De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 20 juli pagina 1

20 juli 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Y N». 1308 DE AMSTERDAMMER A*. 1902. WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar . . , mail 10. A&onderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Mt blad ii vorkrggbur Kiosk 10 Boulevard des Capncine» tegenover h«t Grand C»fé, te Parij». Zondag 20 Juli. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonce* uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen docr de firma KUDOLÏMOSSE te Keulen en door alle filialen deier firma. I N H O V Ds VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Comit terverkrtJging van een wettelijk vastgesteld sluitingsuur voor Winkels en Magazijnen. Een antwoorc van da Standaard. Het dienen ran twee Heeren. Gedepnteerden-Spoorwegmannen, door G. A. van Hamel. Eenige pennekrassen naar aanleiding van de gemeenteraads-verkiezing te Rotterdam door Petras. SOCIALE AANGELEGENHEDEN Meerdere beperking van Kinderarbeid, II, (Slot) door P. KUNST EN LETTEBEN: Muziekbeoordeelingen, door Ant. Averkamp. In het Rijksmuseum, door J. W. N. ??Waterland, door A. W. Weishtann. Het Z.-A. Museum, door Frederik Hompel. Het Reglement op de druk werken in Ned.-Indië, door Sastro Prawiro. Helene Lapidoth-Swarth, Ernst, beoordeeld door H Borel. Weidenimf, van Else van Brabant, beoor deeld door J. B. Schepers. Herbert Spencer's laatste woord, door J. K. v. d. V. FEUILLE TON: De Dolle", VI, (Slot), door J. F. de Witt. BECLAMES. VOOBDAMES:Het hoognoodige door Elise A. Haighton. De maatschappelijke positie en de rechtstoestand der vrouw in Noor wegen, UI, door Betsy Nort. Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. - SCHETSJES: Jonge beulen. Naar het Fransch, van Georges ?d'Eaparbès.?INGEZONDEN. ADVEBTENTEEN. IHIUHIIIHIIIIMIHIMMIIIUM \ S Comitéter verkrijging van een wet' teljjk vastgesteld sluitingsuur voor Winkels en Magazijnen. MANIFEST. Aan alle belanghebbenden en belangstellenden in zake de wet telijke regeling der vervroegde sluiting van Winkels en Maga zijnen te Amsterdam. Stadgehooten, In opdracht der vergadering van gede legeerden, vertegenwoordigend ongeveer 15000 leden van onderstaande Bonden en Vereenigingen, welke zich constitueerden tot een comitéter verkrijging van boven staand doel, vragen wij Uwe belangstelling en medewerking voor ons streven. Hoe diep de behoefte hieraan ook moge gevoeld worden van de zijde van het be dienend personeel, in niet mindere mate is dit het geval met de winkeliers, die ten gevolge eener ongebreidelde concurrentie gebukt gaan onder een overmatig langen arbeidsdag, inzonderheid zij die zonder personeel werken. Overtuigd als wij zijn, dat onze leus door geen politieke- of belangen verschillen verzwakt kan worden, wekken wij alle organisaties op, welke be trokkenen onder hare leden tellen, om zich bij ons aan te sluiten. Proefondervindelijk is het den Nederlandschen Barbiers- en Kappersbond (patroonsorganisatie), die reeds tot het comitétoetrad, gebleken, dat het publiek zoowel als het Werk zich schikt naar den arbeidstijd. Onafscheidelijk hiervan, evenals van elke economische verandering, is echter ook hierbij weer de behoefte gebleken aan eene wettelijke bekrachtiging van ?de door de Kappers- en Barbiers-organi saties verkregen regeling van het sluitings uur, ter voorkoming van onedele concur rentie. Tot hoe laat is de wiukel van ~K ge opend? zoo luidt de vraag, die in elk huisgezin herhaaldelijk gehoord wordt, zonder dat zelfs maar een oogenblik ge dacht wordt aan de vermoeienis van het winkelpersoneel, waarvoor een zitplaats, zelfs voor het vrouwelijk perso neel, meestal een ongekende weelde is; iets wat van zeer nadeeligen invloed is voor hare gezondheid. Professor M. W. F. Treub, directeur van het Bureau voor Sociale Adviezen, deelde ons hieromtrent het volgende mede: «Hoezeer vervroegde winkelsluiting, welke «vanzelf ook bekorting van arbeidsduur zal »met zich brengen, onder de maatregelen >in het belang der gezondheid gerang schikt worden moet, blijkt zonneklaar uit »het rapport der Duitache Staatscommissie »oyer dit onderwerp. De lange arbeidstijd, «dikwijls staande doorgebracht, de gehaaste «maaltijden, het gebrek aan licht en lucht «hebben een beslist nadeeligen «invloed op de gezondheid niet «alleen van de winkelbedienden, maar ook «van een eigen zaakje drijvende «winkeliers en van hunne vrouwen. «Die nadeelige invloed uit zich in een ab«normaal hoog ziektecijfer voor «deze personen; maar daarin niet alleen. «In Halle a/S. kwam men door een stu«deering van begraaf boeken tot hetresul«taat, dat gemiddeld over de jaren 1870 «1874 in de beter gestelde klasse van 100 «kinderen in het eerste levensjaar stierven «10.01, in de arbeidende klasse 20?26 en «in de klasse der kleine winkeliers en lagere «beambten 23?73 «Een tweetal bekende Deensche statistici «deed een overeenkomstig onderzoek voor «Kopenhagen over de jaren 1878?1882 en «kwam voor die stad tot het resultaat, dat «in de welgestelde klasse van de 100 kinaderen in het eerste levensjaar stierven «24.5, in de arbeidende klasse 31.5, in de «klasse der kleine winkeliers en hand«werksbazen 30.9.... «Waar het ziektecijfer voor winkelbe«dienden abnormaal hoog, het sterftecijfer «der kinderen uit den kleinen winkelstand «even ongunstig of nog ongunstiger is dan «dan- dat der Kinderen uit de arbeidende «klasse, is het wel buiten kijf, dat de ge«meente, waar zij maatregelen neemt om «het zich afsloven van winkeliers en hunne «vrouwen en bedienden tegen te gaan «daarmede werkzaam is in het belang der «gezondheid". Op de vraag omtrent de werking van een 'door ons voorgestane verordening, diene als antwoord een uitspraak van den Staats secretaris, graaf Posadowsky, bij de be handeling van een wetsontwerp, waarbij hij de winkelsluiting aanhaalde in den Duitschen Rijksdag d.d. 23 April waar hij zeide: «Men moet ten dezen opzichte niet te «angstvallig zijn. Toen de 9-uur win«kelsluiting wet werd, schreven de kranten, »dat ik plan had Berlijn tot een provin ciestad te maken. Het interessante «nachtleven zou ophouden. Tegen woordig spreekt niemand meer «over de 9-uur sluiting. De gewel»dige agitatie er tegen is op niets uitge«Ipopen en ik hoop, dat de belanghebbenden «zich spoedig zullen vereenigen om tot een »8-uur sluit'ng te komen. Indien ooit een «maatregel groote zedelijke waarde «had, was het de beperking van den ar«beidstijd in den handel." Het huiselijk genot, ja heel het gezin lijdt er onder, als de vrouw, die eigen zaak drijft, dikwijls nagenoeg zonder personeel, heel den dag de slavin moet zijn van het publiek. Hoe weinig rustgevend toch zijn de weinige oogen blikken van rust, die haar resten. Niet het debiet van de laatste uren is het, waarvoor de winkelier zijn winkel zoo laat moet openhouden; maar de con current dwingt hem er toe. Wij moeten er met nadruk op wijzen van welk groot belang het is, dat alle geïnteresseerden zich bij ons aansluiten, teneinde grondige besprekingen te kunnen houden omtrent de verwezenlijking van ons doel, waardoor eenzijdigheid vermeden kan worden. Ten einde ons te verzekeren van den steun van het publiek, dat hierbij een zeer beslissende stem beeft, door bepaling waar en wanneer het zijne inkoopen wenscht te doen, willen wij de aandacht vestigen op het gemis aan gelegenheid tot g e e s t e1 ij k e ontwikkeling b ij hèt be dienend personeel. Grenst het niet aan eene bespotting van den winkelbediende, dat er stichtingen in het leven worden geroepen als »Ons Huis" en soortgelijken, waar hem de gelegenheid geboden wordt om zich te bekwamen in leervakken zooals boekhouden, taalkennis, warenkennis enz., waarvan de vruchten evenzeer ten goede zouden komen aan den winkelier? Wat baat den winkelbediende het vereenigingsleven, zoolang hij bijna nimmer een vergadering kan bij wonen dan op zijn rustdag ? Zelfs onze comitévergaderingen kunnen nooit vroeger aanvangen dan l O M uur 's avond s. In het licht van deze feiten moeten de ingezonden stukjes beoordeeld worden, waarin ons doel reeds bestreden werd, door geheel op zich zelf staande personen. Aangemoedigd door de uitbreiding en den steun, die ons comitéreeds ten deel viel van Vereenigingen en Bonden, die door hunne getalsterkte van grooten in vloed zijn op onze beweging, vertrouwen wij, dat de thans door ons inge zette actie ook weerklank vinden zal in de vak-, politieke- en in der e Vereenigingen, die tot lieden nog geen blijk gaven overtuigd te zijnvandenoodzakelijkheid, dat der wetgeving, in deze den Gemeenteraad, thans duidelijk kenbaar wordt ge maakt, hoezeer erdoor duizenden stadgenooten verlangd wordt naar een wettelijk vastgesteld sluitingsuur. SLUIT U DUS AAN BIJ ONS COMITÉ! De gedelegeerden van: Bond van Ned. Boekverkoopersbed., afd. A'dam; Ned. Barbiers- en Kappersbond (patroonsorga nisatie), afd. A'dam ; Nationale Bond van Handels- en kantoorbed., afd. A'dam; Sint Nicolaas, vakafd. van den N. R K. Volksbond, afd. A'dam; Winkelbediendenvereeniginging ; Handwerkers - Vrienden kring ; Betsalel; Amsterdamsche Bestuur der BOOD d ; Alg. Ned. Typografenbond, afd. A'dam; Alg. Ned. Diamantbew. Bond; Soc. Dem. Arbeiderspartij, afd. A'dam; Kruideniers- en Fijn e-vleesch waren bediendenvereeniging; Neder). ? Barbiers- en kappersbediendenbond, afd. A'dam; Slagersgezellenvereeniging «Vooruit". Namens het Comitévoornoemd B. FEITSMA. Voorzitter. A. H. HARTMAN, Ie Secretaris. Lepelstraat, 781, Amsterdam. * * * Bovenstaand manifest bewijst, hoe lang zaam in ons land een goed denkbeeld ook zijn toepassing moge naderen, dat de wensch om tot vervroegde winkelsluiting te komen, meer algemeen is geworden. Meermalen hebben ook wij een beweging met dat doel trachten te wekken of de pogingen gesteund van hen, die in deze richting iets hoopten te bereiken; maar steeds stuitte men op den onwil van zoovelen, die meenden geen brave burgers en huis vaders te zijn, als zij niet hun concurrenten dwongen tot laat in den avond het publiek ten dienste te staan. Welk een zegen vervroegde winkelsluiting in meer dan n opzicht voor duizenden eener zekere klasse van arbeidenden zou zijn, het manifest geeft het duidelijk te ver staan. Dat dus de mannen, die nu voor deze zaak ijveren, den bijval van steeds meer deren mogen ondervinden! Wij hopen dit, en niet voor hen, die rechtstreeks door een vervroegde winkel sluiting gebaat zullen worden, alleen. Immers de verkorting van den veel te langen werkdag voor winkeliers en winkel bedienden, zal een g'ebeurtenis zijn, van invloed ook pp anderen kringen van het maatschappelijk leven. De erkenning van het recht op een menschwaardig bestaan, voor den winkelier en de winkelbedienden, zal op haren beurt weder oorzaak zijn van een hoop\ ol strt. «tn -, an anderen naar gelijke lotsverbetering, alzoo van een ver zachting van zeden in onze in menig opzicht voor millioenen zoo wreede maat schappij. Een antwoord van de Standaard. De Standaard gaf in het No. van Vrij dag 11 Juli een antwoord op het een en ander door ons aan haar adres geschreven; tot onzen spijt te laat om het in ons vorig No. onzen lezers mede te deelen en toe te lichten: Het Groene Weekblad maakt er aanmerking op, dat w(j geen zakelijke verdedigirg hebben gevoerd voor het niet-vernietigen van het Waalwijksche subsidie-besluit. Nog altoos zien we hiervoor de noodzake lijkheid niet in. Of zulk een gemeenteraadsbesluit vernietigd mag en kan worden, is een vraag die steeds, en zoo ook nu, door verschillende commenta toren verschillend beactwoord wordt. De n zegt ja, de ander zegt Leen. Dit blijkt in elk geval, dat de zaak niet uitgemaakt is. En nu is het opmerkelijk, dat sinds jaren door enkele gemeenten in meerdere provinciën gelijksoortige subsidiën op de begrooting zyn gebracht, door Gedeputeerde Staten in de be grooting zijn goedgekeurd en door de opvol gende Ministers niet zijn vernietigd. Men wees reeds op Kappeyne van de Copello en Heemskerk; we zouden er nog heel wat kunnen noemen. Dit nu zou niets beteekenen, zoo alle deze Ministers voorstanders van zulke gemeentelijke subsidiën voor kerken waren geweest; maar men weet het tegendeel. Hoe dit dan te verklaren ? Ons dunkt hieruit, dat hier steeds het in dubiis abstine is toegepast. Vernietiging van een Gemeenteraadsbesluit is een daad van zeer ernstige beteekenis. Wie hiertoe overgaat anders dan op deugdelijke gronden, vergrijpt zich aan een recht, dat een der hechtste waarborgen van onze ielfstandige volksontwikkeling is. Men mag niet vernietigen, uit zucht om te vernietigen, zoo het er slechts even mee door kan; noch ook om de Gemeenteraden naar zyn hand te zetten. Voor vernietiging wordt geeischt duidelijk aanwijsbare strijd met de wet of met het algemeen belarg. Zoolang nu de commentatoren ten deze tegen over elkander staan, en de argumenten van wie strijd met de wet aannemen, zeo wankel staan, ontbreekt, bij goede opvatting van ons gemeenterecht, elke zedeli ke en wettelijke be voegdheid om tot zoo krassen maatregel over te gaan." Zonderling genoeg, zelfs Kuyper's lijforgaan kan of moeten wij zeggen: wil ? maar niet van de allereenvoudigste zaak ter wereld een klaar begrip krijgen, en haar lezers onze bij herhaling uitgespro ken opmerkingen onvervalscht mede deelen. Onze stelling was: Kuyper veroordeelt : als antirevolutionair Let verstrekken van elk zoodanig subsidie uit de gemeentekas, acht dit een onbillykheid, verband hou dende met gewetensdwang. Kuyper kan dus het besluit van den Waalwijkschen gemeenteraad niet goed keuren, als in overeenstemming met het algemeen belang. Onmogelijk, of zijn ja en zijn neen, zijn niet langer in overeen stemming met zijn zedelijk beginsel, met zijn staatkundige geloofsbelijdenis van tal van jaren, met heel zijn vroegere actie... ook met zijn gebed. Nu zou er alleen een verontschuldiging voor Kuyper's gedrag zijn aan te voeren, indien hij gedwongen had kunnen zijn; door de wet gedwongen dat wil niet zeggen: dat de wet het veroorlooft, het niet verbiedt, neen, dat de wet de verplich ting oplegt, noodzaakt, hem er toe bindt. Wijs ons nu eenig bindend artikel; bin dend voor den man die zulk een subsidie, op zedelijke gronden, dat zijn immers voor de anti revolutionairen de meest beteekenende gronden met het oog op het algemeen belang van ganscher harte af keurt. ... Dit is het eenige waarmee gij Kuyper zoudt kunnen rechtvaardigen, en het antwoord luidt: »nog altoos zien we hiervoor de noodzakelijkheid niet in" m. a. w., 't spreekt van zelf, De Standaard kan dat niet. Om zich in deze netelige positie den schijn van eenige behagelijkheid te geven, redeneert zij over verschil van wetsuitlegging, als bestond er geen alge meen belang dat ten slotte beslist, en haalt hier alweder Kappeyne en andere staatslieden bij die juist, volgens de antirevolutionairen, in den regel er niet tegen hadden om de door Kuyper c s. verfoeide onbillijkheid te plegen: van uit de algemeene kassen voor de propaganda hunner wereld beschouwing gelden te besteden. We hebben dit al eens belachelijk genoemd, laten we nu] er maar aan toevoegen, dat het droevig tevens is. Wij toch hebben onze argumenten tegen' Kuypers daad nooit gevonden in «een strijd n>ot de wet" maar steeds in een strijd met het algemeen belang. Dat is de hoofd zaak en dit juist maakt de quaestie tot een ook van zedeli/ken aard. Vervolgens gaf De Standaard nog deze regelen ten beste: Veel beter dienst zou het Groette Weekblad dan ook aan de zaak, die bet met ons verdedigt, hebben gedaan, zoo het, heel anders, in casu het gemeenterecht in iure constituto verdedigd had, en met ons had aai gedrongen op zulk een wijziging van de bestaande wet, waardoor voortaan zulke subsidiën werden afgesneden. Thans echter heeft ze de goede kansen hiervoor veeleer verminderd. Immers wie zegt, de wet verbiedt het nu reeds, veroordeelt daarmee elke poging, om hef alsnog door wetswijziging af te snijden, als overbodig.1' Waar wij nimmer gezegd hebben »de wet verbiedt het reeds" maar steeds: «de wet gebiedt het niet, en het algemeen belang verbiedt het ten stelligste" is deze geheele redeneéring aan ons niet besteed. Intusschen heeft de Nederlander het noodig geacht ook voor ons de opmerking te beantwoorden. Zoo geeft zij deze afdoende herinnering: Er was onlangs onder hen, die de oproeping der lichtingen '95 en '96 afkeurden, verschil van meening over de vraag, of de wet haar verbood. Mr. Drucker c. s. meenden van ja. Anderen meenden van neen. Moesten nu daarom de heeren Drucker c. s. veroordeelen" het wets-voorstel-Lohman c. s.? Zij veroordeelden het zóó weinig, dat z\j het warm steunden en het nog wilden uitbreiden. En natuurlijk immers! Hoe kan iemand bezwaar hebben tegen een wetKaanvulling, die voor goed uitmaakt wat zijns inziers reeds in de bestaande wet stond? Wij hopen dan ook, dat de minister zich er niet door de Standaard toe zal laten bren gen, om al degenen, die thans reeds wettelijk bezwaar tegen dergelijke subsidies zien, als veroordeelaars" te beschouwen van een even tueel toekomstig wetsontwerp van hem, waarin de zaak mocht worden uitgemaakt." Toch zouden wij hieraan nog willen toevoegen «dat er voor ons en anderen moeilijk een sterker motief kan bestaan om tot wetswijziging te dringen, dan het feit, dat zelfs een deel der Calvinisten op dit punt niet al te zuiver blijkt te staan. Als Kuyper gelijk b. v. de zwakke man, zijn jeneverflesch over boord gooit, om zich zelf buiten de verleiding te stellen de deur der wet, die open staat, dicht spijkert om zich zelf te bemoedigen, met de ge dachte: zie zoo, wat er nu obk moge ge beuren, die ga ik niet weder in, wie onzer zou dat niet een gelukkig evenenement achten? Waarlijk bij deze gebeurlijkheid kan de Standaard evengoed op ons als op de Nederlander rekenen. Hoe weinig ter snede we de redenee ringen van de Standaard vinden, wij er kennen gaarne, dat er in haar houding gedurende de laatste dagen, eenige ver betering valt op te merken. Wel wat heel laat, maar dan toch reeds den Oden Juli heeft zij den lof der Roomschen afgewe zen. Toen echter, moesten wij nog even op onheusche wijs bejegend worden: Dat nu het Groene Weekblad Dr. Kuyper hiervan verdenkt en hem op grond niervan aan de kaak stelt, hindert niet. Een politiek tegen stander is een ongevaarlijk mikpunt, vooral waar zelfs organen der rechterzijde op hém, in plaats van op zijn aanvallers vuren." En de beteekenis van die verdacht making blijkt eerst, indien wij er aan laten voorafgaan deze woorden: Dat de man, die hiertoe den stoot gaf, wel verre van lof te verdier en, te veroordeelen zou zijn als een, die een geest van fanatisme over ons volk zou hebben ontketend, die al spoedig een vloek voor onze toekomst zou blijken." Zoo werden wij dus zoo maar aan de Standaard-lezers voorgesteld, als een die Kuyper veroordeelde als een vuur en vlam blazenden fanaticus! terwijl niemand beter dan de Standaard- zelve wist, dat wij hem hebben genoemd een zwak man, en den katholieken aanbevalen hem een wei nig te sparen, opdat hij niet al te spoedig al^te veel van zijn reputatie mocht ver liezen, gelijk dit nu toch zeker dreigde. Misschien echter heeft de »Groene" hier alleen dienst moeten doen om die stoute «organen der rechterzijde" te kunnen berei ken. Hoe dit zij, den Uden was de toon weder behoorlijk en wij hopen natuurlijk dat dit nu zoo blijven moge. Trouwens, al ware dit niet in elk opzicht het geval, wij zou den de Standaard tot op zekere hoogte weten te excuseeren. Kuypers ledigen stoel in te nemen, en dan onder den in druk, alsof de man van het Program een heel ander mensch was geworden, zich geroepen te gevoelen hem voor den oude te verslijten zie daar een taak voor een jeugdig journalist... die wel eens tot over vermoeidheid en daaruit voortspruitende korzeligheid inoet leiden. Zonder eenigen zweem van ironie zij het gezegd: we be nijden het hem niet. Het dienen van twee Heeren. De Opr. Haarl. Ct. haar lezers een uit treksel gevende van hetgeen wij over de stemming en de daaraan voorafgegane discussie in de Prov. Staten van NoordHolland schreven, begint haar overzicht met de woorden: »Onze verwachting is bewaarheid, dat niet vele bladen meer spreken zouden over bovengenoemde quaes tie, nadat zij door de Staten van N.-H. jl. Dinsdag met 49 tegen 27 stemmen was uitgemaakt/' Nu, de verwachting van de Opr. Haarl. Ct. was ook de onze. Wij hebben er geen oogenblik aan gedacht of op gehoopt dat de Pers den moed zou betoonen een zoo belangrijke quaestie, rakende de zuiverheid van zeden in ons publiek leven, waarbij betrokken zijn mannen van de hoogste positie en naam, eerlijk, dat is met on partijdige vermelding van het pro en contra voor hun lezers zouden uiteen zetten, vóór de stemming gehouden werd- Dat zij dus na die stemming de zaak eenvoudig blauw blauw zouden laten, het sprak, helaas, van zelf. Intusschen gelooven wij dat dit zwijgen van de Pers bij zeer enkele uitzon deringen een gevaar is voor ons openbaar leven, terwijl dit laatste reeds lang zoo zuiver niet is, als men uit de tevreden of onverschillige houding van de Koningin der Aarde zou kunnen afleiden. Wij hebben waar wij personen hadden aan te wijzen, die o. i. onvereenigbare be trekkingen in zich vereenigden, steeds zakelijk het onhoudbare daarvan betoogd. Zoo schreven wij nog in ons laatste artikel over dit onderwerp ten opzichte van Mr. Eoëll: »lo. dat hij in 1897 met drie H. IJ. Sp.mannen heeft gestemd vóór een voordracht ten bate der H. IJ. S. M., die zonder hun stem verworpen zou zijn; »2o. dat hij, gedeputeerde, tevens lid van den Baad van Beheer der H. IJ. S. M., in deze laatste kwaliteit daadwerkelijk deelnam aan onderhandelingen met de H.E.S.M., en over de plannen dier Maatschappij, in zijn eerstgenoemde kwaliteit, mede beslissingen heeft genomen; »3o. dat hij de H. E. S. M. die jaren lang met de Staten van Noord-Holland over haar plannen heeft gehandeld, eindelijk ge reed is, en van subsidie voorzien, als concurrente heeft helpen koopen. Immers, zijn lidmaatschap van den Eaad van Be heer, tot heden niet geëindigd, doet hem mede de verantwoordelijkheid dragen voor deze affaire; »4o. dat hij niet alleen den aankoop dier concurrente door de H. IJ. S. M. heeft goedgekeurd, maar ook, blijkens zijn voort durend lidmaatschap van den Paad van Beheer der H. IJ. S. M., zijn zegel heeft

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl