Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND^
No. 1305
en het Indische bestuur, en tusschen deze
en den gouverneur der Molukken, maar
eindelijk echijnt het dezen laatste toch te
z\jn gelukt zijn zin door te drijven, en
werd hij gemachtigd, de kuet van
NieuwGuinea van kaap Jiraoaeeba tot Kaap
Valsch in bezit te nemen, en er >als het
volstrekt noodzakelijk was, een klein eta
blissement te vestigen."
Haf schijnt, dat deze «volstrekte
noodsakelijkhei<i" in het oog van den
toenmaligen gouverneur der Molukkeji direct
aanwezig was tea minste reeds kort daarop,
21 April 1828, verliet de korvet Triton
onder de kapt. It. ter zee S'.een boom en.de
«choerer Iris onder de It. ter zee Bastiaanse
met dat doel de reede van Ambon. Ze had
aan b>or*t als vertegenwoordiger van de
regeering de gouvernenientecomtnissaris van
-Djldin, verder een natuurkundige com
missie, die met het wetenschappelijk onder
zoek b last was en eindelijk een datacnanient
militairea, groot 32 man onder commando
van den 1ste It. Schrijber, aan welk deta
chement was toegevosg'1, de chirurgijn 83
kl. Pirson.
DO algerasene instructie luidde in hoofd
zaak aldus: de regeeringscommissaris, zou
in oserleg mat dta k*pt. luit. Steenboom
en, na deskundige voorlichting der andere
autoriteiten, een geschikte plaats opzoaken
voor het oprichten van een fortje; daar zou
dan de Niderl. vlag gehescheu worden, en
da knsrt vun Nieuw Gainea namens Zijne
Majesteit d<;n Koning der Nederlanden
>leetelig in bszit genomen worden. VVas het
fortje klaar, dan zou dit door de militairen
wordea betrokken, en trad luit. Schrijber ala
civiel en milit. commandant op.
Hit schijnt, dat het zoeken naar een
geschikte plaats met veel bezwaren is ge
paard gegaan, ten ninste het werd Juli eer
de plek defiaitief bepaald was, maar einde
lijk meende men die toch gevonden te
hebben, in een plaats gelegen aan een groote
baai, die naar het korvet dj Tritoabaai
werd genoemd; dj landstreek, die Lnbo
heette weri herdoopt in Markusoord, naar
naar den toenmaligen gouverneur der Mo
lukken en het op te richten forije, zou den
naam krijgen van fort du Bus, naar den
burggraaf Bas de Gisjgnies, die toentertijd
commissaris generaal des konings in Nederl.
ladiëwas.
6 Juli 1828 werd met het bouwen van het
fonja een .aanvang gemaakt en 23 Aug.
van datzelfde jaar was deze zoover gereed,
dat ze door de militairen betrokken k-on
wordea, en den volgenden dag de andere
formaliteiten, het in bezit nemen der kust
en de overdracht van het etablissement
konden plaats hebben.
Tot Febr. 1836 is dit fortje door ons bezet
geweest en die 7/4 jaar is, wat de gezond
heidstoestand betreft, n aaneenschakeling
geweest van_zlekte en dood, zóó treurig en
zóó wanhopig als mij van geen andere
kolonisatie of vestiging bekend is.
Het is niet mogelijk een geregtM overzicht
te geven van de sterkte, het aaata\iieken
en het aantal dooden in die 7 jaar, w«it
niet alleen varieerde de sterkte van d(
kenscheid, terwijl verder 2 sergeants, 24
Europ. minderen en G inl. minderen ter
versterking zouden meegaan; voorts werden
31 pionniers aangewezen om de noodige
herstellingen, aan het fortje te verrichten,
die weer zouden terugkeeren sis de
herstellingen afgeloopen w-aren. D<ze verster
king kwam eind December 1829 in M ir
kusoord aan ; met de werkzaamheden werd
direct een aanvang gemaakt doch ook
daarmee moest al spoedig wegens ziekte
opgehouden wordea, daar ruim een maand
na aankomst van de 110 toen aanwezige
militairen er 83 ziek lagen. O ok de milit.
comm, Lans, was direct na zijn aankomst
zwaar ziek geworden, maar kon, hoewel
zwak, toch nog't commando blijven voeren.
De verdere berichten over den gezond
heidstoestand bestaan uit losse on volledige
meedeelingen, maar die ons toch voldoende
inlichten, dat deze eerder minder dan beter
werd.
Van Januari 1830 vinden we een
mededeeling, dat van de 10 matrozen, die de
Siewa er in Novetnber 1829 had achter
gelaten, er toen reeds 5 waren overledei.
Half April van dat j aar kwam te Ambon
het bericfït, dat van 3 Pebr. tot 9 Maurt
8 Europ. militairen overleden waren en dat
Godron en 45 minderen zwaar ziek lagen.
E^n later bericht meldde, dat van 7 Maart
tot 15 April weder waren overleden 5
Europeanen en 3 irilanders en dat er van
de 10 nog overgebleven Europeanen, slechts
2 konden dienst doen.
In Juni kwa«n te Aubon de treurige
tijding dat ook de onversaagde Godron op
27 April te voren was bezweken. Hij was dus
de 4 Ie oifider van de G, die tot dusverre
naar Merkusoor l waren gezonden, welke
daar overleed. Van de beide anderen had
n door tijdige evacuatie er het leven
afgebracht en voerde de andere hoewel
door ziekte zeer verzwakt opdat oogen blik
het be.vel over 't fort.
Als kenschetsend voor den eigenaardigen
toestand van dien tijd, wil ik hier nog
vermelden dat de regeering te Bafavia,
die nog geen bsricht van het overlijden
van G)dron had, bij resolutie van 31 Juli
(lus ruim 3 maanden na zijn dood) hem
hare tevredenheid betuigde en ter belooning
eene voordeelige plaatsing toezegde!
Kort na het overlijden van Godron moest
luit. Lans geë^acueerd worden; d-v«e werd
vervangen door den Isten luit. Willemse
en den 21en luit. De Man, terwijl voor
Godron, de chirurgijn 3 Ie kl. Kops werd
aangewezen, welke laatste echter spoedig
daarop den dienst met pensioen verliet.
De luit. Da Man overleed in November
van datzelfde jaar, welk bericht echter
eerst in Mei van 't volgende jaar (1831)
op Ambon ontvangen werd, tevens met de
mededeeling, dat sinds de laatste berichten
meer overleden waren 4 E irop. en 5 in
landsche militairen. Ofer welk tijdsverloop
dit is, valt moeilijk na te gaan maar o?er
langen tijd zal dit wel niet zijn geweest
als we er büaange teekend vinden, dat
alleen van 21 April tot 6 Mei, G
sterfgeorkwamen. E" dat alles op een
*??? m
f 70.
±
?!.- per oogstjaar (rist.) op de bouw
2) de Javaan betaalde (daardoor)
te spreken van
het fort du Bus",
De sterkte van de bezetting was bij de
oprichting deze:
2 oifijieren van de infanterie (de luits.
Sehrijber en Sterzing).
l offhier van gezondheid (de chirurgijn
3; kl, Pirson).
l Europeesch sergeant.
10 E tropessche mincUre militairen.
32 iulandsche militairen, en binnen 't jaar
was van djze kleine bezetting overleden:
de luit. Schrijber, de chirurgijn Pirson, de
Europ. sergeant en 4 Earop. minderen. De
luit S ierzing wen reeds vroeger geëvacueerd,
zoodat toen in Jali 1829 weer eens een
oorlogsschip naar de verlaten bezitting
kwam zien, het forrje gecommandeerd werd
door eea Europ. korporaal.
Voorwaar eea treurig begin! Gslukkig
dat dit oorlogsschip de Iris, hetzelflj dat
bij de oprichting de troep3n had overge
bracht, gezonden was op verzoek van den
militairen commandant te A nbon, die door
particuliere berichten via Ceram (waar
schijnlijk door inl. handelaren) iets van
den treurigen toostand op M ,-rkusoord had
vernomen en die daarom offijieren en man
schappen ter versterking had meegezonden.
De overleden luit.-comm. Schrijber werd
vervangen door den luit. Hufkenscheid;
de_ overleden chirurgijn Pirson door den
chirurgijn 2 Ie kl. Gidron; voorden ge
iracueerdeu officier was geen ander meegeko
men, maar de geheele sterkte werd óp 12
E iropea'ien en 30 inlanders gebracht.
De I is had in de weinige dagen dat ze
voor Merkusoord lag, ook veel zware zieken
gekregen, zoodat ze in Augustus naar
Ambon terugkeerde en de bezetting weer aan
zichzelven werd oyergelaten,
Vóór Xivember van dat jaar schijnt er
naar hen uiet meer te zijn omgezien,
eindelyk op het kitst van die miand kwatn
weer een oorlogsschip, de brik Siewa onder
corrna. van den luit ter zee L:gtvoet voor
Merkusoord ten anker en ook deze vond
er den toestand in alle opzichten ellendig:
de commandant Httfkenscheid en eenige
minderen waren overleden, en het overige
deel der bezetting bijna allen ziek; het
fortje werd gecomnan leerd door den chi
rurgijn Godron, die ook voortdurend suk
kelde. Hij had tweemaal een aanval der
Papoea's moeten doorstaan, de, politieke
toestand was nog minder goed dan vroeger
en de staat waarin h-t fortje verkeerde
liet alles te wenschen over.
Dd luit. ter zee L'gtvoet, die begreep dat
er gehandeld moest worden, stond n
sergeant en 10 matrozen af voor 't betrek
ken der wachten; liet zooveel munitie en
levensbehoeften naar 't fortje overbrengen
als op de Siewa kon gemist worden, om
daarna zoo spoedig mogelijk naar A-ubon
terug te keeren en daar verslag te doen
van den treurigen toestand, waarin hij alles
op Merkusoord had gevonden.
Dadelijk na ontvangst van dit bericht,
werden door den commandant der
Moluksche troepen de noodige maatregalen ge
troffen: de luit. Lans werd aangewezen als
vervanger van den overleden luit.
Haiwe nog
zoodat het niet te verwonderen is dat de
commandant der M >luksche troepen ver
meldde dat de afschrik voor Nieuw-Guinea
bij de officieren zoo groot was dat het was
»alsof reeds bij derzelver banoeming een
doodvonnis over hen werd uitgesproken".
Het is dan ook begrijpelijk dat telkens
en telkens weer werd aangedrongen op
opbelfi:ig der post, maar het schijnt dat er
nog altijd slechte raadgevers der regeering
waren, menscnen m;,t een groote hoeveel
heid optimisme en weii.ig medegevoel, die
dit nog langen tijd hebhen tegenhouden.
Ten minste het werd 1835 eer het lang
verwachte regeeiïngsbesluit dat het fort
du Bis moest worden opgeheven en de
bezetting afgehaald, kwam. en 14 Fubruari
183G eer do schepen, die die dankbare taak
zouden volbrengen, voor Merkusoord ten
anker kwamen, maar toen ook was alies
in 8 dagen afgeloopeu, de versterking ge
slecht, de overgebleven manschappon en
goederen ingescheept. 22 Februari 1836
vertrok men van dit onherbergzaam oord en
4 Miart d. a. v. kwam men te Arnbon aan.
»En hier eindigt dan" zegt Haga, ->.le
lijdensgeschiedenis van het fort du Bas".
Zal het onze nieuwe vestiging ook zoo
gaan ?
Het is 'moaiüjk in dezen te profeteeren,
maar de hoogst ongunstige resultaten, die
tot dusver z;jn verkregen, d >en 't ergste
vreezen. O -k trouwens andere omstandig
heden wijzen er op dat de geheele Zuid
en. Westkust van N euw-Guinea (de
Noordkust is beter) buitengewoon ongezond is.
Eo. men mag in dezen niet te veel ver
wachten van de vooruitgang der medische,
speciaal der hygiënische wetenschap. De
eenige goede uitvoerbare hygiëne
voorloopig, ten opzichte van een dergelijk moordend
klimaat is zoo'n streek te vermijden.
Daarom geloof ik dat we moeten hopen
dat het bericht van de opheffing van
Merauke waarheid bevat. Oas prestige zal er
niet doorlijden ; onze nationale eer is er niet
mee gemoeid. Ook dat leert ons de geschie
denis van het l'ort du Bus of liever die van
de opheffing dier vestiging. En aan onzen
naam als beschaafde koloniale mogendheid
zal 't ten gotde komen.
Utrecht, C. H. L BAKT/DE
Juni 1902. off. c. gn. h ld. 0.1. L.
geen de heer Lulofs in de 2 '\-i kolom aan
voert, eerstens wijl dit veel te uitvoerig zou
moeten worden, wilde het volkomen dui
delijk zijn en verder, omdat wij niet van
plao. zijn een strijd voort te zetten met
iemand, die ons verwijt phrazen te
citeeren buiten haar verband, gebruik te
maken van ^citaties van uit hun verband
gerukte zindeelen" en dergelijke
lievelijkheden meer en van zijn hoog standpunt
het onnoodig schijnt te vinden de juistheid
van zijn beweren aan te toonen. Ter 'ijl
wij dan ook van deze ongemotiveerde ver
dachtmakingen verder geen notitie zullen
nemen, handhaven wij onze zienswijze,
zoolang geen deugdelijker argumenten
daartegen worden aangevoerd.
Dat wij overigens met onze meening
over de S jlowerken niet alleen staan, bleek
ons uit de instemming, welke ons betuigd
werd door een controleur op Java, die,
hoewel ons persoonlijk onbekend, blijkens
vroegere publicaties geacht mag worden
ten volle ter zake kundig te zijn en wiens
oordeel in ons oog heel wat meer waarde
heeft dan de opinie van den heer Lulofs,
die eerst verleden jaar tot controleur be
noemd werd en, geplaatst op Sumatra,
alleen op Java vertoefde, toen bij het nog
niet tot controleur gebracht hal.
Voor diegenen onder de lezers, die niet vol
doende op de hoogte zijn vau de betn-ffinde
toestanden en door het betoog van den heer
Lulofs zich eene verkeerde voorstelling
zouden, kunnen maken, willen we enkele
hoofdpunten nader verklaren, vooral met
het oog op de groote belangen, die in zoo
nauw verband staan met die Sokq laestie.
De uitvoering vaa de Sjlowerken wordt
door de meeste voorstanders het nood
zakelijkst geacht voor de B -ngawan djero,
een laag gelegen streek, die daardoor veel
vuldig onder waterstaat. Gien bevloeiing,
maar integendeel verbeterde waterafvoer
wordt hier vereischt. Waar echter in
Bezoekie en in iet zuiden van de Preanger
nog uitgestrekte gronden liggen, welke uit
gebrek aan handen niet beb ;uwd worden,
daar rijst de vraag of met een op
Gouvernementskojten verhuizen van die onge
lukkige streec n'ar de Preanger of naar
Bjzoekie, die lieden niet meer gebaat
zouden zijn, dan met het millioenen
eischende S Jcwerk, over welks uitvoering
en te verwachten technische resultaten zelfs
onder de warmste deskundige voorstanders
zoo groot verschil van meening bestaat. 1)
Hoe teleurstellend de resultaten der
produktie vermeerdering zijn bij het eeriig
irrigatiewerk, waar jarenlang nauwkeurige
opname geschiedde, terwijl dat werk toch
technisch in alle opzichten geslaagd mag
heeten, werd behandeld in ons artikel
~ifnïim»e*vfl»t; Aprill.1.
:"- «i op d? beewMB
tagui Wt kuttOti
geen zorg voor zijn rijstveld houdt hem
bezig, geen werkzaamheden roepen hem
naar den akker, op leegloopen, luierenen
alles wat daaruit voortkomt is hij aange
wezen en het niets doen wordt hem eene
gewoonte. Anderhalf jaar is hij zonder
eenige verdienste en moet teren met vrou , v
en kinderen op de huurpenningen (bij een
bezit van r a VA b. gemiddeld f 30.?a
?45. ) van te voren door de fabriek uit
betaald ; is dat geld verbruikt of hem door
afpersing of diefstal (in de dessa ii het
zeer onveilig!) afhandig gemaakt, en is
alies verkocht of verpand, dan blijft hem
niets anders over dan daglooner te worden
in dienst van de fabriek, die hem voor
een dag van tien uur arbeidt n de som van
25 ets. of 30 ets. betaald. Zeer terecht
schreef de Java Dode, indertijd onder het
opschrift : «Theorie en Practijk" :
»A goverao van hen, die beweren dat de vrije
suikercultuur zooveel welvaart verspreidt onder
de inhndscïie bevolking waartoe niemand
minder bahooit dan de president der
Nederlandsche Bank, de heer mr. N. P. J. van den
Berg vestigen wij den awdaciit cp de volgende
zinstede uit e«n correspou ientie uit Japara aan
de Locomotief:
r't Is b;droevend, hoe weinig 't werkloon,
voornamelijk 't gratft>on van p'antgeulen en 't
plantloan, ia 'c algemeon de arbeid in de
su:kerveldcn, b'draagt, de arbeid in de fabrieken niet
uit te sluiter. Omdat de inlanders elk jaar al
meer beroofd raken van hun gronden en nielg
te doen hebban, vrordt de vraag naar f antieke*
arbeid grooter, maar het werkloon wordt steeds
kleiner."
Dit is de kille praktijk tfgeuover de g- uit
teerde dcc'rice.
Eanparig is de meening van mannen
van uiteenloop3nde werkkring en positie,
dat de grondverhuur een hooystnadechge
invloed heeft op de welvaart van de
inlandsche landbouwstand. Mr. P. Brooshooft
in zijn »Ethische Koers in de Koloniale
Politiek", Resident de Jaeger in zijn «Be
schouwingen over de rentabiliteit van
waterwerken" de zendeling F. de Munniock
indertijd in het maandbericht van het
Nederlandse h Zendings- genootschap, allen
zijn het in deze eens.
Lezenswaardig is ook hetgeen de
assistent-resideiit vau Heutsz zegt over de
gevolgen der vestiging van industrie.
«Z'jker er kwam meer leven, meer vertier,
er kwamen meerdere behoeften en ook
meerdere zorgen voor den Javaan.
Waasparticuliere industrie ontstond, daar kwamen
ook Chineezen en met hen allerlei prak
tijken : opium, woeker, uitbuiting. Da Ja
vaan ging dan economisch hard achteruit
de gezeten landbouwer werd verhuurder,
niet lang daarna ver vreemder aan
landgenooten en proletariër. De verhuurder (de
inlandsche landbouwer) verloor gemiddeld
d- i. oagpsfeer raHitöw par ja»,
_ u^ju. , , NÉBT*
,Sa
Solowerken, Irrigatie en
Suikercultuur.
Alweder die Solowerken ] zullen vele
lezers uitroepen en we moeten toegeven
dat dit herhaaldelijk behandelen van een
zelfde aangelegenheid wel wat vervelend
wordt.
Ware het niet dat de controleur Lulofs
deze zaak nogmaals ter sprake bracht in
het voorlaatste nummer vaa dit blad, daa
zouden w\j cp die quaesiie niet meer zijn
teruggekomen. Ook l hans zullen we riiet
overgaan tot eea wederleggen van al
hetwekte* e* ,__,
evengoed, BOO n»t m#w, op bavloefde
veLL'ii, waar het Le vloeiing j water kiemen
en eieren verspreid, als op niet bevloaide
velden voor.
Desniettegenstaande ten volle erkennend
dat verbetering van irrigatie van veel nut
kan zijn en zelfs bepaald noodzakelijk is,
blijven wij van opinie dat de uitvoering
vaa een uitgebreid werk als de So'owerktn
niet te verdedigen valt, wanneer daardoor
de iulandsche beLi3tiogb?taler ru.>t rente
en arl)ssing van verscheidene millioenen
moet worden belast. Daartoe is te
diLigend geld noodig voor de verbetering van
bestaande inlandsche bevlotlïigswtrken
en vo>r den aanleg van weinig kostbare
nieuwe waterwerken van groot nuf., overal,
over geheel Java. Ojk voor vele nood
zakelijke hervormingen, zooiils door Boeka
ia zijn laatste b ;ek »Pai Troeno" uit
voerig wordt aangetoond, Hoe goed 13 >eka
de zaken inzag, blijkt thans reeds. Aan
het slot van zijn boek schreef hij:
»0f zal Holland in de toekomst een
laad zijn, gevloekt do:>r den Javaan, die
»geen vee meer heeft om den akker te
«bewerken, gevloekt door de moeders, die
haar kinderen zagen verhongeren?"
De Assistei.t-rtsilent van Grobogan
rapporteert nu d.d. 25 April j.l., dat het
vroege invallen van de droge moesson
vermoedelijk een mislukken vau den oogst
op groote schaal tt-n gevolge zal hebbeu,
daar het gewas wegens te laat planten
n°S J )nf? 's- E n waarom zegt dat rapport
werd te laat geplant? Omdat er yc.brck was
aan jiloeijree. Aldus nog meer hongersnood
in het vooruitzicht, oogenschijnlijk door
watergebrek, doch feitelijk omdat de
landbouwera geen ploegvee meer bezitten, want
ware op tijd geploegd, dan zou de vroeg
ingevallen oost-moe»son hoogstens een iets
mindere opbrengst, maar nimmer
misoogst, hebben veroorzaakt.
Da vraag van B>eka dreigt dus helaas
actueel te worden.
De suikercultuur is, evenals alle andere
culturen, van groot uut, wijl de bevolking
bij misoogst of andere tegenspoed daar
een dagloon kan verdienen. Dit nut
echter weegt niet op tegen het nadeel dat
door de grondverhuur aan den kleinen
landbouwer wordt toegebracht. Cultuur
van meerwaardige gewassen geeft natuurlijk
meer voordeel, maar' dat voordeel komt
bij grondverhuur niet ten goede aan den
hilamJsehen landbouwer, doch uitsluitend
aan de Europeesche en Ciiineesche
industrieeleii.
D)or zijn grond te verhuren mist de [
uilauder anderhalf jaar de beschikking |
over /i j n sawah, anderhalf jaar lang wordt j
lij' verhinderd zijn beroep uit te oefenen, '
i
"Vffcftw ?
f
hot kcpttttal wet
_ euwllesndwe
aan de andere zijde de gogol-cornparant
(dessaman), niet meer gesteund door zijne
Europeesche of Lilaudsche superieuren.
Het was de kroon op het werk van het
drainage-stelsel, dat 5 a C milliard op
allerlei wijzfn door protectie en vrijgevig
heid in r,U jaren aan Java alleen ot/ttrok."
Niet minder, maar meer nog dan thans
dienen maatregelen getroffen te worden om
den onmoudigen Javaan te beschermen,
zoowel tegen de praktijken van
pandhuispachters en woekeraars als tegen misbruik
van macht en positie door Ciiineesche en
Iviropeesche iudustiieelen (/ele suikerfa
brieken behooren aan Cnineezen).
Die in ons echter een vijand meent te
zien van de suikercultuur als nijverheid,
beoordeelt oas verkeerd, wij zijn integen
deel voorstander van cultuur en industrie,
doch oader voorbehou l, dat het welzijn
van den ialander, daardoor w rdt gebaad
en niet geschaad. En ieder, die het
weimeent rnet den iulander zal het Handels
blad groot gelijk geven als dit in de grond
slag der suikercultuur iets vicieus vindt
en slechts op de enkele erfpachtslanden
de toestand gezonder acht. De grondver
huur is een kanker aan de welvaart van
den Javaan.
P. C. C. HANDEN JK,
1) O. a. tmschen (
ingenieur Homiu vaa der
ditns laatste werk.
2) Dit kan dienen
hen, die inlenen dat de Javaan geen ver
lies lijdt bij eea verhuren van zijn grond.
C >mmissie en de
Heide, blijkens
ter inlichting van
Onvruchtbare verdeeldheid.
II. (Slot).
ftaaïije van dit gekibbel vinden
Een
we in de volgende aanhaling uit het orgaan
van den Nederlandschen IVist- en Tele
graaf bond:
*Zouden \ve commiezen met 20 jaar
dienst in Jeu weg gaan staan, het zij zoo,
dat raakt ons weinig, al hadden zij-iüjaar
dienst. Het eeuige waarmede wij wenschen
te rekenea zijn onze historische rechten ;
die alleen zullen ook voor het vervolg
onzen gedragslijn bepalen. Worden de
vooruitzichten van heeren commiezen min
der, ook dan nog wenschen wij niet te
fungeeren voor schaapjes die geschoren
moeten worden, om met hun wol die ver
minderde vooruitzichten te i'quivaleeren.
Door het Tijdschrift (het commiezenblad)
aangemaand dan eens een levend voor
beeld van die historische rechten te geven,
zegt de Red. van het orgaan ('t z.g.n.
klerkenbla''): «Inderdaad ontbreken ons
daartoe de gegevens, maar wat bewijst
dat? enz.".
't Lust mij niet hierop verder in te gaan,
hoewel het me niet moeilijk zou vallen,
om aan te toouen, dat de wol dier schaap
jes niet voldoen Ie is om anderen te dek
ken. Deed ik dat, ik zou mij aan dezelfde
fout bezondigen, die ik de heeren verwijt,
n.l.: onderling getwist, terwijl samen wer
king zoonoodig is, om andere vijanden te
weeren. Bovendien zou ik om onpartijdig
te zijn, dan ook moeten aanhalen wat in het
andere kamp gezegd werd en dat zijn ook
liefljkheden, alles behalve geschikt om
den algemeenen vrede te bevorderen. Zoo
veel mooglijk tracht ik mij te onttrekken
aan dien klassenstrijd, die personen, welke
feitelijk dezelfde belangen moesten hebben,
s?heidt. Het spijt me, dat ik in de praktijk
verplicht ben, lid van die vakvereeniging te
zijn, welke de belangen van mijn eigen klasse
voorstaat en dus m<ête »7?chten". Ik moet
dat doen uit solidariteitsgevoel tegenover
mijn eigen collega's, wier lot j aar op j aar ver
beterd is, zoo het heet, immers de traktemen
ten zijn gestegen, maar inderdaad slechter is
geworden door een stelselmatig tegenhou
den van promotie. Dit neemt niet weg,
dat ik mij door mijn egoïsme geen par
ten laat spslen, dat ik verder zie, dan
die enge grenzen van mijn eigen kaste,
dat ik verblind ben voor dégevaren, die
van alle kanten dreigen en waardoor we
gewis zullen ondergaan, indien niet de
muren, welke ona nu scheiden, vóór dien
tijd zijn gevallen. Want al die scheids
muren en rangetjes, die tusschen de ver
schillende categorie;! van ambtenaren zijn
gemaakt, ze verlammen ons, het
vereenigingsleven wordt gemaakt tot een
onderlingen strijd en dat is niet geschikt om
den algemeenen vrede te bereiken. Herman
Bingef zeide het in z'u gedicht:
ZOT lang we e'.kaar versteuren
Misgunnen rust en vr. ,
Eikaar de ziel verscheuren
In K^rk, in Staat en Sliê. . ..
Ze ik niet veel gebeuren
Van d'aJgemeenea vrê.
Nu weet ik wel, wij hebben die rangen
riet in 't leven geroepen, de Staat heeft
dat gedaan. Zeker de Staat heeft het
militarisme in onze burgelijke ambtenaars
wereld ingevoerd; ze heeft et n kasten
stelsel bij ons geschapen als bij de oude
Egyptenaren, waarbij het somtijds
onmooglijk is om van de een in de andere
kaste over te gaan. Waar de praktijk geen
verschillende rangen noodig maakt, is het
dwaasheid die toch te gaan scheppen, want
dan is tevens een strafrecht noodig gelijk
aan dat van de militairen om het prestige
te bewaren; en juist het militarisme past
zich zoo weinig aan, aan ons burgelijk
leven. De Duitschers mogen daarvoor
geschikt zijn, wij vrije Hollanders zijn
gent onUitair volk. En dat naderende
ge?ftn militarisme, wat nog weer eens
bij de instelling van het offioieele
,uum, met z'n verschillende cM.
jp den f kraag, bedreigt ons hoe
hoe meer. Het gezag moet hoog
geMomfen worden, heet het, en daarmede
beo ik het volkomen eens, mits dat gezag
niet- wordt waargenomen d )or creaturen,
waarvan diezelfde dichter Binger zegt:
»M^n lictft er aan 't roer van dtn staat,
I M kleederen stijf van brokaa*",
De borst vol verblindend: kruisen;
Den mindre overlaê.i zij met hoon
En laten om gur.s!;en en l sou
Door hoogren zich tnu.i en verguizen,
Zij geven, cUacy! den toon.
Gij imet ze verduren
D'e krcaturen."
Wij zullen dat gesag respecteeren, mits
hot op humane en rechtvaardige wijze
worde uitgeoefend, tegenover LI^S, lagere
ambtenaren. Wij hebben plichten, maar
wenschen daartegenover ook goed om
schreven rechten. Wij wens-ihen niet be
handel,! te worden als machines, als looden
poppen, waarmoe man doet wat men wil,
en juist dat gebeurt.
In een vorig artikel zette ik uiteen, dat
wij geadministreerd werden. Als men op
onze belangen let, mag men dankbaar
zijn, 't rs een beleefdheid aan ons bewezen,
waarmede we blij rooien zijn, van een
recht is geen sprake. Zoo lang men niet
tot de upper ten behoort in ons vak, is
men niet veel meer dan een ding, waarmede
men gooit en smijt naar welgevallen, en
dat zal nog erger worden, als men niet
spoedig de han len iueen^laat en zoodoende
de macht der organisatie doet gevoelen.
Maar dan is in de eerste plaats noodig, dat
men den strijd, den ouderlingen strijd laat
vareri; dat verzwakt ons. Het blijkt vol
doende uit de opsomming van de bladen,
waaruit onze vakpers bestaat. AHe zijn
het feitelijk blaadjes, terwijl als wij ons
aaneeLsloten een Ihnk weekblad, ja zelfs
een dagblad zou kunnen bestaan.
Tot zoo lang hoop ik van deze tribune
mijn meening te mogen blijven verkondigen,
wachtende totdat men zal hebben ingezien,
dat ook voor onze organisatie slechts
.idracht macht maakt. Maar dan moet
het wachtwoord voor allen, die dit terrein
van ouderlingen vree willen betreden,
gelijk zijn aan Bertha von Suttner's leuze:
»Die Waffen nieder!"
HERMAN VAX DEVENTER.
N.B. Da adsistent schreef in Mei j.l.
het volgende:
«Durven de inzenders de verantwoorde
lijkheid niet dragen voor hun
pennevruchten ? Ze zijn daardoor altijd m?er
gedekt dan de redactiën van de verschil
lende vakbladen. Die toch zouden voor
zulke en andere artikelen spoedig op de
vingers getikt worden, zelfs al namen za
die pseudoniemschrijvers in hunne kolom
men op. Dat die verschillende inzenders
ze liever aan dag- en weekbladen zenden
dan aan vakorganen, is n.l. ter wille van
de smeer" enz.