De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 29 juni pagina 4

29 juni 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

f -f" DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. tfo. 1303 meening in Engeland hun te zullen bieden? Nog slechts korten tijd geleden, hebben de leidera der liberale partij deze vragen uitvoerig en in het openbaar besproken. Lord Risebery en Sir Henry B inner man, de heer Asqaith en de heer John Morley, Sir Williatn Harcourt en de heer Lionard Courtney hebben beurt om beurt voor huune vrienden programma's ontwikkeld, waarin het aan verleidelijke toekomst muziek niet ontbrak. E a de daardoor uitgelokte discusaiën hebben getoond, welk eene diep ingrijpende verdeeldheid er in de partij bestond. Na het sluiten van den vrede zijn deze discussiën plotseling verstomd. Het is als of de leiders het thans eens zijn geworden over n enkel punt, dat namelijk zwijgen de baste taktiek is. »Wij zwijgen,"?zeide een dier partijlei ders tot den heer Villiers »omdat dit in ons belang is en omdat wij reeds te veel hebben gesproken. Wij zwijgen, omdat in eene partij, zoo verdeeld als de onze, iedere individueele manifestatie het tot stand koman der eenheid, naar welke wij streven, slechts kan vertragen". E?ne zonderlinge bekentenis van on macht! Of moeten wij met den schrijver in den Figaro gelooven, dat deze kersversche vrees voor openbaarheid voor de liberalen het begin der wijsheid is ? Be grijpelijker zou het zeker geweest zijn, als de Iib3ralen vroeger hadden gezwegen, als zij, die in 1899 eene minderheid waren en het in 1902 nog zijn, eenstemmig aan de regeeringsmeerderheid de volle verantwoor delijkheid hadden gelaten voor een oorlog, die er niet minder noodlottig om is, nu zij met eene overwinning is geëindigd. Maar dit hebbin zij niet gedaan. Bij het begin van den oorlog hebben zij zich ge splitst in drie fractiën. D<J eerste heeft hare afkeuring uitge sproken over den oorlog op zich zelf, over de wijze waarop hij is voorbereid en ge voerd, maar zij zijn teruggedeinsd voor een ernstig, kloek, minnalijk protest, zoo lang het zwaard niet in de scheede was gestoken. De tweede is intraasigent gebleven en heeft de regeering in haar beleid ten opzichte van Zuid Afrika scherp en prin cipieel gecritiseerd, tot groote woede der Jingoea, die met grof heden en insinuatiën hebben geantwoord, daarbij het slechte voorbeeld van Cnarabsrlain getrouwelijk volgend. Als voorbeeld van zulk een imperialistische venijnigheid wijst de Fi garo op een aanplakbiljet, b'j eene ver kiezing teg^n den liberalen canlidaat ge bruikt. Deze cindidaat was daarop voor gesteld, bazig zijnde, te za-nan met P<iul Kruger, dea Eigelschan standaard ooi te hakken. Het onderschrift luidde: «Voor uit maar, oude Kruier, wij zullen hem wel omver krijgen!" Da v-an landverraad beschuldig Ie candidaat, een zeer geësrd man, had in den oorlog twee zonen in het Engelsche leger verloren, en was naar Zuid-Afrika gereisd om een derden in den oorlog gewonden zoon te verplegen! De derde fractie is met volle zeilen geloopen in het imperialistisch vaarwater van den heer Ciamberlain en heeft de regeering in alles wat den oorlog batrof met geestdrift, althans met een vertoon van geestdrift, gesteund. Bij het verschil van zienswijze ten op zichte van deze, tijdelijk alles baheerschende vraag, voegde zich het verschil van tem perament. Da leider in naam, Sir Henry Campbell Binnerman, is een ernstig en eerlijk man, maar het ontbreekt hem in zijn parlij te eenenmale aan gezag. Lord Rosebery, de »grand seigneur dilettante'", ontwikkelt fraaie en verstrekkende plan nen, die echter zoo nevelachtig zijn, dat men te vergeefs naar eene scherp afge bakende grens zoekt. Klaarblijkelijk is dit vage volkomen gewild: de edele Lord wil de verschillende fractiën, met uitsluiting van de uitersten, onder n hoedje van gen. Zichself echter bindt hij in geenen deele. Wat de liberalen thans hopen ? «Ziet ge," zeide een hunner »de lasteringen hebben nu geen reden van bestaan meer. Da vrede is tot stand ge komen, en goed ook, en men bekijkt het Zuid-Afrikaansche vraagstuk niet meer door het prisma van den nationalen harts tocht. O?er enkele weken zullen onze soldaten terugkomen. Men zal hen hooren en hen gelooven. Zij zullen hetzelfde zeggen, wat wij reeds sedert j aren hebben gezegd, dat de oorlog slecht voorbereid en slecht geleid, roekeloos begonnen en onnoodig verlengd is geweest. Al de haat, dien men tegen ons heeft opgeroepen, zal dan ons ten goede komen. De enquête, die noodzakelijk moet plaats hebban, zal onze goede trouw in het licht stellen, en onze critiek rechtvaardigen. Dezelfde politicus meende ook, dat Lord Rosebery, van wien hij overigens geen onverdeeld bewonderaar verklaarde te zijn, door zijne rede te Caesterfijld de indirecte oorzaak was geweest van het zenden der nota door Dr. Kuyper en van het aanknoopen der vredesonderhande lingen in Zuid Afrika. Dat was toch une bonne note voor de liberale partij. En nu: »de tijd werkt voor ons, en het zou gavaarlijk zijn, den natuurlijken loop der zaken te willen bespoedigen. Reeds sluiten zich nieuwe recruten bij ons aan, pp welke wij niet gerekend hadden. Nieuwe vraag stukken zullen zich voordoen, oude zullen weer aan de orde worden gesteld; men zal, of men wil of niet, kleur moeten be kennen en de verstoring in het partijverband zal worden hersteld. Als het oogenblik is gekomen om te handelen, dan zullen wij ook handelen." Zeker, vroeger of later zal de liberale partij er wel weer eens boven opkomen. Lord Salisbury is oud en... versleten, rijn neef Arthur Balfoar is, met zijn ge moedelijke insolentie en philosophische indolentie niet van het hout waaruit man minister-presidenten snijdt. En Ghanaberlain heeft de parlij, tot welke hij als overlooper is gekonnn, waarlijk al te veel getyranniseerd ea gecompromitteerd, om op den duur op hare gehoorzaamheid eu haren steun te kunnen rekenen. De liberalen schijnen te verwachten, dat de leiding der staatszaken hun, vroeger of later, als een rijpe vrucht in den schoot zal vallen. De meest elementaire kans rekening geeft hun daarin gelijk. Maar als zij di* tijdstip willen bespoedigen en dat moeten zij immers willen, dienen zij een handje mee te helpen, en allereerst zich zelven te herzien. Da orde in de gelederen kan niet allee a door de fouten van de tegenstanders worden hersteld. iiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiilltiiiiiiliniiimiiiiiiiiiiiiiiillllilllllliilu Sec ia k fiiiiiiiiiiiiiHimiiiifiiii De Moei der looir^sliüg on'de pradncti i lelt Tdn den aflnm, Eenigea tijd geleden werd door den Boad van gemeentewerkliedan te R>tterdam aan den ge meenteraad aldaar e in adres gericht tot ver hooging van het nominale uurloon, dat als basis dient, voor de berekening vau het loon der niet opgeleide (unskilled) arbeiders. Hiermede werd echter niet bepaald beoog! ean algemeene loousverhooging ta dosn intreden, doch meer het verschil te verminderen tusschen de bslooning van hen, die al of niet aaigenomen wark ver richten, in welk versc'iil een bron vai willekeur en oubillijkheid wjrd gezien. Bij de discussie waartoe dit adres in dea gemeenteraad aanlei ding gaf, maakte de voorzitter de opnerking, dat naar het hem voorkwam de beioeliag in hoofdzaak deze wjs, betere en minder goede werkkrachten op gelijke wijze te beloonen, waarbij hij zich beriep op de uitspraak van een werk man, voorzitter van verschillende vakvereen:gingen, die hem verklaard had niet te begrijpen, waarom hij (Ie werkonn) meer m lest verdienen dia anderen, on-lat hij een krulletje meer kon maken. De heer Spiekman, die als voornaam te verdediger van de wenschea der adressaat^a optrad, erkeade daarop dat bedoelde werkman inderdaad de meening vaa een breedea kriag van arbeiders weergegeveu heeft. Het komt mij voor dit deze opratting, iaiien zij werkelijk in de kriagen der g:orgaaiseerie, dat wil zeggen der nnest oitsvikkelde werklieden algemeea gangbaar is, aan een g iele regeliag der arbeids voorwaarden in het algemeea weinig bavorderlijk moet worden geacht. D) in het algemeen belang wenschelijke verhooging vaa dea levens standaard der werkliedea zal tooa mind:r kans op verwcizenlijkiug hibben, naarmate de waarsc'iijnlijkheid vau eeae dtaraisle gepaard gaande verhoogde dienstprestatie geringer wo'dt. N.et alleen zal er bij de werkgevers in het algemeen weinig' neiging bestaan, minlerawaardige werk krachten hooger te belooien, da-i de «vaards van hun arbeid w.tl,igt, doch ook uit een eco nomisch oogpunt is zalk een handelwijze niet zonder belenking, daar de productiekosten er door worden verhoogd zonder eenig voordeel voor het algemsea belang. Trouwens een dergelijke nivelleerings-m3thoie zal wel altijd ten gevolge hebben dat de dienstprestatie van den middelmatigen werkman als norm wo-dt aangenouen, zoodat zij die bovea of beneden dat peil stain, te weinig of te veel ontvangen. Voor de eersten zal dit den prikkel wegaemsa om door eigen inspanning de waarde van hui arbsid zoo hoog mog ilijk 01 te voeren, daar een lotsverbetering er toch nimmer het gevolg vaa kaïzijn, om lat die ook tot andere zou m >etea worden uitge strekt. Voor de laatsten beteekent het g ootere moeite om plaatsing te vinden eu zeïerneid van ontslag bij elke intrede vaa miuder gunstige conjunctuur. Waar de midde'matigheid als basis van berekening geldt, zal ook de dienslp-estatie zich zelden boven de middelmatigheid verhtffin, zoodat dit stelsel ten slotte hierop zal neerkonna, dat elke poging tot verbetering der arb iisvoorwaarden zal afstuiten op de tjg mwerpiug, dat de industrie de verhooging der productiekosten niet dragen kar. Ia verband mst de voorafgaande opmerkingen is het niet oneigenaardig eens te wijieu opeei artikel van de hand vaa den heer E. Be-nsteia in Braun's A'c'jiv fü- Soc. G :setzgebunsr, ge titeld: pE^nige hervormingen in het loonstilsel," Dit beoogt in hoofdzaak de aandacht te vestigen op verschillende vormen vaa loonbarekening d )or Eagelsche en Ansrikaansche industrieelen tocgepist, alle ten doel lubbands de arbsi Iers belang te doen hebben bij de resu'taten van hun arbeid en mede te dosn deelen in de voordeelen, die eene m?er intensieve wijze van productie afwerpt. De meest esnvoudige en het eerst toegepaste wijze, om dit te bereiken langs den weg van een aandeel in de winaten der onderneming, a?at hij weinig doeltreffend. De opmerking, dat daardoor de verantwoordelijkheid wor.lt verplaatst kau als van zuiver theoretiseren aard hieroij buitea be schouwing blijven, doch het bezwaar, dat de arbeiders, vooral in groote ondernemiugeo, weinig zekerheid hebben, dat zij altijd de vruchten zullea plukken van huu psrsooulijke inspanning, kan inderdaad niet te licht worden geschat. De winoten toch zijn van te veel factoren afhankelijk, dan dat het verband tusschen hoogere dienst prestatie en winstaandeel altijd bshouden zal blijven, en al moge het op zichzelf een aantrekke lijke gedachte zijn, allen, die in eene onderne ming werkzaam zijn, belaag te geven bij den meer of minder goeden gang vaa zaken, een waa-borg dat allen nu ook hun beste krachten zullen wijden aan het bereikea van een gunstig resultaat, verkrijgt men daardoor zeer zeker niet. De verschillende vormen van loonbepaling, waarop boven is 'gedoeld, volgen dan ook dit stelsel niet. Wel wordt ook hierbij uaast het gewone loon een bonus uitgekeerd, doch deze is niet afhankelijk van de a'gemiene resultaten der ondernemiug doch uits!u:tend van de dienst prestatie van den betrokken werkman. H^t is feitelijk een combinatie van stuk- en tijdloon, met het gevolg dat de meer intensieve productie, die het eerste met zich brengt, wordt bereikt, zonder de nadeelen daaraan verhonden, terwijl evenmin de meerdere afhankelijkheid der arders en het strengere toezicht, waaraan zij bij tijdloon moeten worden onderworpen, behoeft te worden toegepast. Hoewel hierbij sprake is van eea vijftal verschillende stelsels, komen deze alle toch in hoofdzaak vold jende overeen om in eea algemeene schets te kunnen wo-den om schreven. Het denkbeeld, waarvan men uitgaat, is hierin gelegen, dat voor elke soort arbeid zoo nauwkeurig mogelijk wordt vastgesteld, in hoeveel tijd zij kan worden verricht. Aan de werklieden wordt nu een uurloon toegekend overeenkomstig het ter plaatse gebruikelijke, hetwelk in verband met den dagelijkschen ar beidsduur de basis vormt voor het hun onder alle omstandigheden gewaarborgde minimumweekloon. B.ijkt nu echter dat meer arbeid is verricht, dan volgens de vastgestelde grondsla gen was berekend, zoodat een besparing van arbeidsuren is ingetreden, dan ontvangt de werk man een uitkeering in verhouding daarvan, waarbij gewoonlijk de besparing tusschen de werklieden en den ondernemer wordt verdeeld. Dat hieruit voor beiden niet oubeteekenende voordeelen kunnen voortspruiten blijkt uit hst aan gehaalde voorbeeld van een fabriek, waarin een zekere hoeveelheid arbeid, die op 2500 uren was berekend, in 1700 ucen werd verricht, waardoor de proiuktiekosten van $ 650 of $ 460 daalden, wat voor beide partijen een voordeel opleverde van f 95. Nu is het echter duidelijk dat de met dit stelsel te bereiken resultaten veel zullen afhangen van de wijzp, waarop de berekening van den werktijd geschiedt. K-m een zekere hoeveelheid arbeid als in het aangehaalde geval in 1700 uren verricht worden, dan berust de daarvoor aan genomen normale werktijd van 2500 uur feitelijk op een onjuistheid en zal deze dus minder de vrucht zijn van een metholische berekening dan wel van een min of meer willekeurige schatcing. Da meerdere of mindere juistheid daarvan za! op het bedrag van de uit te keeren premie grooten invloed uitoefenen en hiermede houdt weder de prikkel, om tot verhoog ie voortbrenging te geraken, nauw verband. Het belang van den werkgever breagt mede zulk een regeling te treffen, dat b j normale vaard ghe d en inepinaing nog eenige uitkeering boven het gewaaroorgde minimum kan worden verkregen, daar anders gevaar bsstaat dat bet belang van den werkman bij grootere dienstprestatie verloren gaat en dus hierop niet altijd za! kunnen gerekenl worlen. Doch of het verschil tussc'jen den werkelijk bereikbaren en den aangenomen werktijd grooter of geringer moet zijn, valt minder gemakkelijk uit te maken. Sjrmiigen meenen iat men althans in den aanvang dea werktijd eenigszins ruim moet nemen, in welk geval de toe te kenneo premie dau lager kan worden gesteld. Aflieren achten dit alleen aanbevelenswaardig wair liet geldt nog niet ten volle geschoolde werkkrachten op te leiden, doch mind.-r geweascht voor onderne mingen, wair reeds een fl ake werk vijze heerscht. Allen zijn het echter hier o?er eeas dat d; uitkeeriagen irm nsrafhankelijk mogen wirdea gesteld van een te behalen maximun, zoodat het ver krijgen van grootere vaardigheid eea motief wordt voor het verlagen vaa het normaalloon. Bj de arbeiders mag nimaisr de gedaohte voorzitten, dat hun loon niet boven een zeker peil zal kunnen stijgen, daar hierdoor de prikkel t>t verhoogde inspinning grootenleels weer verl >ren gaat, eea wtarheid, d'o een dezer dagen veel bssprokea groot-iadustrieel ia E i*c'iedéwel eens ter harte nemea moeit latusschen of men aan grootere of kleinere speelruimte tusschea d:n noninalen en dea ia de praktijk bereikbaren werktij l de voorkeur geeft, altij i zal de vaststelling van dea eerstea met keunis vaa zakea moeten geschiedea, waartoe vooral in gecompliceerde be drijyen eea zeer uitvoerige boekhouling noodig is. De oaderviading scujat echter te leerea, dat de daardoDr veroorzaakte kosten ruimschoots wordea opgewog;:1» dt.or de verkregen besparing aan arbeidsloon, terwijl ook de omstaadigheid, dat dientengevolge de productiekosten va'i elk onderdeel genakkelijk kunnen worden bereken i, bij aatia m'igea en dergelijke eea voirdesl van niet te miskennen beteekenis wordt geacht. Het stelsel schijnt echter het best t; voldoen waar de verrekening mot eiken werkman in dividueel kaa geschieden. B.-engf, ds aard vau den arbsid mede dat deze groepsgewijze moet worden verricht, daa worden meer moeilijkheden ondervonden, voortspruitende uit verschil ia ijver en vaardigheid der tot een zelfde groep behooren-le werklieden, waarvan ieder persoonlijk dea in/loed onderviadt. Het geval heeft zich dan ook reeds voorgedaan dat op het ontslag vaa medearbeiders .is aangedrongea, op grond dat hunne te geringe dienstprestatie het lo}U der overigen eveaeeas doet dalen, een moeilijk heid, die ook bij gewonen groepsgewijze ia accoord verrichten arbeid zic'i meermalen heeft voorgedaaa. Vaudaar de grief dat het geheele stelsel de organisatie der arbeiders tegeawerkt. De beste werklielea zagen ii dit aansluiting aan de vakveree liging vermiaiering vaa hun looneu tea guaste vaa minderwaardige werkkrachten beteekende en hielden zich dieatengevolge daar van verwjderd. II :t ligt voor de hand dat ds genoemde schrijver dat bezwaar niet gering telt. Vau hem is niet te verwachten dat hij een inbreuk op de soüdiriteit der arbeiders en daarmede gepaard gainde versvaarloozhg van hun klassebelang te laag zal schatten, al gaat dit m-1 een verbetering van den levensstandaard van enkelen hunner gepaard. Toch luidt zij a oordeel over het bedoelde loinstelsel ia het algemeen niet ongunstig. Hij erkeat dat de maatschippelijke vooruitgang wordt gebaat door verhoogde productiviteit van den arbeid eu de daaruit voortspruitende verlaging van productie kosten bij gelijktijdige vermindering van den arbeidsduur. Z>o verwerpelijk als hij elke in spanning acht, die aan de gezondheid aforeuk doet, zoo zeer is hij gekant tegen het luieren in de fabriek. En zelfs de weigering om tot eenige organisatie toe te treden, acht hij niet onder alle omstandigheid verwerpelijk en onver klaarbaar. Deze weigering kan, zegt hij, de uiting wezen van kleingeestige zelfzucht, doch zij kan evenzeer het gevolg jijn van eea ver keerde politiek der organisatie. Heeft dese haar taak, om voor gelijke arbüisvoorwaarden te zorgen, zoo opgevat, dat zij in p'aats van haar volle kracht te wijden-aan verhooging van het minimum, een verlaging van het maximum be oogde, dan acht bij zulk een weigering volkomen begrijpelijk. Ea al voegt hij er aan toe het niet waarschijnlijk te achten dat in het besproken geval aan zalk eea verkeerde politiek moet worden gedacht, hij ontkent toch evenmin de mogelijkheid daa-vaa ea wijst er op, dat daar voorbeelden van aan te wijzen zijn. Zou zulk een voorbeeld niet evenzeer te vinden zrja ia de nivelleehngs-theorie, waarop ik in den aanhef van dit artikel wees P Zsker, men tracht niet bewust de hoogere verdiensten der best geschoolde werkkrachten te verminderen, doch door den eisch te stellen, dat allen op' gelijken voet moeten worden behandeld, bereikt men toch feitelijk hetzelfde resultaat. E?n be looning die voor allen geldt, kan geen rekeni-g houden met de grootere vaardigheid van enkele uitverkorenen en drukt dus het loon van dezen terug tot het algemeene peil. Eu een verhooging van dit peil zal op te meer bezwaren stuiten, naarmate een groot ;r aantal van minder dau middelmatige werkkrachten op gelijke wijze moet worden beloond. Hoe geringer de ge middelde dienstprestitie wordt, hoe lager dat peil zal dalen en waar de afwezigheid van eiken prikkel tot grootere inspanning op die dienst prestatie ongetwijfeld een zeer ongunstigen invloed zal uitoefenen, daar schijnt elke poging t jt lotsverbetering er van zelve door veroor deeld. Doch niet alleen de arbeiders, ook de werkgever zal er den ongunstigen inv!o:d van ondervinden, want het is van algemeene bekendhe d dat het vermogen der industrie, om aan de msdedkging het hoofd te bieden, in rechtstrecksche verhouding staat tot de vaardig heid der gebezigde werkkrachten. Schade voor de gemeenschap, schade voor het bedrijf, schade voor werkgevers en werknemers beiden, ziedaar het noodlottig resultaat van die gelijkheidstheorie. Dat een maa als Bernstein voor die gevolgen een open oog heeft, mag echter een bemoedigead verschijasel worden geacht, dat wellicht ook b nnen ouze landpalen niet zouder invloed blijven zal. Vooral wanneer men in de gelegenheid wordt gesteld de besproken looastelsels in de practijk in werking te zien. Leringen wekken doch voorbeelden trekken. Moge hier voor het laatste spoedig gelf genheid bestaan. C. v. D. u iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiunmuiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiillillllillH Muziek in de Hoofdstal Men most zeggen, het Aonterdamsch stutenten-maziekgezelschap J. Pzn. Sweelinck" weet prettig een feest in te richten. Want de aanblik van het podium, waarop aan iedere lessenaar der violen, naast een lid van het gezelschap, een jonge dame had plaats genomen, was recht feestelyk en tegelijkertijd bekoorlyk. De studenten hebben gelyk gehad op zoo gracelyke wyze het schoone geslacht aan hunne uitroeiing te verbinden ; want er waren voortreffelyke kraciten onder de jonge dames en, zeker niet het minst dank zj hare medewerking, zya de verschillende nummers van het pro gramma zeer goed geslaagd. Hoe lang zal het wel geleden zyn dat da Abschieds-sy nphoaie van vader Hay In hier ter stede gespjeid is? Ik herinner my haar nog in de oude P^rkzaal onder Stumpff gehoord te hebben. Evenals thans, wekten ook toen de half in het duister gehulde zaal ea die kaarsjes aan de lessenaars de hilariteit op van het publiek en niet minder gelach ontstond er dan thans, als de heeren musici zich n voor n verwij derden, hun kaarsjes uitblazende. Doch zoo aardig als thans was het niet; toen speelden er geen joage dames mede en dacht men er zelfs niet aan, dat de tyd nog eens zou komen, waarop A nsterdatn alleen met dames violisten byaa een geheel atryk-orchest zou kunnen samenstellea. N J, als die aardigheid er niet bij was, ik meen van die kaarsjes, geloof ik dat deze iynpaome het lot zou ge deeld hebben van de meerderheid harer hoaderdvijftig collega's ea aan de vergetelheid zou zyn prysgegeven. Oalegenzeggelyk zijner enkele onder de fymphoniën van Hayln van buiten gewone genialiteit; werk-n die men niet gaarne nou missen en die e.en noodwendigen schakel vormen in den keten, welke ons de ontwikkeling der instrumentale muziek voorstelt. Haydn's Abschicd-t-sy nphonie behoort echter niet tot die werken, ondanks enkele trekjes die de biminnelyke genialiteit van den conaponis'; laten djorschemerea. Miar toch zou het studentengezelschap Siveelinck" moeilyk een meer ge schikt werk kunnen gevonden hebben voar deze gelegenheid; eerstens omdat het werk niet te lang is en te a tweede om de grap, die de guitige co nponut er in gemaakt heeft; twee eigen schappen die voor feestelyk gestemde uitvoe renden en nog feestelyker gestemde toehoorders niet te laig moeten worden aangeslagen. Het werk werl zeer goed gespeeld; hetgeen niemand zal verwonderen als men weet dat de heer AndréSpoor de leiding had en enkele leden van het Concertgebouw-orchest hunne medewerking verleenden voor de blaasinstru menten. Met de twee kleinere stukjes voor strykorchest van E. Gillet, bewezen de dames en heeren hoe trouw zy de wenkea van hun . dirigent hebben leeren volgen en voor den heer Spoor was d", uitvoering dezer nummers een succes ; waat er bleek uit, wat h j in betrekke lijk korten tyd heeft weten tot stand te brengen. Alles klonk namelyk zoo zuiver en genuanceerd, dat men zyn ware vreugde mocht beleven aan de voordracht. In het tweede nummer van Gillet speelde de heer K. G Beukers op voortreffelyke wijse de belangryke violoncel-solo. Dilettanten die zóó spelen, mogen er zyn. De cverige orchestwerken vaa den avond waren het voorspel van de opera Melaenis" van Gottfried Mann en drie ballet-stukjes van Rimeau, voor orchest gezet door F<elix Mottl. Deze werden eveneens uitmuntend gespeeld. In de keuze der soliste was Sweelinck met mevroaw Jeanne Salomonson-Asser niet min der gelukkig geweest. Met onverdeeld genot heb ik mevrouw Salomonson gevolgd. Ziedaar weer een echt gezaagtalent. Uiterst eenvoudig, maar toch hoogst gedistingueerd en bega»fd met een, wel is waar niet groote, maar zuiver en gemakkelijk aansprekende stem, weet mevrouw Silomonson in hooge mate te boeien; temeer daar deze goede eigenschappen gepaard gaan met een natuurlyke, ongekunstelde voordracht, die zelfs voor sterk uiteenloopends genres toch den juisten toon weet te treffen en een uit spraak, even mooi en duidelyk in het Duitsch als in het Fransch. Tegen deze goede eigen schappen treedt een minder virtuose aiembeheersching op den achtergrond; hoewel ik mevrouw Silomonson toch zou aanraden deze, voor den zang zoo belangryke studie, niet te verwaarloozen. Mevrou v Salomonsoa zong Ruhe Siusliebchen" uit B-ahms' Magelone-liederen, Blumengruss" van Hugo Wolf, het alleraar digste Les Bébés" van Frans Coenea en Ich liebe dich" van Alban Fö*ster. Het publiek russte niet voordat het op storm achtige wij je aan de gracieuse zangeres een toegiftje had afgedwongen. Da heer Leo Polak begeleidde de laatste nummers goed, het lied van Brahms, met wiens styl hy' misschien niet zoo goed bekend was, ietwat te loom, niet wazig genoeg. Ten slotte «en woord van lof voor enkele dames leden der zangvereeniging van Toon kunst, die op verdienstelijke wy'ze het koor uit Manh's Opera Melaenis" voordroegen, hetwelk ook op het driedaagsch muziekfeest in het begin dezes jaars uitgevoerd is. Het strekt der vereeniging tot eer, dat zy bij den treurigen gezondheidstoestand, waarin haar oud-directeur Gottfried Mjnn verkeert, de herinnering aan zyn leiding door de uitvoering van twee zijner werken levendig heeft willen houden. Aardig was het dat de dames van het koor nit volle borst het löVioat zongen en dat de heer A. C. N. Bouvy, hiertoe uitgenoodigd door het Bestuur, den door hem gecomponeerden Lustrum-marsch op de piano voordroeg. Ea na afloop hiervan begon voor velen het in teressantste nummer van het programma, n.l. de kermesse d' téen het bal champêtre in den tuin van het Concertgebouw. Maar hierover bewaar ik het stil :wy gen ! Vty'dagavond daaraanvolgende was wederom een schare van jonge dames en heeren op het po dium gezeten van het Concertgebouw; eveneens in gezelschap van leden van het Concertgebouworchest. Djch waren het Woensdagavond jonge lui, die slech's de kunst beoefenen om zich te verpozen van de studie en die dan ook met een zekere frissche vry'moed'ghsid voor den dag durven te komen, wetende dat men by hunne praestatiëo a priori mild gestemd zal zyn Vry dagavond waren het kunst j ongeren, die hun loopbaan wel nog moeten aanvangen, maar toch reeds doordrongen zyn van den ernst van hun optreden; die ia een goedkeurend woord van hunnen directeur of hu me Ie 3rmee8ters(essen) een aanmoediging zien en tevens een beloonicg, waarop zy' by'zonde- pry's stellen; die in de appreciatie van hunne collega's, welker harte lijkheid thans nog door geen ijverzucht ver stoord is, een thermometer vinden voor hunne verrichtingen en die in den byval van het publiek, gewoonlyk niet karig toegemeten, reeds een voorsmaak ontdekken van den roes, dien zy' later zullen gevoelen en waar zy dan noode meer buiten kunnen. Ik heb op het oog de eind examens van het Conservatorium der Maatschappij van Toonkunst, Men verwachte van my' nu niet een gedetailleeide bespreking van hetgeen er voorgedragen werd. Vioolconcerten van Bruch en Mendelssohn, piano -concerten ^an Beethovan, aria's van Weber, Mendelssohn, Beethoven, worden door de grootste kunstenaars en kunstenaressen van af diezelfde plaats ten gehoore gebracht. Men gevoelt dat het niet aangaat vergelykingen te maken tusschen de voordrachten van gery'pte kunstenaars en novicii. Dan werkt by' zanger-i en zangeressen het orgaan (dua het instrument) nog zoo buitengewoon mede. Zoo is het mogelijk dat ejn door de natuur begaafde in korten i y'd meer bereiken kan dan een minder bedeelde bij veel langeran studietijd. Zoo was het ook hier. Ik woonde Vry'dag avond een groot ge deelte van de voordracht bij. Vrydag middag en Zaterdag avond was ik verhinderd. Zeker is het dat het Conservatorium van Toonkunst oader leiding van zyn energieken directeur Dan. de Lange en ter zyde gestaan door zyn slaf van leeraren en leeraressen een sieraad is der hoofdstad. ANT. AVEEKAMP. jBmintinilHlllli iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiMiim iiiimiiiiiii De Noord-Hollandsclie Knüstfrienden, De maand Mei met hare hagel en sneeuw buien ligt nog een ieder versch in't geheugen. Hoe heeft da stedeling gerild en gejammerd ! Voor den natuurvriend, die bij de groota vlakten van Noord-Holland waont, boden deze weken een genot van geheel zeldzamen aard. Hat was voor hem als 't ware eiken dag feest. Di met hagel opgehoopte donkere wolken, in zilveren glans aan den tand uitloopend, die elk oogenblik dreigden zich te ontladen, gaven met het zonlicht gem|ngd ongemeen schoone ver lichtingen en stemmingen Hy werd genoopt deze bewegelijke schimmen, welke over de uit gestrekte weiden dwaaldea te volgen, zoo kwam hy langs vele vaarten, over Parmerand, in het schilderachtige dorp Jisp, dat ten westen be grensd wordt door uitgestrekte plassen, waar over de schaatsenryier in den winter zwiert naar de Ziaa. De landbewoners van Jisp het dorp telt slechts zevenhonderd inwoners, zyn onbewust warme kunstvrienden, want zeven h achthon derd gulden zyn reeds door partikuliere giften by'eengegaard om de restauratie van hun schoon raadhuis te verwezenly'ken. Trouwens pietoit hebben de opvolgende generaties aldaar steeds gevoed, want zeer veel is in het inwendige van het gebouw behouden, geheel in tegen stelling met het raadhuis van De R jp, dat in wendig is ontkleed. Da Jispers hebben daarom dubbel recht op onza synpathie en op geldelyken steun te meer. daar hun raad huis, 1G50 ontstaan, een klein juweel van architectuur mag genoemd worden. Een goed deel der voornaamheid, dat zoo zeer het Hiagsche raadhuis kenmerkt, bezit het monu ment te Jisp. Het gebouw, dat tegen verder verval moet baseher m d worden, is dus eene van de vele overblyfsels uit den grooten bloeityd der Hollandsche kunst. Door het aftreden van het vorig ministerie, dat eene voordracht aan de kamer wilde indienen tot een maximum van ? 3000 voor deze restauratie te bewilligen, is deze goede zaak voor 't oogenblik in stilstand gekomen. De gezamentlyke kosten zyn geraamd op / 6000 ; de gemeenteraad van Jisp heeft besloten eene leening aan te gaan van ? 1800. Wie aan deze zaak zy'nen fiaantieelen steun verleent, doet eene goede daad. Hat monument is het uit- en inwendig overwaard. Jisp was nog in de zeventiende eeuw een zeer welvarend dorp. E' woonden groote kaashandelaars en er bestonden vele traankokeryen. Sinds 1770 ongeveer girg de plaats achteruit en is zy' niet meer tot bloei gekomen. Een klein bewys hoe veel vertier voorheen in het dorp bestond, geaft eene plaat, hangende in de raadzaal, aan. Déze vertoont eene groote optocht aldaar gehouden, zy'nde het Vreugde-tooneel opgericht en vertoond te Jisp op Donderdag 7 Nov. 1G97 over den gesloten vrede te Ry'swy'kin Ho'land tusschen den Koning van Frankryk en de Vereenigde Staten. De plaat vertoont deze optocht met vaandels en muziek; het oude raadhuis is afgebeeld, ook de groote kerk, welke laatste geheel verdwenen is. Het inwendige van het monument is geheel gecomponeerd met denzelfden fijnen geest als het uitwendige. Er zyn vele zeer schoone, goed bewaarde overblyfsels. Da raadzaal bezit twee kasten, met schoorsteenmantel door pilasters gesteund: verder eene groote tafel en zitbank, lang a% meter, alles van eikenhout, geheel intact. Op de bovenverdieping bevindt zich de weeskamer met schoorsteen, gedragen door zeer mooie steenen pilasters met fraai figuurlyk beeldhouwwerk. Ook in den bloeitijd der kunst was men meer en minder gelukkig in het creëarén. Het raadhuis van De Rjp in denzelfden tyd ont staan, gebouwd door den bekenden architect J. Arn. Leegwater, heeft heel wat minder artistieke waarde dan dat van Jisp. Het eerste is voor dien tijd eene alledaagsche schepping, terwijl het schoone gebouw te Jisp uit- en inwendig een monument is, waaraan men zijn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl