Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1305
gevaar &&&t, herinneringen opwekken ginder,
die inkleeding mag in den aanvang wat onge
woon, de vorm soms wat vreemd, nu en dan
by'na bruusk schenen, toch lezen we verder,
verlangende naar eene dier schoone bladzijden,
xoo gevoelvol beschreven, dat ze alles in ons
beroeren, ons stemmen tot die betere gevoe
lens sonder welke gean mensch waarlijk ge
lukkig leven kan. Er worden ook bittere
waarheden in dit boek gezegd... of neen,
gezegd is het eigenlijk niet, geschetst moet het
zyn, want men ziet die waarheden, eerst wazig,
dan al duidelijker en klaarder, totdat het scherm
valt en de menschen waarmee we in dit boek
kennis maken, ook zichzelf zien in een helder
der licht, openbaar worden gemaakt aan zich
zelven. Wie van karakterteekeningen houdt,
vindt bjj Jonas Lie wat hjj zoekt; wie bang is
voor langdradig gepreek en vermoeiend.'geplnis,
kpope dit boek. Kort zy'n z'n trekjes waarmee
hy personen teekent en o. i. is dit 'n groote
verdienste, vooral waar we op bladzyde 227
en vervolgens bemerken hoe breed, hoe nauw
gezet uitvoerig hjj teekenen kan als hjj dat
moet doen, om z'n lezers alles te laten mee
leven wat die honderden op die
trans-atlantische boot, op weg naar Amerika vreezen en
hopen, doorstaan en lijden, een enkele zelfs
nog nadat al die anderen het doorgemaakte
leed weer vergaten voor een reeds gekomen of
verwacht wordende betere toekomst.
Negen dagen op zee, een wereld in't klein,
in 't oog van vele passagiers chter reusachtig
groot, wjjl dertien honderd personen in hun
oog aan de bevolking eener stad doen denken
en toch in deze boot zjjn samengebracht in
verschillende klassen, net als zy dat in het
werkelijke leven gewoon zyn, waar ook wie 't
meest betalen kunnen, over de meeste ruimte
kunnen beschikken.
Al dadelijk by' de beschrijving der afvaart is
het ons of de schryver ons meeneemt op het
dryvend gevaarte, ons een plaatsje naast zich
laat innemen, opdat wy°rustig kunnen toezien
en opmerken als hy'. Die verdwenen stoker op
blz. 12, we mogen hem door de drukte van
't afscheidnemen, de muziek der troep die
vryen overtocht geniet, de kennismaking met
de hoofden der bemanning enz. reeds spoedig
vergeten, als b.jj op blz. 197 weergevonden
wordt en angst en schrik onder de passagiers en
bemanning verspreidt, al is de arme kerel zelf
niet meer in het land der levenden en zal
het krankzinnigengesticht, waarvan hy' het
merk op zyn wollen boezeroen droeg, hem, de
vluchteling, nooit terugkrijgen, dan ademhalen
we geruster: een spoorloos verdwenen mensch
is iets verschrikkelyks; 't zy' dood of levend,
wy wenschen te weten waar hy is, wat hy'
doet Deze stoker is de aanleiding dat geschiedt
wat de schry ver noemt: als het scherm valt.
In de ure van 't gevaar, van 't
gemeenschappely'k gevaar, leert men de menschen kennen
in hunne ware gedaante; dan vallen alle be
letselen en veroordeelen weg, maar dan ook
openbaart zich het dierlyke in den mensch.
Gelukkig als kapitein en bemanning dan staan
als beelden op hun post om de ontbreidelde
hartstochten te bezweren, zooveel mogelyk dat
wilde egoïsme der massa te beletten, al te veel
zichzelf allén te zyn. Zich dan met den
eenling te bemoeien, geen kapitein of stuurman
die er aan denkt, vooral niet als die eenling
zich afzondert om meerder kans te hebben,
zich te redden, straks op het beslissend
oogenblik, niet gehinderd door wat ook. KetilBorg
.moge dan op zijn manier bewogen zyn geweest
met de arme miss Annie, zoodra zy' neerviel
door hartzeer verplet, zyn cynisch: «Om my'
in het oogenblik van het gevaar te kunnen
redden, moet ik geheel vry zyn l" zou, dunkt
ons, voor den braven kapitein, had hy Eetil
zoo hooren redeneeren, een reden zyn geweest,
om hem eens flink door elkaar te rammelen, en
dat had de vent ruimschoots verdiend.
Hoeveel schooner ontplooit zich de warme
ziel van »zwartkop", ala hy Mary Johnson wil
redden trots alles, ook hare ouders niet wil
verlaten maar hen alle drie wenscht te be
schermen, deelende hun lot als 't wezen moet;
met dubbele kracht nu hy gevoelt dat dat
jonge leven' hem toebehoort, dat die Anton
Wedekin slechts haar veelgeliefde pleegbroe
der is.
Fiöken Morland met haar jongske, hoe schoon
wordt haar zielstoestand ons geteekend als zy'
in de vermeende ure des doods niet langer
onwaar wil zyn. Welk een'verlichting voor
haar, als de leugen niet langer haar tong
boeit, hare zenuwen in spanning houdt, haar
zelfs ongeschikt en onhandig maakt waar zy
toch alles voor den kleinen Gunnar zou
willen zyn. 't Is te hopen dat zy 't adres
Benares, poste-restante goed bewaart. Die
?bruine mantel" mag haar nog wel eens weer
een lesje in opvoedkunde geven! (blz. 151
en 152)
My'nheer van Tituf die in Morgana zou gaan
jagen en met twee volbloed paarden reist, maar
zich ontpopt als een aanstaand circus-direc
teur, trekt ons minder aan, al is.iy als type
goed op z'n plaats. Ook de beide virtuozen in
al hun grootheid en kleinheid, zyn mooi
geteekend. In 't gemeenschappelijk doodsgevaar
zwy'gen jaloerschheid en concurrentiehaat, de
mensch alleen komt boven.
Dokter Angell en zijne Anna, voor hen en
hun kleinen laak was het een groot geluk dat
het se berm viel. Wel vinden we het vrouwtje
wat heel naïf, waar zelfs medepassagiers voelen
wat de oorzaak van John's zwaarmoedige buien
moet zyn; doch we gelooven graag dat ze er
zoo zyn, liefhebbende vrouwen en liefhebbende
mannen, die mér van en door hunne liefde
zouden genieten als een gerezen misverstand
kan worden opgeruimd doordat de waarheid
gesproken werd, zich in slechts enkele woorden
uitte en daarmee alles in 't reine kwam zooals
by dit paar.
De «ontdekking" waartoe kleine laak op
blz. 281 komt, bevredigt ons. Er ware een
mooie schildery' van te maken voor wie zoo
goed teekenen kan in lynen als Jonas Lie met
woorden.
Men behoeft geen geheelonthouder te zyn,
om aangegrepen te worden door de niet nieuwe
geschiedenis van den zwakkeling Matthias
Wiig en de flinke Ellen die met zooveel zorg
en verdriet hem had zien zinken, hem had
moeten loslaten om niet met hem ten onder
te gaan en toch nog altijd niets vuriger wenscht
dan dat hy «sterk" zou mogen zyn. Met hem
leven: zy had het niet aangedurfd, maar met
hem sterven, dat mocht l Maar dat wonderlijk
schoone oogenblik geeft haar moed, om, als zy
weer voor 't gewone leven staan, hem nog eens
vast te houden en te steunen by zyn begeeren,
in de verzoeking sterk te staan, altijd. Moge
zyn geloof dat zy hem weer «oprichten" kan,
niet beschaamd worden l Reeds op die boot,
in die wereld in 't klein, lokte en vleide het
alcohol-duiveltje in eiken vorm. Hy, die be
drieger, maakte ook het reddingswerk van zoo
velen zoo moeilyk.
Wij zouden er nog "gaarne heel 'veel meer
goeds van zeggen, want dit boek is ons
bizonder goed bevallen, maar we willen ons bedwin
gen en we weten dat wie nu Als het scherm valt
koopt, menige verrassing wacht, menig span
nend tooneeltje boeien zal. Zóó negen dagen
te reizen is geen kleinigheid. Toch is er niets
overdrevens in en als er goede opmerkers als
deze schrijver meereizen, dan willen wy heel
wel eens weer van de party zyn, gaarne zelfs l
Jammer dat we den (de ?) vertaler (vertaal
ster ?) geen kaartje kunnen zenden p. r. Nu
doen we het zeer gemeend in gedachten.
Leeuwarden, G. C. STELLINGWERF
9 Juni 1902. JENTINK.
BOEKAANKONDIGING.
Handboek der praktische fotografie, door
door dr. J. E. ROMBOUTS. Uitgave van
H. Honing. Compleet in 13 afl. Prijs
?585.
In de laatste jaren is zeker geen kunst zoo
populair geworden als de fotografie. Voor
weinig geld heeft men een bruikbaar toestel
waarmede men zich zelf en anderen veel ge
noegen kan doen. De fotografie is bovendien
dienstbaar geworden aan bijna eiken tak van
wetenschap en dat heeft het aantal van weten
schappelijk ontwikkelde amateurs belangryk
doen' toenemen. Zy zyn niet tevreden met het
maken van een dragelyke foto, maar zy willen
dat de fotografie aan vooruit bepaalde eischen
voldoet. Daarvoor zyn twee zaken noodig:
kennis en smaak. Het laatste moet alty'd voor
een deel in de wieg zyn meegegeven als een
geschenk der goden; de kennis echter kan
men verwerven o. a. door het bestudeeren van
een goed handboek. Tot nu toe is my een
Nederlandsen handboek voor fotografie niet
bekend. Dr. Rombonts voorziet dus in een
leemte. Maar bovendien is zyn naam in de
fotografische literatuur geen onbekende. Ik
herinner slechts aan de nog steeds voortgezette
serie populaire opstellen in Eigen Haard. Het
handboek waarvan nu twee afleveringen zyn
verschenen belooft een
populair-wetenschappelyk werk te worden, in den goeden zin van
het woord, met tal van afbeeldingen tot ver
duidelijking van de tekst en met vele repro
ducties van foto's die geen aanbeveling noodig
hebben. Ik hoop dat het druk gekocht en nog
drukker gelezsn zal worden. (Co.
Baadgever voor hen, die de fotografie be
oefenen. Naar het Duitsch van LDDWIO
DATLD, door P J. G. NBLL. Uitg. Laurens
Hansma, Apeldoorn. Vierde druk.
Dat dit boekje een vierden druk beleeft is
een zeldzaam voorkomend feit. Voor hen die
het nog niet kennen wil ik er op wy'zen, dat
in deze handleiding voor den amateur-
photograaf alles wat hij noodig heeft te weten, op
eenvoudige en bevattelijke wyze wordt beschre
ven. Dus geen ingewikkelde formules en geen
honderd recepten voor hetzelfde doel.
Amateurphotographen die een eenvoudigen en toch
zeer goeden raadgever wenschen te bezitten,
zullen geen spijt hebben wanneer zy dit werkje
voor ? 1.50 koopen. Co.
MunniunniiiiimiiiiiiiiiiiiniMiiiiiiiiit
H. Pierson contra Tolstoi
Waardeerend het streven waaraan de heer H.
Pierson, te Zetten, gedurende vele jaren zy'ne
beste krachten geeft, voel ik te meer lust de
rupsen weg te nemen die op dtn koolstruik
zitten, verleden week door hem in uwen tuin
geplant.
By het beoordeelen van Tolstoï's boekje over
het sexueele vraagstuk, waarin, ook naar des
heeren Pierson's getuigenis, vele tegenstrijdig
heden te vinden zyn niet alleen, maar waarvan
de beginselen alles behalve aanbevelenswaardig
zyn, zet de heer Pierson-zelf beginselen op
waarvan wy tot onzen spijt by lange na niet
kunnen zeggen, dat ze aanbevelenswaardig zyn.
Tot nu toe had ik gedacht, en ik hoop zoo
?te blijven denken tot mijn dood, dat ascese de
natuurlijke bloem was van het Christendom, en
nu komt de heer Pierson te Zetten mij ver
klaren, dat het Christendom als zoodanig nooit
ascetisch geweest is, maar het eerst geworden
is toen de Heidenen er zich toe bekeerden.
Want ziehier zyn verklaring de Roomsche
Kerk zoowel als de Grieksche hebben, door de
Heidensche aan de Christelijke wijsheid te
huwen, van het Christendom iets anders gemaakt
dan het was of wilde zyn.
Wat de heer Pierson het echte Christendom
gelieft te noemen, heeft dus geen dertig jaar
geleefd, want vóór die jaren voorby waren had
Paulus reeds door heel Griekenland en
KleinAziëzy'ne christelijke kolonies gesticht, waar
van bekeerde Heidenen de hoofdmannen waren;
maar wat erger is en dit is my veel te
machtig de heer Pierson weet my ook te
vertellen, dat reeds in die allereerste dagen
het christendom, tegen zyn eigen zin, ascetisch
gemaakt is.
Wat deed dat arme kind, het Christendom,
ook in de wereld te komen, wanneer men het,
aleer het tanden en kiezen hsd, een valsch
gebit gaf in den mond en liet loopen op
kunstbeenen voordat het zijn eigen mollige beentjes
gebruiken kon.
Ook nog van eene andere dwaze meening
tracht de heer Pierson my af te helpen.
Met millioenen, eeuwen her, had ik gedacht,
dat de H. Franciacus van Assisiëeen kruisbloem
was der katholieke kerk, aan haar ontsproten
in den bloeityd van het Christendom, en nu
komt de heer Pierson my vertellen, dat door
,sommigen in onze dagen Franciscus verheerlykt
wordt als een type van een einstig gewild
christelyk ideaal", maar ten onrechte, want
die Franciscus vaa Assisiëheeft van het Christen
dom niets dan den naam en is een Buddhist
of wat men wil, maar geen Christen.
Wanneer wy nu binnen kort vernemen, dat
de kathedraal van Chartres, ook geboren in
den bloeityd van het Christendom, geen katho
lieke kathedraal maar een buddhistische tempel
is, verwonderen wy ons niet meer.
Men zou ons inderdaad wel gelooven, wanneer
wy nu eens in onze katholieke bladen vertel
len gingen, dat een of ander der kopstukken
onder de protestanten, geleefd hebbende in
den bloeityd van het protestantisme, niet
protestantsch maar roomsch was geweest.
Maar zegt de heer Pierson te Zetten dat
zonder bewy's ? Natuurlyk niet. En hoedanig
is dat bewy's ? Iemand, zegt hij van den H.
Franciscus, die de smart en het lijden en de
armoede verheerlykt, ja daarop verliefd is, heeft
geen tlauw begrip van een Christus, die in
Gethsemane tegen het lijden opziet, ja zich
wentelt in het stof om het weg te bidden, die
het alleen aanvaardt uit gehoorzaamheid en
overgave aan den wil des Vaders.
Mag ik den heer Pierson den raad geven
en hiermede hoop ik niet onbescheiden te zyn
aandachtig te lezen wat onze grooie Hollandsche
asceet, Thomas a Kempis, over de navolging
van Christus geschreven heeft, over het dragen
van zyn kruis? Ook een meer modern boek
raad ik hem sterk ter lezing aan. In hetzelfde
jaar als bovengenoemde Thomas werd ook in
ons vaderland, eene andere asceet van het
vrouwelijke geslacht geboren, de H. Lidwina
van Schiedam, en over deze heilige heeft de
bekende J. E. Huysmans in moderne taal een
boek geschreven, waarin de liefde tot het lyden
op magistrale wyze wordt verklaard.
Men kan begrijpen, dat het my', na alles wat
vooraf gaat, een genoegen is met instemming
te herhalen wat de heer Pierson over het sexu
eele vraagstuk schrijft: Wanneer zal onze
hedendaagsche maatschappij eens ophouden
met haar geploeter (ik weet geen beter woord)
in allerlei sexueele vraagstukken. De eenvond,
de reinheid, de kuischheid van het echt
menschelyke gaat er by verloren. Alles wordt
gekunsteld en uitgeplozen en daardoor van
zyn geurig waas beroofd".
Op deze klacht, die een vraag tevens is,
antwoord ik: wanneer men zal terugkeerentot
de gezonde leer over het huwelijk door de
katholieke kerk geleerd.
Hiervan zegt de Catechismus van het Concilie
van Trente:
Matrimonium magnis et divinis bonis ornatum
est; ita ut inter &üa catholicae Ecclesiae
sacramenta vere et proprie numeretur,acDominus
nuptiiarum celebritatem praesentia sua
honestarit. En voor dit huwelyk zyn drie redenen :
1. Ipsa diversi sexus naturae instinctu expetita
societas, mutui auxilli spe conciliata, ut alter
alterlus ope adjutus vitae incommoda facilius
ferre, et senestutis, imbecillitatem austentare
queat.
2. Procreationis appetitus.
3. Tertia (causa) est, quae post primi parentis
lapsum ad alias causas accessit; cum propter
justitiae, in qua homo candidus erat, amissionem,
appetitus rectae rationi repugnare coepit, ut
scilicet qui sibi imbecillitatis suae conscius est,
nee carnis pugnam vult ferre, matrimonüre medio
ad vitanda libidinis peccata utatur.
Het wil my' toeschy'nen, dat eene vertaling
hiervan op deze plaats niet wordt vereischt.
Zullen sommigen zeggen, dat in het Groene
Weekblad niet moest geschreven worden over
onderwerpen als deze, dan wil ik daar gaarne
amen" op zeggen; maar wanneer mannen als
de heer H. Pierson, ter goede trouw daarin
gedachten neerschryven, die naar onze over
tuiging evenmin aanbevelenswaardig zyn als
Tolstoï's stellingen, kan het niemand verwon
deren, dat ook wy' daarin den heer Pierson
bestryden evenals hij daarin opkomt tegen den
Russischen graaf en profeet.
Pastoor KA AG.
Nogmaals een dreigend conflict?"
Myn artikeltje in het vorig no. van dit blad
beoogde niet zoozeer den heer Reyne te
overtuigen, wat eenvoudig onmogelijk is waar
hy' de zaken uit een socialistisch oogpunt
beschouwt, als wel de geheel buiten het vak
staande lezers in te lichten over de werkely'k
daarin bestaande toestanden.
Een paar storende zetfouten wil ik even
releveeren. Dat met coucessites concessies be
doeld werd, is duidelyk. Verder te lezen:
1. De vereeniging van werklieden moet zyn :
n der vele vereenigingen.
Ik wensch vó.-^sr nog eenige regels by' te
voegen om te repliceeren op het Sijschrift van
den heer Reyne.
Het is zeker niet moeielijk een hoogen toon
aan te slaan en ik zou b.v. kunnen spreken
van »den boozen heer Reyne" enz. doch zulke
goedkoope geestigheden zyn als argumenten
totaal van onwaarde.
Onze werklieden hebben zeker binnen de
perken der wet alle mogelyke rechten, ook
om zich te laten opruien en, gesteund door
min of meer socialistische bonden uit andere
bedrijven, te trachten hun werkgevers de wet
te stellen, doch tot heden is slechts een zeer
kleine minderheid (al noemt deze zich ook
«algemeene vereeniging") vatbaar gebleken
hiervan gebruik te maken. De groote meer
derheid weet te goed wat zy waagt door dien
weg te volgen, waar tegen de bestaande loonen
overvloed van werkkrachten te vinden is.
Daar n.l. aan het gros onzer werklieden geen
hooge eischen van ontwikkeling gesteld worden,
zyn flinke arbeiders uit andere takken van
land- en tuinbouw onder goede leiding spoedig
bruikbaar te maken, zooals de praktijk be
wezen heeft.
Bestaan er ernstige en rechtmatige grieven
dan zullen deze zeker niet genegeerd kunnen.
worden door de werkgevers, maar vreemde
bemoeiingen, waarbij in den regel dwang of
'bedreiging om den hoek komt gluren, wekken
verbittering en verzet.
Waar wy nog verte zyn van den
socialistischen Staat moet steeds rekening gehouden
worden met het feit, dat de loonen in de
eerste plaats afhankelijk zyn van vraag en
aanbod, en de arbeiders zelve door vroege
huwelijken enz. dit laatste meer bevorderen
dan hun belang meebrengt.
Wat bij coöperatie van patroons en werk
lieden (copartnership) te verkry'gen zou zyn
is moeielijk te zeggen, daar hiervan over het
geheel nog weinig, on in ons vak geen voor
beelden bestaan, maar in de toekomst zal dit
wel de beste weg xijn ter oplossing van het
arbeidsvraagstuk. Dit stelt echter hoogere
eischen aan de geestelijke en moreele ont
wikkeling van beide partyen dan waaraan zij
thans in het algemeen voldoen. By werkelijk
conflict kan Joonsverhooging tydelyk dienst
doen als lapmiddel, doch de behoeften der
arbeiders zullen zich steeds aanpassen aan de
nieuwe tarieven, en waar controle ontbreekt,
zal het idae dat meer betaald kan worden,
blijven bestaan. Het is zeker opmerkelyk dat
strikes dikwijls uitbraken by werkgevers, die
de hoogste loonen betalen in hun bedrijf.
Het begrip «menschwaardig bestaan" is
variabel en rekbaar. En een loon ruim vol
doende voor een gemiddeld arbeidersgezin,
is weer ontoereikend voor de behoeften van
een talrijk gezin, zoodat een tarief dat aan
ieders eischen voldoet en daarbij den werk
gevers een behoorlijk bestaan waarborgt,
moeielijk te vinden tal zyn.
En hiermede sluit ik van mijne zijde dit
debat en laat gaarne den heer Reyne het
laatste woord in deze zaak.
L i s s e, 22 Juni 1902. H. DE GRAAFT.
* ,*
B IJ S O H RIF T.
't Is me niet recht duidelyk wat de heer
De Graaft' toch wel beoogt met dit tweede ver
weerschrift, maar erifin, dat zal wel aan mij
liggen. Daarom worde volstaan met een enkele
kantteekening bij zyn beschouwing over 't begrip
«menschwaardig bestian" en bij zijn bangen
droom vol socialistische schrikbeelden.
Gaarne stem ik toe dat 't begrip
menschwaardig bestaan rekbaar is, dat omgeving, ty'd
en levensstandaard invloed er cp oefenen.
Hoogst moeilyk is 't dan ook een grens aan
te geven waar 't niet mensonwaardige eindigt
en 't wel menschwaardige aanvangt. Maar, en
dit is myn stellige overtuiging, nu is myn
beweren dat 't loon van zeer vele
bloemistwerklieden bly'ft beneden 't geen noodig is voor
noodzakelijk levensonderhoud, 't geen de mini
mum eisen is voor 't begrip «mensonwaardig."
Is de heer De Graaff dit niet met me eens,
welnu laat hy dan eens een ernstige proef
nemen, laat hy eens trachten enkele weken van
een gely'k inkomen te leven en zyn gezin
behoorly'k te onderhouden. Dan zal hy kunnen
afgaan op ondervinding, die toch maar de beste
leermeester is.
Socialistische opruiery, redeneering van
socialistisch standpunt dat ziet myn tegenstander
in 't streven der bloemistwerklieden, dat ziet
hy ook in myn betoog. Laat hy wat me zelf
betreft gerust zyn; myn plaats is aan de
uiterste linkerzy' der liberalen en van socialisme
zal iemand die me eenigermate kent me niet
licht verdenken. Maar als de .bloemistpatroons
dm zoo'n afkeer hebben van een zoo beducht
zyn voor dat socialisme, laten zy dan toch
bedenken hoezeer zy spelen met vuur. Juist
door hun hardnekkig weigeren om kalm en
zakelyk met hun personeel 't dreigend conflict
te bespreken, door hun moedwillig opwek
ken van wrevel en nijd hebben ze heel wat
koren gedragen naar den socialistischen molen.
Doch 't gaat nu immers den goeden weg.
De bloemist-patroons doen nu wat ze al
maanden geleden hadden moeten doen, ze
overleggen nu met de corporatie die oplossing
van 't geschil nastreeft en met 't oog hierop
is de agitatie der werklieden gestaakt. Laten
we nu met elkaar trachten niet weer af te
dwalen van dien goeden weg. Laten we met
elkaar trachten te naderen het ideaal: dat er
op deze rykbloeiende aarde recht en brood
en arbeid is voor allen. R.
Storateete.
De heer D. R. Mansholt was vorige week
zoo vriendelijk my ter lezing aan te bevelen
zyn vertaling der brochure van dr. August
Omcken. Hy was tevens zoo bescheiden deze
zy'ne pennevrucht voor te stellen als een soort
criterium der wysheid, in elk geval als
noodzakelyk tot verruiming van den gezichtskring.
Zy'ne terechtwijzing was echter overbodig,
want hoezeer dan ook naar 't oordeel van den
heer M. myne beoordeeling van 't protectionisme
eenzydig is, toch heb ik me dezen winter by
't verschynen dier brochure gehaast haar een
plaatsje te geven by de andere lectuur over
dit vraagstuk. Maar hoe hoog ook de dunk
van den heer M. over zijn geesteskind is, my'
heeft 't geschrift nog niet kunnen bekeereu.
Een merkwaardig boekje is 't zeker en 't
allermerkwaardigst is wel dat de schryver in
de inleiding zelf verklaart voor zyn
sociaaleconomische studie naast kleinere geschriften
alleen te kunnen beschikken over de Staat
huishoudkunde van Stuart Mill, de Socialisten
van Quack, Vooruitgang en Armoede door H.
Georg en Das Kapital door Karl Marx. De
vraag ryst onwillekeurig of hy, die zoo weinig
in zyn mars heeft, dan wel de rechte persoon
is om den arbeid van anderen als eenzydig of
veelzy'dig te keuren.
Aangenaam was me de verklaring van den
heer Mansholt dat myne anti-protectionistische
artikelen uitlokken tot een heftig verzet en
dat hy zelf me zal dienen van antwoord.
Alleen zou ik hem in overweging willen geven
de heftigheid er maar af te laten want anders
(en dat zou met den heer M. niet de eerste
maal zyn) spelen de argumenten zoo licht
verstoppertje achter de heftigheden. En dat
zou jammer wezen!
REYNE.
Dr. Knyper en de vredesonderhandelingen.
Mijnheer de Redacteur!
Uw onderschrift by' Schepers' stuk over
dr. Kuyper en de vredesonderhandeling is als
de meeste van uw artikelen, zeer juist, zeer
raak en zeer logisch. Maar het voldoet mij
toch niet. Misschien komt dat doordien u
enkel met factoren van het gezond verstand
rekening houdt.
Voor mij blijft de voorstelling bestaan dat
Kuyper door zyne nota het zelfvertrouwen der
Boerenieiders in Afrika geschokt heeft.
Dat hun zaak haehelyk stond, dat geen
interventie te wachten was, ze behoefden het
van Kuyper niet te vernemen. Maar wat de
Boeren deed stand houden was ook geen ver
standelijke overtuiging, maar geloof in
zichzelven, in de zegepraal van hun rechtvaardige
zaak. liijna alles is verloren ... en toch ...
De geschiedenis leert ons de kracht van dat
>en toch." Hetzy we naar de kerk gaan of
niet, de mensch en de menschheid gelooren
nog in iets. De geleerde in zyn wetenschap
pelijke overtuiging: e pur simuove. De jonge
ling in de trouw zyner geliefde: en toch is zy
rein gebleven. De martelaar in de overwinning
van zyn beginsel: zijn bloed wordt het zaad
der kerk. De Boeren in de eindelyke zegepraal
van hun recht: en toch zullen wij niet ondergaan.
Nu doet zich het geval voor dat de groote
dogma-christen van Nederland in zijn nota
bedry'ft een daad van kleingeloovigheid. Hy
geeft daarin eene voorstelling van den stand
der Boerenzaak, die voor hen ontmoedigend
is, omdat hun zaak daarin naar menschelyke
berekening verloren wordt geacht. Hy doet
dit naar Engelsche gegevens, moest ook in de
dwaling verkeeren dat er nog maar 9000 te
velde waren. Maar 9 of 18 duizend, hy oordeelt
in een zaak waarover hij geen voldoende noch
betrouwbare gegevens bezit. Daar zit de fout.
Dan bewy'st hy tevens zyn zwakheid als diplo
maat. Hy voorzag niet dat zyn nota door de
Engelschen tegen de Boeren zou worden uit
gespeeld. Maar al waren de Boeren op die
nota niet toegeloopen en al duurde de oorlog
nog voort, Kuyper's nota was en bleef een
daad van kleingeloovigheid. En zegt hy tot
verontschuldiging, dat hy niets schreef zonder
de voorkennis en medeverantwoordelijkheid der
drie gedelegeerden, dan weten we wel dat
waar vier vergaderen met Kuyper als voorzitter,
er toch een Kuyper's nota voor den dag komt.
Of hy' nu naar 's heeren Schepers wehsch
daarvoor moet worden gestraft met ontslag ?
My dunkt van neen: voor het Haagsche Bin
nenhof bly'ft hy toch alty'd uog goed genoeg.
Wachten we liever eerst af wat zijn eigen
kookkunst ter tafel brengt.
Met dank voor de plaatsing,
Hoogachtend, Uw dw. dr.,
H. L
Rotterdam, 23 Juni 1902.
Of het gevoel, waardoor de heer H. L. zich
als geschied-schryver laat leiden, de voorkeur
verdient boven het gezond verstaad zullen wij
in het midden laten; tot dusver heeft men
slechts met hypothesen te doen, die o. i. vol
strekt niet behoorlijk door feiten gesteund zyn.
Beter daarom is het af te wachten wat de
leiders, die den vrede sloten, weldra zelf daar
over zullen aan bet licht brengen. RED.
Onderwijzers en officieren.
Koepang, 27 April 1902.
Geachte Eedacteur,
Beleefd verzoek ik u een kleine plaatsruimte
in uw blad voor onderstaand- schrijven.
In De Amsterdammer van 26 Jan. j.l. komt
van de hand van Dnc een stuk voor, waarin
deze o. a. zegt:
«Een andere vraag is het, of de bezoldiging
van heeren onderwijzers en officieren gely'k
moet zyn. Aangezien ik met de positie van
onderwyzers niet wel bekend ben en niemand
gaarne spreekt over zaken, waarover hy' geen
oordeel kan vellen, moet de vraag hier
blyven rnsten."
My dunkt, dat het Dnc geen al te groote
moeite zou behoeven te kosten op «die andere
vraag" een behoorlyk antwoord te geven. In
hoofdzaak toch houdt men by de bezoldiging
van ambtenaren en wy meenen ook by officieren,
rekening met de volgende faktoren:
1. Hoe hoog is het ontwikkelingsstandpunt,
dat van de betrokken personen wordt verlangd?
2. Hoe groot is het belang van het werk
door hem verricht?
3. Is het in het belang van zyn werk noodig,
dat by een bepaalden stand ophoudt?
Vergely'kt men nu den graad van ontwik
keling van onderwyzers en officieren, dan zal
zeker niemand durven beweren, dat de eersten
in dit opzicht by de laatsten ten achter staan.
Wat het belang van beider werk aangaat,
zoo geloof ik, dat zelfs een volbloed militairist
niet in ernst zal kunnen volhouden, dat een
onderwyzer aan land en volk minder diensten
bewy'st dan een officier.
Rest nog het derde punt.
Gaarne stem ik toe, dat hieromtrent verschil
van meening bestaat, maar tevens wy's ik er
op, dat men steeds in gebreke is geb'even met
deugdelijke bewijzen te staven, dat een officier,
in liet belang van zijn werk, verplicht is te
verkeeren in de hoogste kringen en dat het
leger er dus onder zou lyden, indien hy zich
enkel bewoog onder het beschaafde deel der
natie, dat niet tot de hoogste standen wordt
gerekend. Ik ben er bovendien persoonlijk van
overtuigd, dat stand-ophouden (al versta ik
daaronder nog niet het verkeeren in de hoogste
rangen der maatschappy') voor een onderwy'zer
een dringende noodzakelijkheid is en dat een
onderwyzer, die dit vergeet, op zyn leerlingen
onmogely'k zulk een zedely'ken invloed kan
uitoefenen, als noodig is, vooral, wanneer zyn
lèves behooren tot de z.g. betere standen.
Men vergete niet, dat wie leeft als een smid,
ook als zoodanig wordt behandeld.
En waar nu de onderwy'zer in ontwikkeling
niet by den officier ten achter staat; waar zyn
werkkring minstens even gewichtig is als die
van den officier; waar het in het belang van
zyn werk beslist noodig is, dat hy' stand weet
op te houden en waar het beweren, dat een
officier in de hoogste standen moet verkeeren
nooit met afdoende bewijzen is gestaafd en
niets is als een (hoogstens) bloote weosch van
de zyde der militairen, daar meen ik gerech
tigd te zyn tot de conclusie, dat de onder
wyzers in geen geval lager bezoldigd mogen
worden dan officiereu.
U dankend voor de verleende ruimte, bly'f
ik, M. de R., niet achting,
Uw dw. dn.,
J. H. COKRELJÉ.
iimiuitimniuiiiiwniHiiiiiHiiiiiiiiiiii
Reclames.
40 cents per regel.
TRADEMARK
MARTELIS COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bg alle Wijnhandelaars e*
bij de vertegenwoordigers
KOOPMANS A BKUINIEB,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
PriiZunaflaf/2,50perFlescli.
K AM S TB A's Matrassen-, Bedden- n
Slaapkamer-Meubelfabriek, S n e e k.
BED DER TOEKOMST met lOjaargarem,
tie. Leverde sedert 1895 pi. m. 7OOO>
stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati*.
Honderden bewijzen van tevredenheid.
Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTKN.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG,
Soraaal-WolartitÉL
K. F. DEÜSCHLB-BENGBB,
Amsterdam, Halverstr. 157.
Eenig specialiteit in dei»
artikelen in geheel NederL
ECHT
VICTORIAWATER.
GRAND MAUJNlKR.
Cordon Jaime & Rouge.
LIQUEUR ROYALE.
Agenis-GenerauxB.A.RIPPING&Co.,Amsterd.
MEYKOOS & KALSHOVEJf,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANIKO'S in Koop en In Huw.
Bepareeren Stemmen Ruilen.