De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 20 juli pagina 4

20 juli 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1308 Waterland. De beer O. van Zaggelaar, hoofd eener bg?ondere school te Rtnsdorp, heeft onlanga onder den titel: «Blikken in het verleden van Waterland" een werk doen verschijnen, dat in meer dan een opzicht de aandacht verdient. Vond, in de 17e en 18 a eeuw, iedere stad, iedere landstreek haar historieschrijver, warden hunne boekea niet slechts veel gekocht maar ook veel gelezen, in den tegenwoordigen tjjd wor den dergelijke werken maar uiterst zelden uit gegeven. Dat er ondertnsschen voor zulk een uitgaaf wel belangstelling is te vinden, dit is door den heer Van Zaggelaar bewezen, daar hij, de zaak voor eigen rekening ondernemend, een voldoend aantal inteekenaren wist te ver werven, om haar tot stand te kunnen brengen. De grenzen van Waterland worden verschil lend getrokken. Da heer Van Zaggelaar gaat niet verder dan het eigenlijke Waterland, dat Ruudorp, Zniderwonde, Zanderdorp, Schel lingwonde, Broek en Landsmeer omvat. Het eerste hoofdstuk verklaart de afleiding der Waterlandsche eigennamen, waarbij menig lezer heel wat zal vernemen, wat h\j nog niet wist. De zwaan, die in de wapens van alle Waterlandsche dorpen voorkomt, wordt in het tweede hoo'fdstnk besproken, waarbjj de schrij ver gelegenheid vindt, eenige zeer fraaie verzen nit vondels «Ondergang der eerste Waerelt" in te lasachen. De volgende hoofdstukken geven de ge schiedenis van Waterland, beginnend met de 13e eeuw tot de 16a eeuw toe. In het achtste hoofdstuk wordt de zoo belangrijke toren van Runsdorp behandeld, van welk gedenkteeken verscheidene meerendeels goedgeslaagde afbeel dingen worden gegeven. Het karakter der Waterlanders vormt het onderwerp van het negende hoofdstuk, waaraan zich beschouwingen over handel en zeevaart, in de 16 3 eeuw een bron van welvaart voor de streek, aansluiten. Zeer uitvoerig is de schrijver over den worstelstryd tegen Spanje, waaraan de Water landers zoo roemrijk deelgenomen hebben. Het twintigste hoofdstuk is gewijd aan de kerk te Broek, die in den Spaanschen tijd verwoest, later prachtig werd herbouwd. Hier aan knoopt de schrijver vast eenige mededeelingen omtrent Waterland's lotgevallen tnsschen 1579 en 1643, den regeeringsvorm in dien tijd, en de wijze, waarop de regeeringspersonen gekozen werden. De tweede helft der 17e eeuw en de eerste der 183 waren voor Waterland tg den van voorspoed, waarvan vooral Broek nog lang de bewijzen kon toonen. De kerken en torens in Waterland worden in het zes en twintigste hoofdstuk behandeld, waarna de schrijver overgaat tot het bespreken van wat in 1672 voorviel, toen de streek door de Franschen werd bedreigd. De studie der archieven heeft in het by zonder wat de 18a eeuw betreft, een ry'ke oogst ge leverd. En zoo geven dan de laatste hoofd stukken ons een zeer duidelijk beeld van Waterland in die eeuw en gedurende den Franschen ty'd. Met den watersnood van 1825 wordt het werk besloten. Uit deze opgaaf van den inhoud blijkt, dat het werk veel belangwekkends bevat. De wijze, waarop de heer Van Zaggelaar zy'n stof be handeld heeft mag populair in den goeden zin des woords genoemd worden. HU heeft den rechten toon aangeslagen, en, ofschoon hij van zijn geloofsovertuiging nergens een geheim maakt, toch alles weten te vermijden, wat andersdenkenden zou kunnen kwetsen. Het onderzoek der archieven heeft ook materiaal opgeleverd, dat voor den beoefenaar der oudheidkundige wetenschap van waarde is. Ik hoop, dat deze regelen er iets toe mogen bijdragen, om ook buiten Waterland de aan dacht pp dit werk te vestigen. Ea niet minder hoop ik, dat het voorbeeld door den heer Van Zeggelaar gegeven, tot navolging moge opwekken. De schrijver is Galderschman van geboorte, en woont nog slechts een jaar of v\jf te Rans el orp. Hq levert dus het bewijs, dat men niet in een streek van ouder tot ouder te huia behoeft te zijn, om voor haar verleden liefde en belangstelling te gevoelen. A. W. WEISSMAN. Het Z.-A. Müsenm. De verzameling is nog niet groot, wij missen er nog zooveel, vooral zaken van den Oranje Vry'sta»t; maar de kern voor een Z.-A. Museum is toch reeds aanwezig en die kern is al uiterst belangrijk. Diegenen die de Parysche tentoonstelling in 1900 bezocht hebben, zullen er bijna de geheele Transvaalsche inzending terugvinden. Die inzending is het allereerste begin en eigen lijk de aanleiding tot dit museum geweest. De geschiedenis is bekend. Men was bevreesd dat deze kostbare verzameling zou verloren g «in. Er waren liefhebbers in overvloed. Hooge prijzen werden er voor verschillende voorwerpen geboden. Maar de vertegenwoordigers der Tranvaalsche regeering zouden noode gezien hebben dat de verzameling hier en daar verstoof. Ten slotte geraakte de geheele inzending in handen van den heer Hidde Nylani, die zich verbond, indien eenmaal de oorlog voorbij zou zyn en de beide republieken vry waren, alles ter beschikking te stellen van de Transvaalsche regeering. Dit begin van een verzameling werd langzamerhand aangevuld: o. m. met verschil lende portretten, zooals die van pres. Eruger en de leden van het buitengewoon gezantschap der Z.-A.-R. en van de O. Y.-S.; met geschenken aan de voormannen der Boeren, waarvoor in Europeesche landen geld bijeen was gebracht, zoo b. v. de veel besproken en veel geroemde bratina" een geschenk voor generaal Cronj waarvoor 70.000 Russen hun penning hebben geofferd; het eerezwaard voor gen. Ckristiaan de Wet, een hulde der Franschen enz. enz.; met kaffercuriositeiten en voorwerpen door de krijgsgevangenen vervaardigd; met boeken, plaatwerken, dag- en w eekbladenen historische dokumenten aan het Museum in bruikleen afge staan of gegeven of wel door den heer Hidde Nyland aangekocht. Kortom van alle zy'den ge voed, werd de verzameling zeer belangrijk Maar hoe zeer ook een bezoek volkomen waard, om dat men zich er beter dan door alle geschrif ten een denkbeeld van Z.-A., zyn economische en cultuur-historische toestanden kan vormen; toch is en bly'ft het Z.-A. museum nog slechts een kern van hetgeen het eenmaal belooft te wezen en moet zyn. O,wal in de wereld zijn nog in handen van particulieren stukken en voorwerpen, die voor de geschiedenis van Z.-A. van onschatbare waarde zyn: brieven van bekende mannen, gedrukte stukken, platen, medaljes en penningen, curiositeiten, vlaggen enz. enz. Al die zaken moeten een plaats erlangen in dit museum. Zij behooren daar en niet bij particulieren, waar ze wellicht verloren gaan en waar het wereldpubliek ze niet zoekt. Het zou daarom zoo wenschelytt zya dat zic'i overal, in alle landen van de wereld inrloelryke kommissies vormdan on dergelijke voor werpen en stukken op te sparen, in ontvangst te nemen en desnoods aan te koopan. Nog te veel van historische waarde is hier en daar verspreid, vooral in ons land. In elke provincie zon zulk een kommissie kunnen worden saamgesteld; indien noodtg zouden er in soinnige provincies twea, drie kommissies kannen werkzaam z'y'n. Maar dan moet men vlug wezen en niet het gety laten verloopan. Da belangstelling in Z.-A. zaken zal luwen, kan tenminste niet altijd op zulk een hoogte punt blijven Men behoeft niet te vreezen dat er geen arbeid voor deze kommissies zal zyn. Er mist nog zooveel. Er is geen enkele vol ledige legger van eea dar Transvaalsche, Vrystaatsche of koloniale blaien; er is geen enkel stuk van BDerenzyde in dan O.-V.-S. of de Z -A -R. verschenen nadat alle verkeer met de buitenwereld afgesneden was, er is by'na geen enkel merkwaardig handschrift, er is geen verzameling Vrystaatsche en Trans vaalsche postzegels, plakzegels en bankbiljetten, er ontbreken nog een massa fotografisën,zelfs van die welke algemeen bekend zijn. Nergens vindt men een volledige, verzaneling gegevens van hetgeen de volken der aarde gedaan hebben voor de Boeren. Msn ziet het, het terrein is uitgebreid genoeg om te bewerken; maar dan moet ook krachtig de hand aan den ploeg wor den geslagen. Man doet dat voor het Boarenvolk, man staat aan de Afrikaners alles af, niet aan den heer Hidda Ny'land of aan Dordrecht; want nmaal gaat dit alles terug naar Z.-A. Alles wat Europa en Amerika aan merkwaardigs voor de Z.-A. historie bezitten, wordt hier slechts opgeslagen. Laten dus geen andere overwegingen iemand weerhouden. Als Holland met een flink comitévan mannen uit den politieken strijd voor de Boeren bekend, voorgaat: zal het niet moeilijk vallen ook in andere landen zulka kommissies te vormen. Z.-A. zal straks wel helpen, als het tot rust is gekomen. Maar dan ligt ook op den heer Hidde Nyland een andere plicht. Met hoeveel toewijding en duidelyke sympathie alles ook geplaatst en geregeld is, toch dient er maer orda gebracht in den chaos. Ik twijfel er niet aan of die orde zal komen. Alles is mat zulk een overijling geplaatst en gecatalogiseerd, dat de somwijlen ondoelmatige verspreiding te vergeven niet al leen, maar ook te begrijpen is. Ik ben ervan overtuigd dat de heer Hidde Nyland het oordeel van Z.-A. vakmenschen voor de regeling vraagt en aanvaardt; maar zou het niet uiterst wenschelyk wezen, dat hy zich geregeld ter zy'de liet staan door Z.-A. vakmenschen en met hen ean soort van Raad van Beheer vormde? Er zullen genoeg personen te vinden zyn die een wydklinkenden naam als Z.-A. specialiteit hebben en die gaarne hun krachten aan deze mooie en dankbare taak zullen willen wy'den. Personen met langdurige Z.-A. onder vinding en bekenden werklust, die zulke baantjes niet als een sinecure opnemen, zyn in ons land geen zeldzaamheid. Om slechts twee namen te noemen: Prof. Mansvelt en G. A. A. Middelberg. Zulke personen zouden zeker sterk ont raden hebben de voorzaal te behangen met papieren plakkaat]es met de namen van be kende Afrikaansche aanvoerders; plakkaatjes in den vorm der achildjes waarop men in een restauratie ziet vermeld dat er erwtensoep of een ander gerecht te kry'gen is. Zy zouden ontralen hebben tusschen namen als die van de Wet en de la Rey de naam te plaatsen van een volkomen onbekenden krijgsgevangene of gesneuvelde. Zy zouden ontraden hebben den persoon balast met de uitlegging in de voortrekkerswoning, het onwetende publiek te laten wy's maken dat de welgestelde Boeren op het platteland, toen de oorlog uitbrak, allen nog in zulke huizen verbleven. Maar wat den heer Nyland vooral op het hart zou worden gedrukt, zou zyn het toezicht te verscherpen; want dit is in n woord treurig. Het zou hier niemand zeker niet moeielyk vallen iets te ontvreemden teneinde het bewy's te leveren dat deze schatten niet zorgvuldig genoeg bewaakt worden. Dordrecht, 16 Juli '02. FBEDEBIK ROMPEL. Het Reglement op de dmïwerïenin Nel-Mie. Onder bovenstaanden titel heeft de heer D. A. Hooyer, boekhandelaar en uitgever te Bataria, 'n vlugschrift)e doen verschijnen, overgedrukt uit het Nieuwsblad voor den Boekhandel van 17 Juni 1.1. Het doel van den heer Hooyer is blykbaar: er op te wijzen, dat genoemd regle ment, in Indiëveelal het gewrocht der duister nis" geheeten, noodzakelijk herziening behoeft. De schryver beroept zich op eenige uitspraken te dien opzichte van rechtskundigen en brengt terloops 'n paar persvervolgingen te berde, waarby de bepalingen van het beruchte Indische drukpersreglement zeer willekeurig zyn toege past. Aan 't slot slaakt hy' de volgende ver zuchting ; Men verblijdde zich hier met een doode musch. Niettegenstaande door de Tweede Kamer der Staten-Generaal in 1857 is uitgemaakt »dat het Reglement op de Drukwerken in Neder landsen-Indiëeene herziening behoort te onder gaan" bestaat hierop in 19u2 nog even weinig uitzicht als op de droogmaking der Zuiderzee. Nog altijd, evenals in 1847, is het niet aan elk veroorloofd om zijne gedachten en gevoe lens, door de drukpers ah een doelmatig middel tot uitbreiding van kennis en voortgang van verlichting te openbaren"! En dat in een Nederlandsche Kolonie 11" De heer Hooyer heeft dubbel en dwars gelijk. Terecht is het drukpersreglement herhaaldelijk gebrandmerkt als een schandelijk stuk van wetgeving". Maar jammer is het, dat de auteur zich beeft bepaald tot referentenwerk en niet ook zélf getracht heeft de rotheid van dat ge wrocht der duisternis te doen passez-moi Ie mot opstinken. Vooral nu in de laatste jaren dat vod zooveel slachtoffers heeft gemaakt en de Indische jurisprudentie in dat opzicht zich gekenmerkt heeft door veel tegenstrijdige, er gerlijke en... vermakelijke uitspraken, bestond en bestaat er gereede aanleiding tot 'n derge lijke poging. Kan reeds in 't algemeen gezegd worden, dat de rechterlijke censoren in de Oost niet mogen roemen op het vertrouwen van het publiek zoodra het persvervolgingen geldt, bereidt 'a ieder daar te lande zich voor op alle mogelyke en ,onmogelijke" uitspraken. Het samenstel van de bepalingen in het drukpersreglement en alwat daarmede in be trekking staat is zóó vreemd, zóó zonderling en zóó wrak, dat het de deur openlaat tot de meest willekeurige uitleggingen en toepassingen van elk desbetreffend wetsartikel. Ik zal hier onder trachten, daarvan in den breede 'n idee te geven. Het beruchte drukpersreglement werd uitge vaardigd by Staatsblad 1856 No. 74. Te dien ty'de was nog het oud-Hollandse h en Romeinsch recht van kracht. Het gezag van dit recht werd afgeschaft pp het tijdstip der invoering van het thans vigeerend Wetboek van Straf recht voor Nederlandsch-Indië(l Januari 1867). Daarop werd evenwel 'uitdrukkelijk 'n uitzon dering gemaakt door artikel 6 van de desbe treffende Orergaagsbepalingen, waarin vermeld staat, dat ten aanzien van drukpersdelicten de bestaande voorschriften gelden tot nadere voor ziening. Die bestaande voorschriften" nu openen 'teerste deurtje tot willekeurige wetsuitlegging. Er is in de Indische juristery' recht gesproken naar de uitlegging, dat die bestaande voorschriften niets anders kunnen zyn dan de voorschriften, die bestonden ten ty'de dat het drukparsreglement door den diepdenkenden wet gever werd ontworpen en ineengezet, dat is dus het oud-Hollandsch en Romeinsch recht. De wetgever, zoo meenen die uitleggers my'ns inziens met grond kan toch nooit bedoeld hebben te anticipeeren op eenige toekomstige wetgeving, tenzij zulks in de vigeerende speciaal wordt vermeld. Dat is party' No. 1. Er is in de Indische juristerij echter ook recht gesproken naar de uitlegging, dat meergenoemde be staande voorschriften" niet mogen worden opgevat als te zyn het oud-Hollandsch en Romeinsch recht, althans van het tijdstip af dat het gezag van dit recht werd afgeschaft, d. i. van l Januari 1867 af. Ergo: van de afkondiging van Staatsblad 1856 No. 74 af tot 1867 toepassing van het oud-Hollandsch en Romeinsch recht, en ni dien toepassing van het nieuwe nieuw in 1867, wel te verstaan! Wetboek van Strafrecht voor Nederlandsch-Indië. De wetgever, zoo meent deze party, party No. 2, is zoo'n superieur wezen, dat z'n denksels van heden zich opperbest kunnen aanpassen ain toestanden van 't verste verschiet. Maar zie, er is nog 'n party', party No. 3. Deze bestaat uit rechtspreken, die, beide bovenomschreven uitleggingen ken nende, uit philosophische overwegingen de leer huldigen, dat het bewandelen van het middel pad" de meest juiste rechtspraak waarborgt. Daze censoren menageeren geit en kool. Gelezen enz., gelet op enz., gehoord enz., gezien enz., overwegende enz. concludeer ik, dat er, in zake drukpersdelicten in Indië, drie soorten van rechtspraak bestaan: die der Romeinen, die der modernen, en die der combinatoren. Is 't wonder, dat het Indische publiek by drukpersdelicten niet zelden weddenschappen ten aanzien van de rechterlijke uitspraak aan gaat? Dat beklaagden, die ter eerste instantie veroordeeld zyn, zich nooit by dat vonnis neer leggen en altijd in hooger beroep gaan? Dat zoo'n perszaakje" daardoor altyd hél lang duurt, dikwyis veel langer dan rechtsvervolgingen van meer gewicht? Dat men door 'n rechterlyk college kan worden ontslagen van alle rechtsvervolging, maar door 'n ander col lege voor hetzelfde fait kan worden gestraft met de zwaarste straf? Voegt men by de wisselvalligheid der inter pretatie van het drukpersreglement de volgende feiten: dat rechtere ieaar menscben zyn, die dus sympathieën en antipathieën hebben; dat de Europeesche maatschappij in Indiëheel klein is, zoodat daar iedereen met iedereen in aan raking komt en der?ir'ilve die sympathieën en antipathieën zich sterker doen gelden dan in 'n grootere maatschappij dan kan men nagaan, hoeveel gemeens en slechts dat .gewrocht der duisternis" daar te land* brouwt. Er is meer. In Indiëzyn veel dingen mogelijk, die in 'n welgeordend land onbestaanbaar zyn. Zoo is een der redakteurs daar 'n ongerehabiliteerde koopman, die op 'n goeden dag z'n lezers vermaakte met 'n hoofdartikel, waarin hy be weerde, dat hy ongerehabiliteerd was gebleven, omdat hy ... de adressen van z'n crediteuren niet wist. 'n Spotvogel schreef daarop, dat hy' dien redakteur benijdde, daar gewone sterre lingen weieens de adressen van hun debiteuren niet weten uit te vinden, maar de crediteuren daarentegen herhaaldelijk vanzelf opdagen. Welnu, dezelfde dagbladleider, die, ofschoon niet eens het vertrouwen van z'n schuldeischers genietende, zich heeft durven opwerpen 'als voorlichter en zedenmeester van het publiek, dezelfde failliet staat bekend als degene, die van alle Indiërs het meest z'n toevlucht neemt tot het gewrocht der duisternis." 'n Persman, die grasduint in persvervolgingen l Nog meer is er in Indiëmogelijk. Een der bezoldigde mede werkers van het blad, waarvan bedoelde persman redakteur en tevens gevolmachtigde van de eigenares is, is... 'n ambtenaar van het Open baar Ministerie. Deze medewerker maakt voor z'n partikulieren principaal uittreksels uit het Indisch Weekblad vanhet Recht. De combinatie is schitterend: voorgelicht en gesteund door z'n loontrekkenden dienaar, vangt de redakteur z'n collega's, die hem hinderlijk zyn en blyft hijzelf buiten 't bereik van het gewrocht der duisternis. Waar hy geen aanklacht heeft te vreezen en dus geen rekening met de wet behoeft te houden, betoont hij zich zeer gul in 't uitbraken van lastertaal en beleedigingen. Zoo noemde hy' eens Lord Kitchener 'n lykenschender" en 'n Duitschen prins 'n kwajongen." Terwy'l ik dit schrijf, komt me 't volgende entrefilet uit het Bataviaasch Nieuwsblad van 6 Juni 1.1. onder de oogen: Zwaar gestraft is de lieer K. Wijhrands, redacteur van het Nieuws va/i de.it. Dag, voor de zaak die onze lezers kennen, een opmerking welke hij zich als redacteur vau de Sumatra-Post veroorloofde tegen den assistent-resident van Medan, A. J. Ch. de Neve, thans resident van Bonieo's Westkust. Door het Hooggerechtshof werd hij, wegens het misdrijf van laster, tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld en de kosten van het geding, in dit geval, want de getuigen moesten uit Medan naar Batavia en terug, een anderhalfduizend gitldeu. Het Hooggerechtshof ging conform den eisch van den officier van Justitie, nadat de raad van Justitie n maand genoeg had geoordeeld. Wij gelooven dat hier alle aanleiding bestaat voor den Gouverneur-Generaal om gebruik te maken van het recht van gratie, indien niet tot algeheele ont heffing dan toch tot aanzienlijke vermindering der straf, waarbij het ons voorkomt dat de hooge kosten welke iiet geding voor dea veroordeelde met zich sleept, een punt van ernstige overweging dienen uit te maken. En het L jammer dat wij hier geen bond vau journalisten hebbeu om ten deze op te treden voor een collega die het zoo hard te verant woorden krijgt ter zake van een fout welke zoo begrijpelijk is, de omstandigheden van het courantenbedrijf in aanmerking genomen, de drukte, de haast waarin wij, courantcnsehrijvera, moeten werken zonder tijd tot polijsten en angstvallig wikken en wegen der wet. Een journalistenkring zou hier zeker aanleiding vinden minstens om een verzoek tot kwijtschelding van straf of, indien daartoe geen termen bestaan, vau aanzienlijke vermindering, te steunen. De heer K. Wybrands is een van de weinigen in Indië, die onbewimpeld voor hun meening durven uit te komen en daarom onder het kleine Indische publiek natuurlek veel vijanden tellen. Dat hy vroeg of laat 'n slachtoffer van 't drukpensreglement zo ft worden, was te voorzien. Hem staat geen rechtskundige ten dienste, die hem onderricht geeft in de kunst van l'arrangement des phrases" zóó dat hy buiten 't be reik der wet blijft. En aanklachten tegen hem vinden een williger oor dan die van hem. Dan de kosten van het geding, waarvan ook in bovenstaand entrefilet gewag is gemaakt l Is de beklaagde geen persona grata, dan loopt hy de kans, dat zonder de minste noodiaak uit alle oorden van den Archipel getuigen worden opgeroepen. Daartoe heeft 'n ambtenaar van het Openbaar Ministerie wettelijk de onbeperkte bevoegdheid. Zoo is het eens gebeurd, dat iemand, die wegens beleediging werd veroor deeld tot de minimumboete van /10 , tevens ongeveer 60, zegge zestig maal meer aan kosten van liet geding had te betalen! Instede van ?10.?kostte het grapje hem dus ongeveer ?610.?! Het behoeft geen betoog, dat de wet, die dergely'ke enormiteiten mogelijk maakt, even ver van het recht af staat als de hel van den hemel. Er is veel rots in Indië, en een der stinkendste rottigheden is het drukpersreglement met z'n nasleep. Drie dingen staan te dezen opzichte vast: 1°. het drukpersreglement eischt dringend herziening; 2°. het wetsartikel, waarby bepaald is, dat de ambtenaar van het Openbaar Ministerie naar z'n bon plaisir" getuigen kan op roepen, dient herzien te worden; 3°. er moet 'n wetsartikel bestaan, dat den rechterly'ken ambtenaar ten strengste verbiedt medewerking aan dagbladen te verleenen. Versailles, 5 Juli '02. SASTBO PBAWIBO. HELENE LAPIDOTH?SWABTH. Ernst. (P. N. v. Kampen & Zoon, Amsterdam). Als op het titelblad van dezen bundel niet den naam van de schrijfster stond, zou nie mand my wys hebben gemaakt, dat onze eerste dichteres zooiets had durven uitgeven. Het is dan ook haast ongeloofely'k. Een verzameling onbenullige, vervelende novelletjes, waar een duffe lucht van verouderde, te-langgelegen sentimenten u uit tegenstaat, geschre ven in een horribelen styl, welke aan dien van een heel jong, middelmatig-aangelegd kostschool-meisje doet denken. Er komen mooie mannen met tmagnetischen blik" in voor, die bakvischjes van 14 jaar, die »ow zoentjes vragen" kussen tot zy .... dood zyn, zooals in tjèlé". Vrouwtjes, die hun baby verliezen *als prooi aan het Noodlot toe te werpen", en dan last hebben van menschen *peperstrooiend op hun wonden", tot eindelijk een ... kindje ?, neen, het staat er, »weer een kleine paradijs vogel" by haar komt »rusten van zynhemelreis(.i), zooals in tErnestine". Ook nog een vrouw, die »aan een onwaardige geketend" is, en nu op het punt is, na alweer zoo'n ^magnetische blik" zich aan een ander, dien zy liefheeft, te geven, maar, als zy haar trouwring al heeft afgedaan zegt op eens haar kindje tma u ver liest uw ring" en de moeder blyft fatsoenlijk »gèketend" als te voren, zooals in *Leid ons niet in verzoeking!" Het ergste van dien bundel novellen vind ik de kleine, bekrompen, in-burgerlyke opvat ting van de positie der getrouwde vrouw in dit boekje. En dat in 1902 ! De heer Graadt van Roggen, voor wiens mooie kritieken ik overigens veelal sympathie voel, heeft in het weekblad van De Telegraaf in dezen bundel aanleiding gevonden om de dichteres hard te vallen, en te zuchten, dat hy de «grooten" n voor n van hun voetstuk ziet vallen. Maar ik zie niet in, hoe dit lorrige prul boekje ooit nig kwaad zou kunnen doen aan het mooiste en enkel echte van mevrouw Lapidoth-Swarth's werk, haar verzen. Het eenige wat er van te zeggen zou zyn is, dat deze dichteres wél poëzie kan zingen, maar geen proza kan schrijven. Kort na hét verschijnen van *Ernst" kwam dan ook de bundel »Gedichten' my verrassen, de «Blanke Duiven," Diepe Wateren" en «Schaduw-tuinen" (nieuwe gedichten) bevat tende. Ea hoewel ik vind dat de heer Van Hall in den laatsten »Gids" wel te ver gaat, als hy beweert, dat uit deze enorme hoeveelheid verzen niets te ^schiften noch te schrappen" zou zyn; ja, hoewel ik vast geloof, dat haar vaste maandelyksche sonnetten-leverantie aan >de Gids" voor een deel kunstig maakwerk is gaan worden, toch zyn er weer verzen in te vinden, die uit de ziel van eene begenadigde dichteres zyn geweld, op wie ons kleine landje trotsch mag zyn. Die prachtige verzen hier en daar in haar vroegere bundels en ook nu weer in dezen, zyn van het hoogste schoon in onze literatuur, en nooit mag de liefde en de bewondering voor eene dichteres als zy, verbleeken, al schreef zy ook nog tientallen van zulke verschrikke lijke prullen als dit zoo heelemaal niet serieuze «Ernst", met een titel die dan ook gelukkig maar eene afkorting van den naam «Ernestine" blijkt te zyn. H. BOEKL. Weidenimf, van ELSE VAN BBABANT. Amsterdam, Veldt. Myn ziel is een fluisterend beekje, Dat vliedt naar de groote zee; Soms luistert een bloem aan den oever, Soms vliegt er een vlinder mee. Myn ziel fluistert zoetjes haar liedjes, Die de bloem en de vlinder maar kent, Die zal ze stil-ruischende zingen Tot ze zinkt in de zee aan het End. Daar is geen greintje dichterhoogmoed in, maar 'en ongekunstelde eenvoud, waarvan het hele boekje 't bewijs geeft. Weidenimf is stellig 'en nichtje van Herman Gorter's Mei en hiermee bedoel ik niets insinuerends, want 'en nichtje van 'en lieve verschijning, heeft veel kans er zelf ook ene te zyn. Schetsachtig is haar levensloop weergegeven van haar geboorte in een «roze bloemenschelp", van haar bewondering voor alles, over haar huwelik met Oberon, de «Konings-elP, die Op rails van zonnestralen Die uit de nev'len dalen Van morgenlucht op z'n «witte wagen" nadert; haar meetroont en verlaat en zo tot het ontwaken: Maar dan n;\ zpmernacht Wie had dat eind verwacht. Hy is verdwenen. Haar kreet als vogelklacht Scheurt door de lentenacht. [Let wel op die lenten&cht, die kort te voren «omernacht was. 'En kleinigheid, maar op vogelklacht had veel mooier gerijmd met dobbel rijm eomernacht, dunkt my]. Haar moeder de zon hoort het en neemt haar mee: Opgaande in zon i Wat ze vroeger niet kon, Voordat ze in liefdefeest En smart was geweest. Zoo werd Weinimfje een zonnestraal, My heeft ze 't verteld in zonnetaal. 'En aardig, wat schetsachtig sprookje. Wonderlik, dat verlangen op te gaan in de zon! Want dit komt talloze malen voor; maar mischien zyn deze zuchten en verlangens al van veel vroeger. Wie toch zo'n innig klein versje schryft als het volgende: KONINGS-SCHIP. Als konings-Bchip in kleine zeeë-haven, Zoo glijdt uw «zyn" my'n nietig leven in. Het forsche schip door teedre golf gedragen, Gly'dt fiar en hoog door 't golf-gezang van min. Myn haven vlagt in 't zonnig vrengdgewimpel Bunkert van kleinen rijkdom heel my'n stad. Nu blank en groot rust in de blijde haven Uw konings-schip als allergrootste schat. Wie in hetzelfde bundeltje kan laten druk ken: (Van het kindje II) Ky'k nou ... daar staat de kleine in het gras Net of hy' zelf een meie-bloempje was! Maar meie-bloempjes kraaien niet een lied, En meie-bloempjes slaan met takken niet, En meie-bloempjes drukte 'k zeker plat, Als ik ze zoende zóóals jon, my'n schat. die hoeft hens niet met de wolken mee te gaan op de Eigi, naar de Wolken-geest, ja verder achter de wolken naar de ijzige stilte. Er valt hier beneden zo veel waar te nemen, zoveel poëzie is er in haar Brabant en Lim burg; en wat het voornaamste is, zy weet dat zo goed te treffen, dat ik haar verzoek naar omlaag te zweven en ons de dingen te laten zien en horen die ze zelf ziet, hoort en vooral meevoelt. Mag ik ten slotte nog 'n paar daarvan aanhalen: ZONDAG (Tienray IV). Van den weg af nit a vond-donker Blinkt buiten de goud-gele lampvlam Op de tafel voor 't heel lage huis. Er omheen de gezichten der landlni, Een oude allén in een armstoel. De boer op de bank naast de vrienden. Een vrouw veegt het bier van de tafel En ruimt nog wat, vóór ze mee aanzit. De gry'saard ziet naar zyn glas, Waar 't bruin-roode vocht in glinstert, Dat hy keurt tegen 't geel van de lampvlam. 't Is rust en geluk. Het is Zondag. En dan noch ik wou wel meer geven, maar 't bundeltje is zo klein en ik zou onbe scheiden worden. ZONDAG (Tienray XI). n heeft er zoo zwaar gezondigd l Hij staart met somberen blik Naar het beeld, waar bedroefden voor knielen. Zyn gebed lijkt inwendig gesnik. Hy wykt voor de nad'rende bruiden Gy arme, benarde man, Wat moogt gy toch hebben misdreven, Dat geen priester vergeven kan ? Met den rozekrans in de handen Staart hy 't kan, als een blank paradijs, 't Gly'dt voort langs zyn hongrige blikken Onder 't neuren van kerklyke wys. 't Glydt voorby langs zyn hongerige oogen, Hy staart strak, als wanhoop in nacht. Ik wou wel, dal dat hem kon troosten, Dat ik nog aan zyn wanhoop dacht. Haarlem. J. B. SCHEPERS. Hertert Spcer's laatste woord. Facts and Comments. By HEBBEBT SPENCEB. London: Williams and Norgate 63. Met dit boek neemt de laatste Engelsche geleerde van het Victoriaansche tijdvak, af scheid van de wereld. Hij is 82 jaar, zijn gezondheid wankelt, de lichaamskrachten nemen ai, het denken kost meer inspanning; vandaar de stellige verklaring van den heer Herbert Spencer, dat dit zijn laatste werk is. Maar hoe somber en mismoedig zyn deze laatste uitingen van den grooten philosoof. De wereld luistert niet naar de wijzen maar naar de dwazen. Al ons der ken, peinzen en zoeken schijnt tevergeefs te zijn geweest. Op een rotsachtig en bodem strooiden wy het zaad onzer gedachten en we hadden ons waarlijk wel de moeite van den arbeid kunnen sparen. Trachten wy' den maatschappely'ken wagen vooruit te duwen, hij rolt gestadig meer ach teruit. Wezen wjj der menschheid den weg naar hoogere beschaving, zij verkoos het pad dat naar nieuwe barbaarachheid voert. Wilden wy het algemeene leven verheffen en veredelen, wij zien alom de degeneratie en verlaging. 40 cents per regel. en hooger 4 Meter! Franco en vrJJ van invoerrechten toegezonden! Stalen ommegaand; e venzoo van zwarte, witte en gekleurde Heniieberg-ZiJde" van 6O cent tot H 14.OS per Meter. G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürlch. KAMSTRA's Matrassen-, Bedden- M Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek. BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan tie,. Leverde sedert 1S9S pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant proftt. Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTKH. Piano-, Orgel- en Hu MEYHOOS A KALS11OVEH Arnhem, Zoningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hu» Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl