De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 27 juli pagina 1

27 juli 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

K'. 1309 DE AMSTERDAMMEE A°. 1902. WEEKBLAD NEDEKLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MATTRIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar * mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-121/» Dit bl«d U. verkrygbaar Kiosk 10 Boulevard des Capncines tegenover hst Grand Café, te Parrj». Zondag 27 Juli. Adverteritiën van 1?5 regels f 1.10, elke regfil meer f 0.20 Reclames per rege! 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RÜBOLF A1OSSE te Keulen en door alle filialen-dezer firma. I N H O 17 Di VAN VERRE EN VAN NABIJ: Krjkswerkinrichtiugen te Veenhuizen, I, door dr. H. R. Offerhaus. Concordia Res Parvae Creseunt, I. Nieuw.-Guinea, door Reinier D. Verbeek. Hoogere ' politiek. Hoofdmomenten uit den gemeenteraad, VI, door Seeans. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De Nederlandsche arbeidersbeweging in de negentiende eeuw, door H. Smits, beoordeeld door mr. dr. H S. Veldman. KUNST EN LETTEREN: Muziek feest der Kedeil Tgonkanstenaars-Vereeniging te Nymegen, door Ant. Averkamp Tentoonstel ling ter gelegenheid van het vijf en twintig-jarig bestaan der Ambachtssehool te Utrecht, de or R. W. P. Jr. Vrouwenliefde in de Literatuur door Anna de Savornin Lohman, beoordeeld door H. B. W. A. Paap, Koningsre-ht, beoordeeld door Joh. W. Broedelet. Geen middel te kras!, door dr. V. v. d. Plaats INGEZONDEN. FEUIL LETON : Een golukje (lersohe idylle). - RECLA MES. VOOR DAMES: Barones Burdett-Coutts, door J. K. v. d. Veer. Da maatschappelijke positie en de rechtstoestand der vrouw in Noor wegen, IV, (Slot), door Betsy Nort. Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OEOONOMISOHE KBONIEE, door D. Stigter. SCHETSJES : Verloren Paradys Naar het Duitsch, ?van Marie Prigge-Brook. ADVEBTENTIEN. Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen. i. Den 151en Juni bevatte dit hlad een ingezonden stuk onder de titel »Mr.Borgesius ?en de onherroepelijk verlorenen". Hier zij herinnerd dat die titel eene toespeling was op iets wat door mr. Borgesius in Dec. 1901 in de Tweede Kamer werd gezegd. Bij de behandeling van de begrooting van Justitie D.l. drong mr. Borgesius er bij den minister op aan dat deze de reorganisatie der rijkswerkinrichtingen ter hand KOU nemen; en bij bepleitte de noodzakelijkheid daar van o a. door eene uitspraak van den vorigen hoofddirecteur van Veenhuizen, den heer Duburg, mede te deelen. Deze toch zeide «ehs tot mr. BorgesiuB, destijds minister: ?Wie eenmaal het gesticht binnentreedt is onherroepelijk verloren". Herinnerd zij verder dat in bedoeld stuk een loopje werd genomen met mr. Borgesius die als kamerlid zooveel belang stelde in Veenhuizen, maar, volgens den schrijver, tijdens zijn voorafgaand ministerschap van züce hooge positie geen gebruik maakte om zijn ambtgenoot van justitie mr. Cjrt van der Linden, tot behartiging van deze aangelegenheid te brengen; terwijl" ook mr. Gort van der Linden en de toenmalige hoofddirecteur Duburg eene veeg kregen over hunne nalatigheid met betrekking tot het aanbrengen van verbeteringen. Wanneer ik nu eenige plaatsruimte vraag is het om nog eens toe te geven aan eene neiging die altijd boven komt wanneer over de Rijkswerkinrichtingen iets in het licht verschijnt, de neiging namelijk om de daar door herleefde belangstelling nog wat gaande te houden ; waarbjj dan komt de telkens hernieuwde overtuiging dat, wie in zulk eene inrichting vertoeft, altijd wel iets heeft mede te rteeleii wat hun die buiten staan niet in het oog valt. Mijn doel is dus niet den schrijver van het «ingezonden" bij te vallen of te bestrijden, het doel is: ook nog iets te schrijven over de rijkswerkin richtingen door hem in herinnering gebracht. Alleen in n opzicht wil ik van dat doel afwijken en tegen genoemd stuk op komen n 1. voorzoover het betrekking heeft op den vorigen hoofddirecteur. De tirade over dezen luidde als volgt: De mortuis nil nisi bene. 't Is zoo; anders zou de vraag gepast zijn wat de heer Duburg in vele jaren dat hem eene hoogst verantwoordelijke en goed ja ruim bezoldigde betrekking in de rijkswerkinrichting Veenhuizen was toe vertrouwd alzoo heeft gedaan, althans be proefd om te doen, waardoor het binnen treden van het gesticht, m<>de door hem bestuurd, en gedurende de laatste jaren onder zijn veel zoo niet alvermogerde hoofddirectie, in stee van zóó gevaarlijk te zijn dat het onvermijdelijk tot verloren gaan voert tot een weldaad kan worden voor die zeer velen die er da'n toch maar altijd door en op grond van de Ne derlandsche wet en door Nederlandsche rechters worden heengezonden. Evenwel! de mortuis nil nisi bene, en de heer Duburg verdient althans dezen lof dat hij, ook al was hij persoonlek bij de zaak betrokken, tegenover een bewindsman, als ambtenaar de waarheid durfde zeggen." Ik zou zeer kort kunnen zijn en zeggen dat wie denkt, zooals de schrijver van de aangehaalde woorden schijnt te doen, dat een hoofddirecteur van Veenhuizen door zijn veel- zoo niet a/vermogenden invloed in staat is om mede er voor te zorgen dat deze inrichting een zegen wordt voor de velen die er heengezonden worden, iets zóó onmogelijks beweert, dat hij blijk geeft van de toestanden, en verhoudingen en menschen aldaar geen juist begrip te hebben ; wat trouwens ook niet vreemd is, daar iemand die niet vrij lang er heeft vertoefd en niet met hooger en lager ambtenaren en verpleegden van allerlei slag heeft ge sproken er nooit een eenigszins juist begrip van hebben kan. Maar ik wil iele uitvoeriger zijn. Vooieerst: Wat beteekent dieopmerk'ng van het goed ja ruim bezoldigd zijn van de betrekking van den heer D.? Die bezol diging was niet zoo ruim, ? 1500 plus wrning genoot hy als directeur, later ? 1700 en eindelijk als hoofddirecteur ? 3000, waar van echter in de twee jaar gedurende welke hij dat laatste tractement genoot, heel wat voor pensioen moest worden gestort. Maar wat doet die bezoldiging er toe ? Zou de dienstijver daarvan afhangen ? Dat te ver onderstellen is eene beleeaiging. Een man van karakter doet zijn werk bij geringe bezoldiging misschien wel met mitder op gewektheid, maar niet met minder trouw. De bezoldiging blijve dus buiten bespre king, en de vraag is: Kon de heer D als directeur en hoofddirecteur invloed aan wenden ten goede, en heeft hij het gedaan. En daarop dit antwoord : Alle administratie schijnt ontzachelijk veel papierrommel te eischen. De directie van Veenhuizen ondervindt dat ook. En wanneer nu iemand zich daar op tijd door alle papieren heenwerkt en dan nog al wat buiten zijn bureauwerk op hem rust be hoorlijk afmaakt, en zoo bijna opgaat in de organisatie waarvan hij deel uitmaakt, blijft er niet veel _tijd over om zich eens boven die organisatie te plaatsen om haar te beoordeelen en om over de licht- en schaduwzijden te gaan nadenken. Voorts: al is iemand directeur of zelfs hoofddirecteur, daarom heeft hij nog geen macht om aan het eigenlijke wezen der inrichting iets te veranderen. Hij is gebon den aan veel dat voorgeschreven en aan veel dat langzamerhand geworden is. En dan hoe hoog geplaatst, hij heeft toch weer zijne chefs; en allen die mtt chefs te doen hebben; ambtenaren, officieren of wie dan ook, weten er van te vertellen hoe over hunne meerderen een heerschzuchtige geest vaardig kan worden die dwingt tot ge hoorzamen ? en zwijgen. Zonderling is vaak de manier waarop de Hooge Heeren van hunne bureau's uit bevelen, zonder vooraf in allen ernst advies te vragen van menschen door ervaring met de zaken bekend. Of ook wanneer een chef niet heerschzuchtig van aard is, maar een eigen, naar zijn oordeel natuurlijk juist, inzicht in eene zaak heeft, af'wykend van het inzicht van eenen ondergeschikte, dan is er alle reden voor dezen om zich verder stil te houden. Zoo heeft de heer Duburg ais zijne over tuiging uitgesproken dat eene opzending naar Veenhuizen voor de eerste keer voor 3 jaar verderfelijk is, terwijl van eene korte opzending nog heil is te verwachten. Maar een minister moet de rechterlijke macht hebben aangespoord om voor zoo lang mogelijk d.i. 3 jaar op te zenden. Daar tegenover kon de heer D. al niet veel an ders doen dan, waar hij met rechters in aanraking kwam toch zijne overtuiging uit te spreken. Nog kan worden gevraagd wat de heer D. als particulier persoon deed en kon doen. Daarvan kan worden gezegd dat hij o.a. deed wat velen te Veenhuizen beproefden, om er echter weldra weer mee op te hou den. Hij trachtte hier en daar een ont slagene te plaatsen. Maar als men dezen en genen kennis heeft overgehaald om 't eens met een ontslagene te beproeven, en het loopt telkens op niets uit, dan weet men weldra niemand meer bij wien men voor dat doel nog eens kan aankloppen. Maar ik zal van het werk van den vori gen hoofddirecteur afstappen en zou dat reeds eerder hebben gedaan als het mij geene aanleiding had gegeven tut het maken van opmerkingen van meer algfmeenen aard. Tot de Rijkswerkinrichting Veenhui zen wil ik komen, die inrichting, zoo vaak ongunstig beoordeeld; niet om haar uiter lijk voorkomen, want dat is verrassend voor den bezoeker , maar om hare inrich ting en innerlijke waarde. Allereerst zij opgemerkt dat er in den laatsten tijd geene klachten worden ver nomen over de plaag der landlpoperij en bedelarij, die vroeger zeer gr< ot is geweest. Men mag dus veronderstellen dat de be rechting van landloopers en bedelaars vrij wel voldoende is om de rust en de veiligheid in de maatschappij tegen gevaar van dien kant te beveiligen. Was hier geen ander belang te behartigen dan die rust en veiligheid, men zou met den bestaanden toestand tevreden kunnen zijn. Maar nu is het gevolg van die berechting dat behalve de pLm. 150 vrouwen die bij Leiden worden opgeborgen, en de enkele honderden verpleegden die zich te Hoorn bevinden, te Veenhuizen in den zomer pi.m. 3000, in den winter pl.m. 3500 mannen worden vastgehouden. En op de verpleging van deze mannen wordt aanmerking ge maakt. »De inrichting is te duur," zegt de een. «Sommigen hebben het er niet goed genoeg, anderen echter te goed," meent een tweede. »De verpleegden bederven elkaar," zoo wordt opgemerkt. Of men wijst er op dat er iets hapert, daar zij die er eens waren vrij geregeld terugkeeren, en steeds meer deren, en daaronder vele jonge, krachtige mannen, zich aanmelden bij de politie, om eene veroordeeling tot opzending uit te lokken. Nu zijn al deze klachten niet van even veel gewicht. Tot de minder gewichtige behoort zeker wel die over de groote uit gaven welke de inrichting vraagt, ? 977.000 zullen de rijkswerkinrichtingen dit jaar eischen. Dat is inderdaad eene groote som. Toch kan men niet zeggen dat de inrichting van Veenhuizen, waarover vooral wordt geklaagd, over het geheel te weelderig is. In enkele opzichten wo^lt wat meer uitge geven dan noodig schijnt, in andere opz:chten Z'iu eigenlijk wel wat meer mogen worden gedaan. Ook is nog zeer de vraag of eer e inrichting op anderen leeatgeschoeid maar ook geschikt om al die zwervers op te nemen die ergens ondergebracht moeten worden, in het belang van henzelf of van de maatschappij, goedkooper zou kunnen zijn. Dezer dagen verscheen hetjaarverslag van het toevluchtsoord »Het Hoogeland", waaruit blijkt dat deze stichting voor el ken door haar verpleegde pl.m. ?310 per jaar noodig had. EU de rijkswerkinrichtingen te Leiden, Hoorn en Veenhuizen, met eene bevolking van gemiddeld ver boven de 3500 menschen, eischen ?977000 waaronder nagenoeg ?120000 vo< r nieuwe gebouwen. De verpleging door het rijk is dus in dezen niet duurder dan die in genoemde particu liere inrichting; wat wel verwonderlijk is, daar in den regel etne particuliere inrichting zuiniger \ierkt dan eene die van rijk of gemeente uitgaat. Dat velen het te Veenhuizen eigenlijk niet goed genoeg hebben is ook niet wat in de eerste plaats voorzien ing eischt. Men zil hun gaarne wat meer gunnen, het is zoo. Er zijn oude manneijes genoeg die als gunst 7 cent loon per dag ontvangen, dus 42 cent per week, velen ook verdienen nog minder. Daarvan mag 2/s dat is 28 cent woiden gebruikt. Ala zij nu 2 ons boter a 12 cent nemen (als men zelf eens be proeft met 2 ons per persoon en per week toe te komen ziet men dat het niet veel is) blijft er nog 4 cent over voor tabak of een postzegel of een stukje tarwe brood, om maar iets te noemen. Toch is niet in dezen in de eerste plaats verandering noodig. Ook onder de verpleegden zijn barmhartige Samaritanen die wel een minimumlijder bijstaan; en al gebeurt dat niet, welnu de meeste dier oudjes zijn voor een groot deel door eigen schuld in hunne ellende gekomen, en dragen de gevolgen van vroegere lichtzinnigheid of erger zonde. Wat echter het allermeest de aandacht verdient is zeker wel dit: wie eens te Veen huizen is geweest komt bijna zeker weer ; en daarnaast dit andere: het aantal van hen die zich laten opnemen wordt steeds grooter; terwijl zoowel onder hen die zich voor de eerste maal aar melden, als onder hen die telkens zeer :,;\ c lig terugkomen, manaen zijn die zeer goed in eigen onder houd zouden kunnen voorzien. Het woord van den heer Duburg, door mr. Goeman Borgesius aangehaald, dat, wie eens in het gesticht komt, voor goed verloren is, is wel iets maar niet veel te sterk 1). Hoe daaiin verandering te brengen, dat is de vraag. (Slot volgt). Dr. H. R. OFFERHAUS. 1) De cijfers over de eerste helft van 1902 zijn: 607 opgenomen waarondtr 198 voor den eersten keer, en 14 beneden de 23 jaar. Concordia Res Parvae Ocscimt L Velen zullen, en met gpnoegen, het ,Woord" hebben gelezen, tot //Nsderhiiders en S'.amgenooten" gericht door den lieer J. H. Ja cobs, L'.tt. Nserl. U)ds. In het beeld, dat hij geeft van Nederlaud's vooruitgang in de laatbte helft d.r 19 Ie eeuw, vooruitgang op ha»ist elk gebied, is veel verblijdends en bemoedigei.ds, veel dat aansporen kan tot grootere kracbtinspaiinlng en volharding, T<j gererder kaïik een ieder aanbevelen, het z:ch aan te se aff n (bet kos^, meen ik, slechts ? O 35), daar het wor.lt uitïfgeven TEN VOORDEELE VAN DE Vjtur\VExKA1I1KX IX Zl'IP-AïMUKv. Voor een kleiu laud als het o.ize", zegt schrijver, »wil het niet achterblijven iu den wedstrijd der latiën, is het wenschehjk, ja ge biedend noodzakelijk, aansluiting te zoeken bij andfre, die in hitzelfde geval verkeeren. En, WE ar zal het die e:rder vinden dan daar, waar het zijn eigen laai hoort spreken, waar zal het op meer sympathie kunnen rekenen dan bij hen, met wie liet, door traditie en geschiedeuis is verbonden, daar zij loten zijn van eenïelfden roemrijken stam? Wanneer Klein-Nederland daarmede aans'uiting zo k*-, bij de mllioenen Vlamingen in B-'lgië, die steeds door woorden en daden van hunne gehechtheid aan den ouden stam getuigen, bij de honderdduizenden in ZuidAfnka, die, hoewel lange jaren met onverschil ligheid door het moederland bijegend, zich thans nauwer dan ooit daarmede verbonden voelen, met de millioenen Nederlandsche onderdanen in O.ist en West, tot nog toe maar al te vaak geminacht en verwaarloosd, dan zal het blijken, dat de economische belau/en van die allen d )or samenwerking meer dan door iets anders worden gebaat en dan zal tr een Groot-Nederland kun nen verrijzen, hechter en machtiger dan ee&ig wereldrijk, door imperialisme ontstaan daar het op den duurzamen grondslag is gevestigd, dien alleen gelijkheid van stam en gelijkheid van belangen kunnen verztkereu". Helaas, die aansluiting van Nederland bij »de millioenen onderdanen in Cbst en West", wan neer zil zij een' aanvang nemsn ? 1\ 1SS8 schreef de heer mr. P. Brooshooft, hoofdredacteur van het Inlisehe dagblad De Locomotief, zijne bekende ^Memorie over den toestand in Indië," een werk, getuigende van grondige studie en bekendheid mot de toestanden op Java. Wie het boek thans, na 11 j w, nog eens na'esst, staat verbaasd over de taaiheid der Javaansche bevolking: zooveel tegenspoed, zoovele rampen, jaar in, jaar uit, en nog niet te groiiie! De Landrente, de gedurende het zoogenaamde Engelschs tusschenbestuur ingevoerde belasting in 1879 18SO 1881 1882 18S3 1884 1885 1886 op den erond der inlands, bsdroeg in 1872 ? 13,900,000. Het door de Regeering zelf uit gagevin Koloniaal Verslag van 1878 zeid*», op oladz. 90: »la de laatste jaren was meermalen door de hoogste Indische autoriteiten de ovei tui ging u.tgi sproken, dat de Staat er bezwaarlijk aan denken kon, over 't algemeen meer landrente 1e heffen dan geheven werd'' . Toch werd de aan slag opgedreven: tot ? 18,953,000 19,198,000 39,422,000 19,488,000 19,554,000 20282000 20,270000 20,754,000 In 14 jaren tijds dus van ? 13900,000 tot ? 20,754,000. Eene verhooging met ruim 49 pCt. en zulks terwijl officieel was geconstateerd, dat verhooging onmogelijk was!!! En, nu zou men mitschien denken, dat ook de uitgestrektheid belastingplichtige grond aanmer kelijk was toegenomen, doch zults was niet het geval. la 1887 was de inlander in Britsch-Ind met gemiddeld ? 1,91 per bouw 1) belast; de Javaan moes*, in 1886 f 5.76 per bouw betalen. En welke opbrengst stond tegenover deze belasting? De heer Brooshooft heeft het op blz. 4 zijner , Memorie" becijferd naar gegevens van den toemaligen hoofdinspecteur der cultures dr. Sollewijn Gelpke, een mar, die destijds bij het B nnenlandsch Bestuur op Java verre van bemind was wegens zijn opdrijven der bij zijn optreden toch reeds zoo drukkende Landrente en wiens belang dus niet mtêiracht, den bestaanden totstand te donker te kleuren. De uitkomst dezer becijfering was, dat, de gemid delde zuivere winst van l bauw Sawa k op Java bedroeg : a. ?31 ind'en men er tweemaal 'sjaars rijst op kon planten; b. ?30 indien htt veld in een ja&r tijds beplant kon worden, as met rijst er ns met polowiiJjo (andere gewassen dan rijst, b. v. paaLschep^ per, knol- en peulgewasser, maïa, TU). In vele streken van Java iaat het gebrekkige irrigatiewezen (chter tweemaal rijst planten niet toe, en kan een groot deel der velden na den rijst oogst zelfs niet met polowidjo worden beplant. De lezer trachte z'c'i eens voor te stellen, hoe de toestand in Nederland zou zijn, indien de landbouwers er vaa een ?uivere winst van ?31 's jaars fa 67, d '. ruim achttien procent belasting haddc n te betalen en indien daarbij nog kwamen ? 1. hoofdgeld en tal van heeren en gemeentediensten! »Maar het kan niet waar, het moi t over dreven zijn!" Het klinkt indsrdaad ongeloofljk, maar de toestanden zijn op Java ook reeds sinds lang zóó slecht, dat iemand, die ze niet kent en er van hoort, onwillekeurig aan overdrijving denkt. DaYi-aan i^ het te wijten, da*, de Indische Pers in Nederland zoo weinig ver trouwen geniet, wat ik een ramp acht voor Nederland en Indiëb i Je; want door dat gebrek aan vertrouwen wordt verbetering onmogelijk gemaakt, nog erger gaat Indiëjaarlijks achterait. De heer H. G. Heijting, a der verdienste lijkste bestuurs-ambler.aren van Java, stelde pl.m. 17 jaar geleden, als aspirant-controleur, in de afdeelins Ko-to-Ardjo der residentie Fagelen een oiiderzoek in naar de inkomsten en uitgaven van verschillende inlandsche gezin. nen van landbouwers. Deze verdeelde hij m: 1. gegoeden; 2. behoefüger, en 3 het gros, de msrrderhfid. Zien wij, tot welke resultaten hij kwam voo^: Een Landbouwer zooals het gros is. 2) Het gezin bestaat uit: man, vrouw en 3 kinderen. Inkomsten: Aan pnili 10 pikols 3), waarvan 2 pikol verdiend door siiijlen bij anderen. Aan geld (rerkoop van kokosnoten en andere vruchten van Int woouerf, rijststampen, batik- j keu, en opbrengst van een suoepwinkeltje door , de vrouw) ? : 3.90. j Uitgaven: Vosdsel: 12S" iou pikol padi per jaar. Aan geld: belastingen ? 9.15 kleeiing // 4. feetten en plechtigheden , 2. ? kleine benooligdlieden « 10. ? Samen per jaar ? 25.15 De r paratie der woning gsschiedt met, eigen materialen, de bewerking der sawah door eigen arbeid. Deze man komt, dus te kort aan paili 2?. n,o pikol en boult aan geld over ?8.75, waarvoor ? hij ongeveer de ontbrekende padi kan koopen. ' Het huisgezin heeft gewoonlijk 2 malen daags rijst gegeten, gedurende de 4 dure maanden echter LU en dan nmaal. O, er is iets snerpsnd-ironisch ia deze begroo ting van iukombten en uitgaven van een »lan.dbouwer zooals het erros is". O >k in Nsderland is armoede, is proletariaat, dat honger lijdt, zoodra de omstandigheden ongunstig worden. Doch hier is geen sprake van proletariaat, hier is sprake van de massa der landbouwende bevolking, d. i. de Massa van Java's inlandsche bevolking. Zoolang de oogst niet te ongunstig uitvalt, zal de man, de uiterste zuinigheid betrachtende, juist kunnen rondkomen, maar die oogst moet niet eventjes tegenvallen, of ellende treedt de woning binnen. Ei vindt ga het niet ontzettend, lezer, dat de m»n van z'u armo:dje nog ?9.15 belas ting heeft te betalen ? Da zooeren reeds genoemde hoofdicspectsur dr. Soüewijn Gelpke, schreef in zijn ,Eindré<uméder Ijandrente-ondersoekingen" (een officieel, Jn 1885 aan de Regeering ingediend, voor openbaarmaking bestemd, rapport !) : //Waar rijst hoofd voedsel if, eet men twee nual daags; dit gebeurt voor het grootste deel van Java het gehejle jiar door 4) al is het ni-.l naar volle genoegen. Van D cemoer tot de nieuwe oogst invalt 5) heerscht er in mrerdi r^ of mindere mate schaarschte, die bij een goedr n oogst n:et merkbaar is 6), doe*1, nasrjiate die slechter uitvalt, scherper te voorcbijn treedt. Daar er elk jaar streken zijn met ongutistigen oagst, kan men elk jaar het verschijnsel en de gevolgen die bet heef*, al is het g'!ukkig in beperkten kring, waarnemen. Dan wordt in December rseds allts gespaard, om voldoende rijst te hebben ea ia Januari en Februari de uiterste krachten ingespannen, om voor de sawahbewerkers (7 al; hans n:et te kort te komen. Daarna wordt de rijst met casave of ketels ver mengd en is men tevreden a!s er maar twee maal daags wordt te eten gegeven 8). Vervol gens krijgt men nog maar us rijst, gewoonlijk tegen den avond, en eindelijk wordt, ze opge schept als pap, oni'hit ze dus meer uitdijt, bijwijze van toegift op het hoofdvoedtcl, dat uit meer of minderwaardige wortels en knollen en als voed zaam beketde bladaoorten bestaat. Dit gebrek flaat gepaard met een verpanden en verioopfn van al hetgeen men bezit, eerst van de Heeren, de ver siersels, de wapens, dan van den koperen sirihbak, den rijstkelel, en, als het erg is, EINDELIJK VAX DE GEREEDSCHAPPEN EN HEI VEE." 9) Virder: /, Soe men in de woningen rond zoekt, waarde is er niet, behalve, zeldzaam hier en daar 10) een gouden krisscheede voor den man 11) en gouden oorknoppen voor de vrouw; anders zijn de versierselen verguld." Let wel, lezer, zóó schreef, reeds 17 jaar geleden (nu is de toestand nog oneindig veel erger), niet een zachtzinnig, overgevoelig vrouw'jn, doch een marj, die, de bestaands treurige toestanden door en door kennende, beter mlstchien dan eeniy ander bestuursambtenaar tan zijn tijd, van zich kon verkrijgen, neg meer te persen uit den toch reeds zoo zwaar belasten Javaan. Bedenk bovendien, dat hier alweer geen sprake was van Java's proletariaat doch van de groote massa der bevolking, niet van uitzon deringen, doch van den regel. Stel u eers voor, dat in Nederland de regel was als daar beschrevei! In 1889 waren de rijs'prijzen zóó steik gedaald, dat de Indische Regeering den Lanc1rente-BaEslag wel moest verlagen 12). Ware zij daartoe niet overgegasn, de belasting zou eenvoudig niet zijn binnengekomen. In den Indischen Gids (tfl^vering van October 1899) komt een artikel voor van den heer J. E. M-ijbofm, destijds controleur te Gidorg (Demak) waarin Lij ,De afsch.rijcing van Land rente wegens misgewas' behandelt. Diaru.'t neem ik de volgende cijfers over, welke schrijver putte uit de koloniale verslager.: Landrente van Java zonder Madoera. Jaar. 1878 1879 1880 18.81 1882 1883 1884 1885 188 1887 BrutoTotaal der 10 jaren of gemiddeld per jaar ?18,083000 . 18,804000 19 150000 19348000 19428000 10672000 19800000 19873000 19 734,000 , 19 249 000 Afschrij ving wegens misgewas. ? 652 000 453,900 309 300 369000 411.300 1,112,200 268.200 469 700 497.400 245,700 ? 193 141;OCO ?4.848.700 ? 19,314000 ? 484.000 Landrente van Java met Madoera. Jaar. 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1894 1895 1896 1897 Totaal der 10 jaren of gemiddeld per jaar Brutonanslag. ? 19 891 000 15,713000 16482000 16 465 000 16465000 16.464 000 17413.000 17,560.000 17,730,000 17,749.000 ?171.933,000 ? 17,193,000 Afschrij ving wegens misgewss. ? 482,000 611,600 1 322 900 1,275,000 525 400 772.4< 0 240400 308 100 696 100 901 300 ?7,165200 ? 716.500 Wanneer men vorenstaande aanslagcijfers ver. gelijkt met die van den heer Brooshooft over de jaren 1879 tot en met ISSömerkt men ver schillen op. Tot mijn. leedwezen geen Koloniale Verslagen kunnende raadplegen, kan ik niet met zekerheid zeggen, waaraan deze verschillen toe te schrijven zijn; doch ik vermoed dat, terwijl de heer Brooshooft den aa- slag opgaf voor alle belastingp'ichtige gronden (sawahj, tfga'ans, woonerven, tuinen, nipaLbosschen, pegagans), de heer Meijboom zich slechts bf paalde tot, den aanslag der saicahs en legalans, omdat hij het had over de afschrijving van landrente wegers misgewas en het Gouvernement geen notitie neemt van //misgewss" cp andere gronden dan sawahs en tegalans". Hoe het zij, uit de cijfers van den heer Meijbcom, kan rmn zier, hoe de aanslag in 18S9 plotseling met pi. m. 4 millio. n naar beneden ging, om later v i;r geleidelijk te stijgen. Voor een zuivere vergelijkirg der cijf rs van de,beide tier jarige tijdperken dienen de totalen der laatste 10 jar<n 1SS8 1S97 te worden vtrn inderd met de laudrente en de afschrijvingen van Madoera in dat ctecennium, respectievelijk bedrsgende :

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl