Historisch Archief 1877-1940
f
-f"
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
tfo. 1303
meening in Engeland hun te zullen bieden?
Nog slechts korten tijd geleden, hebben
de leidera der liberale partij deze vragen
uitvoerig en in het openbaar besproken.
Lord Risebery en Sir Henry B inner man,
de heer Asqaith en de heer John Morley,
Sir Williatn Harcourt en de heer Lionard
Courtney hebben beurt om beurt voor
huune vrienden programma's ontwikkeld,
waarin het aan verleidelijke toekomst
muziek niet ontbrak. E a de daardoor
uitgelokte discusaiën hebben getoond, welk
eene diep ingrijpende verdeeldheid er in
de partij bestond.
Na het sluiten van den vrede zijn deze
discussiën plotseling verstomd. Het is als
of de leiders het thans eens zijn geworden
over n enkel punt, dat namelijk zwijgen
de baste taktiek is.
»Wij zwijgen,"?zeide een dier partijlei
ders tot den heer Villiers »omdat dit
in ons belang is en omdat wij reeds te veel
hebben gesproken. Wij zwijgen, omdat in
eene partij, zoo verdeeld als de onze, iedere
individueele manifestatie het tot stand
koman der eenheid, naar welke wij streven,
slechts kan vertragen".
E?ne zonderlinge bekentenis van on
macht! Of moeten wij met den schrijver
in den Figaro gelooven, dat deze
kersversche vrees voor openbaarheid voor de
liberalen het begin der wijsheid is ? Be
grijpelijker zou het zeker geweest zijn, als
de Iib3ralen vroeger hadden gezwegen, als
zij, die in 1899 eene minderheid waren en
het in 1902 nog zijn, eenstemmig aan de
regeeringsmeerderheid de volle verantwoor
delijkheid hadden gelaten voor een oorlog,
die er niet minder noodlottig om is, nu
zij met eene overwinning is geëindigd.
Maar dit hebbin zij niet gedaan. Bij het
begin van den oorlog hebben zij zich ge
splitst in drie fractiën.
D<J eerste heeft hare afkeuring uitge
sproken over den oorlog op zich zelf, over
de wijze waarop hij is voorbereid en ge
voerd, maar zij zijn teruggedeinsd voor
een ernstig, kloek, minnalijk protest, zoo
lang het zwaard niet in de scheede was
gestoken.
De tweede is intraasigent gebleven en
heeft de regeering in haar beleid ten
opzichte van Zuid Afrika scherp en prin
cipieel gecritiseerd, tot groote woede der
Jingoea, die met grof heden en insinuatiën
hebben geantwoord, daarbij het slechte
voorbeeld van Cnarabsrlain getrouwelijk
volgend. Als voorbeeld van zulk een
imperialistische venijnigheid wijst de Fi
garo op een aanplakbiljet, b'j eene ver
kiezing teg^n den liberalen canlidaat ge
bruikt. Deze cindidaat was daarop voor
gesteld, bazig zijnde, te za-nan met P<iul
Kruger, dea Eigelschan standaard ooi te
hakken. Het onderschrift luidde: «Voor
uit maar, oude Kruier, wij zullen hem
wel omver krijgen!" Da v-an landverraad
beschuldig Ie candidaat, een zeer geësrd
man, had in den oorlog twee zonen in
het Engelsche leger verloren, en was naar
Zuid-Afrika gereisd om een derden in den
oorlog gewonden zoon te verplegen!
De derde fractie is met volle zeilen
geloopen in het imperialistisch vaarwater
van den heer Ciamberlain en heeft de
regeering in alles wat den oorlog batrof
met geestdrift, althans met een vertoon
van geestdrift, gesteund.
Bij het verschil van zienswijze ten op
zichte van deze, tijdelijk alles baheerschende
vraag, voegde zich het verschil van tem
perament. Da leider in naam, Sir Henry
Campbell Binnerman, is een ernstig en
eerlijk man, maar het ontbreekt hem in
zijn parlij te eenenmale aan gezag. Lord
Rosebery, de »grand seigneur dilettante'",
ontwikkelt fraaie en verstrekkende plan
nen, die echter zoo nevelachtig zijn, dat
men te vergeefs naar eene scherp afge
bakende grens zoekt. Klaarblijkelijk is dit
vage volkomen gewild: de edele Lord wil
de verschillende fractiën, met uitsluiting
van de uitersten, onder n hoedje van
gen. Zichself echter bindt hij in geenen
deele.
Wat de liberalen thans hopen ?
«Ziet ge," zeide een hunner »de
lasteringen hebben nu geen reden van
bestaan meer. Da vrede is tot stand ge
komen, en goed ook, en men bekijkt het
Zuid-Afrikaansche vraagstuk niet meer
door het prisma van den nationalen harts
tocht. O?er enkele weken zullen onze
soldaten terugkomen. Men zal hen hooren
en hen gelooven. Zij zullen hetzelfde
zeggen, wat wij reeds sedert j aren hebben
gezegd, dat de oorlog slecht voorbereid en
slecht geleid, roekeloos begonnen en
onnoodig verlengd is geweest. Al de haat,
dien men tegen ons heeft opgeroepen, zal
dan ons ten goede komen. De enquête,
die noodzakelijk moet plaats hebban, zal
onze goede trouw in het licht stellen, en
onze critiek rechtvaardigen.
Dezelfde politicus meende ook, dat
Lord Rosebery, van wien hij overigens
geen onverdeeld bewonderaar verklaarde
te zijn, door zijne rede te Caesterfijld de
indirecte oorzaak was geweest van het
zenden der nota door Dr. Kuyper en van
het aanknoopen der vredesonderhande
lingen in Zuid Afrika. Dat was toch une
bonne note voor de liberale partij. En nu:
»de tijd werkt voor ons, en het zou
gavaarlijk zijn, den natuurlijken loop der
zaken te willen bespoedigen. Reeds sluiten
zich nieuwe recruten bij ons aan, pp welke
wij niet gerekend hadden. Nieuwe vraag
stukken zullen zich voordoen, oude zullen
weer aan de orde worden gesteld; men
zal, of men wil of niet, kleur moeten be
kennen en de verstoring in het
partijverband zal worden hersteld. Als het
oogenblik is gekomen om te handelen, dan
zullen wij ook handelen."
Zeker, vroeger of later zal de liberale
partij er wel weer eens boven opkomen.
Lord Salisbury is oud en... versleten,
rijn neef Arthur Balfoar is, met zijn ge
moedelijke insolentie en philosophische
indolentie niet van het hout waaruit
man minister-presidenten snijdt. En
Ghanaberlain heeft de parlij, tot welke hij als
overlooper is gekonnn, waarlijk al te
veel getyranniseerd ea gecompromitteerd,
om op den duur op hare gehoorzaamheid
eu haren steun te kunnen rekenen.
De liberalen schijnen te verwachten,
dat de leiding der staatszaken hun, vroeger
of later, als een rijpe vrucht in den schoot
zal vallen. De meest elementaire kans
rekening geeft hun daarin gelijk. Maar
als zij di* tijdstip willen bespoedigen
en dat moeten zij immers willen, dienen
zij een handje mee te helpen, en allereerst
zich zelven te herzien. Da orde in de
gelederen kan niet allee a door de fouten
van de tegenstanders worden hersteld.
iiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiilltiiiiiiliniiimiiiiiiiiiiiiiiillllilllllliilu
Sec ia k
fiiiiiiiiiiiiiHimiiiifiiii
De Moei der looir^sliüg on'de pradncti
i
lelt Tdn den aflnm,
Eenigea tijd geleden werd door den Boad van
gemeentewerkliedan te R>tterdam aan den ge
meenteraad aldaar e in adres gericht tot ver
hooging van het nominale uurloon, dat als basis
dient, voor de berekening vau het loon der niet
opgeleide (unskilled) arbeiders. Hiermede werd
echter niet bepaald beoog! ean algemeene
loousverhooging ta dosn intreden, doch meer het
verschil te verminderen tusschen de bslooning
van hen, die al of niet aaigenomen wark ver
richten, in welk versc'iil een bron vai willekeur
en oubillijkheid wjrd gezien. Bij de discussie
waartoe dit adres in dea gemeenteraad aanlei
ding gaf, maakte de voorzitter de opnerking,
dat naar het hem voorkwam de beioeliag in
hoofdzaak deze wjs, betere en minder goede
werkkrachten op gelijke wijze te beloonen, waarbij
hij zich beriep op de uitspraak van een werk
man, voorzitter van verschillende
vakvereen:gingen, die hem verklaard had niet te begrijpen,
waarom hij (Ie werkonn) meer m lest verdienen
dia anderen, on-lat hij een krulletje meer kon
maken. De heer Spiekman, die als voornaam te
verdediger van de wenschea der adressaat^a
optrad, erkeade daarop dat bedoelde werkman
inderdaad de meening vaa een breedea kriag
van arbeiders weergegeveu heeft. Het komt mij
voor dit deze opratting, iaiien zij werkelijk in
de kriagen der g:orgaaiseerie, dat wil zeggen
der nnest oitsvikkelde werklieden algemeea
gangbaar is, aan een g iele regeliag der arbeids
voorwaarden in het algemeea weinig
bavorderlijk moet worden geacht. D) in het algemeen
belang wenschelijke verhooging vaa dea levens
standaard der werkliedea zal tooa mind:r kans
op verwcizenlijkiug hibben, naarmate de
waarsc'iijnlijkheid vau eeae dtaraisle gepaard gaande
verhoogde dienstprestatie geringer wo'dt. N.et
alleen zal er bij de werkgevers in het algemeen
weinig' neiging bestaan, minlerawaardige werk
krachten hooger te belooien, da-i de «vaards
van hun arbeid w.tl,igt, doch ook uit een eco
nomisch oogpunt is zalk een handelwijze niet
zonder belenking, daar de productiekosten er
door worden verhoogd zonder eenig voordeel voor
het algemsea belang. Trouwens een dergelijke
nivelleerings-m3thoie zal wel altijd ten gevolge
hebben dat de dienstprestatie van den
middelmatigen werkman als norm wo-dt aangenouen,
zoodat zij die bovea of beneden dat peil stain,
te weinig of te veel ontvangen. Voor de eersten
zal dit den prikkel wegaemsa om door eigen
inspanning de waarde van hui arbsid zoo hoog
mog ilijk 01 te voeren, daar een lotsverbetering
er toch nimmer het gevolg vaa kaïzijn, om lat
die ook tot andere zou m >etea worden uitge
strekt. Voor de laatsten beteekent het g ootere
moeite om plaatsing te vinden eu zeïerneid van
ontslag bij elke intrede vaa miuder gunstige
conjunctuur. Waar de midde'matigheid als basis
van berekening geldt, zal ook de dienslp-estatie
zich zelden boven de middelmatigheid verhtffin,
zoodat dit stelsel ten slotte hierop zal neerkonna,
dat elke poging tot verbetering der arb
iisvoorwaarden zal afstuiten op de tjg mwerpiug, dat
de industrie de verhooging der productiekosten
niet dragen kar.
Ia verband mst de voorafgaande opmerkingen
is het niet oneigenaardig eens te wijieu opeei
artikel van de hand vaa den heer E. Be-nsteia
in Braun's A'c'jiv fü- Soc. G :setzgebunsr, ge
titeld: pE^nige hervormingen in het loonstilsel,"
Dit beoogt in hoofdzaak de aandacht te vestigen
op verschillende vormen vaa loonbarekening d )or
Eagelsche en Ansrikaansche industrieelen
tocgepist, alle ten doel lubbands de arbsi Iers belang
te doen hebben bij de resu'taten van hun arbeid
en mede te dosn deelen in de voordeelen, die
eene m?er intensieve wijze van productie afwerpt.
De meest esnvoudige en het eerst toegepaste
wijze, om dit te bereiken langs den weg van een
aandeel in de winaten der onderneming, a?at hij
weinig doeltreffend. De opmerking, dat daardoor
de verantwoordelijkheid wor.lt verplaatst kau als
van zuiver theoretiseren aard hieroij buitea be
schouwing blijven, doch het bezwaar, dat de
arbeiders, vooral in groote ondernemiugeo, weinig
zekerheid hebben, dat zij altijd de vruchten zullea
plukken van huu psrsooulijke inspanning, kan
inderdaad niet te licht worden geschat. De
winoten toch zijn van te veel factoren afhankelijk,
dan dat het verband tusschen hoogere dienst
prestatie en winstaandeel altijd bshouden zal
blijven, en al moge het op zichzelf een aantrekke
lijke gedachte zijn, allen, die in eene onderne
ming werkzaam zijn, belaag te geven bij den
meer of minder goeden gang vaa zaken, een
waa-borg dat allen nu ook hun beste krachten
zullen wijden aan het bereikea van een gunstig
resultaat, verkrijgt men daardoor zeer zeker niet.
De verschillende vormen van loonbepaling,
waarop boven is 'gedoeld, volgen dan ook dit
stelsel niet. Wel wordt ook hierbij uaast het
gewone loon een bonus uitgekeerd, doch deze
is niet afhankelijk van de a'gemiene resultaten
der ondernemiug doch uits!u:tend van de dienst
prestatie van den betrokken werkman. H^t is
feitelijk een combinatie van stuk- en tijdloon,
met het gevolg dat de meer intensieve productie,
die het eerste met zich brengt, wordt bereikt,
zonder de nadeelen daaraan verhonden, terwijl
evenmin de meerdere afhankelijkheid der
arders en het strengere toezicht, waaraan zij bij
tijdloon moeten worden onderworpen, behoeft
te worden toegepast. Hoewel hierbij sprake is
van eea vijftal verschillende stelsels, komen deze
alle toch in hoofdzaak vold jende overeen om in
eea algemeene schets te kunnen wo-den om
schreven. Het denkbeeld, waarvan men uitgaat,
is hierin gelegen, dat voor elke soort arbeid
zoo nauwkeurig mogelijk wordt vastgesteld, in
hoeveel tijd zij kan worden verricht. Aan de
werklieden wordt nu een uurloon toegekend
overeenkomstig het ter plaatse gebruikelijke,
hetwelk in verband met den dagelijkschen ar
beidsduur de basis vormt voor het hun onder
alle omstandigheden gewaarborgde
minimumweekloon. B.ijkt nu echter dat meer arbeid is
verricht, dan volgens de vastgestelde grondsla
gen was berekend, zoodat een besparing van
arbeidsuren is ingetreden, dan ontvangt de werk
man een uitkeering in verhouding daarvan,
waarbij gewoonlijk de besparing tusschen de
werklieden en den ondernemer wordt verdeeld.
Dat hieruit voor beiden niet oubeteekenende
voordeelen kunnen voortspruiten blijkt uit hst aan
gehaalde voorbeeld van een fabriek, waarin een
zekere hoeveelheid arbeid, die op 2500 uren was
berekend, in 1700 ucen werd verricht, waardoor
de proiuktiekosten van $ 650 of $ 460 daalden,
wat voor beide partijen een voordeel opleverde
van f 95.
Nu is het echter duidelijk dat de met dit
stelsel te bereiken resultaten veel zullen afhangen
van de wijzp, waarop de berekening van den
werktijd geschiedt. K-m een zekere hoeveelheid
arbeid als in het aangehaalde geval in 1700 uren
verricht worden, dan berust de daarvoor aan
genomen normale werktijd van 2500 uur feitelijk
op een onjuistheid en zal deze dus minder de
vrucht zijn van een metholische berekening dan
wel van een min of meer willekeurige schatcing.
Da meerdere of mindere juistheid daarvan za!
op het bedrag van de uit te keeren premie
grooten invloed uitoefenen en hiermede houdt
weder de prikkel, om tot verhoog ie voortbrenging
te geraken, nauw verband. Het belang van den
werkgever breagt mede zulk een regeling te
treffen, dat b j normale vaard ghe d en inepinaing
nog eenige uitkeering boven het gewaaroorgde
minimum kan worden verkregen, daar anders
gevaar bsstaat dat bet belang van den werkman
bij grootere dienstprestatie verloren gaat en dus
hierop niet altijd za! kunnen gerekenl worlen.
Doch of het verschil tussc'jen den werkelijk
bereikbaren en den aangenomen werktijd grooter
of geringer moet zijn, valt minder gemakkelijk
uit te maken. Sjrmiigen meenen iat men althans
in den aanvang dea werktijd eenigszins ruim moet
nemen, in welk geval de toe te kenneo premie
dau lager kan worden gesteld. Aflieren achten
dit alleen aanbevelenswaardig wair liet geldt
nog niet ten volle geschoolde werkkrachten op te
leiden, doch mind.-r geweascht voor onderne
mingen, wair reeds een fl ake werk vijze heerscht.
Allen zijn het echter hier o?er eeas dat d;
uitkeeriagen irm nsrafhankelijk mogen wirdea gesteld
van een te behalen maximun, zoodat het ver
krijgen van grootere vaardigheid eea motief wordt
voor het verlagen vaa het normaalloon. Bj de
arbeiders mag nimaisr de gedaohte voorzitten,
dat hun loon niet boven een zeker peil zal kunnen
stijgen, daar hierdoor de prikkel t>t verhoogde
inspinning grootenleels weer verl >ren gaat, eea
wtarheid, d'o een dezer dagen veel bssprokea
groot-iadustrieel ia E i*c'iedéwel eens ter harte
nemea moeit latusschen of men aan grootere
of kleinere speelruimte tusschea d:n noninalen
en dea ia de praktijk bereikbaren werktij l de
voorkeur geeft, altij i zal de vaststelling van
dea eerstea met keunis vaa zakea moeten
geschiedea, waartoe vooral in gecompliceerde be
drijyen eea zeer uitvoerige boekhouling noodig
is. De oaderviading scujat echter te leerea, dat
de daardoDr veroorzaakte kosten ruimschoots
wordea opgewog;:1» dt.or de verkregen besparing
aan arbeidsloon, terwijl ook de omstaadigheid,
dat dientengevolge de productiekosten va'i elk
onderdeel genakkelijk kunnen worden bereken i,
bij aatia m'igea en dergelijke eea voirdesl van
niet te miskennen beteekenis wordt geacht.
Het stelsel schijnt echter het best t; voldoen
waar de verrekening mot eiken werkman in
dividueel kaa geschieden. B.-engf, ds aard vau
den arbsid mede dat deze groepsgewijze moet
worden verricht, daa worden meer moeilijkheden
ondervonden, voortspruitende uit verschil ia
ijver en vaardigheid der tot een zelfde groep
behooren-le werklieden, waarvan ieder persoonlijk
dea in/loed onderviadt. Het geval heeft zich
dan ook reeds voorgedaan dat op het ontslag
vaa medearbeiders .is aangedrongea, op grond
dat hunne te geringe dienstprestatie het lo}U
der overigen eveaeeas doet dalen, een moeilijk
heid, die ook bij gewonen groepsgewijze ia
accoord verrichten arbeid zic'i meermalen heeft
voorgedaaa.
Vaudaar de grief dat het geheele stelsel de
organisatie der arbeiders tegeawerkt. De beste
werklielea zagen ii dit aansluiting aan de
vakveree liging vermiaiering vaa hun looneu
tea guaste vaa minderwaardige werkkrachten
beteekende en hielden zich dieatengevolge daar
van verwjderd. II :t ligt voor de hand dat ds
genoemde schrijver dat bezwaar niet gering telt.
Vau hem is niet te verwachten dat hij een
inbreuk op de soüdiriteit der arbeiders en
daarmede gepaard gainde versvaarloozhg van
hun klassebelang te laag zal schatten, al gaat
dit m-1 een verbetering van den levensstandaard
van enkelen hunner gepaard. Toch luidt zij a
oordeel over het bedoelde loinstelsel ia het
algemeen niet ongunstig. Hij erkeat dat de
maatschippelijke vooruitgang wordt gebaat door
verhoogde productiviteit van den arbeid eu de
daaruit voortspruitende verlaging van productie
kosten bij gelijktijdige vermindering van den
arbeidsduur. Z>o verwerpelijk als hij elke in
spanning acht, die aan de gezondheid aforeuk
doet, zoo zeer is hij gekant tegen het luieren
in de fabriek. En zelfs de weigering om tot
eenige organisatie toe te treden, acht hij niet
onder alle omstandigheid verwerpelijk en onver
klaarbaar. Deze weigering kan, zegt hij, de
uiting wezen van kleingeestige zelfzucht, doch
zij kan evenzeer het gevolg jijn van eea ver
keerde politiek der organisatie. Heeft dese haar
taak, om voor gelijke arbüisvoorwaarden te
zorgen, zoo opgevat, dat zij in p'aats van haar
volle kracht te wijden-aan verhooging van het
minimum, een verlaging van het maximum be
oogde, dan acht bij zulk een weigering volkomen
begrijpelijk. Ea al voegt hij er aan toe het niet
waarschijnlijk te achten dat in het besproken
geval aan zalk eea verkeerde politiek moet
worden gedacht, hij ontkent toch evenmin de
mogelijkheid daa-vaa ea wijst er op, dat daar
voorbeelden van aan te wijzen zijn.
Zou zulk een voorbeeld niet evenzeer te vinden
zrja ia de nivelleehngs-theorie, waarop ik in
den aanhef van dit artikel wees P Zsker, men
tracht niet bewust de hoogere verdiensten der
best geschoolde werkkrachten te verminderen,
doch door den eisch te stellen, dat allen op'
gelijken voet moeten worden behandeld, bereikt
men toch feitelijk hetzelfde resultaat. E?n be
looning die voor allen geldt, kan geen rekeni-g
houden met de grootere vaardigheid van enkele
uitverkorenen en drukt dus het loon van dezen
terug tot het algemeene peil. Eu een verhooging
van dit peil zal op te meer bezwaren stuiten,
naarmate een groot ;r aantal van minder dau
middelmatige werkkrachten op gelijke wijze
moet worden beloond. Hoe geringer de ge
middelde dienstprestitie wordt, hoe lager dat
peil zal dalen en waar de afwezigheid van eiken
prikkel tot grootere inspanning op die dienst
prestatie ongetwijfeld een zeer ongunstigen
invloed zal uitoefenen, daar schijnt elke poging
t jt lotsverbetering er van zelve door veroor
deeld. Doch niet alleen de arbeiders, ook de
werkgever zal er den ongunstigen inv!o:d van
ondervinden, want het is van algemeene
bekendhe d dat het vermogen der industrie, om
aan de msdedkging het hoofd te bieden, in
rechtstrecksche verhouding staat tot de vaardig
heid der gebezigde werkkrachten. Schade voor
de gemeenschap, schade voor het bedrijf, schade
voor werkgevers en werknemers beiden, ziedaar
het noodlottig resultaat van die
gelijkheidstheorie. Dat een maa als Bernstein voor die
gevolgen een open oog heeft, mag echter een
bemoedigead verschijasel worden geacht, dat
wellicht ook b nnen ouze landpalen niet zouder
invloed blijven zal. Vooral wanneer men in de
gelegenheid wordt gesteld de besproken
looastelsels in de practijk in werking te zien.
Leringen wekken doch voorbeelden trekken.
Moge hier voor het laatste spoedig gelf genheid
bestaan. C. v. D.
u iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiunmuiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiillillllillH
Muziek in de Hoofdstal
Men most zeggen, het Aonterdamsch
stutenten-maziekgezelschap J. Pzn. Sweelinck"
weet prettig een feest in te richten. Want de
aanblik van het podium, waarop aan iedere
lessenaar der violen, naast een lid van het
gezelschap, een jonge dame had plaats genomen,
was recht feestelyk en tegelijkertijd bekoorlyk.
De studenten hebben gelyk gehad op zoo
gracelyke wyze het schoone geslacht aan hunne
uitroeiing te verbinden ; want er waren
voortreffelyke kraciten onder de jonge dames en, zeker
niet het minst dank zj hare medewerking,
zya de verschillende nummers van het pro
gramma zeer goed geslaagd.
Hoe lang zal het wel geleden zyn dat da
Abschieds-sy nphoaie van vader Hay In hier ter
stede gespjeid is? Ik herinner my haar nog
in de oude P^rkzaal onder Stumpff gehoord te
hebben. Evenals thans, wekten ook toen de half
in het duister gehulde zaal ea die kaarsjes aan
de lessenaars de hilariteit op van het publiek
en niet minder gelach ontstond er dan thans,
als de heeren musici zich n voor n verwij
derden, hun kaarsjes uitblazende. Doch
zoo aardig als thans was het niet; toen
speelden er geen joage dames mede en
dacht men er zelfs niet aan, dat de tyd nog
eens zou komen, waarop A nsterdatn alleen met
dames violisten byaa een geheel atryk-orchest
zou kunnen samenstellea. N J, als die aardigheid
er niet bij was, ik meen van die kaarsjes,
geloof ik dat deze iynpaome het lot zou ge
deeld hebben van de meerderheid harer
hoaderdvijftig collega's ea aan de vergetelheid zou
zyn prysgegeven. Oalegenzeggelyk zijner enkele
onder de fymphoniën van Hayln van buiten
gewone genialiteit; werk-n die men niet gaarne
nou missen en die e.en noodwendigen schakel
vormen in den keten, welke ons de ontwikkeling
der instrumentale muziek voorstelt. Haydn's
Abschicd-t-sy nphonie behoort echter niet tot die
werken, ondanks enkele trekjes die de
biminnelyke genialiteit van den conaponis'; laten
djorschemerea. Miar toch zou het
studentengezelschap Siveelinck" moeilyk een meer ge
schikt werk kunnen gevonden hebben voar deze
gelegenheid; eerstens omdat het werk niet te
lang is en te a tweede om de grap, die de guitige
co nponut er in gemaakt heeft; twee eigen
schappen die voor feestelyk gestemde uitvoe
renden en nog feestelyker gestemde toehoorders
niet te laig moeten worden aangeslagen.
Het werk werl zeer goed gespeeld; hetgeen
niemand zal verwonderen als men weet dat de
heer AndréSpoor de leiding had en enkele
leden van het Concertgebouw-orchest hunne
medewerking verleenden voor de blaasinstru
menten.
Met de twee kleinere stukjes voor
strykorchest van E. Gillet, bewezen de dames
en heeren hoe trouw zy de wenkea van hun
. dirigent hebben leeren volgen en voor den heer
Spoor was d", uitvoering dezer nummers een
succes ; waat er bleek uit, wat h j in betrekke
lijk korten tyd heeft weten tot stand te brengen.
Alles klonk namelyk zoo zuiver en genuanceerd,
dat men zyn ware vreugde mocht beleven aan
de voordracht. In het tweede nummer van
Gillet speelde de heer K. G Beukers op
voortreffelyke wijse de belangryke violoncel-solo.
Dilettanten die zóó spelen, mogen er zyn.
De cverige orchestwerken vaa den avond
waren het voorspel van de opera Melaenis"
van Gottfried Mann en drie ballet-stukjes van
Rimeau, voor orchest gezet door F<elix Mottl.
Deze werden eveneens uitmuntend gespeeld.
In de keuze der soliste was Sweelinck met
mevroaw Jeanne Salomonson-Asser niet min
der gelukkig geweest. Met onverdeeld genot
heb ik mevrouw Salomonson gevolgd. Ziedaar
weer een echt gezaagtalent. Uiterst eenvoudig,
maar toch hoogst gedistingueerd en bega»fd met
een, wel is waar niet groote, maar zuiver en
gemakkelijk aansprekende stem, weet mevrouw
Silomonson in hooge mate te boeien; temeer
daar deze goede eigenschappen gepaard gaan
met een natuurlyke, ongekunstelde voordracht,
die zelfs voor sterk uiteenloopends genres toch
den juisten toon weet te treffen en een uit
spraak, even mooi en duidelyk in het Duitsch
als in het Fransch. Tegen deze goede eigen
schappen treedt een minder virtuose
aiembeheersching op den achtergrond; hoewel ik
mevrouw Silomonson toch zou aanraden deze,
voor den zang zoo belangryke studie, niet te
verwaarloozen. Mevrou v Salomonsoa zong Ruhe
Siusliebchen" uit B-ahms' Magelone-liederen,
Blumengruss" van Hugo Wolf, het alleraar
digste Les Bébés" van Frans Coenea en
Ich liebe dich" van Alban Fö*ster.
Het publiek russte niet voordat het op storm
achtige wij je aan de gracieuse zangeres een
toegiftje had afgedwongen. Da heer Leo Polak
begeleidde de laatste nummers goed, het lied
van Brahms, met wiens styl hy' misschien niet
zoo goed bekend was, ietwat te loom, niet
wazig genoeg.
Ten slotte «en woord van lof voor enkele
dames leden der zangvereeniging van Toon
kunst, die op verdienstelijke wy'ze het koor uit
Manh's Opera Melaenis" voordroegen, hetwelk
ook op het driedaagsch muziekfeest in het
begin dezes jaars uitgevoerd is. Het strekt der
vereeniging tot eer, dat zy bij den treurigen
gezondheidstoestand, waarin haar oud-directeur
Gottfried Mjnn verkeert, de herinnering aan
zyn leiding door de uitvoering van twee zijner
werken levendig heeft willen houden.
Aardig was het dat de dames van het koor
nit volle borst het löVioat zongen en dat de
heer A. C. N. Bouvy, hiertoe uitgenoodigd
door het Bestuur, den door hem
gecomponeerden Lustrum-marsch op de piano voordroeg.
Ea na afloop hiervan begon voor velen het in
teressantste nummer van het programma, n.l.
de kermesse d' téen het bal champêtre in
den tuin van het Concertgebouw. Maar hierover
bewaar ik het stil :wy gen !
Vty'dagavond daaraanvolgende was wederom
een schare van jonge dames en heeren op het po
dium gezeten van het Concertgebouw; eveneens
in gezelschap van leden van het
Concertgebouworchest. Djch waren het Woensdagavond jonge
lui, die slech's de kunst beoefenen om zich te
verpozen van de studie en die dan ook met
een zekere frissche vry'moed'ghsid voor den
dag durven te komen, wetende dat men by
hunne praestatiëo a priori mild gestemd zal
zyn Vry dagavond waren het kunst j ongeren, die
hun loopbaan wel nog moeten aanvangen, maar
toch reeds doordrongen zyn van den ernst van
hun optreden; die ia een goedkeurend woord van
hunnen directeur of hu me Ie 3rmee8ters(essen)
een aanmoediging zien en tevens een beloonicg,
waarop zy' by'zonde- pry's stellen; die in de
appreciatie van hunne collega's, welker harte
lijkheid thans nog door geen ijverzucht ver
stoord is, een thermometer vinden voor hunne
verrichtingen en die in den byval van het
publiek, gewoonlyk niet karig toegemeten, reeds
een voorsmaak ontdekken van den roes, dien
zy' later zullen gevoelen en waar zy dan noode
meer buiten kunnen.
Ik heb op het oog de eind examens van het
Conservatorium der Maatschappij van Toonkunst,
Men verwachte van my' nu niet een gedetailleeide
bespreking van hetgeen er voorgedragen werd.
Vioolconcerten van Bruch en Mendelssohn,
piano -concerten ^an Beethovan, aria's van
Weber, Mendelssohn, Beethoven, worden door
de grootste kunstenaars en kunstenaressen van
af diezelfde plaats ten gehoore gebracht. Men
gevoelt dat het niet aangaat vergelykingen te
maken tusschen de voordrachten van gery'pte
kunstenaars en novicii. Dan werkt by' zanger-i
en zangeressen het orgaan (dua het instrument)
nog zoo buitengewoon mede. Zoo is het mogelijk
dat ejn door de natuur begaafde in korten i y'd
meer bereiken kan dan een minder bedeelde
bij veel langeran studietijd. Zoo was het ook
hier. Ik woonde Vry'dag avond een groot ge
deelte van de voordracht bij. Vrydag middag
en Zaterdag avond was ik verhinderd. Zeker
is het dat het Conservatorium van Toonkunst
oader leiding van zyn energieken directeur
Dan. de Lange en ter zyde gestaan door zyn
slaf van leeraren en leeraressen een sieraad is
der hoofdstad.
ANT. AVEEKAMP.
jBmintinilHlllli iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiMiim iiiimiiiiiii
De Noord-Hollandsclie Knüstfrienden,
De maand Mei met hare hagel en sneeuw
buien ligt nog een ieder versch in't geheugen.
Hoe heeft da stedeling gerild en gejammerd !
Voor den natuurvriend, die bij de groota
vlakten van Noord-Holland waont, boden deze
weken een genot van geheel zeldzamen aard.
Hat was voor hem als 't ware eiken dag feest.
Di met hagel opgehoopte donkere wolken, in
zilveren glans aan den tand uitloopend, die elk
oogenblik dreigden zich te ontladen, gaven met
het zonlicht gem|ngd ongemeen schoone ver
lichtingen en stemmingen Hy werd genoopt
deze bewegelijke schimmen, welke over de uit
gestrekte weiden dwaaldea te volgen, zoo kwam
hy langs vele vaarten, over Parmerand, in het
schilderachtige dorp Jisp, dat ten westen be
grensd wordt door uitgestrekte plassen, waar
over de schaatsenryier in den winter zwiert
naar de Ziaa.
De landbewoners van Jisp het dorp telt
slechts zevenhonderd inwoners, zyn onbewust
warme kunstvrienden, want zeven h achthon
derd gulden zyn reeds door partikuliere giften
by'eengegaard om de restauratie van hun schoon
raadhuis te verwezenly'ken. Trouwens pietoit
hebben de opvolgende generaties aldaar steeds
gevoed, want zeer veel is in het inwendige
van het gebouw behouden, geheel in tegen
stelling met het raadhuis van De R jp, dat in
wendig is ontkleed. Da Jispers hebben
daarom dubbel recht op onza synpathie en
op geldelyken steun te meer. daar hun raad
huis, 1G50 ontstaan, een klein juweel van
architectuur mag genoemd worden. Een goed
deel der voornaamheid, dat zoo zeer het
Hiagsche raadhuis kenmerkt, bezit het monu
ment te Jisp. Het gebouw, dat tegen verder
verval moet baseher m d worden, is dus eene
van de vele overblyfsels uit den grooten
bloeityd der Hollandsche kunst.
Door het aftreden van het vorig ministerie,
dat eene voordracht aan de kamer wilde
indienen tot een maximum van ? 3000 voor
deze restauratie te bewilligen, is deze goede
zaak voor 't oogenblik in stilstand gekomen.
De gezamentlyke kosten zyn geraamd op
/ 6000 ; de gemeenteraad van Jisp heeft besloten
eene leening aan te gaan van ? 1800.
Wie aan deze zaak zy'nen fiaantieelen steun
verleent, doet eene goede daad. Hat monument
is het uit- en inwendig overwaard.
Jisp was nog in de zeventiende eeuw een zeer
welvarend dorp. E' woonden groote
kaashandelaars en er bestonden vele traankokeryen. Sinds
1770 ongeveer girg de plaats achteruit en is zy'
niet meer tot bloei gekomen. Een klein bewys
hoe veel vertier voorheen in het dorp bestond,
geaft eene plaat, hangende in de raadzaal, aan.
Déze vertoont eene groote optocht aldaar
gehouden, zy'nde het Vreugde-tooneel opgericht
en vertoond te Jisp op Donderdag 7 Nov. 1G97
over den gesloten vrede te Ry'swy'kin Ho'land
tusschen den Koning van Frankryk en de
Vereenigde Staten. De plaat vertoont deze optocht
met vaandels en muziek; het oude raadhuis
is afgebeeld, ook de groote kerk, welke laatste
geheel verdwenen is.
Het inwendige van het monument is geheel
gecomponeerd met denzelfden fijnen geest als
het uitwendige. Er zyn vele zeer schoone, goed
bewaarde overblyfsels. Da raadzaal bezit twee
kasten, met schoorsteenmantel door pilasters
gesteund: verder eene groote tafel en zitbank,
lang a% meter, alles van eikenhout, geheel
intact. Op de bovenverdieping bevindt zich de
weeskamer met schoorsteen, gedragen door zeer
mooie steenen pilasters met fraai figuurlyk
beeldhouwwerk.
Ook in den bloeitijd der kunst was men
meer en minder gelukkig in het creëarén. Het
raadhuis van De Rjp in denzelfden tyd ont
staan, gebouwd door den bekenden architect
J. Arn. Leegwater, heeft heel wat minder
artistieke waarde dan dat van Jisp. Het eerste
is voor dien tijd eene alledaagsche schepping,
terwijl het schoone gebouw te Jisp uit- en
inwendig een monument is, waaraan men zijn