Historisch Archief 1877-1940
IK 1305
DE AMSTERDAMMER
A°. 1902.
WEEKBLAD VOOE NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1-50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0-12 /«
Dit blad i» verkrygbaar Kioak 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parys.
Zondag 29 Juni.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitsclilaucl, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
I N H O C D>
VAN VERRE EK VAN NABIJ: Een
anii-revolutionair beginsel Eiad van het zittingjaar.
De zaak-Havelaar, door mr. J. A. Levy. Onze
tegenwoordige en onze vroegere militaire vestiging
op Nieuw-Gninea, door C. H. L. Baelde.
Solowerken, Irrigatie en Suikercultuur, door P. G. C.
Hansen Jr. Onvruchtbare verdeeldheid, II,
(Slot), door Herman van Deventer. Hoofdmo
menten uit den gemeenteraad, IV, door Seeans.
De Engelsche liberalen na den oorlog. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: De invloed der
loonregeling op de productiviteit van den arbeid, door
C. v. D. KUNST EN LETTEREN: Muziek in
de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. De
NoordHollandsche Kunstvrienden, door J. H. S. Kunst
te Rotterdam, door H. D. De Scorels" (e
utrecht, door W. Steenhoff. Zestiend'eeuwsche
jconterfeitkunst, door W. S. Van Zon en Zomer,
gedichten van C. S. Adema van Scheltema, beoor
deeld door Edward B. Koster. Frans Hulleman,
Scheiding beoordeeld door J. Tersteeg. Als het
scherm valt. Uit de komedie van het leven. Uit
het Noorsch van Jonas Lie, door M. K., beoordeeld
door G. C. Stellingwerf-Jentink.
Boekaankondiging. INGEZONDEN. FEUILLETON: De
Dolle", UI, door J. P. de Witt. RECLAMES.
VOOR DAMES: De maatschappelijke positie en de
rechtstoestand der vrouw in Noorwegen, II, door
Betsy Nort. Over den invloed van boeken, door
Nellie. Vacantie-tyd.
Gezondheids-buitenverbiyf voor zwakke kinderen. Allerlei door
Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter.
ALLERLEI. SCHETSJES: Een vlieger die niet
opging, door F. C. Philips. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
gmiHMmiiiHiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiinmiiiiiiiiiiiii
Een anti-revolutionair
beginsel.
Het bericht uit Waalwijk in de
dat Minister Kuyper afwijzend
heeft -op het verzoek van J. A.
c. s., om niet goed te keuren het'
tot het verstrekken van f 2500
gemeentekas, als subsidie voor de;
van een R. K. kerk in de parocl
den H. Antonius aldaar, heeft na
eenig opzien verwekt. De minister, zoo
lezen wij, «overwoog, dat de toekenning
van een subsidie voor den bouw eener kerk
noch strijdt met de wet, noch gezegd kan
worden te strijden met het algemeen
belang."
Ook wij hebben ons niet weinig ver
wonderd over deze afwijzende beschikking,
genomen door een anlirevolutionair
minister.
Nietwaar, de groote grief van de anti
revolutionairen is steeds geweest, dat zij
moesten bijdragen voor -kerken en onder
wijsinstellingen, welke zij uit den Booze
achtten. Onbillijk heette dat; onbillijk was
het ook naar onze meening, en zoo hebben
wij van den beginne af met hen
medegestreden, om ten opzichte van kerken,
kerkelijk en wereldlijk onderwijs, aan deze
soort van onrecht en dwang, die wat al
te zeer aan gewetensdwang doet denken,
een eind te maken.
Dat doel door de antirevolutionairen,
in de eerste plaats door Kuyper zelf, met
zooveel geestdrift jaren lang zijn volgelingen
aangewezen, schijnt hij nu op eens te zijn
vergeten,en de beschuldiging het liberalisme
zoo menigmaal toegeworpen, dat het om
eigen leeringen te propageeren zich ver
greep aan het geld van anderen, wordt als
van geen beteekenis meer geacht.
De man,'die zoo vromelijk deze onbil
lijkheid, dat geringschatten van 's naasten
innigste overtuiging, den roof aan den
Calvinist gepleegd, voor iets duivelsch
uitkreet stelt als minister anderen in staat,
om in zijn eigen naam en in dien der
Koningin zulk een, naar antirevolutionaire
beginselen beoordeeld, schandelijk stuk, te
bedrijven.
De Standaard is dan ook verslagen bij
het spreken over deze daad.
,Het verstrekken van gelden uit de Gemeente
kas voor kerkelijke doeleinden, stuit ons tegen
de borst, en in strijd met wat de
anli-revoIttllonairen sleed» voorstonden.
«We wenschten dan ook wel om wat liefs,
dat het besluit van dien aard door den Ge
meenteraad van Waalwijk genomen, had kunnen
vernietigd worden".
Ja het is voor een antirevolutionair om
zich tot in 't diepst van zijn ziel te
sfhamen.... want van een verdediging
van antirevolutionair standpunt kan werke
lijk geen sprake zijn.
De Standaard geeft zich nog de houding,
alsof zij Kuyper door de wet gebonden
achtte; «de wet verbiedt zulk een bij
drage niet en het algemeen belang is er
slechts uit hooger beginsel bij in het
spel" doch het blad weet wel dat het
niet de vraag is, of de wet het niet ver
bood, maar of de wet Kuyper gebood zijn
beginsel te schenden.
«Het algemeen belang is er slechts uit
hooger beginsel bij in het spel" zoo
iets vooral dat * slechts"
indeStówdaard te moeten lezen!!
De wet, zoo vernemen wij dan verder,
is onvolmaakt, het booze liberaliteits-be
ginsel is in haar hier en daar tot kracht
gekomen. Juist, maar is het nu voor Kuyper
geoorloofd de toepassing van dat booze
beginsel, zonder door de wet genoodzaakt
te zijn, uit te breiden, in plaats van deze
zooveel mogelijk te beperken ? Elke
redeneerirjg hierover is tijdverspilling. De
Standaard begrijpt dit zelf zóó goed, dat
zij in haar verlegenheid ter verontschul
diging van Kuyper daaraan nog toevoegt:
tde autonomie der gemeenten mag niet
willekeurig worden aangetast''. Maar het
weren van de grofste onbillijkheid, eeae
die het innigste zieleleven kwetst, zou voor
een Christen-Staatsman willekeur zijn,
ten opzichte van iets dat meer eerbied
eischt dan zijn zedelijke overtuiging: de
souvereiniteit der gemeente in eigen kring;
een souvereiniteit, waar hij als Minister
is boven geplaatst, om er voor te zorgen
dat de souvereine zich niet aan de billijk
heid, d. i. in dit geval het «algemeen be
lang", vergrijpen zal.
Arme Kuyper! Toen hij in zijn toe
lichting tot het program toch volledigheids
halve ook iets over de Roomschen wilde
zeggen «om het internationaal karakter
van hun kerkgenootschap", gaf hij, als
vierde opmerking, te verstaan: »tegen pressie
van Roomschen kant op andersdenkenden,
anders dan in den weg der overreding
uitgeoefend, trede de overheid, vooral in
bijna uitsluitend Roomsche streken, met
vastberadenheid en veerkracht ter
bebescherming van de conscientie-vrijbeid
op"; en daar verrast hij nu Protestanten,
te
ftoa eeni
ml» deel
W* letten aa nfet *êa*
wat hij wil... die man... dat karakter f
Ge ziet het, volgens de Residentiebode
«stuit hef', Kuyper niet meer als u, »tegen
de borst'1 uit de Gemeentekas voor kerke
lijke doeleinden gelden te verstrekken.
Integendeel, hij zal de wereld nu eens
toonen, hoe men met billijkheid niet meer
te rekenen heeft... en dat de burgerlijke
gemeente als een gelooft-vereeniging is te
beschouwen, zoodra er kerken zijn te
bouwen! ook al beroepen de dissenters zich
op hem, ais H. M.'s Minister, om recht. Ja,
hij durft... wie zal 't ontkennen? Hier
dulde men geen twijfel. Schande over hem,
die zich zou verstouten den grooten Evan
geliebelijder-staatsman te verdenken van
de katholieke partij een dienst te hebben
bewezen, wijl hem de moed ontbrak haar
te weerstaan. Ontzagwekkende figuur, vol
gens de Residentiebode ! Kuyper, de Stoute!
