrieven. Zg stortte haar hart voor hem uit en maakte hem deelgenoot van haar stryden en streven. Zy wist, dat hy' haar niet liefhad zooals zy hem; zy drong hem ook haar liefde niet op ; maar zy bleef aan hem schryven als aan een man dien zij achten en vertrouwen kon, aan een vriend op wiens sympathie zy rekende. Zij zou 't zeker nooit geloofd hebben, als men haar voorspeld had, dat hy deze brieven na haar dood zou verkoopen aan een uitgever. Toch deed hy 't. Hy was arm en ... de som die men hem bood was voldoende om hem uit de verlegenheid te redden. Ja met dat geld kon hy' zich vastigen en i.y'a uitverkorene Alexa ten huwalyk vragen. Hy behoeft niet te zeggen aan den uitgever, dat de brieven aan ham gericht waren ; h\j geeft voor, dat hy ze heeft geërfd van een vriend, wiens naam hij wil verzwygen Als hy' ten slotte nog aarzelt, zegt men hem : ?zulke belangrijke bijdragen tot de kennis van het innerly'k leven eener beroemde vrouw behooren aan geheel 't volk. Z'j is overleden, haar vriend is dood, uw naam wordt niet be kend ; waarom zoudt gy' aan het publiek ont houden, wat het als een kostbaar kleinood zal ontvangen?'' Kort en goed ! Hy bezwykt voor de ver zoeking, mafcr de straf bly'ft niet uit : hy heeft de achting voor zichzelven verloren. Eiken dag beseft hy beter, dat hy een ignobele daad heeft gedaan. Hy komt tot welvaart, trouwt met het meisje van zyn keuze, maar hy heeft verraden een edel hart, dat hem liefhal Wat gaat er nu in hem om ? Dat zegt het boek met groote nauwkeurigheid. Da lez«r doorleeft mee al de martelingen die aan schaamte en zelf verachting verbonden zy'n, en heeft mede lijden met den ongelukkig», die niet ongedaan kan maken wat er is geschied. In hoeverre en hoe kan zulk een man nog komen tot vrede ? Dat is een belangryke vraag voor ieder mensch. Elith Warton geeft er eea antwoord op in haar met groot talent geschreven boek. Oai het goed te verstaan zyn noodig meer fijn. .gevoal en geestbeschaving dan waarover de groote massa beschikken kan. Het is overwaard gelezen en overwogen te worden. v. II. Graankorrels, byeengelezen uit «Nellie's Voorraadschuur", door Jon DORRE. Met toestemming van de schrijfster. Amster dam, S. L. van Looy 1902. Graankorrels noemt de verzamelaarster ge dachten door Nallie van Kol in verschillende geschriften geuit. »Zoutkorrels" had ze die ook kunnen noemen, Zoutkorrels gestrooid met milde hand, prikkelend verstand en hart Wat Nallie zegt is niet nieuw. Wie kan er nog iets nieuws zeggen ? Alles is reeds vele malen gezegd en goed gezegd ook Maar men wil de oude waarheid gezegd hebben op andere wys. En Nallie zegt oude waarheden op nieuwe wyze. Zoutkorrels, prikkelend de tong. Maar als wy' op het tafellaken voor ons een korrel of een paar zien liggen, dan brengen wy die met den vinger naar den mond en we WMIIIII ......... l ..... III ..... IIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIUIIIIIIIIM* 40 cents per regel. K A M 3 TRA's Matrassen-, Bedden- n Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek. BED ER TOEKOMST met 10jaargara». tie. Leverde sedert 1SDS pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati». Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit ie E.N'GELSCHE LEDIKANTEN. Zeker en zonder py'n werkt het eclite RadlanerEksteroogenmidtlel d. i. 10 Gr. 25 pCt. Salicyl collodium met 5 ] Centigr. Hennepextract 50 Cents.Alleen echt met i de firma Kronen-Apotheke, Berly'n. Depot in Amsterdam, bij CLÉBAN & Co., Apotheek POLAK, PHARMACIE FR\KQ4ISE. Piano-, Orpl- en MnMWel HÉYRÜOS & KAUSIIOYES* Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in HUK. Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl