De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 6 juli pagina 4

6 juli 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ko. 1306 kanten, en, door hun geheime brochures ook aan eer. Zie de artikelen in het Volk: «Van Heek werkt in 't donker." De arbeiders hebben dezen stry'd verloren doch hun organisatie staat op pooten en hunne onderlinge verhouding is uitstekend. Dit blijkt ook uit Patrimonium, het anti revolutionaire orgaan: »Na een maanden langen stryd, goed geleid en krachtig van alle zijden gesteund, is deze staking er eene geweest, waardoor de r.oodzaktlykheid van organisatie, op practische wijze is aangetoond aan alle arbeiders in Nederland. «Hier staat tegenover, een groot finantieel nadeel voor de b\j de dezen strijd betrokken arbeiders, voor de firma Van Heek, en voor de stad Enschedéin 't algemeen. Er is een groot bedrag aan steun, p. m. ? 140,000 in gekomen, uit Enschedéen verder uit het ge heele land, maar het bedrag aan loon, dat minder ontvangen werd, bedraagt zeker het dubbele van deze som. ?Deze schade in geld, zal evenwel in de toekomst niet verloren zyn, als het blijkt dat de arbeiders het belang der organisatie en aaneensluiting begrepen, en daardoor versterkt, invloed kunnen doen gelden, by de bepaling hunner arbeidsvoorwaarden." Ook niet zonder invloed op die onderlinge verhouding zal het feit z\Jn, dat dr. Szhaepman en Van Vliet in hun voorstel aan de firma Van Heek, hadden opgenomen de voorwaarden: »3. Van de firmi Van Heek te ontvargen de verklaring, dat zij na het beëindigen van staking en uitsluiting de organisatie der arbei ders ook waar de 2e organisatie het vormen van een weerstanda'-as ten doel heift, niet zal be lemmeren, noch hen, die zich daarmede in 't bizonder, op ordelijke en rechtmatige wijze, bezig houden, als agitatoren zal bejegenen.' Het moet een aargename gedachte voor den heer Birnard van Heek zy'n dat zijn uitsluiten dit, voor het volk zoo schoone resultaat zal hebben Nu nog een paar losse feiten. Alle oud-stakers en uitgestotenen hebben geweigerd aan de getouwen van Bakker, Van Lier en K.uJink te werken, dat waren hun getouwen en daar kwam niemand aan. En heden heeft men onzan voortrtffilyken burgemeester ridder van de Naderl. Lseuw gemaakt. Dit verheugt mij zeer daar deze taktvolle man door zijn verstandige maatrege len, werkelijk een waarborg voor de rust in de stad is geweest. Zrjn groot prestige by- het volk heeft hij te danken aan zyn absoluut onpart\jdig optreden. U kent denken dat er waren die dit niet aangenaam vonden, en wat er tegen den burgemeester g/utrigeerd is (met recht in 't donker) daar kan men zich geen denkbeeld van vormen. Die bom is echter ook verkeerd gesprongen en de heer Bjrgsma is openbaar beloond. En hoewel in de verste verte geen lintjei-jiger tw\jfel ik niet of deze decoratie zal hem wel aangenaam zijn. En hij verdient haar ten volle. Waarlijk het was gemakkelijker geweest de staking uit te sabelen zooals zijn voorganger Van der Zee deed, en meer anderen. Alleen zou ik hier nog bij willen voegen, op welke wyi zal de Regeering de drie arbeiders beloonen, aan wie de patroons, de arbeiders en de stad Enfc'iedétoch nog wel het meest hebben te danken? MiuiiiiimitiiiiiiiiiMiiiniiftitiiininiiuiiJtHiiii ZoiernitToeriDg te Naarden. Reeds sinds een paar jaren vinden in de kerk der Ned. Herv. Gemeente te Naarden, onder leiding van den heer Johan Sshoonderbeek, zomeruitvoeringen plaats, die in de Gooigche dorpen als een belangrijke gebeurtenis steeds met verlangen worden tegemoet gezien. In vorige jaren werden deze uitvoeringen omstreeks half Juli gegeven. Ditmaal vond de uitvoering plaats op Zondagmiddag 29 Juni, dus een veertien dagen vroeger dan gewoonlijk; tengevolge daarvan zal het velen, evenals mij, moge!y'k geweest zyn de uitvoering bij te wonen. Het programma bestond, behalve uit Wagner's voorspel der 3e acte van >die Meistersinger" en het Koraal »Wach auf, es nahet gen den Tag." uit drie werken van Alph. Diepenbrock, n.l. Stabat Mater dol orosa, Stabat Mater speciosa" voor koor zonder begeleiding en het »Te Deum" voor Soli, twee koren en orchest. Tot de uitvoering van dat programma ver leenden hunne medewerking de solisten: Mevr. Noordewier-Reddingins, Mevr. de Haan Manifarges en de heeren Rogmans en Zalsman; voorts vele dames en heeren leden der Amsterdamsche Zangvereeniging van Toonkunst, die het Te Deum op het driedaagsche Muziek feest, in het begin des jaars, gezongen hadden, benevens koorkrachten uitBussum en Hilversum en het orchest van het Concertgebouw. Voor de beid e a cappella- koren was een aantal dames en heeren uit verschillende plaatsen onzes lands bijeengezocht. Dank zij het belangwekkende programma, waren tal van kunstenaars en mnziekvrienden van links en rechts opgegaan naar het oude, vriendelijke Gooische stadje en de ongewone beweging en drukte, gevoegd bij het fraaie zomerweer, gaf aan de geheele omgeving een echt feestelijk cachet. De mooie en merkwaardig acoustische kerk nog stammende uit de veertiende eeuw, is bij uitstek geschikt voor het houden van muziek uitvoeringen en verrassend was dan ook reeds dadelijk de klank van het orchest in het Meistersinger voorspel; vooral het koper klonk bijzonder mooi. Vermoedelijk is dit ook wel, ten minste gedeeltelijk, toe te schrijven aan de plaatsing der uitvoerenden, die allen in het vroegere priesterkoor waren opgesteld achter het mooie koorhek, dat de aandacht trekt door zijn prachtig eikenhouten beeld houwwerk, dagteekenende uit het jaar 1534, blijkens een daarop aar gebrachte inscriptie. In deze omgeving en met die acoustiek waren de verwachtingen, die het grandiose >Te Deum" opwekten, hoog gespannen. En inderdaad, dank ZQ de uitstekende vertolking welke aan het werk te beurt viel, was de indruk ook thans weder buitengewoon groot. De wijze waarop Diepenbrock, de woorden van den H. Ambrosius (tweede helft der vierde eeuw) heeft weerge geven is eenvoudig subliem. Een congeniale geest heeft den verheven tekst van dezen machtigen hymnus op moderne wijze verklankt en er een uitdrukking aan gegeven, die aan de beteekenis en de stemming der iatynsche verzen het grootste recht doet wedervaren. Ik verheng er my over, dat Diepenbrock zy'n hoofdmotieven vrij gevonden heeft. Daardoor zijn wij een kunstwerk ry'ker geworden, dat niet zijn heil zoekt in een zeker archaüme, waaruit zoo lichtelijk een dualistisch karakter ontstaat. Neen, wij voelen het de componist heeft op zyn eigene, moderne wijze de groot se hègedachten van den vromen kerkvader nagedicht. Dat enkele verzen een reminiscentie vertoonen aan de oude kerkelijke wijzen, zooals die heden ten dage nog in de katholieke ker ken gezongen worden, zoo o. a. bij de woorden >Te gloriosus Apostolorum chorus", »Tu ad liberandum suscepturus hominem" enz. mag men als een zinrijke hulde beschouwen aan de oude christelijke toonkunst. In geenen deele wordt daardoor de eenheid verbroken in de conceptie van het kunstwerk en dat wel spe ciaal door de wy' ze waarop door den componist van die melodieën is partij getrokken. Meesterlijk is door Diepenbrock ook het solo-q'iartet geweven in de klankmassa van het geheel. Telkens als dit quartet optreedt, maar vooral bij het «Sanctu»" en »Te ergo q'iaesutnus" maakt het een ontroerenden indruk. Ook de irdeeling in drie hoofdgroepen, welke door twee tamelijk uitgebreide orchest-tusschenspelen van elkander afgescheiden worden, geeft een beslist weldadigen vorm aan het werk. Dan viel my' bij deze uitvoering, nog meer dan bij die te Amsterdam op, het voortnffilyke gebruik dat Diepenbrock heeft ge maakt van zijn twee koren, die nu eens afzonderlijk, dan weder te zamen optreden, maar steeds een grootschen indruk maken. Overigens was de koorklank in Amsterdam, vermoedelijk door het grooter aantal mede werkenden, imposanter. Doch ook hier hebben de dames fin heeren van het koor prachtig gewerkt en behoudens een kleine onzekerheid tegen het slot en een geringe zweving van intonatie by de sopranen, zong het koor zeer schoon. Overheerlijk was het solo quartet. Da ideale stem van mevrouw IS oordewier, die de klank van het geheel wist te bezielen met een schier bovenaardsche expressie, voerde alle andere medewerkenden op tot een uiting van hooge en groote verhevenheid. En het orchest was niet minder schoon in de vertolking der kleurrijke en bloeiende partitie. De componist heeft hier zeker, voor zoover zulks by menschenwerk mogelijk is, zijn muzikale gedachten verwezenlijkt gezien en daarvoor komt een woord van lof toe aan den leider van het geheel, den jongen kunstenaar Johan Sehoonderbeek, die zeker zelf een groote artistieke voldoening gesmaakt zal hebben, met het tut stand brengen van een zoo schoone uitvoering. Orer de beide Stabats heb ik indertijd uitvoerig geschreven in deze kolommen, toen het tweede werk, het »Stabat Mater speciosa" besproken werd. Thans, by' de uitvoaring, viel nog zooveel te meer op de groote overeen komst en tevens het sterke contrast van beide werken. Zooals men in den tekst van Jacopone da Todi, het Stabat Mater dolarosa, getroffen wordt door de diepe smart en het peillooze leed, waarvoor de dichter zulke roerende klaagtonen heeft weten te vinden, zoo wordt men in het Stabat Mater speciosa van den onbekenden dichter, tot jubelen en juichen opgevoerd en wel op dezelfde motieven, doch, met een andere wending, vaak met verandering van n woord. Bewonderenswaardig heeft ook de compo nist die verscheidenheid in de eenheid op zyn compositie weten toe te passen. Ook daar vindt men dezelfde motieven, doch een anderen Ca dens bij elk woord, dat afwijkt van het oor spronkelijke gedicht. De beweging echter van het tweede Stabat is veel levendiger, veel rasscher en ten gevolge daarvan is het ook gemakkelijker in de uitvoering. Dit bleek ook 11. Zondag, want het werd veel beter gezongen dan het eerste Stabat; misschien draagt hiertoe ook bij dat er meer verzen aan het soloquartet waren toebedeeld; want dat was wederom subliem van klank. Mevrouw Noordewier, die voor dergelijke muziek een predestinatie schy'nt te bezitten, sleepte h ir e partners mede en voerde het publiek op tot een hoog genieten. In het eerste Stabat scheen het koor met de intonatie te worstelen. Eerst toen het zoo langzamerhand van den toonaard van G naar F gedaald was en nadat het solo-quartet op de woorden »Vidit suutn dulcem natum" meer vast heid in den nieuwen toonaard had gebracht, werd het stuk verder goed ten einde gezongen, echter een toon lager dan de componist be doeld heeft. Men mag echter met een ad hoc samengesteld koor niet te streng richten; hoogstens mag men zijn verwondering er over uitspreken, dat de dirigent het aan gedurfd heeft, twee zulke moeilijke koren uit te voeren met krachten die wijd en zyd verspreid wonen; b.v. Amsterdam, Haarlem, den Haag, Rotterdam, Utrecht, enz. Uit den aard der zaak zullen daar door de repetitiën, die voor een goede uitvoering dringend noodzakelijk zyn, bezwaarlijk zoo algemeen bijgewoond kunnen worden als wenschelijk is. De onvoldoende voorbereiding open baarde zich zelfs by' de uitspraak van het laty'n, want door de eane helft van de zangers werd de u uitgesproken zooals in het 11 al i aan se h (oe) en door de andere helft als in het Hol landsen. Reeds zeide ik dat het voorspel voor de derde acte van Wagner's Meistersinger prachtig klonk; ook het koor ontwikkelde een mooi volume van geluid. Zou het niet beter geweest zijn het voorspel even af te sluiten en met het koraal op nieuw in te zetten ? Zóó paste de machtige aanhef al zeer slecht op »het 4 3 en laatste moment der terugkeerende eerste me lodie, thans in veel warmere klankmenging, ontdaan van alle bitterheid en vol van zoete vertroosting" zooals het tekstboek zegt. De heer Schoonderbeek scheen met den stijl van Wagner's »Meistersinger" nog niet goed ver trouwd te zy'n ; anders zou hy' zeker a voor het vooijspel n voor het koraal niet zulk een buitengewoon langzaam tempo gekozen hebben. Doch het »Te Deum" was het glanspunt van den middag en voor de uitvoering van dat werk komt hem alle eer toe. ANP. AvEBKAMP. iiHitiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiui Monna Yanna. (In tegenstelling met dr. J. Schrijver) L Wanneer men het innerlijke van een letter kundig gewrocht gaat beoordeelen, eischt de waarheid, dat men zich plaatse op het stand punt van den schrijver, hetgeen bij Maeterlinck zeer gemakkelijk valt, daar hy ons zelf daar omtrent steeds ten volle inlicht door den monc van het personage, dat zijn woordvoerder is en nimmer ontbreekt. In Monna Vanna is het Marco, en rooit sprak Maeterlinck duidelijker. Plaatst men zich op zijn eigen standpunt, dan kan men interessante, vermakelijke, leer zame, zelfs zielsverheffjnde dingen zeggen, maar ... de lezer verneemt niets omtrent de ware beteekenis van 's dichters schepping, en daar is het toch alleen om te doen. Bg' Maeterlinck vooral is het zaak te objec;iveeren. Beschouwt en beoordeelt men zijne werken naar persoonlijke inzichten, dan brengt iet ons van de wijs ten opzichte van Maeter inck's bedoelingen, en dat is een jammer. Om Monna Vanna te vatten in den menscheiijken en ook wel maatschappelijken zin, dien M»eterlinck er aan verleent, moet men steeds voor oogen houden, dat dit een drama is be werkt door den schryver van Ls Temple enseveli en de Préface van de pas verschenen 2: editie van Maeterlinck's tooneel. De schrijver van Le Temp!» enseveli drukt In eene onbedwongen profession de foi, aaneen en met schoone ordonnantie, de conclusies uit, die reeds te vinden waren in zy'ne vorige werken ; hier echer hebben wy' de synthese. En die tyithese is eenvoudig het wegredeneeren van, in Maeterlinck's oog zoogenaamde, schoone moreele beginselen, die door de middeleen wsche en moderne maatschappij steeds als waar en goed gehuldigd zyn, al hoort men ten alle ty'den stemmen zich verhtffen tegen de dwaze of misdadige toepassing dier beginselen. Niet om strijd uit te lokken, noch om twee dracht onder de menschen te brengen, spreekt Maeterlinck; maar om langs een anderen weg, tot vrede, tot een hooger, menschely'ker leven te geraken. Maeterlinck tracht ons tot die oogte te voeren, door Ernest Rsnan reeds aanschouwd, waar eiken stryd ophoudt, waar de meest tegenstrijdige begrippen zich oplossen harmonische verstandhouding. E/enals by Tolstcïis het hart van Maeterlinck vol mede lijden en liefde voor zgne ongelukkige medemenschen, die hier op aarde als blinden ronddooien, niet wetende hoe en waarom zy' leven. En ook hy' droomt van een werell waar elk ik zich geheel zou oplossen in een allesbeheerschend wij, waar het egoïsme, het gotisaae zich alleen zou uiten in de erkenning, vol en nobel, van ieders rechten Utopia!" hoor ik mompelen. Natuurlijk l gelyk elk ideaal I M»ar schoon als een heerlijk zomerlandschap, tegen don avond, als de zou zijn gloed verloren heeft, maar zijn heerlyke, alomlevenspre.dende stralen over de aarde uit stort en haar hult in een warm en altoos oogverblydend goud en purperkleed. In de werken dier groote denkers, steeds bezield door onuitputtelijke en actieve liefde voor hun msdemenschen vindt men geene aan hitsing tot stryd, maar een aanhoudend streven naar eene ideale levensopvatting, waaruit slechts geluk zou voortspruiten, maar een geluk enkel en alleen op hooge mcLschelyke wijsheid be rustend. Het is nogal gewild, dat telkens by' het verschy'nen van een werk van Maeterlinck, zekere pennevoerders uitroepen: Een nieuwe Maeter linck is verrezea t" Die kameleontische voor stelling van een der diepste denkers onder de tegenwoordige dichters is zeker vermakelijk, maar weinig geschikt om een waar beeld van Maeterlinck's evolutie te geven. Want, Mieterlinck evolueert, gely'k ieder m^nsch; alleen, by hem gaat het wat redelyker. Veel veranderd is hy niet, vooral wat zyn tooneel b-treft. De taal, in Monna Vanna, is wat dichter bij de gewone gesproken taal, maar verder treft ons dezelfde voorstelling der dingen: een mensen, wys geworden door levenservaring, vertelt ons hoa Maeterlinck de feiten, die het drama uitmaken, inziet en beoordeelt. De wy'ze begrijpt alles, omdat hij steeds oorzaak en menschelyk of natuurlijk gevolg tegelijk kan vatten. Daarom is hy nooit bitter, maar zyn zijne woorden toch onverzettelijk als het leven of de dood. Die twee allesbeheerschende krach ten rusten nooit; dat weet de wy'ze, die ons moet. inlichten, en door die bril alleen beziet en beoordeelt hij alles. Tot Aglavaine et Sé'ysette" had de dood allén geheerscht in Maeterlinck's werken. Toen heeft hy' die schoone schepping geschre ven en, gelijk hy zelt zegt, getracht den dood van haar troon weg te rukken en hem door liefde, wijsheid cf geluk te vervargen, maar ... de dood heeft hem toen niet gehoorzaamd. Pour mon humble part, après les petits drames q ie j'ai mimérés plus haut, il m'a sembl loyil et sage d'écarter la mort de ce tiöie auquel il n'est pas certain qu'elle ait droit. Déja, dans Ie dernier, que ja n'ai pas r.omn parmi les autres dans Aglavaine et Sé'ysette, j'aurais voulu qu'elle céda a l'amour, a la sagesse ou au bonheur une part de sa puissance. Elle ne m'a pas obéi, et j'attends, avec la plupart dea poètes de mon te ups. qi'une antre force se revele." (Thétóe de Maeterlinck; Préface de la 2e dition, 1902) Maeterlinck schijnt de nieuwe kracht gevon den te hebben, want in Monna Vanna handelt het allén en allén om het leven." Het leven sparen, het heerlijke leven te bshouden is het eenige heilige hier op aarde. Alles mag niet alleen, maar moet, maar hoort er aan opge offerd te worden. Wij worden iets gewaar, dat op voorwaarde lijkt, alleen bij bet zich losmaken en weder wegschenken van een hart, dat van Monna Vanna. In dit drama treden vier menschelijke ge daanten naar voren. Twee, M&rco en Monna Vanna, vormen een harmonisch mentaal geheel; in 't begin staan Guido en Prinzivalle op zich zelf. Het werkelyke drama is eigenlijk dit: wie van die twee, Guido of Prinzivalle, zal Vanna's ziel veroveren? Haar ziel behoort nog aan niemand. Vacna is met Guido getrouwd, zij is zy'ne wettige vrouw, maar die twee staan nog hemelsbreed van elkaar verwijderd. Het uur, dat twee harten voor goed aan elkaar smeedt, heeft voor hen nooit geslagen. Marco, de wy'ze grijsaard, en Vanca, de jonge vrouw, wier zieleleven ons moet worden geopenbaard, zyn twee wezens, welke tot die hoogte zy'n gestegen, waar geen sluiers meer de zielen voor elkaar verbergen, waar elk spontaan begtypt, wat bij den ander zal en moet omgaan, in welke levensomstandigheden ook. De gry«aard heeft dadelyk begrepen, dat Vanna zichzelf geheel zoa vergeten ter wille van de redding der anderen. En zoo geschiedt. Moreel is het ofier gebracht. Veel stryd wordt by' Monna Vanna niet beschreven. Ze zegt wel: Guido, tu Ie vois bien, je ne peux plus parIer... regarde mon visage... Je me raidis, je meurs ..." Dat is alles. Woorden van aan moediging richt zy niet tot haar man ; zij, de sterke, alles begrijpende en vermogende vrouw, heeft geen enkel troostend woord, voor haar zwakken, alleen aan zichzelf denkecden man. Daarom laat Vanna ons eerder verbijsterd staan in het 3e tooneel. Zy' had grootmoedig kunnen zijn jegens dengenen, die het meest lydt in de gegeven omstandigheden, te meer daar zij de smart van Guido heeft afgemeten: Je Ie sais bien Guido que tu portes la part la plus lourde". Op zijn manier houdt hij zïelsveel van haar, dat weet ze. Vanna is hem dierbaarder dan het leven; het cff;r is voor hem afzichtelijker dan de dood. Vanna wordt gesterkt in haar kwelling door de gedachte aan al het Ised, dat zy' gaat lenigen, aan de talrijke menschenlevens, die zij zal redden. By ziet alleen, wat hij gaat verliezen. Prinzivalle, evengoed als Marco en Vanna, vertegenwoordigt Ie principe de vie". Om n oogenblik, dat voor hem het leven" zou zy'n, te kennen, wil hij alles wagen, alles geven, alles trotseerer. Het zielewee, dat zijn hopelooze liefde hem berokkend heef f, maakt hem waanzinnig. Vandaar die zinnelijke eisch. Maar als zy verscbynt, de sinds altoos uitverkorene van zy'n hart, voor haar blik. by' het heoren van die stem wijkt voar goed het kwaad uit zyn hart. De muur, die tusschen hen stond stort in ; Vanna en Prinzivalle lezen in elkaar's ziel als in een open boek, waar alles duidelijk en helder staat. Van af het oogenblik dat zy' den drempel van zy'o. tent overschrijdt, is elk spoor van zinnely'kheid uitgewischt: Maïs dés que je te vis, je vis en même temps q'ie c'était impossible" En zy : Moi, ja Ie vis aussi et ne te^ craignis plus ; car nous nous ectendions sans avoir besoin de rien dire... Je* crois q!ie j'aurais fait tout ce q'ie tu as fait si j'aimais comme toi. Il me semule pirfois que ja suis a ta place, que c'est toi qui m'écoutes, et que c'est moi qii dis tout ce qje tu me dis." Men zou kunnen zeggen, dat hier een leven" voor Vanna uitgeleefd is, de droeve tyd waarin zy' steeds vertoefde onder menschen, die haar nooit begrepen, nooit haar leven mede konden leyen. Marco wel; inaa-, ze sprak hem zelden. Da anderen ? in hun oogen las zy steeds Ie désir qui répugne'1. Bj Prinzivalle neemt zy' ook een verlangen waar, maar het ia het dorsten naar het hoogste en schoonste in haar, en daar om zegt zy' ook, alsof het iets is, dat vanzelf spreekt: J'ai senti tout de suite que je te connaissais sans qus je me souvinsse e t'avoir jimais vu.'' Reeda staat het, half bewust en half gewild, va-it in haar : ik ga een nieuw leven tegemoet! Met wien ? met dengenen, die het dichst by mijne ziel zal staan, Guido of Prinzivalle. En ze hoopt nog dat het mst Guido mogelyk zal zyn, want zij heeft van zich afgestooten, het opkomend verlangen, dat het met Prii zivalle zoude zyn: Je ne demanda qa' a rous croiie... C'est pour votre boLheur et pour Ie mien aussi que je voud aisdouter .. - II y a dans un amour exclmif comme Ie \ó're quelque chose de sacr qii devrait irquiéter la femme la plus froide et la plus vertueuse ... C'est pourquoi j'fxamine ce que vous avez fait, et serais pretque heureuse de n'y rien rencontrer qui por'at. ie grand signe de cette pastion rr.ortelle si rarement bénie." Marco, Vanra en Prinzivalle, in het kort is het aangegeven, verdedigen het goed recht van het leven. Vanta en Prii zivalle vertegenwoor digen het leven door de gedachten en gevoelens, die in hen geboren worden ; Marco, door de beginselen, die hy verkondigt, maar nog meer door zyn oordeel over menschen en feiten. In het tweede tooneel, waar hy zy'nen zoon tracht te overtuigen, dat het offer, welke van hem verlangt wordt, grootsch, roemryk kan genoemd worden, uit zuiver altruïsme bekeken, is al zy'n zeggen een verdedigen van het leven, het heiligste in zijn oog. La nouvelle que j'apporte sauve trente mille vies pour en a fliger une." Li pudeur vigilante et la filélitésont de bonnes vertus; maïs il y a des jours cüelles semblent petites quand on regarde ailleurs." Car j'apporte Ie salut, si la raison l'accepte; et dix mille raisons balanceront 4 ptine une errfur tièj pesante..." Zijn oordeel over Prinzivalle getu'gt van zulk eene sereniteit, dat men bijna versteld staat: II siit sourire a?ec intelligence ; il est doux et huwain et n'aime pas la guerre. Il cherche Ia raison des passions et des choses ... un funeste désir, comme en ont certains hom mes qui sont lef, semble-t-il, sous Vétode dangereuse d'un grand amour unique etirréalisable." En verder: Prinzivalle paraic sage i il est raitonnable et humain . .. Maïs quel est l'homme sage qui n'ait pas sa folie ; et quel est l'homme bon qui n'ait jamais nourri une idee monstrueute." Als zy'n zoon hem ruw beveelt naar het kamp van Prinzivalle terug te keeren, waar de dood hem wacht, antwoordt de grijsaard, dat hy' gaan zal; maar hy betreurt het nog te veel gehecht te zyn aan verouderde begrippen, hetgeen hem zulk eene dwaasheid doet begaan. De verstan dige, alleen redelijke leeftijd heeft hij nog niet bereikt, anders zou hij zonder schroom zy'n aan Prinzivalle gegeven woord breken, om het beetje lever, dat in hem rest, te redden. Dat beetje is echter niet genoeg meer om den moreelen stryd met zichzelf aan te gaan, waardoor hy tot een verstandiglijk handelen in dezen zou kunnen geraken. Hij zal hier voor het verledene, voor den dood zwichten. Marco is de incarnatie van het begrip: het leven staat boven alles ! en Maeterlinck kry't het by'na woest uit den mond van zijn woord voerder: Croyez-moi, rien ne vaut une vie qne l'on sauve, et toutes les vertus, tout l'idéal des hommes, tout ce qu'on nomme honneur, fidélité, que sais je? n'est qu'un jïu puéril en face de cela" ... En aan het einde van het drama zal hij liegen, met Vanna, ten nadeele van zyn eigen zoon, omdat deze het goed recht van het leven bedreigt. (Slut volgt) A. SUNIEK. BOEKAANKONDIGING. De Vlasgaard, landely'k tafereel in verzen, door RÉNÉDE CLERCQ, by Alfons Stevens, Gent. Ken i'iiiJelooze lange laiiientatiu" »De Schoolmeester" verstopte weer iets alleronzinnigst-vermakelijks in z'n verzen-puzzles, toen hij schreef van een boek : De laatste editie behrlst. nair ik racen, Den band en der, tijtel alleen." Maar wy spreken de ernstige waarheid, wanneer wy moeten bekennen, dat omtrent bovenstaand poëem, met opschrift, titelopgave en motto eigenlyk alles gezegd is, en ons artikeltje zelf gerust achterwege kon blyven. »De Vlasgaard" is een duf-raar en onhandig in flodderig Hollandsch-Vlaamsch verteld ver haal van quasi-boeren, opgebouwd uit de gebruikelyke personen: de oude, gierige, wel lustige »baas", zy'n leelyke dochter of zuster, de jonge nobele knecht, en de jonge lieve meid. Dit zijn de gekleurde blokjes. Nu mag de lezer het vertelzeltje aan-een-leggen. Het aotte geschiedenis j 3 is vervat in slechte vy'fjambige verzen, die rijmen al naar 't uitvalt, hu eens om-beurten, dan weer de op elkaar volgenden, en, wist onze poëet akelig-knap allitereerder ook i o* een rijm, wel, dan zelfs met z'n drieën ! Enkele liedjes, dia de auteur blijkbaar op andere wy'ze niet kwyt kon, zy'n hier en daar, zonder ermee in verband te staan, door het verbaal verspreid. Ze zyn niet het allerslechtste van hei boekje: De linde lost Heur knoppen uit hun kneep, Omdekt eu dost Heur kruin met blad en kegel, En, zon-orrilaaid, Daar schuift liaar scliailuwsleep Breed uitgezwaaid Al over haag en vvegel " Dit is verre van sterke woord-kunst, het is zelfs niet goed-doorvoeld, want wanneer een boom »zon-omlaaid" is, in den vollen middag dus, is zyn schaduw niet 't grootst, en van een avondlyke »schaduws2eep" zeker geen sprake. Maar toch, er zyn enkele verdienstelijke details, (als in den tweeden regel,) het heeft wel eenigen klank en gang, het kan er nog mee door. In de rest heb ik slechts weinig middelma tige, n goeden, regel kunnen ontdekken: Xijn leute was, te kven op dat land, Ui t dooi' t n om te or< n en te buut':en." Maar lees even door. en zie, hoe zooieta weer onmiddellijk verzinkt in dejammerlijkste banaliteit: Kn dan, in 't dorp, den bckev in de hand, Te schelden op de jongens, die maar trouwen!" In den geest van de beide laatste regelp, maar meestal onmogelijker en banaler, is nage noeg bet geheele dichtutuk. Eeriéde Clercq, het bly'kt uit de achterzy Ie van den omslag, is geen nieuweling. Zijn »Deuvre" omvat reeds vyf deeltjes, die gedeel telijk zelfj reeds zy'n «uitgeput". Daar ik echter zoo min als, naar ik vermoed, iemand in Holland, ooit van hem had gehoord, en er dus als gewoonlijk, geen averechtsche meeningen te bestry'den vielen, achtte ik 't niet noodig, in den breede de mediocriteit van zy'n werk aan te toonen, en meende te kunnen volstaan met deze korte aankondiging. Pary's, Juni 1902, C. SCHABTEU. j Oost-Indisch Landjuweel, verzameld door S. KALFP. Haarlem. H. D. Tjeenk Wil link & Zoon.?1902. Toen ik dit boek in handen kreeg, verraste me de titel. Hoe, dacht ik, zy'n er in Indi tegenwoordig ook rederijkerskamers, die bijeen komsten uitschrijven, waarop wedstrijden in de edele kunst 'der ihatorica gehouden wor den ? Vreemd, nooit tevoren van gehoord l Maar daarop bezon ik me en na veel inspanning herinnerde ik me vaag, dat by'ra 'n kwarteeuw geleden 'n bloemlezing van Hollandsch proza en Hollandsche poëzie was verschenen, getiteld Lindjuwetl en waarvan de samensteller was 'n zekere ds. Barman. O zoo, peirsde ik met logiecben zin, en nu geeft de heer S Kalff ons 'n bloemlezing uit de litteratuur van Indië. En zie, z'n voorrede, waarin hy de woorden »recueil",»bloemlezing",»chrestomathie''', «sprok keling'' en «fruyikorf bezigt, stelde me- al dadelyk in 't gelyk. Voor 'n tweede deel, waarop in die voorrede eenig uitzicht wordt gegeven, kunnen dan de woorden «anthologie", ? acalecta", »arenlezing'', »keurgarve" en nogeenige andere dienst doen. »Het is beweerd," zpgt de heer Ka'ffi, >dat op het veld dier letterkunde een bloemlezing geen reden van bestaan zou hebben, simpel omdat de ^bloemen" er nog te schaarsch zyn. En indien men alleen met de aesthetica wilde te rade gaan, alleen met die indische werken welke uitblinken door meesterschap over den vorm, of rijkdom van gedachten, of adel van voorstelling, d/>or akademischen stijl of vernuft van goeden huize, j», dan zou die bewering juist mogen heeten. Maar uit een oogpunt van geschiedenis, ethnologie, reisbe8chiy'vii)g,Tomaiitiek, biografie, natuurkennis, fabelleer, topo grafie, enz, had een grooter werk dan dit er reeds mogen wezen." Maakt men alleen het voorbehoud, dat de samensteller al 'n heel eigenaardige voorstel ling van de romantiek heeft door die tegen meesterschap over den vorm, adel van voor stelling enz. over te stellen, dan kan men met z'n betoog genoegen nemen. Waardeering ver dient z'n streven om de belangstelling in Indië, die nu in Holland hier en daar, nog wel fhuw'jas, maar toch aangroeiend, opdoemt om die belangstelling aan te wakkeren. Dat hy' daartoe, als by'na altijd, wtêr compilatiewerk verricht, wel, wie niet sterk is, moet slim wezen. Als de uitkomst maar goed is. Da verklaring van den heer Kal ff aanne mende, dat »een zoo klein bestek als het onderhavige slechts luttel keuze gedoogde,'' wil ik niet vallen over het feit, dat in deze verzameling zeer veel van de beste geschriften over Indiëontbreken. Maar onder wat er wel in is opgenomen behooren dingen, over de opname waarvan ik m'n verbazing moet uiten. Hoe, in 's hemels naam, kon de heer Ka'Ü'er toe besluiten, 'n plaats in te ruimen aan De Pisangboom, die ergerlijke, walgelijke ry'melary van W. L, R'tter ? Alles is er prullig aan, vorm zoowel als inhoud. Hoegenaamd niets valt uit die zoogenaamde «Bitaviasche vertellirg" op te steken, geen geschiedenis, geen ethnologie, geen natuurkennis, geen topographie, geen... steek. Mat de inlassching van zoo'n vod geeft de heer Kalff gereede aanlei ding tot twy'fel aan z'n goeden smaak. Wat, iiiiiiiiiiiiiliiiiniiiiilliiiliiiiiiliillllii 40 c en t B per regel. iiiiiHuiiiiiiniiiiiiiiHiiiiiiinin tot 11 3.65 p. Met. Franco en vry van Invoerrechten toegezonden l Stalen ommegaand; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde ^Henneberg-ZUde" van CO cent tot II 11.6* per Meter. G. Henneberg, Zijde Fabr. (k. & k. Hofl.), ZUrich. K A M S TH A's Matrassen-, Bedden- M Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek. BED DER TOEKOMST met 10 jaar garaio tie. Leverde sadert 1806 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati», Honderden bewy'zen van tevredenheid, Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN. Piano-, OrplMFYIUïOS «Sr K t I.S1IO VFJ* Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in HUE». Repareeren Stemmen Builen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl