De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 27 juli pagina 4

27 juli 1902 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1309 Rjeds zeide ik dat koor en orchest (dit laatste van de Arnhemsche Orchestvereeniging) ten volle berekend waren voor hun taak. Odder de solisten was het wederom, evenals indertijd in de opera, de heer Jos. Ty'ssen Jr., die het werk droeg. De heer Ty'ssen leefde in z\jn rol en steeds wist hu den juisten toon te treffjn; steeds wist hy' met zyn stem alle schakeeringen, die dichter en com ponist hebben aangebracht in hun werk, te releveeren. Het was een groot genot naar zgn creatie te mogen luisteren en met weemoed moest ik my herinneren, dat het den begaafden toondichtêr nimmer vergund is geweest, deze voortreffilüke vertolking te hooren. Niet minder goed waa ook mevrouw Tyssen in de uitbeelding van do rol der jonge grarinClara. Met veel poëzie wist zy die dankbare party weer te geren. Toen wij den heer en mevrouw Tassen voor het laatst in Amsterdam hoorden, kon men vermoeden, dat wjj dat voortreffjly'k kunste naarspaar niet blijvend voor ons zouden mogen behouden. Dat vermoeden is sedert dien tijd zekerheid geworden. Door het engagement Tan den heer Tassen te Frankfort, is zijn heengaan een feit geworden. Oaze beste wenschen vergezellen den heer en mevrouw Tygsen in het buitenland; en zooals wjj met dankbaarheid ons zullen bleven herinneren wat zjj ons geweest z'y'n, geloof ik dat zy met genoegen zullen terugdenken aan onze waar deering hunner gaven; eene waardeering, die zich te Nijmegen wederom op ondubbelzinnige wijze heeft geuit. Prachtig was ook de heer Orelio als Toon. Steeds zeker van tyn party', kon de heer Orelio alle aandacht wijden aan het sarcasme en het hoonende en spottende van zy'n rol. E«n verrassing voor my was de R )llo van den heer H. J Veldkamp. Ik geloof dat w\j in den heer Veldkamp een uitmuntend zanger ryker geworden zijn. De heer Zalsman, die de basrol van R mar vervulde, deed zulks op zeer nobele wijze. Misschien ietwat te pathetisch. Mejuff.-ouiv Lozin zong thans de party van Margreet. Mat haar prachtig dramatisch orgaan en duidelijke dictie wist zy een groot relief te geven aan die rol. De kleine partijtjes warden thans voortreffelijk vervuld d or de dames Broek-Landréen v. Baeknm ea de heeren Walter van San, Broek,, Met en Gruitrooy. Daze uitvoering werd voorafgegaan door een kamermuziekconcert waarbij wij konden kennis maken met het eerste opus van Jan Brand t s Buy-t, n.l. een trio voor piano, viool en violoncel in G uitstekend gespeeld door de heeren A. B. H Verhey, L Wolff en Antoon Bjnman. Hat trio openbaart reeds het talent, dat wylater in Brandts Buys tot grooter rypheid hebben zien komen. Naast volkomen beheersching van den vorm en zin voor klankschoonheid, vindt men hier en daar nog wat ntü/eteit in de vinding, vooral in het eerste deel. Het tweede deel, Sjherzo Allegrissimo, heef c een zeer melodieus Trio; het Andante is zeer stemmir.gsvol, doch ietwat lang uitgesponnen ; het Fir.ale daarentegen van weldoende be knoptheid De dames Hanriëtte en Anna R)ll speelden op de van haar zoo bekend uitstekende wij ie hat Taema met variatiën voor twee piano's van Ulfert Sohnlts en Fantasie en Caprice van L. Air. v. Tetterode. De heeren Verhey en Wolff gaven toen ten beste de reeds in '83 door de Naderl. Tjonkuostenaarsvereeniging bekroonde FmtasieBtukken voor Piano en Viool van Laon. C. Bjuman een drietal zeer mooie kamermu ziekwerkjes in den stijl van Schuman Gade, zeer eff jctvol voor de instrumenten geschreven, met boeiende gedachten en in het Finale een sjhoonen climax; werkjss.die het my zeer deden betreuren dat wy' van het compositietalent des heeren Bouinan niet meer bloeiende vruchten -bezitten. Byzonder interessant van deze kaïnermuziek uitvoering was my ten slotte de sonate voor piano en viool van mejuffrouw Lize Kuyper, door de componiste gespeeld met mejuff-ouw Marie Hekker. L:ze Kuyper heeft een frisch, ongekunsteld talent. Hara thema's zijn boeiend en bekoorlyk. Hat eerste gedeelte leek my ietwat abrupt te eindigen. Hat tweede ge deelte (waarom waren de namen der onderdeelen niet op het programma vermeld ?) is een dankbaar geestig stubji, ongeveer als een hongaarsche dans. Het derde deel een stemmingsvol Andante, komt mij voor zeer goed gevoeld te zy'n en het Finale, misschien vormely'k het best, sluit de sonate zeer flink af. Het muziekfeest te Nijmegen heeft ons voor het eerst kennis doen maken met m^j Kuyper; spoedig hoop ik haar als componiste weer te ontmoeten. Da componiste en mej. Hdkker, die over een zeer schoonen toon beschikt, speel den het opus voortreffelijk. De firma A. A. Njske te Middelbar» zond mij een circulaire, waarin zij mededeelt dat de sonate spoedig bij haar iu druk zal ver schijnen. By het concert in de Groote of Stevenskerk deed de heer W. de Vries ons hooren dat het orgel dier kerk een met recht koninklijk instrument mag genoemd worden en dat hy' het voortreffelijk weet te behandelen. De num mers zy'ner keuze waren een Preludium en Faga van Mobach, een Intermezzo van Wagecaar en een Sonate van Van 't Kruys. M?j. Barzina Mol uit Utrecht zong Jesu dulcb memoria van G. A. Heiuze, Vrede van L. Adr. v. Tetterode en »du schwebst um müde Ilerzen'' van Volkmar. De uitstekende zang van mej. Mol, gesteund door de prachtige acoustiek der kerk, bracht de toehoorders onder grooten indruk; evenzoo het vioolspel van mejuffrouw Annie de Jong uit Den Haag. die een Adagio van BJSSÏ, een Aria van Feaglia en een S-irabande van Corelli speelde. Mejuffrouw de Jong haalt een groaten, vollen toon uit haar instrument. Dat het oerste stuk af en toe ietwat te hoog klotk, komt zeker omdat de violiste van haar plaats uit het orgsl niet goed kon hooren. Dan uog valt ta vermelden een bariton aria uit Nicolü'a Bonifacius, door den heer Nolet. Maar het glanspunt van het kerkconcert vormde de zacg van den heer Jos. Tussen Jr., die door den heer W. Patri bege leid, een Hymne van Diepenbrock en twee nummers van Cirl Smulders ten gehoore bracht. Deze Hynne vaa Diepenbrock evenals de andere mij bekende uit Novalis' gaistüche Lieder, is een grandioos toonstuk, waarin het mystieke van den tekst door de muziek heerlijk wordt weergegeven. De componist laat zijn zangstem in een nobelen lijn, golvend declameeren en bereikt o. a. by' de woorden «Ver wandelt wird das Ganossene irmiglicher und taher" een buitecgev/con hoogtepunt. Mnar hoe schoon gavon de heeren Tijssen en l'dtri het stuk ook weer; zeker wel tot volkomen tevredenheid van den componist. Tot mijn groot leedwezen kon ik het Zondag avond-concert niat bywjnen. Het programma bevatte Bsnoit'o Kindercantate »Dd waereid in", viool concert van Mann en Ballade voor viool met orchest van Pater v. Anrooy, door mej. Annia de Jong, Erklarung van Willem Lindr en liederen voor bariton door den heer Orelio, Herfst voor gemengd koor en orchest van A. M. v. Bange en Fantasie over een oud Hollandsch lied van Wagenaar. Het feest te Nijmegen heeft veel en velerlei te genieten gegeven. Alle genres van kunst waren vertegenwoordigd. Het lied, de kamer muziek, kerkelyke muziek, concert-cantate, instrumentale muziek en dramatische muziek. De heeren Lson. C. Bouman en A. M. van Beuge, die als feest-directeuren zeker het grootste aandeel hebben gehad in het welslagen van het feest, mogen met bevrediging terugzien op hunnen voortreffelijk geslaagden arbeid. ANT. AVEBKAMP. IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIII MiiiiiimiiiiiimiMiiiniiiiiima Tentoonstelling ter gelegenheid van het Yijf en twintig-jaübestaan der Ambaentsscnool te UtrecM, Ware deze tentoonstelling niet in zoo vele opzichten hoogst belangrijk en leerzaam ge weest en het feit dat zij een j ibileum herdacht, niet opmerkenswaardig; wy zouden haar allicht onbesproken gelaten hebben. Vele ambachts-, teeken- en kunstny verheidstentoonstellingen toch, hebben de gewoonte, telkenjare tentoonstellingen te organiseeran van het in den afgeloopen cursus vervaardigde werk. Dat hier echter dikwijls meer achter schuilt, dan het eindigen van een'Cursufjiar, och wie zal het ontkennen, de strijd om het bestaan is veelal moeilyk, en concurrentie ook in dit vak niet uitgesloten; terwy'l een zekere nay'ver, de eerste onder de broederen te willen zijn, grootste aantal leerlingen te hebben, werk te kunnen toonen, wat men nergens elders vindt enz. enz. maar al te vaak hoofdaanleidingen tot deze tentoonstellingen zijn, die dus in meerdere of mindere mate uit onoprecht heid geboren worden. Mogelijk zy'n er nog meerdere dryf/eeren, of is men doordat andere scholen hun werk doen zien, er als vanzelf toa genoodzaakt, hoe het ook zij, in het belang van het onderwijs is het doorgaans zeker niet. Dat we thans echter, na uil >op, nog eens naier op deze Utrechtsche expositie terug komen haeft, zooals we reeds boven opmerkten een tweeledig doel. Hiermede toch herdenkt de ambachtBgchool het feit dat zy voor vy'f en twintig jiar den grondslag legde, voor wat zy nu is, een der besten uit ons land. In den winter van 1872 reeds werd het initiatief genomen tot oprichting eenerambaehtsschool door de afdeeling Utrecht, der vereeniging tot bevordering van Fabrieks en HandwerksDyrerheid in Nederland; de pogingen vonden toen echter nog niet algemeen ingang, maar een vijf jiren later, zij het dan ook op bescheiden wijze, kon men in enkele zalen van het R jomsch- Katholieke oude mannen- en vrouwenhuis zy'n plan ten uitvoer brengen en ambachtsonderwy's verstrekken aan een twee en twintig tal leerlingen. Aldra breidde dit aantal zich uit en waar aanvankelijk de grondleggende ambachten, timmeren en smeden onderwezen werden, daar voegde men het meubelmaken en verven hier aan toe. Meerdere zalen werden langzamerhand in gebruik genomen, totdat ten slotte in 1891 in het oude mannen- en vrouwenhuis geen ruimtJ meer beschikbaar was, terwyl de loka liteit aldaar ook dikwijls veel te wenschen overliet. Men moest dus een geschikter ge legenheid trachten te vinden en op de meest doeltreffende wyze loste men deze kwestie op door de stichting van een eigen gebouw, en hoewel dit vele moeilijkheden met zich bracht, verrees toch in 1899 op een terrein tusschen de Schoolstraat en de Maliesingel een school die aan een vijf honderdtal jongens een plaats kan bieden. Waar me a in het oude mannenhuis was begonnen met n timmerwinkel, en a smederij, daar heeft men thans niet minder, dan drie timmerwinkels, drie smederyen, twee schildarswerkplaatsan, een meubelmakerij en draaierij, een zestal teeken zalen en een drietal lokalen voor het lager onderwys bestemd. Zoo is dus uit het plantje een boom gegroeid en mocht hat bestuur het genoegen smaken haar werk met succes bekroond te zien en de over tuiging hebben dat haar arbeid van voor vijf- en twintig j iren niet vruchteloos is geweest. Dit zou ook baas van Hulzen kunnen getuigen die als mr. smid al die jaren van lief en leed mede maakte en ook thans nog lustig den hamer hanteert, en de vijl der bankwerkers laat hooren. In hem vond het bestuur een der beste krachten, om de jongens voor te gaan iu hun moeilyken arbeid, want mocht het bestuur ook al do gang der zaken, de loop der dingen regelen, zonder de toewijding vaa een directeur, zonder de praktische ervaring der onder%ijskrachteu had de school niet die hoogte kunnen bereiken, die zij thans inneemt. De onlangs afgeloopan tentoonstelling deed het ons zien, dit was niet, wat men de ambachtscLolen dikwijls verwijt, een «pielerei", waar men allee op miniatur schaal vervaardigt, waar men jongens opkweekt, die, zoodra zij voor den praktijk van het vak komen, met da handen verkeerd staan. Neen, hier wordt het vak, het ambacht zelve geleerd, zooala hen dat op de werkplaats wacht. Hier maakt da timmsrman, deuren, kozijnen, trappen, op ware grootte, en als ze geread zijn, neemt de sehildar ze onder handen, om zo na stoppen, plarauren, schuren, gronden enz. als dsgelyk toonbaar werk te kunnen afL'veren, werk, dat er vnj wat beter uitziet dan men van vele bazen soins ta zien krijgt, voegt men hierbij het bijzondere geval waardoor de jongens in da gelegenheid waren voor de nieuwe school eerst oen groot gedeelte j van het houtwerk te maken en later de binnen betimmeringen in orde te brengan om daarna j de lokalen te schilderen en dikwerf te met j friezan en opschriften boven den daur te ver; sieren, welke arbeid nu zelfs nog niet geheel j gereed is; dan ziet man direct dat het onderwijs hier meer is dan soort knutselarij | en dat de jongens met den grondslag die hier gelegd wordt, gorust de praktijk in kunnen gaan. Trouwens da loonbtaten, die r.a brl >op j der school, over drie achtereenvolgende jaran j worden bijgehouden zouden dit kunnen uit wijden, want, boewei de knapen aanvankelijk op ' een klein loon wordea aangenomen, worden ze ' reeds het volgar.de j.lar of hoogstens dat daarna op het volle loon gebracht en das uls vol' slagen knecht aangenomen. i Dat men dergelijke resultaten verkrijgen kan, vindt hoofdzakelijk zijn oorzaak in tie goede ] opeenvolging der leerstof, in de juiste aan sluiting der vakken, in de geregelde volgorde , der oefeningen, die van eenvoudig tot inge wikkeld steeds op ware grootte vervaardigd worden. Zoo zullen de eerste oefeningen van da timmerlieden, het maken vaa laschen en verbindingen van dien aard zya, dat ze in hel tweede en derde jiar direst toegepast kunnan worden by het vervaardigen van deuren en kozijnen; zoodat deze werkstukken, terug ge bracht zqn tot een samenstel van oefeningen die reeds in het eerste of tweede leerjiar doorgemaakt zy'n. Ea zooals dit met de timmerlieden het geval is, zoo sluit ook de leerstof der schilders en die der smeden in de verschillende j iren, op de best denkbare wyze aaa; waar dus het werk der praktijk in de geheele curcus als een schakel in elkaar grijpt, daar zijn da constructie en teekenoefeningen om haar te steunen en aan te vullen; terwy'i het handteekenen inde ver schillende jaren, eerst als oefening van oog en hand, later als het ontwerpen van versieringen in de verschillende ambachten, het hare er toa by brengt. Hat werk der schilders treedt iets buiten of liever, gaat uit den aard der zaak iets verder, omdat men de tyl die by de andere ambachten aan het teekenen van constructies en uitslagen besteed wordt, hier gebruikt voor het vakteekenen, het ontwerpen en uitvoeren van versieringen, wat in den tegen wi/ordigen tyd al meer en meer van den schilder geeischt wordt. Tan minste dat hy eene versiering goed begrijpt, kan vergrooten en behoorlijk aanbrengen. Daar dit weer samen gaat met het natuurteekenen, waaruit de motie ven geput worden, zoo ligt voor de hand dat ook het natuurteekenen in vergelijking met de andere ambachten hier meer uitgebreid kan behandeld worden. Zoo loopt dus door het geheele ondarwys een draad, van hat begin tot het einde, en hierin moeten we voorzeker zoeken, het ge heim dar resultaten, die men in de tijd van drie jaren verkrijgen kan, zooals we dezer dagen in de gelegenheid waren ta zien. Leerzaam was dus deze tentoonstelling, zoowel door wat er te zien was, als door wat voor velen wellicht verloren ging, maar voor hen die met meerdere ernst het werk bezagen, hoe langer hoe verklaarbaarder werd : de gang van onderwys, die de jongelui in zoo korten tyd, zoover bracht. R W P. JR. Vrouwenliefde in de Literatuur, door ANNA DE SAVOBNIN LOHMAN. P. N. van Kampen & ZOOP, Amsterdam. Toch altyd heerlyk om ta krijgen, zoo'n boek van Anna de S ivornin Lohman. Hoe lang is hst al riet geleden, dat haar eerste boek verscheen, dat we dit jonge meisje zagen opstaan met van verontwaardiging schitterende oogen en toornig gebaar, en we haar met trillende stem arathemen hoorden slingeren naar den leugen en de conventie. Haar boeken waren eigenlijk nooit literatuur, daar was haar taal te onbeholpen voor, maar :ö;h stond er een sympathieke, flinke vrouw uit op, een vrouw, die had gateden, en die haar leed durfde uiten, fin- en hartstochtelijk, al was het niet mooi van rythme en geluid. HaJ succes van haar boeken was dan ook meer een gevolg van de onderwerpen, die zy behandelde, en van het verschijnsel dat zy, freule uit de haagsche aristocratie, tegen den leugen in haar eigen kringen haar stem verhief, dan van een werkelyke, literaire waarde, die haar tot dan adeldom van kunstenares zou hebben verheven, zooveel nobeler en reëeler dan dien van de kroor.fjis boven aan stukje postpapier of achter op een envelop. Ojk in' dézen bundel trilt weer die veroctwaardiging, en zien wy' het heftige gebaar van haar woade tegen alles wat haar leugen en conventie lykt. Haar rake stuk tegen de douairiera Klerck van Hogendorp, de presidente van den «Vrou wenbond tot verhooging van het zedelyk be wustzijn", is een genot om te lezen. Het doet ja goed, ja voelt j3 behagelijk, dat het nu eindelijk eens llink wordt gezegd, en j 9 krijgt een opwelling om Anna Lohman een warman brief te schrijven van synpathie en dank baarheid. Volgen tal van andere stukken, over Marie Baskirtstff en Marcel Piéfost en E-nile Zola, over de Marguérittes en Haspels, wiens heerlijke boek «Vreuglen van Holland" ook roy'ns inziens .iig en niet genoeg gewaardeerd in onze literatuur Blaat, over Gibrielle Reuter, enz. enz. Naar aanleiding van al dio verschillende boeken vindt de schrijfster geleger,keid om, haar ideeën over Vrouwenliefde te ontwikkelen. 0/eral, waar zy tegen de leugens van conventie en fUsosn lostrekt, blijft zy sympa thiek, en da bewondering voor dit meisje, dat enkel door vél lijden zich aan hun invloed heeft kunnen onttrekken, slijmt en stijgt. Maar, hoe jammer, in plaats van harmonisch te worden tot een fijre, statige zelf bewustheid, leidt haar verontwaardiging dikwijls tut or door dachte, o:ilogisohe grof'hsdan en uitvallen, die het werkelijk goede van baar werk bederven. Ailen, die hat niet precies rnst haar eens zijn, krijgen er van langs, dat de stukken er af zouden vliegen, als zij hen eens werkelijk kon raken. Dat zij de Murgcérittes en anderen, die anders voelen en denken dan zy, voor ieuteiaars, geldspeculanten, mooidoeners, of verwijf'ia, ontzenuwde karakters uitmaakt, laat ik nog daar, maar zelfs eene schrijfster ais X^llie van Kol moet het ontgelden, en al de toch in elk geval oprecht-gauite, uit innige overtuiging uitgezegde theoriëu van deze vrouw en moeder worden «aanatellpiig beweren" genoemd oiadat zo nu eenmaal niet dezelfde zijn als die van freule L)houm. Eau buiten staande zou toch denken, d^t een getrouwde vrouw en moeder als Nellie van Kol, uieer recht had over de opvoeding van kinderen te spreken, dan een. zij het ook niet jong meer, meisje, dat »het Ivine Noodige" i.iet beeft ge vonden. Of aan d;t iaaJbte oak wslliobt te wijten is bet «dópit''. den tpijt, dia aun al bet lateie werk van freule L >huun dat bittere, scherpe, wrange geeft, dut baar oorspronkelijk nobele veror.twar.rdigir:g zoo dikwijls Joet 01.taaiden j in onharmoiiischo -,innigheid 'i Dikwijls heeft het daardoor ook dan schijn, alsof Anna i Lohraan theoretiseert over hooga dirgen. diu l zij eigenlijk niet vol heeft doorgemaakt, omdat j ze er tot uu too \óór is blijven staan, zonder i ze in 't groote levesi Ie hebben doorleefd. Zwak is ouk aan het einde, in ha.tr artikel over liet overigens ze?r sympathieke boek Ofltwij-Jing" van v;:n Kakoren, dal zij als ideaal van een huweiijljttoestand nog eets komt aai dragen mat hut i.lee van dcu mun, dun sfcriire, dien -ij als rfuuw MH kunnen aanliaiigtn Wij, die dachten, dat het nu (och eindelijk eens uit zou zijn aitt die mir.derwaaidigheid en die zwakte van da v;ouw. met den man nis sterkere daar (!;>;::inocreul boven, wij, die; met Ibs:n er; s>uder;.;;inn on anderen (hoorn-den van de f-tcrl:'', groot a vrouw, niet de niirdoiv, maar ila gelijke vaa den man, zijüauuwe, krachtige kameraad, door gén seksevericb.il zwakker of minder gemaakt I Ei dan kooit daar, in 1902, een vrouw, die toch malgrétont onder de besten van haar sekse behoort, en zich in vél heeft vrijge vochten, nog met dat oude, beschimmelde goedje aan l En dan nog iets. Voor in dit boek over ?Vrouwenliefde", prykt een portret van de schryfster ten voeten uit, in vol ornaat van haagsche dame, in robe en manteau. Waar dit vóór in een rouan nog wel gaan zou, is er hier, juist in dit boek, iets onkiesch in, dat freule L ihman had moeten voelen. H. B. W. A. PAAP, Roningtrecht. W. Versluys, Amsterdam, 1901. Koningsrecht van W. A. Paap is een heel merkwaardig stuk. Men kan het drie-, vier-, vyfmaal lezen en eiken volgenden kaar zegt men : »Wairiyk, ik wist niet, dat dat ding zóó goed in elkaar zat l" Ja, telkens wordt men door eene zakere mate van bewondering voor den schry>er ervan bevangen, gaarne erkennend, dat het in vele opzichten hoog boven de gewone dramatische uitingen, waarmee elk rechtgeaard tooneelgezelschap zy'n publiek dagelijks ver heugt, uitsteekt. D<J, wat man noamt Inhoud" van het stuk is, gelyk by alle heusch gemeende drama's dat is dus by dezulken, die het leven geven, op walke manier dat Ie ven dan ook bekeken zy, en niet wat aan- elkaar- gt fliuste malligheid van santtmentsaanstellarytjas en ui m of meer ver nuftige vondstjas op hst gebied der techniek, de inhoud is m enkele woorden mee te deelen: EM molenaar, wien door de vrijwel onmenschalyke, doch Liet direct wederrechtelijke handehi gen vaa eenige hooga heeren zijn middel van bestaan ontnomen wordt, is het onmogelijk, recht te verkrijgen, namelijk recht, zooals een gewoon verstandig en gevoelig manscb, die niets van juristerij weet, dat verstaat, en dat wel nieaegei staande hij negen jaar lang aan houdt en zalfs de koning, Frederik de Uroote (wij zijn in den jare 1779) zya voorspraak is, zoodat deze ten laatste mguumachtig den mole naar verschaft, wat hem naar recfu eu billykheid toekomt, hoewel hij het van de rechters niet kon verkrijgen. Men ziet dus, in dit stuk wordt een stry'd tegen de rechtspraak aangebonden, een strijd, die vijf bedrijven lang duurt, zondar enkelen wapenstilstand van ook maar eenige minuten. .i die aanval, hardnekkig en verwoed, is niet van de malschte soort ! A!, wat een spitsvondig brein, gearetikt in, ja, doortrokken van de rechtsgeleerde wetenschap, by mogelijk heid aan vetynigheden, giftige aanklachten, schrijnende opmerkingen ten opzichte van de beoefenaars dier wetenschap kon by elkaar kry'gen, is als wapen gebruikt, scherpsnydend dikwijls, verwondend alty'd. Uitdrukkingen als: «juridische kletspraat", «.juristen, het uitschot van het menschelijk vernult" en wat dies meer zy-, zy'n nog maar zwakke aanloopjes tot veel heviger uitbarstingen, zoodat het vertoornde geluid van den onvermoeib'ren aanvaller lang zamerhand in geforceerd schreeuwen ontaardt, dat hier en daar vee! overeenkomst met tamelijk ordinair gescheld vertoont. Doch de stryder is niet uit het zadel te wippen. Hy zit vast, als n met zy'n weldravend ros, huudt de speer meedoogenloos op den vyind gericht en is niet uit het veld te slaan. Wanneer hy eindelijk da campagne dan ook als beëindigd wenscnt te beschouwen, ziet hy er Dog even frisch uit als by zijn eerste optreden, zy'n dogen spoken nog even vurig rond, zijn houding is niet minder krijgshaftig en het is dan ook niet uit vrees of vermoeidheid, maar uit een soort van minachting voor zy'n weerloos slachtoffer, dat hij dezen eindelyk maar links laat liggen. Ja, de vijand der rechtstoeslanden in het koninkry'k Pruisen omstreeks 1779 heeft knap gevochten. Ean woord van hulde mag hem niet onthouden worden! Doch met dit alles is »Koningsrecht" nog geen goed drama. »Wat!" zegt hierop misschien de schrijver met een ongeduldig, tevens medelydend schou derophalen. s.Vlaar hebt u mijn «Voorwoord" d>m niet gelezen, meneer? Daarin toch heb ik met luider stemme verkond, let wel: »Da inhoud van het drama »Koningsrecht" is zuiver historisch, alle personen van het stuk zy'n historisch, allen hebben hun historischen naam, ook hun historischen ouderdom. Bjhalve het rechtsgeval zelf, tot in zy'n kleinste bijzonder heden, is ook het volgende streng historisch en vaak woordelyk historisch: Ie, 2 ?, 3 ', enz. enz.1' Ei dasi komt er uoj; iemand beweren, dat mu'n stuk geen goed drama zou zijn! Maar m'n lieve hemel, het geeft het loven zelf' ik herhaal: alles ia hausob gebeurd, historisch ! en wat kan men nu vaii een diama meer wa:i3ohea V Ciéeu goed. . . Nu vraag ik je !" Waarlijk, die redeneering is even schijnbaar verpletterend als bedoeld Voorwoord. Hst lykt wel ten tegen alles beichermeiïd pantser, waarmede de schrijver zich gedekt heeft. »Historisch, historisch!" is de kiest van protest tegen elko nauwgauite op- of aanmerking, de kreet, die elk kalm betoog een tijdlang over stemt Djch op den duur wordt dat alarmge roep wel wat eentonig, verliest zijn kracht en kiij^t een rustiger, zich wat minder opdringend geluid gelegenheid, zich geboorte verschaffen. Daarvan gebruik makend, zeggen we: Nu ja, maar wat kan ons dat allemaal eigenlijk schelen, of. wat daar op 't tooneel gebeurt, alies precies zoo 'u jaar of honderd geleder. in de werkelijkheid heeft plüats gegrepen'! ^33S' zeker, die historische juistheid kan onze belargs'.ellirg verhoogen, maar dott aan de waardo van het drama op zichzelf' niets p,f, geeft hoogstens een bewy'a van de kuupheid des fcchrijvers. \Yat toch wil een drama zijn V E'jiie pha.'itasie van be'jandeiing, die zoo bterken schijn van waarheid heeft, dat de toe schouwer er een ooger.blik h-jt leren zelf voor vergeet, meegaat met wat daar tijdelijk voor hem de werkelijkheid is, gepijnigd en gestreeld worJt door de hartstochten, die daar voor hetn opbruisen, met elkaar in botsing ko:nen of in elkaar vervloeien, meegesleept door den snellen voortgang, dien alles neemt in enkele uren jds immers wordt daar misschien de tragedie van meer dan n merischeniiiven voor ham vertoond??,tot hy eindelijk, heeft de handeling, door den natuurlijker, drang dsr dingen ge stuwd, haar toppunt bereikt en ulies da eenige, klare, or.üfwer.dbaie oplossing vindt, die door het voorafgaande was voorbereid, opstaat, juicht en stampt met de voeten, oin plotseling uit die tasvbare hallucinatie te ontwaken, welke hem zoo gehanteerd heeft, dat hij er aog dagen mee rondloopt, er naar snakkend, opnieuw die emyiie te mogan oudervinder, awerend bij het tooneoi, htt gBbenedijde toor.eü!! Ja, dit wil een goed drama zijn, vaarxaar do menbchheid nog iniaier reikhalzend uitziet, waarnaar zy nog iiomloopt, tot in haar ditpste iunerste ontroerd, dat zij daar haar eigen lijden en strijden, ver moeid door den dichter, aanschouwen mag, het >heusche" drama, ten spijt van alle kleinzielige betweters met hun gepraat van : «Ach, de mensehen willen dat niet meer. De tyden zy'n veranderd. Ze zoeken wat amu sement voor hun lieve dnbbel»j^s. Gelooft ODS: ja moet de zaak zoo licht mogelijk opvatten. Daar kom je het verste mee." Ja, het goede drama.... Maar zoo is Paap's «Koningsrecht" heelemaal niet. Neen, het mist bijkans al de hoedanigheden, die men een drama stellen kan. Van voortgang eerstens is gansch geen sprake: in't begin van 't stuk hooren wy' den molenaar zich beklagen over het onrecht hem aangedaan en tegen 't eind zy'n we nog even ver; de handeling staat volkomen stil. En van eenig dramatisch conflict is al even weinig te bemerken, zoo min als van de zoo noodzakelijke styling, wil men de belangstelling van den toeschouwer gaande houden, of van wat frischheid van afwisseling of juist aangebrachte schakeering van licht en donker. Neen, het is het slepende rechtsgeval van den molenaar en nog eens en nog eens het rechtsgeval van den molenaar, wat ons vy'f be drijven lang boeien moet, en daarbuiten niets, hoegenaamd niets. Het gaat lijken op 'n taai, droog processtuk, wnarby men bij ongenblikken in den dut geraakt, om, zoo nu en dan, bij een verrassend, nieuw incident weder tot kort stondige belangstelling te ontwaken. Ja, waarly'k, bij het aanhooren van «Koniogsrecht" waant men zich niet in den schouwburg, maar in de rechtszaal. Doch wat doet het \óór alles, buiten «He andere beschouwingen om, zoo weinig een goed drama zy'n? Het volgende: Wat is by een kunstwerk, wil het om nu eens by dat woord te bly'ven lècht op dien naam hebben, een eerste vereischte? Dat men daarachter eene persoonlijkheid be speurt, die door zijne qualiteiten buiten het gewoon slag menschen valt, den artist dus, d. w z. iemand, die het waagt, wat breeder en mooier te voel'en en te denken,, dan zy'ne medemenschen. Ea vinden we dien persoon achter «Koningsrecht" ? Haelemaal niet l We maken kennis met een boozen meneer, ach, een qiasi boozen meneer want heusch verontwaardigd is hy niet; daarvoor is zyn geluid te scherp, spreekt er te weinig waar achtige aandoening uit , men mag zeggen, 'n ietwat kwaadaardigen meneer, die... de rechtstoestanden in 't koninklyk Pruisen om trent 1779 schildert ? Neen, hm, nu komen wy om met een der rechtsgeleerden uit het stuk mee te spreken eigenlijk pas tot het »fijae van de zaak.'' Was dat 's heeren Paap's bedoeling geweest, zoo zou hy' zich, in objactieve beschouwing, tot de zuivere schildering dier toestanden bepaald hebben, ons zoodoend een in elk geval interessant kijkje in het verleden schenkend. Doch waar om zich dan zoo heesch geschreeuwd ? Men hoeft i toch waarachtig niet meer boos te zijn, om wat reedi zoo lang achter ocs ligt! Naen, neen, er schuilt nog heel iets anders achter dit stuk. «Koningsrecht" is niet geschreven om zy'nzelfs wil, is niet doel wat een kunstwerk toch, zonder eenige tegen spraak, dient te zyn , doch slechts middel, een steek onder water naar de huidige recht spraak. D.èheeft hij willen aanvallen, d&t was zy'n doel en «Koningsrecht" is het niet al te loyale middel daartoe. Had de schrijver dau maar het heden flink aar gepakt on dat verleden met rust gelaten i Zoo had hy misschien beroering in den lande iMiiMiiiiiiiiiuiimiiHiititiiiHiiiuuiiiiiimiuiiiiliiilimiiiiiiiitit! 40 cents per regel. MIIIHIIIIIIItUIIIIHIIIIIIIllllllllllllHInltllllllimillllimillMIIIIIIMMlC Ij KAÜ13T3.VS Watrassin-, Bad Jen- u | Siaaijkamar-fösuhsïfabriak, Sneek. f> BED IfKii TO'.iU'OMï'.' m?t 10 jnar gaanu*. | tie. Le.-rïe sa.bri 1S36 p!, in. 54JÜCS stollen. Geïllustreerde Pri/jscaurant gratie^ J Ilondsrden be^'i-ea vjn tevredenheid. ^ y Special t e: t i ??>!?:; .--JEÏ.SOÜK LXDlliANTKS. Dr. JA'-GZii'S ORIS, Amfterdiini, Kalvcrstr. 157. Eeiiig specialiteit in des» 'T(f artikelen in gtheel NederL Grand Vins de Champagne. ERNESTIRROY, H e i m s. Dépjsitaires: B. A.B!PP!NG&Co,,Amstereain, Kano-, Oipl- en Hnzietalel Arnhem, Koningspleiii. VLEUOELS en JflANINÜ'S in Kjcp eu in Duo. Kc-pf.reeren StDiaiaea Euilfts.. Naamlocze Vennootschap ATIOMAL GROSDBEZIT ' te 's-G' Ma^scbappelijk Kapitaa'. . ? 1.000,(;00 U^laatct . . (M), (.00 Reserves Statuair reservefonds j 10:ï,5ïi.50 J''i>rula voiir afdrij vingen ...... ' . .. :«>,:; 1 1, :!S' 2 Totan.1 rssor,-e . . ? 1«,11«.S7 -4 DJ X.ïaoiJooze Veru ootscïUij: kt;opt onroerende goederen in Xadeiïa;/d en (2ecff. on ik1 r tiK'/.k'hl v;ui ce» t: ii.-U'o, ?l pCt. Ojligatiöa uil, tot dan kuc;b van '.)<) |,('|., in i-tukken van j' lOOi) en ? 200, verkrijgbaar te : 's UriÏYt'iiliiijre: ten kantore d- v Vtrnoo'schap en der Firma r. j. LAJiDitr. Amsterdam: 'jij <le Firma l'KAETOKUS k /,00>. en cldor.1- ; bij 'ie Agent on IM Co ;'csio..denteüder Vennootschap.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl