Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1309
Rjeds zeide ik dat koor en orchest (dit
laatste van de Arnhemsche Orchestvereeniging)
ten volle berekend waren voor hun taak.
Odder de solisten was het wederom, evenals
indertijd in de opera, de heer Jos. Ty'ssen Jr.,
die het werk droeg. De heer Ty'ssen leefde
in z\jn rol en steeds wist hu den juisten
toon te treffjn; steeds wist hy' met zyn
stem alle schakeeringen, die dichter en com
ponist hebben aangebracht in hun werk, te
releveeren. Het was een groot genot naar zgn
creatie te mogen luisteren en met weemoed
moest ik my herinneren, dat het den begaafden
toondichtêr nimmer vergund is geweest, deze
voortreffilüke vertolking te hooren. Niet
minder goed waa ook mevrouw Tyssen in de
uitbeelding van do rol der jonge grarinClara.
Met veel poëzie wist zy die dankbare party
weer te geren.
Toen wij den heer en mevrouw Tassen voor
het laatst in Amsterdam hoorden, kon men
vermoeden, dat wjj dat voortreffjly'k kunste
naarspaar niet blijvend voor ons zouden mogen
behouden. Dat vermoeden is sedert dien tijd
zekerheid geworden. Door het engagement
Tan den heer Tassen te Frankfort, is zijn
heengaan een feit geworden. Oaze beste
wenschen vergezellen den heer en mevrouw
Tygsen in het buitenland; en zooals wjj met
dankbaarheid ons zullen bleven herinneren
wat zjj ons geweest z'y'n, geloof ik dat zy met
genoegen zullen terugdenken aan onze waar
deering hunner gaven; eene waardeering, die
zich te Nijmegen wederom op ondubbelzinnige
wijze heeft geuit.
Prachtig was ook de heer Orelio als Toon.
Steeds zeker van tyn party', kon de heer Orelio
alle aandacht wijden aan het sarcasme en het
hoonende en spottende van zy'n rol. E«n
verrassing voor my was de R )llo van den heer
H. J Veldkamp. Ik geloof dat w\j in den
heer Veldkamp een uitmuntend zanger ryker
geworden zijn. De heer Zalsman, die de basrol
van R mar vervulde, deed zulks op zeer
nobele wijze. Misschien ietwat te pathetisch.
Mejuff.-ouiv Lozin zong thans de party van
Margreet. Mat haar prachtig dramatisch orgaan
en duidelijke dictie wist zy een groot relief te
geven aan die rol. De kleine partijtjes warden
thans voortreffelijk vervuld d or de dames
Broek-Landréen v. Baeknm ea de heeren
Walter van San, Broek,, Met en Gruitrooy.
Daze uitvoering werd voorafgegaan door een
kamermuziekconcert waarbij wij konden kennis
maken met het eerste opus van Jan Brand t s
Buy-t, n.l. een trio voor piano, viool en violoncel
in G uitstekend gespeeld door de heeren
A. B. H Verhey, L Wolff en Antoon Bjnman.
Hat trio openbaart reeds het talent, dat
wylater in Brandts Buys tot grooter rypheid
hebben zien komen. Naast volkomen
beheersching van den vorm en zin voor
klankschoonheid, vindt men hier en daar nog wat ntü/eteit
in de vinding, vooral in het eerste deel. Het
tweede deel, Sjherzo Allegrissimo, heef c een
zeer melodieus Trio; het Andante is zeer
stemmir.gsvol, doch ietwat lang uitgesponnen ;
het Fir.ale daarentegen van weldoende be
knoptheid
De dames Hanriëtte en Anna R)ll speelden
op de van haar zoo bekend uitstekende wij ie
hat Taema met variatiën voor twee piano's van
Ulfert Sohnlts en Fantasie en Caprice van L.
Air. v. Tetterode.
De heeren Verhey en Wolff gaven toen ten
beste de reeds in '83 door de Naderl.
Tjonkuostenaarsvereeniging bekroonde
FmtasieBtukken voor Piano en Viool van Laon. C.
Bjuman een drietal zeer mooie kamermu
ziekwerkjes in den stijl van Schuman Gade,
zeer eff jctvol voor de instrumenten geschreven,
met boeiende gedachten en in het Finale een
sjhoonen climax; werkjss.die het my zeer deden
betreuren dat wy' van het compositietalent des
heeren Bouinan niet meer bloeiende vruchten
-bezitten.
Byzonder interessant van deze kaïnermuziek
uitvoering was my ten slotte de sonate voor
piano en viool van mejuffrouw Lize Kuyper,
door de componiste gespeeld met mejuff-ouw
Marie Hekker. L:ze Kuyper heeft een frisch,
ongekunsteld talent. Hara thema's zijn boeiend
en bekoorlyk. Hat eerste gedeelte leek my
ietwat abrupt te eindigen. Hat tweede ge
deelte (waarom waren de namen der
onderdeelen niet op het programma vermeld ?) is
een dankbaar geestig stubji, ongeveer als een
hongaarsche dans. Het derde deel een
stemmingsvol Andante, komt mij voor zeer goed
gevoeld te zy'n en het Finale, misschien
vormely'k het best, sluit de sonate zeer flink af.
Het muziekfeest te Nijmegen heeft ons voor
het eerst kennis doen maken met m^j Kuyper;
spoedig hoop ik haar als componiste weer te
ontmoeten. Da componiste en mej. Hdkker, die
over een zeer schoonen toon beschikt, speel
den het opus voortreffelijk.
De firma A. A. Njske te Middelbar» zond
mij een circulaire, waarin zij mededeelt dat
de sonate spoedig bij haar iu druk zal ver
schijnen.
By het concert in de Groote of Stevenskerk
deed de heer W. de Vries ons hooren dat het
orgel dier kerk een met recht koninklijk
instrument mag genoemd worden en dat hy'
het voortreffelijk weet te behandelen. De num
mers zy'ner keuze waren een Preludium en
Faga van Mobach, een Intermezzo van
Wagecaar en een Sonate van Van 't Kruys. M?j.
Barzina Mol uit Utrecht zong Jesu dulcb
memoria van G. A. Heiuze, Vrede van L. Adr.
v. Tetterode en »du schwebst um müde Ilerzen''
van Volkmar. De uitstekende zang van mej.
Mol, gesteund door de prachtige acoustiek der
kerk, bracht de toehoorders onder grooten
indruk; evenzoo het vioolspel van mejuffrouw
Annie de Jong uit Den Haag. die een Adagio
van BJSSÏ, een Aria van Feaglia en een
S-irabande van Corelli speelde. Mejuffrouw
de Jong haalt een groaten, vollen toon uit
haar instrument. Dat het oerste stuk af en toe
ietwat te hoog klotk, komt zeker omdat de
violiste van haar plaats uit het orgsl niet goed
kon hooren. Dan uog valt ta vermelden een
bariton aria uit Nicolü'a Bonifacius, door den
heer Nolet. Maar het glanspunt van het
kerkconcert vormde de zacg van den heer Jos.
Tussen Jr., die door den heer W. Patri bege
leid, een Hymne van Diepenbrock en twee
nummers van Cirl Smulders ten gehoore bracht.
Deze Hynne vaa Diepenbrock evenals de
andere mij bekende uit Novalis' gaistüche
Lieder, is een grandioos toonstuk, waarin het
mystieke van den tekst door de muziek heerlijk
wordt weergegeven. De componist laat zijn
zangstem in een nobelen lijn, golvend
declameeren en bereikt o. a. by' de woorden «Ver
wandelt wird das Ganossene irmiglicher und
taher" een buitecgev/con hoogtepunt. Mnar
hoe schoon gavon de heeren Tijssen en l'dtri
het stuk ook weer; zeker wel tot volkomen
tevredenheid van den componist.
Tot mijn groot leedwezen kon ik het Zondag
avond-concert niat bywjnen. Het programma
bevatte Bsnoit'o Kindercantate »Dd waereid in",
viool concert van Mann en Ballade voor viool
met orchest van Pater v. Anrooy, door mej.
Annia de Jong, Erklarung van Willem Lindr
en liederen voor bariton door den heer Orelio,
Herfst voor gemengd koor en orchest van A.
M. v. Bange en Fantasie over een oud
Hollandsch lied van Wagenaar.
Het feest te Nijmegen heeft veel en velerlei
te genieten gegeven. Alle genres van kunst
waren vertegenwoordigd. Het lied, de kamer
muziek, kerkelyke muziek, concert-cantate,
instrumentale muziek en dramatische muziek.
De heeren Lson. C. Bouman en A. M. van
Beuge, die als feest-directeuren zeker het
grootste aandeel hebben gehad in het welslagen
van het feest, mogen met bevrediging terugzien
op hunnen voortreffelijk geslaagden arbeid.
ANT. AVEBKAMP.
IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIII MiiiiiimiiiiiimiMiiiniiiiiima
Tentoonstelling ter gelegenheid van het
Yijf en twintig-jaübestaan der
Ambaentsscnool te UtrecM,
Ware deze tentoonstelling niet in zoo vele
opzichten hoogst belangrijk en leerzaam ge
weest en het feit dat zij een j ibileum herdacht,
niet opmerkenswaardig; wy zouden haar allicht
onbesproken gelaten hebben.
Vele ambachts-, teeken- en kunstny
verheidstentoonstellingen toch, hebben de gewoonte,
telkenjare tentoonstellingen te organiseeran
van het in den afgeloopen cursus vervaardigde
werk. Dat hier echter dikwijls meer achter
schuilt, dan het eindigen van een'Cursufjiar,
och wie zal het ontkennen, de strijd om het
bestaan is veelal moeilyk, en concurrentie ook
in dit vak niet uitgesloten; terwy'l een zekere
nay'ver, de eerste onder de broederen te willen
zijn, grootste aantal leerlingen te hebben, werk
te kunnen toonen, wat men nergens elders
vindt enz. enz. maar al te vaak
hoofdaanleidingen tot deze tentoonstellingen zijn, die dus
in meerdere of mindere mate uit onoprecht
heid geboren worden. Mogelijk zy'n er nog
meerdere dryf/eeren, of is men doordat andere
scholen hun werk doen zien, er als vanzelf
toa genoodzaakt, hoe het ook zij, in het belang
van het onderwijs is het doorgaans zeker niet.
Dat we thans echter, na uil >op, nog eens
naier op deze Utrechtsche expositie terug
komen haeft, zooals we reeds boven opmerkten
een tweeledig doel. Hiermede toch herdenkt
de ambachtBgchool het feit dat zy voor vy'f
en twintig jiar den grondslag legde, voor wat
zy nu is, een der besten uit ons land.
In den winter van 1872 reeds werd het
initiatief genomen tot oprichting
eenerambaehtsschool door de afdeeling Utrecht, der
vereeniging tot bevordering van Fabrieks en
HandwerksDyrerheid in Nederland; de pogingen
vonden toen echter nog niet algemeen ingang,
maar een vijf jiren later, zij het dan ook
op bescheiden wijze, kon men in enkele zalen
van het R jomsch- Katholieke oude mannen- en
vrouwenhuis zy'n plan ten uitvoer brengen
en ambachtsonderwy's verstrekken aan een
twee en twintig tal leerlingen. Aldra breidde
dit aantal zich uit en waar aanvankelijk de
grondleggende ambachten, timmeren en smeden
onderwezen werden, daar voegde men het
meubelmaken en verven hier aan toe.
Meerdere zalen werden langzamerhand in
gebruik genomen, totdat ten slotte in 1891
in het oude mannen- en vrouwenhuis geen
ruimtJ meer beschikbaar was, terwyl de loka
liteit aldaar ook dikwijls veel te wenschen
overliet. Men moest dus een geschikter ge
legenheid trachten te vinden en op de meest
doeltreffende wyze loste men deze kwestie
op door de stichting van een eigen gebouw,
en hoewel dit vele moeilijkheden met zich
bracht, verrees toch in 1899 op een terrein
tusschen de Schoolstraat en de Maliesingel een
school die aan een vijf honderdtal jongens een
plaats kan bieden. Waar me a in het oude
mannenhuis was begonnen met n
timmerwinkel, en a smederij, daar heeft men thans
niet minder, dan drie timmerwinkels, drie
smederyen, twee schildarswerkplaatsan, een
meubelmakerij en draaierij, een zestal teeken
zalen en een drietal lokalen voor het lager
onderwys bestemd.
Zoo is dus uit het plantje een boom gegroeid en
mocht hat bestuur het genoegen smaken haar
werk met succes bekroond te zien en de over
tuiging hebben dat haar arbeid van voor vijf- en
twintig j iren niet vruchteloos is geweest. Dit zou
ook baas van Hulzen kunnen getuigen die als mr.
smid al die jaren van lief en leed mede maakte
en ook thans nog lustig den hamer hanteert,
en de vijl der bankwerkers laat hooren. In hem
vond het bestuur een der beste krachten, om
de jongens voor te gaan iu hun moeilyken
arbeid, want mocht het bestuur ook al do
gang der zaken, de loop der dingen regelen,
zonder de toewijding vaa een directeur, zonder
de praktische ervaring der onder%ijskrachteu
had de school niet die hoogte kunnen bereiken,
die zij thans inneemt.
De onlangs afgeloopan tentoonstelling deed
het ons zien, dit was niet, wat men de
ambachtscLolen dikwijls verwijt, een «pielerei", waar
men allee op miniatur schaal vervaardigt, waar
men jongens opkweekt, die, zoodra zij voor
den praktijk van het vak komen, met da handen
verkeerd staan. Neen, hier wordt het vak, het
ambacht zelve geleerd, zooala hen dat op de
werkplaats wacht. Hier maakt da timmsrman,
deuren, kozijnen, trappen, op ware grootte,
en als ze geread zijn, neemt de sehildar ze
onder handen, om zo na stoppen, plarauren,
schuren, gronden enz. als dsgelyk toonbaar werk
te kunnen afL'veren, werk, dat er vnj wat beter
uitziet dan men van vele bazen soins ta zien
krijgt, voegt men hierbij het bijzondere geval
waardoor de jongens in da gelegenheid waren
voor de nieuwe school eerst oen groot gedeelte
j van het houtwerk te maken en later de binnen
betimmeringen in orde te brengan om daarna
j de lokalen te schilderen en dikwerf te met
j friezan en opschriften boven den daur te
ver; sieren, welke arbeid nu zelfs nog niet geheel
j gereed is; dan ziet man direct dat het
onderwijs hier meer is dan soort knutselarij
| en dat de jongens met den grondslag die hier
gelegd wordt, gorust de praktijk in kunnen
gaan. Trouwens da loonbtaten, die r.a brl >op
j der school, over drie achtereenvolgende jaran
j worden bijgehouden zouden dit kunnen uit
wijden, want, boewei de knapen aanvankelijk op
' een klein loon wordea aangenomen, worden ze
' reeds het volgar.de j.lar of hoogstens dat daarna
op het volle loon gebracht en das uls
vol' slagen knecht aangenomen.
i Dat men dergelijke resultaten verkrijgen kan,
vindt hoofdzakelijk zijn oorzaak in tie goede
] opeenvolging der leerstof, in de juiste aan
sluiting der vakken, in de geregelde volgorde
, der oefeningen, die van eenvoudig tot inge
wikkeld steeds op ware grootte vervaardigd
worden. Zoo zullen de eerste oefeningen van
da timmerlieden, het maken vaa laschen en
verbindingen van dien aard zya, dat ze in hel
tweede en derde jiar direst toegepast kunnan
worden by het vervaardigen van deuren en
kozijnen; zoodat deze werkstukken, terug ge
bracht zqn tot een samenstel van oefeningen
die reeds in het eerste of tweede leerjiar
doorgemaakt zy'n.
Ea zooals dit met de timmerlieden het geval
is, zoo sluit ook de leerstof der schilders en
die der smeden in de verschillende j iren, op
de best denkbare wyze aaa; waar dus het
werk der praktijk in de geheele curcus als een
schakel in elkaar grijpt, daar zijn da constructie
en teekenoefeningen om haar te steunen en aan
te vullen; terwy'i het handteekenen inde ver
schillende jaren, eerst als oefening van oog en
hand, later als het ontwerpen van versieringen
in de verschillende ambachten, het hare er
toa by brengt. Hat werk der schilders treedt
iets buiten of liever, gaat uit den aard
der zaak iets verder, omdat men de tyl die
by de andere ambachten aan het teekenen van
constructies en uitslagen besteed wordt, hier
gebruikt voor het vakteekenen, het ontwerpen
en uitvoeren van versieringen, wat in den
tegen wi/ordigen tyd al meer en meer van den
schilder geeischt wordt. Tan minste dat hy
eene versiering goed begrijpt, kan vergrooten
en behoorlijk aanbrengen. Daar dit weer samen
gaat met het natuurteekenen, waaruit de motie
ven geput worden, zoo ligt voor de hand dat
ook het natuurteekenen in vergelijking met de
andere ambachten hier meer uitgebreid kan
behandeld worden.
Zoo loopt dus door het geheele ondarwys
een draad, van hat begin tot het einde, en
hierin moeten we voorzeker zoeken, het ge
heim dar resultaten, die men in de tijd van
drie jaren verkrijgen kan, zooals we dezer
dagen in de gelegenheid waren ta zien.
Leerzaam was dus deze tentoonstelling, zoowel
door wat er te zien was, als door wat voor
velen wellicht verloren ging, maar voor hen
die met meerdere ernst het werk bezagen, hoe
langer hoe verklaarbaarder werd : de gang van
onderwys, die de jongelui in zoo korten tyd,
zoover bracht.
R W P. JR.
Vrouwenliefde in de Literatuur, door ANNA
DE SAVOBNIN LOHMAN. P. N. van Kampen
& ZOOP, Amsterdam.
Toch altyd heerlyk om ta krijgen, zoo'n
boek van Anna de S ivornin Lohman. Hoe
lang is hst al riet geleden, dat haar eerste
boek verscheen, dat we dit jonge meisje zagen
opstaan met van verontwaardiging schitterende
oogen en toornig gebaar, en we haar met
trillende stem arathemen hoorden slingeren
naar den leugen en de conventie. Haar boeken
waren eigenlijk nooit literatuur, daar was haar
taal te onbeholpen voor, maar :ö;h stond er
een sympathieke, flinke vrouw uit op, een
vrouw, die had gateden, en die haar leed
durfde uiten, fin- en hartstochtelijk, al was
het niet mooi van rythme en geluid. HaJ succes
van haar boeken was dan ook meer een gevolg
van de onderwerpen, die zy behandelde, en
van het verschijnsel dat zy, freule uit de
haagsche aristocratie, tegen den leugen in haar
eigen kringen haar stem verhief, dan van een
werkelyke, literaire waarde, die haar tot dan
adeldom van kunstenares zou hebben verheven,
zooveel nobeler en reëeler dan dien van de
kroor.fjis boven aan stukje postpapier of achter
op een envelop.
Ojk in' dézen bundel trilt weer die
veroctwaardiging, en zien wy' het heftige gebaar van
haar woade tegen alles wat haar leugen en
conventie lykt.
Haar rake stuk tegen de douairiera Klerck
van Hogendorp, de presidente van den «Vrou
wenbond tot verhooging van het zedelyk be
wustzijn", is een genot om te lezen. Het doet
ja goed, ja voelt j3 behagelijk, dat het nu
eindelijk eens llink wordt gezegd, en j 9 krijgt
een opwelling om Anna Lohman een warman
brief te schrijven van synpathie en dank
baarheid.
Volgen tal van andere stukken, over Marie
Baskirtstff en Marcel Piéfost en E-nile Zola,
over de Marguérittes en Haspels, wiens heerlijke
boek «Vreuglen van Holland" ook roy'ns inziens
.iig en niet genoeg gewaardeerd in onze
literatuur Blaat, over Gibrielle Reuter, enz. enz.
Naar aanleiding van al dio verschillende boeken
vindt de schrijfster geleger,keid om, haar ideeën
over Vrouwenliefde te ontwikkelen.
0/eral, waar zy tegen de leugens van
conventie en fUsosn lostrekt, blijft zy sympa
thiek, en da bewondering voor dit meisje, dat
enkel door vél lijden zich aan hun invloed
heeft kunnen onttrekken, slijmt en stijgt.
Maar, hoe jammer, in plaats van harmonisch
te worden tot een fijre, statige zelf bewustheid,
leidt haar verontwaardiging dikwijls tut or door
dachte, o:ilogisohe grof'hsdan en uitvallen, die
het werkelijk goede van baar werk bederven.
Ailen, die hat niet precies rnst haar eens zijn,
krijgen er van langs, dat de stukken er af
zouden vliegen, als zij hen eens werkelijk kon
raken. Dat zij de Murgcérittes en anderen,
die anders voelen en denken dan zy, voor
ieuteiaars, geldspeculanten, mooidoeners, of
verwijf'ia, ontzenuwde karakters uitmaakt, laat
ik nog daar, maar zelfs eene schrijfster ais
X^llie van Kol moet het ontgelden, en al de
toch in elk geval oprecht-gauite, uit innige
overtuiging uitgezegde theoriëu van deze
vrouw en moeder worden «aanatellpiig beweren"
genoemd oiadat zo nu eenmaal niet dezelfde
zijn als die van freule L)houm. Eau buiten
staande zou toch denken, d^t een getrouwde
vrouw en moeder als Nellie van Kol, uieer
recht had over de opvoeding van kinderen te
spreken, dan een. zij het ook niet jong meer,
meisje, dat »het Ivine Noodige" i.iet beeft ge
vonden. Of aan d;t iaaJbte oak wslliobt te wijten
is bet «dópit''. den tpijt, dia aun al bet lateie
werk van freule L >huun dat bittere, scherpe,
wrange geeft, dut baar oorspronkelijk nobele
veror.twar.rdigir:g zoo dikwijls Joet 01.taaiden
j in onharmoiiischo -,innigheid 'i Dikwijls heeft
het daardoor ook dan schijn, alsof Anna
i Lohraan theoretiseert over hooga dirgen. diu
l zij eigenlijk niet vol heeft doorgemaakt, omdat
j ze er tot uu too \óór is blijven staan, zonder
i ze in 't groote levesi Ie hebben doorleefd.
Zwak is ouk aan het einde, in ha.tr artikel
over liet overigens ze?r sympathieke boek
Ofltwij-Jing" van v;:n Kakoren, dal zij als
ideaal van een huweiijljttoestand nog eets
komt aai dragen mat hut i.lee van dcu mun,
dun sfcriire, dien -ij als rfuuw MH kunnen
aanliaiigtn
Wij, die dachten, dat het nu (och eindelijk
eens uit zou zijn aitt die mir.derwaaidigheid
en die zwakte van da v;ouw. met den man
nis sterkere daar (!;>;::inocreul boven, wij, die;
met Ibs:n er; s>uder;.;;inn on anderen (hoorn-den
van de f-tcrl:'', groot a vrouw, niet de niirdoiv,
maar ila gelijke vaa den man, zijüauuwe,
krachtige kameraad, door gén seksevericb.il
zwakker of minder gemaakt I
Ei dan kooit daar, in 1902, een vrouw, die
toch malgrétont onder de besten van haar
sekse behoort, en zich in vél heeft vrijge
vochten, nog met dat oude, beschimmelde goedje
aan l
En dan nog iets. Voor in dit boek over
?Vrouwenliefde", prykt een portret van de
schryfster ten voeten uit, in vol ornaat van
haagsche dame, in robe en manteau. Waar
dit vóór in een rouan nog wel gaan zou, is
er hier, juist in dit boek, iets onkiesch in,
dat freule L ihman had moeten voelen.
H. B.
W. A. PAAP, Roningtrecht. W. Versluys,
Amsterdam, 1901.
Koningsrecht van W. A. Paap is een heel
merkwaardig stuk. Men kan het drie-, vier-,
vyfmaal lezen en eiken volgenden kaar zegt
men : »Wairiyk, ik wist niet, dat dat ding zóó
goed in elkaar zat l" Ja, telkens wordt men
door eene zakere mate van bewondering voor
den schry>er ervan bevangen, gaarne erkennend,
dat het in vele opzichten hoog boven de gewone
dramatische uitingen, waarmee elk rechtgeaard
tooneelgezelschap zy'n publiek dagelijks ver
heugt, uitsteekt.
D<J, wat man noamt Inhoud" van het stuk
is, gelyk by alle heusch gemeende drama's
dat is dus by dezulken, die het leven geven,
op walke manier dat Ie ven dan ook bekeken zy,
en niet wat aan- elkaar- gt fliuste malligheid van
santtmentsaanstellarytjas en ui m of meer ver
nuftige vondstjas op hst gebied der techniek,
de inhoud is m enkele woorden mee te deelen:
EM molenaar, wien door de vrijwel
onmenschalyke, doch Liet direct wederrechtelijke
handehi gen vaa eenige hooga heeren zijn middel
van bestaan ontnomen wordt, is het onmogelijk,
recht te verkrijgen, namelijk recht, zooals een
gewoon verstandig en gevoelig manscb, die
niets van juristerij weet, dat verstaat, en dat
wel nieaegei staande hij negen jaar lang aan
houdt en zalfs de koning, Frederik de Uroote
(wij zijn in den jare 1779) zya voorspraak is,
zoodat deze ten laatste mguumachtig den mole
naar verschaft, wat hem naar recfu eu billykheid
toekomt, hoewel hij het van de rechters niet
kon verkrijgen.
Men ziet dus, in dit stuk wordt een stry'd
tegen de rechtspraak aangebonden, een strijd,
die vijf bedrijven lang duurt, zondar
enkelen wapenstilstand van ook maar eenige
minuten. .i die aanval, hardnekkig en verwoed,
is niet van de malschte soort ! A!, wat een
spitsvondig brein, gearetikt in, ja, doortrokken
van de rechtsgeleerde wetenschap, by mogelijk
heid aan vetynigheden, giftige aanklachten,
schrijnende opmerkingen ten opzichte van de
beoefenaars dier wetenschap kon by elkaar
kry'gen, is als wapen gebruikt, scherpsnydend
dikwijls, verwondend alty'd. Uitdrukkingen als:
«juridische kletspraat", «.juristen, het uitschot
van het menschelijk vernult" en wat dies meer zy-,
zy'n nog maar zwakke aanloopjes tot veel
heviger uitbarstingen, zoodat het vertoornde
geluid van den onvermoeib'ren aanvaller lang
zamerhand in geforceerd schreeuwen ontaardt,
dat hier en daar vee! overeenkomst met tamelijk
ordinair gescheld vertoont. Doch de stryder is
niet uit het zadel te wippen. Hy zit vast, als
n met zy'n weldravend ros, huudt de speer
meedoogenloos op den vyind gericht en is
niet uit het veld te slaan. Wanneer hy eindelijk
da campagne dan ook als beëindigd wenscnt
te beschouwen, ziet hy er Dog even frisch uit
als by zijn eerste optreden, zy'n dogen spoken
nog even vurig rond, zijn houding is niet
minder krijgshaftig en het is dan ook niet uit
vrees of vermoeidheid, maar uit een soort van
minachting voor zy'n weerloos slachtoffer, dat
hij dezen eindelyk maar links laat liggen. Ja, de
vijand der rechtstoeslanden in het koninkry'k
Pruisen omstreeks 1779 heeft knap gevochten.
Ean woord van hulde mag hem niet onthouden
worden!
Doch met dit alles is »Koningsrecht" nog
geen goed drama.
»Wat!" zegt hierop misschien de schrijver
met een ongeduldig, tevens medelydend schou
derophalen. s.Vlaar hebt u mijn «Voorwoord"
d>m niet gelezen, meneer? Daarin toch heb ik
met luider stemme verkond, let wel: »Da
inhoud van het drama »Koningsrecht" is zuiver
historisch, alle personen van het stuk zy'n
historisch, allen hebben hun historischen naam,
ook hun historischen ouderdom. Bjhalve het
rechtsgeval zelf, tot in zy'n kleinste bijzonder
heden, is ook het volgende streng historisch en
vaak woordelyk historisch: Ie, 2 ?, 3 ', enz. enz.1'
Ei dasi komt er uoj; iemand beweren, dat mu'n
stuk geen goed drama zou zijn! Maar m'n
lieve hemel, het geeft het loven zelf' ik
herhaal: alles ia hausob gebeurd, historisch !
en wat kan men nu vaii een diama meer
wa:i3ohea V Ciéeu goed. . . Nu vraag ik je !"
Waarlijk, die redeneering is even schijnbaar
verpletterend als bedoeld Voorwoord. Hst lykt
wel ten tegen alles beichermeiïd pantser,
waarmede de schrijver zich gedekt heeft.
»Historisch, historisch!" is de kiest van protest
tegen elko nauwgauite op- of aanmerking, de
kreet, die elk kalm betoog een tijdlang over
stemt Djch op den duur wordt dat alarmge
roep wel wat eentonig, verliest zijn kracht en
kiij^t een rustiger, zich wat minder opdringend
geluid gelegenheid, zich geboorte verschaffen.
Daarvan gebruik makend, zeggen we: Nu
ja, maar wat kan ons dat allemaal eigenlijk
schelen, of. wat daar op 't tooneel gebeurt,
alies precies zoo 'u jaar of honderd geleder.
in de werkelijkheid heeft plüats gegrepen'!
^33S' zeker, die historische juistheid kan onze
belargs'.ellirg verhoogen, maar dott aan de
waardo van het drama op zichzelf' niets p,f,
geeft hoogstens een bewy'a van de kuupheid
des fcchrijvers. \Yat toch wil een drama zijn V
E'jiie pha.'itasie van be'jandeiing, die zoo
bterken schijn van waarheid heeft, dat de toe
schouwer er een ooger.blik h-jt leren zelf voor
vergeet, meegaat met wat daar tijdelijk voor
hem de werkelijkheid is, gepijnigd en gestreeld
worJt door de hartstochten, die daar voor hetn
opbruisen, met elkaar in botsing ko:nen of in
elkaar vervloeien, meegesleept door den snellen
voortgang, dien alles neemt in enkele uren
jds immers wordt daar misschien de tragedie
van meer dan n merischeniiiven voor ham
vertoond??,tot hy eindelijk, heeft de handeling,
door den natuurlijker, drang dsr dingen ge
stuwd, haar toppunt bereikt en ulies da eenige,
klare, or.üfwer.dbaie oplossing vindt, die door
het voorafgaande was voorbereid, opstaat, juicht
en stampt met de voeten, oin plotseling uit die
tasvbare hallucinatie te ontwaken, welke hem
zoo gehanteerd heeft, dat hij er aog dagen mee
rondloopt, er naar snakkend, opnieuw die
emyiie te mogan oudervinder, awerend bij het
tooneoi, htt gBbenedijde toor.eü!! Ja, dit wil een
goed drama zijn, vaarxaar do menbchheid nog
iniaier reikhalzend uitziet, waarnaar zy nog
iiomloopt, tot in haar ditpste iunerste ontroerd,
dat zij daar haar eigen lijden en strijden, ver
moeid door den dichter, aanschouwen mag,
het >heusche" drama, ten spijt van alle
kleinzielige betweters met hun gepraat van :
«Ach, de mensehen willen dat niet meer. De
tyden zy'n veranderd. Ze zoeken wat amu
sement voor hun lieve dnbbel»j^s. Gelooft
ODS: ja moet de zaak zoo licht mogelijk
opvatten. Daar kom je het verste mee." Ja,
het goede drama.... Maar zoo is Paap's
«Koningsrecht" heelemaal niet.
Neen, het mist bijkans al de hoedanigheden,
die men een drama stellen kan. Van voortgang
eerstens is gansch geen sprake: in't begin van
't stuk hooren wy' den molenaar zich beklagen
over het onrecht hem aangedaan en tegen 't
eind zy'n we nog even ver; de handeling
staat volkomen stil. En van eenig dramatisch
conflict is al even weinig te bemerken, zoo min
als van de zoo noodzakelijke styling, wil men
de belangstelling van den toeschouwer gaande
houden, of van wat frischheid van afwisseling
of juist aangebrachte schakeering van licht en
donker. Neen, het is het slepende rechtsgeval
van den molenaar en nog eens en nog eens het
rechtsgeval van den molenaar, wat ons vy'f be
drijven lang boeien moet, en daarbuiten niets,
hoegenaamd niets. Het gaat lijken op 'n taai,
droog processtuk, wnarby men bij ongenblikken
in den dut geraakt, om, zoo nu en dan, bij
een verrassend, nieuw incident weder tot kort
stondige belangstelling te ontwaken.
Ja, waarly'k, bij het aanhooren van
«Koniogsrecht" waant men zich niet in den schouwburg,
maar in de rechtszaal. Doch wat doet het
\óór alles, buiten «He andere beschouwingen
om, zoo weinig een goed drama zy'n? Het
volgende: Wat is by een kunstwerk, wil het
om nu eens by dat woord te bly'ven lècht
op dien naam hebben, een eerste vereischte?
Dat men daarachter eene persoonlijkheid be
speurt, die door zijne qualiteiten buiten het
gewoon slag menschen valt, den artist dus,
d. w z. iemand, die het waagt, wat breeder en
mooier te voel'en en te denken,, dan zy'ne
medemenschen. Ea vinden we dien persoon
achter «Koningsrecht" ? Haelemaal niet l We
maken kennis met een boozen meneer, ach,
een qiasi boozen meneer want heusch
verontwaardigd is hy niet; daarvoor is zyn
geluid te scherp, spreekt er te weinig waar
achtige aandoening uit , men mag zeggen,
'n ietwat kwaadaardigen meneer, die... de
rechtstoestanden in 't koninklyk Pruisen om
trent 1779 schildert ? Neen, hm, nu komen
wy om met een der rechtsgeleerden uit
het stuk mee te spreken eigenlijk pas tot
het »fijae van de zaak.'' Was dat 's heeren
Paap's bedoeling geweest, zoo zou hy' zich,
in objactieve beschouwing, tot de zuivere
schildering dier toestanden bepaald hebben,
ons zoodoend een in elk geval interessant
kijkje in het verleden schenkend. Doch waar
om zich dan zoo heesch geschreeuwd ?
Men hoeft i toch waarachtig niet meer
boos te zijn, om wat reedi zoo lang achter
ocs ligt! Naen, neen, er schuilt nog heel iets
anders achter dit stuk. «Koningsrecht" is niet
geschreven om zy'nzelfs wil, is niet doel
wat een kunstwerk toch, zonder eenige tegen
spraak, dient te zyn , doch slechts middel,
een steek onder water naar de huidige recht
spraak. D.èheeft hij willen aanvallen, d&t was
zy'n doel en «Koningsrecht" is het niet al te
loyale middel daartoe.
Had de schrijver dau maar het heden flink
aar gepakt on dat verleden met rust gelaten i
Zoo had hy misschien beroering in den lande
iMiiMiiiiiiiiiuiimiiHiititiiiHiiiuuiiiiiimiuiiiiliiilimiiiiiiiitit!
40 cents per regel.
MIIIHIIIIIIItUIIIIHIIIIIIIllllllllllllHInltllllllimillllimillMIIIIIIMMlC
Ij KAÜ13T3.VS Watrassin-, Bad Jen- u
| Siaaijkamar-fösuhsïfabriak, Sneek.
f> BED IfKii TO'.iU'OMï'.' m?t 10 jnar gaanu*.
| tie. Le.-rïe sa.bri 1S36 p!, in. 54JÜCS
stollen. Geïllustreerde Pri/jscaurant gratie^
J Ilondsrden be^'i-ea vjn tevredenheid. ^
y Special t e: t i ??>!?:; .--JEÏ.SOÜK LXDlliANTKS.
Dr. JA'-GZii'S ORIS,
Amfterdiini, Kalvcrstr. 157.
Eeiiig specialiteit in des»
'T(f artikelen in gtheel NederL
Grand Vins de Champagne.
ERNESTIRROY,
H e i m s.
Dépjsitaires: B. A.B!PP!NG&Co,,Amstereain,
Kano-, Oipl- en Hnzietalel
Arnhem, Koningspleiii.
VLEUOELS en JflANINÜ'S in Kjcp eu in Duo.
Kc-pf.reeren StDiaiaea Euilfts..
Naamlocze Vennootschap
ATIOMAL GROSDBEZIT '
te 's-G'
Ma^scbappelijk Kapitaa'. . ? 1.000,(;00
U^laatct . . (M), (.00
Reserves
Statuair reservefonds j 10:ï,5ïi.50
J''i>rula voiir afdrij
vingen ...... ' . .. :«>,:; 1 1, :!S' 2
Totan.1 rssor,-e . . ? 1«,11«.S7 -4
DJ X.ïaoiJooze Veru ootscïUij: kt;opt
onroerende goederen in Xadeiïa;/d en
(2ecff. on ik1 r tiK'/.k'hl v;ui ce» t: ii.-U'o,
?l pCt. Ojligatiöa uil, tot dan kuc;b van
'.)<) |,('|., in i-tukken van j' lOOi) en ? 200,
verkrijgbaar te :
's UriÏYt'iiliiijre: ten kantore d- v
Vtrnoo'schap en der Firma
r. j. LAJiDitr.
Amsterdam: 'jij <le Firma
l'KAETOKUS k /,00>.
en cldor.1- ; bij 'ie Agent on IM Co
;'csio..denteüder Vennootschap.