Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ko. 1306
kanten, en, door hun geheime brochures ook
aan eer. Zie de artikelen in het Volk:
«Van Heek werkt in 't donker."
De arbeiders hebben dezen stry'd verloren
doch hun organisatie staat op pooten en hunne
onderlinge verhouding is uitstekend. Dit blijkt
ook uit Patrimonium, het anti revolutionaire
orgaan:
»Na een maanden langen stryd, goed geleid
en krachtig van alle zijden gesteund, is deze
staking er eene geweest, waardoor de
r.oodzaktlykheid van organisatie, op practische wijze
is aangetoond aan alle arbeiders in Nederland.
«Hier staat tegenover, een groot finantieel
nadeel voor de b\j de dezen strijd betrokken
arbeiders, voor de firma Van Heek, en voor
de stad Enschedéin 't algemeen. Er is een
groot bedrag aan steun, p. m. ? 140,000 in
gekomen, uit Enschedéen verder uit het ge
heele land, maar het bedrag aan loon, dat
minder ontvangen werd, bedraagt zeker het
dubbele van deze som.
?Deze schade in geld, zal evenwel in de
toekomst niet verloren zyn, als het blijkt dat
de arbeiders het belang der organisatie en
aaneensluiting begrepen, en daardoor versterkt,
invloed kunnen doen gelden, by de bepaling
hunner arbeidsvoorwaarden."
Ook niet zonder invloed op die onderlinge
verhouding zal het feit z\Jn, dat dr. Szhaepman
en Van Vliet in hun voorstel aan de firma Van
Heek, hadden opgenomen de voorwaarden:
»3. Van de firmi Van Heek te ontvargen de
verklaring, dat zij na het beëindigen van
staking en uitsluiting de organisatie der arbei
ders ook waar de 2e organisatie het vormen van
een weerstanda'-as ten doel heift, niet zal be
lemmeren, noch hen, die zich daarmede in
't bizonder, op ordelijke en rechtmatige wijze,
bezig houden, als agitatoren zal bejegenen.'
Het moet een aargename gedachte voor den
heer Birnard van Heek zy'n dat zijn uitsluiten
dit, voor het volk zoo schoone resultaat zal
hebben
Nu nog een paar losse feiten.
Alle oud-stakers en uitgestotenen hebben
geweigerd aan de getouwen van Bakker, Van
Lier en K.uJink te werken, dat waren hun
getouwen en daar kwam niemand aan.
En heden heeft men onzan voortrtffilyken
burgemeester ridder van de Naderl. Lseuw
gemaakt. Dit verheugt mij zeer daar deze
taktvolle man door zijn verstandige maatrege
len, werkelijk een waarborg voor de rust in
de stad is geweest. Zrjn groot prestige by- het
volk heeft hij te danken aan zyn absoluut
onpart\jdig optreden. U kent denken dat er
waren die dit niet aangenaam vonden, en wat
er tegen den burgemeester g/utrigeerd is (met
recht in 't donker) daar kan men zich geen
denkbeeld van vormen.
Die bom is echter ook verkeerd gesprongen
en de heer Bjrgsma is openbaar beloond. En
hoewel in de verste verte geen lintjei-jiger
tw\jfel ik niet of deze decoratie zal hem wel
aangenaam zijn. En hij verdient haar ten volle.
Waarlijk het was gemakkelijker geweest de
staking uit te sabelen zooals zijn voorganger
Van der Zee deed, en meer anderen.
Alleen zou ik hier nog bij willen voegen,
op welke wyi zal de Regeering de drie arbeiders
beloonen, aan wie de patroons, de arbeiders
en de stad Enfc'iedétoch nog wel het meest
hebben te danken?
MiuiiiiimitiiiiiiiiiMiiiniiftitiiininiiuiiJtHiiii
ZoiernitToeriDg te Naarden.
Reeds sinds een paar jaren vinden in de
kerk der Ned. Herv. Gemeente te Naarden,
onder leiding van den heer Johan
Sshoonderbeek, zomeruitvoeringen plaats, die in de
Gooigche dorpen als een belangrijke gebeurtenis
steeds met verlangen worden tegemoet gezien.
In vorige jaren werden deze uitvoeringen
omstreeks half Juli gegeven. Ditmaal vond de
uitvoering plaats op Zondagmiddag 29 Juni,
dus een veertien dagen vroeger dan gewoonlijk;
tengevolge daarvan zal het velen, evenals mij,
moge!y'k geweest zyn de uitvoering bij te wonen.
Het programma bestond, behalve uit
Wagner's voorspel der 3e acte van >die
Meistersinger" en het Koraal »Wach auf, es nahet gen
den Tag." uit drie werken van Alph.
Diepenbrock, n.l. Stabat Mater dol orosa, Stabat Mater
speciosa" voor koor zonder begeleiding en het
»Te Deum" voor Soli, twee koren en orchest.
Tot de uitvoering van dat programma ver
leenden hunne medewerking de solisten: Mevr.
Noordewier-Reddingins, Mevr. de Haan
Manifarges en de heeren Rogmans en Zalsman;
voorts vele dames en heeren leden der
Amsterdamsche Zangvereeniging van Toonkunst,
die het Te Deum op het driedaagsche Muziek
feest, in het begin des jaars, gezongen hadden,
benevens koorkrachten uitBussum en Hilversum
en het orchest van het Concertgebouw. Voor
de beid e a cappella- koren was een aantal dames
en heeren uit verschillende plaatsen onzes
lands bijeengezocht.
Dank zij het belangwekkende programma,
waren tal van kunstenaars en mnziekvrienden
van links en rechts opgegaan naar het oude,
vriendelijke Gooische stadje en de ongewone
beweging en drukte, gevoegd bij het fraaie
zomerweer, gaf aan de geheele omgeving een
echt feestelijk cachet.
De mooie en merkwaardig acoustische kerk
nog stammende uit de veertiende eeuw, is bij
uitstek geschikt voor het houden van muziek
uitvoeringen en verrassend was dan ook reeds
dadelijk de klank van het orchest in het
Meistersinger voorspel; vooral het koper
klonk bijzonder mooi. Vermoedelijk is dit ook
wel, ten minste gedeeltelijk, toe te schrijven
aan de plaatsing der uitvoerenden, die allen
in het vroegere priesterkoor waren opgesteld
achter het mooie koorhek, dat de aandacht
trekt door zijn prachtig eikenhouten beeld
houwwerk, dagteekenende uit het jaar 1534,
blijkens een daarop aar gebrachte inscriptie.
In deze omgeving en met die acoustiek waren
de verwachtingen, die het grandiose >Te Deum"
opwekten, hoog gespannen. En inderdaad, dank
ZQ de uitstekende vertolking welke aan het werk
te beurt viel, was de indruk ook thans weder
buitengewoon groot. De wijze waarop
Diepenbrock, de woorden van den H. Ambrosius
(tweede helft der vierde eeuw) heeft weerge
geven is eenvoudig subliem. Een congeniale
geest heeft den verheven tekst van dezen
machtigen hymnus op moderne wijze verklankt
en er een uitdrukking aan gegeven, die aan
de beteekenis en de stemming der iatynsche
verzen het grootste recht doet wedervaren. Ik
verheng er my over, dat Diepenbrock zy'n
hoofdmotieven vrij gevonden heeft. Daardoor
zijn wij een kunstwerk ry'ker geworden, dat
niet zijn heil zoekt in een zeker archaüme,
waaruit zoo lichtelijk een dualistisch karakter
ontstaat. Neen, wij voelen het de componist
heeft op zyn eigene, moderne wijze de groot
se hègedachten van den vromen kerkvader
nagedicht. Dat enkele verzen een reminiscentie
vertoonen aan de oude kerkelijke wijzen, zooals
die heden ten dage nog in de katholieke ker
ken gezongen worden, zoo o. a. bij de woorden
>Te gloriosus Apostolorum chorus", »Tu ad
liberandum suscepturus hominem" enz. mag
men als een zinrijke hulde beschouwen aan de
oude christelijke toonkunst. In geenen deele
wordt daardoor de eenheid verbroken in de
conceptie van het kunstwerk en dat wel spe
ciaal door de wy' ze waarop door den componist
van die melodieën is partij getrokken.
Meesterlijk is door Diepenbrock ook het
solo-q'iartet geweven in de klankmassa van
het geheel. Telkens als dit quartet optreedt,
maar vooral bij het «Sanctu»" en »Te ergo
q'iaesutnus" maakt het een ontroerenden indruk.
Ook de irdeeling in drie hoofdgroepen, welke
door twee tamelijk uitgebreide
orchest-tusschenspelen van elkander afgescheiden worden,
geeft een beslist weldadigen vorm aan het
werk. Dan viel my' bij deze uitvoering, nog
meer dan bij die te Amsterdam op, het
voortnffilyke gebruik dat Diepenbrock heeft ge
maakt van zijn twee koren, die nu eens
afzonderlijk, dan weder te zamen optreden,
maar steeds een grootschen indruk maken.
Overigens was de koorklank in Amsterdam,
vermoedelijk door het grooter aantal mede
werkenden, imposanter. Doch ook hier hebben
de dames fin heeren van het koor prachtig
gewerkt en behoudens een kleine onzekerheid
tegen het slot en een geringe zweving van
intonatie by de sopranen, zong het koor zeer
schoon. Overheerlijk was het solo quartet. Da
ideale stem van mevrouw IS oordewier, die de
klank van het geheel wist te bezielen met een
schier bovenaardsche expressie, voerde alle
andere medewerkenden op tot een uiting van
hooge en groote verhevenheid. En het orchest
was niet minder schoon in de vertolking der
kleurrijke en bloeiende partitie. De componist
heeft hier zeker, voor zoover zulks by
menschenwerk mogelijk is, zijn muzikale gedachten
verwezenlijkt gezien en daarvoor komt een
woord van lof toe aan den leider van het
geheel, den jongen kunstenaar Johan
Sehoonderbeek, die zeker zelf een groote artistieke
voldoening gesmaakt zal hebben, met het tut
stand brengen van een zoo schoone uitvoering.
Orer de beide Stabats heb ik indertijd
uitvoerig geschreven in deze kolommen, toen
het tweede werk, het »Stabat Mater speciosa"
besproken werd. Thans, by' de uitvoaring, viel
nog zooveel te meer op de groote overeen komst
en tevens het sterke contrast van beide werken.
Zooals men in den tekst van Jacopone da
Todi, het Stabat Mater dolarosa, getroffen
wordt door de diepe smart en het peillooze
leed, waarvoor de dichter zulke roerende
klaagtonen heeft weten te vinden, zoo wordt
men in het Stabat Mater speciosa van den
onbekenden dichter, tot jubelen en juichen
opgevoerd en wel op dezelfde motieven, doch,
met een andere wending, vaak met verandering
van n woord.
Bewonderenswaardig heeft ook de compo
nist die verscheidenheid in de eenheid op zyn
compositie weten toe te passen. Ook daar vindt
men dezelfde motieven, doch een anderen Ca
dens bij elk woord, dat afwijkt van het oor
spronkelijke gedicht. De beweging echter van
het tweede Stabat is veel levendiger, veel
rasscher en ten gevolge daarvan is het ook
gemakkelijker in de uitvoering. Dit bleek ook
11. Zondag, want het werd veel beter gezongen
dan het eerste Stabat; misschien draagt hiertoe
ook bij dat er meer verzen aan het
soloquartet waren toebedeeld; want dat was wederom
subliem van klank. Mevrouw Noordewier, die
voor dergelijke muziek een predestinatie schy'nt
te bezitten, sleepte h ir e partners mede en
voerde het publiek op tot een hoog genieten.
In het eerste Stabat scheen het koor met
de intonatie te worstelen. Eerst toen het zoo
langzamerhand van den toonaard van G naar
F gedaald was en nadat het solo-quartet op de
woorden »Vidit suutn dulcem natum" meer vast
heid in den nieuwen toonaard had gebracht,
werd het stuk verder goed ten einde gezongen,
echter een toon lager dan de componist be
doeld heeft. Men mag echter met een ad hoc
samengesteld koor niet te streng richten;
hoogstens mag men zijn verwondering er over
uitspreken, dat de dirigent het aan gedurfd
heeft, twee zulke moeilijke koren uit te voeren
met krachten die wijd en zyd verspreid wonen;
b.v. Amsterdam, Haarlem, den Haag, Rotterdam,
Utrecht, enz. Uit den aard der zaak zullen daar
door de repetitiën, die voor een goede uitvoering
dringend noodzakelijk zyn, bezwaarlijk zoo
algemeen bijgewoond kunnen worden als
wenschelijk is. De onvoldoende voorbereiding open
baarde zich zelfs by' de uitspraak van het laty'n,
want door de eane helft van de zangers werd
de u uitgesproken zooals in het 11 al i aan se h
(oe) en door de andere helft als in het Hol
landsen.
Reeds zeide ik dat het voorspel voor de
derde acte van Wagner's Meistersinger prachtig
klonk; ook het koor ontwikkelde een mooi
volume van geluid. Zou het niet beter geweest
zijn het voorspel even af te sluiten en met het
koraal op nieuw in te zetten ? Zóó paste de
machtige aanhef al zeer slecht op »het 4 3 en
laatste moment der terugkeerende eerste me
lodie, thans in veel warmere klankmenging,
ontdaan van alle bitterheid en vol van zoete
vertroosting" zooals het tekstboek zegt.
De heer Schoonderbeek scheen met den stijl
van Wagner's »Meistersinger" nog niet goed ver
trouwd te zy'n ; anders zou hy' zeker a voor
het vooijspel n voor het koraal niet zulk een
buitengewoon langzaam tempo gekozen hebben.
Doch het »Te Deum" was het glanspunt van
den middag en voor de uitvoering van dat
werk komt hem alle eer toe.
ANP. AvEBKAMP.
iiHitiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiui
Monna Yanna.
(In tegenstelling met dr. J. Schrijver)
L
Wanneer men het innerlijke van een letter
kundig gewrocht gaat beoordeelen, eischt de
waarheid, dat men zich plaatse op het stand
punt van den schrijver, hetgeen bij Maeterlinck
zeer gemakkelijk valt, daar hy ons zelf daar
omtrent steeds ten volle inlicht door den monc
van het personage, dat zijn woordvoerder is
en nimmer ontbreekt. In Monna Vanna is het
Marco, en rooit sprak Maeterlinck duidelijker.
Plaatst men zich op zijn eigen standpunt,
dan kan men interessante, vermakelijke, leer
zame, zelfs zielsverheffjnde dingen zeggen,
maar ... de lezer verneemt niets omtrent de
ware beteekenis van 's dichters schepping, en
daar is het toch alleen om te doen.
Bg' Maeterlinck vooral is het zaak te
objec;iveeren. Beschouwt en beoordeelt men zijne
werken naar persoonlijke inzichten, dan brengt
iet ons van de wijs ten opzichte van Maeter
inck's bedoelingen, en dat is een jammer.
Om Monna Vanna te vatten in den
menscheiijken en ook wel maatschappelijken zin, dien
M»eterlinck er aan verleent, moet men steeds
voor oogen houden, dat dit een drama is be
werkt door den schryver van Ls Temple enseveli
en de Préface van de pas verschenen 2: editie
van Maeterlinck's tooneel.
De schrijver van Le Temp!» enseveli drukt
In eene onbedwongen profession de foi, aaneen
en met schoone ordonnantie, de conclusies
uit, die reeds te vinden waren in zy'ne vorige
werken ; hier echer hebben wy' de synthese. En
die tyithese is eenvoudig het wegredeneeren
van, in Maeterlinck's oog zoogenaamde, schoone
moreele beginselen, die door de middeleen wsche
en moderne maatschappij steeds als waar en
goed gehuldigd zyn, al hoort men ten alle
ty'den stemmen zich verhtffen tegen de dwaze
of misdadige toepassing dier beginselen.
Niet om strijd uit te lokken, noch om twee
dracht onder de menschen te brengen, spreekt
Maeterlinck; maar om langs een anderen weg,
tot vrede, tot een hooger, menschely'ker leven
te geraken. Maeterlinck tracht ons tot die
oogte te voeren, door Ernest Rsnan reeds
aanschouwd, waar eiken stryd ophoudt, waar
de meest tegenstrijdige begrippen zich oplossen
harmonische verstandhouding. E/enals by
Tolstcïis het hart van Maeterlinck vol mede
lijden en liefde voor zgne ongelukkige
medemenschen, die hier op aarde als blinden
ronddooien, niet wetende hoe en waarom zy' leven.
En ook hy' droomt van een werell waar elk
ik zich geheel zou oplossen in een
allesbeheerschend wij, waar het egoïsme, het gotisaae
zich alleen zou uiten in de erkenning, vol en
nobel, van ieders rechten
Utopia!" hoor ik mompelen. Natuurlijk l
gelyk elk ideaal I M»ar schoon als een heerlijk
zomerlandschap, tegen don avond, als de zou
zijn gloed verloren heeft, maar zijn heerlyke,
alomlevenspre.dende stralen over de aarde uit
stort en haar hult in een warm en altoos
oogverblydend goud en purperkleed.
In de werken dier groote denkers, steeds
bezield door onuitputtelijke en actieve liefde
voor hun msdemenschen vindt men geene aan
hitsing tot stryd, maar een aanhoudend streven
naar eene ideale levensopvatting, waaruit slechts
geluk zou voortspruiten, maar een geluk enkel
en alleen op hooge mcLschelyke wijsheid be
rustend.
Het is nogal gewild, dat telkens by' het
verschy'nen van een werk van Maeterlinck, zekere
pennevoerders uitroepen: Een nieuwe Maeter
linck is verrezea t" Die kameleontische voor
stelling van een der diepste denkers onder de
tegenwoordige dichters is zeker vermakelijk,
maar weinig geschikt om een waar beeld van
Maeterlinck's evolutie te geven. Want,
Mieterlinck evolueert, gely'k ieder m^nsch; alleen,
by hem gaat het wat redelyker.
Veel veranderd is hy niet, vooral wat zyn
tooneel b-treft. De taal, in Monna Vanna, is
wat dichter bij de gewone gesproken taal, maar
verder treft ons dezelfde voorstelling der dingen:
een mensen, wys geworden door levenservaring,
vertelt ons hoa Maeterlinck de feiten, die het
drama uitmaken, inziet en beoordeelt. De
wy'ze begrijpt alles, omdat hij steeds oorzaak
en menschelyk of natuurlijk gevolg tegelijk kan
vatten. Daarom is hy nooit bitter, maar zyn
zijne woorden toch onverzettelijk als het leven
of de dood. Die twee allesbeheerschende krach
ten rusten nooit; dat weet de wy'ze, die ons
moet. inlichten, en door die bril alleen beziet
en beoordeelt hij alles.
Tot Aglavaine et Sé'ysette" had de dood
allén geheerscht in Maeterlinck's werken.
Toen heeft hy' die schoone schepping geschre
ven en, gelijk hy zelt zegt, getracht den dood
van haar troon weg te rukken en hem door
liefde, wijsheid cf geluk te vervargen, maar ...
de dood heeft hem toen niet gehoorzaamd.
Pour mon humble part, après les petits drames
q ie j'ai mimérés plus haut, il m'a sembl
loyil et sage d'écarter la mort de ce tiöie
auquel il n'est pas certain qu'elle ait droit.
Déja, dans Ie dernier, que ja n'ai pas r.omn
parmi les autres dans Aglavaine et Sé'ysette,
j'aurais voulu qu'elle céda a l'amour, a la sagesse
ou au bonheur une part de sa puissance. Elle
ne m'a pas obéi, et j'attends, avec la plupart
dea poètes de mon te ups. qi'une antre force
se revele." (Thétóe de Maeterlinck; Préface
de la 2e dition, 1902)
Maeterlinck schijnt de nieuwe kracht gevon
den te hebben, want in Monna Vanna handelt
het allén en allén om het leven." Het
leven sparen, het heerlijke leven te bshouden
is het eenige heilige hier op aarde. Alles mag
niet alleen, maar moet, maar hoort er aan opge
offerd te worden. Wij worden iets gewaar, dat
op voorwaarde lijkt, alleen bij bet zich losmaken
en weder wegschenken van een hart, dat van
Monna Vanna.
In dit drama treden vier menschelijke ge
daanten naar voren. Twee, M&rco en Monna
Vanna, vormen een harmonisch mentaal geheel;
in 't begin staan Guido en Prinzivalle op zich
zelf. Het werkelyke drama is eigenlijk dit:
wie van die twee, Guido of Prinzivalle, zal
Vanna's ziel veroveren? Haar ziel behoort nog
aan niemand. Vacna is met Guido getrouwd,
zij is zy'ne wettige vrouw, maar die twee staan
nog hemelsbreed van elkaar verwijderd. Het
uur, dat twee harten voor goed aan elkaar
smeedt, heeft voor hen nooit geslagen.
Marco, de wy'ze grijsaard, en Vanca, de
jonge vrouw, wier zieleleven ons moet worden
geopenbaard, zyn twee wezens, welke tot die
hoogte zy'n gestegen, waar geen sluiers meer de
zielen voor elkaar verbergen, waar elk spontaan
begtypt, wat bij den ander zal en moet
omgaan, in welke levensomstandigheden ook.
De gry«aard heeft dadelyk begrepen, dat Vanna
zichzelf geheel zoa vergeten ter wille van de
redding der anderen. En zoo geschiedt. Moreel
is het ofier gebracht. Veel stryd wordt by'
Monna Vanna niet beschreven. Ze zegt wel:
Guido, tu Ie vois bien, je ne peux plus
parIer... regarde mon visage... Je me raidis,
je meurs ..." Dat is alles. Woorden van aan
moediging richt zy niet tot haar man ; zij, de
sterke, alles begrijpende en vermogende vrouw,
heeft geen enkel troostend woord, voor haar
zwakken, alleen aan zichzelf denkecden man.
Daarom laat Vanna ons eerder verbijsterd staan
in het 3e tooneel. Zy' had grootmoedig kunnen
zijn jegens dengenen, die het meest lydt in de
gegeven omstandigheden, te meer daar zij de
smart van Guido heeft afgemeten: Je Ie sais
bien Guido que tu portes la part la plus lourde".
Op zijn manier houdt hij zïelsveel van haar,
dat weet ze. Vanna is hem dierbaarder dan
het leven; het cff;r is voor hem afzichtelijker
dan de dood. Vanna wordt gesterkt in haar
kwelling door de gedachte aan al het Ised, dat
zy' gaat lenigen, aan de talrijke menschenlevens,
die zij zal redden. By ziet alleen, wat hij
gaat verliezen.
Prinzivalle, evengoed als Marco en Vanna,
vertegenwoordigt Ie principe de vie". Om n
oogenblik, dat voor hem het leven" zou zy'n,
te kennen, wil hij alles wagen, alles geven,
alles trotseerer. Het zielewee, dat zijn
hopelooze liefde hem berokkend heef f, maakt hem
waanzinnig. Vandaar die zinnelijke eisch. Maar
als zy verscbynt, de sinds altoos uitverkorene
van zy'n hart, voor haar blik. by' het heoren
van die stem wijkt voar goed het kwaad uit
zyn hart. De muur, die tusschen hen stond
stort in ; Vanna en Prinzivalle lezen in elkaar's
ziel als in een open boek, waar alles duidelijk
en helder staat. Van af het oogenblik dat zy'
den drempel van zy'o. tent overschrijdt, is elk
spoor van zinnely'kheid uitgewischt: Maïs dés
que je te vis, je vis en même temps q'ie c'était
impossible" En zy : Moi, ja Ie vis aussi et ne
te^ craignis plus ; car nous nous ectendions sans
avoir besoin de rien dire... Je* crois q!ie
j'aurais fait tout ce q'ie tu as fait si j'aimais
comme toi. Il me semule pirfois que ja suis a
ta place, que c'est toi qui m'écoutes, et que
c'est moi qii dis tout ce qje tu me dis."
Men zou kunnen zeggen, dat hier een leven"
voor Vanna uitgeleefd is, de droeve tyd waarin
zy' steeds vertoefde onder menschen, die haar
nooit begrepen, nooit haar leven mede konden
leyen. Marco wel; inaa-, ze sprak hem zelden.
Da anderen ? in hun oogen las zy steeds Ie
désir qui répugne'1. Bj Prinzivalle neemt zy'
ook een verlangen waar, maar het ia het dorsten
naar het hoogste en schoonste in haar, en daar
om zegt zy' ook, alsof het iets is, dat vanzelf
spreekt: J'ai senti tout de suite que je te
connaissais sans qus je me souvinsse e t'avoir
jimais vu.''
Reeda staat het, half bewust en half gewild,
va-it in haar : ik ga een nieuw leven tegemoet!
Met wien ? met dengenen, die het dichst by
mijne ziel zal staan, Guido of Prinzivalle.
En ze hoopt nog dat het mst Guido mogelyk
zal zyn, want zij heeft van zich afgestooten,
het opkomend verlangen, dat het met Prii zivalle
zoude zyn: Je ne demanda qa' a rous croiie...
C'est pour votre boLheur et pour Ie mien aussi
que je voud aisdouter .. - II y a dans un amour
exclmif comme Ie \ó're quelque chose de sacr
qii devrait irquiéter la femme la plus froide
et la plus vertueuse ... C'est pourquoi
j'fxamine ce que vous avez fait, et serais pretque
heureuse de n'y rien rencontrer qui por'at. ie
grand signe de cette pastion rr.ortelle si
rarement bénie."
Marco, Vanra en Prinzivalle, in het kort is
het aangegeven, verdedigen het goed recht van
het leven. Vanta en Prii zivalle vertegenwoor
digen het leven door de gedachten en gevoelens,
die in hen geboren worden ; Marco, door de
beginselen, die hy verkondigt, maar nog meer
door zyn oordeel over menschen en feiten.
In het tweede tooneel, waar hy zy'nen zoon
tracht te overtuigen, dat het offer, welke van
hem verlangt wordt, grootsch, roemryk kan
genoemd worden, uit zuiver altruïsme bekeken,
is al zy'n zeggen een verdedigen van het leven,
het heiligste in zijn oog.
La nouvelle que j'apporte sauve trente mille
vies pour en a fliger une."
Li pudeur vigilante et la filélitésont de
bonnes vertus; maïs il y a des jours cüelles
semblent petites quand on regarde ailleurs."
Car j'apporte Ie salut, si la raison l'accepte;
et dix mille raisons balanceront 4 ptine une
errfur tièj pesante..."
Zijn oordeel over Prinzivalle getu'gt van
zulk eene sereniteit, dat men bijna versteld
staat: II siit sourire a?ec intelligence ; il est
doux et huwain et n'aime pas la guerre. Il
cherche Ia raison des passions et des choses ...
un funeste désir, comme en ont certains hom
mes qui sont lef, semble-t-il, sous Vétode
dangereuse d'un grand amour unique etirréalisable."
En verder: Prinzivalle paraic sage i il est
raitonnable et humain . .. Maïs quel est l'homme
sage qui n'ait pas sa folie ; et quel est l'homme
bon qui n'ait jamais nourri une idee
monstrueute."
Als zy'n zoon hem ruw beveelt naar het kamp
van Prinzivalle terug te keeren, waar de dood
hem wacht, antwoordt de grijsaard, dat hy' gaan
zal; maar hy betreurt het nog te veel gehecht
te zyn aan verouderde begrippen, hetgeen hem
zulk eene dwaasheid doet begaan. De verstan
dige, alleen redelijke leeftijd heeft hij nog niet
bereikt, anders zou hij zonder schroom zy'n
aan Prinzivalle gegeven woord breken, om het
beetje lever, dat in hem rest, te redden. Dat
beetje is echter niet genoeg meer om den
moreelen stryd met zichzelf aan te gaan, waardoor
hy tot een verstandiglijk handelen in dezen zou
kunnen geraken. Hij zal hier voor het verledene,
voor den dood zwichten.
Marco is de incarnatie van het begrip: het
leven staat boven alles ! en Maeterlinck kry't
het by'na woest uit den mond van zijn woord
voerder: Croyez-moi, rien ne vaut une vie
qne l'on sauve, et toutes les vertus, tout l'idéal
des hommes, tout ce qu'on nomme honneur,
fidélité, que sais je? n'est qu'un jïu puéril en
face de cela" ...
En aan het einde van het drama zal hij
liegen, met Vanna, ten nadeele van zyn eigen
zoon, omdat deze het goed recht van het leven
bedreigt.
(Slut volgt) A. SUNIEK.
BOEKAANKONDIGING.
De Vlasgaard, landely'k tafereel in verzen,
door RÉNÉDE CLERCQ, by Alfons Stevens,
Gent.
Ken i'iiiJelooze lange laiiientatiu"
»De Schoolmeester" verstopte weer iets
alleronzinnigst-vermakelijks in z'n verzen-puzzles,
toen hij schreef van een boek :
De laatste editie behrlst. nair ik racen,
Den band en der, tijtel alleen."
Maar wy spreken de ernstige waarheid,
wanneer wy moeten bekennen, dat omtrent
bovenstaand poëem, met opschrift, titelopgave
en motto eigenlyk alles gezegd is, en ons
artikeltje zelf gerust achterwege kon blyven.
»De Vlasgaard" is een duf-raar en onhandig
in flodderig Hollandsch-Vlaamsch verteld ver
haal van quasi-boeren, opgebouwd uit de
gebruikelyke personen: de oude, gierige, wel
lustige »baas", zy'n leelyke dochter of zuster,
de jonge nobele knecht, en de jonge lieve meid.
Dit zijn de gekleurde blokjes. Nu mag de
lezer het vertelzeltje aan-een-leggen.
Het aotte geschiedenis j 3 is vervat in slechte
vy'fjambige verzen, die rijmen al naar 't uitvalt,
hu eens om-beurten, dan weer de op elkaar
volgenden, en, wist onze poëet akelig-knap
allitereerder ook i o* een rijm, wel, dan
zelfs met z'n drieën !
Enkele liedjes, dia de auteur blijkbaar op
andere wy'ze niet kwyt kon, zy'n hier en daar,
zonder ermee in verband te staan, door het
verbaal verspreid. Ze zyn niet het allerslechtste
van hei boekje:
De linde lost
Heur knoppen uit hun kneep,
Omdekt eu dost
Heur kruin met blad en kegel,
En, zon-orrilaaid,
Daar schuift liaar scliailuwsleep
Breed uitgezwaaid
Al over haag en vvegel "
Dit is verre van sterke woord-kunst, het is
zelfs niet goed-doorvoeld, want wanneer een
boom »zon-omlaaid" is, in den vollen middag
dus, is zyn schaduw niet 't grootst, en van een
avondlyke »schaduws2eep" zeker geen sprake.
Maar toch, er zyn enkele verdienstelijke details,
(als in den tweeden regel,) het heeft wel eenigen
klank en gang, het kan er nog mee door.
In de rest heb ik slechts weinig middelma
tige, n goeden, regel kunnen ontdekken:
Xijn leute was, te kven op dat land,
Ui t dooi' t n om te or< n en te buut':en."
Maar lees even door. en zie, hoe zooieta
weer onmiddellijk verzinkt in dejammerlijkste
banaliteit:
Kn dan, in 't dorp, den bckev in de hand,
Te schelden op de jongens, die maar trouwen!"
In den geest van de beide laatste regelp,
maar meestal onmogelijker en banaler, is nage
noeg bet geheele dichtutuk.
Eeriéde Clercq, het bly'kt uit de achterzy Ie
van den omslag, is geen nieuweling. Zijn
»Deuvre" omvat reeds vyf deeltjes, die gedeel
telijk zelfj reeds zy'n «uitgeput".
Daar ik echter zoo min als, naar ik vermoed,
iemand in Holland, ooit van hem had gehoord,
en er dus als gewoonlijk, geen averechtsche
meeningen te bestry'den vielen, achtte ik 't niet
noodig, in den breede de mediocriteit van zy'n
werk aan te toonen, en meende te kunnen
volstaan met deze korte aankondiging.
Pary's, Juni 1902, C. SCHABTEU.
j Oost-Indisch Landjuweel, verzameld door
S. KALFP. Haarlem. H. D. Tjeenk Wil
link & Zoon.?1902.
Toen ik dit boek in handen kreeg, verraste
me de titel. Hoe, dacht ik, zy'n er in Indi
tegenwoordig ook rederijkerskamers, die bijeen
komsten uitschrijven, waarop wedstrijden in
de edele kunst 'der ihatorica gehouden wor
den ? Vreemd, nooit tevoren van gehoord l
Maar daarop bezon ik me en na veel inspanning
herinnerde ik me vaag, dat by'ra 'n kwarteeuw
geleden 'n bloemlezing van Hollandsch proza
en Hollandsche poëzie was verschenen, getiteld
Lindjuwetl en waarvan de samensteller was
'n zekere ds. Barman. O zoo, peirsde ik met
logiecben zin, en nu geeft de heer S Kalff
ons 'n bloemlezing uit de litteratuur van Indië.
En zie, z'n voorrede, waarin hy de woorden
»recueil",»bloemlezing",»chrestomathie''', «sprok
keling'' en «fruyikorf bezigt, stelde me- al
dadelyk in 't gelyk. Voor 'n tweede deel,
waarop in die voorrede eenig uitzicht wordt
gegeven, kunnen dan de woorden «anthologie",
? acalecta", »arenlezing'', »keurgarve" en
nogeenige andere dienst doen.
»Het is beweerd," zpgt de heer Ka'ffi, >dat
op het veld dier letterkunde een bloemlezing
geen reden van bestaan zou hebben, simpel
omdat de ^bloemen" er nog te schaarsch zyn.
En indien men alleen met de aesthetica wilde
te rade gaan, alleen met die indische werken
welke uitblinken door meesterschap over den
vorm, of rijkdom van gedachten, of adel van
voorstelling, d/>or akademischen stijl of vernuft
van goeden huize, j», dan zou die bewering
juist mogen heeten. Maar uit een oogpunt van
geschiedenis, ethnologie,
reisbe8chiy'vii)g,Tomaiitiek, biografie, natuurkennis, fabelleer, topo
grafie, enz, had een grooter werk dan dit er
reeds mogen wezen."
Maakt men alleen het voorbehoud, dat de
samensteller al 'n heel eigenaardige voorstel
ling van de romantiek heeft door die tegen
meesterschap over den vorm, adel van voor
stelling enz. over te stellen, dan kan men met
z'n betoog genoegen nemen. Waardeering ver
dient z'n streven om de belangstelling in Indië,
die nu in Holland hier en daar, nog wel
fhuw'jas, maar toch aangroeiend, opdoemt
om die belangstelling aan te wakkeren. Dat
hy' daartoe, als by'na altijd, wtêr
compilatiewerk verricht, wel, wie niet sterk is, moet
slim wezen. Als de uitkomst maar goed is.
Da verklaring van den heer Kal ff aanne
mende, dat »een zoo klein bestek als het
onderhavige slechts luttel keuze gedoogde,''
wil ik niet vallen over het feit, dat in deze
verzameling zeer veel van de beste geschriften
over Indiëontbreken. Maar onder wat er wel
in is opgenomen behooren dingen, over de
opname waarvan ik m'n verbazing moet uiten.
Hoe, in 's hemels naam, kon de heer Ka'Ü'er
toe besluiten, 'n plaats in te ruimen aan De
Pisangboom, die ergerlijke, walgelijke
ry'melary van W. L, R'tter ? Alles is er prullig
aan, vorm zoowel als inhoud. Hoegenaamd
niets valt uit die zoogenaamde «Bitaviasche
vertellirg" op te steken, geen geschiedenis,
geen ethnologie, geen natuurkennis, geen
topographie, geen... steek. Mat de inlassching van
zoo'n vod geeft de heer Kalff gereede aanlei
ding tot twy'fel aan z'n goeden smaak. Wat,
iiiiiiiiiiiiiliiiiniiiiilliiiliiiiiiliillllii
40 c en t B per regel.
iiiiiHuiiiiiiniiiiiiiiHiiiiiiinin
tot 11 3.65 p. Met. Franco en vry
van Invoerrechten toegezonden l Stalen
ommegaand; evenzoo van zwarte, witte en
gekleurde ^Henneberg-ZUde" van CO
cent tot II 11.6* per Meter.
G. Henneberg, Zijde Fabr. (k. & k. Hofl.), ZUrich.
K A M S TH A's Matrassen-, Bedden- M
Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek.
BED DER TOEKOMST met 10 jaar garaio
tie. Leverde sadert 1806 pi. m. 7OOO
stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati»,
Honderden bewy'zen van tevredenheid,
Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN.
Piano-,
OrplMFYIUïOS «Sr K t I.S1IO VFJ*
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in HUE».
Repareeren Stemmen Builen.