De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 29 juni pagina 1

29 juni 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

IK 1305 DE AMSTERDAMMER A°. 1902. WEEKBLAD VOOE NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1-50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0-12 /« Dit blad i» verkrygbaar Kioak 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parys. Zondag 29 Juni. Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitsclilaucl, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. I N H O C D> VAN VERRE EK VAN NABIJ: Een anii-revolutionair beginsel Eiad van het zittingjaar. De zaak-Havelaar, door mr. J. A. Levy. Onze tegenwoordige en onze vroegere militaire vestiging op Nieuw-Gninea, door C. H. L. Baelde. Solowerken, Irrigatie en Suikercultuur, door P. G. C. Hansen Jr. Onvruchtbare verdeeldheid, II, (Slot), door Herman van Deventer. Hoofdmo menten uit den gemeenteraad, IV, door Seeans. De Engelsche liberalen na den oorlog. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De invloed der loonregeling op de productiviteit van den arbeid, door C. v. D. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. De NoordHollandsche Kunstvrienden, door J. H. S. Kunst te Rotterdam, door H. D. De Scorels" (e utrecht, door W. Steenhoff. Zestiend'eeuwsche jconterfeitkunst, door W. S. Van Zon en Zomer, gedichten van C. S. Adema van Scheltema, beoor deeld door Edward B. Koster. Frans Hulleman, Scheiding beoordeeld door J. Tersteeg. Als het scherm valt. Uit de komedie van het leven. Uit het Noorsch van Jonas Lie, door M. K., beoordeeld door G. C. Stellingwerf-Jentink. Boekaankondiging. INGEZONDEN. FEUILLETON: De Dolle", UI, door J. P. de Witt. RECLAMES. VOOR DAMES: De maatschappelijke positie en de rechtstoestand der vrouw in Noorwegen, II, door Betsy Nort. Over den invloed van boeken, door Nellie. Vacantie-tyd. Gezondheids-buitenverbiyf voor zwakke kinderen. Allerlei door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. ALLERLEI. SCHETSJES: Een vlieger die niet opging, door F. C. Philips. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. gmiHMmiiiHiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiinmiiiiiiiiiiiii Een anti-revolutionair beginsel. Het bericht uit Waalwijk in de dat Minister Kuyper afwijzend heeft -op het verzoek van J. A. c. s., om niet goed te keuren het' tot het verstrekken van f 2500 gemeentekas, als subsidie voor de; van een R. K. kerk in de parocl den H. Antonius aldaar, heeft na eenig opzien verwekt. De minister, zoo lezen wij, «overwoog, dat de toekenning van een subsidie voor den bouw eener kerk noch strijdt met de wet, noch gezegd kan worden te strijden met het algemeen belang." Ook wij hebben ons niet weinig ver wonderd over deze afwijzende beschikking, genomen door een anlirevolutionair minister. Nietwaar, de groote grief van de anti revolutionairen is steeds geweest, dat zij moesten bijdragen voor -kerken en onder wijsinstellingen, welke zij uit den Booze achtten. Onbillijk heette dat; onbillijk was het ook naar onze meening, en zoo hebben wij van den beginne af met hen medegestreden, om ten opzichte van kerken, kerkelijk en wereldlijk onderwijs, aan deze soort van onrecht en dwang, die wat al te zeer aan gewetensdwang doet denken, een eind te maken. Dat doel door de antirevolutionairen, in de eerste plaats door Kuyper zelf, met zooveel geestdrift jaren lang zijn volgelingen aangewezen, schijnt hij nu op eens te zijn vergeten,en de beschuldiging het liberalisme zoo menigmaal toegeworpen, dat het om eigen leeringen te propageeren zich ver greep aan het geld van anderen, wordt als van geen beteekenis meer geacht. De man,'die zoo vromelijk deze onbil lijkheid, dat geringschatten van 's naasten innigste overtuiging, den roof aan den Calvinist gepleegd, voor iets duivelsch uitkreet stelt als minister anderen in staat, om in zijn eigen naam en in dien der Koningin zulk een, naar antirevolutionaire beginselen beoordeeld, schandelijk stuk, te bedrijven. De Standaard is dan ook verslagen bij het spreken over deze daad. ,Het verstrekken van gelden uit de Gemeente kas voor kerkelijke doeleinden, stuit ons tegen de borst, en in strijd met wat de anli-revoIttllonairen sleed» voorstonden. «We wenschten dan ook wel om wat liefs, dat het besluit van dien aard door den Ge meenteraad van Waalwijk genomen, had kunnen vernietigd worden". Ja het is voor een antirevolutionair om zich tot in 't diepst van zijn ziel te sfhamen.... want van een verdediging van antirevolutionair standpunt kan werke lijk geen sprake zijn. De Standaard geeft zich nog de houding, alsof zij Kuyper door de wet gebonden achtte; «de wet verbiedt zulk een bij drage niet en het algemeen belang is er slechts uit hooger beginsel bij in het spel" doch het blad weet wel dat het niet de vraag is, of de wet het niet ver bood, maar of de wet Kuyper gebood zijn beginsel te schenden. «Het algemeen belang is er slechts uit hooger beginsel bij in het spel" zoo iets vooral dat * slechts" indeStówdaard te moeten lezen!! De wet, zoo vernemen wij dan verder, is onvolmaakt, het booze liberaliteits-be ginsel is in haar hier en daar tot kracht gekomen. Juist, maar is het nu voor Kuyper geoorloofd de toepassing van dat booze beginsel, zonder door de wet genoodzaakt te zijn, uit te breiden, in plaats van deze zooveel mogelijk te beperken ? Elke redeneerirjg hierover is tijdverspilling. De Standaard begrijpt dit zelf zóó goed, dat zij in haar verlegenheid ter verontschul diging van Kuyper daaraan nog toevoegt: tde autonomie der gemeenten mag niet willekeurig worden aangetast''. Maar het weren van de grofste onbillijkheid, eeae die het innigste zieleleven kwetst, zou voor een Christen-Staatsman willekeur zijn, ten opzichte van iets dat meer eerbied eischt dan zijn zedelijke overtuiging: de souvereiniteit der gemeente in eigen kring; een souvereiniteit, waar hij als Minister is boven geplaatst, om er voor te zorgen dat de souvereine zich niet aan de billijk heid, d. i. in dit geval het «algemeen be lang", vergrijpen zal. Arme Kuyper! Toen hij in zijn toe lichting tot het program toch volledigheids halve ook iets over de Roomschen wilde zeggen «om het internationaal karakter van hun kerkgenootschap", gaf hij, als vierde opmerking, te verstaan: »tegen pressie van Roomschen kant op andersdenkenden, anders dan in den weg der overreding uitgeoefend, trede de overheid, vooral in bijna uitsluitend Roomsche streken, met vastberadenheid en veerkracht ter bebescherming van de conscientie-vrijbeid op"; en daar verrast hij nu Protestanten, te ftoa eeni ml» deel W* letten aa nfet *êa* wat hij wil... die man... dat karakter f Ge ziet het, volgens de Residentiebode «stuit hef', Kuyper niet meer als u, »tegen de borst'1 uit de Gemeentekas voor kerke lijke doeleinden gelden te verstrekken. Integendeel, hij zal de wereld nu eens toonen, hoe men met billijkheid niet meer te rekenen heeft... en dat de burgerlijke gemeente als een gelooft-vereeniging is te beschouwen, zoodra er kerken zijn te bouwen! ook al beroepen de dissenters zich op hem, ais H. M.'s Minister, om recht. Ja, hij durft... wie zal 't ontkennen? Hier dulde men geen twijfel. Schande over hem, die zich zou verstouten den grooten Evan geliebelijder-staatsman te verdenken van de katholieke partij een dienst te hebben bewezen, wijl hem de moed ontbrak haar te weerstaan. Ontzagwekkende figuur, vol gens de Residentiebode ! Kuyper, de Stoute! Een vraag, die wij meecen te mogen stellen, is: zouden de katholieken er niet v\èl aan doen met hun premier een weinig te sparen? Al zingt Schaapman ook honderd lofliederen op zijn plaatsvervanger aan de ministerstafel, het Nederlandsche volk ziet maar al te duidelijkhoe Kuyper zijn prestige verliest, nu men in zijn han delingen zoo weinig terugvindt van den profeet, die in den naam z|ns Heeren luide en vurig den strijd predikte voor waarheid, eerlijkheid en recht. Leidt hem niet meer dan noodig is in verzoeking; gunt hem dan toch iets meer den schijn van een ernstig man! Immers die 2,500 gulden uitde gemeente kas van Waalwijk zullen al te lang knagen aan zijn reputatie. En wat wint men te Waalwijk, of wat wint de katholieke kerk in 't algemeen daarmês? Waarschijnlijk zullen er onder de Katholieken zelf velen zijn, die het nemen ivoor De Tijd, van katholiek standpunt (Je zaak besprekende, gewaagt van «een storm in een glas water"; verzekert dat dergelijke subsi dies (zonderprotest gelijk nu te Waalwijk werd vernomen ?) meer voorkwamen, en dat de wet geen termen tot vernietiging aangeeft.... m. a. w. ontkent almede dat er een onver brekelijk verband bestaat tusschen billijk heid en algemeen belang. «Merkwaardig is daarbij, zoo schrijft de redactie, dat som mige liberale bladen thans van Minister Kuyper afeischen wat zij zelfs van Minister Van Houten niet gevorderd hebben," Of het voor Kuyper genoeglijk is met Van Houten in deze antirevolutionaire beginsel kwestie verdedigd te worden, wij betwij felen het zeer. Zeker echter is, dat wij er nooit van gehoord hebben, dat Van Houten op gelijke wijs een afwijzende beschikking heeft genomen, en even zeker dat een liberaal op dat punt eigenlijk nooit bizonder veel last van eenig billijkheidsbeginsel heeft gehad; iets wat de antirevolutionairen, Kuyper vooraan, hun juist tot ia het onein dige hebben verweten! Maar de Minister heeft meer dsmStandaard en Tjd tot pleitbezorgers. Was hij volgens het eerstgenoemde blad- eenvoudig met een droef gemoed sla ..f van de wet; stelde het laatstgenoemde orgaan hem voor als iemand die niet eens heeft behoeven na te denken om zijn afwijzende beschik king te nemen, daar deze van zelf sprak; een derde, de Residentiebode, geeft een geheel ander kijkje op den antirevolutionairen minister in actie. Daar treedt hij te voorschijn als een held. Onze premier levert hiermede opnieuw het bewijs, dat bij weet wat hij wil en durft wat hij weet. «Eindelijk gaat er dan teus gebroken worden met het stelsel van alleen subsidie te mogen geven aan instellingen, welke de heeren liberalen ter wille zijn. ,Op zichzelf niet verwerpslijke zaken, zooals kook-, huishoud- en ambachtsscholen, en ver werpelijke dingen, zooals schouwburgen. ^Eindelijk gaat men begrijpen, dat het alge meen belang Liet daar opboucU, waar de grens van het liberaal belang bereikt is. «Eindelijk gaat het recht der gemeenten wor den erkend mits met eigen draagvermogen rekening houdetd die instellingen te steunen, welke zij in het belang achten van een groot deel harer inwoners. »Ook al matigt dat groote deel zich niet de vrijheid aar, zich zelf het denkend deel te noemen. »Vpor lang reeds was het velen duidelijk, dat bet dien weg uit kon. »Het kwam er slechts op aan, een minister te hebben, welke niet slechts dien weg uit wilde, maar ook uit durfde. «Die man is gevonden in dr. Kuyper". Wel, Standaard, wat zegt gij nu van dezen Minister, die wed wat hij wil, die durft Zijn vrienden, mogen 't ons vergeven, dat wij van dezen kampioen, met zijn ver leden in woorden en daden, iets meer hadden verwacht! De zaak-Havelaar. In Het Handelsblad (van 22 Juni j.l. ochtendblad, 2e blad), wordt eene her nieuwde poging gedaan om de echennis van het organiek K. B. van '08 goed te spreken. De aldaar verdedigde hoofdstelling luidt: «De Staatsbegrooting een wet rang schikt hem (den directeur-generaal) niet »onder de ambtenaren »van het departe«mect'', maar beschouwt hem als het hoofd »van een afzonderlijken dienst." De feitelijke grondslag dezer stelling is, dat de directeur-generaal der Posterijen niet genoemd wordt onder de ambtenaren, vermeld in den Toelichtenden Staat van het eindcijfer der jaarwedden, opgesomd in de Ie Afdeeling van Hoofdstuk IX der Staatsbegrooting. Volgt daaruit, dat eene ivet hem niet rekent onder de ambtenaren »van het de partement"? In geenen deele. De Toelichtende Staat is niet eene wet. Daarentegen komt, ditmaal, Blinde wet, voor, het navolgende: A f d. VI. Posterijen. »Art. 240. Jaarwedden van den direc teur generaal en van het personeel bij >het hoofdbestuur, en van de bij het hoofdbe»stuur gedetacheerde ambtenaren. Toelagen, «schrijfloon en daggelden f 239 350.00." Dit cijfer vindt men wederom in den Toe lichtenden Staat: Art. 240. a. Directeurgeneraal f 6000. en in de zaak-Havelaar, met twee maten gemeten wordt. Bij dit bescheid, komt het echter aan, niet op een naam («hoofd van een afzon derlijken dienst" naar luid van Het Han delsblad), maar op de zaak (Afdeelingschef, naar luid der wet.) Ware het om een naam te doen, dan is de heer Ter Laan in een ommezien geholpen. Men noeme hem: intendant van onderwijs. Dan valt hij buiten de wet, met precies hetzelfde recht als de heer Have laar. Nu hij echter onderwijzer is, en staats rechtelijk behandeld wordt naar hetgeen hij is, gelieve men, ten aanzien van den heer Havelaar, eveneens te letten op het geen hij is, en niet zich te verschuilen achter eene omschrijving, die aanduiden moet, hoe hij heet. A m s t., 22 Juni 1902. J. A. LEVY. Onze tegenwoordige en onze vroe gere militaire vestiging op Nieuw-Gruinea. Er deed de vorige week in verschillende couranten het bericht de ronde, dat de Indische regeering voornemens was de mili taire bezetting van Merauke op te heffen. Hoewel de bevestiging van deze telegra fisch overgebrachte tijding dient te worden afgewacht, zal dit nieuws toch degenen, die de berichten omtrent den gezondheidstoe stand aldaar gevolgd hebben, zeker niet verwonderen. De eerste eenigszir» uitvoerige meedeeling daaromtrent vinden we in een «>»oopondentie ;* Merauke, aan iet Sperab. HandelsMid d.d. 10 April j.l. waarin het volgeade wordt gemeld: «Zoolang we hier ?zijn, d i. van 9 Februari tot 10 Ai kerkbouw te belasten ; maar wij vragen : is dat de manier om aan 2500 gulden extra te komen ? En waarvoor 2500 gulden extra? Eenvoudig om de kerk iets mooier te kun nen maken. Want dit weet toch iedereen wel, dat de parochie van den H. Antonius te Waalwijk, ook zonder die subsidie een een kerk zal krijgen, indien zij haar wezenlijk noodig heeft.... zij 't dan ook eene, welke iets minder kost. Welk een onaangenaam gevoel moet het niet zijn voor hen die tot dezen kerkbouw hebben aangespoord, te bedenken, dat daar nu een deel van die kerk betaald zal worden door personen die het Roomsche geloof verachten of ver vloeken; die daarvoor.... trots hun verzet geplunderd worden ; zoo iets, dunkt ons, past ook volgens de nadenkende Roomschen allerminst bij een kerk. Doch hoe men hierover ook denke, nu katholieken en antirevolutionairen steeds hebben geklaagd over het onrecht hun aangedaan, wijl de liberalen de openbare kas sen aanspraken om hun wereldbeschouwing te propageeren, behooren beiden dan ook thans in hun daden het bewijs te leveren dat zij dat verfoeide voorbeeld niet willen volgen, wijl het in strijd verkeert met hun beginsel. Eind van het zittingjaar. Sommige bladen, zooals Centrum en Nederlander, hebben de plaat van het Weekblad, waarop «dienstmaagd Kuyper" met de Ned. Maagd werd voorgesteld, niet juist gevonden, althans het onderschrift aan kritiek onderworpen. Zij meenen, dat het Ministerie gedaan heeft wat het kon, en wat men in het eerste zitting j aar daar van eischen mocht. Hieruit blijkt ons dat men van Dr. Kuyper minder ver wac. i tingen heeft ge koesterd dan wij. Een man als Kuyper, die een program ontwierp, tal van wetten beoordeelde, als parlementslid zich oefende in het wettenmaken, studiën schreef over zeer veel onderwerpen van wetgeving; die de verkiezingen voerde in den naam des Heeren, steeds sprak als verkeerde Neder land in het grootste zedelijk gevaar, ver zinkend in de Revolutie, de man van het: O Heere, mijn God, zij kunnen niet wachten, geen dag en geen nacht! die na een jaar de Regeering te hebben ge leid . .. niets anders als zijn eigen schen king ter herinnering ons nalaat dan een theologisch dictaat) e over de Rode en de Openbaring .... Waarlijk, voor zoo iemand hadden wij Dr. Kuyper niet aangezien. Jcómt metaiivvMng voor, op e twrtsbegrooting. Zij ia da*r gBpla»t»t, «la hono rarium, komende aan den hoofdbestuurder va» eene Afdeeling (VI) van een departement. Dien titularis noemt Het Jiandelsblad wél landsambtenaar, niet ambtenaar van een departement. Om deze zijne opvatting in het licht te stellen, zevt het blad: »Dedirecteur-gene raal is dus wel «bezoldigd landsambte»naar" maar geen »departennents-ambte»naar", evenmin als de leden der rechterlijke «macht, hoogleeraren, officieren, ingenieurs, «ontvangers, enz. enz. wier jaarwedden ook «op de Staatsbegrooting voorkomen." Ziet het blad niet, dat het ongelijksoor tige grootheden vergelijkt ? Zeker, de jaarwedden der genoemde per sonen komen voor op de Staatsbegrooting. Niet evenwel het feit, dat iemands jaar wedde op de begrooting wordt gebracht, is beslissend voor de verbindbaarheid van het organiek K. B. van '68. Maar het feit, dat die wedde op de begrooting ivordt ge bracht, als toekomende aan iemand, in die begrooting, gequahficeerd als hoofdbestuur der van eene Afdeeling (VI) van het departe ment dut feit is beslissend. Welke gevolgen heeft de bewering van Het Handelsblad? Het blad zelf zegt: «Dit eigenaardig «gevolg, dat nu aan het departement geen «chef van dienst onder den Minister aan«wezig is, belast met de posterijen en tele«grafie, terwijl zulks bij andere onderdeden »van het omvangrijk departement w el het «geval is." Me't verlof van Het Handelsblad, deze zijne bewering is negatief. Welk positief gevolg heeft de stelling, door het blad voorgestaan ? De heer Havelaar zoo vernamen wij is landsambtenaar, niet ambtenaar van het departement. Opperbest, maar dan is hij ook niet de onderhoorige van den Minister, hoofd van het departement. D 3 heer Havelaar echter is hoofdbestuur der der Posterijen, en wanneer de Minister, ten aanzien van deze Afdeeling (VI) van zijn departement, gelast a, kan de heer Havelaar doen b, terwijl de Minister ver antwoordelijk blijft, voor hetgeen geschiedt in alle Afdeelingen van zijn departement, dus ook voor Afd. VI (Posterijen) die, naar luid van Het Handelsblad, «een afzonder lijken dienst" vormt. Dit gevolg is inderdaad zóó «eigenaar dig" dat het grootere ongerijmdheid ver tegenwoordigt, dan men ooit in Abdera te aanschouwen gaf. Het Handelsblad gelieve de opnieuw een voudige vraag te beantwoorden: indien de heer Havelaar niet is ambtenaar, behoorende tot een der departementen van alge meen bestuur, wat is hij dan wél ? Zoolang op deze vraag niet een daghelder bescheid gegeven wordt, handhaaf ik mijne meening, dat in de zaak-Ter Laan, ?maat- . .. Een twetde_ toen de van Paketvaarïm , Meranke ft Ao minde* dtwr 260 terwijl onderweg waren overleden 6 dwang arbeiders, 2 politieoppassers en weer 2 schepelingen van de van Doorn, en er op de leede van Anbon rog twee personen bezweken, totaal dus 12. Het juiste cijfer van de sterkte der mili tairen, politieoppassers, dwangarbeiders, vrije koelies, vrouwen en kinderen, is m\j niet bekecd, maar veel meer dan 6 700, alles hier onder begrepen, zal dit waar schijnlijk niet zijn, vermoedelijk zelfs min der ; maar al bedroeg de totale sterkte van de bezetting zelfs het dubbele, dan nog is het getal van 50 dooden in nog geen drie maanden tijd, en 250 geëvacueerden van een dergelijk klein troepje, een ongekend mortaliteits- en moibiditeitscijfer. Dat ook die 250 zieken niet te vroeg gtëvacueeid zijn geworden (het gewone verwijt, dat den evacueerenden medicus voor de voeten wordt geworpen), blijkt behalve uit het groot aantal van hen, die aan boord stierven (een procent, dat bij de ziekentransporten van Lombok nooit en bij de Atjehsche waarschijnlijk slechts zel den bereikt werdj ook uit de betchrijving, die de Ambonscne correspondent van het Bataviasch Nieuwsblad g&f van den aanblik, die de van Swoll bij zijn aankomst te Ambon opleverde: «Toen het schip tegen elf »uur aan den steiger meerde, kon men zich ?overtuigen. Het dek lag vol met menechen «meer dan de helft kon men niet meer dan «geraamten noemen jrtbqt «Heden baalde men de zwaarste zieken «en de militairen van boord; voor de rest »was nog geen plaats ; in de buurt van den «steigeJ leek 't wel of weder een aardbeving »had plaats gehad; men zag rijen draag«baren voorbijkomen." Zooals ik reeds zeide voor een dergelvjk hoog ziekte- en sterftecijfer, moet men teruggaan naar de ongezondste tijden van den Atjehoorlog en zelfs_ dan zal het moei lijk te vinden zgn. Er is eigenlijk slechte n episode uit onze koloniale geschiedenis, waarmede het in dit opzicht te vergelijken is, en dat is juist onze vroegere poging om in N. Guinea een militaire post op te richten, maar welke toen eveneens door den hoogst pngunstigen gezondheidstoestand, jammerlijk mislukte. De geschiedenis van dia vestiging in het z. g. fort du Bus, is geloof ik niet zoo algemeen bekend, als ze wel zou verdienen, niettegenstaande ze uitvoerig- en boeiend beschreven is, in het zeer interessante werk van kolonel Haga «Nederlandsch NieuwGuinea en de Papoesche eilanden", dat in 1884 door het Bataviasch genootschap van kunsten en wetenschappen is uitgegeven, en het is, uu we in afwachting zijn of het bericht van de opheffing van Merauke al dan niet waar is m. i. niet van onpas deze nog eens in herinnering te brengen. _ Wat de directe aanleiding, tot die ves tiging, die in 1828 plaats had, is geweest, is moeilijk te zeggen. Maar zeker is 't, dat toen, evenals nu, de noodzakelijkheid vol strekt niet door iedereen werd erkend. Er schijnt lang en breed over gecorrespondeerd te zijn tusschen de regeering hier te larde

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl