De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 29 juni pagina 2

29 juni 1902 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND^ No. 1305 en het Indische bestuur, en tusschen deze en den gouverneur der Molukken, maar eindelijk echijnt het dezen laatste toch te z\jn gelukt zijn zin door te drijven, en werd hij gemachtigd, de kuet van NieuwGuinea van kaap Jiraoaeeba tot Kaap Valsch in bezit te nemen, en er >als het volstrekt noodzakelijk was, een klein eta blissement te vestigen." Haf schijnt, dat deze «volstrekte noodsakelijkhei<i" in het oog van den toenmaligen gouverneur der Molukkeji direct aanwezig was tea minste reeds kort daarop, 21 April 1828, verliet de korvet Triton onder de kapt. It. ter zee S'.een boom en.de «choerer Iris onder de It. ter zee Bastiaanse met dat doel de reede van Ambon. Ze had aan b>or*t als vertegenwoordiger van de regeering de gouvernenientecomtnissaris van -Djldin, verder een natuurkundige com missie, die met het wetenschappelijk onder zoek b last was en eindelijk een datacnanient militairea, groot 32 man onder commando van den 1ste It. Schrijber, aan welk deta chement was toegevosg'1, de chirurgijn 83 kl. Pirson. DO algerasene instructie luidde in hoofd zaak aldus: de regeeringscommissaris, zou in oserleg mat dta k*pt. luit. Steenboom en, na deskundige voorlichting der andere autoriteiten, een geschikte plaats opzoaken voor het oprichten van een fortje; daar zou dan de Niderl. vlag gehescheu worden, en da knsrt vun Nieuw Gainea namens Zijne Majesteit d<;n Koning der Nederlanden >leetelig in bszit genomen worden. VVas het fortje klaar, dan zou dit door de militairen wordea betrokken, en trad luit. Schrijber ala civiel en milit. commandant op. Hit schijnt, dat het zoeken naar een geschikte plaats met veel bezwaren is ge paard gegaan, ten ninste het werd Juli eer de plek defiaitief bepaald was, maar einde lijk meende men die toch gevonden te hebben, in een plaats gelegen aan een groote baai, die naar het korvet dj Tritoabaai werd genoemd; dj landstreek, die Lnbo heette weri herdoopt in Markusoord, naar naar den toenmaligen gouverneur der Mo lukken en het op te richten forije, zou den naam krijgen van fort du Bus, naar den burggraaf Bas de Gisjgnies, die toentertijd commissaris generaal des konings in Nederl. ladiëwas. 6 Juli 1828 werd met het bouwen van het fonja een .aanvang gemaakt en 23 Aug. van datzelfde jaar was deze zoover gereed, dat ze door de militairen betrokken k-on wordea, en den volgenden dag de andere formaliteiten, het in bezit nemen der kust en de overdracht van het etablissement konden plaats hebben. Tot Febr. 1836 is dit fortje door ons bezet geweest en die 7/4 jaar is, wat de gezond heidstoestand betreft, n aaneenschakeling geweest van_zlekte en dood, zóó treurig en zóó wanhopig als mij van geen andere kolonisatie of vestiging bekend is. Het is niet mogelijk een geregtM overzicht te geven van de sterkte, het aaata\iieken en het aantal dooden in die 7 jaar, w«it niet alleen varieerde de sterkte van d( kenscheid, terwijl verder 2 sergeants, 24 Europ. minderen en G inl. minderen ter versterking zouden meegaan; voorts werden 31 pionniers aangewezen om de noodige herstellingen, aan het fortje te verrichten, die weer zouden terugkeeren sis de herstellingen afgeloopen w-aren. D<ze verster king kwam eind December 1829 in M ir kusoord aan ; met de werkzaamheden werd direct een aanvang gemaakt doch ook daarmee moest al spoedig wegens ziekte opgehouden wordea, daar ruim een maand na aankomst van de 110 toen aanwezige militairen er 83 ziek lagen. O ok de milit. comm, Lans, was direct na zijn aankomst zwaar ziek geworden, maar kon, hoewel zwak, toch nog't commando blijven voeren. De verdere berichten over den gezond heidstoestand bestaan uit losse on volledige meedeelingen, maar die ons toch voldoende inlichten, dat deze eerder minder dan beter werd. Van Januari 1830 vinden we een mededeeling, dat van de 10 matrozen, die de Siewa er in Novetnber 1829 had achter gelaten, er toen reeds 5 waren overledei. Half April van dat j aar kwam te Ambon het bericfït, dat van 3 Pebr. tot 9 Maurt 8 Europ. militairen overleden waren en dat Godron en 45 minderen zwaar ziek lagen. E^n later bericht meldde, dat van 7 Maart tot 15 April weder waren overleden 5 Europeanen en 3 irilanders en dat er van de 10 nog overgebleven Europeanen, slechts 2 konden dienst doen. In Juni kwa«n te Aubon de treurige tijding dat ook de onversaagde Godron op 27 April te voren was bezweken. Hij was dus de 4 Ie oifider van de G, die tot dusverre naar Merkusoor l waren gezonden, welke daar overleed. Van de beide anderen had n door tijdige evacuatie er het leven afgebracht en voerde de andere hoewel door ziekte zeer verzwakt opdat oogen blik het be.vel over 't fort. Als kenschetsend voor den eigenaardigen toestand van dien tijd, wil ik hier nog vermelden dat de regeering te Bafavia, die nog geen bsricht van het overlijden van G)dron had, bij resolutie van 31 Juli (lus ruim 3 maanden na zijn dood) hem hare tevredenheid betuigde en ter belooning eene voordeelige plaatsing toezegde! Kort na het overlijden van Godron moest luit. Lans geë^acueerd worden; d-v«e werd vervangen door den Isten luit. Willemse en den 21en luit. De Man, terwijl voor Godron, de chirurgijn 3 Ie kl. Kops werd aangewezen, welke laatste echter spoedig daarop den dienst met pensioen verliet. De luit. Da Man overleed in November van datzelfde jaar, welk bericht echter eerst in Mei van 't volgende jaar (1831) op Ambon ontvangen werd, tevens met de mededeeling, dat sinds de laatste berichten meer overleden waren 4 E irop. en 5 in landsche militairen. Ofer welk tijdsverloop dit is, valt moeilijk na te gaan maar o?er langen tijd zal dit wel niet zijn geweest als we er büaange teekend vinden, dat alleen van 21 April tot 6 Mei, G sterfgeorkwamen. E" dat alles op een *??? m f 70. ± ?!.- per oogstjaar (rist.) op de bouw 2) de Javaan betaalde (daardoor) te spreken van het fort du Bus", De sterkte van de bezetting was bij de oprichting deze: 2 oifijieren van de infanterie (de luits. Sehrijber en Sterzing). l offhier van gezondheid (de chirurgijn 3; kl, Pirson). l Europeesch sergeant. 10 E tropessche mincUre militairen. 32 iulandsche militairen, en binnen 't jaar was van djze kleine bezetting overleden: de luit. Schrijber, de chirurgijn Pirson, de Europ. sergeant en 4 Earop. minderen. De luit S ierzing wen reeds vroeger geëvacueerd, zoodat toen in Jali 1829 weer eens een oorlogsschip naar de verlaten bezitting kwam zien, het forrje gecommandeerd werd door eea Europ. korporaal. Voorwaar eea treurig begin! Gslukkig dat dit oorlogsschip de Iris, hetzelflj dat bij de oprichting de troep3n had overge bracht, gezonden was op verzoek van den militairen commandant te A nbon, die door particuliere berichten via Ceram (waar schijnlijk door inl. handelaren) iets van den treurigen toostand op M ,-rkusoord had vernomen en die daarom offijieren en man schappen ter versterking had meegezonden. De overleden luit.-comm. Schrijber werd vervangen door den luit. Hufkenscheid; de_ overleden chirurgijn Pirson door den chirurgijn 2 Ie kl. Gidron; voorden ge iracueerdeu officier was geen ander meegeko men, maar de geheele sterkte werd óp 12 E iropea'ien en 30 inlanders gebracht. De I is had in de weinige dagen dat ze voor Merkusoord lag, ook veel zware zieken gekregen, zoodat ze in Augustus naar Ambon terugkeerde en de bezetting weer aan zichzelven werd oyergelaten, Vóór Xivember van dat jaar schijnt er naar hen uiet meer te zijn omgezien, eindelyk op het kitst van die miand kwatn weer een oorlogsschip, de brik Siewa onder corrna. van den luit ter zee L:gtvoet voor Merkusoord ten anker en ook deze vond er den toestand in alle opzichten ellendig: de commandant Httfkenscheid en eenige minderen waren overleden, en het overige deel der bezetting bijna allen ziek; het fortje werd gecomnan leerd door den chi rurgijn Godron, die ook voortdurend suk kelde. Hij had tweemaal een aanval der Papoea's moeten doorstaan, de, politieke toestand was nog minder goed dan vroeger en de staat waarin h-t fortje verkeerde liet alles te wenschen over. Dd luit. ter zee L'gtvoet, die begreep dat er gehandeld moest worden, stond n sergeant en 10 matrozen af voor 't betrek ken der wachten; liet zooveel munitie en levensbehoeften naar 't fortje overbrengen als op de Siewa kon gemist worden, om daarna zoo spoedig mogelijk naar A-ubon terug te keeren en daar verslag te doen van den treurigen toestand, waarin hij alles op Merkusoord had gevonden. Dadelijk na ontvangst van dit bericht, werden door den commandant der Moluksche troepen de noodige maatregalen ge troffen: de luit. Lans werd aangewezen als vervanger van den overleden luit. Haiwe nog zoodat het niet te verwonderen is dat de commandant der M >luksche troepen ver meldde dat de afschrik voor Nieuw-Guinea bij de officieren zoo groot was dat het was »alsof reeds bij derzelver banoeming een doodvonnis over hen werd uitgesproken". Het is dan ook begrijpelijk dat telkens en telkens weer werd aangedrongen op opbelfi:ig der post, maar het schijnt dat er nog altijd slechte raadgevers der regeering waren, menscnen m;,t een groote hoeveel heid optimisme en weii.ig medegevoel, die dit nog langen tijd hebhen tegenhouden. Ten minste het werd 1835 eer het lang verwachte regeeiïngsbesluit dat het fort du Bis moest worden opgeheven en de bezetting afgehaald, kwam. en 14 Fubruari 183G eer do schepen, die die dankbare taak zouden volbrengen, voor Merkusoord ten anker kwamen, maar toen ook was alies in 8 dagen afgeloopeu, de versterking ge slecht, de overgebleven manschappon en goederen ingescheept. 22 Februari 1836 vertrok men van dit onherbergzaam oord en 4 Miart d. a. v. kwam men te Arnbon aan. »En hier eindigt dan" zegt Haga, ->.le lijdensgeschiedenis van het fort du Bas". Zal het onze nieuwe vestiging ook zoo gaan ? Het is 'moaiüjk in dezen te profeteeren, maar de hoogst ongunstige resultaten, die tot dusver z;jn verkregen, d >en 't ergste vreezen. O -k trouwens andere omstandig heden wijzen er op dat de geheele Zuid en. Westkust van N euw-Guinea (de Noordkust is beter) buitengewoon ongezond is. Eo. men mag in dezen niet te veel ver wachten van de vooruitgang der medische, speciaal der hygiënische wetenschap. De eenige goede uitvoerbare hygiëne voorloopig, ten opzichte van een dergelijk moordend klimaat is zoo'n streek te vermijden. Daarom geloof ik dat we moeten hopen dat het bericht van de opheffing van Merauke waarheid bevat. Oas prestige zal er niet doorlijden ; onze nationale eer is er niet mee gemoeid. Ook dat leert ons de geschie denis van het l'ort du Bus of liever die van de opheffing dier vestiging. En aan onzen naam als beschaafde koloniale mogendheid zal 't ten gotde komen. Utrecht, C. H. L BAKT/DE Juni 1902. off. c. gn. h ld. 0.1. L. geen de heer Lulofs in de 2 '\-i kolom aan voert, eerstens wijl dit veel te uitvoerig zou moeten worden, wilde het volkomen dui delijk zijn en verder, omdat wij niet van plao. zijn een strijd voort te zetten met iemand, die ons verwijt phrazen te citeeren buiten haar verband, gebruik te maken van ^citaties van uit hun verband gerukte zindeelen" en dergelijke lievelijkheden meer en van zijn hoog standpunt het onnoodig schijnt te vinden de juistheid van zijn beweren aan te toonen. Ter 'ijl wij dan ook van deze ongemotiveerde ver dachtmakingen verder geen notitie zullen nemen, handhaven wij onze zienswijze, zoolang geen deugdelijker argumenten daartegen worden aangevoerd. Dat wij overigens met onze meening over de S jlowerken niet alleen staan, bleek ons uit de instemming, welke ons betuigd werd door een controleur op Java, die, hoewel ons persoonlijk onbekend, blijkens vroegere publicaties geacht mag worden ten volle ter zake kundig te zijn en wiens oordeel in ons oog heel wat meer waarde heeft dan de opinie van den heer Lulofs, die eerst verleden jaar tot controleur be noemd werd en, geplaatst op Sumatra, alleen op Java vertoefde, toen bij het nog niet tot controleur gebracht hal. Voor diegenen onder de lezers, die niet vol doende op de hoogte zijn vau de betn-ffinde toestanden en door het betoog van den heer Lulofs zich eene verkeerde voorstelling zouden, kunnen maken, willen we enkele hoofdpunten nader verklaren, vooral met het oog op de groote belangen, die in zoo nauw verband staan met die Sokq laestie. De uitvoering vaa de Sjlowerken wordt door de meeste voorstanders het nood zakelijkst geacht voor de B -ngawan djero, een laag gelegen streek, die daardoor veel vuldig onder waterstaat. Gien bevloeiing, maar integendeel verbeterde waterafvoer wordt hier vereischt. Waar echter in Bezoekie en in iet zuiden van de Preanger nog uitgestrekte gronden liggen, welke uit gebrek aan handen niet beb ;uwd worden, daar rijst de vraag of met een op Gouvernementskojten verhuizen van die onge lukkige streec n'ar de Preanger of naar Bjzoekie, die lieden niet meer gebaat zouden zijn, dan met het millioenen eischende S Jcwerk, over welks uitvoering en te verwachten technische resultaten zelfs onder de warmste deskundige voorstanders zoo groot verschil van meening bestaat. 1) Hoe teleurstellend de resultaten der produktie vermeerdering zijn bij het eeriig irrigatiewerk, waar jarenlang nauwkeurige opname geschiedde, terwijl dat werk toch technisch in alle opzichten geslaagd mag heeten, werd behandeld in ons artikel ~ifnïim»e*vfl»t; Aprill.1. :"- «i op d? beewMB tagui Wt kuttOti geen zorg voor zijn rijstveld houdt hem bezig, geen werkzaamheden roepen hem naar den akker, op leegloopen, luierenen alles wat daaruit voortkomt is hij aange wezen en het niets doen wordt hem eene gewoonte. Anderhalf jaar is hij zonder eenige verdienste en moet teren met vrou , v en kinderen op de huurpenningen (bij een bezit van r a VA b. gemiddeld f 30.?a ?45. ) van te voren door de fabriek uit betaald ; is dat geld verbruikt of hem door afpersing of diefstal (in de dessa ii het zeer onveilig!) afhandig gemaakt, en is alies verkocht of verpand, dan blijft hem niets anders over dan daglooner te worden in dienst van de fabriek, die hem voor een dag van tien uur arbeidt n de som van 25 ets. of 30 ets. betaald. Zeer terecht schreef de Java Dode, indertijd onder het opschrift : «Theorie en Practijk" : »A goverao van hen, die beweren dat de vrije suikercultuur zooveel welvaart verspreidt onder de inhndscïie bevolking waartoe niemand minder bahooit dan de president der Nederlandsche Bank, de heer mr. N. P. J. van den Berg vestigen wij den awdaciit cp de volgende zinstede uit e«n correspou ientie uit Japara aan de Locomotief: r't Is b;droevend, hoe weinig 't werkloon, voornamelijk 't gratft>on van p'antgeulen en 't plantloan, ia 'c algemeon de arbeid in de su:kerveldcn, b'draagt, de arbeid in de fabrieken niet uit te sluiter. Omdat de inlanders elk jaar al meer beroofd raken van hun gronden en nielg te doen hebban, vrordt de vraag naar f antieke* arbeid grooter, maar het werkloon wordt steeds kleiner." Dit is de kille praktijk tfgeuover de g- uit teerde dcc'rice. Eanparig is de meening van mannen van uiteenloop3nde werkkring en positie, dat de grondverhuur een hooystnadechge invloed heeft op de welvaart van de inlandsche landbouwstand. Mr. P. Brooshooft in zijn »Ethische Koers in de Koloniale Politiek", Resident de Jaeger in zijn «Be schouwingen over de rentabiliteit van waterwerken" de zendeling F. de Munniock indertijd in het maandbericht van het Nederlandse h Zendings- genootschap, allen zijn het in deze eens. Lezenswaardig is ook hetgeen de assistent-resideiit vau Heutsz zegt over de gevolgen der vestiging van industrie. «Z'jker er kwam meer leven, meer vertier, er kwamen meerdere behoeften en ook meerdere zorgen voor den Javaan. Waasparticuliere industrie ontstond, daar kwamen ook Chineezen en met hen allerlei prak tijken : opium, woeker, uitbuiting. Da Ja vaan ging dan economisch hard achteruit de gezeten landbouwer werd verhuurder, niet lang daarna ver vreemder aan landgenooten en proletariër. De verhuurder (de inlandsche landbouwer) verloor gemiddeld d- i. oagpsfeer raHitöw par ja», _ u^ju. , , NÉBT* ,Sa Solowerken, Irrigatie en Suikercultuur. Alweder die Solowerken ] zullen vele lezers uitroepen en we moeten toegeven dat dit herhaaldelijk behandelen van een zelfde aangelegenheid wel wat vervelend wordt. Ware het niet dat de controleur Lulofs deze zaak nogmaals ter sprake bracht in het voorlaatste nummer vaa dit blad, daa zouden w\j cp die quaesiie niet meer zijn teruggekomen. Ook l hans zullen we riiet overgaan tot eea wederleggen van al hetwekte* e* ,__, evengoed, BOO n»t m#w, op bavloefde veLL'ii, waar het Le vloeiing j water kiemen en eieren verspreid, als op niet bevloaide velden voor. Desniettegenstaande ten volle erkennend dat verbetering van irrigatie van veel nut kan zijn en zelfs bepaald noodzakelijk is, blijven wij van opinie dat de uitvoering vaa een uitgebreid werk als de So'owerktn niet te verdedigen valt, wanneer daardoor de iulandsche beLi3tiogb?taler ru.>t rente en arl)ssing van verscheidene millioenen moet worden belast. Daartoe is te diLigend geld noodig voor de verbetering van bestaande inlandsche bevlotlïigswtrken en vo>r den aanleg van weinig kostbare nieuwe waterwerken van groot nuf., overal, over geheel Java. Ojk voor vele nood zakelijke hervormingen, zooiils door Boeka ia zijn laatste b ;ek »Pai Troeno" uit voerig wordt aangetoond, Hoe goed 13 >eka de zaken inzag, blijkt thans reeds. Aan het slot van zijn boek schreef hij: »0f zal Holland in de toekomst een laad zijn, gevloekt do:>r den Javaan, die »geen vee meer heeft om den akker te «bewerken, gevloekt door de moeders, die haar kinderen zagen verhongeren?" De Assistei.t-rtsilent van Grobogan rapporteert nu d.d. 25 April j.l., dat het vroege invallen van de droge moesson vermoedelijk een mislukken vau den oogst op groote schaal tt-n gevolge zal hebbeu, daar het gewas wegens te laat planten n°S J )nf? 's- E n waarom zegt dat rapport werd te laat geplant? Omdat er yc.brck was aan jiloeijree. Aldus nog meer hongersnood in het vooruitzicht, oogenschijnlijk door watergebrek, doch feitelijk omdat de landbouwera geen ploegvee meer bezitten, want ware op tijd geploegd, dan zou de vroeg ingevallen oost-moe»son hoogstens een iets mindere opbrengst, maar nimmer misoogst, hebben veroorzaakt. Da vraag van B>eka dreigt dus helaas actueel te worden. De suikercultuur is, evenals alle andere culturen, van groot uut, wijl de bevolking bij misoogst of andere tegenspoed daar een dagloon kan verdienen. Dit nut echter weegt niet op tegen het nadeel dat door de grondverhuur aan den kleinen landbouwer wordt toegebracht. Cultuur van meerwaardige gewassen geeft natuurlijk meer voordeel, maar' dat voordeel komt bij grondverhuur niet ten goede aan den hilamJsehen landbouwer, doch uitsluitend aan de Europeesche en Ciiineesche industrieeleii. D)or zijn grond te verhuren mist de [ uilauder anderhalf jaar de beschikking | over /i j n sawah, anderhalf jaar lang wordt j lij' verhinderd zijn beroep uit te oefenen, ' i "Vffcftw ? f hot kcpttttal wet _ euwllesndwe aan de andere zijde de gogol-cornparant (dessaman), niet meer gesteund door zijne Europeesche of Lilaudsche superieuren. Het was de kroon op het werk van het drainage-stelsel, dat 5 a C milliard op allerlei wijzfn door protectie en vrijgevig heid in r,U jaren aan Java alleen ot/ttrok." Niet minder, maar meer nog dan thans dienen maatregelen getroffen te worden om den onmoudigen Javaan te beschermen, zoowel tegen de praktijken van pandhuispachters en woekeraars als tegen misbruik van macht en positie door Ciiineesche en Iviropeesche iudustiieelen (/ele suikerfa brieken behooren aan Cnineezen). Die in ons echter een vijand meent te zien van de suikercultuur als nijverheid, beoordeelt oas verkeerd, wij zijn integen deel voorstander van cultuur en industrie, doch oader voorbehou l, dat het welzijn van den ialander, daardoor w rdt gebaad en niet geschaad. En ieder, die het weimeent rnet den iulander zal het Handels blad groot gelijk geven als dit in de grond slag der suikercultuur iets vicieus vindt en slechts op de enkele erfpachtslanden de toestand gezonder acht. De grondver huur is een kanker aan de welvaart van den Javaan. P. C. C. HANDEN JK, 1) O. a. tmschen ( ingenieur Homiu vaa der ditns laatste werk. 2) Dit kan dienen hen, die inlenen dat de Javaan geen ver lies lijdt bij eea verhuren van zijn grond. C >mmissie en de Heide, blijkens ter inlichting van Onvruchtbare verdeeldheid. II. (Slot). ftaaïije van dit gekibbel vinden Een we in de volgende aanhaling uit het orgaan van den Nederlandschen IVist- en Tele graaf bond: *Zouden \ve commiezen met 20 jaar dienst in Jeu weg gaan staan, het zij zoo, dat raakt ons weinig, al hadden zij-iüjaar dienst. Het eeuige waarmede wij wenschen te rekenea zijn onze historische rechten ; die alleen zullen ook voor het vervolg onzen gedragslijn bepalen. Worden de vooruitzichten van heeren commiezen min der, ook dan nog wenschen wij niet te fungeeren voor schaapjes die geschoren moeten worden, om met hun wol die ver minderde vooruitzichten te i'quivaleeren. Door het Tijdschrift (het commiezenblad) aangemaand dan eens een levend voor beeld van die historische rechten te geven, zegt de Red. van het orgaan ('t z.g.n. klerkenbla''): «Inderdaad ontbreken ons daartoe de gegevens, maar wat bewijst dat? enz.". 't Lust mij niet hierop verder in te gaan, hoewel het me niet moeilijk zou vallen, om aan te toouen, dat de wol dier schaap jes niet voldoen Ie is om anderen te dek ken. Deed ik dat, ik zou mij aan dezelfde fout bezondigen, die ik de heeren verwijt, n.l.: onderling getwist, terwijl samen wer king zoonoodig is, om andere vijanden te weeren. Bovendien zou ik om onpartijdig te zijn, dan ook moeten aanhalen wat in het andere kamp gezegd werd en dat zijn ook liefljkheden, alles behalve geschikt om den algemeenen vrede te bevorderen. Zoo veel mooglijk tracht ik mij te onttrekken aan dien klassenstrijd, die personen, welke feitelijk dezelfde belangen moesten hebben, s?heidt. Het spijt me, dat ik in de praktijk verplicht ben, lid van die vakvereeniging te zijn, welke de belangen van mijn eigen klasse voorstaat en dus m<ête »7?chten". Ik moet dat doen uit solidariteitsgevoel tegenover mijn eigen collega's, wier lot j aar op j aar ver beterd is, zoo het heet, immers de traktemen ten zijn gestegen, maar inderdaad slechter is geworden door een stelselmatig tegenhou den van promotie. Dit neemt niet weg, dat ik mij door mijn egoïsme geen par ten laat spslen, dat ik verder zie, dan die enge grenzen van mijn eigen kaste, dat ik verblind ben voor dégevaren, die van alle kanten dreigen en waardoor we gewis zullen ondergaan, indien niet de muren, welke ona nu scheiden, vóór dien tijd zijn gevallen. Want al die scheids muren en rangetjes, die tusschen de ver schillende categorie;! van ambtenaren zijn gemaakt, ze verlammen ons, het vereenigingsleven wordt gemaakt tot een onderlingen strijd en dat is niet geschikt om den algemeenen vrede te bereiken. Herman Bingef zeide het in z'u gedicht: ZOT lang we e'.kaar versteuren Misgunnen rust en vr. , Eikaar de ziel verscheuren In K^rk, in Staat en Sliê. . .. Ze ik niet veel gebeuren Van d'aJgemeenea vrê. Nu weet ik wel, wij hebben die rangen riet in 't leven geroepen, de Staat heeft dat gedaan. Zeker de Staat heeft het militarisme in onze burgelijke ambtenaars wereld ingevoerd; ze heeft et n kasten stelsel bij ons geschapen als bij de oude Egyptenaren, waarbij het somtijds onmooglijk is om van de een in de andere kaste over te gaan. Waar de praktijk geen verschillende rangen noodig maakt, is het dwaasheid die toch te gaan scheppen, want dan is tevens een strafrecht noodig gelijk aan dat van de militairen om het prestige te bewaren; en juist het militarisme past zich zoo weinig aan, aan ons burgelijk leven. De Duitschers mogen daarvoor geschikt zijn, wij vrije Hollanders zijn gent onUitair volk. En dat naderende ge?ftn militarisme, wat nog weer eens bij de instelling van het offioieele ,uum, met z'n verschillende cM. jp den f kraag, bedreigt ons hoe hoe meer. Het gezag moet hoog geMomfen worden, heet het, en daarmede beo ik het volkomen eens, mits dat gezag niet- wordt waargenomen d )or creaturen, waarvan diezelfde dichter Binger zegt: »M^n lictft er aan 't roer van dtn staat, I M kleederen stijf van brokaa*", De borst vol verblindend: kruisen; Den mindre overlaê.i zij met hoon En laten om gur.s!;en en l sou Door hoogren zich tnu.i en verguizen, Zij geven, cUacy! den toon. Gij imet ze verduren D'e krcaturen." Wij zullen dat gesag respecteeren, mits hot op humane en rechtvaardige wijze worde uitgeoefend, tegenover LI^S, lagere ambtenaren. Wij hebben plichten, maar wenschen daartegenover ook goed om schreven rechten. Wij wens-ihen niet be handel,! te worden als machines, als looden poppen, waarmoe man doet wat men wil, en juist dat gebeurt. In een vorig artikel zette ik uiteen, dat wij geadministreerd werden. Als men op onze belangen let, mag men dankbaar zijn, 't rs een beleefdheid aan ons bewezen, waarmede we blij rooien zijn, van een recht is geen sprake. Zoo lang men niet tot de upper ten behoort in ons vak, is men niet veel meer dan een ding, waarmede men gooit en smijt naar welgevallen, en dat zal nog erger worden, als men niet spoedig de han len iueen^laat en zoodoende de macht der organisatie doet gevoelen. Maar dan is in de eerste plaats noodig, dat men den strijd, den ouderlingen strijd laat vareri; dat verzwakt ons. Het blijkt vol doende uit de opsomming van de bladen, waaruit onze vakpers bestaat. AHe zijn het feitelijk blaadjes, terwijl als wij ons aaneeLsloten een Ihnk weekblad, ja zelfs een dagblad zou kunnen bestaan. Tot zoo lang hoop ik van deze tribune mijn meening te mogen blijven verkondigen, wachtende totdat men zal hebben ingezien, dat ook voor onze organisatie slechts .idracht macht maakt. Maar dan moet het wachtwoord voor allen, die dit terrein van ouderlingen vree willen betreden, gelijk zijn aan Bertha von Suttner's leuze: »Die Waffen nieder!" HERMAN VAX DEVENTER. N.B. Da adsistent schreef in Mei j.l. het volgende: «Durven de inzenders de verantwoorde lijkheid niet dragen voor hun pennevruchten ? Ze zijn daardoor altijd m?er gedekt dan de redactiën van de verschil lende vakbladen. Die toch zouden voor zulke en andere artikelen spoedig op de vingers getikt worden, zelfs al namen za die pseudoniemschrijvers in hunne kolom men op. Dat die verschillende inzenders ze liever aan dag- en weekbladen zenden dan aan vakorganen, is n.l. ter wille van de smeer" enz.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl