Historisch Archief 1877-1940
Nö. 1308
DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
bedürftigkeit and Arbeitsbans, Verbrechen and
GefüngniB. Darum schützt sicb die menschliche
Gesellschaft n ad sichert sich der Staat, wenn
sie eich gegen vorzeitiger Kinderarbeit wenden."
Dat men het bedenke, onzen armen kleinen
ten heil l
H. P.
1) Wat ook blijken kan uit het volgende:
Alfred Stead zegt in zijn .China and Her
Myateries", p. 121: (hst. 12: The Yellow Peru"):
»The Chinese will work twelve or fourteen
hours a day ; and parenis are willing to hire out
their eküdre» at a» early a» age a» it is fpund
profitableto employ thtm. uis is no hardsbip to
the children"...
2) De *Landrat" van 't districtKönigsee in
Schwarzburg-Rudolstadt deelde mee, dass der
Familienvater immerhin bei den oft knappen
Löhnen mit dieseu Betragen (dorttaglich 15 Pf)
sehr wobl reohnen kann und haufig rechnen maas."
3) Na zooveel cijfers is misschien als afwisseling
welkom de plastische beschrijving, die Agahd
(S. 51?52) ons geeft van een zijner leerlingen,
van beroep broodombrenger. Van 4 uur af is
hij al op de been. 'n Twaalfjarig kind wordt
daarbij moe. 35 klanten moest hij bedienen en
de meesten woonden »vom Himmel aas Parterre."
Als gewoonlijk komt bij 10 minuten te laat.
Doornat. De aangename warmte doet hem wel
dadig aan. Hij wordt moe. Gun me, dat ik
thans A. zelf aan het woord laat:
»Wie war's mit einem kleinen
MorgenschlafchenP Gedacht, gethan! Wenn doch das laute
Chorspreclien nicht ware! Wenn doch der Lehrer
nicht auch itm durch Fragen oderaufgezwungene
Wiederholungen von Antworten aufwecken und
belastigen wollte! ,Christoph Columbus starb,
ohne eine Ahnung davou zu haben" so spricht
er, dazu aufgefordert, seinemNachbarnach; den
Schlasssatz, »dass er der Entdecker Amerikas sei"
lasst er aus. Die Kinder lachen er weint.
Eine halbeStu&de bleibt er munter, dann neue
Nickoperationen. Fünf Standen Unt.erricht sind
ibm eine Ewigkeit. Höchstens iuteressiert ihn
noch die Gesaugstunde: Singen ist sein
Hauptfach. Da i bat er den Spatzen auf der Gasse
abgelauscht. Gott sei Dank eudlich ist die
Schule aus. Nacimittags wird er ausruhen können
von den Strapazen and die Schularbeiten macben.
Ei bewabre! Da bat er keine Zeit, müde zu sein
oder seiner Pfl ebt nacbzukommen er
verrichtetLanf burschendienste bei Herrn Kaufmann
Schulze. Schularbeiten werden, so nebenbei
abgemacht, wenn nicht, nun »ick habe keene
Zeit nich jehatt." Punkt 10 Uhr abends gehts zu
Bette. Kurt möchte wohl eher das Lager
aufsuchen, aber er schlaft im Bett des
Backergesellen und dieser steht erst um 10 Uhr auf."
Zoo gaat het dag in, dag uit. »Daas sieh Gott
erbarm!" En voegt A. er nog aan toe:
Dit zijn geen uitzonderingen. Dat weten wij,
onderwijzers, beter.
umi» iiiiiiiiimmumimniiiHiii
Müziektieoordeeliiipi],
G. H. G. VON BRUCKEN FOCK.
Vier-en-twintig Praeludiën voor piano op. 15. De
Algemeene Muziekhandel v/h. Stumpff
& Koning, Amsterdam.
Louis STERK. Canons Modernea pour piano.
imniuiiimmiMM HiiiiiMiiiMii
DE DOLLE".
6) DOOR
J. F. DE WITT.
(Slot).
In de groote zaal hing een dichte rookdamp
en aan een paar tafeltjes zaten nog slechts
eenige leden kaart te spelen. Zoowel Terneuve
als Van Doorn waren er by. De laatste wenkte
ons met de hand een groet toe; de
verschyning van my'n vriend stralende van geluk geleek
op Terneuve te werken als die van een roode
lap voor een stier.
Wy' gingen echter nog in alle kalmte zitten
en dronken een glas champagne. Van lieverlede
werden wy, allen jonge menschen beneden de
30, wat opgewonden. Wy vertelden elkaar
allerlei geschiedenissen en, zooals het gaat
als je met een clubje by'een zit, spraken wy wel
eens luider dan strikt noodzakelijk was.
Toen kwam er iemand op het denkbeeld in
een aangrenzend vertrek te gaan, waar een
piano stond en natuurlyk was er iemand, die
de piano opende en een paar tonen aansloeg.
Onze vriend werd toen aangegrepen door den
lust om zy'n liedjes, waarmee by zy'n aanstaande
vroeger bekoord had, ook nu eens aan te heffen
en de geschiedenis van het manneke van
tachentig jaren" door een overmoedigen tenor voor
gedragen klonk door de zaal. Maar pas was
het eerste couplet ten einde of een nijdige stem
riep: Mond houden met dat gejank".
My'n vriend schrok en hield even op, en in
dat oogenblik hoorden wy een andere stem
roepen : Houd zelf je mond" 'en daarop werd
eensklaps de deur tusschen de groote zaal en
die, waar wy ons bevonden, dichtgedaan.
Wij keken elkaar aan. Iemand zei: Het
leek Terneuve's stem wel," en een ander : De
tweede was bepaald Van Doorn," maar wy
dachten verder aan de geheele geschiedenis
niet veel. Alleen Plankaert wilde, als goed
ambtenaar van het O. M., de zaak onderzoeken,
doch hy kwam terug met de boodschap, dat
wy ons vergist moesten hebben, want dat geen
der heeren er meer was.
Met hem kwamen nog eenige jongere officie
ren binnen. Deze feliciteerden onzen verloofde
nog eens en het gevolg was dat er weer meer
champagne moest aanrukken, zoodat ik met
my'n vriend eindelijk wel thuis gekomen ben,
maar ik zou niet gaarne verslag hebben gege
ven van het einde van de byeenkomst. Wie
verder leest zal het ons vergeven.
Den volgenden morgen werd ik eerst laat
wakker. Mijn hoofd was gelukkig helder en ik
lag wat rond te ky'ken in de my vreemde
kamer, zooals iemand doen kan, die zwaar
geslapen heeft. In de kamer van my'n vriend
hoorde ik stemmen en ik meende, dat als er
al weer visite was, ik my ook wel mocht gaan
kleeden. En toen eensklaps hoorde ik mijn
Algemeene Muziekhandel v/h. Stumpff
& Koning, Amsterdam.
CORNELIB VAN OosiERZEB. Quatrs Petites
Valses capricieuses pour Ie piano op. 23.
A. A. Noske, Middelburg.
KOR KÜILEB. Deux Morceaux Caract
ristiques, l Pierrot, 2 Pierrette. Op. 20.
Twee klavierstukken l Vertwy'feling, 2
Berusting op. 15. A. A. Noske, Middel
burg.
P. G. VAN ANROOÏ. Piet Hein, Hollandsche
Rhapsodie voor groot crchest. Piano
bewerking vierhandig van den componist.
A. A. Noske, Middelburg.
L. ADR. v. TETTBHODB. 24 Préludes voor
klavier op. 32. A. A. Noske, Middelburg.
JOH. WIJSMAN. Vier Clavierstücke op. 4.
John Gosewich Weimar. Valse für
Pianoforte op. 3. Praeger & Meier, Bremen.
ULFERT SCHULTS. Kinderleven, kleine Voor
drachtstukjes voor klavier. G. Alsbach
& Co, Amsterdam.
Een keur van fijne pianomuziek heeft ons
G. H. G. von Brucken Fock geschonken in
zy'n vier bundels Praeludiën in alle twaalf
groote en kleine tertstoonaarden. Men weet
niet wat meer te waardeeren; de groote ver
scheidenheid in karakter en geest van elk der
stukken of den ry'kdom in de vin ding. Er ligt
in die vier-en-twintig praeludiën een schat
van schoone gedachten opgesloten en zy zy'n
ons medegedeeld in een »klaviersatz", die wel
vaak zeer moeilyk te spelen is, doch steeds
pracht vol voor het instrument klinkt. Op bij
zonder schoone wy'ze heeft de componist zy'n
motieven bewerkt en ook het gebruik zijner
modulatiën is steeds zinrijk en ongedwongen.
In het bijzonder trokken my'n aandacht de
nummers 2, 4 met zy'n ietwat Noorsch getint
motief, 11, 13 en 14 (op pag. 5, zevende maat,
zal voor de zevende achtste noot wel een
b vergeten zy'n die ook niet onder de Errata
is opgegeven). Voorts het vurige Allegro con
fuoco in Des (No. 15) en, misschien het
glanspunt van den geheelen cyclus, de prachtvolle
Barcarolle in f klein.
Het zijn acht canons voor piano die ons de
heer Sterk in zy'n bundel ter lezing geeft.
Het talent van den heer Sterk schijnt mij
eenigszins naar het gevoelvolle over te hellen.
Het opschrift voor No. l luidt: douce, tendre,
rêveur, mais pas sentimentele; bij een ander
nummer vindt men: Tout ce petit morceau
rêveur et silencieux, later: tout Ie morceau
mezza voce, ook vindt men er een Mazourka
mélancolico. En inderdaad deze
voordrachtsteekens zijn goed gekozen, want men zou
den indruk dier stukjes met dezelfde woorden
kunnen weergeven. Er ligt over de meeste
canons een droomerig waas, dat op zeer
beminnelijke wy'ze verhult den technischen
arbeid in contrapunctisch opzicht. Trou
wens niet alleen in de beheersching van
den canonvorm doch ook in de aanwending
van allerlei harmonische finesses toont de heer
Sterk zijn meesterschap. De nummers 2, 7 en 8
zorgen voor een meer pikante
scherzandoafwiaseling. Niet geheel is de heer Sterk er
in geslaagd voor rhythmische afwisseling te
zorgen; maar, de canonvorm met zijn obligatoire
imitatie maakt dit ook wel moeilijk. De ver
schillende nummers zy'n bearbeid achtereen
volgens in den canon van de quint, de septime,
de seconde, de sext, de quart, het octaaf, de
terts en nogmaals de quint. Het werk is opge
dragen aan den heer Frans Coenen en bekroond
door de Academie Lamartine Lettres et
Beanx Arts. Pianisten van degelijk gehalte
zullen -in deze niet te moeilijke stukjes veel
genot vinden bij het doorspelen.
vriend op jammerenden toon uitroepen: O
God, dan zal ik mij zelf nooit vergeven. O,
waarom heb jelui dat gedaan, waarom heb
jelui dat toegelaten?" Ik sprong nu uit bed,
kleedde mij zoover aan, dat ik mij kon
vertopnen en was daarmee juist gereed toen my'n
vriend binnenkwam. Hy' zag doodsbleek en de
tranen stonden in zijn oogen.
Lieve hemel," riep ik uit, wat is er met
jou gebeurd. Is er iets met Ida?"
Neen, maar die goede Van Doorn ..."
Nou, vertel dan op, kerel!"
Van Doorn is gewond, zwaar hy heeft
met Terneuve geduelleerd . .."
O, drommels!"
En het erge is, dat hij het deed om my'
te sparen. Heb je nier gehoord, gisteravond,
dat roepen van mondhouien met dat gejank"
en van houd zelf je mond." De stemmen
waren toch van Terneuve en van Van Doorn.
Van Doorn heeft dadelijk gerepliceerd om Ter
neuve te dwingen zich met hem te bemoeien,
ofschoon de grofheid tegen mij bedoeld was.
Hij deed dat, omdat hij wel wist, dat ik geen
partij tegen Terneuve zou zijn en het op een
duel moest uitloopen."
Wij waren langzamerhand naar de zitkamer
gegaan en vonden daar twee der jonge offi
cieren, die ons den vorigen avond gezelschap
waren komen houden. En toen ik vroeg hoe het
eigenlijk was toegegaan, antwoordde een hunner:
De heeren Terneuve en Van Doorn hebben
dadelijk met hun vrienden de zaal verlaten en
wy' zijn op last van Van Doorn naar u toege
gaan met opdracht om jelui onder tafel te
drinken, opdat je vriend niet tusschen beiden
zou kunnen komen. De ontmoeting had plaats
in de manege en Van Doorn heeft een leely'ken
houw over den rechterschouder gekregen."
Gevaarlyk ?"
Op 't oogenblik schijnt het erg genoeg te
zy'n, maar het leelijkste is dat hij misschien
ongeschikt voor den dienst zal blyken."
En dat alles om mij," jammerde myn vriend
weder, en na wvt er gebeurd is. Begryp je niet
hoe verschrikkelijk het voor mij is?"
't Is hoogst ongelukkig, maar ik dacht dat
hij zoo'n uitstekend schermer was?"
Dat is hy ook," zei een der officieren weer,
maar Van Doorn is niet nijdig genoeg voor
een duel. Zy'n secondanten zeggen, dat hy
Terneuve al lang had kunnen raken, maar 't was
alsof hij aarzelde toe te slaan."
My'n vriend had intusschen volledig toilet
gemaakt.
Wat wil je nu gaan doen?'(
Natuurlijk eerst naar Ida en dan naar my'n
ouders gaan. En dan zal ik beproeven Van
Doorn te zien."
Ik maakte mij nu ook gereed en met ons
vieren gingen wij op weg.
Het was marktdag en druk op straat. De
Junizon wierp op alles een helder licht. De
menschen waren allen opgewekt en vroolyk.
Wagens met huiven, getrokken door zware
paarden bedekt met vliegennetten, reden
dreunend door de straten van het landstadje.
Runderen, varkens en allerlei gevogelte werden
aangevoerd. Een trompet van een kwakzalver,
die de boeren van wat kwartjes kwam
ontOok de Qnatre petites Valses Caractéristiques
van Cornelie van Oosterzee zijn niet zoo zwaar
als de opdracht aan Teresa Carreno wel zou doen
vermoeden. Alleen de laatste wals vordert een
ietwat meer ontwikkelde techniek. Maar buiten
gewoon bekoorlijk zy'n deze licht daarheen
geworpen gracieuse valsen in den echten
zwierigen koketten salonstyl van degelijk ge
halte. De eerste wals is in een
scherzandotempo in den D-dur toonaard. De tweede is
een Moderato van eenigszins weemoedigen tint
(g kl. terts), de derde is een vroolyk, dartel
G-dur en haar zou ik den prijs toekennen,
zelfs nog boven de meer pompense vierde wals
in Bes, de omvangrijkste van de vier, hoewel
het Poco piüSostenuto daarvan zeer mooi en
expressief van vinding is. Ik twijfel er niet
aan of deze walsen zullen weldra in handen
zy'n van alle eenigszins geoefende klavier
spelers en vooral speelsters. Zij verdienen het
ten volle.
Evenzeer dankbaar zijn de Deux morceaux
Caractéristiques, Pierrot et Pierrette van Kor
Kuiler, opus 20; alleraardigste, geestige muziek;
het eerste stukje overmoedig pikant, het tweede
gracieus beminnelijk. Het is jammer dat de
overigens duidelijke »Stich" van Breitkopf &
Hartel in het eerste nummer ietwat ineen ge
drongen is; dat maakt het lezen niet gemak
kelijk; in het tweede nummer staan de noten
niet zoo dicht op elkaar. Ook opus 15 «Ver
twijfeling en Berusting" van denzelfden com
ponist zy'n beter gedrukt. Deze stukjes zy'n zeer
fraai geharmoniseerd, hoewel zy' mij meer de
vrucht schijnen van contemplatie dan van
scheppingsdrang. In dat opzicht geef ik de
voorkeur aan 's componisten eerstgenoemd werk.
Toegegeven mag echter worden dat de inhoud
der beide stukjes overeenstemt met de ge
kozen titels.
Reeds meermalen heb ik met groote waar
deering geschreven over van Anrooy's
PietHein-Rhapsodie voor groot orchest. Het eerst
werd dit kostelijk opus door Hutschenruyter's
orchest uitgevoerd later; na het driedaagsch
Muziekfeest van Toonkunst, ook meermalen
door Mengelberg's orchest. Thans heeft de
ondernemende uitgeversfirma A. A. Noske te
Middelburg, in prachtigen druk van deze
Rhapsodie, een vierhandige klavierbewerking
van den componist in he<; licht gegeven. Hoe
wel uit den aard der zaak elke klavierbewer
king van een orchestcompositie moet afvallen
bij het origineel, geloof ik toch dat deze uitgave
zich vele vrienden zal verwerven; eerstens
omdat het werk zich bemind heeft weten te
maken, ten tweede omdat het arrangement zeer
goed speelbaar, niet te moeilijk en effectvol
is gezet. Zou het geen aanbeveling verdienen,
dat men ging breken met den sleur om bij een
vierhandige bewerking, den bascant en discant
ieder op een apart pagina te doen drukken ?
Me dunkt dat het in alle opzichten aan te
bevelen zou zy'n in systemen van vier balken,
dus partituursgewijze, bascant en discant onder
elkaar te plaatsen. Men heeft dan een gemak
kelijker overzicht en het komt ook bij het
instudeeren met niet geroutineerde pianisten
aan de studie ten goede. Bij werken voor twee
piano's geschiedt dit oak wel.
De 24 Préludes van L. Adr. v. Tetterode
schijnen my psn instruoti. ?e doeleinden hun
ontstaan te danken te hebben. Ik vermoed
zulks omdat de moeilijkheden zoo gering zy'n,
dat zy' zelfs door weinig geoefende pianisten
gespeeld kunnen word, i. (Slechts een paai
Préludes vorderen een iets meer ontwikkelde
techniek.) Dit in aanmerking genomen, zy'n het
allerliefste stukjes, die wel is waar niet hoog
vliegen, maar zeer goed speelbaar zy'n. De
nummers 7, 9, 11, 17, 20, 21 en 24 bevallen
mij het best. In No. 5 (zesde maat) maakt
MMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItl
lasten, zond een schetterend geluid de lucht in.
Wij konden ons haast niet voorstellen, dat
alles zoo opgewekt zyn gang ging, terwijl wy'
door zoo'n groot leed getroffen waren. En by
het verdriet over Van Doorn's verwonding
kwam het zelfverwijt. Want wat hadden wij
den vorigen avond nog op de Soos" te maken '5
Wy' hadden lang zitten lafelen, De champagne
had bij den kolonel rijkelnk gevloeid, en toch
gingen wij nog naar de sociëteit, waar wy
konden vermoeden allerlei officieren te vinden.
Het was echt jongensachtig, dom en onvoor
zichtig geweest. En nu was Van Doorn, onze
arme Dolle, het slachtoffer. Wij liepen hoogst
mistroostig voort. De jonge officieren waren
welwillend genoeg om te trachten ons eenigs
zins te troosten, maar het hielp niet veel.
Lieve hemel, als de verminking eens onher
stelbaar was, en Van Doorn het leger, zy'n
regiment, dat zy'n lust en zy'n leven was, moest
verlaten, de uniform uittrekken en een ander
in zyn plaats aan het hooid van zy'n escadron
zien, de rnan zou geen leven meer hebben.
De kolonel bleek geheel op de hoogte te zy'n
en de zaak even zooals wy overdacht te hebben
en hij spaarde ons zy'n opmerkingen niet. terwijl
Ida bleek en verschrikt t aast haar aanstaande
zat en hem liefdevol, maar toch eenigszins
verwijtend aankeek. Het was zoo'n geheel ander
tooneel dan op den vorigen dag in den zelfden
salon te zien was. Myn vriend was geheel ver
slagen. Hy' zat met saamgeknepen nanden en
schaamde zich niet voor de tranen, die in zyn
oogen opwelden. Eindelijk kreeg zelfs de kolonel
medelijden met hem.
Nou, komaan, jongen, ik moest even zeggen
wat ik dacht, maar laten wij nu zien wat er
gedaan moet worden. Ik zal met je naar Van
Doorn gaan ky'ken, en laat je vriend dan naar
je ouders gaan. Zij zullen wel niet zoo alles
weten als ik. En dan vinden wy' elkaar alle
maal hier terug. Kom, wees nou een man, de
zaak is niet meer te veranderen. Geef Iet
nu een zoen en ga dan als een kerel met mij
mee."
Ik ging dus naar de ouders van mijn vriend
bij wie ik nog een moeilyk hall uurtje had.
Maar eindelyk waren wy toch allen weder in
het huis van den kolonel. Deze en my'n vriend
brachten voorloopig vry' goede t yding mede.
Levensgevaar bestond er niet en Van Doorn
was in goede handen, want de beschermengel
der stad, de dochter van den burgemeester,
met haar hooge onschendbare voornaamheid alle
praatjes trotseerend, was zelve hem komen op
zoeken, had in zijn kamer dat weldadige, ge
zellige gebracht, dat alleen een vrouwenhand
kan aanbrengen, en had gezorgd dat hij een
uitstekende verpleger kreeg, uit een der vele
katholieke gestichten in de buurt.
Ik had ook gaarne willen gaan ky'ken", zei
Ida, maar ma wou het niet hebben".
In de gegeven omstandigheden was dit te
begrijpen. En toen werd het langzamerhand
voor de ouders van myn vriend en voor my'
ty'd te vertrekken. Wij namen in ernstige,
maar toch vry kalme stemming afscheid en
toen de trein ons weer naar het noorden bracht
kon ik mij bijna niet voorstellen, dat tusschen
den Zaterdagmiddag, waarop ik kwam, en den
het accoord c, es, as een eenigszins vreemden
indruk. Zon bis, dis, gis in die omgeving niet
beter gestaan hebben?
De vier Clavierstücke opus 4 en de Wals
op. 3 van Joh. Wijsman stellen hoogere tech
nische eischen. Eerstgenoemd opus bestaat uit
een Praludium met ingevlochten koraal in
g kl. terts; een zeer melodieus Impromptu in
Es, een Romance in Des en een Wals in A.
De andere Wals opus 3 is grooter en ook
brillanter geschreven. Zij heeft drie thema's.
Men zou haar concertwals kunnen noemen.
Het is alles goede, degelijke en ook dankbare
pianomuziek. Deze beide dnitsche uitgaven
maken niet zoo'n fraaien indruk als onze
hollandsche uitgevers gewoonlijk aan hunne
fondswerken plegen te geven.
De kleine voordrachtsstukjes van Ulfert
Schults zijn allerliefste klaviernummertjes
waarin de kleinen veel behagen zullen vinden.
Zij heeten: 1. Goed begonnen, half gewonnen.
2. In 't echemeruurtje. 3. Spelletje by' een
rondedans. 4. Popjes wiegelied. 5. Peinzend
in een stil hoekje. 6. Speeldoosje. 7. Groote
reis op het hobbelpaard. Bijzonder is mij opge
vallen de groote zorg die de componist aan
phraseeringsteekens heeft besteed.
ANT. AVERKAJIP.
MlllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIlnlIIIIIIIIIH
In het Rülöninseüi.
Het Rijksmuseum deed een aanwinst van
eenige schilderijen, die wel een bespreking
vereischen.
Eerstens werd door den heer Willink van
Bennebroek een kapitaal familiestuk van
Atraham van den Tempel geschonken. Het stuk
is goed geconserveerd en uit de laatste levens
jaren van dezen bekenden
zeventiende-eeuwschen meester, van wien het museum tot dusver
alleen enkele portretten bezat. Onder deze
laatste is vooral merkwaardig dat van Machteld
Bas, dat ten deele voltooid, den breeden aanleg
zien laat en de soliede wy'ze, waarop de oude
Hollanders tot den bouw hunner schilderyen
kwamen. Meer doorwerkt en gevoeliger van
schildering is het mooie vrouwenportret van
hem in de verzameling van der Hoop, dat voor
een werk uit v. d. Helst's besten ty'd zou
kunnen doorgaan.
In het thans aangeworven familiestuk, waar
zeven personen musiceerende worden voorge
steld, doet de meester zich als smaakvol
groepeerder kennen en schroomt hij niet, tot
een weelderige kleurigheid te geraken, die
met vermijding van alle bontheid het oog zeer
aangenaam aandoet. Maar het meest treft
ons het nooit falende meesterschap, waarmede
elk onderdeel zoo knaphandig geschilderd is.
Gezichten en handen, draperieën en instru
menten, alles is met even gemakkelijke zeker
heid uit het penseel gevloeid. En toch... is
dit het juist wat onze bewondering maar tot
een beperkte hoogte kan opvoeren.
Als we gekomen zy'n aan de grens, waar
kunstvaardigheid in het nabootsen van het uiter
lijke der dingen ophoudt en het doordringen in
het wezen begint, daar waar de werkman ein
digt en de kunstenaar aanvangt, dan wacht
hier onze te hoog gestegen waardeering een
ontgoocheling, als we te vergeefs zoeken naar
liefde en toewyding van den maker voor hetgeen
hij weergaf.
Eerder dan in dit werk een ontboezeming
te zien, lykt het ons toe of de meester zijn
enorme vakkennis dienstbaar heeft gemaakt aan
de gangbare meeningen en heerschende schoon
heidsbegrippen en zou dit werk als afspiegeling
van den smaak en de kunstbeschaving dier
dagen kunnen gelden.
MlltlllllllllllfUIINMIIIIIMIIIIMIIIHIUUIHHIHIUIIIIM
Maandag, waarop ik vertrok, zich zooveel had
afgespeeld.
Uit nog n brief van mijn vriend moet ik
iets overschrijven:
Beste kerel, begon hy' weer.
Nu wil ik je nog eenmaal schryven voor ik
het jonggezellen leven verlaat. Nog een week
en dan hoop ik de gelukkigste aller menschen
te zyn en my'n lieve vrouw in myn woning te
voeren.
Ik heb hier in den Haag nu een aardig
beaedenwoninkje in een van de nieuwe buurten
gehuurd, wel niet zoo heel dicht by de rechtbank,
maar wat loopen zal mij geen kwaad doen.
Je begrijpt, dat een huis aan den Vyverberg er
niet aanzit. Ons tehuis bevat twee verdiepingen,
een heelen grooten kelder, die tegelyk voor
zolder dienst moet doen, en een vrij aardig
tuintje. Als ik er met Ida ga kijken, denk ik
altijd aan David Copperfield, ofschoon Ida veel
degelijker is dan Dora. Ik bedoel eigenlijk
ook maar dat het zoo verrukkelijk belangwek
kend is zijn eigen tehuis te gaan inrichten.
Het is nu op de gordijnen na gereed, zoodat
wij, van onze huwlijksreis komende, een compleet
home vinden. Dat schoonvader hier nu ook ge
plaatst werd, is een gelukje uit duizend, ofschoon
de man zelf het eigenlijk geen echte
garnizoecsstad vindt. Er zijn veel te veel burgers. Ik
geloof dat het hem wel wat piqueert, dat hier
zooveel generaals zijn dat je naar zoo'n kolonel
eigenlijk niet meer omkijkt. En je begrijpt wat
dan een substituut-griffier is. Maar hoe minder
ik met mijn engel in het oog val, hoe beter.
Ik wou dat ons huisje op de heide stond.
En nu moet ik je nog wat vertellen van
onzen ouden vriend, den Dolle. Wel, die is
geëngageerd met de dochter van den burge
meester van de vroegere plaats onzer inwoning.
Ja, dat zij, toen hij zoo ongelukkig gewond is,
zoo voor hem gezorgd heeft, schijnt hem zoo
getroffen te hebben dat hij nog verliefd gewor
den is. Nu moeilijk was dat niet, want zy is
voorzeker nog mooier en eleganter dan Ida.
Ik weet niet hoe ik het zal uitdrukken, maar
vreemd, ik zou het niets gek hebben gevonden als
zij nooit getrouwd was. Zy' had zoo iets bijzon
ders, dat ik mij b.v. moeilyk zou kunnen v
oorJ stellen, dat zy zich door een man liet kussen.
j En nu moet zij met Van Doorn toch heel
gej lukkig zijn en net zoo goed aan zijn arm hangen
j als Iet het bij mij doet. Ja, van dien arm van Van
| Doorn is het ongelukkig ; die is niet weer in
[ orde gekomen en hij heeft zy'n ontslag uit den
! dienst moeten aanvragen. Arme kerel, als ik
j erom denk, wat dat hem gekost moet hebben,
l geraak ik nog heelemaal van streek. Hij heeft
! mij willen overtuigen, dat hy het zoo erg niet
1 vind; maar toen ik hem laatst zag in politiek
kijkende naar voorbytrekkende huzaren, ging
mij een steek door het hart bij het bemerken
hoe een sehnsucht er uit zy'n oogen sprak. Hy
wil nu. ook naar een burgemeestersplaats
solliciteeren, en zich dan met zy'n vrouw op een
mooi buiten vestigen.
l Kan jij je voorstellen dat het nog geen vol
jaar geleden is, dat hij gewond werd ?
i En nu is het pakje brieven van my'n vriend
Het stuk hangt in het kabinet aan de rech
terzijde der eeregallery, waar men het van
leven tintelend portret Van Hals met zy'ne vrouw
vindt en het loonend eens even op dit laatste
te zien, als men v. d. Tempel's werk bekeken
heeft. Is het niet of men uit een cahier met
schoonBchrift plotseling op een mooie sympa
thieke hand van schrijven kijkt ?
Maar niettemin mogen we dit familiestuk
om zy'n zeer respectabele technische eigen
schappen, die toch alty'd onze bewonderirg
bly'ven verdienen, als een welkom gescheck
begroeten.
In een der kabinetten aan de overzijde der
eeregalerij vinden we een stuk van groote
afmetingen De Ongeloovigheid van Thomas'1
voorstellende, een schenking van de Oud
Bisschoppely'ke Clerezy te Utrecht. Dit werk van
Wouter Pietersz Crabeth b geschilderd geheel
onder den invloed der Italiaansche meesters,
zóó, dat het Hollandsche karakter nagenoeg
totaal er uit verdwenen ie. Zonder zy'n naam
oneer aan te doen, verhoogt het toch niet den
roem door zy'n grootvader, den onvolprezen
glasschilder, daaraan gegeven. Liever wijzen wy
nog op den aankoop op de auctie van het
tweede gedeelte der verzameling Raedt van
Oldenbarnevelt.
Wat mij toen het meest begeerly'ke
schildery'tje van de geheele collectie toescheen is door
het Ryk aangekocht n.l. een klein paneeltje
van Arent Arentzen, gezegd Cabel, dat geheel
aansluit by de pendanten van dezen vroegen
meester, die de Zielenvisschery van v. d. Venne
flankeeren.
't Is iets minder levendig van compositie en
het lykt ietwat meer afgesleten dan deze beide,
maar daar tegenover staat, dat het in het geheel
niet bijgeschilderd is en ons zoodoende juister
de oorspronkelijke bedoelingen van den meester
zien laat. Ook hier weer het mooie begrip van
de wijde strekking in het Hollandsche land
schap. Voorop een jager achter zyn rietmat,
bedaard, als alles in dien rustigen tijd, zyn
enorm vuurroer aanleggend op een reiger, die
geduldig staat te wachten om geschoten te
worden. Op de rivier daarachter bedrijvigheid
van visschers en zeilende schepen en daarboven
een lucht zoo heerlijk ruim en fijn, een ver,
strak wolkengordyn ten halve weggedrongen
door het met zachten drang doorbrekende licht.
Juist de lucht, die hier zoo zeldzaam mooi is,
lykt mij op de beide stukjes, die het museum
reeds bezat door overschildering totaal bedorven
te zijn. 't Is daar een lucht van denzelfden
bouw, een zelfde moment van opklaring en het
vermoeden is dus gewettigd, dat hier veel ver
loren is gegaan.
Jammtr, dat het nieuwe stukje wat hoog
hangt (vóórzaaltje naast de Staalmeesters); 't is
wel een schilderytje, dat op de hand bekeken
wil zijp, waarin men zich door diepere be
schouwing verlustigen kan.
De spaarzaam vertegenwoordigde
vroeg-zeventiende-eeuwsche kunst is door dit naïve, argelooze
werk van dien voorlooper der latere groote
landschapschilders zeer gelukkig aangevuld.
Er naast hangt nog een stukje van Pieter
Jansz. van As op dezelfde veiling aangekccht.
De groenig- gry'ze tint en de behandeling doen
wel aan Van Gooyen denken, maar nader be
keken heeft dit geknutselde paneeltje toch
\<einig met het werk van dien groote gemeen.
We nemen dit onbeduidende stukje echter
gaarne op den koop toe, waar het Rijk de hand
legde op een werk als dat van Atent Arentzen.
voor welke keuze wy niet anders dan erken
telijk kunnen zy'n.
J. W. N.
tot een paar teruggebracht, die ik niet meer
openen zal. Wat er in staat is mij maar al te
goed bekend. Toen wij zoo dicht by elkaar
woonden, schreven wy elkaar niet zoo vaak meer.
Ik nam eerder een retourtje om zijn jong geluk
te aanschouwen Ach, arme, het is wreed
verstoord. Eerst is zijn goede moeder overleden,
maar zij ging in vrede, omdat zy' haar eerste
kleinkind in het leven verwelkomd had. En
toen Ida voor de tweede maal moeder moest
worden, werd voor het eene leven het andere
genomen. Het mooie jonge vrouwtje heetthaar
tweede kindje nooit aanschouwd. En toen dat
kindje geen moederarm vond om in te rusten,
toen heeft het zieltje ook deze aarde te koud
gevonden en is naar zy'n oorsprong teruggegaan.
O ! die smartkreet in dien b riet van mijn
vriend, die begon met: Ik kim niet meer
leven.'' Hoe dikwyls heb ik die regels, waaruit
meer leed sprak dan een mensch kan dragen,
destyds overgelezen. En het is hem te zwaar
geweest. Hy' ia in een korte spanne ty'ds van
verdriet weggeteerd. Eens zei hy' mij nog, toen
ik by hem was, en by als een schim van wat
hy' vroeger was tegenover mij zat: Ik weet
dat ik my tegen my'n verdriet moet verzetten,
maar my'n verlangen om mijn vrouw te volgen
is sterker dan mijn plichtsbesef om voor het
kind, dat my rest, te blyven leven. Ik heb
gestreden, maar ik kan niet meer." En kort
daarna is hy heengegaan van ons en heb ik
den besten vriend van my'n jeugd naar zy'n
laatste rustplaats gebracht.
En het ouderlooze kleine meisje ?
Wel, de kolonel en zy'n vrouw waren ook de
ouden niet meer. Ida's moeder was de persoon
niet meer om de zorg voor haar kleindoch
tertje op zich te r, e men. De broers en zusters
waren verspreid en hadden eigen belangen.
Toen heeft er, na de begrafenis van my'n
vriend, een ernstig onderhoud plaats gehad
tusschen den kolonel en zijn vrouw en bur
gemeester Van Doorn en diens ade, en het
resultaat was, dat de kleine Ida, met haar
gezichtje tegen de roode knevels van den oud
ritmeester geleund, op zy'n arm is meegedragen
in het rijtuig, dat het echtpaar naar den trein
zou brengen, waarmee zy' hun woonplaats in
de onmiddellyke nabyheid van den Haag zon
den bereiken.
De Dolle heeft het meiske als zy'n eigen
kind aangenomen en zy'n vrouw is een zorg
zame moeder voor het weesje.
De jaren zy'n voorbygegaan en burgemeester
Van Doorn is een man van gewicht geworden.
Kleine Ida is reeds een flinke meid van een
jaar of tien. En toen de ty'd den schaduw van
het leed lichter had doen worden, heb ik Van
Doorn, by' een herinnering aan al het goeds
door hem verricht, eens verteld hoe hy by ODS
onder den naam van den dollen ritmeester"
te boek had gestaan.
Zy'n vrouw werd ernstig boos, want zy
verafgoodt hem, zooals zoovelen doen, maar hy'
lachte en zei alleen: Dan vertrouw ik dat
hier de Vox Populi" niet de Vox Dei" zal
zijn."