Historisch Archief 1877-1940
Y
N». 1308
DE AMSTERDAMMER
A*. 1902.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar . . , mail 10.
A&onderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Mt blad ii vorkrggbur Kiosk 10 Boulevard des Capncine» tegenover h«t Grand C»fé, te Parij».
Zondag 20 Juli.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonce* uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen docr
de firma KUDOLÏMOSSE te Keulen en door alle filialen deier firma.
I N H O V Ds
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Comit
terverkrtJging van een wettelijk vastgesteld sluitingsuur
voor Winkels en Magazijnen. Een antwoorc
van da Standaard. Het dienen ran twee Heeren.
Gedepnteerden-Spoorwegmannen, door G. A. van
Hamel. Eenige pennekrassen naar aanleiding
van de gemeenteraads-verkiezing te Rotterdam
door Petras. SOCIALE AANGELEGENHEDEN
Meerdere beperking van Kinderarbeid, II, (Slot)
door P. KUNST EN LETTEBEN:
Muziekbeoordeelingen, door Ant. Averkamp. In het
Rijksmuseum, door J. W. N. ??Waterland, door
A. W. Weishtann. Het Z.-A. Museum, door
Frederik Hompel. Het Reglement op de druk
werken in Ned.-Indië, door Sastro Prawiro.
Helene Lapidoth-Swarth, Ernst, beoordeeld door H
Borel. Weidenimf, van Else van Brabant, beoor
deeld door J. B. Schepers. Herbert Spencer's
laatste woord, door J. K. v. d. V. FEUILLE
TON: De Dolle", VI, (Slot), door J. F. de Witt.
BECLAMES. VOOBDAMES:Het hoognoodige
door Elise A. Haighton. De maatschappelijke
positie en de rechtstoestand der vrouw in Noor
wegen, UI, door Betsy Nort. Nationaal Bureau
voor Vrouwenarbeid. Allerlei, door Caprice.
SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. - SCHETSJES:
Jonge beulen. Naar het Fransch, van Georges
?d'Eaparbès.?INGEZONDEN. ADVEBTENTEEN.
IHIUHIIIHIIIIMIHIMMIIIUM
\
S
Comitéter verkrijging van een wet'
teljjk vastgesteld sluitingsuur voor
Winkels en Magazijnen.
MANIFEST.
Aan alle belanghebbenden en
belangstellenden in zake de wet
telijke regeling der vervroegde
sluiting van Winkels en Maga
zijnen te Amsterdam.
Stadgehooten,
In opdracht der vergadering van gede
legeerden, vertegenwoordigend ongeveer
15000 leden van onderstaande Bonden
en Vereenigingen, welke zich constitueerden
tot een comitéter verkrijging van boven
staand doel, vragen wij Uwe belangstelling
en medewerking voor ons streven.
Hoe diep de behoefte hieraan ook moge
gevoeld worden van de zijde van het be
dienend personeel, in niet mindere mate is
dit het geval met de winkeliers, die ten
gevolge eener ongebreidelde concurrentie
gebukt gaan onder een overmatig
langen arbeidsdag, inzonderheid
zij die zonder personeel werken.
Overtuigd als wij zijn, dat onze leus door
geen politieke- of belangen
verschillen verzwakt kan worden,
wekken wij alle organisaties op, welke be
trokkenen onder hare leden tellen, om zich
bij ons aan te sluiten. Proefondervindelijk
is het den Nederlandschen Barbiers- en
Kappersbond (patroonsorganisatie), die
reeds tot het comitétoetrad, gebleken, dat
het publiek zoowel als het Werk zich
schikt naar den arbeidstijd.
Onafscheidelijk hiervan, evenals van elke
economische verandering, is echter ook
hierbij weer de behoefte gebleken aan eene
wettelijke bekrachtiging van
?de door de Kappers- en Barbiers-organi
saties verkregen regeling van het sluitings
uur, ter voorkoming van onedele concur
rentie.
Tot hoe laat is de wiukel van ~K ge
opend? zoo luidt de vraag, die in elk
huisgezin herhaaldelijk gehoord wordt,
zonder dat zelfs maar een oogenblik ge
dacht wordt aan de vermoeienis van het
winkelpersoneel, waarvoor een zitplaats,
zelfs voor het vrouwelijk perso
neel, meestal een ongekende weelde is;
iets wat van zeer nadeeligen invloed is
voor hare gezondheid. Professor M. W. F.
Treub, directeur van het Bureau voor
Sociale Adviezen, deelde ons hieromtrent
het volgende mede:
«Hoezeer vervroegde winkelsluiting, welke
«vanzelf ook bekorting van arbeidsduur zal
»met zich brengen, onder de maatregelen
>in het belang der gezondheid gerang
schikt worden moet, blijkt zonneklaar uit
»het rapport der Duitache Staatscommissie
»oyer dit onderwerp. De lange arbeidstijd,
«dikwijls staande doorgebracht, de gehaaste
«maaltijden, het gebrek aan licht en lucht
«hebben een beslist nadeeligen
«invloed op de gezondheid niet
«alleen van de winkelbedienden, maar ook
«van een eigen zaakje drijvende
«winkeliers en van hunne vrouwen.
«Die nadeelige invloed uit zich in een
ab«normaal hoog ziektecijfer voor
«deze personen; maar daarin niet alleen.
«In Halle a/S. kwam men door een
stu«deering van begraaf boeken tot
hetresul«taat, dat gemiddeld over de jaren 1870
«1874 in de beter gestelde klasse van 100
«kinderen in het eerste levensjaar stierven
«10.01, in de arbeidende klasse 20?26 en
«in de klasse der kleine winkeliers en lagere
«beambten 23?73
«Een tweetal bekende Deensche statistici
«deed een overeenkomstig onderzoek voor
«Kopenhagen over de jaren 1878?1882 en
«kwam voor die stad tot het resultaat, dat
«in de welgestelde klasse van de 100
kinaderen in het eerste levensjaar stierven
«24.5, in de arbeidende klasse 31.5, in de
«klasse der kleine winkeliers en
hand«werksbazen 30.9....
«Waar het ziektecijfer voor
winkelbe«dienden abnormaal hoog, het sterftecijfer
«der kinderen uit den kleinen winkelstand
«even ongunstig of nog ongunstiger is dan
«dan- dat der Kinderen uit de arbeidende
«klasse, is het wel buiten kijf, dat de
ge«meente, waar zij maatregelen neemt om
«het zich afsloven van winkeliers en hunne
«vrouwen en bedienden tegen te gaan
«daarmede werkzaam is in het belang der
«gezondheid".
Op de vraag omtrent de werking van
een 'door ons voorgestane verordening, diene
als antwoord een uitspraak van den Staats
secretaris, graaf Posadowsky, bij de be
handeling van een wetsontwerp, waarbij
hij de winkelsluiting aanhaalde in den
Duitschen Rijksdag d.d. 23 April waar
hij zeide:
«Men moet ten dezen opzichte niet te
«angstvallig zijn. Toen de 9-uur
win«kelsluiting wet werd, schreven de kranten,
»dat ik plan had Berlijn tot een provin
ciestad te maken. Het interessante
«nachtleven zou ophouden. Tegen
woordig spreekt niemand meer
«over de 9-uur sluiting. De
gewel»dige agitatie er tegen is op niets
uitge«Ipopen en ik hoop, dat de belanghebbenden
«zich spoedig zullen vereenigen om tot een
»8-uur sluit'ng te komen. Indien ooit een
«maatregel groote zedelijke waarde
«had, was het de beperking van den
ar«beidstijd in den handel."
Het huiselijk genot, ja heel het gezin
lijdt er onder, als de vrouw, die eigen zaak
drijft, dikwijls nagenoeg zonder personeel,
heel den dag de slavin moet zijn van
het publiek. Hoe weinig rustgevend
toch zijn de weinige oogen blikken van
rust, die haar resten.
Niet het debiet van de laatste uren is
het, waarvoor de winkelier zijn winkel zoo
laat moet openhouden; maar de con
current dwingt hem er toe.
Wij moeten er met nadruk op wijzen
van welk groot belang het is, dat alle
geïnteresseerden zich bij ons aansluiten,
teneinde grondige besprekingen te kunnen
houden omtrent de verwezenlijking van ons
doel, waardoor eenzijdigheid vermeden kan
worden.
Ten einde ons te verzekeren van den
steun van het publiek, dat hierbij een
zeer beslissende stem beeft, door bepaling
waar en wanneer het zijne inkoopen wenscht
te doen, willen wij de aandacht vestigen
op het gemis aan gelegenheid tot g e e s t
e1 ij k e ontwikkeling b ij hèt be
dienend personeel.
Grenst het niet aan eene bespotting van
den winkelbediende, dat er stichtingen in
het leven worden geroepen als »Ons Huis"
en soortgelijken, waar hem de gelegenheid
geboden wordt om zich te bekwamen in
leervakken zooals boekhouden, taalkennis,
warenkennis enz., waarvan de vruchten
evenzeer ten goede zouden komen aan den
winkelier? Wat baat den winkelbediende
het vereenigingsleven, zoolang hij bijna
nimmer een vergadering kan bij
wonen dan op zijn rustdag ? Zelfs onze
comitévergaderingen kunnen nooit vroeger
aanvangen dan l O M uur 's avond s.
In het licht van deze feiten moeten de
ingezonden stukjes beoordeeld worden,
waarin ons doel reeds bestreden werd,
door geheel op zich zelf staande personen.
Aangemoedigd door de uitbreiding en
den steun, die ons comitéreeds ten deel
viel van Vereenigingen en Bonden, die
door hunne getalsterkte van grooten in
vloed zijn op onze beweging, vertrouwen
wij, dat de thans door ons inge
zette actie ook weerklank vinden
zal in de vak-, politieke- en
in der e Vereenigingen, die tot
lieden nog geen blijk gaven
overtuigd te
zijnvandenoodzakelijkheid, dat der wetgeving,
in deze den Gemeenteraad, thans
duidelijk kenbaar wordt ge
maakt, hoezeer erdoor duizenden
stadgenooten verlangd wordt
naar een wettelijk vastgesteld sluitingsuur.
SLUIT U DUS AAN BIJ
ONS COMITÉ!
De gedelegeerden van: Bond van Ned.
Boekverkoopersbed., afd. A'dam; Ned.
Barbiers- en Kappersbond (patroonsorga
nisatie), afd. A'dam ; Nationale Bond van
Handels- en kantoorbed., afd. A'dam;
Sint Nicolaas, vakafd. van den N. R K.
Volksbond, afd. A'dam;
Winkelbediendenvereeniginging ; Handwerkers - Vrienden
kring ; Betsalel; Amsterdamsche Bestuur
der BOOD d ; Alg. Ned. Typografenbond, afd.
A'dam; Alg. Ned. Diamantbew. Bond;
Soc. Dem. Arbeiderspartij, afd. A'dam;
Kruideniers- en Fijn e-vleesch waren
bediendenvereeniging; Neder). ? Barbiers- en
kappersbediendenbond, afd. A'dam;
Slagersgezellenvereeniging «Vooruit".
Namens het Comitévoornoemd
B. FEITSMA. Voorzitter.
A. H. HARTMAN, Ie Secretaris.
Lepelstraat, 781, Amsterdam.
* *
*
Bovenstaand manifest bewijst, hoe lang
zaam in ons land een goed denkbeeld
ook zijn toepassing moge naderen, dat de
wensch om tot vervroegde winkelsluiting te
komen, meer algemeen is geworden.
Meermalen hebben ook wij een beweging
met dat doel trachten te wekken of de
pogingen gesteund van hen, die in deze
richting iets hoopten te bereiken; maar
steeds stuitte men op den onwil van zoovelen,
die meenden geen brave burgers en huis
vaders te zijn, als zij niet hun concurrenten
dwongen tot laat in den avond het publiek
ten dienste te staan.
Welk een zegen vervroegde winkelsluiting
in meer dan n opzicht voor duizenden
eener zekere klasse van arbeidenden zou
zijn, het manifest geeft het duidelijk te ver
staan. Dat dus de mannen, die nu voor deze
zaak ijveren, den bijval van steeds meer
deren mogen ondervinden!
Wij hopen dit, en niet voor hen, die
rechtstreeks door een vervroegde winkel
sluiting gebaat zullen worden, alleen.
Immers de verkorting van den veel te
langen werkdag voor winkeliers en winkel
bedienden, zal een g'ebeurtenis zijn, van
invloed ook pp anderen kringen van het
maatschappelijk leven. De erkenning van
het recht op een menschwaardig bestaan,
voor den winkelier en de winkelbedienden,
zal op haren beurt weder oorzaak zijn
van een hoop\ ol strt. «tn -, an anderen naar
gelijke lotsverbetering, alzoo van een ver
zachting van zeden in onze in menig
opzicht voor millioenen zoo wreede maat
schappij.
Een antwoord van de
Standaard.
De Standaard gaf in het No. van Vrij
dag 11 Juli een antwoord op het een en
ander door ons aan haar adres geschreven;
tot onzen spijt te laat om het in ons
vorig No. onzen lezers mede te deelen en
toe te lichten:
Het Groene Weekblad maakt er aanmerking
op, dat w(j geen zakelijke verdedigirg hebben
gevoerd voor het niet-vernietigen van het
Waalwijksche subsidie-besluit.
Nog altoos zien we hiervoor de noodzake
lijkheid niet in.
Of zulk een gemeenteraadsbesluit vernietigd
mag en kan worden, is een vraag die steeds,
en zoo ook nu, door verschillende commenta
toren verschillend beactwoord wordt. De n
zegt ja, de ander zegt Leen.
Dit blijkt in elk geval, dat de zaak niet
uitgemaakt is.
En nu is het opmerkelijk, dat sinds jaren
door enkele gemeenten in meerdere provinciën
gelijksoortige subsidiën op de begrooting zyn
gebracht, door Gedeputeerde Staten in de be
grooting zijn goedgekeurd en door de opvol
gende Ministers niet zijn vernietigd.
Men wees reeds op Kappeyne van de Copello
en Heemskerk; we zouden er nog heel wat
kunnen noemen.
Dit nu zou niets beteekenen, zoo alle deze
Ministers voorstanders van zulke gemeentelijke
subsidiën voor kerken waren geweest; maar
men weet het tegendeel.
Hoe dit dan te verklaren ?
Ons dunkt hieruit, dat hier steeds het in
dubiis abstine is toegepast.
Vernietiging van een Gemeenteraadsbesluit
is een daad van zeer ernstige beteekenis. Wie
hiertoe overgaat anders dan op deugdelijke
gronden, vergrijpt zich aan een recht, dat een
der hechtste waarborgen van onze ielfstandige
volksontwikkeling is.
Men mag niet vernietigen, uit zucht om te
vernietigen, zoo het er slechts even mee door
kan; noch ook om de Gemeenteraden naar zyn
hand te zetten. Voor vernietiging wordt
geeischt duidelijk aanwijsbare strijd met de wet
of met het algemeen belarg.
Zoolang nu de commentatoren ten deze tegen
over elkander staan, en de argumenten van
wie strijd met de wet aannemen, zeo wankel
staan, ontbreekt, bij goede opvatting van ons
gemeenterecht, elke zedeli ke en wettelijke be
voegdheid om tot zoo krassen maatregel over
te gaan."
Zonderling genoeg, zelfs Kuyper's
lijforgaan kan of moeten wij zeggen: wil ?
maar niet van de allereenvoudigste zaak
ter wereld een klaar begrip krijgen, en
haar lezers onze bij herhaling uitgespro
ken opmerkingen onvervalscht mede deelen.
Onze stelling was: Kuyper veroordeelt :
als antirevolutionair Let verstrekken van
elk zoodanig subsidie uit de gemeentekas,
acht dit een onbillykheid, verband hou
dende met gewetensdwang.
Kuyper kan dus het besluit van den
Waalwijkschen gemeenteraad niet goed
keuren, als in overeenstemming met het
algemeen belang. Onmogelijk, of zijn ja
en zijn neen, zijn niet langer in overeen
stemming met zijn zedelijk beginsel, met
zijn staatkundige geloofsbelijdenis van tal
van jaren, met heel zijn vroegere actie...
ook met zijn gebed.
Nu zou er alleen een verontschuldiging
voor Kuyper's gedrag zijn aan te voeren,
indien hij gedwongen had kunnen zijn;
door de wet gedwongen dat wil niet
zeggen: dat de wet het veroorlooft, het
niet verbiedt, neen, dat de wet de verplich
ting oplegt, noodzaakt, hem er toe bindt.
Wijs ons nu eenig bindend artikel; bin
dend voor den man die zulk een subsidie,
op zedelijke gronden, dat zijn immers
voor de anti revolutionairen de meest
beteekenende gronden met het oog op het
algemeen belang van ganscher harte af
keurt. ... Dit is het eenige waarmee gij
Kuyper zoudt kunnen rechtvaardigen, en
het antwoord luidt: »nog altoos zien we
hiervoor de noodzakelijkheid niet in"
m. a. w., 't spreekt van zelf, De Standaard
kan dat niet.
Om zich in deze netelige positie den
schijn van eenige behagelijkheid te
geven, redeneert zij over verschil van
wetsuitlegging, als bestond er geen alge
meen belang dat ten slotte beslist, en
haalt hier alweder Kappeyne en andere
staatslieden bij die juist, volgens de
antirevolutionairen, in den regel er niet tegen
hadden om de door Kuyper c s. verfoeide
onbillijkheid te plegen: van uit de algemeene
kassen voor de propaganda hunner wereld
beschouwing gelden te besteden. We hebben
dit al eens belachelijk genoemd, laten we
nu] er maar aan toevoegen, dat het
droevig tevens is.
Wij toch hebben onze argumenten tegen'
Kuypers daad nooit gevonden in «een strijd
n>ot de wet" maar steeds in een strijd
met het algemeen belang. Dat is de hoofd
zaak en dit juist maakt de quaestie tot
een ook van zedeli/ken aard.
Vervolgens gaf De Standaard nog deze
regelen ten beste:
Veel beter dienst zou het Groette Weekblad
dan ook aan de zaak, die bet met ons verdedigt,
hebben gedaan, zoo het, heel anders, in casu
het gemeenterecht in iure constituto verdedigd
had, en met ons had aai gedrongen op zulk
een wijziging van de bestaande wet, waardoor
voortaan zulke subsidiën werden afgesneden.
Thans echter heeft ze de goede kansen
hiervoor veeleer verminderd.
Immers wie zegt, de wet verbiedt het nu
reeds, veroordeelt daarmee elke poging, om hef
alsnog door wetswijziging af te snijden, als
overbodig.1'
Waar wij nimmer gezegd hebben »de
wet verbiedt het reeds" maar steeds:
«de wet gebiedt het niet, en het algemeen
belang verbiedt het ten stelligste" is deze
geheele redeneéring aan ons niet besteed.
Intusschen heeft de Nederlander het
noodig geacht ook voor ons de opmerking te
beantwoorden. Zoo geeft zij deze afdoende
herinnering:
Er was onlangs onder hen, die de oproeping
der lichtingen '95 en '96 afkeurden, verschil
van meening over de vraag, of de wet haar
verbood. Mr. Drucker c. s. meenden van ja.
Anderen meenden van neen. Moesten nu daarom
de heeren Drucker c. s. veroordeelen" het
wets-voorstel-Lohman c. s.? Zij veroordeelden
het zóó weinig, dat z\j het warm steunden en
het nog wilden uitbreiden.
En natuurlijk immers!
Hoe kan iemand bezwaar hebben tegen een
wetKaanvulling, die voor goed uitmaakt wat
zijns inziers reeds in de bestaande wet stond?
Wij hopen dan ook, dat de minister zich
er niet door de Standaard toe zal laten bren
gen, om al degenen, die thans reeds wettelijk
bezwaar tegen dergelijke subsidies zien, als
veroordeelaars" te beschouwen van een even
tueel toekomstig wetsontwerp van hem, waarin
de zaak mocht worden uitgemaakt."
Toch zouden wij hieraan nog willen
toevoegen «dat er voor ons en anderen
moeilijk een sterker motief kan bestaan
om tot wetswijziging te dringen, dan het
feit, dat zelfs een deel der Calvinisten op
dit punt niet al te zuiver blijkt te staan.
Als Kuyper gelijk b. v. de zwakke man,
zijn jeneverflesch over boord gooit, om zich
zelf buiten de verleiding te stellen de
deur der wet, die open staat, dicht spijkert
om zich zelf te bemoedigen, met de ge
dachte: zie zoo, wat er nu obk moge ge
beuren, die ga ik niet weder in, wie
onzer zou dat niet een gelukkig
evenenement achten? Waarlijk bij deze
gebeurlijkheid kan de Standaard evengoed op
ons als op de Nederlander rekenen.
Hoe weinig ter snede we de redenee
ringen van de Standaard vinden, wij er
kennen gaarne, dat er in haar houding
gedurende de laatste dagen, eenige ver
betering valt op te merken. Wel wat heel
laat, maar dan toch reeds den Oden Juli
heeft zij den lof der Roomschen afgewe
zen. Toen echter, moesten wij nog even
op onheusche wijs bejegend worden:
Dat nu het Groene Weekblad Dr. Kuyper
hiervan verdenkt en hem op grond niervan aan
de kaak stelt, hindert niet. Een politiek tegen
stander is een ongevaarlijk mikpunt, vooral
waar zelfs organen der rechterzijde op hém, in
plaats van op zijn aanvallers vuren."
En de beteekenis van die verdacht
making blijkt eerst, indien wij er aan
laten voorafgaan deze woorden:
Dat de man, die hiertoe den stoot gaf, wel
verre van lof te verdier en, te veroordeelen zou
zijn als een, die een geest van fanatisme over
ons volk zou hebben ontketend, die al spoedig
een vloek voor onze toekomst zou blijken."
Zoo werden wij dus zoo maar aan de
Standaard-lezers voorgesteld, als een die
Kuyper veroordeelde als een vuur en vlam
blazenden fanaticus! terwijl niemand beter
dan de Standaard- zelve wist, dat wij hem
hebben genoemd een zwak man, en den
katholieken aanbevalen hem een wei
nig te sparen, opdat hij niet al te spoedig
al^te veel van zijn reputatie mocht ver
liezen, gelijk dit nu toch zeker dreigde.
Misschien echter heeft de »Groene" hier
alleen dienst moeten doen om die stoute
«organen der rechterzijde" te kunnen berei
ken. Hoe dit zij, den Uden was de toon weder
behoorlijk en wij hopen natuurlijk dat dit
nu zoo blijven moge. Trouwens, al ware
dit niet in elk opzicht het geval, wij zou
den de Standaard tot op zekere hoogte
weten te excuseeren. Kuypers ledigen
stoel in te nemen, en dan onder den in
druk, alsof de man van het Program een
heel ander mensch was geworden, zich
geroepen te gevoelen hem voor den oude
te verslijten zie daar een taak voor een
jeugdig journalist... die wel eens tot over
vermoeidheid en daaruit voortspruitende
korzeligheid inoet leiden. Zonder eenigen
zweem van ironie zij het gezegd: we be
nijden het hem niet.
Het dienen van twee Heeren.
De Opr. Haarl. Ct. haar lezers een uit
treksel gevende van hetgeen wij over de
stemming en de daaraan voorafgegane
discussie in de Prov. Staten van
NoordHolland schreven, begint haar overzicht
met de woorden: »Onze verwachting is
bewaarheid, dat niet vele bladen meer
spreken zouden over bovengenoemde quaes
tie, nadat zij door de Staten van N.-H.
jl. Dinsdag met 49 tegen 27 stemmen was
uitgemaakt/'
Nu, de verwachting van de Opr. Haarl.
Ct. was ook de onze. Wij hebben er geen
oogenblik aan gedacht of op gehoopt dat
de Pers den moed zou betoonen een zoo
belangrijke quaestie, rakende de zuiverheid
van zeden in ons publiek leven, waarbij
betrokken zijn mannen van de hoogste
positie en naam, eerlijk, dat is met on
partijdige vermelding van het pro en contra
voor hun lezers zouden uiteen zetten, vóór
de stemming gehouden werd- Dat zij dus
na die stemming de zaak eenvoudig blauw
blauw zouden laten, het sprak, helaas,
van zelf.
Intusschen gelooven wij dat dit zwijgen
van de Pers bij zeer enkele uitzon
deringen een gevaar is voor ons
openbaar leven, terwijl dit laatste reeds lang
zoo zuiver niet is, als men uit de tevreden
of onverschillige houding van de Koningin
der Aarde zou kunnen afleiden.
Wij hebben waar wij personen hadden
aan te wijzen, die o. i. onvereenigbare be
trekkingen in zich vereenigden, steeds
zakelijk het onhoudbare daarvan betoogd.
Zoo schreven wij nog in ons laatste artikel
over dit onderwerp ten opzichte van
Mr. Eoëll:
»lo. dat hij in 1897 met drie H. IJ.
Sp.mannen heeft gestemd vóór een voordracht
ten bate der H. IJ. S. M., die zonder hun
stem verworpen zou zijn;
»2o. dat hij, gedeputeerde, tevens lid van
den Baad van Beheer der H. IJ. S. M., in
deze laatste kwaliteit daadwerkelijk deelnam
aan onderhandelingen met de H.E.S.M., en
over de plannen dier Maatschappij, in zijn
eerstgenoemde kwaliteit, mede beslissingen
heeft genomen;
»3o. dat hij de H. E. S. M. die jaren
lang met de Staten van Noord-Holland over
haar plannen heeft gehandeld, eindelijk ge
reed is, en van subsidie voorzien, als
concurrente heeft helpen koopen. Immers,
zijn lidmaatschap van den Eaad van Be
heer, tot heden niet geëindigd, doet hem
mede de verantwoordelijkheid dragen voor
deze affaire;
»4o. dat hij niet alleen den aankoop dier
concurrente door de H. IJ. S. M. heeft
goedgekeurd, maar ook, blijkens zijn voort
durend lidmaatschap van den Paad van
Beheer der H. IJ. S. M., zijn zegel heeft