Een vraag, die wij meecen te mogen
stellen, is: zouden de katholieken er niet
v\èl aan doen met hun premier een weinig
te sparen? Al zingt Schaapman ook
honderd lofliederen op zijn plaatsvervanger
aan de ministerstafel, het Nederlandsche
volk ziet maar al te duidelijkhoe Kuyper
zijn prestige verliest, nu men in zijn han
delingen zoo weinig terugvindt van den
profeet, die in den naam z|ns Heeren
luide en vurig den strijd predikte voor
waarheid, eerlijkheid en recht. Leidt hem
niet meer dan noodig is in verzoeking;
gunt hem dan toch iets meer den schijn
van een ernstig man!
Immers die 2,500 gulden uitde gemeente
kas van Waalwijk zullen al te lang knagen
aan zijn reputatie. En wat wint men te
Waalwijk, of wat wint de katholieke kerk
in 't algemeen daarmês?
Waarschijnlijk zullen er onder de
Katholieken zelf velen zijn, die het nemen
ivoor
De Tijd, van katholiek standpunt (Je zaak
besprekende, gewaagt van «een storm in een
glas water"; verzekert dat dergelijke subsi
dies (zonderprotest gelijk nu te Waalwijk werd
vernomen ?) meer voorkwamen, en dat de wet
geen termen tot vernietiging aangeeft....
m. a. w. ontkent almede dat er een onver
brekelijk verband bestaat tusschen billijk
heid en algemeen belang. «Merkwaardig is
daarbij, zoo schrijft de redactie, dat som
mige liberale bladen thans van Minister
Kuyper afeischen wat zij zelfs van Minister
Van Houten niet gevorderd hebben," Of
het voor Kuyper genoeglijk is met Van
Houten in deze antirevolutionaire beginsel
kwestie verdedigd te worden, wij betwij
felen het zeer. Zeker echter is, dat wij er
nooit van gehoord hebben, dat Van Houten
op gelijke wijs een afwijzende beschikking
heeft genomen, en even zeker dat een
liberaal op dat punt eigenlijk nooit bizonder
veel last van eenig billijkheidsbeginsel heeft
gehad; iets wat de antirevolutionairen,
Kuyper vooraan, hun juist tot ia het onein
dige hebben verweten!
Maar de Minister heeft meer dsmStandaard
en Tjd tot pleitbezorgers. Was hij volgens
het eerstgenoemde blad- eenvoudig met een
droef gemoed sla ..f van de wet; stelde het
laatstgenoemde orgaan hem voor als iemand
die niet eens heeft behoeven na te denken
om zijn afwijzende beschik king te nemen,
daar deze van zelf sprak; een derde,
de Residentiebode, geeft een geheel ander
kijkje op den antirevolutionairen minister
in actie. Daar treedt hij te voorschijn als
een held.
Onze premier levert hiermede opnieuw het
bewijs, dat bij weet wat hij wil en durft wat hij
weet.
«Eindelijk gaat er dan teus gebroken worden
met het stelsel van alleen subsidie te mogen
geven aan instellingen, welke de heeren liberalen
ter wille zijn.
,Op zichzelf niet verwerpslijke zaken, zooals
kook-, huishoud- en ambachtsscholen, en ver
werpelijke dingen, zooals schouwburgen.
^Eindelijk gaat men begrijpen, dat het alge
meen belang Liet daar opboucU, waar de grens
van het liberaal belang bereikt is.
«Eindelijk gaat het recht der gemeenten wor
den erkend mits met eigen draagvermogen
rekening houdetd die instellingen te steunen,
welke zij in het belang achten van een groot
deel harer inwoners.
»Ook al matigt dat groote deel zich niet de
vrijheid aar, zich zelf het denkend deel te
noemen.
»Vpor lang reeds was het velen duidelijk, dat
bet dien weg uit kon.
»Het kwam er slechts op aan, een minister te
hebben, welke niet slechts dien weg uit wilde,
maar ook uit durfde.
«Die man is gevonden in dr. Kuyper".
Wel, Standaard, wat zegt gij nu van dezen
Minister, die wed wat hij wil, die durft
Zijn vrienden, mogen 't ons vergeven,
dat wij van dezen kampioen, met zijn ver
leden in woorden en daden, iets meer
hadden verwacht!
De zaak-Havelaar.
In Het Handelsblad (van 22 Juni j.l.
ochtendblad, 2e blad), wordt eene her
nieuwde poging gedaan om de echennis
van het organiek K. B. van '08 goed te
spreken.
De aldaar verdedigde hoofdstelling luidt:
«De Staatsbegrooting een wet rang
schikt hem (den directeur-generaal) niet
»onder de ambtenaren »van het
departe«mect'', maar beschouwt hem als het hoofd
»van een afzonderlijken dienst."
De feitelijke grondslag dezer stelling is,
dat de directeur-generaal der Posterijen
niet genoemd wordt onder de ambtenaren,
vermeld in den Toelichtenden Staat van
het eindcijfer der jaarwedden, opgesomd
in de Ie Afdeeling van Hoofdstuk IX der
Staatsbegrooting.
Volgt daaruit, dat eene ivet hem niet
rekent onder de ambtenaren »van het de
partement"? In geenen deele.
De Toelichtende Staat is niet eene wet.
Daarentegen komt, ditmaal, Blinde wet,
voor, het navolgende:
A f d. VI. Posterijen.
»Art. 240. Jaarwedden van den direc
teur generaal en van het personeel bij
>het hoofdbestuur, en van de bij het
hoofdbe»stuur gedetacheerde ambtenaren. Toelagen,
«schrijfloon en daggelden f 239 350.00."
Dit cijfer vindt men wederom in den Toe
lichtenden Staat: Art. 240. a.
Directeurgeneraal f 6000.
en in de zaak-Havelaar, met twee maten
gemeten wordt.
Bij dit bescheid, komt het echter aan,
niet op een naam («hoofd van een afzon
derlijken dienst" naar luid van Het Han
delsblad), maar op de zaak (Afdeelingschef,
naar luid der wet.)
Ware het om een naam te doen, dan
is de heer Ter Laan in een ommezien
geholpen. Men noeme hem: intendant van
onderwijs. Dan valt hij buiten de wet, met
precies hetzelfde recht als de heer Have
laar. Nu hij echter onderwijzer is, en staats
rechtelijk behandeld wordt naar hetgeen
hij is, gelieve men, ten aanzien van den
heer Havelaar, eveneens te letten op het
geen hij is, en niet zich te verschuilen
achter eene omschrijving, die aanduiden
moet, hoe hij heet.
A m s t., 22 Juni 1902. J. A. LEVY.
Onze tegenwoordige en onze vroe
gere militaire vestiging op
Nieuw-Gruinea.
Er deed de vorige week in verschillende
couranten het bericht de ronde, dat de
Indische regeering voornemens was de mili
taire bezetting van Merauke op te heffen.
Hoewel de bevestiging van deze telegra
fisch overgebrachte tijding dient te worden
afgewacht, zal dit nieuws toch degenen, die
de berichten omtrent den gezondheidstoe
stand aldaar gevolgd hebben, zeker niet
verwonderen.
De eerste eenigszir» uitvoerige
meedeeling daaromtrent vinden we in een
«>»oopondentie ;* Merauke, aan iet Sperab.
HandelsMid d.d. 10 April j.l. waarin het
volgeade wordt gemeld: «Zoolang we hier
?zijn, d i. van 9 Februari tot 10 Ai
kerkbouw te belasten ; maar wij vragen :
is dat de manier om aan 2500 gulden extra
te komen ? En waarvoor 2500 gulden extra?
Eenvoudig om de kerk iets mooier te kun
nen maken. Want dit weet toch iedereen
wel, dat de parochie van den H. Antonius
te Waalwijk, ook zonder die subsidie een
een kerk zal krijgen, indien zij haar wezenlijk
noodig heeft.... zij 't dan ook eene, welke
iets minder kost. Welk een onaangenaam
gevoel moet het niet zijn voor hen die tot
dezen kerkbouw hebben aangespoord, te
bedenken, dat daar nu een deel van die
kerk betaald zal worden door personen die
het Roomsche geloof verachten of ver
vloeken; die daarvoor.... trots hun verzet
geplunderd worden ; zoo iets, dunkt ons,
past ook volgens de nadenkende Roomschen
allerminst bij een kerk.
Doch hoe men hierover ook denke, nu
katholieken en antirevolutionairen steeds
hebben geklaagd over het onrecht hun
aangedaan, wijl de liberalen de openbare kas
sen aanspraken om hun wereldbeschouwing
te propageeren, behooren beiden dan ook
thans in hun daden het bewijs te leveren
dat zij dat verfoeide voorbeeld niet willen
volgen, wijl het in strijd verkeert met hun
beginsel.
Eind van het zittingjaar.
Sommige bladen, zooals Centrum en
Nederlander, hebben de plaat van het
Weekblad, waarop «dienstmaagd Kuyper"
met de Ned. Maagd werd voorgesteld, niet
juist gevonden, althans het onderschrift
aan kritiek onderworpen. Zij meenen, dat
het Ministerie gedaan heeft wat het kon,
en wat men in het eerste zitting j aar daar
van eischen mocht.
Hieruit blijkt ons dat men van Dr.
Kuyper minder ver wac. i tingen heeft ge
koesterd dan wij. Een man als Kuyper,
die een program ontwierp, tal van wetten
beoordeelde, als parlementslid zich oefende
in het wettenmaken, studiën schreef over
zeer veel onderwerpen van wetgeving; die
de verkiezingen voerde in den naam des
Heeren, steeds sprak als verkeerde Neder
land in het grootste zedelijk gevaar, ver
zinkend in de Revolutie, de man van het:
O Heere, mijn God, zij kunnen niet
wachten, geen dag en geen nacht! die
na een jaar de Regeering te hebben ge
leid . .. niets anders als zijn eigen schen
king ter herinnering ons nalaat dan een
theologisch dictaat) e over de Rode en de
Openbaring ....
Waarlijk, voor zoo iemand hadden wij
Dr. Kuyper niet aangezien.
Jcómt metaiivvMng voor, op e
twrtsbegrooting. Zij ia da*r gBpla»t»t, «la hono
rarium, komende aan den hoofdbestuurder
va» eene Afdeeling (VI) van een departement.
Dien titularis noemt Het Jiandelsblad
wél landsambtenaar, niet ambtenaar van
een departement.
Om deze zijne opvatting in het licht te
stellen, zevt het blad: »Dedirecteur-gene
raal is dus wel «bezoldigd
landsambte»naar" maar geen
»departennents-ambte»naar", evenmin als de leden der rechterlijke
«macht, hoogleeraren, officieren, ingenieurs,
«ontvangers, enz. enz. wier jaarwedden ook
«op de Staatsbegrooting voorkomen."
Ziet het blad niet, dat het ongelijksoor
tige grootheden vergelijkt ?
Zeker, de jaarwedden der genoemde per
sonen komen voor op de Staatsbegrooting.
Niet evenwel het feit, dat iemands jaar
wedde op de begrooting wordt gebracht, is
beslissend voor de verbindbaarheid van
het organiek K. B. van '68. Maar het feit,
dat die wedde op de begrooting ivordt ge
bracht, als toekomende aan iemand, in die
begrooting, gequahficeerd als hoofdbestuur
der van eene Afdeeling (VI) van het departe
ment dut feit is beslissend.
Welke gevolgen heeft de bewering van
Het Handelsblad?
Het blad zelf zegt: «Dit eigenaardig
«gevolg, dat nu aan het departement geen
«chef van dienst onder den Minister
aan«wezig is, belast met de posterijen en
tele«grafie, terwijl zulks bij andere onderdeden
»van het omvangrijk departement w el het
«geval is."
Me't verlof van Het Handelsblad, deze
zijne bewering is negatief. Welk positief
gevolg heeft de stelling, door het blad
voorgestaan ?
De heer Havelaar zoo vernamen wij
is landsambtenaar, niet ambtenaar van het
departement.
Opperbest, maar dan is hij ook niet de
onderhoorige van den Minister, hoofd van
het departement.
D 3 heer Havelaar echter is hoofdbestuur
der der Posterijen, en wanneer de Minister,
ten aanzien van deze Afdeeling (VI) van
zijn departement, gelast a, kan de heer
Havelaar doen b, terwijl de Minister ver
antwoordelijk blijft, voor hetgeen geschiedt
in alle Afdeelingen van zijn departement,
dus ook voor Afd. VI (Posterijen) die, naar
luid van Het Handelsblad, «een afzonder
lijken dienst" vormt.
Dit gevolg is inderdaad zóó «eigenaar
dig" dat het grootere ongerijmdheid ver
tegenwoordigt, dan men ooit in Abdera te
aanschouwen gaf.
Het Handelsblad gelieve de opnieuw een
voudige vraag te beantwoorden: indien de
heer Havelaar niet is ambtenaar,
behoorende tot een der departementen van alge
meen bestuur, wat is hij dan wél ?
Zoolang op deze vraag niet een
daghelder bescheid gegeven wordt, handhaaf
ik mijne meening, dat in de zaak-Ter Laan,
?maat- . ..
Een twetde_
toen de van
Paketvaarïm ,
Meranke ft Ao
minde* dtwr 260
terwijl onderweg waren overleden 6 dwang
arbeiders, 2 politieoppassers en weer 2
schepelingen van de van Doorn, en er op
de leede van Anbon rog twee personen
bezweken, totaal dus 12.
Het juiste cijfer van de sterkte der mili
tairen, politieoppassers, dwangarbeiders,
vrije koelies, vrouwen en kinderen, is m\j
niet bekecd, maar veel meer dan 6 700,
alles hier onder begrepen, zal dit waar
schijnlijk niet zijn, vermoedelijk zelfs min
der ; maar al bedroeg de totale sterkte van
de bezetting zelfs het dubbele, dan nog is
het getal van 50 dooden in nog geen drie
maanden tijd, en 250 geëvacueerden van
een dergelijk klein troepje, een ongekend
mortaliteits- en moibiditeitscijfer.
Dat ook die 250 zieken niet te vroeg
gtëvacueeid zijn geworden (het gewone
verwijt, dat den evacueerenden medicus
voor de voeten wordt geworpen), blijkt
behalve uit het groot aantal van hen, die
aan boord stierven (een procent, dat bij de
ziekentransporten van Lombok nooit en
bij de Atjehsche waarschijnlijk slechts zel
den bereikt werdj ook uit de betchrijving,
die de Ambonscne correspondent van het
Bataviasch Nieuwsblad g&f van den aanblik,
die de van Swoll bij zijn aankomst te
Ambon opleverde: «Toen het schip tegen elf
»uur aan den steiger meerde, kon men zich
?overtuigen. Het dek lag vol met menechen
«meer dan de helft kon men niet meer dan
«geraamten noemen jrtbqt
«Heden baalde men de zwaarste zieken
«en de militairen van boord; voor de rest
»was nog geen plaats ; in de buurt van den
«steigeJ leek 't wel of weder een aardbeving
»had plaats gehad; men zag rijen
draag«baren voorbijkomen."
Zooals ik reeds zeide voor een dergelvjk
hoog ziekte- en sterftecijfer, moet men
teruggaan naar de ongezondste tijden van
den Atjehoorlog en zelfs_ dan zal het moei
lijk te vinden zgn. Er is eigenlijk slechte
n episode uit onze koloniale geschiedenis,
waarmede het in dit opzicht te vergelijken
is, en dat is juist onze vroegere poging om
in N. Guinea een militaire post op te
richten, maar welke toen eveneens door den
hoogst pngunstigen gezondheidstoestand,
jammerlijk mislukte.
De geschiedenis van dia vestiging in het
z. g. fort du Bus, is geloof ik niet zoo
algemeen bekend, als ze wel zou verdienen,
niettegenstaande ze uitvoerig- en boeiend
beschreven is, in het zeer interessante werk
van kolonel Haga «Nederlandsch
NieuwGuinea en de Papoesche eilanden", dat in
1884 door het Bataviasch genootschap van
kunsten en wetenschappen is uitgegeven,
en het is, uu we in afwachting zijn of het
bericht van de opheffing van Merauke al
dan niet waar is m. i. niet van onpas deze
nog eens in herinnering te brengen.
_ Wat de directe aanleiding, tot die ves
tiging, die in 1828 plaats had, is geweest,
is moeilijk te zeggen. Maar zeker is 't, dat
toen, evenals nu, de noodzakelijkheid vol
strekt niet door iedereen werd erkend. Er
schijnt lang en breed over gecorrespondeerd
te zijn tusschen de regeering hier te larde